Alkmaarsctie Gaurant
Indische Eroniek.
Donderdag 6 Januari.
FKUILLKTON.
Wie is Edmund Gray
EEBEEE'
[lEEEESEEBBEBBBC
No. 4 1927
Henderd negen en twintigsti Jaargang,
XXIII.
Reizen en trekken. - Naur de
Vorstenlanden. Djocja. Een
lndisch stadje en zLjn sjeer.
Wij zijn, zooals men zich uit mijn vorige
fcroniek zal berinneren, nog altijd gelogeerd)
in het verrukkelijke bergoord Tjisoeroepan
En wellicht heeft de lezer zich onder mijn
bescheiden geleide reeds eenig denkbeeld
fcunnen vormen van de grootsche natuur der
Preanger en tevens ook van de wijze, waar
op men in Indie reist voor zijn genoegen, io-
geert en tochten maaki. Intusschen kan zulk
een denkbeeld toch vooralsnog niet anders
dan oppervlakkig zijn en wij zullen het dus
bij dit bezoek aan de Preanger Regentschap-
pen volstrekt niet laten, doch den lezer ach-
/tereenvolgens meetroonen naar nog eenige
andere voor ons Europeanen bij uitstek be-
,'langwekende streken van Java, the Wonder-
'Sand, zooals de geestdriftige Amerikanen dit
igxoene eiland plegen te noemen, ik hoop la
ter nog eens een dezer kronieken te wij den
aan het toerisme in Indie en zal dan vanz if
het een en ander te vertellen hebben over de
jwijze, waarop o.a. de Yankees dit land be-
reizen. Ik wil daarom nu volstaan met te
zeggen, dat zij er nieestal worden aangetrof
fen, doing Java in three days! Zij plegen dan
naar huis terug te keeren in de waarachtige
overtuiging, dat zij the Dutch East Indies
hebben ,gezien". d.w.z. een gebled ter groot-
te van zestig maal Nederland! Wij zullen
ons natuurlijk voor een dergelijke reiametho-
dte hoeden, doch aan dten anderen kant moet
worden opgemerkt, dat het Indische land
eigenlijk overal schoon en belangwekkend is.
'Een doorkruisen van dit land in alle richtiri-
gen en een beschrijving van al het schoone
zou leiden tot het ontstaan van een dikken
Baedeker, hetgeen zeer zeker ook niet de be-
doeling dezer kronieken is. Daarom zullen
wij den van ouds beproefden gulden midden-
weg kiezen. Wij zullen veronderstellen, dat
de lezer en ik nog enkele weken door de
Preanger bergen hebben gezworven, nog
ettelijke toppen hebben bestegen, dte wonder-
schoone mer°n van Tji Panas, Sitoe Tjang-
koewang en Sitoe Bagendit hebben bevaren,
den wonderschoonen tocht naar Pameung-
.peuk aan de zuidkust van Java hebben ge-
maakt, de fraaie zoogenaamde Engelsche
tuinen op weg naar den Kwah Kamodjan
hebben aanschouwd, en dat wij tenslotte op
zekeren morgen met droefheid in het hart af-
scheid hebben genomen van het lustoord
Tjisoeroepan om te Garoet den express naar
Djocja te nemen.
Midden-Java, de Vorstenlanden zijn nu
ons doel en wij zullen in uiteraard vluchtige
reis-impresseies ons bezoek aan de sultans-
stad Djocja en aan dat wereldvermaarde
bouwwerk, den Boro-boedoer, vastleggen
Wie van Garoet of Bandoeng per irein
naar Midden-Java reist, geniet nog/ eenige
uren van dten tocht door het gewekfige Pre-
anger-berglandschap om tenslotte niet al-
leen aan de lager worden de heuvelrijen doch
ook aan de gestaag toenemende hitte te be-
nrerken, dat hij het gebied' van dit Indische
paradijs heeft verlaten voor de lage vlakten
van Java, waar hem weer de hitte met al
haar ongemakken wacht. Hoe meer wij Djocja
naderen hoe meer onze aandacht wordt ge-
trokken door de suikerrietvelden. Hier ko-
men wij larigzamerhand in het gebied van
'Java's voornaamste Europeesche cultuur, in
het gebied van de suikerindustrie, die, naar
bekend zal zijn, niet in West-Java, doch in
Midden- en Cost-Java wordt bedlreven. In
onafzienbare wuivende velden groeit het
suikerriet tot twee maal manshoogte en hoo-
ger en als wij onze treinreis maken in het
begin van den campagnetijd, aanschouv en
wij hoe de koeiies der fabrieken overal in die
machtige velden als pygmeeen tegen de ti-
tanen der rietstengels vechten en ze met hun
vlijmscherpe kapmessen ten val brengen.
In het middaguur, als de hier nu weer
onverbiddelijke tropenzon haar felste stralen
op den gloeienden bodem brandt, brengt ons
de express het station Djocja binnen. Met
het gebruikelijke uiterlijk van een reiziger,
die een Indische treinreis heeft volbracht,
derhalve zeer nat en zeer vies, stappen wij
met onze bagage in een voertuig, dat wij on
der de bizarre collectie Indische voertuigen,
die wij tot nog toe leerd'en kennen, met had-
den aangetroffen. Het is een soort van
twee kleine paardjes bespannen rijtuig,
Geautoriseerde verlaling naar het
Engelsch van Walter Besant,
door Mej. E. Hoogewerf.
2)
„Checkley" sprak zijn chef, „kijk dit boek
eens in. Crediet-zijde. Vierde boeking. Heb je
het?"
„Edmund Gray, 720 pond," las de klerk.
„Juist. Waarvoor is die wissel? Wie is Ed
mund Gray?"
De klerk keek verrast.
„Ik weet het niet," zei hij.
„Waarom betaalde ik dat geld?"
De klerk schudde het hoofd.
„Heb je naar het boek gekeken, toen je het
op tafel legde?"
De klerk knikte.
„Nu wat dacht je er van?"
,,Ik dacht er in het geheel niets van! Als ik
er iets van gedacht had, dan zou ik gemeend
hebben, dat het uw particuliere zaak was
„Ik wist niet, Checkley, dat ik eenige parti
culiere zaak heb, die jij niet kent."
„Maar dit had toch zoo kunnen zijn?"
„Daar heb je gelijk in. Intusschen is het
niet zoo! En daar het niet zoo is, vraag ik je
andermaal: Wie is die Edmund Gray?"
„Ik weet het niet."
„Heb je ooit gehoord van een Edmund
Gray?"
„Nooit, voor zoover ik weet."
net midden nouat tusscnen een Victoria en
een begrafeniskoets. Het bezit namelijk aan
den achterkant, derhalve achter de kap, on-
geveer een meter van den groncf? een soort
van staanplank, zooals ook onze' Holland-
sche begrafenisrijtuigen bez.iten In stede
echter van onze bekende sombere HHland-
sche biddersfiguren, die zich op zulk een
treeplang zoo correct mogelijk in evenwicht
trachten te houdten, dienen deze instrumenten
te Djocja en omgeving als staanplaats voor
een of twee zoogenaamde katjongs, dat zijn
kleine inlandsche knaapjes, die alien dit ge-
meen hebben, dat zij hoogst onzindelijk zijn,
door een minimum van kleeding bedekt zijn
en de rapheid bezitten van jonge apen. Zij
zijn de helpers van den koetsier, ofschoon
het niet duidelijk is, waarmee of waarin deze
man dient geholpen te worden. Een inlander,
die eenige functie uitoefent, heeft nu eenmaal
altijd iemand noodig, die hem helpt. Een
chauffeur kan b.v. niet zonder zijn kornet.
Deze geeft hem zijn bril aan, drukt op den
gummibal van den hoorn, slaat den motor
voor hem aan en grinnikt om zijn grapjes.
Een Djocjasch koetsier kan niet buiten zijn
katjong, al ware het slechts om zijn zweep
op te rapen, wanneer hij die laat vallen of
om instemmend te jpichen, wanneer hij zijn
paarden mishandtelt op een wijze, die in
Nederland de heele nationale Dierenbeschei'-
ming moord en brand zou doen roepen. Dit
vehikel brengt u naar liet Grand Hotel, het
eenige behoorlijke hotel in deze oude Indische
stad en wanneer gij u door een bad, een co-
pieuze rijsttafel en een fiksche siesta weer
een ander mensch gevoelt, dan is het oogen-
blik gekomen om in uw schoon en stijf ge-
steven witte pak door Djocja te gaan fla-
neeren.
De lezer zal zich herinneren, dat onze er
varing van Indische steden tot nog toe zich
bepaaldte tot Batavia of liever Weltevreden
en Bandoeng. Dat waren moderne steden
vol van lawaai en tumult, auto's en trams,
kakelbonte lichtreclames. Djocja zal de eer-
ste Indische stad zijn, waar wij den indruk
krijgen, dat er in een Indische stad ook in-
derdaad nog een Indische sfeer mogelijk is.
Terwijl wij door de onafzienbaar rechte laan
slenteren, die eigenlijk Djocja's hoofsdtraat
is, voelen wij waarlijk: dit is Indie. Hier
heerscht nog de rustige rust van e?n dteode
Indische hoofdstad, door geen Europeesche
besognes en daverend gerucht uit hare indo-
lentie gewekt. Hier wandtelen met statigen
tred de voorname Javanen en de hofdignita-
rissen uit den kraton in hun kort donker-
blauw jasje (een Etonjasje zouden wij het
noemen, ware het niet tot de kin gesloten
met een opstaanden kraag), den sarong aan
den voorkant een weinig cpgenomen, die kris
achter op de heap half in dten gordtel. Ook
het volk hier in Miden-Java is anders. Het
zijn hier niet de drieste, verbasterdte Maleiers
van Batavia's kust noch de lachende, lucht-
hartige Soendaneezen dter Preanger, hier
ziet men niet in de kleederdracht dte kakel
bonte kleuren, het zijn hier alien Javanen,
gekleed in 'n haast uniforms doodsche kleur
van donkerblauw, zoowel dte jassen en sa
rongs der mannen als de baadjes en sarongs
der'vrc-uwen. Vooral tusschen deze laatsten
en haar ginnegappende opzichtige Soenda-
neesche zusteren bestaat een treffend ver-
schil, niet alleen in kleeding. De vrouw is
hier het lastdier. Men ziet haar langs d
wegen schuifelen, gebukt onder zware vrach-
ten, welke in een doek of sarong geknoopt
op den rug worden gedragen, doch aldus,
dat dte punten van den sarong over de daar
door geheel platgedrukte borst worden ge
knoopt.
Als de avond valt en de _nachtschaduwen
aandrijven onder de hooge waringins, dan
behoeft ge van de eindelooze hoofdlaan, die
tropenzon 01 aon«ergetmt door het indische
bloed. Hier ziet ge in de nauwelijks verlichte
speelzaal aan een eenzaam tafeltje een oudte
'ndische dame baccarat of whist speien met
drie tanige en donkere oudte heere* en op
het terras eenige jongelui achter roode. groe-
ne en gele glaasjes stilzwijigend in dte duis-
ternis staren. In uw hotel teruggekeerd
werkt ge in de stille, drie kwart leege eet-
zaal een menu af, waarop onder een ontzet-
tend mooien Franschen naam een gewone
Indische kip voorkomt en erg veel groenten
uit blik, en daarna slentert ge voor dte
digestie nog eens langs de eindteloozie lange
laan, die nog altijd Djocja's hoofdstraat is,
en komt ge ondanks u zelve tenslotte weer
terecht op het terras der societeit. De secre-
taris van de club, in Indische societeiten een
bezoldigdte functie, meestal uitgeoefend door
een gepensioneerd majoor of controleur van
Indischen bloede, die op Java wenscht te
sterven, is de eenige bezoeker en de kleinste
tegemoetkoming van uw kant is voor den
ouden heer voldoendle om zijn splitje op uw
tafel te laten neerzetten en u dten tijd te kor-
ten met sterk locaal getinte verhalen. Hij
zal u b.v. vertellen hoe ontzaglijk geam-
rneerd en vol l^ven het in deze club is in dte
dagen, dat dte beroemde races worden gehou-
den, hoe dan van heinde en ver suikermag-
naten, cultuurkoningen en geldmenschen,
ook steenrijke Chineezen de speelzalen vul-
len en om fortuinen dobbelen, hoe er tot het
ochtendgloren wordt gedanst en gezongen.
Dat alles is volkomen waar en geenszins
overdreven, maar het is even waar, dat gij
met uw beiden nu de eenige bezoekers zijt en
dat ge na uw dterde of vierde splitje nog
steeds staart in dte duisternissen van palmen
waringins, ondter het accompagnement
□PPPPDIDQ
REGELMATIG EN OP
BEKWAME MANIER
ADVERTEERT IN DE
ALKMAARSCHE COURANT
EE
met
dat
Djocja's hoofdstraat is, slechts eenige passen
links of rechts in dte zijlanen te doen, die
daarop uitloopen, om reeds de stilte te vin-
den, die eigenaardige stilte van eentonigen
krekelzang en hier en daar in de verte het
blaffen van een kamponghond, slechts af en
toe verbroken door het half ondterdrukte
krontjong-gezang van een Indojongen of
een Indo-meisje hier of daar in een flauw
verlicht huis achter veel palm-en of varens.
Dan loopt ge een tijdlang te dwalen in die
bek'.emmende zwoel vochtige atmosfeer der
flauw verlichte lanen en gangen, om einde-
lijk weer terug te keeren naar uw uitgangs-
punt, de eindelooze hoofdstraat, die voert tot
aan dte poorten van den sultanskraton, waar
dte grens is voor uwe toeristen-nieuwsgierig-
heid. En vanzelf zoekt en vindt ge dan uw
toevlucht in dte Djocjasche societeit, waar
zich het eveneens half sluimerende indolente
Europeesche leven concentreert, voor zoover
hier van eenig leven sprake kan zijn. Hier
vindt ge den gepensioneerden assistent-resi-
dent, den cultuurman in ruste, diverse oudte-
re heeren met militaire posturen en gelaten,
roestbruin en geelgevlekt door twintig jaren
en
van krekelzangen. Daarom neemt ge tegen
het middternacLtelijk uur een hartelijk af-
scheid van uw ouden vriend1 en ge slentert
langs dte lange, lage laan naa'r uw hotel.
Hier en daar, waar ge voorbijgaat, schiet
uit een donker slop of pad opeens een oude
heks te voorschijn in het ticht dter booglam-
pen, die met klanken en gebaren wijst op dte
halfvolwassen gestalten in dte schaduwen
daarginds. En als ge zonder op te zien uw
weg vervolgt, klinken uit de d'uisternis jonge
stemmen u achterna, als een laatste poging
tot verleiden. Ook hier in het Oostert, op dit
groene eiland, in dit stille Indische stadje is
de nacht cru en wreed en pestilent, zooals
overal waar menschen zijn. D. B.
Stailsiiieiiws
KAMER VAN KOOPHANDEL EN
FABRIEKEN.
Gisteravond vergaderde ten stadhuize de
K. v. K. en F. voor Hollands Noorderkwar-
tier onder voorzitterschap van den heer S.
W. Arntz. Afwezig waren de heeren Coltof
en Offers, eerstgenoemde met kennisgeving.
Na de opening, waarbij de voorzittter den
leden het welkom toeriep, werden de notulen
van de vergadering van 24 Nov. 1926 goed-
gekeurd.
Nieu w jaarsrede.
Hierna hield de voorzitter een nieuw-
jaarsrede waarin hij ongeveer het volgende
zei:
Alvorens de voornaamste takken van be-
drijf uit ons evgen gewest de revue te laten
passeeren, stond spr. een oogenblik sti'l bij
den algemeeti'en economischen toestand van
het afgeloopen iaar. Den gang van zaken zou
hii niet onverdteeld gunstig durven noemen.
Daar verschitlende facton n een ongunstigen
invloed op de markt uitoefenden, werden in
vele gevallen trancacties afgesloten A gen ge-
Grukte en niet zclden zelfs tegen oncoldoend
geoordeelde prijzen. Met dez? factoren be-
doelde hij o a het kolenconflict in Engeland,
het invoerverbod van versch vleesch in het-
zelfde Rijik, de hooge tariefmuren e ders, als-
mede de Belgische en Fransche valuta-concur-
rentie.
Daar de kolenstakiing nu gelukkig is be-
eindigd, terwijl de valuitastabilisatie in zulk
een mate is teruggekeerd als sedert het uit-
breken van den oorlog nog niet het geval
was en bovendien door onlangs gesloten be-
langengemeenschappen wordt gastreefd naar
regeling van be pa aide markten, terwijl last
but not least, I>uitscMand tot den Volken-
bond werd toegelaten, mogen wij de ver-
wacbting koesteren, dat het jaar 1927 voor
ht herstel van den economischen toestand in
Europa van grocte beteekenie zal zijn.
Ons district, hetwelk uit dten aard der zaak
is aangewezen op den export, speciaal van
zuivel- en tuinbouwproducten, waaronder
spr. thans ook de bloembollen rekende, heeft
de moeilijke taak, te zorgen, dat elik jaar de
opbrengsten worden afgezet daar deze arti-
kelen aan bederf onderhevig zijn.
Trots de genoemde economische moeilijk-
heden in het buitenland werden zeer belang-
„Dit is dus voor het eerst, dat je dien naam
hoorde?'
„Voor het aller-eerst."
„Bedenk eens goed. Is er ook een Edmund
Gray, die op ce een of andere mamer met een
van mijn climten in betiekking staat?"
;,Niet voor zoo ver ik v/eet
„Niet voor zoo ver je week Is er ook een
Edmund Gray op het kantoor werkzaam ge-
weest?"
„Neen gewis niet."
„Wij hebben bet kantoor onlangs zoo met
groote kosten en ongerief laten verven, be-
hangen en witten en kleeden leggen.
Had Edmund Gray ook de leiding van
een van die werkzaamheden?"
,,Neen".
„Is de naam van Edmund Gray ook ge-
noemd in een van de brieven, die hier geko
men zijn?"
Het was algemeen bekend op het kantoor,
dat Checkey alle brieven las, die binnen kwa-
men en dat hij nooit den inhoud van een
enkelen vergat. Als men maar even een brief
opnoemde, kon hijdadelijk vertellen wat er
in stond, al was de brief dan ook twintig jaar
oud.
„Ik heb nooit den naam van Edmund Gray
gehoord, in eenigen brief, of in eenig verband
daarmede," antwoordde de klerk ferm.
„Ik deed je al die vragen, Checkley, omdat
ik er zelf vrijwel zeker van was; maar nu
wilde ik er mij nog geheel van overtuigen
Ik dacht, dat mijn geheugen mij soms in den
steek begon te laten. Kijk den naam nu eens
goed aan."
De klerk kneep de oogen wat dichter, als
rijke hoeveefbeden dezer producten afgezet.
Van eenige artikelen nam de uiitvoer zelfs K-
langrijk toe, doch de prijzen werden danig
ge drukt. Hiervan noemde spr. eenige treffen-
de bpzo-nderlieden. Volgens de maandstatis-
tiek van het Centraal Bureau te VGraven-
hage, bedroeg in de maanden Januari tot en
met November 1925 de totaai-uitvoer van
kaas 74.968 tons, ter waarde van 76.887.000
gulden, tegenover 77.964 tons in hetzelfde
tijdvaik van 1926. Alhoewel dius circa 3 inilli-
oen K.G. meer werd verzonden, daalde de
waande echter in 1926 met ruim 12 millioen
gulden en beliep slechts 64.561 000.
Eenzelfde verschijnsel treft ons bij de ex-
pontcijfers van bloembollen en knoligewassen,
waar van dte uitvoer, vergeleken bij 1925,
over Jan./Nov. 1926 een accres vertoont van
circa 2 millioen kilogram, terwijl de waarde
met circa 6 millioen gulden verminderde.
Deze mindere opbrengst van onze voor
name uitvoerproducteii doet zich in deze om
geving ernstig gevoelen. Zeer onlangs hoor-
den wij dan ook van bevoegde zijde verkla-
ren, „dat de tijden voor de zuiveiboeren niet
gunstiig zijni", terwijl van de resultaten in den
Tuinbouw werd gezegd, ^da*" over de geheele
linie een beduidende acbteruitgang viel waar
te nemen."
Na deze algemeene beschouwiogen, daalde
spr. men in bijzonderheden af tot de be-
drijfstakken van ons eigen district gedurende
het jaar 1926.
De in het winterseizoen 19261926 opge-
slagen groote hoeveelheden kool in de streek
Langendijk, Warmenhuizen en omigeving kon-
d-en tot bevredigende prijzen worden afgezet.
Van gunstigen invloed hierop waren de
levendiige vraag van Amerika en de reeds
vroeg ingevallen vorst.
Vcor de kleinen voorraad wortelen kon-
den zeer goede prijzen bedongen worden, ter
wijl ook voor uien de uit'komsten bevredigend
waren.
De zomerproducten kan men niet anders
dan slecht noemen. De vroege aardappelen
behaalden de eerste 3 a 4 weken, toen Enge
land in de markt was, vrij goede prijzen, doch
deze hielden op, zoodra de vraag van dat
land sterk verminderde en vrijwel alles op
Duitschl'and was aangewezen. De aanvoeren
waren iederen-dag grooter dan de vraag,
zoodat de prijzen vocr de aanvoerders niet
loonend bleven.
De op'brengst van de zomer- en herfstkool
was treurig. Van de eenigszins ver van de
veiiingen gelegen landerijen werd al spoedig
weinig of niets meer aangevoerd, omdat de
kosten van het oogsten en't vervoer door de
opbrenigst niet werden goedgemaakt. Of
schoon de aanvoer aan de veiiingen daar-
door klein bleef, waren de prijzen toch bui-
tengewoon laag.
Alleen kon vanaf het 'begin van October
het tijdstip, waarop de zuurkoolfabrieken
vo'lop begonnen te werken voor de herfst-
wittekool goede prijzen worden gemaakt.
Van de zomerbloemkool waren de resul
taten bevredigend. Van de herfstibloemkool,
tengevolge van den gedeelitelijk mislukten
oogst, daarentegen slecht.
Ook dit jaar zijn er van de diverse winter-
producten groote voorraden opgestapeld. De
inventarisatie, welke jaarlijks op 15 Decem
ber gehourfen wordt, gaf in 1926 ongeveer
duizend wagens van 10.000 K G. meer aan,
dan die van verfeden jaar. In aanmerking
dient echter te worden gen-omen, dat in het
vorige jaar, op dien datum, van den wiwter-
voorraad reed® aardige partijen waren ge-
ruimd, terwijl dit tot nog toe van weinig be-
teekenis is geweest.
De toestand van de tuinderij langs de duin-
streek en in Heiloo, Lhmmen en Castricum
om den naam in nauwer samenvatting te
sluiten, waarna zijn chef voortging:
„Je ziet, dat ik hem een wissel heb gegeven
van 720 pond j pas drie weken geleden. Ik
geef niet maar zoo eens voor een aardigheid
720 pond uit. Toch ben ik in werkelijkheid
de heele zaak vergeten!"
Daar zag hij ook niet naar uit of hij zoo
maar gewoon zeven-honderd-twintig pond
zou weggeven. Integendeel! Zijn ernstig ge-
laat, zijn staal-grijs haar, zijn vast-besloten
lippen, zijn scherpe kalme blik nog daar-
gelaten dan, de orde en regelmaat, waarmee
zijn papieren voor hem geschikt waren uit
dit alles sprak, dat hij daar de man niet
naar was. Juist precies het tegendeel.
„U meent toch niet, sir?" begon Checkley,
met een verandering op het gelaat, die nog
meer van ontzetting, dan van oplettendheid
getuigde „U meent toch niet?"
„Ik meen dit, Checkley: ik ken geen Ed
mund Gray en als de bank zich niet vergist
heeft nu, dan moet er zijn gepleegd
Hoe noemen ze dat ook weer, met den rechts-
term
De klerk hield het bankboek in de hand en
staarde zijn chef aan, met wijd-open oogen.
„Hoe ze dat noemen?Goede bemel!
Ze noemen het vervalsching in geschdfte en
dat voor zeven-honderd-twintig pond! En dat
gepleegd tegenover u! Wat een verschrikke-
lijk iets! O, wat een vreeselijk iets! En
hier, op ons kantoor!"
Checkley scheen niet bij machte in volcfoen-
de mate zijn verbazing uit te drukken.
„Laat eerst eens de teruggekeerde wissels
zien!" r - v
Mr. Dering schreef nooit zijn brieven of
zijn wissels eigenhandig. Hij teekende ze en-
kel. Een klerk schreef de brieven, een ander
de wissels, volgens zijn opgave en dictaat.
Cheeky ging naar zijn eigen kamer en
keerde weer met een pak terugontvangen che
ques. Toen keek hij in de safe, die openstond,
in een hoek van het vertrek en nam het loo-
pende bankboek.
„Hier is het," zei hij. Een wissel met uw
eigen handschrift geschreven, behoorlijk on-
derteekend en behoorlijk geendosseerd. Nu
ziet u ook, waarom ik er niets van wist! Ed
mund Gray esquire of order. Zeven-honderd-
en twintig pond. Uw eigen handschrift en
uw eigen onderteekening."
„Laat eens kijken." Mr Dering nam het
papier en bekeek het aandachtig. Een harde
uitdrukking lewam in zijn oogen. „Noem je
dit mijn handschrift, Checkley?"
„Ikik zou meenen van wel", sta-
melde de klerk. „Laat ik nog eens kijkij! Ja,
ik blijf er bij!" zei hij, fermer.
„Hoe kom je nu zoo dwaas? Wanneer heb
ik ooit zoo geteekend?"
Mr. Derig's handschrift was onmogelijk
door anderen te lezen, dan door zijn eigen
klerken, en dan nog maar enkel, als ze wisten,
wat ze verwachten konden. Dus, als hij in-
sfructies opstelde, in rechtskundige termen,
gaf hij hoofdwoorden maar met voorletters
aan en maake enkele haaltjes voor alle woor-
den er tusschen in; zijn klerken echter ver-
stonden hem heel goed. Had hij een liefdes-
geschiedenis of een klucht, of een ballade, of
een novelle geschreven, dan zou niemand,
noch vriend er iets van begrepen hebben.
was eveneens onigunstig. Het hoofdproduct,
de aardlbeien, gaf een slecbten oogst en lage
prijzen.
Voor de bloemibcllenkweekerij-en is het jaar
1926 over het algemeen niet ongunstig ge
weest. Van de meeste gev/assen was de op-
brengst uits'tekend.
Er on-tstond zelfs een surplus, daar het
aaubod belangrijlk grooter bleek te zijn dan
de vraag. Ofschoon de eind-resultaten voor
de kweekerij-en bevredigend zijn te noemen.
waren de uitkomsten in dit bedrijf over 1925
toch belangrijk beter.
De exporthandel van Limmen en omge
ving heeft zich gedurende het afgeloopen sei-
zoer. weer in gunstigen ztn ontwikkeld. De
verzendingen naar het buitenland konden
regelmatig plaats vinden. De vraag, ofschoon
be'invloed door de mijmwerkersstaking, bleef
in Engeland beverdigend. De lage noteering
van dien franc deed de vraag van Franikrijk
en Belgie ve-rminderen. Andere Rijken, b.v.
Duiischland, Skandinavie en Amerikt, bleken
goede afnemers.
Indien zich geen onverwachte teleurstellin-
gen voordoen, laten de vooruitzichten voor
h?.t komende jaar zich voor de kweekerijen
en den handel niet ongunstig aanzien.
De aanvoer ter Alkmaarsche Kaasmarkt
bedroeg 7.628.434 Kilo in 1926 tegen
7.061.472 Kilo in 1925, alzoo een toename
van 566 962 Kilo in 1926.
De priizen bewogen zich in het begin van
het jaar tot Maart om de f 50, daarna daal-
den deze van Maart tot Juii op 40 tot f 42
en in de maanden Juli tot September tot f 35
tot f 37, om daarna in October tot Novem
ber te stijgen tot 50 per 50 Kilogram.
Duitschland was voor de 40-plus Edammer
kaas in 1926 de belangrijkste afntmer. Van
Januari tot einde November bedroeg ae ex
port naar dat land ruim 8 millioen Kilo, dus
reeds meer dan de totale aanvoer ter Alk
maarsche markt over het geheele jaar 1926.
Van beteekenis was in 1926 ook de uitvoer
van 40-plus Edammer-kaas naar Belgie,
Frankrijik, Groot-Brittannie en Spanje.
De vraag der beide eerstgenoemde landen
schommelde hevig in 't afgeloopen jaar, ter
wijl de export naar Spanie ernstige concur
renitie ondenvindt van andere Rijken, die
gunstiger invoerbepalingen wisten te bedin-
gen dan NederlanJ, zoodat de Kamer nog-
inaals krachtig bij onze regeering heeft aan-
gedrongen om ie trachten de totstanakoming
van een handelsverdrag op den voet van
meesfbegunsteiging te bevorderen. Moge deze
wensch in 1927 eindelitk vervuld worden.
Voor den Land'bouw is 1926 zeer ongun
stig geweest. Alleen oor de groote bedxij-
ven in den eigenliiken Landbouw. den graan-
bouw, was de toestand gunstiger.
Voor het vdw-cidersbedrijf. dat geleideiijk
meer ir. de verdrukking geraakt, waren de
uitkomsten slecht. in het'bijzonder voor de
schapenweidsrs.
In liet melkveehoudersbedrijf waren deze,
tengevolge van de lage kaasprijzen geduren
de de zomermaanden en de lage veeprijzen ir.
het najaar, van dien aard, dat zeer vele-n met
verlies werkten en hex overige dee! weinig of
geen voordeel behaalde. 1
De productie steeg. Het mond- en klauw-
zeer werd gelukkig veel minder en goedaar-
diger dan in't vorige jaar.
De ongunstig^ buitenlandsche financieele
toestand heeft een dusdanigen invloed op d-en
afzet uitgeoefend, dat c.e veehouders in groote
moeilijikheden geraken.
Hooge land- en huu-rprijzen, stijgende be-
lastingen, alsmede hooge kosten van exploi-
tatie, zijn de overige oorzaken van de slechte
uitkomsten van het bedrijf. Vermindering van
andere uitgaven is noodzakelijk geworden,
Maar zijn onderteekening, die was anders.
Het was de onderteekening van de firma. Het
was een onderteekening, honderd-twintig
jaren oud, het was de achttiende eeuwsche on
derteekening met punten en krullen, terwijl
de laatste letter bestond in een fantasie van
pennekunst, afkomstig uit den tijd, toen men
nog wist, hoe te schrijven, uit den decoratieve
periode in de schrijfkunst.
„Twee van de punten staan niet op haai
plaats" zei Checkley, „en de krul is niet ge
heel wat ze wezen moest, maar de wissel zei
ve is geheel met uw hand geschreven" voegch
hij er overtuigd bij.
„Ik had moeten zien, dat er met de onder
teekening iets niet in orde washet is dan ool
niet veel. Maar het schrift is het uwe, daar
zou ik een eed op durven doen."
„Toch is het mijn nandschrift in het geheel
niet. Waar s de stok?"
Checkley sloeg den stok na.
„Welke datum is het ook weer?" vroeg hij
Hier zijn cheques voor den derden en voor
den zesden, maar vamden vierden geen!"
„Laat eens kijken! Vreemd. Er was geei
stok. En de nummers, kwamen niet overeen
met die op de cheque."
„U heeft toch geen ander eheque-boek, is
het wel?"
„Neen, zeker niet."
Mr. Dering zat met de cheque op zijn hand
en keek er naar. Toen vergeleek hij ze met
een onbeschreven cheque.
Wordt vervolgd)
moef gij adverteeren, Indian ge
wenscht dat het pubiiek uw zaak
zal verkiezen bovon die van uw
collega's.
Als gij er prijs op stelt dat uw
zaak steeds meer en meer be
kend wordt, is er ook maar een
middeli ADVERTEEREN.
En wanneer gij eens een bijzon-
dere advertentie wilt plaatsen
ot een speciale reclamo-cam-
pagne wilt beginnen en ge zijt
het niet met uzelt eons, hoe te
handelen, wendt u dan eens tat
ons, we zullen u gaarne van
advies dienen.
sin
e h 9
B E