Aikmaarsohe Gourant
e4
Wie is Edmund Gray
FEII1LLETON.
I
Zaterdag 26 Februari.
I
gi
I
1927
So. 49.
Hwderd Nagen en iwmngsie /aargang.
DIENSTPL1CHT.
Bekendmaking van uitspraken inzake
vrijstelling.
De Burgemeester van Alkmaar brengt ter
algemeene kennis dat omtrent de aanvrage
oin vrijstelling van den dienstplicht wegens
kostwinnerschap betreffende den hieronder
genoemden persoon de volgende uitspraak is
geschied:
J. PEEREBOOM, lichting 1927, voor een
jaar vrijgesteld.
Tegen deze uitspraak kan binnen tien da-
gen na den dag dezer bekendmaking in be-
roep worden gekomen door:
a. den ingeschrevene,, wien de uitspraak
geldt, of door diens wettigen vertegen-
woordiger
b. door elk der overige voor deze gemeente
voor .dezelfde lichting ingeschreven per-
sonen of door diens wettigen vertegen-
woordiger.
Het verzoekschrift, daartoe aan de Konin-
gin t e richten, moet, met redenen zijn c-i-
kleed en worden ingediend bij den Burge
meester, ter secretarie dezer gemeente, afdee-
ling Militaire Zaken, die voor de doorzen-
ding zorgt.
Alkmaar, 25 Febr. 1927.
De Burgemeester voornoemd,
WENDELAAR.
Prowinciaai Hsei8®#s.
UIT BERGEN.
Jaarvergadering V V. V
(Vervolg.)
- Hierop was het voorstel aan de orde van
den heer Verbeeck over: De schoonheid van
'Bergen.
De schoonheid van Bergen.
De heer Verbeeck herinnerde aan de
door het gemeentebestuur van Laren ter her-
denking van het l^M-jarig bestaan der eer-
ste welstandsbepaling in het land uitgegeven
brochure, getiteld: „Laren in het Gooi", ge-
schrcven door den heer Henri Polak, met een
inleiding van Jhr. A. Roell, Commissaris der
Koningin in Noord-Holland.
In die brochure^ werd spr. vooral getroffen
door den zin, dat er van speculatieven eigen-
bouw te Laren in het geheel geen sprake
meer is.
Bergen, zoo zeide spr., staat daar ver van
af. Spr. betreurde het, dat de schoonheid, al
is zij ook ten levensbehoefte, een levensvreug-
de voor d? meesten niet meer in aan-
merking komt als oud roest.
Hoeveel menschen beseffen nog dat het
doel van het leven niet buiten maar in ben
bgt.
Spr. betoogde hierna, dat te Laren de
schoonheid behandeld wordt als een troetel-
kind en te Bergen als een stiefkind.
In Laren heeit het gemeentebestuur gehoor
gegeven aan de bewusten. Terwijl men in
Bergen nog zoo weinig aandacht schenkt
aan de levensader van de gemeente.
De meesten Uwer zullen wellicht nooit be-
seft hebben, dat schoonheid, vastgelegde
schoonheid althans, meer vermag dan het le
ven zelf. Wij hebben daarvoor b.v. slechts
een of ander letterkundig werk open te slaan
of aan tooneel te denken om te beseffen
dat de geweldigste tragiek, die wij in het da-
gelijksch leven ontvluchten, ons het hoogste
genot kan verschaffen. Als die tragiek maar
overgoten is door den warmen glans der
schoonheid. Dat kan het leven niet! De
schoonheid1 heeft iqvloed op ieder mensch al
is dit in onzen decadenten tijd in de meeste
gevallen onbewust. Een voorbeeld: Waarom
verkiezen de bezoekers of gasten het terras
van de Rustende Jager boven het toch aller
keurige terras van het Oranje Hotel? Om de
eenvoudige reden dat de omgeving van de
'Rustende Jager het oog een stuk zeldzaam
-dorpsschoon biedt, waardoor men onder de
bekoring komt van de warmteuitstrooming
der schoonheid, daar waar het andere terras
slechts het oog vergast op ijzer- en prikkel-
draad, een gevel vol reclame, een akelig
krantenhok en wat borden en het ook geen
bladerdak boven het hoofd heeft. Het Oran
je Hotel is d'us slachtoffer van de omgeving
Welnu, wij hebben te zorgen dat dit an
ders worde en niet heel Bergen dien weg
op gaat. Wij hebben te zorgen, dat Bergen in
■weerwil van de al reeds nog verminkte
schoonheid, in de toekomst een dorp
blijve, dat op zijn nog restend schoon
kan blijven bogen, en hetgeen goed
maken is, in eere te herstellen. Wil men Ber
gen niet verd-er grondig vernield zien, dan is
het nu meer dan tijd dat er ingrijpende
-maatregelen genomen worden. Wij hebben
alien den plicht in te zien dat er ons een
hoogere taan nescnoren is, dan toe te geven
aan materialistische belangetjes, die volgens
mij, kunnen beschouwd worden als de zeis
waarmee het dorpsschoon aanhoudend wordt
weggemaaid. Die material istische drang acht
ik als een ingrijpende onbehoorlijkheid tegen-
over de medeburgers, die er meer en meer het
slachtoffer van worden.
N-u weet ik wel dat den huidigen kapitalis-
tischen productievorm, begeerlijkheid en
winstbejag maken tot de sterkste drijfveeren
van handelen; dat materieele begeeren heeft
desnictternin rekening te houden met een
waardevollen factor en die is voor Bergen de
itreeele, de immaterieele, die al het andere
zwijgend overwelft, en het slechts mo-
gelijk maakt dat het winstje een daadwerke
lijkheid worde en vooral blijve.
Schoonheid is ons aller bezit. Gedreven
door de ware liefde tot die schoonheid doe ik
nu Bergen door't heengaan van mevr. v.
ReenenwVolter is geschaad en —voor wat zijne
schoonheid betreft de verdienstelijkste ver-
tegenwoordigster verloren heeft op U
alien een beroep niet alleen om pal te staan
tegenover de ergerlijke schendingen die er
aanhoudend -plaats hebben,maar ook om maat
regelen te treffen, opdat men ouhoude Bergen
te vernielen in dien zin dat men zijne gasten
naar elders jaagt. Het grootste monument
dat de inwoners van dit schilderaehtige
dorpje aan haar voormalige weldoenster
mevr. v. Reenen—Volter zouden kunnen
sohenken, ligt hem in de betrachting haar
werk in haar geest voort te zetten.
In de door haar uitgegeven brochure „E)e
Heerlijkheid Bergen in woord en beeld"' is
dien geest door haar zelf in de volgende be-
woording nauwkeurig vastgelegd: „De jeugd
begeert het nieuwe en het is aan de oud ere n
om te bewaren wat er aan goeds eens was
en het voort te geven aan het opgroeiende
geslacM."
Tornt men nog verder aan Bergen's
schoonheid dan hebben wij dus alien den
plicht daar tegen in te gaan, en burgemeester
en wethouders en raadsleden hebben te be
seffen, dat zij niet vrij uit gaan, zelfs niet,
wanneer zij de reglementen niet overtreden.
Zij hebben te beseffen dat de schoonheid niet
enkel gediend is door verordeningen, maar
wel door gehoor te geven aan een hooger
ideaal. Is hun de gave, dat hooger ideaal te
dienen, niet aangeboren dan hebben zij zich
te laten voorlichten, zooals het in ieder ge
meentebestuur dat het met zijne schoonheid
goed meent, geschiedt.
Menschen die zich-zelf eerbiedigen zullen
trachten te redden wat er nog te redden valt.
Zij gaan er dan niet toe over toestemming te
verleenen tot het bouwen van iets meer dan
arbeiderswoningen in de omgeving van wo-
ningen als die van de heeren Hoksbergen,
Titsing, Vosmaar, 'Blankendaal, Ruli, Dijk
enz. Mij is bekend dat menig inwoner dier
buurt het gemeentebestuur verzocht heeft hen
in de toekomst voor zulke- onharmonieusheid
te willen sparen. Overigens met welk moreel
recht gaat een gc'imentebestuur te werk om
die mooie woningen in hunne waarde te doen
daien dcor er onbennllige huisjes omheen te
laten bouwen? Ik leg hier even den nadruk
op bet woord onbenuliig, omdat ik zeer goed
doordrongen ben van het feit, dat een huis
niet groot behoeft te zijn om mooi te wezen.
Voor zulke fouten zijn geene verontschuldi-
gingen denkbaar, te meer en dit is't erg-
ste van al zij zijn nooit meer goed te
maken
Hij was ook bekend dat de frontbreedte
van het stuk grond tegenover Titsing-Vos
maar een groote zestig meters bedroeg. Des-
tijds werd op't raadhuis overeen gekomen
slechts toestemming te geven tot het bou
wen van drie woningen, dus ieder huis op
een frontbreedte van ruim twintig meter. De
man die als wethouder karakter genoeg had
am de hand te houden aan bepalingen die de
schoonheid hier en daar dienden, had jam
mer genoeg ontslag genomen en nu is het
mij niet erg duidelijk waarom het gemeente
bestuur die overeenkomst verbrak om daar
toch te late.n bouwen o-p een mindere dfen de
eerst-vastgestelde frontbreedte, daar waar
datzelfde gemeentebestuur een jonge man
verplichtte op den Nesdijk grond bij te koo-
pen alvorens toestemming tot bouwen
van borden en bofdjes te zetten, zijn aoor- krijgen vol groen- en bloemen
Geautoriseerde vertaling naar het
Engelsch van Walter Besant,
door Mej. E. Hoogewerf.
46)
„We hadden hem onschuldig moeten geloo
iven, tot zijn schuld bewezen was. Maar dat
deden we niet. We wierpen hem uit van ons
en nu hij, na acht jaar, zooals je zegt, arm
teruggekomen is, en zoo diep gezonken, dat
hij zich schaamt, om zijn familie te gaan op
zoeken, slaan wij weer geloof aan een andere
besehuldigin-g, eveneens gegrond op wat-kan
zijn-gebeurd en wat-kon-zijn-gebeurd!
Neen, Hilda, Ik geloof het niet. En dan
wat George betreft. Als ik ophoud te geloo
ven aan zijn eer en zijn oprechtheid, dan ge
loof i-k ook nergens meer aan! Hij voelt zich
toch n-iet bezwaard door die zaak? Hij lacht
immers om dat dolzinnig beweren van dien
ouden man! George beweert juist, dat Check
ley zelve aandeel zou hebben in beide zaken."
Hilda schudd-e het hoofd.
„Neen, Elsie, neen. De oude man is boven
verdenking verheven."
„Waarom zou hij eer „boven verdenking
verheven" zijn, dan George? En je verlangt
van mij, dat ik op de eerste de beste beschul-
<hging George zou behandelen. zooals jij clat
te
geven.
Ik laat hier aan de vergadering over om
te oordeelen over de wijze waarop met de be-
lftngen der inwoners „de schoonheid" om-
gesprongen wordt.
Bergen is, o, ironie! ook een van de veer-
tien dorpen die de welstandstfepalingen in
hare verordeningen heeft opgenomen. Wie
tastende maatregelen meer dan noodzakelijk.
De statistiek van het bestaande aantal vierk,
meters bosch tien jaar geleden, vergeleken
bij die van heden, zou een ieder met verba-
zing slaan, het aantal vierkante meters dat
Bergen aan bosch in die tien jaar verloren
heeft, in verhouding van het kleine stuk
waarover het slechts beschikt, is werkelijk
verbazingwekkend. Wordt daar geen paal en
perk aan gesteld, dan zal dat mooie Bergen
binnen enkele jaren onherroepelijk van al
zijne schoonheid ontdaan zijn en dan zullen
de gevolgen niet uitblijven, zelfs diegenen die
zich nu misschien door mijn optreden in
hunne vermeende belangetjes gekwetst voe-
len, zullen er dan ook an ders over denken.
In 1905 450 huizen, in 1925 1250 huizen.
Mijne heeren, hier verwijs ik naar het
dorp Mariaburg, een dorp gelegen even over
de zuidgrens waar de houwmaatschappij het
bestaan van hare eigendommen onmogelijk
heeft gemaakt, omdat zij vergeten had de
schoonheid der bosschen te sparen. De
houwmaatschappij die heel het dorp gebouwd
had eindigde met een tekort als ik mij niet
vergis van -zeven millioen.
Wij zouden kunnen zorgen, dat er eene
commissie gevormd wordt die de te nemen
maatregelen een vasten vorm zou kunnen
geven. Die commissie zou kunnen streven
naar een systematische bebouwing uitgaande
van den dorpskerk -en rekening houdend met
het toekomstig verkeer. Zij zou vooral alle
ontijdige aantasting van het natuurschoon
kunnen tegen gaan. Zij zou een vaststelling
van uitbreidingsplannen in dien geest kunnen
aanbevelen, zij zou de bewondering van een
zeer „open" bebouwing langs de hoofdwegen
kunnen nastreven, b.v. minstens 40 Meters
zooals in Laren. In het sinds jaren lang niet
bestaan van dien norm ligt de kern van alle
kwaad, tevens zou zij de bebouwing langs de
hoofdverbindswegen kunnen helpen tegen
gaan, al waar zij tot beplanting zou kunnen
3 dvise eren
Ten tijde der functie van den vorigen wet
houder besloten B. -en W. den Bergerweg van
af richting melkfabriek tot richting boerderij-
huisjes, van den heer Kloots te verdubbelen
mits van't tuschen de twee wegen inliggend
stuk "grond 'n plantsoen zou maken die wet
houder had ziin functie slechts enkele weken
neergelegd of B. en W. gaven toestemming
tot het bouwen van een rij huisjes, die het
voorgenomen plan onuitvoerbaar maakten.
Te Koedijk legde men de electrische gelei-
ding ondergrondsch, op het oogenblik dat
men het dorp en de mooie onmiddellijke om
geving met palen ontsierde. Een commissie
zou kunnen adviseeren in de toekomst net
andersom te doen, zoolang niet al de deaden
ondergrondsch kunnen weggewerkt worden.
Zij zou de noodzakelijkheid kunnen aan-
toonen van het onderhoud der ruine, da-ar
waar het kerkbestuur zelf niet over de noo-.
dige middelen beschikt.
Zij zou ook kunnen waken tegen het aan
houdend gekrabbel aan datgene, wat het
landsehap aldoor doet vervlakken om het
meer en meer den weg der zielloosheid op te
stuwen. We hoeven hier slechts te denken
aan het toenmalig wezenlijk innig mooie van
de Kruislaan en de St. Anthoniusstraat, dat
jammer genoeg, heeft moeten plaats maken
voor het treurig-pitloos-chaotische waarin
het nu verkeert.
Het zou mij te ver leiden, maar tientallen
voorbeelden van dien aard zijn aan te halen.
Die commissie, dames -en heeren, zou kun
nen in samenwerking treden met lichamen en
vereenigingen als:
1. De Prov. schooheidscommissie voor
al met het oog op de onmiddellijke omgeving
van het dorp. 2. De Prov. Adviescommissie
met het oog op de omgeving tot het verbete-
ren der bouwplannen. 3. De vereeniging
Heemschut voor schoonheidsbescherm-ing op
alle gebied. 4. De vereeniging tot het behoud
van natu-urmonumenten om er naar te stre
ven d-atgene waar het natuurschoon nog on-
aangeroerd is gebleven, te doen aankoopen
om het voor de toekomst van alle schending
te vrijwaren. 5. De vereeniging tot bevorde-
ring van de uitbreidingsplannen ten einde
er, zoo noodig, advies in te winnen. 6. Zij
zou de grondeigenaars kunnen verzoeken te
-mogen adviseere^ bij het hakken van hout
ten einde het landsehap als oogenschoon op
te voeren op een manier die van de eigenaars
geen offer zou vragen. 7. Zij zou ook een zit-
dag kunnen houden waar raad zou kunnen
verstr-ekt worden aan de inwoners die dik-
wijls uit onwetendheid alle schoonheid ver-
minken. 8. Zij zou kunnen wedijveren opdat
tot iets
als bewuste zijn neus in de bebouwde kom er met meer zcm gebouwd worden dan met
steekt vindt er slechts 'n chaos. De waarheid behulp van goede architect-en. 9. Zij zou het
dezer stelling in hun nuchtere klaarheid is, in de hand kunnen werken, dat er boomplant
dat er in heel Bergen geen enkele s-traat dagen zouden plaats hebben in't bijzijn van
nicer op te noemen valt. die in de laatste tien de schooljeugd, opdat ieder kind zijn boom in
jaar niet van hare schoonheid heeft moeten
inboeten. De malaise tijd heeft die toestand
nog eenigszins gestuit, maar nu, nu er een
leger van uitsluitend belangzo-ekenden op den
loer ligt, om hunne strikken in den vorm
Athelstan deed. Neen, Hilda, dat doe ik niet."
„Ik wil je op alle mogelijke wijzen tege-
moet komen Elsie. Het is een vreeselijke,
een hart-brekende geschiedenis. Intusschen,
wat ben je van plan te doen?"
„Niets! Wat zou ik doen? Ik houd mi]
eenvoudig, of er niets gebeurd is."
„Sir Samuel droeg mij op, je zeer ernstig
te waarschuwen. Als je er in toestemt, hem
weer te ontvangen
„Er in toestemt? Waarom zcu ik weige-
ren? Binnen veertien dagen is hij mijn heer
en meester, wien ik gehoorzamen meet." Ze
ging nu zitten en barstte in tranen uit.
„Als je hem weerziet'," ging Hilda voort,
„waarschuw hem dan, dat hij het land uit-
ga^t! De zaak heeft al zoo veel zekerheid,
dat binnen een paar dagen de bewijzen vol-
ledig zullen zijn en dan is het te laat.
Maar beter nog, Elsie, ontvang hem niet en
laat hem aan zijn lot over."
„We hebben Athelstan al zien gaan. Die
had ook moeten blijven. Als ik George over
het geheel al raad geef, dan zal ik hem raden
op zijn post te blijven en dte zaak af te wach-
ten. En, verliet hij het land, dan ging ik met
hem mee."
„Dat zou toch de, dwaasheid ten top gedre
ven zijn, Elsie! Ik hoop maar, dat hij uit
zichzelven zoo verstandig is, om te vluchten.
Intusschen valt er nog. iets bij in het oog te
houden."
„Wat dan? Spaar me maar niet Hilda?
Na wat nu vooraf treoaan is. moet het nog
het dorp" zou hebben. 10. Zij zou kunnen
streven naar een mooie inkom langs de tram-
lijn met de betrachting dc omgeving van dat
heele mooie kerkje vrij te houden en zij zou
den vooral kunnen betrachten een station te
Op die manier zou Bergen nog
moois kunnen uitgroeien.
Eenigen tijd geledeu heeft de minister van
Biuneniandsche Zaken en landbouw aan de
Commissarissen der Koningin in de onder-
scheiden provincies een omzend'brief gezbn-
den, waaraan wij het volgende ontleenen:
Het komt mij gewenscht voor, dat de op-
richting van plaatselijke vereenigingen, die
het behoud van natuurschoon beoogen, zoo-
veel mogelijk wordt bevorderd. Mij op dien
omzend'brief steunend, ben ik -van oordeel,
dat het gemeentebestuur zulke commissies
officieel zal erkennen, indien dat gemeente
bestuur het met de belangen van het dorp
goed meent.
In verband1 met het door mij aangehaalde,
dien ik de volgende moties in:
1. De led-en der algemeene vergadering
spreken de wenscheliikheid uit, een studie- en
propaganda-commissie in het leven te roe-
pen, die werkzaam zal zijn voor het behoud
van het tot hiertoe niet verminkte dorps- en
natuurschoon en de onmogelijike toestan-
den te verbeteren, in zoover dit mogelijk is.
'2. De algemeene vergadering noodigt het
gemeentebestuur uit, maatregelen te treffen,
die de oorzaken van verdere ontluistering
van het dorp tegengaan.
Hierna hield spr. nog een filippica tegen
het ontsierende van taliooze reclame-borden.
Ook ten aanzien daarvan stelde hij moties,
die beoogen, dit te doen beeindigen.
De Voorzitter dankte den heer Ver
beeck voor zijn schoone lezing. Z. i. was het
niet doenlijk, het door den heer Verbeeck op
schrift gestelde zoo maar aanstonds te beant-
woorden. Behalve de moties wist spr. con-
clusies. Het is wel gemakkelijk, allerlei men
schen naar voren te brengen, maar om die in
de practijk uit te voeren, valt niet mee. Ook
oordeelde hij, dat de beer Verbeeck de zaak
wel wat te zwart had voorgesteld. Het is te
sterk uitgedrukt, om te beweren, dat in Laren
de schoonheid het troetelkind is en in Ber
gen het stiefkind.
Zoo erg is het niet. Van gemeentewege
hebben wij de provinciale adviescommissie
Nu weet ook spr. wel, dat enkele raadsleden
zich daartegen verzet hebben, maar dat dit
een 5-tal is, is niet juist. De heer Verbeeck
noemde de heeren Bogtman, Brugman, Blank
en Bait us.
De Voorzitter merkte op, dat die wel
bezwaren hadden geopperd, maar niet alien
hadden tegengestemd.
De heer Verbeeck voerde hiertegen
aan, dat de beide eersten hadden voorge
steld, om de advies-commissie maar op te
doeken.
De Voorzitter oordeelde, dat men
geen raadsvergadering er hier van kon gaan
maken.
Ten aanzien van de opmerking van den
heer Verbeeck, dat de terreinen tegenover
het huis van den heer Titsing aanvankelijk
20 M. breed moesten zijn, merkte spr. op, dat
dit juist was, doch dat men hier met een uit-
zonderingsgeval te doen had en men geen
menschen kon dupeeren, die reeds voor dien
tijd gekocht hadden. Daarom was er een
overgangstijd genomen. Overigens kon spr.
verzekeren, dat er de hand gehouden wordt
aan d-e vastgestelde bouwmaten en dat in
den Raad overwogen wordt, om die zelfs te
vergrooten. Om die evenwel op 40 M.
breedfe te stellen, was z.i. een utopie.
Aan de ondergrondsche kabels wordt ge-
werkt, maar ook hiermee verkeert men in een
overgangstoestand. Het net Wordt omge-
bouwd en men moet dit in de groote 1-ijnen
bekijken. Spr. oordeelde overigens, dat men
de vereenigingen tot behoud van natuur-
monumenfen niet idealistisch moet voorstel-
len. Zij heeft haar groote waarde en de
V. V. V. is er dan ook lid van. Aan natuur-
monumenten, die men niet mag betreden,
heeft men echter'niets.
Amsterdam bezit prachtige duingebieden
voor de waterleiding, maar de Amsterdam-
mers mogen er geen voet inzetten. Het Naar-
der Meer is een prachtig natuurgebied. Maar
men kan het niet betreden. Over het hakken
van het hout heeft het bestuur gesproken.
Dit heeft echter geen vol-doend-e verstand van
hakhout. Deskundigen verzekerden spr., dat
het behoud van het hakhout vordert, dat het
op bepaalden tijd gekapt wordt, anders gaan
de stompen dood. Men kan t. d. a. wei wen-
schen naar voren brengen, maar er is nog
zoo iets als eigendomsrecht. Wanneer men
gelezen heeft, het verslag van de Eerste
Kamer, en het antwoord van den minister,
dan heeft men t. a. van de schoonheid van
het Gooi kunnen lezen, zooals het Handeis-
blad het uitdrukte, dat de schoonheids-
commissie daar door te straffe bepalingen het
natuurschoon in gevaar brengt en dat eige-
naren dreigen, hun bosschen te kappen.
Spr. houdt zooveel van natuurschoon als
de heer Verbeeck. Hij weet, dat de natuur per
slot van rekening het eenige is. wat voldoe
ning geeft. Nederland heeft echter nu een
maar eeri punt van zeer cndergeschikt belang
zijn."
„Je bent bitter, Elsie, en dat verdien ik
niet aan je! Maar dat is minder, op zulke
oog-enblikken moet alles vergeven worden.
Het betreft den dag van je huwelijk. Die was
bepaald op den twaalfden van de volgende
maand, dus nog geen drie weken later. Houd
je voorbereid, dat dit uitgesteld moet wor
den."
„Ja, waarlijk? Omdat jij beweert, dat
iets onmogelijks zoo goed als bewezen is?
Zeker niet, Hilda."
„Ik ben hier vandaag gekomen, Elsie, op
uifdrukkelijk vc-rlangen van sir Samuel om
den dag te verzachten en je te \vaarschuwen.
Of je het dien ongelukkigen jongeman wilt
meedeelen, meet je zelve weten. Maar mis
schien, als je het d-oet, dat hij dan het voor
beeld van onzen onwaardigen broer volgt en
het land uitgaat. Doet hij dit niet, dan kan de
slag mcrgen of overmorgen vallen. Hij zal
gearresteerd worden en voor den rechter
worden gebracht. O Elsie en wilde je nu
zoo'n man trouwen? Je drijft je geloof in hem
te ver! We meenen wel aliid, dat we bemind
worden door den besten onder de mannen,
dat geeft ons zoo'n gevoel of we ook de beste
ender de vrouwen zijn! Maar in dit geval,
nu. ik je tcch verzeker, dat sir Samuel, een
man die altijd onder geld beef geleefd', zoo te
zeggen, en dus weet, wat een sterke verleiding
geld is, zich vast ovcrtuigd houdt van Geor
ge's medepiichtigheid, kon je je toch ook nog
maai een groeienne nevolking, die menschen
moeten ergens naar toe en dus wordt er ge
bouwd. Ook de heer Polak bouwde in de
natuur.
Daarin had hij geli]k. Maar ook anderen
hebben dit recht.
De heer Verbeeck wilde het bouwen
niet tegengaan, maar vond het bedroevend,
dat om de Hertenkamp op een breedtc van
15 M. gebouwd mag woraen, terwijl aan den
Nesdijk iemand, die daa-r een klein huisje
wilde bouwen, op een zelfde breedfe ver-
plicht werd, er grond bij te koopen. Een
dergelijke uitzondering oordeelde spr. een
chaos. Spr. bedoeling was, dat er een com
missie tot stand komt, die werk van de zaak
maakt en die innerlijk bestudeerd, al zou er
geen enkel punt van hetgeen hij naar voren
had gebracht, blijven bestaan.
De Voorzitter zeide nog, dat hij t.e
haat van den heer Verbeeck tegen de ve'e.
borden in de gemeente volljomen decide.
Prof. Korteweg had met tcleurstelling
geconstateerd, dat er aan den Kerkcdijk
tegenover de bank, die zoo'n mooi uitzicht
gaf op de Schoorlsche duinen, nu een huis is
gebouwd, waardoor dit uitzicht verloren is
gegaan.
De Voorzitter meende, dat pogingen
gedaan kunnen worden, om df bank te ver-
plaatsen.
De heer Beyneveld was van oordeel,
dat de ideeele en de materieele kanr van de
kwestie zich niet vaak laten vereenigen. Toch
geloofde hijdat dit hier wel mogelijk was.
Een rem was hier noodig. Men moet roeien
met de riemen, die men heeft en de beste rie-
men zijn, er voor te zorgen, dat in Bergen
het natuurschoon niet verloren gaat. Spr.
geloofde, dat alien het er wel over eens zou
den zijn, dat Bergen verloren was, als dit het
geval is.
Z. i. kon alien het gemeentebestuur leiding
geven, om verminking te voorkomen. We
staan aan den vooravond van de gemeente-
raadsverkieziiigen en daarom wilde spr. den
candidaten de vraag voorleggen, hoe hun
houding in deze zal zijn. Ook oordeelde hij,
dat er een uitbreidingsplan moet komen.
Spr. ondersteunde dus het voorstel van den
heer Verbeedk en gaf het bestuur in overwe-
ging om diens gescbrift te bestudeeren, en
van de vergadering machtiging te vragen, de
gewenschte commissie in te stellen
De heer Wielinga zou er sterk voor
zijn, wanneer pas weer in het volgencf jaar
vergadert wordt, om reeds nu de commissie
in te stellen. Hij vreesde dat men anders in de
omgeving van het nieuwe kerkje huisjes met
achteruitjes en waschlijntjes zal krijgen, die
de schoonheid zeer zuHen ontsieren.
De heer Klomp was van meening dat
de heer Verbeeck voor zijn warm woord ter
verdediging van de schoonheid dank verdien-
de. Spr. betoogde, dat deze zaak overal in
den lande een kwestie van beteekenis is ge-
worden en herinnerde er aan, dat hij reeds
voor jaren terug op de algemeene vergade
ring van de A. N. V. V. aan de orde stelde
Deze zaak moest z.i. echter landelijk worden
jeregeld. Een gemeentebestuur heeft in d-eze
weinig macht, gebonden als het is aan de
rijkswetten. De regeering heeft reeds ingezien
dat het voor het behoud van het landelijk
schoon funest is om de bezitters van bosschen
die als bosch niets opbrengen te laten betalen
naar een belastbaren opbrengst, alsof deze
objecte bouwterreinen waren, en daarom dc
wet zoo gewijzigd, dat die eigenaren een be-
langrijk lageren aanslag krijgen, mits zij
zich verbinden om die bosschen intact te la
ten.
Niemand minder dan het lid van Ged Sta-
ten van Noord-Holland, de heer Michels, ver-
wacht van die wet niet veel, omdat de tegen-
woordige eigenaren moeilijk kunnen besiissen
omtrent de meening van volgende bezitters
Spr. vcrwees den heer Verbeeck naar de ar-
tikelen van den heer Michels, voorkomende
in het Volk van 8 en 13 October 1926, waar
in deze uiteenzet, hoezeer dan ook een uitbrei
dingsplan gewenscht is, dat een gemeente al
heel weinig macht heeft, waarom hij op her-
ziening van de woningwet op het stuk van
bouw-verbod en uitbreidingsplen, zoomede op
herziening van de onteigenings-procedure
aandringt, om de gemeenten een steun te ge
ven, ongewenschte bebouwingen te keeren.
De heer Michels bepleitte aankoop van het
natuurschoon door de gemeente en drong cr
op aan, dat Rijk en Provincie ieder 1/3 be
talen, terwijl z.i. ook bet Rijk met rentelooze
voorschotten moet bijspringen. Wie deze ar-
tikeien gelezen heeft, weet, dat de gemeeutr'-
raad ten aanzien van deze materie ai heel
weinig macht heeft. Het nationaal belang
vordert echter ook z.i. dat voorkomen wordt
dat Nederland in de naaste toekomst zijn bos
schen geheel mist. Spr. vond het dan ook
goed, dat vooruitziende m-ens-chen in dit op-
zicht het publieke geweten wakker schudden.
Wanneer men evenwel iets wil bereiken,
dan zal men voor alles den rijkswetgcver
moeten beinvloeden. Nog wees spr. erop, dat
we! eens even bedenken. Wat heeft mr. Derin-g
gezegd in het geval van Athelstan? Alles
is mogelijk." En zoo zeg ik nu, in het geval
van George Austin."
„Neen, toch niet alles! Dit, dijvoorbeeld,
niet."
„Ja, zelfs dat! Wat weet je nu van zijn
particulier leven? Waarom heeft hij het feit
van Athelstans verblijf in Londen verborgen
gehouden? Waarom heeft hij ons nooit eens
gesproken van dien ongelukkige?"
,,Daar zal hij wel zijn redenen voor hebben
geliad."
„0, 't is een verschrikkelijk ding voor je!"
ging Hilda voort, „nu je al eenmaal zoo ver
bent gegaan, dat de huwelijksdag zelfs vast-
staat! Maar niemand kan het je toch kwalijk
nemen."
„Hoor eens hier, Hilda. Ik geloof, dat je
het er op gezet hebt, om mij gek te maken."
„Allerminst lieve! Maar je moet het.geval
onder de oogen zien. Dat heb ik gedaan.
Vandaar dat ik dan ook tot de slotsom ben
gekomen, dat ik mij niet meer met George be-
moeien zal. Er zijn van die dadtn, die een
man uitsluiten van zijn omgeving, van zijn
geliefde, zijn zusters
„Praat toch niet zulken onzin!" riep Elsie
ongeduldig. „Laat den slag dan vallen, zoo
als jij dat noemt. Wat mij betreft, ik zal Geor
ge nieLwaarschuwen, dat hij beschuldigd
wordt van oneerlijkheid, zoo min als ik hem
in staat acht tot oneerlijkheid."
„Een troost is er tenminste nog voor ons, i
kin-dlief! Namelijk dat een man die een wette-
lijke beschuldiging heeft. niet trouwen mag."
„Arme George! Hij, die nog geen tien
pond ooit heeft bezeten, tot hij deelgenoot
werd
Juist. Dit zal dan ook de beweegreden
zijn geweest. Armoede heeft hem verleld tot
een geheim overleg met Athelstan: En behal
ve het onvcrantwoordelijke tegenover ons!
Elsie, denk toch eens aan de verantwoordelijk-
heid tegenover je zelve, die je op je laadt.
Wat moet er van je kinderen worden als ze
reeds zoo gebrandmerkt ter wereld komen?
Ik ben zoo even bij moeder geweest. Ze zegt,
dat het huwelijk moet worden uitgesteld tot
de man vrijgesproken zal zijn. Intusschen
heeft zij den moed niet, hem te zien. Je kunt
hem hier on-tvangen als je wilt."
„Het is werkelijk verwonderlijk!" zei El
sie en trad aan het open venster, als had ze
behoefte aan lucht. „Verwonderlijk! H-etzelfde
lot dat Athelstan te beurt viel, bedreigt nu
ook George! Maar Hilda, ga jij gerust naar
moeder en zeg haar uit mijn naam, dat, al
mocht dan ook de heele wereld George, mijn
George, een schurk noemen, ik hem trouwen
zal. Want zie je, niet alles is mogelijk! Dit
ook niet!"
„We zullen moeite hebben met Elsie," sprak
lady Dering tot haar moeder. „Want de
menschen noemen haar zacht en insehikke-
lijk. Ze is zoo koppig als een ezel. Geen
mensch, die haar afkrijgt van hetgeen zij zich
eenmaal voorgesteld heeft."
(Wordt vervolgxf).
w
i (I
on
er]
in(l
'enl
ingj
oo
'eril
ercj
no
b'l
.h-~ I
I
lis-
ik-
wij
De
1
>er
ke
en,
tot
te
ijn|
en|
de
af I
at
iet
en
r-
.et
del
\\A
ill
u,
ei",
e-
I
1 a - -ii.^i::i^ r\t-i Aio manip" -7C\u Krrapn
ildl C VCiUiUUliut;ui nwwic J
1 - 1 1 i c i i_!i i i 1 A 7i 1 -taii l-unnPn
r,
hel
OU j,
tin"
:n
en
de
Q)
ar'S
i
ei*J
if