Alkmaarsche Courant Geen eenzijdip onlwapening. 11 su i SSS I Be ZiekenSimsplanDeii. FEU1LLET0N. Wie is Edmund Gray R Htntitrd Negen in Twintigste Jaargang. Yrjjdag 18 Februari. Radio-hoekje Stacisn&euws Ke.41. 1927 Zaterdag 19 FebruarL Hilversum, 1050 M. 12.- Politieberichten. 4._5.Concert door het H. D. O.-orkest. 5 _5 30 Duitsche les voor beginners. 5.30— 6— Concert. Operetteprogramma. 6.45— 7.46 Boekhoudles. 7.45 Politieberichten. 10.30 Persberichten. 8.10 V.AR. A.-avonc Avond aangeboden door de S. D. A. P. en V V-besturen. Spreker de heer v. Zadel- hoff over: Het ontwapeningswetsontwerp van'de S. D. A. P.-kamerfractie in ons land i|0 40 Uitzending van de illustratieve film muziek in de Cinema Royal te Amsterdam. Orkest onder leiding van Hugo de Groot. Daventry, 1600 M. 3.10 Chelsea tegen Burnley. De viifdte Round Cup Tie. Voetbal- wedstriid. 5.- Concert. Militaire band en E. Lewis, sopraan. A. Moore en B. Hitchen, basduetten. 5.20 Franscbc novellen. 5.35 Kinderuurtje. 6.20 Dansmuziek. 6.50 lqd- gein, weerberidht, nieuws. 7.05 Danstnuziek. 7 20 Causerie. 7.35 Pianasonates van Mo zart. 7.45 Lezing: Royal navy v. R.A.F. S.Oo Weensch programima. De werken van_Stiauss door het symphonie-orkest. 9.20 lijdsein, weerbericht, nieuws. 9.35 Korte vooi lezing, 9.50 Daily Express", gemeenschapszang uitvoering. Begeleiding van het Symphonic orkest. 10.50—12.20 Dansmuziek van, het ^Parijs „Radio-Paris"1750 M. 10.50— 1120 Nieuws, muziek. 12.50—2.10 Concert. Orkest Locatedi en Mile. Laloue, zang. 5.0o —5.55 Concert. Radio Symphonic Jazz 8 50 Galaeoncert. Groot orkest, vocale en instru ment. solisten, jazzband. Langenberg, 469 M. 10.20—11.20 Beel- hoven-feest. Solisten-concert (sopraan, alt, te nor, bas). Bach-koor. 12.50—1.50 Gramo- foomnuziek. 4.20-5.15 Orkestconcert 7 20 8.20 Declamaties door H. Muhlhofer. 8 10.20 Vroolijke avond. 10.3012.20 Dans muziek in de Bastei Keulen. Konigswusterhausen, i300 M. 2.50—7 Tb Lezingen en lessen. 7.50 E. Watteyne, liedjes bii de luit. O. Wunderlich, guitaar. Th. Blu nter, piano en vioo-1. 8.50 Militair concert Hamburg, 394.7 M. 11.50 1.20 Orkest concert. 1.25—2.10 Kamermuziek. 3 35 4 20 Oldenburger humor. 5.20—6.20 Orkes'- concert. 7.20—11.10 „De Sabijnsche Maag denroof", klucht in 4 acten. Daarna dansmu- ZKBrussel, 509 M. en Antwerpen, 266^M 5 206.20 Orkestconcert. 8.50 cert. Orkest en solisten. -10.30 Con- De heer G. schrijft ons: De leuze tot ontwapening wordt in een be- paald gedeelte van het Nederlandsche volk populate. Zeer begrijpelijk. Wannetr de oorlog met al zijn rampen, die geluk en welvaren vernietigen, voorkomen San worden door ontwapening, dan ware het een niet genoeg te laken plichtsverzuim, daarmee 00k maar een dag te wachten. Maar het vrede op aarde is nog niet algemeen, het ,0-eloof aai. een tcestand, waarin wapen- aeweld tot het verleden zal behooren, is aller- minst overheerschend. De Volkenbond, die zoo veel en zoo lang het kan, oorlog wil voorkomen, ligt ieder lid de verplichting op een weermacht in stand te houden, een con- tingent, dat moet dienen, om eigengerecnuge raachten, die zich kunnen laten meesleepen door ruwe gevoelens, die zich willen uiten in geweld te bedwingen. Buiten den Volken bond om zelfstandig te besluiten tot veimin- dering van bewapening wordt door leidendc staatslieden, die toch waarachtig 00k liever vrede dan oorlog hebben, in diplomatie.ce taal ongewenscht, met practische woorden gevaatlijk, geacht. Men denke aan de voor- stellen van Coolidge, waartegen 00k in Amerika zeli stem-men opgaan, die bij de groote mogendheden met een afwerend ge- baar zijn ontvangen. Die mogendheden, ge- drukt onder een groote schuldeniast, begrij- pen dat een te ver gaande vermindering varf de weermacht te gevaarlijk kan zijn; de prac tische staatslieden, die van het besturen van den staat een levenstaak hebben gemaakt, zij zien het gevaar in en weigeren over te gaan, tot iets, wat voor hun land, hun welvaren gevaarlijker kan worden, dan het instand- houden van een vloot, een leger, hoe moei- lijk dit laatste hun dit vait. van hun kinderen den raad in van een medi cus, niet van een zich als deskundig opwer- pende leek, van een kwakzalver. Hel*as, tot het beoordeelen van wat voor den staat noodzaikelijk is, acht ieder zich bevoegd, al laat hij zijn gedachten overigens alechts gaan over het besturen van de ploeg, het leiden van een zaak, of het organiseeren van een vereeniging. Geen courant kan men opnernen, 01 men leert, dat er nog steeds groote staten zijn, die zich gaan wapenen als voor den oorlog. In Italie zijn de wapenfabiieken harder aan het werk dan voor 1914. Rusland heeft een leger, dat niet alleen sterker is dan dat van voor den wereldstrijd, maar 00k beter is toegerust dan een ander, met de nieuwste strijdmiddelen is voorzien. De luchtmacht is er sterker dan die van een an<Jer land en wordt nog steeds ver- groot. Bij onzen oostelijiken nabuur zijn er nog altijd velen, die voor 'n verbetering van 't verdrag van Versailles meer verwachten van een krachtig verzet met de wapenen, dan van een onderhandelen in een vergaderzaal. Geen mogendheid wil zijn kans om in het uiterste geval zijn recht te kunnen verdedigen, zijn wil door te zetten, en.. 00k hier is rekening mee te houden, zijn ingevingen van het oogenblik te doen zegevieren, verminderen, door vrij- willig afstand te doen van wat de natuur hem heeft gegeven: zijn kracht, zijn geweld zijn wapens. Vv'anneer een volk van zijn krachtmiddelen gaat gebruik maken, loopt het onder de voet wie weerloos is, wie hem niet tegenhouden •kan zi-n wil door te zetten; dan vraagt het niet naar gesloten verdragea. Wat vermag papier tegen staal? Eeuwen heeft het ge- duurd, voor dat de enkeling er aan gewend is, zijn recht te zoeken bij een onpartijdigen rechter; en nog zal het eeuwen duren, voor- dat de volken in hun geheel afstand doen van de mogelijkheid, eigen rechter te zijn. Het in- ternationale volkenrecht verkeert nog in zijn windselen, en geen gemeenschap, die met een koel verstand, zijn rechten en verplichtingen nagaat, zal nu reefa daar alles aan over laten. Wij alien verwachten, dat het eenmaal zoo ver komen zal, wij willen alien zooveel mo- gelijk daartoe meewerken, maar in afwach- ting, dat het eenmaal- zoover is, moeten wij nu niet weggooien, wat later gemist kan worden, doch dat wij nog eens, voor het zoo ver is, noodig kunnen hebben. Een goed scheepskapitein laat de navigatie niet over aan zijn stuurmansleerling, die voor het eerst zijn voeten op het scheepsdek heeft Een verstandig staatsman houdt rekening met verleden, heden en toekomst en geeft niet in eens toe aan de wenschen van idealis ten, die zich opwerpen als leiders, en niet beseffen, hoe ncodlottig het worden kan, wanneer toegegeven wordt aan een wegwer- pen van instellingen, die tot dusver de ge meenschap beschermd hebben. Nederlanders zijn bekend o.m. om de nuchterheid, waarmee zaken besproken wor den In den regel gaan ze niet over een nachts ijs. Laten wij deze volkseigenschap- pen bewaren en ze toepassen bij de bespre- king van de ontwapeningsmeeningen Wij mogen ons niet van de wijs laten brengen, door het ijveren van sommigen, die de oni- wapeningsleuze op de straat verkondigen, en meenen, dat wij het wel zonder weermacht of hoogstens met een politieleger kunnen std- leii. Nog heeft, gelukkig, de man van de straat niet zooveel macht, dat hij alles kan volvoe- ren, wat hij in zijn onbekendheid met de wer- kelijk'heid, zonder voorafgaande studie, noo dig acht. Laten wij voorkomen, dat wij, die eens bekend waren om onze bedachtzaam- heid, den naam krijgen van onpractische zwakkelingen, die uit te ver gedreven spaar- zaamheid, toegeven aan impulsies van het oogenblik en ons volksbestaan geheel afhan- kelijk maken van de wil of willekeur van onze buren. Voorloopig zijn wij nog Nederlan ders, alien van Eisden tot Aardenburg, van Biervliet tot Nieuwe Schans en zoo willen wij bij elkaar blijven. Wij willen zelf onzen handel en industrie beheerschen nog zelf be- palen, wat daarvoor noodig is. En om dat te kunnen doen, hebben wij iets noodig, dat aan de grenzen een vreemdeling kan tegenhouden, in tijden van nood, en dat in dagen van vrede laat zien, dat wij een grendel op onze deur kunnen sluiten, geen grendel van papier maar een van ijzer en staal. En ontwancning maakt het voorschuiven van een sterken grendel onmogelijk. Ontwapening, het is het ergste, wat ons zou kunnen overkomen hot is het loslaten van vertrouwen in ons zelf, het is een opgeven van hoop op de toekomst een prijs geven van het natuurrecht, zelf mogen besehikken over wat wij maar uiterst vaag vertoont, willen dan door- 75 A van 301) bedden. gaan voor hedendaagsche werkelijikheid. OoJ. een klein land heeft voorloopig nog recht op bestaan en moet dat recht kunntn verd >di- a. Daarom, voorloopig geen ontwapening! (Vervolg.) I. De voorziening in de ziekenhuisbehoefte. De InspecteuT beziet dit vraagstuk in hoofdzaak vanuit het geziditspunt van het heden, in zooverre de door hem gdhouden en- quetes voor den toestand van het oogenblik voor Al'kmaar geen nijpend- gebrek aan zie- kenhuisruimte aan het licht hebben gebracht. Hij verbindt daaraan de conclusie, dat nu de uitbreiding met 50 bed'den, die het St. Elisa- bethsgesticht in 1927 te wachten staat, in af zienbaren tijd geen behoefte zal bestaan aan een ziekenhuis daarnaast met een capacite-.t van meer dan 100 bedden, ten gevolge waar- van 00k de expansiemogelijkheid, die het plan biedt zooals dit in de voormalige Cadetten- school is ontworpen, geheel overbodig zou worden en (waar dit plan derhalve zeer vee! van de bekoring zal verliezen, die het 00!. naar het inzicht van den Inspecteur ontegen- zeggelijk bezit) bij den Inspecteur de vraag is gerezene, of onder die omstandigheden niet de voorkeur moet worden gegeven aan den bouw van een eenvoudige ziekeninrichting met 80 tot 100 bedden op een vrij terrein, dat deze expansiemogelijkheid niet in zich sluit. Onze Commissie is echter na de lezing van dit betoog niet kunnen ontkomen aan den in druk, dat voor het beleid van het Gemeente bestuur op het stuk der voorziening in de zie kenhuisbe'hoefte niet het bestaan van een mo menteel ernstig of nijpend gebrek aan zieken ruimte, 1), maar de ontwikkeling van All maar als centrum van ziekenhuisverpleging criterium moet zijn, zocals die ontwikkeling uit het historisch gewordene "'t cp te maken (par. 1). In de tweede plaats heeft de Inspecteur buiten bespreking gelaten de vraag, of er bij de oplossing van het ziekenhuisvraagstuk geen rekening behoort' te worden gehouden met het bestaan van een redelijke verhouding tusschen het aantal bedden in confessioneele ziekeninrichtingen en het aantal bedden in de door de Overheid zelve geexploiteerde zieken- huizen (par. 2). Beide punten vinden hieronder een afzon- derlijke bespreking. De ontwikkeling van Alkmaar als cen trum van ziekenhuisverpleging Onze Commissie is in staat, hierbij twee ta- bellen over te leggen met bijbehcorende gra- fieken, waaruit deze ontwikkeling duidelijk spreekt. Men name uit de onder Bijlage I af- gedrukte tabel met bijbehoorende grafiek, waarin de kleine schommelingen der lijn zijn geelimineerd, door over telkens 5-jaria;e pe- rioden de gemiddelde bezetting uit te rekenen, blijkt, dat die bezetting over beide Ziekenhui- zen te zamen steeds toenemend is geweest van ongeveer 50 bedden in 1910 (het j.aar> waarop men de organisatie van den huidiger. toestand met 2 Ziekenhuizen als geregulari- seerd kan beschouwen) tot 135 bedden in 1925, d. i. een toename van 85 bedden in 15 jaai", gemiddeld bijna 6 bedden per jaar. Met dit jaarlijksche accres als uitgangs- punt zou de gemiddelde bezetting in de ko- mende jaren zijn: 1925 135 bedden 75 van 180 bedden 1930 165 bedden te gewonnen en ontwikkeid hebben. Met alle waardeering voor de goede bedoelingen van idealisten gelooven wij, dat wij beter doen, de zorg voor ons volksbelang toe te vertrouwen aan 1Onze Commissie wil er echter in het voorbijgaan nog even opmerkzaam op maken, dat het feit, dat de gemiddelde bezetting in het Stads-Ziekenhuis in de afgeloopen jaren beneden de gestelde limiet van 75 is ge- bleven, nog geen bewijs oplevert van over- vloed van ziekenhuisruimte. De vraag is, Ot in een klein ziekenhuis als te Alkmaar de li miet van 75 voor .groote ziekenhuizen algemeen als just erkend in dit verb and toepassing mag vinden. Een naar verhouding groot aantal bedden in de barak voor besmet- telijke ziekten heeft het gevolg, dat het Zie kenhuis zelf langen tijd met maximale capa- citeit kan werken, terwijl de gemiddelde be zetting van alle bedden nog ver beneden de 100 blijft. De ervaring der laatste jaren heeft geleerd, dat op de Interne Afdeeling elk jaar vaker en meer langdurig alle bedden bezet zijn behoudens een bed, dat voor spoed- opname bewaard moet blijven, dat dus aan- vragen om opname telkens moet worden ge- zocht naar- patienten, die nog het meest voor ontslag in aanmerking kunnen komen. Het kleine aantal klagende artsen, dat Dr. Dover in par. V van zijn uota vermeldt, is dan 00k geen bewijs tegen een ernstig gebrek aan zie kenhuisruimte, maar bewijst alleen, dat de Alkmaarsche Ziekenhuizen 00k bij overzet- ting den toestand nog weten te beheerschen. Daaruit valt te concludeeren dat reeds m 1940 de behoefte aan ziekenhuisruimte zou zijn uitgegroeid tot het aantal van 300 bed den in totaal, dat onze Commissie zich bij den opzet harer plannen al van den aanvang af voor 00gen heeft gesteld. Onder deze om standigheden leek haar en lijkt haar nog, door reeds thans te rekenen op de waarschiin- lij'ic gebleken behoefte binnen de eerstvolgende 15 jaren, de stichting van een neutraal open baar Ziekenhuis van ongeveer 120 bedden naast het nieuwe St. Elisabethsgesticht van 180 bedden verantwoord. Wij meenen, dat de berekening, die aan deze conclusie tot grondslag strekte, in meer dan cen opzicht aan den veiligen kant is. De stichting van het nieuwe Ziekenhuis maakt het zclfs waarschijnlijk, dat de grafische lijn, die het verloop der ziekenhuisbehoefte aan- geeft, in versnelde mate zal oploopen, verge- leken bij hetgeen zij over de afgeloopen jaren te zien gaf. Weliswaar kunnen economische crisisjaren haar oploop drukken (gelijk het geval is geweest in de jaren 1913/1914 en 1920/1921, zie de onder bijlage III gedrukie grafiek, wij vestigen echter in dit verband er terloops Uwe aandacht op, dat de oorzaak der eerste daling veeleer gelegen was in de bijzondere omstandigheid, dat in dien tijd van oorlogsgevaar een belangrijk kwantum aan ziekenhuisruimte voor militaire doelein- den gereserveerd moest blijven), doch de sto ring, die van een uitsluitend economische crisis het gevolg is, zal in de toekomst waar schijnlijk steeds meer worden gecompeuseerd door verdere ontwikkeling van het instituut gevestigd. Het zeer nauwe verband tusschen de toenemende middenstandsziekteverzeke- ring, die in vele gevallen 00k de kosten van het Ziekenhuis tot een vaste premie per jaar terug brengt. Waarop wij echter hoofdzaak onze gunstige verwachtingen ten aanzien van de versnelde toename van het ziekenh-uis-ge- bruik baseerden, dat is de vestiging van meerdere geneeskundige specialisten te Alk maar, van wier toename nog het laatste jaar 1926 getuigenis heeft afgelegd, aangezien na het verscbijnen van het Geneeskundig "Jaarboekje voor Nederland 1926 deel I zich nog drie nieuwe specialisten alhier hebben gevestigd. Het zeer nauwe verban dtusschen de bestaande behoefte aan ziekenhuisverple ging en den plaatselijken rijkdom aan spe cia 1 istisch-gen-eeskundige hulp is theoretisch onbetwistbaar en 00k nader te documenteeren voor eenige willekeurig gekozen centra van zickenhuisgebieden in Noordholland. ZiekenhuisgebiedAmsterdam zielental 7SL.COO, aantal specialisten abs. per 10.000 zielen 206 2.6, ziekenhuisbedden aanwezig per 1000 zielen 1922—1924 5.88; Haarlem resp. 192.000, 33, 1.7, 3.90; Alkmaar (19263 105.000, 11, 1.0, 1.9; Helder 40.000, 6, 1 5 1.25. Waar de vestiging te Alkmaar van meer specialisten een natuurlijk ontwikkeiingspro- ces is, lijkt de veronderstelling niet gewaagd, dat de cijfers v-oor Haarlem het beste weer- geven, wat voor de toekomst 00k hier is te verwachten als noodzakelijke behoefte: 3 a 4 bedden per 1000 zielen. Voor deze verge- lij'king pleit voorts nog de omstandigheid, dat 00k Alkmaar, evenals Haarlem voor de haar omringende omgeving, in zich de mo gelijkheid heeft zich steeds meer te ontwikke- len als economisch centrum op velerlei ge- bied mede dank zij de verscheiden verkeers- middelen (trein, boot, autobus), die het plat- teland met haar verbinden en de welvaarts- toesfand der plattelandsbevolking zelve. Aldus kan worden verwacht, dat Alkmaar ook de mogelijkheid1 in zich sluit tot ontwik keling tot een geneeskundig centrum (gelijk trouwens ook de nota-Doyer, die de provin- ciestad Alkmaar niettegenstaande de aanwe- zigheid van ziekenhuizen in Alkmaar, Hel der, Hoorn en in de Zaanstreek aanmerkt als het centrum van ziekenhuisverpleging voor 43 Noordh-ollandsche gemeenten met een ge za-menlijk aantal van meer dan 100.000 zie len, gereedel-ijk erkent), gelijkwaardig aan Midde'burg, Zwolle en andere Hoofdsteden. maar deze mogelijkheid is eerst geheel gere- aliseerd, indien de inrichting der ziekenhui zen alleszins beantwoordt aan de eischen van onzen tijd. Op grond van het vorenstaande is onze Commissie langs twee wegen, dien der histo ric en dien van de waarnemingen der prak- tijk e'ders in meerderheid tot de conclusie gc komen, dat de stichting van een modern ge- outilleerd neutraal centraal Ziekenhuis van dien omvang als zij aanvankelijk heeft voor. gesteld en met de expansiemogelijkheid, die van een zood!anige inrichting in den loop der jaren mag worden verwacht, voor Alkmaar en omgeving een gebiedende eiseh kan wor den genoemd. Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch van Walter Besant, door Mej. E. Hoogewerf. BO) „Zeker. Ik hem hem alles verteld. En dit is.Hn groote trekken, de lezing die hij er op inahoudt: „Uw deelgenoot," zei hij, beweert, dat die papieren bemachtigd zijn door ver- ivalsching in geschrifte. Hij zegt, dat de in- troductie-brief een vervalsching is. Goed. t Is mogelijk! Maar ik heb dit crediet geopend voor een klant, die met een introductie te voorschijn kwam van den besten procureur uit Londen, wiens handschrift ik ken en dat ik ook wel degelijk herken in den brief En- kel op zulk een bewering zou ik dus niet mo gen afgaan. Tot hem een proces wordt aange- daan, kan ik niet anders doen, dan hem be- handelen als iederen anderen k'ant. Intus- schen zal ik onderzoek insfelkn naar zijn ver- rwjen „Juist," zei mr. Dering. Vervolgens vroeg ik hem, wat hij doen zou, als de klant de papieren wilde terug hebben. Hij zei, dat, als den klant een proces was aangedaan, hij dan hoogstwaarschijn- lijk een wenk van hoogerhan-d zou knjg-en, die hem de papieren zou doen houden en al- geven als deel uitmakend van de docu- menten voor het rechtsgeding. iuist! De cftrecteur kent de wet. „En, wat wissels betreft," ging hij voort „die zal ik ook beta/en of ontvangen," tenzij ik van hoogerhand gewaarschuwc wordt." „Ik geloof George, dat wij heel goed ge- daan hebben, dat we er nog geen zaak van hebben gemaakt," zei mr. Dering zich in de handen wrijvend. „Toch zijn het geen han- dige schurken, alles wel beschouwd. Ze meen- den de aandacht van zich af te leiden door mijn naam te gebruiken, daar dachten ze zich achter te verschuilen. Ze hadden de stukken onverwijld moeten verkoopen. Des te beter, intusschen. Nu hebben wij de hand gelegd op de stukken. Het zou de zaak verbazend veel ingewikkelder hebben gemaakt, als die ver- kocht waren. Wat dat betreft, zijn we veilig. Want je begrijpt, dat ze, na wat ze nu ge- hoord hebben, ze aan de Bank zeker niet zou- den uitgeven zonder ons eerst te waarschu- wen. Het blijft voor ons nu enkel de vraag: hoe kwam die Edmund Gray in het bezit van ons eigendom?" Hij zat een paar minuten stil na te denken. Toen begomhij weer: Het verlies van het geld zou een zware slag voor mij zijn ge weest. Wel heb ik nog genoeg over en ook zit mijn familie er gelukkig niet op te wach ten. Maar toch zou het een zware slag zijn. Dat gevoel van beroofd te worden, is zoo el- lend'ig zie je! Ik begrijp nog niet, waarom de doodstraf is afgeschaft voor dienen, die zich vergrijpen aan het eigendom van een ander. Het verlies zou mij niet rulneeren, maar toch zou het verschrikkelijk zijn. Het zou zoo yele jaren van mijn leven vernietigen. Ieder jaar beduidt een zekero som, die gespaard werd. Veertig-duizend pond beduidt tien jaar van mijn leven, niet zoo gesteld, dat ik tien jaar jonger zou wezen, maar tien jaren arbeid vernietigdi! Hoc zou ik het nu den man kun- nen vergeven, die mij dit had aangedaan? Op dat oogenblik trad Checkley binnen, met een kaartje van den directeur van de Bank. „Ik ben hier gekomen," sprak de bezoeker haastig, „om u iets belangrijks te vertellen, wat hedenochtend plaats vond. Toen wij de zaak bespraken, mr. Austin, wist ik dit nog niet. Het gebeurde om tien uur, zoodra de deuren open gin-gen. Er werd een brief ge bracht van mr. Dering. „Nog een vervalsching! Wanneer komt daar ooit een einde aan?" verzoekende de certificaten mee te ge ven aan den brenger van den brief. De certi ficaten van mr. Edmund Gray. Dit werd ge- daan. Ze zijn dus niet langer aan de Bank. „0, dan zijn ze natuurlijk gewaarschuwd! riep George. „Wie was de bode?" „Een jongen. Het leek wel een kantoorloo- per" „Ik zal dadelijk navraag doen, of het een van onze jongens was. Gaat u voort." „Dit maakte een eind aan de moeilijkheid, hoe wij moesten handelen in geval de papie ren door u verlangd werden. Wij hebben ze nu niet meer! En wat de dividenden betreft, we zullen die blijven ontvangen, tot we een order of een opdracht krijgen." „Voor het oogenblik hebben we dus enkel de brieven," zei George. „Het moeilijke is nu om Edmund Gray, persoonlijk, betrokken te krijgen bij het geval! Neem eens aan, dat hij verklaart. er niets van te weten. Wat moeten 2. Over de redelijke verhouding tusschen het aantal bedden in openbare en parti- culiere ziekeninrichtingen. De evengenoemde conclusie vindt nog ver- sterking in hetgeen over het in deze para- graaf genoemde onderwerp kan worden me- degedeeld. De verhoudingsgetallen, die in 1925 in discussie zijn geweest, bewegeii zich tusschen betrekkelijk nauwe grenzen. De schrijver der artikelenreeks in het Noord-Hollandsch Dag- blad dacht zich een behoefte aan 75 bedden voor het Stads-Ziekenhuis In de discussie in den Alkmaarschen Raad werd door Mr. Kusters het getal 96 naar voren gebracht. Het Raadsbesluit van 9 Juli 1925 geldt de stichting van een ziekenhuis van (voorloopig) 116 bedden. Stelt men het aantal bedden van het nieu we openbare Ziekenhuis op een, en rckent men op een capaci(eit van 180 bedden in het nieuwe St. Elisabethsgesticht, dan wordt van onze Commissie de verhouding 1 1.55 dus door de Katholiekc Raadsfractie gc- streefd naar de verhouding 1 1.9„ terwijl het Raadsbesluit overeenkomstig het rapport tot consequentie zou hebben en terwijl het Noord-Hollandsch Dagblad de verhouding 2.5 royaal had1 genoemd. Belangrijke gegevens voor de beoordceling der waarde dozer verhoudingsgetallen levert het historisch onderzoek naar de wijzigingen in dit verhoudingsgetal, zooals dit sinds 1903 uit het aantal verpleegdagen in beide Ziekenhuizen gemakkelijk berekend kan worden. In de laatste kolo-m van de onder bijlage II afgedrukte tabel vindt men het verhoudings getal voor elk jaar sinds 1903 en op de on der bijlage IV afgedrukte grafiek deze zelfde getallen meer overzichtelijk in een lijn ver- eenigd. Voor de vijfjarige periode vindt men dan als gemiddelden: 1903—1904 1.3, 1905—1919 1.2, 1910 19031904 1.3, 1905—1909 1.2, 1910— 1925 1.8. Uit het verloop der lijn op bijlage IV en ook door de vereeniging her getallen over dri-ejarige perioden bijlage V blijkt, dat in 1920 de hoogste top 2.3 werd bereikt en daarna een vrij regelmatige daling intrad tot het gemiddelde 1.8 der laatste drie jaren. 1903—1904 0.7, 1905—1907 1.3, 1908— 1910 1.3, 1911—1913 1.6, 1914—1916 1.8, 19171919 2.0, 19201922 2.2 en 1923— 1925 1.8. In het voorstel van Mr. Kusters zou dus de thans bestaande verhouding min of meer worden vastgelegd, terwijl de oplossing in den geest van den schrijver der artikelen in het Noord-Hollandsch Dagblad een verhou ding zou doen ontstaan, die zelfs in 1920 nog niet werd bereikt. Daarentegen zou het voorstel van onze Commissie, in het Raads besluit vastgelegd, teru-gkeeren tot het ver houdingsgetal, zooals dit in de periode 1910 1914 ongeveer bestond. Wanneer men nu overweegt, dat in het Stads-Ziekenhuis nog steeds geen Rontgen- installatie bestaat, waardoor elk jaar een aantal patienten in het particuliere Zieken huis wordt opgenomen, voor wie geen mo gelijkheid van keuze bestaat, indien hun toe stand vervoer van het Stads-ziekenhuis ook zelfs per brancard naar de Rontgeninstalla- tie in het St. Elisabethsgesticht onmogelijk of ongewenscht maakt, rekent men vender met een middenstand, die klasseverpleging vraagt en deze tot dusverre alleen in het St. Elisabethsgesticht kon vinden, dan is het verder overbodig te betoogen, dat bij gelijk- waardigheid van beide Ziekenhuizen gere- kend zal moeten worden op een verdere da ling van het verhoudingscijfer, dus tot een terugkeer naar gunstiger tijden voor het openbaar Ziekenhuis. De verhouding, vol- gend uit den opzet van onze Commissie, laat aan het St. Elisabethsgesticht die beiceke- nis voor de toekomst, welke deze stichting zich in het verleden heeft veroverd dank zij den ver vooruitzienden blik van haar Direc- tie: rekenende op een binnen enkelc jaren be- reikte behoefte aan 300 bedden in het zieken huisgebied te Alkmaar, is de verhouding 1:1.5 voor de neutrale ziekenverpleging terwijl de verhouding van het niet-Katholie-- ke deel der bevolking tot het Katholiekc deel op ongeveer 1 0.65 word tgeschat een blijvende getuigenis voor de zeer groote ver- diensDn van deze religieuse stichting voor de ziekenhuisverpleging in Noordholland. Financieele zijde. In hoofdstuk 1 heeft onze Commissie ge- tracht duidelijk te maken, dat handhaving van de door haar aanvankelijk voor gestelde maximale capaciteif van 116 bedden noodza- kelijk is. Uitgaande van deze capaciteit, zou het voorts zeer zeker wenschelijk zijn, ook de aanvankelijke bouwplannen in hun vollen om vang te behouden. Aangezien echter het pro- we dan beginnen? iTeeft hij. ook een wissel van u ontvangen?" „Neen. We hebben nooit een wissel aan hem uitbetaald." „Hebt u hem gezien?" „Neen, ik heb hem nooit gezien." ,,'t Is 'n raadsel. Het terughalen van de pa pieren echter kan met geen andere bedoeling zijn geweest, dan om ze te verkoopen, en dan moet hij toch iemand daarvoor een opdracht geven. Op de een of andere manier volgt dan toch een openbaring van zijn bestaan." „Hij kan immers net zoo goed een ander een opdracht geven, als hij dit mij deed, in naam van mr. Dering?" „Nog een vervalsching dan!" „Ja", zei George. „We zullen maar aller- eerst eens ondferzoeken of een van de jongens, bij ons op het kantoor, den brief aan de Bank heeft gebracht." Geen van hen was met die boodschap uit- gestuurd. HOOFDSTUK XIV. Checkley's geval. Dien avond was mr. Checkley niet op zijn gewone plaats in de „Salutation Inn", waar zijn tegenwoordigheid anders sterk verlangd werd. Hij verscheen eerst laat: om kwart voor elven De verge ten pleitbezorger zat nog wat in het avondblad te studeeren, met zijn leeg glas naast zich. Mr. Checkley trad binnen, met zegevierenc air en bijzonder veerkrachtigen tred. Hij riep Robert en bestelde, op eigen. lcosten, voor zich zetven een kostbaren drank, een mengsel van Jamaica-runi, warm water, suiker en ci- troen, ofschoon het een avond in Juli v/as, en, voor den tijd van het jaar, aangenaam warm. En daar bleef het nog niet bij. Want ter eere van deze heuglijke gebeurtenis bestelde hij zelfs nog een glas voor den advocaat: „Want", zei hij, „ik heb vanavond een goed werk gedaan en daarom moet er ook iets bij- zonders wezen!" Toen ze de glazen voor zich hadden, hief hij het zijne op en riep: „Kom, laat ons drinken op het tenietgaan van alle schurken groot en "klein! Weg met hen!" „Uw toast, mr. Checkley, zou mijn ambt overbodig maken, als er geen schurken wa ren, zouden er ook geen strafwetten zijn. Toch zou ik daar minder onder lijden, dan mijn ambtsbroeders. Daarom wil ik wel met u, drinken op het te-niet-gaan van alle schur ken, groot en klein. Dit is uitstekende grog. Weg met hen!" Dit zeggende, dronk hij zijn glas leeg en begaf zich naar zijn zolderkamertje, waar hij, dank zij den grog, overheerlijk shep en droomde, dat hij aan het Hooge Gerechtshof was. E>e reden van deze ongewone vroohjkhetd was als volgt: Het stond bij Checkley vast, dat de jonge deelgenoot, dien hij iiaatte met onuitspreke- lijken haat, de schuldige moest zijn. Daar was hij even zeker van als indertijd van At- helstan Arundel, en vrijwel om dezelfde re den. Toch had hij nog niet durven spreken. Maar nu vanavond 1. (Wordt vervolgd.) w oil en r, hcl j* M ■en I ingl Oflfij rer( erc'j no te J h-- is-' jk- svij De- 1 »er I te* l\ j en! i: k de °u)| et I et 3e :i at J eh li erT Uin. I c -J el i>lailc' 1 p.jhwi^CifefT i 31,| 31 •r.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1927 | | pagina 7