lerMsn mmll spoedig oud Vijanden van het naaldhout. Zqqrrai?, dier7 wij'iv slsrtr? gGdeplcetz^ap Z dat is de Zaliobeft) die fLYSM A scbepkef?. Kippen en Koailnen. In en om de hooldstad. j?ip[ de 2i75 Het komt in den middeibaren lesftijd en 'daarna maar al le vaak voor, dat men last 'krijgt van rugpijn, duizeSigheid, zenmwpij- nen en urinekwalen. Dat is gewoonlijk een gevolg van overapanmng der nieren het zijn waarschuwingen van -de nieren, dat zij sinds lang hulp behoeven. Want gedurende nw heele-leven, dag en nacht, wer'ken de nie ren om de vergiften uit trw bloed te filtree- anen. Als hierin falen, kunnen ernstige en diepgaande kwalen zich ontwi'kkeSen. Urinezuur-zouten ho open zich dan in het bloed op, en vormen de kristallen, die ze- nuwpijnen en rheumatiek veroorzakenof wel wordt een onvoldoende 'hoeveelheid wa iter aan het bloed onttrokken, waardoor zich rwaterzuchtige zwellingen kunnen vormen. Cok kunnen ontstaan blaasstoomissen, niear- steen, niergruis, blaasontsteking, ischdas, spit, vermagering, zenuwachtigheid en ge- brek aan energie. Vermiiid de ontwikkefling dezer verschijm- selen. Wek de nieren op en versterk ze met Foster's Rugpijn Nieren Pi-lien. Dit specifie- ke niermiddel werlkt rechtstreeks op de oor- ;zaak van- uw kwaal, reinigt en versterk-t de nieren, lenigt de urinekanalen en regelt de Verting der blaas. Zoo we 1 mannen als vrouwen kunnen baat vinden bij het gebruik van Foster's R'ugpijn ■Nieren Pi lien. Ver.krijgbaar (in glas^rpakking met geel etiket let hier vooral op) bij apotheken en drogistcn a 1.75 per flacon. CCXXXI. Postverkeer in de hoofdstad. Strijd tusschen tram en motorbus. Voor mij ligt de nieuwste kaart van Am sterdam. Een klein, doch veelzeggend kaart- je. Ge kunt er niet elke straat en gracht op aangeduid vinden, zooals ge dat zoudt kun nen doen op de groote, duidelijke plattegron- den dezer gemeente, die door de Stadsdruk- kerij w or den uitgegeven, doch niettemin krijgt ge door deze kleine kaart dadelijk deri indruk, dat wij werkelijk op weg zijn wereldstad te .worden, ook al doen wij af en toe nog wel eens erg klein-steedsch maar daar wilde ik het op dit oogenblik niet over hebben. Ik wil de nu wijzen op de woorden Centrum, Noord, Zuid, Oost en West, die op het kleine kaart je in groote roode letters staan gedrukt; op 'het kaartje, dat gratis aan het postkantoor wordt verstrekt en waarmede bedoeld wordt ons te leeren achter't woord Amsterdam op brieven, naar deze stad geadresseerd, in den vervolge en zooals zulks reeds in tal van groote buienlandsche steden het geval was, te plaatsen de letters, C, N, Z, O of W, in verband met de plaats, waar de geadresseer- de woont. Op de achterzijde der kaart vindt men de straatnamen afgedrukt met de letter, die aanduidt in welk besteldistrict zij gele- gen zijn. Nalatig blijven in het toevoegen der districts-letter aan het adres, wordt u niet aangerekend als „,misdaad," doch bezorgt u ■de kans dat wrtraging in het bestellen van uw-brief mogelijk is. Mijn lezers in de pro- vincie, die dus geregelde correspondentie met Amsterdammers hebben, moet ik in hun be- lang aanraden zich dit nieuwe Amsterdam- sche kaartje zoo spoedig mogelijk aan te schaffen. Want, we zijn nu blijkbaar voor de post werkelijk wereldstad geworden. Vroeger was het hoofdpostkantoor achter het Paleis inderdaad het hoofdpostkantoor bij uitnemendheid alle postbestellingen gingen van daar uit. Er is een tijd geweest toen de besttellers van daar uit in groote wagens naar de versehillende deelen der stad werden ge bracht, om van een bepaald punt hun post- bestelling te beginnen. Die wagens zijn ver- dwenen en toen de electrische trams kwamen, werden deze dienstbaar gemaakt aan het ver- voer der brievenb-estellers, wat heel vaak aan- leiding gaf tot groot gemopper van andtere passagiers, die op eens zoo'n beambte met een zwaar gevulde brieventasch naast zich te zitten kregen; de brievenhesteller was even- min voor zijn genoegen uit als hij zich met zoo'n vracht in en uit een tramwagen moest wringen. Verandering was dringend noodzakelijk en "die is er nu eindelijk. Het hoofdpostkantoor is met betrekking tot behandeling der mails geen hoofdpostkantoor meer, want dat ge- beurt nu alles in het nieuwe gebouw, hefwelk aan den oostkant van het Centraal-Station is verrezen. In verband daarmede heeft men gekregen die practische brievenbusjes aan de achterbalkonstder bijwagens van de trams op een paar lijnen, die naar het Centraal- Station leiden, aangebracht; ze zijn ons toe- gezegd aan de wagens van nog veel meer lijnen naar het station, doch ze blijven wat heel lang uit de „malen" bij de posterijen „maalt" af en toe wat erg langzaatn, edoch „geduld ovenvint alles," zullen we maar denken. Wanneer al die tramwagens brieven busjes zullen hebben, zullen de standaard- brievenbussen in de stad allemaal overbodig worden; gelukkig maar, ze hadden meeren- deels dit tegen, dat de brieven-gleuven kin- derachtig nauw waren, zoodat een brief, een beetje dikker dan „gewoonlijk", er 6f inge- wrongen moet worden of er heelemaal niet in komt. Over de nieuwe bestel-districten zijn nu de kantoren verdeeld, van waaruit de bestellin- gen uitgaan men vindt ze op het nieuwe kaartje aangewezen, evenals de bij-postkan- toren die de hoofdstad nu heeft, twintig ongeveer, waarvan een paar gevestigd zijn in groote winkels, men heeft er een in de „Bijen- korf" en men heeft er een bij „Oerzon" ge ziet uit alles: Amsterdam is inderdaad wereldstad, ver over de (00.000 iuwoners, het is niet kinderachtig! In verban-.i daarmede is natuurliik van het grootste belang de verbinding niet alleen tusschen de Amsterdamsche districten, die samen de gemeente Groot-Amsterdam vor men, doch ook met de omliggende forensen- gemeenten, die dagelijks aan de hoofdstad hun contingenten „werkers",- tevens foren- sen-belasting-betalenden, leveren. Die verkeereverbindingen zijn van drieerlei aardin de oude stad en naar de niet al te ver afgelegen stadsgedeelten hebben we onze electrjsche. trams, naar de verder afgelegen nftuWsfe deelen der hoofdstad de snu lijke motor-omnibus-diensten, het aantal „lij- nen" daarvan neemt ook steeds oe dat is alles vrijwel in orde hier. Maar de verbin ding naar de omliggende gemeenten is nog niet in alien deele volmaakt. We zullen al weder een stap verder in de goede richting zijn, wanneer over enkele maanden de elec trische treinen ook tusschen Amsterdam en Haarlem zullen rijden; we hebben al motor- bus-diensten naar Amstelveen en Ouderkerk en meer plaatsen in den omtrek, doch we mis- sen nog steeds onze electrische treinen naar Gooi en Eemland en zullen daarop nog wel een jaar of wat moeten wachten, maar we hebben nu sedert enkele maanden een Gooi- expres, d. w. z. een motor-omnibusdienst tus schen Hilversum en Amsterdam, langs den grooten straatweg door Naarden, Muiden en Diemen, die zulk een beruchtheid heeft door de vele auto-ongelukken, welke er plaats hadden en dien men nu eindelijk zal verbete- ren, althans zooveel mogelijk wat tijd werd. Maar die Gooi-expres heeft op z'n gewe- ten, dat het de Gooische stoomtram, die, naar ge weet, nu al jaren en jaren van de Weesperpoort door Watergraafsmeer en Mui denNaarden naar Hilversum slingert ik bedoel de weg, al kan niet ontkend worden, dat de wagens ook dikwerf erg „slingerach- tig" doen niet erg naar den vleeze gaat. Het juist verschenen jaarverslag dier onder- neming vermeld-t, dat tegenover een winst van rond 78.000 in het jaar te voi'en, thans slechts eene is gemaakt van 20.000, waar door geen dividend kan worden uitbetaald, tegen 4 K Ct. het jaar voorafgaande. Arme, oude, eerbiedwaardige Gooische! In het jaarverslag wordt verteld, dat verleden jaar Mei aan den dierast een belangrijke uit- breiding is gegeven niet alleen, doch ook een aantal der nieuwste benzine-motorrijtuigen zijn aangeschaft, „waarmede het modern- ste verkeer wordt geevenaard" en nu toch die pech, want alle voordeelen worden, zegt het verslag, te niet gedaan door de invoering van een concurreerenden autobusdienst Hil versumAmsterdam, die volkomen evenwij- dig aan de t'ramlijn wordt geexploiteerd. Er zijn nog meer autcbus-diensten in het Gooi in wording en zoo lang Gedeputeerde Staten niet daarover beslist hebben, is men bij de Gooische huiverig nog meer benzine-motor- tijtuigen aan te schaffen op haar hoofdlijn tusschen Amsterdam en Hilversum. 't Klinkt alles heel treurig voor de Gooi sche, die indertijd de baanbreekster is geweest voor de opening van het Gooi voor de Am sterdammers, doch die nooit met haar tijd is medegegaan en het nu poogt te doen, nu het vermoedelijk te laat is. Hoe veel jaren hebben we al hooren praten over electrificatie der Gooische, die nooit kwam de menschen, die met die tram moesten reizen, waren wel gedwongen te zitten in antteke, ellendige wa gens, getrokken door een antieke, helsch le ven makende locomotief. Nu is op enkele baantrajecten die nieuwe benzine-motorwa- gen ingevoerd, die er netjes uitziet, maar toch kan ik mij levendig voorstellen, dat het publiek de keurige motorbus-expres, die laag bij den weg ligt, veire verkiest boven den lawaai-makenden benzine-motor der Gooische en haar wagens met hoogen instap. Daarbij komt, dat de Gooische nu eenmaal allerzon- derlingste omritten moet maken om de men schen te brengAn, waar ze wezen willen wie met de Gooische van Laren naar Bussum wil, moet „carrousel" rijden via Blaricum, Huizen, Drafna v6or hij het spoorwegstation bereikt; bedanket dus voor het genoegen en gaat met de motorbus, die rijdt tusschen Laren en Station Bussum of die welke rijdt tusschen Huizen en dat spoorwegsttaion Zelfs de Huizer-„juffers"-werkvrouwen, die anders niet erg van verandering in hun doen houden, hebben nog niet hun slof-muilen en verdere zonderlinge-niet-mooie-kleedij afge- schaft, doch zij zijn zelfs grootendeels de mo torbus gaan stellen boven de nieuwe benzine- motorwagens der Gooische, aangezien de rechte lijn toch nog altijd de kortste is. Deze geheele verkeerskwestie is voor Am sterdam natuurlijk van de grootset beteeke- nis, omdat het aantal Amsterdammers, dat zich als forensen in de omjiggende plaatsen is gaan vestigen, elk jaar grooter wordt; de Gooische stoomtram is zooals ik daar straks zeide, de eerste geweest,die het Gooi nader tot Amsterdam heeft gebracht, maar of zij het op den duur tegen de steeds in aantal toenemende moforomnibussen, die boven een tram of trein altijd voor hebben dat zij de kortste wegen kunnen kiezen en overal langs den weg passagiers opnemen, zal kunnen bolwerken, is een vraag, waarachter vermoe delijk een groot vraagteeken behoort te wor den gezet. En dat houdt ook al weder ver band met het postverkeer, aangezien de Gooische ook bij het postverkeer betrokken is, even goed als de tramwagens in onze thans in postdisrticten verdeelde hoofdstad. SINI SANA. (Vervolg). (Zie het blad van 29 Maart 1927.) Ja, het zijn niet alleen rupsen, die het op de naaldboomen gemunt hebben; ook zijn er kevers, die daarin groote verwoestingen kunnen aanrichten. 't Is ook alweer .het Staatsboschbedrijf, dat de aandacht vraagt voor een drietal kleine torren, niet uit be- langstelling voor dit gedierte, maar om een hondje meae te helpen tot vernietiging er van in het voordeel der aanplantingen. Twee er van behooren tot de snuitkevers, een familie, die uit meestal kleine schild- vleugelige insecten bestaat. Zulke snuitke vers zijn kenbaar aan een hoomachtigen, vooruitstekenden snuit, die twee knodsvor- mige sprieten draagt. Hun eieren worden gelegd in allerhande plantendeelen, want de larven missen oogen en pooten en moeten daarom leven te midden van het voedsel, dat zij behoeven. Het aantal soorten snuittorren, dat men kent, bedraagt vele duizenden en daarvan leven er ook verscheidene in ons vaderland, en hoe gaarne we ook gastvrijheid verlee- nen op onzen geboortegrond aan derge- lijke kevers doen we dat 't liefst in zeer be- scheiden getal, omdat het onvriendelijke gasten zijn. Laat ons slechts denken aan den AppeL bloesemkever en aan den Korenworm, maar inzonderheid voor heden aan de Dennen- uitkevers. Niet als latven, maar als voi- wassen kevers, richten deze dieren de groot ste schade aan in de dennenboomen. Met zijn snuit boort de Dennensnuitkever door de schors van de jonge dennenboompjes tot in het hout. Verlies van hars is het gevolg en de aangetaste boompjes kwijnen of sterven. We willen eerst de Groote Dennensnuittor (Hylabius abietes) bezien en wel door een sterk vergrootglas. Het diertje is toch maar ongeveer 14 millimeter lang. Het is lang- zaam in zijn bewegingen en ge ziet, dat zijn schenen aan de binnenzijde in dorens uitloo- pen. Hiermede kan het zich stevig aan de takken vasthechten, en wanneer ge het op den vinger neemt, doet het zelfs min of meer pijn, wanneer men het los wil maken. Waar is het voorwerpje nu belapd? Zie, daar ligt het op den grond. Dat middeltje passen bij- na alle snuitkevers toe, wanneer ze bespeu- ren, dat ze bespied worden. Ze trekken dan sprieten en pooten te zamen tegen het li- chaam, om zich ongemerkt tegen den grond te laten vail en. De bruiloftstijd van de Snuitkevers valt in Mei of Juni. Dan komen ze uit hun schuil- hoeken te voorschijn, om spoedig van hun vleugels gebruik te maken. lit groote scha- ren vliegen ze dan been en weer, en als de paring heeft plaats gehad, dan wordt er naar een geschikte plaats uitgezien voor het leggen van de eieren. De groote Dennen snuittor doet zulks op zonnige plekken on- der de schors van stompen, die bij het vellen in den grond zijn gebleven. Wil men dus zoo weinig mogelijk van deze plaaggeesten in zijn aanplantingen geboren zien worden, dan is het goea in Het vroege voorjaar de stompen uit den grond te halen of van stom pen en van de boveneinden der wortels zoo veel mogelijk de schors weg te nemen. Dan kunnen de pootlooze larven zich daar niet ontwikkelen, want zulks moet geschieden on- der de schors, waar ze breede gangen maken met kronkelbuigingen, die geheef met hout- zaagsel worden gevuld. Aan het eind van zoo'n gang gaan ze in een ovale uitholling in den poptoestand over. Gewoonlijk komen daaruit in het volgend jaar in de lente de kevers te voorschijn, soms reeds in 'tnajaar. Zijn van de Groote Dennensnuittor, met haar donkerbruine en geelroode vlekken, dus de larven door het graven hunner gangen nadeelig voor de achtergebleven stompen, de torren doen veel schade aan de jonge aen- nen, daar zij hiervan de schors afknagen. Insecten verzamelen en stompen uitroeien mogen dan ook niet worden vergeten. De Kleine Dennensnuittor (Pisodes nota- tus) gelijkt veel op de grootere soort, doch ze is minder fraai gevlekt en heeft slechts een lengte van gemiddeld 8 millimeters. Stellig is zij nog gevaarlijker, omdat de lar ven leven in gangen tusschen schors en hout en aan het ondereinde van de stammen der jonge dennen en zich daarin ook ver- poppen in een ovale holte die gewoonlijk „wieg" wordt genoemd. Zij stelt zich dus niet met stompen tevreden. Wanneer men tusschen de jonge dennen boomen geelgewordene bespeur't, dan kan men er vrijwel op aan, met door larven van kleine Dennensnuittorren aangetaste boom pjes te doen te hebben. Hoe gaarne men ze ook zou willen behouden, men handelt ver- standig, door ze uit te rukken en aan de vlammen prijs te geven, daar ze toch ge woonlijk sterven en verzamelplaatsen zijn van dergelijke kleine vernielers van het naaldhout. Zijn alzoo de Snuittorren gevreesde vijarf- den van het naaldhout en ook wel van loof- boomen, erger nog moeten als zcodanig de IJpenspintkever en de Denhenscheerder en andere schorskevers genoemd worden. De ze familie vormt de schadelijkste dieren voor de houtteelt, daar vooral door de voortplan- ting er van vele boomen tot kwijnen gebracht worden. Wanneer men van zoo'n boom een stuk schors losmaakt, dan vindt men er in een moedergang en larvengangen. In het voorjaar bijt de vrouwelijke kever met haar scherpe gaten een gat in de schors, todat zij grootendeels in het zoogenaamde „boorgat" is verdwenen. Alleen het achterlijf blijft er buiten, totdat de paring heeft plaats gehad. Daarna gaat het wijfje voort met een gang, die naar boven loopt, te bijten, doch op klei- nere en grootere afstanden worden naar bei- de zijden kleine holletjes gemaakt, in ieder waarvan een eitje wordt gelegd. Het fijne hout, boormeel genoemd, si uitde openingen weder. Uit ieder ei komt weldra een larve te voorschijn, en deze voedt zich met de schors en beweegt zich, al knagende, in de richting, die door de moeder aangegeven is. Zoo blij ven de larven van elkanders terrein en kun nen ze ongestoord doorgroeien. De larven gangen worden, van den moedergang afge- rekend, al wijder, daar de diertjes grooter worden, en heel aan het einde is de verwij- ding aanmerkelijk. Daar gaat de lare in din poptoestand over, en in die „wieg" heeft ook de overgang tot volwassen kever plaats. Maar de torretjes willen naar buiten, en daarom moeten er gaatjes door de schors ge- knaagd worden. Zoo ziet men meermafen boomen, waarvan men zou zeggen, dat er met hagel in geschoten was. De Dennenscheerder is maar een heel klein torretje van nauwelijks 4 millimeter lengte, tamelijk donker gekeurd, doch met gestreepte schilden; de pooten zijn geelachtig. De aanwezigheid van dergelijke kevertjes komt men gewoonlijk te weten door acht te geven op de bedoelde ronde gaatjes in de schors der stammen, maar ook kan men zulks weten aan uitgeholde twijgjes, die op den grond liggen. Want de kever van de Hylesinus piniperda^ zooals de wetenschap- pelijke naam van de Dennenscheerder luidt, vreet het merg uit de jonge loten in den top, die daarna afvallen. Waar dus dit kleine wezen menigvuldig voorkomt, daar zullen vele dennenboomen ten doode worden opge- schreven, of weldra teekenen van vermin- king vertoonen. Zoo spoedig mogelijk de bosschen zuiveren van ziekelijk en dood hout, mag als een goed voorbehoedmiddel aange- grepen worden, daar dit toch de kweek- en bewaarplaatsen bevat van dit hoogst schade- lijk geaierte. Ook de gevelde boomen dienen ten spoedigste ontschorst of verwijderd te worden. We hebben dus kennis gemaakt met de kleine vijanden van het naaldhout, die door het beschermen van nuttige vogels, inzon derheid bestrijding zullen vinden. Er zijn evenwel ook grootere schadelijke dieren voor onze dennenboomen, en die vindt men som- tijds zelfs onder de vtoge!s. De Korhoenders b.v. staan als zoodanig bekend. Toch is de macht van het kleine en biina onzichtbare in deze meer te vreezen, dan die van het groote. Wenschelijk is het daarom, dat met het bo- venstaande, ook in verband met de pogingen van het Staatsboschbedrijf, een steentje is bijgedragen tot behoud van onze naaldhout- boomen en aanplantingen. Moge het zoo zijn! J. DAALDER Dz. WAARAAN VALT „DOOD IN DEN DQP" TOE TE SCHRIJVEN? (Vervolg en slot.) De normale digging van een kuiken om uit h-et ei te kunnen komen, is deze: dat het kuiken met den kop in het stompe gedeelte en met de pooten in het spitse gedeelte van het ei ligt, terwijl het den k'op naar rechts ge- draaid heeft, over het rechter dijbeen heen en odder den rechtervleugel door, naar de schaal toe, zoodat de punt van den snavel d'ichtbij de grensiijn van de groote lucht- kamer ligt. .Indien het kuiken op een andere wijze in het ei opgevouwen ligt, spreekt men van een abnormale ligging. Wel een belangrijk percentage dus en het lamme is, dat we daar machteloos tegenover staan. Eveneens is gebleken, dat eieren, geinfec- teerd met baccillus pullorum (witte diarrhd!) niet alleen slecht uitkomen, doch ook een hoog percentage „dood in den dop" geven. Dan hebben we nog het vochtvraagstuk. Tusschen het groeien van het kuiken in het ei en het gelij'ktijdig verdampen van het vocht in het ei, bestaat een nauw verband. Gaat dit verdampen te langzaam of te snel, dan wordt het evenwicht verbroken en de zaak mislukt. Hoe vochtiger de lucht in de broedkamer is, hoe hooger de temperatuur kan stijgen, zonder het kuiken schade te doen. Is de lucht daarentegen droog, dan zal een hooge tem peratuur tot gevolg hebben, dat ae kuikens aan de schaal vastkleven en of omkomen, of verminkt worden. Ook vindt men dikwijls „dood in den dop" gevallen, waarbij de snavel van het kuiken nauwelijks door de schaal komt en daaraan is vastgeplakt. Is deze kleefstof donker van kleur, dan ;s de temperatuur te hoog geweest, in het bij- zonder gedurende de laatste weken van het broedproces. Is die kleurstof daarentegen van een lichten tint, dan was de temperatuur ge durende het geheele broedproces aan den te lagen kant. Ook moeten we den eischaal eens bekij- ken. Door de porien daarvan moet toch de uitwisseling van koolzuur en zuurstof kun nen plaats vinden en stokt daarin iets, dan is het mis, terwijl voorts het calciumgehalte nog een belangrijke rol speelt. Ook hiervoor zijn zeer interessante proef- nemingen genomen. Het bleek dat de cal- ciumstofwisseling op het goede uitkomen der eieren een grooten invloed uitoefende. De uitkomsten dezer proeven wezen aan, dat een deel der kuikensterfte in het ei aan een onvoldoenden calcium voorraad is te wijten. Het wordt den kippenhouders in deze niet al te moeilijik gemaakt, want calcium kun nen de kippen uit de gemalen oesterschelpen opdiepen en dat goedje kost nogal niet zoo heel veel. Bovendien verhoogt het de ^tevig- heid der schalen, dus minder „kneusjes". .Ik geloof r.u wel de meest belangrijke oor- zaken van „dood in den dop" te hebben aan- getoond. Ieder van dtze groep kan er een invloed op doen gelden en tellen we deze samen, dan zullen we langzamerhand wel aan de voile 100 pCt. van de gevallen der kui kens komen, die op het laatste moment er het bijltie bij neerleggen en liever „dood in den dop" bleven, dan de aardschc geneugten op dit aardrijk te smaken, voor zoover deze althans voor een hen of een haan zijn weg- gelegd. Misschien hebben zij die „dood in den dop" bleven wel het beste deel verkozen. Maar dat al is weer een heel ander vraag- stuk, waarover ik nu eens niet zal schriiven. VerschiHende oorzaken van „cfood! in den dop" nog eens herhalend, hebben we dus gekregen 1. Foutieve verzorging en voeding der fokdieren; 2. onvoldoende ventilatie van machine en broedlokaal; 3. te lage of te hooge broedtemperatuur; 4. verkeerde ligging van het kuiken ic het ei; 5. pullorum-infectie; 6. schaalgebreken. KENTEEKENEN VAN BROEDSCHHEID. Het is al meermalen gebeurd dat de be- ginnende liefhebber zich zelf een leelijke schrap door de rekening haalde, als hij meende dat. een zijner hennen dan toch ein delijk broedsch was geworden en bet daarna bleek dat de kip het volstrekb niet ernstig meende en al spoedig haar soms zoo kost- baar broedsel in den steek liet. Bij alles verkeerds wat men kan doen bij het te broeden zetten van een kip staat over- haastig bovenaan. Juist komen geduld en bedaardheid bij dit werk als hoofdzaken op den voorgrond. Het maakt immers niets uit als men een of meer dagen later zijn kuikens heeft. De vraag is dus maar hoe men de echte, betrouwbare broedschheid gewaar wordt. Is men er op aangewezen een broedsche hen van een ander te betrekken, dan is het voor een groot deel een zaak van vertrouwen - en dient men, behoudens zoo goed mogelijk uit te kijken, zich daaraan over te geven. Een exemplaar uit eigen toom heeft veel voor, omdat het dier aan zijn verzorger en omge- ving gewend is en geen korter of langer reis behoeft te maken, iets dat van schadelijken invloed kan wezen op het aanblijven van den broedschen toesiand. Geen hen kan betrouwbaar broedsch wor den als zij niet eerst een bepaalde serie eieren heeft gelegd. V6or dien tijd zal haar broedlust verdacht, onnatuurlijk en ziekelijk zijn. Het broedsch- zijn is en hoogtepunt in het leven van de hen; zij moet dus het toonbeeld zijn van ge- zondheid. Pas later, als zij een reeks van da gen gezeten heeft, kan een vermindering van het frissche rood, een verbleeking van kam en lellen optreden, hoewel dit niet noodig is en gezonde, goedbehandelde broedster wel degelijk rood kunnen blijven. Het allereerst optredend verschijnsel is, dat de hen langer dan gewoonlijk op het legnest blijft zitten, hoewel ze dan toch nog met de andere hennen tegen den avond weer op stok gaat. Den volgenden morgen gaat zij na het voederen weer naar hetzelfde nest. Eindelijk blijft ze ook 's avonds zitten aan- halen door over den rug te strijken laat ze een verstoord geluid hooren en deelt ze een flinken snavelstoot uit onder het opzetten van haar veeren. Dat zijn dan voor den op broeden belusten liefhebber keurige kenteeke- nen en de daarevengenoemde gevoelige sna- velstooten worden met een zekere dankbaar- heid in ontvangst genomen. Nog een dagje wachten! Dan gaat men over tot het ver- plaatsen van de hen naar de vooraf met zorg gereedmaakte broedgelegenheid, want haar te laten broeden in het door haar gekozen legnest zou zeer onpraktisch zijn, omdat men dan geen de minste controle over haar heeft en zij door de andere hennen verontrust, je zelfs vrijwel verjaagd zou kunnen worden, behalve dat er ook nog hanen zijn, die met de broeierij weinig schijnen ingenomen te wezen en zich liever met de hennen in de ruimte blijven amuseeren. Neemt men nu de hen van het nest en zet zij een vreeselijk gekakel in, dan is de zaak nog niet erg te vertrouwen. Gaat zij daar entegen vlug op graan en op drinken af, scharrelt hevig met de pooten en laat zij dan daarbij een zacht klokken hooren, dan schie- ten wij in de goede richting. Als wij haar in de handen nemen merken wij op, dat de buik- veertjes gemakkelijk loslaten en er zelfs dun- ne, eenigszins kale plekken, de zoogenaamde broedplekken, zichtbaar zijn. Haar nest houdt ze op en de loozing ervaij geschiedt met lange tusschenpoozen en dus in veel grooter kwantum. Het karakter der hen wij- zigt zich sterk. Tegenover hetgeen waarop ze vroeger niet reageerde, ja angstig ont- week, neemt zij nu een aanvallende houding aan. Als de zaken nu zoo staan, kan men met een zeker vertrouwen haar als broedster ge- bruiken, mits ze volkomen luisvrij is, vrij is van kalkpooten en goed wat vleesch op de borst heeft. De geheel abnormale toestand, waarin zij nu minstens drie weken lang ver- plaatst wordt, eischt veel van haar lichaam, dat toch de coirstante, echte bloedwarmte moet behouden. Een goede voedering, uitslui- tend graanvoer, moet met zuiver water deze lichaamswarmte onderhouden. Over het eigenlijke broedproces een volgenden keer. Provinciaal nieuws UIT SCHAGERBRUG. Blijkens een in dit nr. voorkomende adver- tentie, zal op Maandag 30 Mei a.s. alhier eene groote paardenkeuring worden gehou- den, uitgeschreven door debekende harddra- verij vereeniging „Voorwaarts", te Schager- brug, ter gelegenheid van haar 10-jarig be- staan. Voor deze keuring worden gevraagd: Rubriek I. 1-jarige paarden (kouabloed), lste prijs 15.2de prijs 10.en 3de prijs 5.—. Rubriek II. 1-jarige paarden (warm- bloed). Prijzen als voren. Rubriek III. 2-jarige paarden (warm- bloed). Prijzen als voren. Rubriek IV. 3-jarige paarden (warm- bloed). Prijzen als voren. Rubriek V. Paarden van 4 jaar en ouder (warmbloed). lste prijs 20.2de prijs 15.—, 3de prijs f 10. —en 4de prijs 5. Als keurmeesters zijn aangezocht de hee- ren C. van der Sluijs te Sint Maartensvlot- brug, P. de Boer te Schagen en C. A. Wai- boer te Wieringerwaard; plaatsvervanger de heer Jn. Bakker te Wieringerwaard. Tevens zal op deze keuringsdag gelegen heid bestaan tot aangifte voor inschrii- 'ng van paarden tot opname in het Stamboek der Nat. Vereeniging ter bevordering van de Paardenfokkerij in Nederland. Voor verdere bijzonderheden zie adver- tentie, of vrage men programma aan bij den heer W. Klok, secretaris der vereeniging, te Schagerbrug. kalmeeren en worden uesterkt door Buisje75cc Bij.Apoth en Drogisten

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1927 | | pagina 10