Aikmaarsohe Gourant e4 Wie is Edmund Gray FEII1LLETON. I Zaterdag 26 Februari. I gi I 1927 So. 49. Hwderd Nagen en iwmngsie /aargang. DIENSTPL1CHT. Bekendmaking van uitspraken inzake vrijstelling. De Burgemeester van Alkmaar brengt ter algemeene kennis dat omtrent de aanvrage oin vrijstelling van den dienstplicht wegens kostwinnerschap betreffende den hieronder genoemden persoon de volgende uitspraak is geschied: J. PEEREBOOM, lichting 1927, voor een jaar vrijgesteld. Tegen deze uitspraak kan binnen tien da- gen na den dag dezer bekendmaking in be- roep worden gekomen door: a. den ingeschrevene,, wien de uitspraak geldt, of door diens wettigen vertegen- woordiger b. door elk der overige voor deze gemeente voor .dezelfde lichting ingeschreven per- sonen of door diens wettigen vertegen- woordiger. Het verzoekschrift, daartoe aan de Konin- gin t e richten, moet, met redenen zijn c-i- kleed en worden ingediend bij den Burge meester, ter secretarie dezer gemeente, afdee- ling Militaire Zaken, die voor de doorzen- ding zorgt. Alkmaar, 25 Febr. 1927. De Burgemeester voornoemd, WENDELAAR. Prowinciaai Hsei8®#s. UIT BERGEN. Jaarvergadering V V. V (Vervolg.) - Hierop was het voorstel aan de orde van den heer Verbeeck over: De schoonheid van 'Bergen. De schoonheid van Bergen. De heer Verbeeck herinnerde aan de door het gemeentebestuur van Laren ter her- denking van het l^M-jarig bestaan der eer- ste welstandsbepaling in het land uitgegeven brochure, getiteld: „Laren in het Gooi", ge- schrcven door den heer Henri Polak, met een inleiding van Jhr. A. Roell, Commissaris der Koningin in Noord-Holland. In die brochure^ werd spr. vooral getroffen door den zin, dat er van speculatieven eigen- bouw te Laren in het geheel geen sprake meer is. Bergen, zoo zeide spr., staat daar ver van af. Spr. betreurde het, dat de schoonheid, al is zij ook ten levensbehoefte, een levensvreug- de voor d? meesten niet meer in aan- merking komt als oud roest. Hoeveel menschen beseffen nog dat het doel van het leven niet buiten maar in ben bgt. Spr. betoogde hierna, dat te Laren de schoonheid behandeld wordt als een troetel- kind en te Bergen als een stiefkind. In Laren heeit het gemeentebestuur gehoor gegeven aan de bewusten. Terwijl men in Bergen nog zoo weinig aandacht schenkt aan de levensader van de gemeente. De meesten Uwer zullen wellicht nooit be- seft hebben, dat schoonheid, vastgelegde schoonheid althans, meer vermag dan het le ven zelf. Wij hebben daarvoor b.v. slechts een of ander letterkundig werk open te slaan of aan tooneel te denken om te beseffen dat de geweldigste tragiek, die wij in het da- gelijksch leven ontvluchten, ons het hoogste genot kan verschaffen. Als die tragiek maar overgoten is door den warmen glans der schoonheid. Dat kan het leven niet! De schoonheid1 heeft iqvloed op ieder mensch al is dit in onzen decadenten tijd in de meeste gevallen onbewust. Een voorbeeld: Waarom verkiezen de bezoekers of gasten het terras van de Rustende Jager boven het toch aller keurige terras van het Oranje Hotel? Om de eenvoudige reden dat de omgeving van de 'Rustende Jager het oog een stuk zeldzaam -dorpsschoon biedt, waardoor men onder de bekoring komt van de warmteuitstrooming der schoonheid, daar waar het andere terras slechts het oog vergast op ijzer- en prikkel- draad, een gevel vol reclame, een akelig krantenhok en wat borden en het ook geen bladerdak boven het hoofd heeft. Het Oran je Hotel is d'us slachtoffer van de omgeving Welnu, wij hebben te zorgen dat dit an ders worde en niet heel Bergen dien weg op gaat. Wij hebben te zorgen, dat Bergen in ■weerwil van de al reeds nog verminkte schoonheid, in de toekomst een dorp blijve, dat op zijn nog restend schoon kan blijven bogen, en hetgeen goed maken is, in eere te herstellen. Wil men Ber gen niet verd-er grondig vernield zien, dan is het nu meer dan tijd dat er ingrijpende -maatregelen genomen worden. Wij hebben alien den plicht in te zien dat er ons een hoogere taan nescnoren is, dan toe te geven aan materialistische belangetjes, die volgens mij, kunnen beschouwd worden als de zeis waarmee het dorpsschoon aanhoudend wordt weggemaaid. Die material istische drang acht ik als een ingrijpende onbehoorlijkheid tegen- over de medeburgers, die er meer en meer het slachtoffer van worden. N-u weet ik wel dat den huidigen kapitalis- tischen productievorm, begeerlijkheid en winstbejag maken tot de sterkste drijfveeren van handelen; dat materieele begeeren heeft desnictternin rekening te houden met een waardevollen factor en die is voor Bergen de itreeele, de immaterieele, die al het andere zwijgend overwelft, en het slechts mo- gelijk maakt dat het winstje een daadwerke lijkheid worde en vooral blijve. Schoonheid is ons aller bezit. Gedreven door de ware liefde tot die schoonheid doe ik nu Bergen door't heengaan van mevr. v. ReenenwVolter is geschaad en —voor wat zijne schoonheid betreft de verdienstelijkste ver- tegenwoordigster verloren heeft op U alien een beroep niet alleen om pal te staan tegenover de ergerlijke schendingen die er aanhoudend -plaats hebben,maar ook om maat regelen te treffen, opdat men ouhoude Bergen te vernielen in dien zin dat men zijne gasten naar elders jaagt. Het grootste monument dat de inwoners van dit schilderaehtige dorpje aan haar voormalige weldoenster mevr. v. Reenen—Volter zouden kunnen sohenken, ligt hem in de betrachting haar werk in haar geest voort te zetten. In de door haar uitgegeven brochure „E)e Heerlijkheid Bergen in woord en beeld"' is dien geest door haar zelf in de volgende be- woording nauwkeurig vastgelegd: „De jeugd begeert het nieuwe en het is aan de oud ere n om te bewaren wat er aan goeds eens was en het voort te geven aan het opgroeiende geslacM." Tornt men nog verder aan Bergen's schoonheid dan hebben wij dus alien den plicht daar tegen in te gaan, en burgemeester en wethouders en raadsleden hebben te be seffen, dat zij niet vrij uit gaan, zelfs niet, wanneer zij de reglementen niet overtreden. Zij hebben te beseffen dat de schoonheid niet enkel gediend is door verordeningen, maar wel door gehoor te geven aan een hooger ideaal. Is hun de gave, dat hooger ideaal te dienen, niet aangeboren dan hebben zij zich te laten voorlichten, zooals het in ieder ge meentebestuur dat het met zijne schoonheid goed meent, geschiedt. Menschen die zich-zelf eerbiedigen zullen trachten te redden wat er nog te redden valt. Zij gaan er dan niet toe over toestemming te verleenen tot het bouwen van iets meer dan arbeiderswoningen in de omgeving van wo- ningen als die van de heeren Hoksbergen, Titsing, Vosmaar, 'Blankendaal, Ruli, Dijk enz. Mij is bekend dat menig inwoner dier buurt het gemeentebestuur verzocht heeft hen in de toekomst voor zulke- onharmonieusheid te willen sparen. Overigens met welk moreel recht gaat een gc'imentebestuur te werk om die mooie woningen in hunne waarde te doen daien dcor er onbennllige huisjes omheen te laten bouwen? Ik leg hier even den nadruk op bet woord onbenuliig, omdat ik zeer goed doordrongen ben van het feit, dat een huis niet groot behoeft te zijn om mooi te wezen. Voor zulke fouten zijn geene verontschuldi- gingen denkbaar, te meer en dit is't erg- ste van al zij zijn nooit meer goed te maken Hij was ook bekend dat de frontbreedte van het stuk grond tegenover Titsing-Vos maar een groote zestig meters bedroeg. Des- tijds werd op't raadhuis overeen gekomen slechts toestemming te geven tot het bou wen van drie woningen, dus ieder huis op een frontbreedte van ruim twintig meter. De man die als wethouder karakter genoeg had am de hand te houden aan bepalingen die de schoonheid hier en daar dienden, had jam mer genoeg ontslag genomen en nu is het mij niet erg duidelijk waarom het gemeente bestuur die overeenkomst verbrak om daar toch te late.n bouwen o-p een mindere dfen de eerst-vastgestelde frontbreedte, daar waar datzelfde gemeentebestuur een jonge man verplichtte op den Nesdijk grond bij te koo- pen alvorens toestemming tot bouwen van borden en bofdjes te zetten, zijn aoor- krijgen vol groen- en bloemen Geautoriseerde vertaling naar het Engelsch van Walter Besant, door Mej. E. Hoogewerf. 46) „We hadden hem onschuldig moeten geloo iven, tot zijn schuld bewezen was. Maar dat deden we niet. We wierpen hem uit van ons en nu hij, na acht jaar, zooals je zegt, arm teruggekomen is, en zoo diep gezonken, dat hij zich schaamt, om zijn familie te gaan op zoeken, slaan wij weer geloof aan een andere besehuldigin-g, eveneens gegrond op wat-kan zijn-gebeurd en wat-kon-zijn-gebeurd! Neen, Hilda, Ik geloof het niet. En dan wat George betreft. Als ik ophoud te geloo ven aan zijn eer en zijn oprechtheid, dan ge loof i-k ook nergens meer aan! Hij voelt zich toch n-iet bezwaard door die zaak? Hij lacht immers om dat dolzinnig beweren van dien ouden man! George beweert juist, dat Check ley zelve aandeel zou hebben in beide zaken." Hilda schudd-e het hoofd. „Neen, Elsie, neen. De oude man is boven verdenking verheven." „Waarom zou hij eer „boven verdenking verheven" zijn, dan George? En je verlangt van mij, dat ik op de eerste de beste beschul- <hging George zou behandelen. zooals jij clat te geven. Ik laat hier aan de vergadering over om te oordeelen over de wijze waarop met de be- lftngen der inwoners „de schoonheid" om- gesprongen wordt. Bergen is, o, ironie! ook een van de veer- tien dorpen die de welstandstfepalingen in hare verordeningen heeft opgenomen. Wie tastende maatregelen meer dan noodzakelijk. De statistiek van het bestaande aantal vierk, meters bosch tien jaar geleden, vergeleken bij die van heden, zou een ieder met verba- zing slaan, het aantal vierkante meters dat Bergen aan bosch in die tien jaar verloren heeft, in verhouding van het kleine stuk waarover het slechts beschikt, is werkelijk verbazingwekkend. Wordt daar geen paal en perk aan gesteld, dan zal dat mooie Bergen binnen enkele jaren onherroepelijk van al zijne schoonheid ontdaan zijn en dan zullen de gevolgen niet uitblijven, zelfs diegenen die zich nu misschien door mijn optreden in hunne vermeende belangetjes gekwetst voe- len, zullen er dan ook an ders over denken. In 1905 450 huizen, in 1925 1250 huizen. Mijne heeren, hier verwijs ik naar het dorp Mariaburg, een dorp gelegen even over de zuidgrens waar de houwmaatschappij het bestaan van hare eigendommen onmogelijk heeft gemaakt, omdat zij vergeten had de schoonheid der bosschen te sparen. De houwmaatschappij die heel het dorp gebouwd had eindigde met een tekort als ik mij niet vergis van -zeven millioen. Wij zouden kunnen zorgen, dat er eene commissie gevormd wordt die de te nemen maatregelen een vasten vorm zou kunnen geven. Die commissie zou kunnen streven naar een systematische bebouwing uitgaande van den dorpskerk -en rekening houdend met het toekomstig verkeer. Zij zou vooral alle ontijdige aantasting van het natuurschoon kunnen tegen gaan. Zij zou een vaststelling van uitbreidingsplannen in dien geest kunnen aanbevelen, zij zou de bewondering van een zeer „open" bebouwing langs de hoofdwegen kunnen nastreven, b.v. minstens 40 Meters zooals in Laren. In het sinds jaren lang niet bestaan van dien norm ligt de kern van alle kwaad, tevens zou zij de bebouwing langs de hoofdverbindswegen kunnen helpen tegen gaan, al waar zij tot beplanting zou kunnen 3 dvise eren Ten tijde der functie van den vorigen wet houder besloten B. -en W. den Bergerweg van af richting melkfabriek tot richting boerderij- huisjes, van den heer Kloots te verdubbelen mits van't tuschen de twee wegen inliggend stuk "grond 'n plantsoen zou maken die wet houder had ziin functie slechts enkele weken neergelegd of B. en W. gaven toestemming tot het bouwen van een rij huisjes, die het voorgenomen plan onuitvoerbaar maakten. Te Koedijk legde men de electrische gelei- ding ondergrondsch, op het oogenblik dat men het dorp en de mooie onmiddellijke om geving met palen ontsierde. Een commissie zou kunnen adviseeren in de toekomst net andersom te doen, zoolang niet al de deaden ondergrondsch kunnen weggewerkt worden. Zij zou de noodzakelijkheid kunnen aan- toonen van het onderhoud der ruine, da-ar waar het kerkbestuur zelf niet over de noo-. dige middelen beschikt. Zij zou ook kunnen waken tegen het aan houdend gekrabbel aan datgene, wat het landsehap aldoor doet vervlakken om het meer en meer den weg der zielloosheid op te stuwen. We hoeven hier slechts te denken aan het toenmalig wezenlijk innig mooie van de Kruislaan en de St. Anthoniusstraat, dat jammer genoeg, heeft moeten plaats maken voor het treurig-pitloos-chaotische waarin het nu verkeert. Het zou mij te ver leiden, maar tientallen voorbeelden van dien aard zijn aan te halen. Die commissie, dames -en heeren, zou kun nen in samenwerking treden met lichamen en vereenigingen als: 1. De Prov. schooheidscommissie voor al met het oog op de onmiddellijke omgeving van het dorp. 2. De Prov. Adviescommissie met het oog op de omgeving tot het verbete- ren der bouwplannen. 3. De vereeniging Heemschut voor schoonheidsbescherm-ing op alle gebied. 4. De vereeniging tot het behoud van natu-urmonumenten om er naar te stre ven d-atgene waar het natuurschoon nog on- aangeroerd is gebleven, te doen aankoopen om het voor de toekomst van alle schending te vrijwaren. 5. De vereeniging tot bevorde- ring van de uitbreidingsplannen ten einde er, zoo noodig, advies in te winnen. 6. Zij zou de grondeigenaars kunnen verzoeken te -mogen adviseere^ bij het hakken van hout ten einde het landsehap als oogenschoon op te voeren op een manier die van de eigenaars geen offer zou vragen. 7. Zij zou ook een zit- dag kunnen houden waar raad zou kunnen verstr-ekt worden aan de inwoners die dik- wijls uit onwetendheid alle schoonheid ver- minken. 8. Zij zou kunnen wedijveren opdat tot iets als bewuste zijn neus in de bebouwde kom er met meer zcm gebouwd worden dan met steekt vindt er slechts 'n chaos. De waarheid behulp van goede architect-en. 9. Zij zou het dezer stelling in hun nuchtere klaarheid is, in de hand kunnen werken, dat er boomplant dat er in heel Bergen geen enkele s-traat dagen zouden plaats hebben in't bijzijn van nicer op te noemen valt. die in de laatste tien de schooljeugd, opdat ieder kind zijn boom in jaar niet van hare schoonheid heeft moeten inboeten. De malaise tijd heeft die toestand nog eenigszins gestuit, maar nu, nu er een leger van uitsluitend belangzo-ekenden op den loer ligt, om hunne strikken in den vorm Athelstan deed. Neen, Hilda, dat doe ik niet." „Ik wil je op alle mogelijke wijzen tege- moet komen Elsie. Het is een vreeselijke, een hart-brekende geschiedenis. Intusschen, wat ben je van plan te doen?" „Niets! Wat zou ik doen? Ik houd mi] eenvoudig, of er niets gebeurd is." „Sir Samuel droeg mij op, je zeer ernstig te waarschuwen. Als je er in toestemt, hem weer te ontvangen „Er in toestemt? Waarom zcu ik weige- ren? Binnen veertien dagen is hij mijn heer en meester, wien ik gehoorzamen meet." Ze ging nu zitten en barstte in tranen uit. „Als je hem weerziet'," ging Hilda voort, „waarschuw hem dan, dat hij het land uit- ga^t! De zaak heeft al zoo veel zekerheid, dat binnen een paar dagen de bewijzen vol- ledig zullen zijn en dan is het te laat. Maar beter nog, Elsie, ontvang hem niet en laat hem aan zijn lot over." „We hebben Athelstan al zien gaan. Die had ook moeten blijven. Als ik George over het geheel al raad geef, dan zal ik hem raden op zijn post te blijven en dte zaak af te wach- ten. En, verliet hij het land, dan ging ik met hem mee." „Dat zou toch de, dwaasheid ten top gedre ven zijn, Elsie! Ik hoop maar, dat hij uit zichzelven zoo verstandig is, om te vluchten. Intusschen valt er nog. iets bij in het oog te houden." „Wat dan? Spaar me maar niet Hilda? Na wat nu vooraf treoaan is. moet het nog het dorp" zou hebben. 10. Zij zou kunnen streven naar een mooie inkom langs de tram- lijn met de betrachting dc omgeving van dat heele mooie kerkje vrij te houden en zij zou den vooral kunnen betrachten een station te Op die manier zou Bergen nog moois kunnen uitgroeien. Eenigen tijd geledeu heeft de minister van Biuneniandsche Zaken en landbouw aan de Commissarissen der Koningin in de onder- scheiden provincies een omzend'brief gezbn- den, waaraan wij het volgende ontleenen: Het komt mij gewenscht voor, dat de op- richting van plaatselijke vereenigingen, die het behoud van natuurschoon beoogen, zoo- veel mogelijk wordt bevorderd. Mij op dien omzend'brief steunend, ben ik -van oordeel, dat het gemeentebestuur zulke commissies officieel zal erkennen, indien dat gemeente bestuur het met de belangen van het dorp goed meent. In verband1 met het door mij aangehaalde, dien ik de volgende moties in: 1. De led-en der algemeene vergadering spreken de wenscheliikheid uit, een studie- en propaganda-commissie in het leven te roe- pen, die werkzaam zal zijn voor het behoud van het tot hiertoe niet verminkte dorps- en natuurschoon en de onmogelijike toestan- den te verbeteren, in zoover dit mogelijk is. '2. De algemeene vergadering noodigt het gemeentebestuur uit, maatregelen te treffen, die de oorzaken van verdere ontluistering van het dorp tegengaan. Hierna hield spr. nog een filippica tegen het ontsierende van taliooze reclame-borden. Ook ten aanzien daarvan stelde hij moties, die beoogen, dit te doen beeindigen. De Voorzitter dankte den heer Ver beeck voor zijn schoone lezing. Z. i. was het niet doenlijk, het door den heer Verbeeck op schrift gestelde zoo maar aanstonds te beant- woorden. Behalve de moties wist spr. con- clusies. Het is wel gemakkelijk, allerlei men schen naar voren te brengen, maar om die in de practijk uit te voeren, valt niet mee. Ook oordeelde hij, dat de beer Verbeeck de zaak wel wat te zwart had voorgesteld. Het is te sterk uitgedrukt, om te beweren, dat in Laren de schoonheid het troetelkind is en in Ber gen het stiefkind. Zoo erg is het niet. Van gemeentewege hebben wij de provinciale adviescommissie Nu weet ook spr. wel, dat enkele raadsleden zich daartegen verzet hebben, maar dat dit een 5-tal is, is niet juist. De heer Verbeeck noemde de heeren Bogtman, Brugman, Blank en Bait us. De Voorzitter merkte op, dat die wel bezwaren hadden geopperd, maar niet alien hadden tegengestemd. De heer Verbeeck voerde hiertegen aan, dat de beide eersten hadden voorge steld, om de advies-commissie maar op te doeken. De Voorzitter oordeelde, dat men geen raadsvergadering er hier van kon gaan maken. Ten aanzien van de opmerking van den heer Verbeeck, dat de terreinen tegenover het huis van den heer Titsing aanvankelijk 20 M. breed moesten zijn, merkte spr. op, dat dit juist was, doch dat men hier met een uit- zonderingsgeval te doen had en men geen menschen kon dupeeren, die reeds voor dien tijd gekocht hadden. Daarom was er een overgangstijd genomen. Overigens kon spr. verzekeren, dat er de hand gehouden wordt aan d-e vastgestelde bouwmaten en dat in den Raad overwogen wordt, om die zelfs te vergrooten. Om die evenwel op 40 M. breedfe te stellen, was z.i. een utopie. Aan de ondergrondsche kabels wordt ge- werkt, maar ook hiermee verkeert men in een overgangstoestand. Het net Wordt omge- bouwd en men moet dit in de groote 1-ijnen bekijken. Spr. oordeelde overigens, dat men de vereenigingen tot behoud van natuur- monumenfen niet idealistisch moet voorstel- len. Zij heeft haar groote waarde en de V. V. V. is er dan ook lid van. Aan natuur- monumenten, die men niet mag betreden, heeft men echter'niets. Amsterdam bezit prachtige duingebieden voor de waterleiding, maar de Amsterdam- mers mogen er geen voet inzetten. Het Naar- der Meer is een prachtig natuurgebied. Maar men kan het niet betreden. Over het hakken van het hout heeft het bestuur gesproken. Dit heeft echter geen vol-doend-e verstand van hakhout. Deskundigen verzekerden spr., dat het behoud van het hakhout vordert, dat het op bepaalden tijd gekapt wordt, anders gaan de stompen dood. Men kan t. d. a. wei wen- schen naar voren brengen, maar er is nog zoo iets als eigendomsrecht. Wanneer men gelezen heeft, het verslag van de Eerste Kamer, en het antwoord van den minister, dan heeft men t. a. van de schoonheid van het Gooi kunnen lezen, zooals het Handeis- blad het uitdrukte, dat de schoonheids- commissie daar door te straffe bepalingen het natuurschoon in gevaar brengt en dat eige- naren dreigen, hun bosschen te kappen. Spr. houdt zooveel van natuurschoon als de heer Verbeeck. Hij weet, dat de natuur per slot van rekening het eenige is. wat voldoe ning geeft. Nederland heeft echter nu een maar eeri punt van zeer cndergeschikt belang zijn." „Je bent bitter, Elsie, en dat verdien ik niet aan je! Maar dat is minder, op zulke oog-enblikken moet alles vergeven worden. Het betreft den dag van je huwelijk. Die was bepaald op den twaalfden van de volgende maand, dus nog geen drie weken later. Houd je voorbereid, dat dit uitgesteld moet wor den." „Ja, waarlijk? Omdat jij beweert, dat iets onmogelijks zoo goed als bewezen is? Zeker niet, Hilda." „Ik ben hier vandaag gekomen, Elsie, op uifdrukkelijk vc-rlangen van sir Samuel om den dag te verzachten en je te \vaarschuwen. Of je het dien ongelukkigen jongeman wilt meedeelen, meet je zelve weten. Maar mis schien, als je het d-oet, dat hij dan het voor beeld van onzen onwaardigen broer volgt en het land uitgaat. Doet hij dit niet, dan kan de slag mcrgen of overmorgen vallen. Hij zal gearresteerd worden en voor den rechter worden gebracht. O Elsie en wilde je nu zoo'n man trouwen? Je drijft je geloof in hem te ver! We meenen wel aliid, dat we bemind worden door den besten onder de mannen, dat geeft ons zoo'n gevoel of we ook de beste ender de vrouwen zijn! Maar in dit geval, nu. ik je tcch verzeker, dat sir Samuel, een man die altijd onder geld beef geleefd', zoo te zeggen, en dus weet, wat een sterke verleiding geld is, zich vast ovcrtuigd houdt van Geor ge's medepiichtigheid, kon je je toch ook nog maai een groeienne nevolking, die menschen moeten ergens naar toe en dus wordt er ge bouwd. Ook de heer Polak bouwde in de natuur. Daarin had hij geli]k. Maar ook anderen hebben dit recht. De heer Verbeeck wilde het bouwen niet tegengaan, maar vond het bedroevend, dat om de Hertenkamp op een breedtc van 15 M. gebouwd mag woraen, terwijl aan den Nesdijk iemand, die daa-r een klein huisje wilde bouwen, op een zelfde breedfe ver- plicht werd, er grond bij te koopen. Een dergelijke uitzondering oordeelde spr. een chaos. Spr. bedoeling was, dat er een com missie tot stand komt, die werk van de zaak maakt en die innerlijk bestudeerd, al zou er geen enkel punt van hetgeen hij naar voren had gebracht, blijven bestaan. De Voorzitter zeide nog, dat hij t.e haat van den heer Verbeeck tegen de ve'e. borden in de gemeente volljomen decide. Prof. Korteweg had met tcleurstelling geconstateerd, dat er aan den Kerkcdijk tegenover de bank, die zoo'n mooi uitzicht gaf op de Schoorlsche duinen, nu een huis is gebouwd, waardoor dit uitzicht verloren is gegaan. De Voorzitter meende, dat pogingen gedaan kunnen worden, om df bank te ver- plaatsen. De heer Beyneveld was van oordeel, dat de ideeele en de materieele kanr van de kwestie zich niet vaak laten vereenigen. Toch geloofde hijdat dit hier wel mogelijk was. Een rem was hier noodig. Men moet roeien met de riemen, die men heeft en de beste rie- men zijn, er voor te zorgen, dat in Bergen het natuurschoon niet verloren gaat. Spr. geloofde, dat alien het er wel over eens zou den zijn, dat Bergen verloren was, als dit het geval is. Z. i. kon alien het gemeentebestuur leiding geven, om verminking te voorkomen. We staan aan den vooravond van de gemeente- raadsverkieziiigen en daarom wilde spr. den candidaten de vraag voorleggen, hoe hun houding in deze zal zijn. Ook oordeelde hij, dat er een uitbreidingsplan moet komen. Spr. ondersteunde dus het voorstel van den heer Verbeedk en gaf het bestuur in overwe- ging om diens gescbrift te bestudeeren, en van de vergadering machtiging te vragen, de gewenschte commissie in te stellen De heer Wielinga zou er sterk voor zijn, wanneer pas weer in het volgencf jaar vergadert wordt, om reeds nu de commissie in te stellen. Hij vreesde dat men anders in de omgeving van het nieuwe kerkje huisjes met achteruitjes en waschlijntjes zal krijgen, die de schoonheid zeer zuHen ontsieren. De heer Klomp was van meening dat de heer Verbeeck voor zijn warm woord ter verdediging van de schoonheid dank verdien- de. Spr. betoogde, dat deze zaak overal in den lande een kwestie van beteekenis is ge- worden en herinnerde er aan, dat hij reeds voor jaren terug op de algemeene vergade ring van de A. N. V. V. aan de orde stelde Deze zaak moest z.i. echter landelijk worden jeregeld. Een gemeentebestuur heeft in d-eze weinig macht, gebonden als het is aan de rijkswetten. De regeering heeft reeds ingezien dat het voor het behoud van het landelijk schoon funest is om de bezitters van bosschen die als bosch niets opbrengen te laten betalen naar een belastbaren opbrengst, alsof deze objecte bouwterreinen waren, en daarom dc wet zoo gewijzigd, dat die eigenaren een be- langrijk lageren aanslag krijgen, mits zij zich verbinden om die bosschen intact te la ten. Niemand minder dan het lid van Ged Sta- ten van Noord-Holland, de heer Michels, ver- wacht van die wet niet veel, omdat de tegen- woordige eigenaren moeilijk kunnen besiissen omtrent de meening van volgende bezitters Spr. vcrwees den heer Verbeeck naar de ar- tikelen van den heer Michels, voorkomende in het Volk van 8 en 13 October 1926, waar in deze uiteenzet, hoezeer dan ook een uitbrei dingsplan gewenscht is, dat een gemeente al heel weinig macht heeft, waarom hij op her- ziening van de woningwet op het stuk van bouw-verbod en uitbreidingsplen, zoomede op herziening van de onteigenings-procedure aandringt, om de gemeenten een steun te ge ven, ongewenschte bebouwingen te keeren. De heer Michels bepleitte aankoop van het natuurschoon door de gemeente en drong cr op aan, dat Rijk en Provincie ieder 1/3 be talen, terwijl z.i. ook bet Rijk met rentelooze voorschotten moet bijspringen. Wie deze ar- tikeien gelezen heeft, weet, dat de gemeeutr'- raad ten aanzien van deze materie ai heel weinig macht heeft. Het nationaal belang vordert echter ook z.i. dat voorkomen wordt dat Nederland in de naaste toekomst zijn bos schen geheel mist. Spr. vond het dan ook goed, dat vooruitziende m-ens-chen in dit op- zicht het publieke geweten wakker schudden. Wanneer men evenwel iets wil bereiken, dan zal men voor alles den rijkswetgcver moeten beinvloeden. Nog wees spr. erop, dat we! eens even bedenken. Wat heeft mr. Derin-g gezegd in het geval van Athelstan? Alles is mogelijk." En zoo zeg ik nu, in het geval van George Austin." „Neen, toch niet alles! Dit, dijvoorbeeld, niet." „Ja, zelfs dat! Wat weet je nu van zijn particulier leven? Waarom heeft hij het feit van Athelstans verblijf in Londen verborgen gehouden? Waarom heeft hij ons nooit eens gesproken van dien ongelukkige?" ,,Daar zal hij wel zijn redenen voor hebben geliad." „0, 't is een verschrikkelijk ding voor je!" ging Hilda voort, „nu je al eenmaal zoo ver bent gegaan, dat de huwelijksdag zelfs vast- staat! Maar niemand kan het je toch kwalijk nemen." „Hoor eens hier, Hilda. Ik geloof, dat je het er op gezet hebt, om mij gek te maken." „Allerminst lieve! Maar je moet het.geval onder de oogen zien. Dat heb ik gedaan. Vandaar dat ik dan ook tot de slotsom ben gekomen, dat ik mij niet meer met George be- moeien zal. Er zijn van die dadtn, die een man uitsluiten van zijn omgeving, van zijn geliefde, zijn zusters „Praat toch niet zulken onzin!" riep Elsie ongeduldig. „Laat den slag dan vallen, zoo als jij dat noemt. Wat mij betreft, ik zal Geor ge nieLwaarschuwen, dat hij beschuldigd wordt van oneerlijkheid, zoo min als ik hem in staat acht tot oneerlijkheid." „Een troost is er tenminste nog voor ons, i kin-dlief! Namelijk dat een man die een wette- lijke beschuldiging heeft. niet trouwen mag." „Arme George! Hij, die nog geen tien pond ooit heeft bezeten, tot hij deelgenoot werd Juist. Dit zal dan ook de beweegreden zijn geweest. Armoede heeft hem verleld tot een geheim overleg met Athelstan: En behal ve het onvcrantwoordelijke tegenover ons! Elsie, denk toch eens aan de verantwoordelijk- heid tegenover je zelve, die je op je laadt. Wat moet er van je kinderen worden als ze reeds zoo gebrandmerkt ter wereld komen? Ik ben zoo even bij moeder geweest. Ze zegt, dat het huwelijk moet worden uitgesteld tot de man vrijgesproken zal zijn. Intusschen heeft zij den moed niet, hem te zien. Je kunt hem hier on-tvangen als je wilt." „Het is werkelijk verwonderlijk!" zei El sie en trad aan het open venster, als had ze behoefte aan lucht. „Verwonderlijk! H-etzelfde lot dat Athelstan te beurt viel, bedreigt nu ook George! Maar Hilda, ga jij gerust naar moeder en zeg haar uit mijn naam, dat, al mocht dan ook de heele wereld George, mijn George, een schurk noemen, ik hem trouwen zal. Want zie je, niet alles is mogelijk! Dit ook niet!" „We zullen moeite hebben met Elsie," sprak lady Dering tot haar moeder. „Want de menschen noemen haar zacht en insehikke- lijk. Ze is zoo koppig als een ezel. Geen mensch, die haar afkrijgt van hetgeen zij zich eenmaal voorgesteld heeft." (Wordt vervolgxf). w i (I on er] in(l 'enl ingj oo 'eril ercj no b'l .h-~ I I lis- ik- wij De 1 >er ke en, tot te ijn| en| de af I at iet en r- .et del \\A ill u, ei", e- I 1 a - -ii.^i::i^ r\t-i Aio manip" -7C\u Krrapn ildl C VCiUiUUliut;ui nwwic J 1 - 1 1 i c i i_!i i i 1 A 7i 1 -taii l-unnPn r, hel OU j, tin" :n en de Q) ar'S i ei*J if

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1927 | | pagina 7