Alkmaarsche Courant
Geen eenzijdip onlwapening.
11 su i SSS
I
Be ZiekenSimsplanDeii.
FEU1LLET0N.
Wie is Edmund Gray
R
Htntitrd Negen in Twintigste Jaargang.
Yrjjdag 18 Februari.
Radio-hoekje
Stacisn&euws
Ke.41. 1927
Zaterdag 19 FebruarL
Hilversum, 1050 M. 12.- Politieberichten.
4._5.Concert door het H. D. O.-orkest.
5 _5 30 Duitsche les voor beginners. 5.30—
6— Concert. Operetteprogramma. 6.45—
7.46 Boekhoudles. 7.45 Politieberichten.
10.30 Persberichten. 8.10 V.AR. A.-avonc
Avond aangeboden door de S. D. A. P. en
V V-besturen. Spreker de heer v. Zadel-
hoff over: Het ontwapeningswetsontwerp
van'de S. D. A. P.-kamerfractie in ons land
i|0 40 Uitzending van de illustratieve film
muziek in de Cinema Royal te Amsterdam.
Orkest onder leiding van Hugo de Groot.
Daventry, 1600 M. 3.10 Chelsea tegen
Burnley. De viifdte Round Cup Tie. Voetbal-
wedstriid. 5.- Concert. Militaire band en E.
Lewis, sopraan. A. Moore en B. Hitchen,
basduetten. 5.20 Franscbc novellen. 5.35
Kinderuurtje. 6.20 Dansmuziek. 6.50 lqd-
gein, weerberidht, nieuws. 7.05 Danstnuziek.
7 20 Causerie. 7.35 Pianasonates van Mo
zart. 7.45 Lezing: Royal navy v. R.A.F. S.Oo
Weensch programima. De werken van_Stiauss
door het symphonie-orkest. 9.20 lijdsein,
weerbericht, nieuws. 9.35 Korte vooi lezing,
9.50 Daily Express", gemeenschapszang
uitvoering. Begeleiding van het Symphonic
orkest. 10.50—12.20 Dansmuziek van, het
^Parijs „Radio-Paris"1750 M. 10.50—
1120 Nieuws, muziek. 12.50—2.10 Concert.
Orkest Locatedi en Mile. Laloue, zang. 5.0o
—5.55 Concert. Radio Symphonic Jazz 8 50
Galaeoncert. Groot orkest, vocale en instru
ment. solisten, jazzband.
Langenberg, 469 M. 10.20—11.20 Beel-
hoven-feest. Solisten-concert (sopraan, alt, te
nor, bas). Bach-koor. 12.50—1.50 Gramo-
foomnuziek. 4.20-5.15 Orkestconcert 7 20
8.20 Declamaties door H. Muhlhofer. 8
10.20 Vroolijke avond. 10.3012.20 Dans
muziek in de Bastei Keulen.
Konigswusterhausen, i300 M. 2.50—7 Tb
Lezingen en lessen. 7.50 E. Watteyne, liedjes
bii de luit. O. Wunderlich, guitaar. Th. Blu
nter, piano en vioo-1. 8.50 Militair concert
Hamburg, 394.7 M. 11.50 1.20 Orkest
concert. 1.25—2.10 Kamermuziek. 3 35
4 20 Oldenburger humor. 5.20—6.20 Orkes'-
concert. 7.20—11.10 „De Sabijnsche Maag
denroof", klucht in 4 acten. Daarna dansmu-
ZKBrussel, 509 M. en Antwerpen, 266^M
5 206.20 Orkestconcert. 8.50
cert. Orkest en solisten.
-10.30 Con-
De heer G. schrijft ons:
De leuze tot ontwapening wordt in een be-
paald gedeelte van het Nederlandsche volk
populate.
Zeer begrijpelijk.
Wannetr de oorlog met al zijn rampen, die
geluk en welvaren vernietigen, voorkomen
San worden door ontwapening, dan ware het
een niet genoeg te laken plichtsverzuim,
daarmee 00k maar een dag te wachten. Maar
het vrede op aarde is nog niet algemeen, het
,0-eloof aai. een tcestand, waarin wapen-
aeweld tot het verleden zal behooren, is aller-
minst overheerschend. De Volkenbond, die
zoo veel en zoo lang het kan, oorlog wil
voorkomen, ligt ieder lid de verplichting op
een weermacht in stand te houden, een con-
tingent, dat moet dienen, om eigengerecnuge
raachten, die zich kunnen laten meesleepen
door ruwe gevoelens, die zich willen uiten in
geweld te bedwingen. Buiten den Volken
bond om zelfstandig te besluiten tot veimin-
dering van bewapening wordt door leidendc
staatslieden, die toch waarachtig 00k liever
vrede dan oorlog hebben, in diplomatie.ce
taal ongewenscht, met practische woorden
gevaatlijk, geacht. Men denke aan de voor-
stellen van Coolidge, waartegen 00k in
Amerika zeli stem-men opgaan, die bij de
groote mogendheden met een afwerend ge-
baar zijn ontvangen. Die mogendheden, ge-
drukt onder een groote schuldeniast, begrij-
pen dat een te ver gaande vermindering varf
de weermacht te gevaarlijk kan zijn; de prac
tische staatslieden, die van het besturen van
den staat een levenstaak hebben gemaakt, zij
zien het gevaar in en weigeren over te gaan,
tot iets, wat voor hun land, hun welvaren
gevaarlijker kan worden, dan het instand-
houden van een vloot, een leger, hoe moei-
lijk dit laatste hun dit vait.
van hun kinderen den raad in van een medi
cus, niet van een zich als deskundig opwer-
pende leek, van een kwakzalver. Hel*as,
tot het beoordeelen van wat voor den staat
noodzaikelijk is, acht ieder zich bevoegd, al
laat hij zijn gedachten overigens alechts gaan
over het besturen van de ploeg, het leiden
van een zaak, of het organiseeren van een
vereeniging.
Geen courant kan men opnernen, 01 men
leert, dat er nog steeds groote staten zijn, die
zich gaan wapenen als voor den oorlog. In
Italie zijn de wapenfabiieken harder aan het
werk dan voor 1914. Rusland heeft een leger,
dat niet alleen sterker is dan dat van voor den
wereldstrijd, maar 00k beter is toegerust dan
een ander, met de nieuwste strijdmiddelen is
voorzien. De luchtmacht is er sterker dan die
van een an<Jer land en wordt nog steeds ver-
groot. Bij onzen oostelijiken nabuur zijn er
nog altijd velen, die voor 'n verbetering van
't verdrag van Versailles meer verwachten van
een krachtig verzet met de wapenen, dan van
een onderhandelen in een vergaderzaal. Geen
mogendheid wil zijn kans om in het uiterste
geval zijn recht te kunnen verdedigen, zijn wil
door te zetten, en.. 00k hier is rekening mee te
houden, zijn ingevingen van het oogenblik
te doen zegevieren, verminderen, door vrij-
willig afstand te doen van wat de natuur hem
heeft gegeven: zijn kracht, zijn geweld zijn
wapens.
Vv'anneer een volk van zijn krachtmiddelen
gaat gebruik maken, loopt het onder de voet
wie weerloos is, wie hem niet tegenhouden
•kan zi-n wil door te zetten; dan vraagt het
niet naar gesloten verdragea. Wat vermag
papier tegen staal? Eeuwen heeft het ge-
duurd, voor dat de enkeling er aan gewend
is, zijn recht te zoeken bij een onpartijdigen
rechter; en nog zal het eeuwen duren, voor-
dat de volken in hun geheel afstand doen van
de mogelijkheid, eigen rechter te zijn. Het in-
ternationale volkenrecht verkeert nog in zijn
windselen, en geen gemeenschap, die met een
koel verstand, zijn rechten en verplichtingen
nagaat, zal nu reefa daar alles aan over laten.
Wij alien verwachten, dat het eenmaal zoo
ver komen zal, wij willen alien zooveel mo-
gelijk daartoe meewerken, maar in afwach-
ting, dat het eenmaal- zoover is, moeten wij
nu niet weggooien, wat later gemist kan
worden, doch dat wij nog eens, voor het zoo
ver is, noodig kunnen hebben. Een goed
scheepskapitein laat de navigatie niet over
aan zijn stuurmansleerling, die voor het
eerst zijn voeten op het scheepsdek heeft
Een verstandig staatsman houdt rekening
met verleden, heden en toekomst en geeft
niet in eens toe aan de wenschen van idealis
ten, die zich opwerpen als leiders, en niet
beseffen, hoe ncodlottig het worden kan,
wanneer toegegeven wordt aan een wegwer-
pen van instellingen, die tot dusver de ge
meenschap beschermd hebben.
Nederlanders zijn bekend o.m. om de
nuchterheid, waarmee zaken besproken wor
den In den regel gaan ze niet over een
nachts ijs. Laten wij deze volkseigenschap-
pen bewaren en ze toepassen bij de bespre-
king van de ontwapeningsmeeningen Wij
mogen ons niet van de wijs laten brengen,
door het ijveren van sommigen, die de oni-
wapeningsleuze op de straat verkondigen, en
meenen, dat wij het wel zonder weermacht of
hoogstens met een politieleger kunnen std-
leii.
Nog heeft, gelukkig, de man van de straat
niet zooveel macht, dat hij alles kan volvoe-
ren, wat hij in zijn onbekendheid met de wer-
kelijk'heid, zonder voorafgaande studie, noo
dig acht. Laten wij voorkomen, dat wij, die
eens bekend waren om onze bedachtzaam-
heid, den naam krijgen van onpractische
zwakkelingen, die uit te ver gedreven spaar-
zaamheid, toegeven aan impulsies van het
oogenblik en ons volksbestaan geheel afhan-
kelijk maken van de wil of willekeur van onze
buren. Voorloopig zijn wij nog Nederlan
ders, alien van Eisden tot Aardenburg, van
Biervliet tot Nieuwe Schans en zoo willen
wij bij elkaar blijven. Wij willen zelf onzen
handel en industrie beheerschen nog zelf be-
palen, wat daarvoor noodig is. En om dat te
kunnen doen, hebben wij iets noodig, dat aan
de grenzen een vreemdeling kan tegenhouden,
in tijden van nood, en dat in dagen van vrede
laat zien, dat wij een grendel op onze deur
kunnen sluiten, geen grendel van papier
maar een van ijzer en staal. En ontwancning
maakt het voorschuiven van een sterken
grendel onmogelijk. Ontwapening, het is het
ergste, wat ons zou kunnen overkomen hot
is het loslaten van vertrouwen in ons zelf, het
is een opgeven van hoop op de toekomst
een prijs geven van het natuurrecht, zelf
mogen besehikken over wat wij
maar uiterst vaag vertoont, willen dan door- 75 A van 301) bedden.
gaan voor hedendaagsche werkelijikheid. OoJ.
een klein land heeft voorloopig nog recht op
bestaan en moet dat recht kunntn verd >di-
a. Daarom, voorloopig geen ontwapening!
(Vervolg.)
I. De voorziening in de ziekenhuisbehoefte.
De InspecteuT beziet dit vraagstuk in
hoofdzaak vanuit het geziditspunt van het
heden, in zooverre de door hem gdhouden en-
quetes voor den toestand van het oogenblik
voor Al'kmaar geen nijpend- gebrek aan zie-
kenhuisruimte aan het licht hebben gebracht.
Hij verbindt daaraan de conclusie, dat nu de
uitbreiding met 50 bed'den, die het St. Elisa-
bethsgesticht in 1927 te wachten staat, in af
zienbaren tijd geen behoefte zal bestaan aan
een ziekenhuis daarnaast met een capacite-.t
van meer dan 100 bedden, ten gevolge waar-
van 00k de expansiemogelijkheid, die het plan
biedt zooals dit in de voormalige Cadetten-
school is ontworpen, geheel overbodig zou
worden en (waar dit plan derhalve zeer vee!
van de bekoring zal verliezen, die het 00!.
naar het inzicht van den Inspecteur ontegen-
zeggelijk bezit) bij den Inspecteur de vraag
is gerezene, of onder die omstandigheden niet
de voorkeur moet worden gegeven aan den
bouw van een eenvoudige ziekeninrichting
met 80 tot 100 bedden op een vrij terrein, dat
deze expansiemogelijkheid niet in zich sluit.
Onze Commissie is echter na de lezing van
dit betoog niet kunnen ontkomen aan den in
druk, dat voor het beleid van het Gemeente
bestuur op het stuk der voorziening in de zie
kenhuisbe'hoefte niet het bestaan van een mo
menteel ernstig of nijpend gebrek aan zieken
ruimte, 1), maar de ontwikkeling van All
maar als centrum van ziekenhuisverpleging
criterium moet zijn, zocals die ontwikkeling
uit het historisch gewordene "'t cp te maken
(par. 1).
In de tweede plaats heeft de Inspecteur
buiten bespreking gelaten de vraag, of er bij
de oplossing van het ziekenhuisvraagstuk
geen rekening behoort' te worden gehouden
met het bestaan van een redelijke verhouding
tusschen het aantal bedden in confessioneele
ziekeninrichtingen en het aantal bedden in de
door de Overheid zelve geexploiteerde zieken-
huizen (par. 2).
Beide punten vinden hieronder een afzon-
derlijke bespreking.
De ontwikkeling van Alkmaar als cen
trum van ziekenhuisverpleging
Onze Commissie is in staat, hierbij twee ta-
bellen over te leggen met bijbehcorende gra-
fieken, waaruit deze ontwikkeling duidelijk
spreekt. Men name uit de onder Bijlage I af-
gedrukte tabel met bijbehoorende grafiek,
waarin de kleine schommelingen der lijn zijn
geelimineerd, door over telkens 5-jaria;e pe-
rioden de gemiddelde bezetting uit te rekenen,
blijkt, dat die bezetting over beide Ziekenhui-
zen te zamen steeds toenemend is geweest
van ongeveer 50 bedden in 1910 (het j.aar>
waarop men de organisatie van den huidiger.
toestand met 2 Ziekenhuizen als geregulari-
seerd kan beschouwen) tot 135 bedden in
1925, d. i. een toename van 85 bedden in 15
jaai", gemiddeld bijna 6 bedden per jaar.
Met dit jaarlijksche accres als uitgangs-
punt zou de gemiddelde bezetting in de ko-
mende jaren zijn: 1925 135 bedden
75 van 180 bedden 1930 165 bedden
te
gewonnen
en ontwikkeid hebben. Met alle waardeering
voor de goede bedoelingen van idealisten
gelooven wij, dat wij beter doen, de zorg
voor ons volksbelang toe te vertrouwen aan
1Onze Commissie wil er echter in het
voorbijgaan nog even opmerkzaam op maken,
dat het feit, dat de gemiddelde bezetting in
het Stads-Ziekenhuis in de afgeloopen jaren
beneden de gestelde limiet van 75 is ge-
bleven, nog geen bewijs oplevert van over-
vloed van ziekenhuisruimte. De vraag is, Ot
in een klein ziekenhuis als te Alkmaar de li
miet van 75 voor .groote ziekenhuizen
algemeen als just erkend in dit verb and
toepassing mag vinden. Een naar verhouding
groot aantal bedden in de barak voor besmet-
telijke ziekten heeft het gevolg, dat het Zie
kenhuis zelf langen tijd met maximale capa-
citeit kan werken, terwijl de gemiddelde be
zetting van alle bedden nog ver beneden de
100 blijft. De ervaring der laatste jaren
heeft geleerd, dat op de Interne Afdeeling
elk jaar vaker en meer langdurig alle bedden
bezet zijn behoudens een bed, dat voor spoed-
opname bewaard moet blijven, dat dus aan-
vragen om opname telkens moet worden ge-
zocht naar- patienten, die nog het meest voor
ontslag in aanmerking kunnen komen. Het
kleine aantal klagende artsen, dat Dr. Dover
in par. V van zijn uota vermeldt, is dan 00k
geen bewijs tegen een ernstig gebrek aan zie
kenhuisruimte, maar bewijst alleen, dat de
Alkmaarsche Ziekenhuizen 00k bij overzet-
ting den toestand nog weten te beheerschen.
Daaruit valt te concludeeren dat reeds m
1940 de behoefte aan ziekenhuisruimte zou
zijn uitgegroeid tot het aantal van 300 bed
den in totaal, dat onze Commissie zich bij
den opzet harer plannen al van den aanvang
af voor 00gen heeft gesteld. Onder deze om
standigheden leek haar en lijkt haar nog,
door reeds thans te rekenen op de waarschiin-
lij'ic gebleken behoefte binnen de eerstvolgende
15 jaren, de stichting van een neutraal open
baar Ziekenhuis van ongeveer 120 bedden
naast het nieuwe St. Elisabethsgesticht van
180 bedden verantwoord.
Wij meenen, dat de berekening, die aan
deze conclusie tot grondslag strekte, in meer
dan cen opzicht aan den veiligen kant is. De
stichting van het nieuwe Ziekenhuis maakt
het zclfs waarschijnlijk, dat de grafische lijn,
die het verloop der ziekenhuisbehoefte aan-
geeft, in versnelde mate zal oploopen, verge-
leken bij hetgeen zij over de afgeloopen jaren
te zien gaf. Weliswaar kunnen economische
crisisjaren haar oploop drukken (gelijk het
geval is geweest in de jaren 1913/1914 en
1920/1921, zie de onder bijlage III gedrukie
grafiek, wij vestigen echter in dit verband er
terloops Uwe aandacht op, dat de oorzaak
der eerste daling veeleer gelegen was in de
bijzondere omstandigheid, dat in dien tijd
van oorlogsgevaar een belangrijk kwantum
aan ziekenhuisruimte voor militaire doelein-
den gereserveerd moest blijven), doch de sto
ring, die van een uitsluitend economische
crisis het gevolg is, zal in de toekomst waar
schijnlijk steeds meer worden gecompeuseerd
door verdere ontwikkeling van het instituut
gevestigd. Het zeer nauwe verband tusschen
de toenemende middenstandsziekteverzeke-
ring, die in vele gevallen 00k de kosten van
het Ziekenhuis tot een vaste premie per jaar
terug brengt.
Waarop wij echter hoofdzaak onze
gunstige verwachtingen ten aanzien van de
versnelde toename van het ziekenh-uis-ge-
bruik baseerden, dat is de vestiging van
meerdere geneeskundige specialisten te Alk
maar, van wier toename nog het laatste jaar
1926 getuigenis heeft afgelegd, aangezien
na het verscbijnen van het Geneeskundig
"Jaarboekje voor Nederland 1926 deel I zich
nog drie nieuwe specialisten alhier hebben
gevestigd. Het zeer nauwe verban dtusschen
de bestaande behoefte aan ziekenhuisverple
ging en den plaatselijken rijkdom aan spe
cia 1 istisch-gen-eeskundige hulp is theoretisch
onbetwistbaar en 00k nader te documenteeren
voor eenige willekeurig gekozen centra van
zickenhuisgebieden in Noordholland.
ZiekenhuisgebiedAmsterdam zielental
7SL.COO, aantal specialisten abs. per 10.000
zielen 206 2.6, ziekenhuisbedden aanwezig
per 1000 zielen 1922—1924 5.88; Haarlem
resp. 192.000, 33, 1.7, 3.90; Alkmaar (19263
105.000, 11, 1.0, 1.9; Helder 40.000, 6, 1 5
1.25.
Waar de vestiging te Alkmaar van meer
specialisten een natuurlijk ontwikkeiingspro-
ces is, lijkt de veronderstelling niet gewaagd,
dat de cijfers v-oor Haarlem het beste weer-
geven, wat voor de toekomst 00k hier is te
verwachten als noodzakelijke behoefte: 3 a
4 bedden per 1000 zielen. Voor deze verge-
lij'king pleit voorts nog de omstandigheid,
dat 00k Alkmaar, evenals Haarlem voor de
haar omringende omgeving, in zich de mo
gelijkheid heeft zich steeds meer te ontwikke-
len als economisch centrum op velerlei ge-
bied mede dank zij de verscheiden verkeers-
middelen (trein, boot, autobus), die het plat-
teland met haar verbinden en de welvaarts-
toesfand der plattelandsbevolking zelve.
Aldus kan worden verwacht, dat Alkmaar
ook de mogelijkheid1 in zich sluit tot ontwik
keling tot een geneeskundig centrum (gelijk
trouwens ook de nota-Doyer, die de provin-
ciestad Alkmaar niettegenstaande de aanwe-
zigheid van ziekenhuizen in Alkmaar, Hel
der, Hoorn en in de Zaanstreek aanmerkt als
het centrum van ziekenhuisverpleging voor
43 Noordh-ollandsche gemeenten met een ge
za-menlijk aantal van meer dan 100.000 zie
len, gereedel-ijk erkent), gelijkwaardig aan
Midde'burg, Zwolle en andere Hoofdsteden.
maar deze mogelijkheid is eerst geheel gere-
aliseerd, indien de inrichting der ziekenhui
zen alleszins beantwoordt aan de eischen
van onzen tijd.
Op grond van het vorenstaande is onze
Commissie langs twee wegen, dien der histo
ric en dien van de waarnemingen der prak-
tijk e'ders in meerderheid tot de conclusie gc
komen, dat de stichting van een modern ge-
outilleerd neutraal centraal Ziekenhuis van
dien omvang als zij aanvankelijk heeft voor.
gesteld en met de expansiemogelijkheid, die
van een zood!anige inrichting in den loop der
jaren mag worden verwacht, voor Alkmaar
en omgeving een gebiedende eiseh kan wor
den genoemd.
Geautoriseerde vertaling naar het
Engelsch van Walter Besant,
door Mej. E. Hoogewerf.
BO)
„Zeker. Ik hem hem alles verteld. En dit
is.Hn groote trekken, de lezing die hij er op
inahoudt: „Uw deelgenoot," zei hij, beweert,
dat die papieren bemachtigd zijn door ver-
ivalsching in geschrifte. Hij zegt, dat de in-
troductie-brief een vervalsching is. Goed. t
Is mogelijk! Maar ik heb dit crediet geopend
voor een klant, die met een introductie te
voorschijn kwam van den besten procureur
uit Londen, wiens handschrift ik ken en dat
ik ook wel degelijk herken in den brief En-
kel op zulk een bewering zou ik dus niet mo
gen afgaan. Tot hem een proces wordt aange-
daan, kan ik niet anders doen, dan hem be-
handelen als iederen anderen k'ant. Intus-
schen zal ik onderzoek insfelkn naar zijn ver-
rwjen
„Juist," zei mr. Dering.
Vervolgens vroeg ik hem, wat hij doen
zou, als de klant de papieren wilde terug
hebben. Hij zei, dat, als den klant een proces
was aangedaan, hij dan hoogstwaarschijn-
lijk een wenk van hoogerhan-d zou knjg-en,
die hem de papieren zou doen houden en al-
geven als deel uitmakend van de docu-
menten voor het rechtsgeding.
iuist! De cftrecteur kent de wet.
„En, wat wissels betreft," ging hij voort
„die zal ik ook beta/en of ontvangen,"
tenzij ik van hoogerhand gewaarschuwc
wordt."
„Ik geloof George, dat wij heel goed ge-
daan hebben, dat we er nog geen zaak van
hebben gemaakt," zei mr. Dering zich in de
handen wrijvend. „Toch zijn het geen han-
dige schurken, alles wel beschouwd. Ze meen-
den de aandacht van zich af te leiden door
mijn naam te gebruiken, daar dachten ze zich
achter te verschuilen. Ze hadden de stukken
onverwijld moeten verkoopen. Des te beter,
intusschen. Nu hebben wij de hand gelegd op
de stukken. Het zou de zaak verbazend veel
ingewikkelder hebben gemaakt, als die ver-
kocht waren. Wat dat betreft, zijn we veilig.
Want je begrijpt, dat ze, na wat ze nu ge-
hoord hebben, ze aan de Bank zeker niet zou-
den uitgeven zonder ons eerst te waarschu-
wen. Het blijft voor ons nu enkel de vraag:
hoe kwam die Edmund Gray in het bezit van
ons eigendom?"
Hij zat een paar minuten stil na te denken.
Toen begomhij weer: Het verlies van het
geld zou een zware slag voor mij zijn ge
weest. Wel heb ik nog genoeg over en ook
zit mijn familie er gelukkig niet op te wach
ten. Maar toch zou het een zware slag zijn.
Dat gevoel van beroofd te worden, is zoo el-
lend'ig zie je! Ik begrijp nog niet, waarom de
doodstraf is afgeschaft voor dienen, die zich
vergrijpen aan het eigendom van een ander.
Het verlies zou mij niet rulneeren, maar toch
zou het verschrikkelijk zijn. Het zou zoo yele
jaren van mijn leven vernietigen. Ieder jaar
beduidt een zekero som, die gespaard werd.
Veertig-duizend pond beduidt tien jaar van
mijn leven, niet zoo gesteld, dat ik tien jaar
jonger zou wezen, maar tien jaren arbeid
vernietigdi! Hoc zou ik het nu den man kun-
nen vergeven, die mij dit had aangedaan?
Op dat oogenblik trad Checkley binnen, met
een kaartje van den directeur van de Bank.
„Ik ben hier gekomen," sprak de bezoeker
haastig, „om u iets belangrijks te vertellen,
wat hedenochtend plaats vond. Toen wij de
zaak bespraken, mr. Austin, wist ik dit nog
niet. Het gebeurde om tien uur, zoodra de
deuren open gin-gen. Er werd een brief ge
bracht van mr. Dering.
„Nog een vervalsching! Wanneer komt
daar ooit een einde aan?"
verzoekende de certificaten mee te ge
ven aan den brenger van den brief. De certi
ficaten van mr. Edmund Gray. Dit werd ge-
daan. Ze zijn dus niet langer aan de Bank.
„0, dan zijn ze natuurlijk gewaarschuwd!
riep George. „Wie was de bode?"
„Een jongen. Het leek wel een kantoorloo-
per"
„Ik zal dadelijk navraag doen, of het een
van onze jongens was. Gaat u voort."
„Dit maakte een eind aan de moeilijkheid,
hoe wij moesten handelen in geval de papie
ren door u verlangd werden. Wij hebben ze
nu niet meer! En wat de dividenden betreft,
we zullen die blijven ontvangen, tot we een
order of een opdracht krijgen."
„Voor het oogenblik hebben we dus enkel
de brieven," zei George. „Het moeilijke is nu
om Edmund Gray, persoonlijk, betrokken te
krijgen bij het geval! Neem eens aan, dat hij
verklaart. er niets van te weten. Wat moeten
2. Over de redelijke verhouding tusschen
het aantal bedden in openbare en parti-
culiere ziekeninrichtingen.
De evengenoemde conclusie vindt nog ver-
sterking in hetgeen over het in deze para-
graaf genoemde onderwerp kan worden me-
degedeeld.
De verhoudingsgetallen, die in 1925 in
discussie zijn geweest, bewegeii zich tusschen
betrekkelijk nauwe grenzen. De schrijver der
artikelenreeks in het Noord-Hollandsch Dag-
blad dacht zich een behoefte aan 75 bedden
voor het Stads-Ziekenhuis
In de discussie in den Alkmaarschen Raad
werd door Mr. Kusters het getal 96 naar
voren gebracht. Het Raadsbesluit van 9 Juli
1925 geldt de stichting van een ziekenhuis
van (voorloopig) 116 bedden.
Stelt men het aantal bedden van het nieu
we openbare Ziekenhuis op een, en rckent men
op een capaci(eit van 180 bedden in het
nieuwe St. Elisabethsgesticht, dan wordt
van onze Commissie de verhouding 1 1.55
dus door de Katholiekc Raadsfractie gc-
streefd naar de verhouding 1 1.9„ terwijl
het Raadsbesluit overeenkomstig het rapport
tot consequentie zou hebben en terwijl het
Noord-Hollandsch Dagblad de verhouding
2.5 royaal had1 genoemd.
Belangrijke gegevens voor de beoordceling
der waarde dozer verhoudingsgetallen levert
het historisch onderzoek naar de wijzigingen
in dit verhoudingsgetal, zooals dit sinds
1903 uit het aantal verpleegdagen in beide
Ziekenhuizen gemakkelijk berekend kan
worden.
In de laatste kolo-m van de onder bijlage II
afgedrukte tabel vindt men het verhoudings
getal voor elk jaar sinds 1903 en op de on
der bijlage IV afgedrukte grafiek deze zelfde
getallen meer overzichtelijk in een lijn ver-
eenigd.
Voor de vijfjarige periode vindt men dan
als gemiddelden:
1903—1904 1.3, 1905—1919 1.2, 1910
19031904 1.3, 1905—1909 1.2, 1910—
1925 1.8.
Uit het verloop der lijn op bijlage IV en
ook door de vereeniging her getallen over
dri-ejarige perioden bijlage V blijkt, dat in
1920 de hoogste top 2.3 werd bereikt en
daarna een vrij regelmatige daling intrad tot
het gemiddelde 1.8 der laatste drie jaren.
1903—1904 0.7, 1905—1907 1.3, 1908—
1910 1.3, 1911—1913 1.6, 1914—1916 1.8,
19171919 2.0, 19201922 2.2 en 1923—
1925 1.8.
In het voorstel van Mr. Kusters zou dus
de thans bestaande verhouding min of meer
worden vastgelegd, terwijl de oplossing in
den geest van den schrijver der artikelen in
het Noord-Hollandsch Dagblad een verhou
ding zou doen ontstaan, die zelfs in 1920
nog niet werd bereikt. Daarentegen zou het
voorstel van onze Commissie, in het Raads
besluit vastgelegd, teru-gkeeren tot het ver
houdingsgetal, zooals dit in de periode 1910
1914 ongeveer bestond.
Wanneer men nu overweegt, dat in het
Stads-Ziekenhuis nog steeds geen Rontgen-
installatie bestaat, waardoor elk jaar een
aantal patienten in het particuliere Zieken
huis wordt opgenomen, voor wie geen mo
gelijkheid van keuze bestaat, indien hun toe
stand vervoer van het Stads-ziekenhuis ook
zelfs per brancard naar de Rontgeninstalla-
tie in het St. Elisabethsgesticht onmogelijk
of ongewenscht maakt, rekent men vender
met een middenstand, die klasseverpleging
vraagt en deze tot dusverre alleen in het St.
Elisabethsgesticht kon vinden, dan is het
verder overbodig te betoogen, dat bij gelijk-
waardigheid van beide Ziekenhuizen gere-
kend zal moeten worden op een verdere da
ling van het verhoudingscijfer, dus tot een
terugkeer naar gunstiger tijden voor het
openbaar Ziekenhuis. De verhouding, vol-
gend uit den opzet van onze Commissie, laat
aan het St. Elisabethsgesticht die beiceke-
nis voor de toekomst, welke deze stichting
zich in het verleden heeft veroverd dank zij
den ver vooruitzienden blik van haar Direc-
tie: rekenende op een binnen enkelc jaren be-
reikte behoefte aan 300 bedden in het zieken
huisgebied te Alkmaar, is de verhouding
1:1.5 voor de neutrale ziekenverpleging
terwijl de verhouding van het niet-Katholie--
ke deel der bevolking tot het Katholiekc deel
op ongeveer 1 0.65 word tgeschat een
blijvende getuigenis voor de zeer groote ver-
diensDn van deze religieuse stichting voor de
ziekenhuisverpleging in Noordholland.
Financieele zijde.
In hoofdstuk 1 heeft onze Commissie ge-
tracht duidelijk te maken, dat handhaving
van de door haar aanvankelijk voor gestelde
maximale capaciteif van 116 bedden noodza-
kelijk is. Uitgaande van deze capaciteit, zou
het voorts zeer zeker wenschelijk zijn, ook de
aanvankelijke bouwplannen in hun vollen om
vang te behouden. Aangezien echter het pro-
we dan beginnen? iTeeft hij. ook een wissel
van u ontvangen?"
„Neen. We hebben nooit een wissel aan
hem uitbetaald."
„Hebt u hem gezien?"
„Neen, ik heb hem nooit gezien."
,,'t Is 'n raadsel. Het terughalen van de pa
pieren echter kan met geen andere bedoeling
zijn geweest, dan om ze te verkoopen, en dan
moet hij toch iemand daarvoor een opdracht
geven. Op de een of andere manier volgt dan
toch een openbaring van zijn bestaan."
„Hij kan immers net zoo goed een ander
een opdracht geven, als hij dit mij deed, in
naam van mr. Dering?"
„Nog een vervalsching dan!"
„Ja", zei George. „We zullen maar aller-
eerst eens ondferzoeken of een van de jongens,
bij ons op het kantoor, den brief aan de Bank
heeft gebracht."
Geen van hen was met die boodschap uit-
gestuurd.
HOOFDSTUK XIV.
Checkley's geval.
Dien avond was mr. Checkley niet op zijn
gewone plaats in de „Salutation Inn", waar
zijn tegenwoordigheid anders sterk verlangd
werd. Hij verscheen eerst laat: om kwart
voor elven De verge ten pleitbezorger zat nog
wat in het avondblad te studeeren, met zijn
leeg glas naast zich.
Mr. Checkley trad binnen, met zegevierenc
air en bijzonder veerkrachtigen tred. Hij riep
Robert en bestelde, op eigen. lcosten, voor
zich zetven een kostbaren drank, een mengsel
van Jamaica-runi, warm water, suiker en ci-
troen, ofschoon het een avond in Juli v/as, en,
voor den tijd van het jaar, aangenaam warm.
En daar bleef het nog niet bij. Want ter eere
van deze heuglijke gebeurtenis bestelde hij
zelfs nog een glas voor den advocaat:
„Want", zei hij, „ik heb vanavond een goed
werk gedaan en daarom moet er ook iets bij-
zonders wezen!"
Toen ze de glazen voor zich hadden, hief
hij het zijne op en riep:
„Kom, laat ons drinken op het tenietgaan
van alle schurken groot en "klein! Weg met
hen!"
„Uw toast, mr. Checkley, zou mijn ambt
overbodig maken, als er geen schurken wa
ren, zouden er ook geen strafwetten zijn.
Toch zou ik daar minder onder lijden, dan
mijn ambtsbroeders. Daarom wil ik wel met
u, drinken op het te-niet-gaan van alle schur
ken, groot en klein. Dit is uitstekende grog.
Weg met hen!"
Dit zeggende, dronk hij zijn glas leeg en
begaf zich naar zijn zolderkamertje, waar hij,
dank zij den grog, overheerlijk shep en
droomde, dat hij aan het Hooge Gerechtshof
was.
E>e reden van deze ongewone vroohjkhetd
was als volgt:
Het stond bij Checkley vast, dat de jonge
deelgenoot, dien hij iiaatte met onuitspreke-
lijken haat, de schuldige moest zijn. Daar
was hij even zeker van als indertijd van At-
helstan Arundel, en vrijwel om dezelfde re
den. Toch had hij nog niet durven spreken.
Maar nu vanavond
1. (Wordt vervolgd.)
w
oil
en
r,
hcl
j*
M
■en I
ingl
Oflfij
rer(
erc'j
no
te J
h--
is-'
jk-
svij
De-
1
»er
I
te*
l\
j
en!
i: k
de
°u)|
et I
et
3e
:i at J
eh
li
erT
Uin.
I c -J
el i>lailc' 1 p.jhwi^CifefT
i
31,|
31
•r.