Alkmaarsctie Gaurant Indische Eroniek. Donderdag 6 Januari. FKUILLKTON. Wie is Edmund Gray EEBEEE' [lEEEESEEBBEBBBC No. 4 1927 Henderd negen en twintigsti Jaargang, XXIII. Reizen en trekken. - Naur de Vorstenlanden. Djocja. Een lndisch stadje en zLjn sjeer. Wij zijn, zooals men zich uit mijn vorige fcroniek zal berinneren, nog altijd gelogeerd) in het verrukkelijke bergoord Tjisoeroepan En wellicht heeft de lezer zich onder mijn bescheiden geleide reeds eenig denkbeeld fcunnen vormen van de grootsche natuur der Preanger en tevens ook van de wijze, waar op men in Indie reist voor zijn genoegen, io- geert en tochten maaki. Intusschen kan zulk een denkbeeld toch vooralsnog niet anders dan oppervlakkig zijn en wij zullen het dus bij dit bezoek aan de Preanger Regentschap- pen volstrekt niet laten, doch den lezer ach- /tereenvolgens meetroonen naar nog eenige andere voor ons Europeanen bij uitstek be- ,'langwekende streken van Java, the Wonder- 'Sand, zooals de geestdriftige Amerikanen dit igxoene eiland plegen te noemen, ik hoop la ter nog eens een dezer kronieken te wij den aan het toerisme in Indie en zal dan vanz if het een en ander te vertellen hebben over de jwijze, waarop o.a. de Yankees dit land be- reizen. Ik wil daarom nu volstaan met te zeggen, dat zij er nieestal worden aangetrof fen, doing Java in three days! Zij plegen dan naar huis terug te keeren in de waarachtige overtuiging, dat zij the Dutch East Indies hebben ,gezien". d.w.z. een gebled ter groot- te van zestig maal Nederland! Wij zullen ons natuurlijk voor een dergelijke reiametho- dte hoeden, doch aan dten anderen kant moet worden opgemerkt, dat het Indische land eigenlijk overal schoon en belangwekkend is. 'Een doorkruisen van dit land in alle richtiri- gen en een beschrijving van al het schoone zou leiden tot het ontstaan van een dikken Baedeker, hetgeen zeer zeker ook niet de be- doeling dezer kronieken is. Daarom zullen wij den van ouds beproefden gulden midden- weg kiezen. Wij zullen veronderstellen, dat de lezer en ik nog enkele weken door de Preanger bergen hebben gezworven, nog ettelijke toppen hebben bestegen, dte wonder- schoone mer°n van Tji Panas, Sitoe Tjang- koewang en Sitoe Bagendit hebben bevaren, den wonderschoonen tocht naar Pameung- .peuk aan de zuidkust van Java hebben ge- maakt, de fraaie zoogenaamde Engelsche tuinen op weg naar den Kwah Kamodjan hebben aanschouwd, en dat wij tenslotte op zekeren morgen met droefheid in het hart af- scheid hebben genomen van het lustoord Tjisoeroepan om te Garoet den express naar Djocja te nemen. Midden-Java, de Vorstenlanden zijn nu ons doel en wij zullen in uiteraard vluchtige reis-impresseies ons bezoek aan de sultans- stad Djocja en aan dat wereldvermaarde bouwwerk, den Boro-boedoer, vastleggen Wie van Garoet of Bandoeng per irein naar Midden-Java reist, geniet nog/ eenige uren van dten tocht door het gewekfige Pre- anger-berglandschap om tenslotte niet al- leen aan de lager worden de heuvelrijen doch ook aan de gestaag toenemende hitte te be- nrerken, dat hij het gebied' van dit Indische paradijs heeft verlaten voor de lage vlakten van Java, waar hem weer de hitte met al haar ongemakken wacht. Hoe meer wij Djocja naderen hoe meer onze aandacht wordt ge- trokken door de suikerrietvelden. Hier ko- men wij larigzamerhand in het gebied van 'Java's voornaamste Europeesche cultuur, in het gebied van de suikerindustrie, die, naar bekend zal zijn, niet in West-Java, doch in Midden- en Cost-Java wordt bedlreven. In onafzienbare wuivende velden groeit het suikerriet tot twee maal manshoogte en hoo- ger en als wij onze treinreis maken in het begin van den campagnetijd, aanschouv en wij hoe de koeiies der fabrieken overal in die machtige velden als pygmeeen tegen de ti- tanen der rietstengels vechten en ze met hun vlijmscherpe kapmessen ten val brengen. In het middaguur, als de hier nu weer onverbiddelijke tropenzon haar felste stralen op den gloeienden bodem brandt, brengt ons de express het station Djocja binnen. Met het gebruikelijke uiterlijk van een reiziger, die een Indische treinreis heeft volbracht, derhalve zeer nat en zeer vies, stappen wij met onze bagage in een voertuig, dat wij on der de bizarre collectie Indische voertuigen, die wij tot nog toe leerd'en kennen, met had- den aangetroffen. Het is een soort van twee kleine paardjes bespannen rijtuig, Geautoriseerde verlaling naar het Engelsch van Walter Besant, door Mej. E. Hoogewerf. 2) „Checkley" sprak zijn chef, „kijk dit boek eens in. Crediet-zijde. Vierde boeking. Heb je het?" „Edmund Gray, 720 pond," las de klerk. „Juist. Waarvoor is die wissel? Wie is Ed mund Gray?" De klerk keek verrast. „Ik weet het niet," zei hij. „Waarom betaalde ik dat geld?" De klerk schudde het hoofd. „Heb je naar het boek gekeken, toen je het op tafel legde?" De klerk knikte. „Nu wat dacht je er van?" ,,Ik dacht er in het geheel niets van! Als ik er iets van gedacht had, dan zou ik gemeend hebben, dat het uw particuliere zaak was „Ik wist niet, Checkley, dat ik eenige parti culiere zaak heb, die jij niet kent." „Maar dit had toch zoo kunnen zijn?" „Daar heb je gelijk in. Intusschen is het niet zoo! En daar het niet zoo is, vraag ik je andermaal: Wie is die Edmund Gray?" „Ik weet het niet." „Heb je ooit gehoord van een Edmund Gray?" „Nooit, voor zoover ik weet." net midden nouat tusscnen een Victoria en een begrafeniskoets. Het bezit namelijk aan den achterkant, derhalve achter de kap, on- geveer een meter van den groncf? een soort van staanplank, zooals ook onze' Holland- sche begrafenisrijtuigen bez.iten In stede echter van onze bekende sombere HHland- sche biddersfiguren, die zich op zulk een treeplang zoo correct mogelijk in evenwicht trachten te houdten, dienen deze instrumenten te Djocja en omgeving als staanplaats voor een of twee zoogenaamde katjongs, dat zijn kleine inlandsche knaapjes, die alien dit ge- meen hebben, dat zij hoogst onzindelijk zijn, door een minimum van kleeding bedekt zijn en de rapheid bezitten van jonge apen. Zij zijn de helpers van den koetsier, ofschoon het niet duidelijk is, waarmee of waarin deze man dient geholpen te worden. Een inlander, die eenige functie uitoefent, heeft nu eenmaal altijd iemand noodig, die hem helpt. Een chauffeur kan b.v. niet zonder zijn kornet. Deze geeft hem zijn bril aan, drukt op den gummibal van den hoorn, slaat den motor voor hem aan en grinnikt om zijn grapjes. Een Djocjasch koetsier kan niet buiten zijn katjong, al ware het slechts om zijn zweep op te rapen, wanneer hij die laat vallen of om instemmend te jpichen, wanneer hij zijn paarden mishandtelt op een wijze, die in Nederland de heele nationale Dierenbeschei'- ming moord en brand zou doen roepen. Dit vehikel brengt u naar liet Grand Hotel, het eenige behoorlijke hotel in deze oude Indische stad en wanneer gij u door een bad, een co- pieuze rijsttafel en een fiksche siesta weer een ander mensch gevoelt, dan is het oogen- blik gekomen om in uw schoon en stijf ge- steven witte pak door Djocja te gaan fla- neeren. De lezer zal zich herinneren, dat onze er varing van Indische steden tot nog toe zich bepaaldte tot Batavia of liever Weltevreden en Bandoeng. Dat waren moderne steden vol van lawaai en tumult, auto's en trams, kakelbonte lichtreclames. Djocja zal de eer- ste Indische stad zijn, waar wij den indruk krijgen, dat er in een Indische stad ook in- derdaad nog een Indische sfeer mogelijk is. Terwijl wij door de onafzienbaar rechte laan slenteren, die eigenlijk Djocja's hoofsdtraat is, voelen wij waarlijk: dit is Indie. Hier heerscht nog de rustige rust van e?n dteode Indische hoofdstad, door geen Europeesche besognes en daverend gerucht uit hare indo- lentie gewekt. Hier wandtelen met statigen tred de voorname Javanen en de hofdignita- rissen uit den kraton in hun kort donker- blauw jasje (een Etonjasje zouden wij het noemen, ware het niet tot de kin gesloten met een opstaanden kraag), den sarong aan den voorkant een weinig cpgenomen, die kris achter op de heap half in dten gordtel. Ook het volk hier in Miden-Java is anders. Het zijn hier niet de drieste, verbasterdte Maleiers van Batavia's kust noch de lachende, lucht- hartige Soendaneezen dter Preanger, hier ziet men niet in de kleederdracht dte kakel bonte kleuren, het zijn hier alien Javanen, gekleed in 'n haast uniforms doodsche kleur van donkerblauw, zoowel dte jassen en sa rongs der mannen als de baadjes en sarongs der'vrc-uwen. Vooral tusschen deze laatsten en haar ginnegappende opzichtige Soenda- neesche zusteren bestaat een treffend ver- schil, niet alleen in kleeding. De vrouw is hier het lastdier. Men ziet haar langs d wegen schuifelen, gebukt onder zware vrach- ten, welke in een doek of sarong geknoopt op den rug worden gedragen, doch aldus, dat dte punten van den sarong over de daar door geheel platgedrukte borst worden ge knoopt. Als de avond valt en de _nachtschaduwen aandrijven onder de hooge waringins, dan behoeft ge van de eindelooze hoofdlaan, die tropenzon 01 aon«ergetmt door het indische bloed. Hier ziet ge in de nauwelijks verlichte speelzaal aan een eenzaam tafeltje een oudte 'ndische dame baccarat of whist speien met drie tanige en donkere oudte heere* en op het terras eenige jongelui achter roode. groe- ne en gele glaasjes stilzwijigend in dte duis- ternis staren. In uw hotel teruggekeerd werkt ge in de stille, drie kwart leege eet- zaal een menu af, waarop onder een ontzet- tend mooien Franschen naam een gewone Indische kip voorkomt en erg veel groenten uit blik, en daarna slentert ge voor dte digestie nog eens langs de eindteloozie lange laan, die nog altijd Djocja's hoofdstraat is, en komt ge ondanks u zelve tenslotte weer terecht op het terras der societeit. De secre- taris van de club, in Indische societeiten een bezoldigdte functie, meestal uitgeoefend door een gepensioneerd majoor of controleur van Indischen bloede, die op Java wenscht te sterven, is de eenige bezoeker en de kleinste tegemoetkoming van uw kant is voor den ouden heer voldoendle om zijn splitje op uw tafel te laten neerzetten en u dten tijd te kor- ten met sterk locaal getinte verhalen. Hij zal u b.v. vertellen hoe ontzaglijk geam- rneerd en vol l^ven het in deze club is in dte dagen, dat dte beroemde races worden gehou- den, hoe dan van heinde en ver suikermag- naten, cultuurkoningen en geldmenschen, ook steenrijke Chineezen de speelzalen vul- len en om fortuinen dobbelen, hoe er tot het ochtendgloren wordt gedanst en gezongen. Dat alles is volkomen waar en geenszins overdreven, maar het is even waar, dat gij met uw beiden nu de eenige bezoekers zijt en dat ge na uw dterde of vierde splitje nog steeds staart in dte duisternissen van palmen waringins, ondter het accompagnement □PPPPDIDQ REGELMATIG EN OP BEKWAME MANIER ADVERTEERT IN DE ALKMAARSCHE COURANT EE met dat Djocja's hoofdstraat is, slechts eenige passen links of rechts in dte zijlanen te doen, die daarop uitloopen, om reeds de stilte te vin- den, die eigenaardige stilte van eentonigen krekelzang en hier en daar in de verte het blaffen van een kamponghond, slechts af en toe verbroken door het half ondterdrukte krontjong-gezang van een Indojongen of een Indo-meisje hier of daar in een flauw verlicht huis achter veel palm-en of varens. Dan loopt ge een tijdlang te dwalen in die bek'.emmende zwoel vochtige atmosfeer der flauw verlichte lanen en gangen, om einde- lijk weer terug te keeren naar uw uitgangs- punt, de eindelooze hoofdstraat, die voert tot aan dte poorten van den sultanskraton, waar dte grens is voor uwe toeristen-nieuwsgierig- heid. En vanzelf zoekt en vindt ge dan uw toevlucht in dte Djocjasche societeit, waar zich het eveneens half sluimerende indolente Europeesche leven concentreert, voor zoover hier van eenig leven sprake kan zijn. Hier vindt ge den gepensioneerden assistent-resi- dent, den cultuurman in ruste, diverse oudte- re heeren met militaire posturen en gelaten, roestbruin en geelgevlekt door twintig jaren en van krekelzangen. Daarom neemt ge tegen het middternacLtelijk uur een hartelijk af- scheid van uw ouden vriend1 en ge slentert langs dte lange, lage laan naa'r uw hotel. Hier en daar, waar ge voorbijgaat, schiet uit een donker slop of pad opeens een oude heks te voorschijn in het ticht dter booglam- pen, die met klanken en gebaren wijst op dte halfvolwassen gestalten in dte schaduwen daarginds. En als ge zonder op te zien uw weg vervolgt, klinken uit de d'uisternis jonge stemmen u achterna, als een laatste poging tot verleiden. Ook hier in het Oostert, op dit groene eiland, in dit stille Indische stadje is de nacht cru en wreed en pestilent, zooals overal waar menschen zijn. D. B. Stailsiiieiiws KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN. Gisteravond vergaderde ten stadhuize de K. v. K. en F. voor Hollands Noorderkwar- tier onder voorzitterschap van den heer S. W. Arntz. Afwezig waren de heeren Coltof en Offers, eerstgenoemde met kennisgeving. Na de opening, waarbij de voorzittter den leden het welkom toeriep, werden de notulen van de vergadering van 24 Nov. 1926 goed- gekeurd. Nieu w jaarsrede. Hierna hield de voorzitter een nieuw- jaarsrede waarin hij ongeveer het volgende zei: Alvorens de voornaamste takken van be- drijf uit ons evgen gewest de revue te laten passeeren, stond spr. een oogenblik sti'l bij den algemeeti'en economischen toestand van het afgeloopen iaar. Den gang van zaken zou hii niet onverdteeld gunstig durven noemen. Daar verschitlende facton n een ongunstigen invloed op de markt uitoefenden, werden in vele gevallen trancacties afgesloten A gen ge- Grukte en niet zclden zelfs tegen oncoldoend geoordeelde prijzen. Met dez? factoren be- doelde hij o a het kolenconflict in Engeland, het invoerverbod van versch vleesch in het- zelfde Rijik, de hooge tariefmuren e ders, als- mede de Belgische en Fransche valuta-concur- rentie. Daar de kolenstakiing nu gelukkig is be- eindigd, terwijl de valuitastabilisatie in zulk een mate is teruggekeerd als sedert het uit- breken van den oorlog nog niet het geval was en bovendien door onlangs gesloten be- langengemeenschappen wordt gastreefd naar regeling van be pa aide markten, terwijl last but not least, I>uitscMand tot den Volken- bond werd toegelaten, mogen wij de ver- wacbting koesteren, dat het jaar 1927 voor ht herstel van den economischen toestand in Europa van grocte beteekenie zal zijn. Ons district, hetwelk uit dten aard der zaak is aangewezen op den export, speciaal van zuivel- en tuinbouwproducten, waaronder spr. thans ook de bloembollen rekende, heeft de moeilijke taak, te zorgen, dat elik jaar de opbrengsten worden afgezet daar deze arti- kelen aan bederf onderhevig zijn. Trots de genoemde economische moeilijk- heden in het buitenland werden zeer belang- „Dit is dus voor het eerst, dat je dien naam hoorde?' „Voor het aller-eerst." „Bedenk eens goed. Is er ook een Edmund Gray, die op ce een of andere mamer met een van mijn climten in betiekking staat?" ;,Niet voor zoo ver ik v/eet „Niet voor zoo ver je week Is er ook een Edmund Gray op het kantoor werkzaam ge- weest?" „Neen gewis niet." „Wij hebben bet kantoor onlangs zoo met groote kosten en ongerief laten verven, be- hangen en witten en kleeden leggen. Had Edmund Gray ook de leiding van een van die werkzaamheden?" ,,Neen". „Is de naam van Edmund Gray ook ge- noemd in een van de brieven, die hier geko men zijn?" Het was algemeen bekend op het kantoor, dat Checkey alle brieven las, die binnen kwa- men en dat hij nooit den inhoud van een enkelen vergat. Als men maar even een brief opnoemde, kon hijdadelijk vertellen wat er in stond, al was de brief dan ook twintig jaar oud. „Ik heb nooit den naam van Edmund Gray gehoord, in eenigen brief, of in eenig verband daarmede," antwoordde de klerk ferm. „Ik deed je al die vragen, Checkley, omdat ik er zelf vrijwel zeker van was; maar nu wilde ik er mij nog geheel van overtuigen Ik dacht, dat mijn geheugen mij soms in den steek begon te laten. Kijk den naam nu eens goed aan." De klerk kneep de oogen wat dichter, als rijke hoeveefbeden dezer producten afgezet. Van eenige artikelen nam de uiitvoer zelfs K- langrijk toe, doch de prijzen werden danig ge drukt. Hiervan noemde spr. eenige treffen- de bpzo-nderlieden. Volgens de maandstatis- tiek van het Centraal Bureau te VGraven- hage, bedroeg in de maanden Januari tot en met November 1925 de totaai-uitvoer van kaas 74.968 tons, ter waarde van 76.887.000 gulden, tegenover 77.964 tons in hetzelfde tijdvaik van 1926. Alhoewel dius circa 3 inilli- oen K.G. meer werd verzonden, daalde de waande echter in 1926 met ruim 12 millioen gulden en beliep slechts 64.561 000. Eenzelfde verschijnsel treft ons bij de ex- pontcijfers van bloembollen en knoligewassen, waar van dte uitvoer, vergeleken bij 1925, over Jan./Nov. 1926 een accres vertoont van circa 2 millioen kilogram, terwijl de waarde met circa 6 millioen gulden verminderde. Deze mindere opbrengst van onze voor name uitvoerproducteii doet zich in deze om geving ernstig gevoelen. Zeer onlangs hoor- den wij dan ook van bevoegde zijde verkla- ren, „dat de tijden voor de zuiveiboeren niet gunstiig zijni", terwijl van de resultaten in den Tuinbouw werd gezegd, ^da*" over de geheele linie een beduidende acbteruitgang viel waar te nemen." Na deze algemeene beschouwiogen, daalde spr. men in bijzonderheden af tot de be- drijfstakken van ons eigen district gedurende het jaar 1926. De in het winterseizoen 19261926 opge- slagen groote hoeveelheden kool in de streek Langendijk, Warmenhuizen en omigeving kon- d-en tot bevredigende prijzen worden afgezet. Van gunstigen invloed hierop waren de levendiige vraag van Amerika en de reeds vroeg ingevallen vorst. Vcor de kleinen voorraad wortelen kon- den zeer goede prijzen bedongen worden, ter wijl ook voor uien de uit'komsten bevredigend waren. De zomerproducten kan men niet anders dan slecht noemen. De vroege aardappelen behaalden de eerste 3 a 4 weken, toen Enge land in de markt was, vrij goede prijzen, doch deze hielden op, zoodra de vraag van dat land sterk verminderde en vrijwel alles op Duitschl'and was aangewezen. De aanvoeren waren iederen-dag grooter dan de vraag, zoodat de prijzen vocr de aanvoerders niet loonend bleven. De op'brengst van de zomer- en herfstkool was treurig. Van de eenigszins ver van de veiiingen gelegen landerijen werd al spoedig weinig of niets meer aangevoerd, omdat de kosten van het oogsten en't vervoer door de opbrenigst niet werden goedgemaakt. Of schoon de aanvoer aan de veiiingen daar- door klein bleef, waren de prijzen toch bui- tengewoon laag. Alleen kon vanaf het 'begin van October het tijdstip, waarop de zuurkoolfabrieken vo'lop begonnen te werken voor de herfst- wittekool goede prijzen worden gemaakt. Van de zomerbloemkool waren de resul taten bevredigend. Van de herfstibloemkool, tengevolge van den gedeelitelijk mislukten oogst, daarentegen slecht. Ook dit jaar zijn er van de diverse winter- producten groote voorraden opgestapeld. De inventarisatie, welke jaarlijks op 15 Decem ber gehourfen wordt, gaf in 1926 ongeveer duizend wagens van 10.000 K G. meer aan, dan die van verfeden jaar. In aanmerking dient echter te worden gen-omen, dat in het vorige jaar, op dien datum, van den wiwter- voorraad reed® aardige partijen waren ge- ruimd, terwijl dit tot nog toe van weinig be- teekenis is geweest. De toestand van de tuinderij langs de duin- streek en in Heiloo, Lhmmen en Castricum om den naam in nauwer samenvatting te sluiten, waarna zijn chef voortging: „Je ziet, dat ik hem een wissel heb gegeven van 720 pond j pas drie weken geleden. Ik geef niet maar zoo eens voor een aardigheid 720 pond uit. Toch ben ik in werkelijkheid de heele zaak vergeten!" Daar zag hij ook niet naar uit of hij zoo maar gewoon zeven-honderd-twintig pond zou weggeven. Integendeel! Zijn ernstig ge- laat, zijn staal-grijs haar, zijn vast-besloten lippen, zijn scherpe kalme blik nog daar- gelaten dan, de orde en regelmaat, waarmee zijn papieren voor hem geschikt waren uit dit alles sprak, dat hij daar de man niet naar was. Juist precies het tegendeel. „U meent toch niet, sir?" begon Checkley, met een verandering op het gelaat, die nog meer van ontzetting, dan van oplettendheid getuigde „U meent toch niet?" „Ik meen dit, Checkley: ik ken geen Ed mund Gray en als de bank zich niet vergist heeft nu, dan moet er zijn gepleegd Hoe noemen ze dat ook weer, met den rechts- term De klerk hield het bankboek in de hand en staarde zijn chef aan, met wijd-open oogen. „Hoe ze dat noemen?Goede bemel! Ze noemen het vervalsching in geschdfte en dat voor zeven-honderd-twintig pond! En dat gepleegd tegenover u! Wat een verschrikke- lijk iets! O, wat een vreeselijk iets! En hier, op ons kantoor!" Checkley scheen niet bij machte in volcfoen- de mate zijn verbazing uit te drukken. „Laat eerst eens de teruggekeerde wissels zien!" r - v Mr. Dering schreef nooit zijn brieven of zijn wissels eigenhandig. Hij teekende ze en- kel. Een klerk schreef de brieven, een ander de wissels, volgens zijn opgave en dictaat. Cheeky ging naar zijn eigen kamer en keerde weer met een pak terugontvangen che ques. Toen keek hij in de safe, die openstond, in een hoek van het vertrek en nam het loo- pende bankboek. „Hier is het," zei hij. Een wissel met uw eigen handschrift geschreven, behoorlijk on- derteekend en behoorlijk geendosseerd. Nu ziet u ook, waarom ik er niets van wist! Ed mund Gray esquire of order. Zeven-honderd- en twintig pond. Uw eigen handschrift en uw eigen onderteekening." „Laat eens kijken." Mr Dering nam het papier en bekeek het aandachtig. Een harde uitdrukking lewam in zijn oogen. „Noem je dit mijn handschrift, Checkley?" „Ikik zou meenen van wel", sta- melde de klerk. „Laat ik nog eens kijkij! Ja, ik blijf er bij!" zei hij, fermer. „Hoe kom je nu zoo dwaas? Wanneer heb ik ooit zoo geteekend?" Mr. Derig's handschrift was onmogelijk door anderen te lezen, dan door zijn eigen klerken, en dan nog maar enkel, als ze wisten, wat ze verwachten konden. Dus, als hij in- sfructies opstelde, in rechtskundige termen, gaf hij hoofdwoorden maar met voorletters aan en maake enkele haaltjes voor alle woor- den er tusschen in; zijn klerken echter ver- stonden hem heel goed. Had hij een liefdes- geschiedenis of een klucht, of een ballade, of een novelle geschreven, dan zou niemand, noch vriend er iets van begrepen hebben. was eveneens onigunstig. Het hoofdproduct, de aardlbeien, gaf een slecbten oogst en lage prijzen. Voor de bloemibcllenkweekerij-en is het jaar 1926 over het algemeen niet ongunstig ge weest. Van de meeste gev/assen was de op- brengst uits'tekend. Er on-tstond zelfs een surplus, daar het aaubod belangrijlk grooter bleek te zijn dan de vraag. Ofschoon de eind-resultaten voor de kweekerij-en bevredigend zijn te noemen. waren de uitkomsten in dit bedrijf over 1925 toch belangrijk beter. De exporthandel van Limmen en omge ving heeft zich gedurende het afgeloopen sei- zoer. weer in gunstigen ztn ontwikkeld. De verzendingen naar het buitenland konden regelmatig plaats vinden. De vraag, ofschoon be'invloed door de mijmwerkersstaking, bleef in Engeland beverdigend. De lage noteering van dien franc deed de vraag van Franikrijk en Belgie ve-rminderen. Andere Rijken, b.v. Duiischland, Skandinavie en Amerikt, bleken goede afnemers. Indien zich geen onverwachte teleurstellin- gen voordoen, laten de vooruitzichten voor h?.t komende jaar zich voor de kweekerijen en den handel niet ongunstig aanzien. De aanvoer ter Alkmaarsche Kaasmarkt bedroeg 7.628.434 Kilo in 1926 tegen 7.061.472 Kilo in 1925, alzoo een toename van 566 962 Kilo in 1926. De priizen bewogen zich in het begin van het jaar tot Maart om de f 50, daarna daal- den deze van Maart tot Juii op 40 tot f 42 en in de maanden Juli tot September tot f 35 tot f 37, om daarna in October tot Novem ber te stijgen tot 50 per 50 Kilogram. Duitschland was voor de 40-plus Edammer kaas in 1926 de belangrijkste afntmer. Van Januari tot einde November bedroeg ae ex port naar dat land ruim 8 millioen Kilo, dus reeds meer dan de totale aanvoer ter Alk maarsche markt over het geheele jaar 1926. Van beteekenis was in 1926 ook de uitvoer van 40-plus Edammer-kaas naar Belgie, Frankrijik, Groot-Brittannie en Spanje. De vraag der beide eerstgenoemde landen schommelde hevig in 't afgeloopen jaar, ter wijl de export naar Spanie ernstige concur renitie ondenvindt van andere Rijken, die gunstiger invoerbepalingen wisten te bedin- gen dan NederlanJ, zoodat de Kamer nog- inaals krachtig bij onze regeering heeft aan- gedrongen om ie trachten de totstanakoming van een handelsverdrag op den voet van meesfbegunsteiging te bevorderen. Moge deze wensch in 1927 eindelitk vervuld worden. Voor den Land'bouw is 1926 zeer ongun stig geweest. Alleen oor de groote bedxij- ven in den eigenliiken Landbouw. den graan- bouw, was de toestand gunstiger. Voor het vdw-cidersbedrijf. dat geleideiijk meer ir. de verdrukking geraakt, waren de uitkomsten slecht. in het'bijzonder voor de schapenweidsrs. In liet melkveehoudersbedrijf waren deze, tengevolge van de lage kaasprijzen geduren de de zomermaanden en de lage veeprijzen ir. het najaar, van dien aard, dat zeer vele-n met verlies werkten en hex overige dee! weinig of geen voordeel behaalde. 1 De productie steeg. Het mond- en klauw- zeer werd gelukkig veel minder en goedaar- diger dan in't vorige jaar. De ongunstig^ buitenlandsche financieele toestand heeft een dusdanigen invloed op d-en afzet uitgeoefend, dat c.e veehouders in groote moeilijikheden geraken. Hooge land- en huu-rprijzen, stijgende be- lastingen, alsmede hooge kosten van exploi- tatie, zijn de overige oorzaken van de slechte uitkomsten van het bedrijf. Vermindering van andere uitgaven is noodzakelijk geworden, Maar zijn onderteekening, die was anders. Het was de onderteekening van de firma. Het was een onderteekening, honderd-twintig jaren oud, het was de achttiende eeuwsche on derteekening met punten en krullen, terwijl de laatste letter bestond in een fantasie van pennekunst, afkomstig uit den tijd, toen men nog wist, hoe te schrijven, uit den decoratieve periode in de schrijfkunst. „Twee van de punten staan niet op haai plaats" zei Checkley, „en de krul is niet ge heel wat ze wezen moest, maar de wissel zei ve is geheel met uw hand geschreven" voegch hij er overtuigd bij. „Ik had moeten zien, dat er met de onder teekening iets niet in orde washet is dan ool niet veel. Maar het schrift is het uwe, daar zou ik een eed op durven doen." „Toch is het mijn nandschrift in het geheel niet. Waar s de stok?" Checkley sloeg den stok na. „Welke datum is het ook weer?" vroeg hij Hier zijn cheques voor den derden en voor den zesden, maar vamden vierden geen!" „Laat eens kijken! Vreemd. Er was geei stok. En de nummers, kwamen niet overeen met die op de cheque." „U heeft toch geen ander eheque-boek, is het wel?" „Neen, zeker niet." Mr. Dering zat met de cheque op zijn hand en keek er naar. Toen vergeleek hij ze met een onbeschreven cheque. Wordt vervolgd) moef gij adverteeren, Indian ge wenscht dat het pubiiek uw zaak zal verkiezen bovon die van uw collega's. Als gij er prijs op stelt dat uw zaak steeds meer en meer be kend wordt, is er ook maar een middeli ADVERTEEREN. En wanneer gij eens een bijzon- dere advertentie wilt plaatsen ot een speciale reclamo-cam- pagne wilt beginnen en ge zijt het niet met uzelt eons, hoe te handelen, wendt u dan eens tat ons, we zullen u gaarne van advies dienen. sin e h 9 B E

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1927 | | pagina 5