lerMsn mmll spoedig oud
Vijanden van het naaldhout.
Zqqrrai?, dier7 wij'iv
slsrtr? gGdeplcetz^ap
Z dat is de Zaliobeft)
die fLYSM A
scbepkef?.
Kippen en Koailnen.
In en om de hooldstad.
j?ip[ de
2i75
Het komt in den middeibaren lesftijd en
'daarna maar al le vaak voor, dat men last
'krijgt van rugpijn, duizeSigheid, zenmwpij-
nen en urinekwalen. Dat is gewoonlijk een
gevolg van overapanmng der nieren het
zijn waarschuwingen van -de nieren, dat zij
sinds lang hulp behoeven. Want gedurende
nw heele-leven, dag en nacht, wer'ken de nie
ren om de vergiften uit trw bloed te filtree-
anen. Als hierin falen, kunnen ernstige en
diepgaande kwalen zich ontwi'kkeSen.
Urinezuur-zouten ho open zich dan in het
bloed op, en vormen de kristallen, die ze-
nuwpijnen en rheumatiek veroorzakenof
wel wordt een onvoldoende 'hoeveelheid wa
iter aan het bloed onttrokken, waardoor zich
rwaterzuchtige zwellingen kunnen vormen.
Cok kunnen ontstaan blaasstoomissen, niear-
steen, niergruis, blaasontsteking, ischdas,
spit, vermagering, zenuwachtigheid en ge-
brek aan energie.
Vermiiid de ontwikkefling dezer verschijm-
selen. Wek de nieren op en versterk ze met
Foster's Rugpijn Nieren Pi-lien. Dit specifie-
ke niermiddel werlkt rechtstreeks op de oor-
;zaak van- uw kwaal, reinigt en versterk-t de
nieren, lenigt de urinekanalen en regelt de
Verting der blaas.
Zoo we 1 mannen als vrouwen kunnen baat
vinden bij het gebruik van Foster's R'ugpijn
■Nieren Pi lien.
Ver.krijgbaar (in glas^rpakking met geel
etiket let hier vooral op) bij apotheken en
drogistcn a 1.75 per flacon.
CCXXXI.
Postverkeer in de hoofdstad. Strijd
tusschen tram en motorbus.
Voor mij ligt de nieuwste kaart van Am
sterdam. Een klein, doch veelzeggend kaart-
je. Ge kunt er niet elke straat en gracht op
aangeduid vinden, zooals ge dat zoudt kun
nen doen op de groote, duidelijke plattegron-
den dezer gemeente, die door de Stadsdruk-
kerij w or den uitgegeven, doch niettemin krijgt
ge door deze kleine kaart dadelijk deri indruk,
dat wij werkelijk op weg zijn wereldstad te
.worden, ook al doen wij af en toe nog wel
eens erg klein-steedsch maar daar wilde ik
het op dit oogenblik niet over hebben. Ik wil
de nu wijzen op de woorden Centrum, Noord,
Zuid, Oost en West, die op het kleine kaart
je in groote roode letters staan gedrukt; op
'het kaartje, dat gratis aan het postkantoor
wordt verstrekt en waarmede bedoeld wordt
ons te leeren achter't woord Amsterdam op
brieven, naar deze stad geadresseerd, in den
vervolge en zooals zulks reeds in tal van
groote buienlandsche steden het geval was,
te plaatsen de letters, C, N, Z, O of W, in
verband met de plaats, waar de geadresseer-
de woont. Op de achterzijde der kaart vindt
men de straatnamen afgedrukt met de letter,
die aanduidt in welk besteldistrict zij gele-
gen zijn. Nalatig blijven in het toevoegen
der districts-letter aan het adres, wordt u niet
aangerekend als „,misdaad," doch bezorgt u
■de kans dat wrtraging in het bestellen van
uw-brief mogelijk is. Mijn lezers in de pro-
vincie, die dus geregelde correspondentie met
Amsterdammers hebben, moet ik in hun be-
lang aanraden zich dit nieuwe Amsterdam-
sche kaartje zoo spoedig mogelijk aan te
schaffen. Want, we zijn nu blijkbaar voor de
post werkelijk wereldstad geworden.
Vroeger was het hoofdpostkantoor achter
het Paleis inderdaad het hoofdpostkantoor
bij uitnemendheid alle postbestellingen
gingen van daar uit.
Er is een tijd geweest toen de besttellers
van daar uit in groote wagens naar de
versehillende deelen der stad werden ge
bracht, om van een bepaald punt hun post-
bestelling te beginnen. Die wagens zijn ver-
dwenen en toen de electrische trams kwamen,
werden deze dienstbaar gemaakt aan het ver-
voer der brievenb-estellers, wat heel vaak aan-
leiding gaf tot groot gemopper van andtere
passagiers, die op eens zoo'n beambte met
een zwaar gevulde brieventasch naast zich te
zitten kregen; de brievenhesteller was even-
min voor zijn genoegen uit als hij zich met
zoo'n vracht in en uit een tramwagen moest
wringen.
Verandering was dringend noodzakelijk en
"die is er nu eindelijk. Het hoofdpostkantoor
is met betrekking tot behandeling der mails
geen hoofdpostkantoor meer, want dat ge-
beurt nu alles in het nieuwe gebouw, hefwelk
aan den oostkant van het Centraal-Station
is verrezen. In verband daarmede heeft men
gekregen die practische brievenbusjes aan de
achterbalkonstder bijwagens van de trams
op een paar lijnen, die naar het Centraal-
Station leiden, aangebracht; ze zijn ons toe-
gezegd aan de wagens van nog veel meer
lijnen naar het station, doch ze blijven wat
heel lang uit de „malen" bij de posterijen
„maalt" af en toe wat erg langzaatn, edoch
„geduld ovenvint alles," zullen we maar
denken. Wanneer al die tramwagens brieven
busjes zullen hebben, zullen de standaard-
brievenbussen in de stad allemaal overbodig
worden; gelukkig maar, ze hadden meeren-
deels dit tegen, dat de brieven-gleuven kin-
derachtig nauw waren, zoodat een brief, een
beetje dikker dan „gewoonlijk", er 6f inge-
wrongen moet worden of er heelemaal niet in
komt.
Over de nieuwe bestel-districten zijn nu de
kantoren verdeeld, van waaruit de bestellin-
gen uitgaan men vindt ze op het nieuwe
kaartje aangewezen, evenals de bij-postkan-
toren die de hoofdstad nu heeft, twintig
ongeveer, waarvan een paar gevestigd zijn in
groote winkels, men heeft er een in de „Bijen-
korf" en men heeft er een bij „Oerzon"
ge ziet uit alles: Amsterdam is inderdaad
wereldstad, ver over de (00.000 iuwoners,
het is niet kinderachtig!
In verban-.i daarmede is natuurliik van het
grootste belang de verbinding niet alleen
tusschen de Amsterdamsche districten, die
samen de gemeente Groot-Amsterdam vor
men, doch ook met de omliggende forensen-
gemeenten, die dagelijks aan de hoofdstad
hun contingenten „werkers",- tevens foren-
sen-belasting-betalenden, leveren.
Die verkeereverbindingen zijn van drieerlei
aardin de oude stad en naar de niet al te
ver afgelegen stadsgedeelten hebben we onze
electrjsche. trams, naar de verder afgelegen
nftuWsfe deelen der hoofdstad de snu
lijke motor-omnibus-diensten, het aantal „lij-
nen" daarvan neemt ook steeds oe dat is
alles vrijwel in orde hier. Maar de verbin
ding naar de omliggende gemeenten is nog
niet in alien deele volmaakt. We zullen al
weder een stap verder in de goede richting
zijn, wanneer over enkele maanden de elec
trische treinen ook tusschen Amsterdam en
Haarlem zullen rijden; we hebben al motor-
bus-diensten naar Amstelveen en Ouderkerk
en meer plaatsen in den omtrek, doch we mis-
sen nog steeds onze electrische treinen naar
Gooi en Eemland en zullen daarop nog wel
een jaar of wat moeten wachten, maar we
hebben nu sedert enkele maanden een Gooi-
expres, d. w. z. een motor-omnibusdienst tus
schen Hilversum en Amsterdam, langs den
grooten straatweg door Naarden, Muiden en
Diemen, die zulk een beruchtheid heeft door
de vele auto-ongelukken, welke er plaats
hadden en dien men nu eindelijk zal verbete-
ren, althans zooveel mogelijk wat tijd
werd.
Maar die Gooi-expres heeft op z'n gewe-
ten, dat het de Gooische stoomtram, die,
naar ge weet, nu al jaren en jaren van de
Weesperpoort door Watergraafsmeer en Mui
denNaarden naar Hilversum slingert ik
bedoel de weg, al kan niet ontkend worden,
dat de wagens ook dikwerf erg „slingerach-
tig" doen niet erg naar den vleeze gaat.
Het juist verschenen jaarverslag dier onder-
neming vermeld-t, dat tegenover een winst
van rond 78.000 in het jaar te voi'en, thans
slechts eene is gemaakt van 20.000, waar
door geen dividend kan worden uitbetaald,
tegen 4 K Ct. het jaar voorafgaande.
Arme, oude, eerbiedwaardige Gooische! In
het jaarverslag wordt verteld, dat verleden
jaar Mei aan den dierast een belangrijke uit-
breiding is gegeven niet alleen, doch ook een
aantal der nieuwste benzine-motorrijtuigen
zijn aangeschaft, „waarmede het modern-
ste verkeer wordt geevenaard" en nu toch
die pech, want alle voordeelen worden, zegt
het verslag, te niet gedaan door de invoering
van een concurreerenden autobusdienst Hil
versumAmsterdam, die volkomen evenwij-
dig aan de t'ramlijn wordt geexploiteerd. Er
zijn nog meer autcbus-diensten in het Gooi
in wording en zoo lang Gedeputeerde Staten
niet daarover beslist hebben, is men bij de
Gooische huiverig nog meer benzine-motor-
tijtuigen aan te schaffen op haar hoofdlijn
tusschen Amsterdam en Hilversum.
't Klinkt alles heel treurig voor de Gooi
sche, die indertijd de baanbreekster is geweest
voor de opening van het Gooi voor de Am
sterdammers, doch die nooit met haar tijd is
medegegaan en het nu poogt te doen, nu het
vermoedelijk te laat is. Hoe veel jaren hebben
we al hooren praten over electrificatie der
Gooische, die nooit kwam de menschen,
die met die tram moesten reizen, waren wel
gedwongen te zitten in antteke, ellendige wa
gens, getrokken door een antieke, helsch le
ven makende locomotief. Nu is op enkele
baantrajecten die nieuwe benzine-motorwa-
gen ingevoerd, die er netjes uitziet, maar
toch kan ik mij levendig voorstellen, dat het
publiek de keurige motorbus-expres, die laag
bij den weg ligt, veire verkiest boven den
lawaai-makenden benzine-motor der Gooische
en haar wagens met hoogen instap. Daarbij
komt, dat de Gooische nu eenmaal allerzon-
derlingste omritten moet maken om de men
schen te brengAn, waar ze wezen willen
wie met de Gooische van Laren naar Bussum
wil, moet „carrousel" rijden via Blaricum,
Huizen, Drafna v6or hij het spoorwegstation
bereikt; bedanket dus voor het genoegen en
gaat met de motorbus, die rijdt tusschen
Laren en Station Bussum of die welke rijdt
tusschen Huizen en dat spoorwegsttaion
Zelfs de Huizer-„juffers"-werkvrouwen, die
anders niet erg van verandering in hun doen
houden, hebben nog niet hun slof-muilen en
verdere zonderlinge-niet-mooie-kleedij afge-
schaft, doch zij zijn zelfs grootendeels de mo
torbus gaan stellen boven de nieuwe benzine-
motorwagens der Gooische, aangezien de
rechte lijn toch nog altijd de kortste is.
Deze geheele verkeerskwestie is voor Am
sterdam natuurlijk van de grootset beteeke-
nis, omdat het aantal Amsterdammers, dat
zich als forensen in de omjiggende plaatsen
is gaan vestigen, elk jaar grooter wordt; de
Gooische stoomtram is zooals ik daar straks
zeide, de eerste geweest,die het Gooi nader
tot Amsterdam heeft gebracht, maar of zij
het op den duur tegen de steeds in aantal
toenemende moforomnibussen, die boven een
tram of trein altijd voor hebben dat zij de
kortste wegen kunnen kiezen en overal langs
den weg passagiers opnemen, zal kunnen
bolwerken, is een vraag, waarachter vermoe
delijk een groot vraagteeken behoort te wor
den gezet. En dat houdt ook al weder ver
band met het postverkeer, aangezien de
Gooische ook bij het postverkeer betrokken
is, even goed als de tramwagens in onze
thans in postdisrticten verdeelde hoofdstad.
SINI SANA.
(Vervolg).
(Zie het blad van 29 Maart 1927.)
Ja, het zijn niet alleen rupsen, die het op
de naaldboomen gemunt hebben; ook zijn er
kevers, die daarin groote verwoestingen
kunnen aanrichten. 't Is ook alweer .het
Staatsboschbedrijf, dat de aandacht vraagt
voor een drietal kleine torren, niet uit be-
langstelling voor dit gedierte, maar om een
hondje meae te helpen tot vernietiging er
van in het voordeel der aanplantingen.
Twee er van behooren tot de snuitkevers,
een familie, die uit meestal kleine schild-
vleugelige insecten bestaat. Zulke snuitke
vers zijn kenbaar aan een hoomachtigen,
vooruitstekenden snuit, die twee knodsvor-
mige sprieten draagt. Hun eieren worden
gelegd in allerhande plantendeelen, want de
larven missen oogen en pooten en moeten
daarom leven te midden van het voedsel,
dat zij behoeven.
Het aantal soorten snuittorren, dat men
kent, bedraagt vele duizenden en daarvan
leven er ook verscheidene in ons vaderland,
en hoe gaarne we ook gastvrijheid verlee-
nen op onzen geboortegrond aan derge-
lijke kevers doen we dat 't liefst in zeer be-
scheiden getal, omdat het onvriendelijke
gasten zijn.
Laat ons slechts denken aan den AppeL
bloesemkever en aan den Korenworm, maar
inzonderheid voor heden aan de Dennen-
uitkevers. Niet als latven, maar als voi-
wassen kevers, richten deze dieren de groot
ste schade aan in de dennenboomen. Met zijn
snuit boort de Dennensnuitkever door de
schors van de jonge dennenboompjes tot in
het hout. Verlies van hars is het gevolg en
de aangetaste boompjes kwijnen of sterven.
We willen eerst de Groote Dennensnuittor
(Hylabius abietes) bezien en wel door een
sterk vergrootglas. Het diertje is toch maar
ongeveer 14 millimeter lang. Het is lang-
zaam in zijn bewegingen en ge ziet, dat zijn
schenen aan de binnenzijde in dorens uitloo-
pen. Hiermede kan het zich stevig aan de
takken vasthechten, en wanneer ge het op
den vinger neemt, doet het zelfs min of meer
pijn, wanneer men het los wil maken. Waar
is het voorwerpje nu belapd? Zie, daar ligt
het op den grond. Dat middeltje passen bij-
na alle snuitkevers toe, wanneer ze bespeu-
ren, dat ze bespied worden. Ze trekken dan
sprieten en pooten te zamen tegen het li-
chaam, om zich ongemerkt tegen den grond
te laten vail en.
De bruiloftstijd van de Snuitkevers valt in
Mei of Juni. Dan komen ze uit hun schuil-
hoeken te voorschijn, om spoedig van hun
vleugels gebruik te maken. lit groote scha-
ren vliegen ze dan been en weer, en als de
paring heeft plaats gehad, dan wordt er
naar een geschikte plaats uitgezien voor het
leggen van de eieren. De groote Dennen
snuittor doet zulks op zonnige plekken on-
der de schors van stompen, die bij het vellen
in den grond zijn gebleven. Wil men dus zoo
weinig mogelijk van deze plaaggeesten in
zijn aanplantingen geboren zien worden,
dan is het goea in Het vroege voorjaar de
stompen uit den grond te halen of van stom
pen en van de boveneinden der wortels zoo
veel mogelijk de schors weg te nemen. Dan
kunnen de pootlooze larven zich daar niet
ontwikkelen, want zulks moet geschieden on-
der de schors, waar ze breede gangen maken
met kronkelbuigingen, die geheef met hout-
zaagsel worden gevuld. Aan het eind van
zoo'n gang gaan ze in een ovale uitholling
in den poptoestand over. Gewoonlijk komen
daaruit in het volgend jaar in de lente de
kevers te voorschijn, soms reeds in 'tnajaar.
Zijn van de Groote Dennensnuittor, met
haar donkerbruine en geelroode vlekken, dus
de larven door het graven hunner gangen
nadeelig voor de achtergebleven stompen,
de torren doen veel schade aan de jonge aen-
nen, daar zij hiervan de schors afknagen.
Insecten verzamelen en stompen uitroeien
mogen dan ook niet worden vergeten.
De Kleine Dennensnuittor (Pisodes nota-
tus) gelijkt veel op de grootere soort, doch
ze is minder fraai gevlekt en heeft slechts
een lengte van gemiddeld 8 millimeters.
Stellig is zij nog gevaarlijker, omdat de lar
ven leven in gangen tusschen schors en
hout en aan het ondereinde van de stammen
der jonge dennen en zich daarin ook ver-
poppen in een ovale holte die gewoonlijk
„wieg" wordt genoemd. Zij stelt zich dus
niet met stompen tevreden.
Wanneer men tusschen de jonge dennen
boomen geelgewordene bespeur't, dan kan
men er vrijwel op aan, met door larven van
kleine Dennensnuittorren aangetaste boom
pjes te doen te hebben. Hoe gaarne men ze
ook zou willen behouden, men handelt ver-
standig, door ze uit te rukken en aan de
vlammen prijs te geven, daar ze toch ge
woonlijk sterven en verzamelplaatsen zijn
van dergelijke kleine vernielers van het
naaldhout.
Zijn alzoo de Snuittorren gevreesde vijarf-
den van het naaldhout en ook wel van loof-
boomen, erger nog moeten als zcodanig de
IJpenspintkever en de Denhenscheerder en
andere schorskevers genoemd worden. De
ze familie vormt de schadelijkste dieren voor
de houtteelt, daar vooral door de voortplan-
ting er van vele boomen tot kwijnen gebracht
worden. Wanneer men van zoo'n boom een
stuk schors losmaakt, dan vindt men er in
een moedergang en larvengangen. In het
voorjaar bijt de vrouwelijke kever met haar
scherpe gaten een gat in de schors, todat zij
grootendeels in het zoogenaamde „boorgat"
is verdwenen. Alleen het achterlijf blijft er
buiten, totdat de paring heeft plaats gehad.
Daarna gaat het wijfje voort met een gang,
die naar boven loopt, te bijten, doch op klei-
nere en grootere afstanden worden naar bei-
de zijden kleine holletjes gemaakt, in ieder
waarvan een eitje wordt gelegd. Het fijne
hout, boormeel genoemd, si uitde openingen
weder. Uit ieder ei komt weldra een larve te
voorschijn, en deze voedt zich met de schors
en beweegt zich, al knagende, in de richting,
die door de moeder aangegeven is. Zoo blij
ven de larven van elkanders terrein en kun
nen ze ongestoord doorgroeien. De larven
gangen worden, van den moedergang afge-
rekend, al wijder, daar de diertjes grooter
worden, en heel aan het einde is de verwij-
ding aanmerkelijk. Daar gaat de lare in din
poptoestand over, en in die „wieg" heeft ook
de overgang tot volwassen kever plaats.
Maar de torretjes willen naar buiten, en
daarom moeten er gaatjes door de schors ge-
knaagd worden. Zoo ziet men meermafen
boomen, waarvan men zou zeggen, dat er
met hagel in geschoten was.
De Dennenscheerder is maar een heel klein
torretje van nauwelijks 4 millimeter lengte,
tamelijk donker gekeurd, doch met gestreepte
schilden; de pooten zijn geelachtig.
De aanwezigheid van dergelijke kevertjes
komt men gewoonlijk te weten door acht te
geven op de bedoelde ronde gaatjes in de
schors der stammen, maar ook kan men
zulks weten aan uitgeholde twijgjes, die op
den grond liggen. Want de kever van de
Hylesinus piniperda^ zooals de wetenschap-
pelijke naam van de Dennenscheerder luidt,
vreet het merg uit de jonge loten in den top,
die daarna afvallen. Waar dus dit kleine
wezen menigvuldig voorkomt, daar zullen
vele dennenboomen ten doode worden opge-
schreven, of weldra teekenen van vermin-
king vertoonen. Zoo spoedig mogelijk de
bosschen zuiveren van ziekelijk en dood hout,
mag als een goed voorbehoedmiddel aange-
grepen worden, daar dit toch de kweek- en
bewaarplaatsen bevat van dit hoogst schade-
lijk geaierte. Ook de gevelde boomen dienen
ten spoedigste ontschorst of verwijderd te
worden.
We hebben dus kennis gemaakt met de
kleine vijanden van het naaldhout, die door
het beschermen van nuttige vogels, inzon
derheid bestrijding zullen vinden. Er zijn
evenwel ook grootere schadelijke dieren voor
onze dennenboomen, en die vindt men som-
tijds zelfs onder de vtoge!s. De Korhoenders
b.v. staan als zoodanig bekend. Toch is de
macht van het kleine en biina onzichtbare in
deze meer te vreezen, dan die van het groote.
Wenschelijk is het daarom, dat met het bo-
venstaande, ook in verband met de pogingen
van het Staatsboschbedrijf, een steentje is
bijgedragen tot behoud van onze naaldhout-
boomen en aanplantingen. Moge het zoo
zijn!
J. DAALDER Dz.
WAARAAN VALT „DOOD IN DEN DQP"
TOE TE SCHRIJVEN?
(Vervolg en slot.)
De normale digging van een kuiken om
uit h-et ei te kunnen komen, is deze: dat het
kuiken met den kop in het stompe gedeelte
en met de pooten in het spitse gedeelte van
het ei ligt, terwijl het den k'op naar rechts ge-
draaid heeft, over het rechter dijbeen heen
en odder den rechtervleugel door, naar de
schaal toe, zoodat de punt van den snavel
d'ichtbij de grensiijn van de groote lucht-
kamer ligt.
.Indien het kuiken op een andere wijze in
het ei opgevouwen ligt, spreekt men van een
abnormale ligging.
Wel een belangrijk percentage dus en het
lamme is, dat we daar machteloos tegenover
staan.
Eveneens is gebleken, dat eieren, geinfec-
teerd met baccillus pullorum (witte diarrhd!)
niet alleen slecht uitkomen, doch ook een
hoog percentage „dood in den dop" geven.
Dan hebben we nog het vochtvraagstuk.
Tusschen het groeien van het kuiken in het ei
en het gelij'ktijdig verdampen van het vocht
in het ei, bestaat een nauw verband. Gaat dit
verdampen te langzaam of te snel, dan wordt
het evenwicht verbroken en de zaak mislukt.
Hoe vochtiger de lucht in de broedkamer
is, hoe hooger de temperatuur kan stijgen,
zonder het kuiken schade te doen. Is de lucht
daarentegen droog, dan zal een hooge tem
peratuur tot gevolg hebben, dat ae kuikens
aan de schaal vastkleven en of omkomen, of
verminkt worden.
Ook vindt men dikwijls „dood in den dop"
gevallen, waarbij de snavel van het kuiken
nauwelijks door de schaal komt en daaraan
is vastgeplakt.
Is deze kleefstof donker van kleur, dan ;s
de temperatuur te hoog geweest, in het bij-
zonder gedurende de laatste weken van het
broedproces. Is die kleurstof daarentegen van
een lichten tint, dan was de temperatuur ge
durende het geheele broedproces aan den te
lagen kant.
Ook moeten we den eischaal eens bekij-
ken. Door de porien daarvan moet toch de
uitwisseling van koolzuur en zuurstof kun
nen plaats vinden en stokt daarin iets, dan is
het mis, terwijl voorts het calciumgehalte nog
een belangrijke rol speelt.
Ook hiervoor zijn zeer interessante proef-
nemingen genomen. Het bleek dat de cal-
ciumstofwisseling op het goede uitkomen
der eieren een grooten invloed uitoefende.
De uitkomsten dezer proeven wezen aan, dat
een deel der kuikensterfte in het ei aan een
onvoldoenden calcium voorraad is te wijten.
Het wordt den kippenhouders in deze niet
al te moeilijik gemaakt, want calcium kun
nen de kippen uit de gemalen oesterschelpen
opdiepen en dat goedje kost nogal niet zoo
heel veel. Bovendien verhoogt het de ^tevig-
heid der schalen, dus minder „kneusjes".
.Ik geloof r.u wel de meest belangrijke oor-
zaken van „dood in den dop" te hebben aan-
getoond. Ieder van dtze groep kan er een
invloed op doen gelden en tellen we deze
samen, dan zullen we langzamerhand wel aan
de voile 100 pCt. van de gevallen der kui
kens komen, die op het laatste moment er het
bijltie bij neerleggen en liever „dood in den
dop" bleven, dan de aardschc geneugten op
dit aardrijk te smaken, voor zoover deze
althans voor een hen of een haan zijn weg-
gelegd. Misschien hebben zij die „dood in
den dop" bleven wel het beste deel verkozen.
Maar dat al is weer een heel ander vraag-
stuk, waarover ik nu eens niet zal schriiven.
VerschiHende oorzaken van „cfood! in den
dop" nog eens herhalend, hebben we dus
gekregen
1. Foutieve verzorging en voeding der
fokdieren;
2. onvoldoende ventilatie van machine
en broedlokaal;
3. te lage of te hooge broedtemperatuur;
4. verkeerde ligging van het kuiken ic
het ei;
5. pullorum-infectie;
6. schaalgebreken.
KENTEEKENEN
VAN BROEDSCHHEID.
Het is al meermalen gebeurd dat de be-
ginnende liefhebber zich zelf een leelijke
schrap door de rekening haalde, als hij
meende dat. een zijner hennen dan toch ein
delijk broedsch was geworden en bet daarna
bleek dat de kip het volstrekb niet ernstig
meende en al spoedig haar soms zoo kost-
baar broedsel in den steek liet.
Bij alles verkeerds wat men kan doen bij
het te broeden zetten van een kip staat over-
haastig bovenaan. Juist komen geduld en
bedaardheid bij dit werk als hoofdzaken op
den voorgrond. Het maakt immers niets uit
als men een of meer dagen later zijn kuikens
heeft.
De vraag is dus maar hoe men de echte,
betrouwbare broedschheid gewaar wordt.
Is men er op aangewezen een broedsche
hen van een ander te betrekken, dan is het
voor een groot deel een zaak van vertrouwen -
en dient men, behoudens zoo goed mogelijk
uit te kijken, zich daaraan over te geven. Een
exemplaar uit eigen toom heeft veel voor,
omdat het dier aan zijn verzorger en omge-
ving gewend is en geen korter of langer reis
behoeft te maken, iets dat van schadelijken
invloed kan wezen op het aanblijven van den
broedschen toesiand.
Geen hen kan betrouwbaar broedsch wor
den als zij niet eerst een bepaalde serie
eieren heeft gelegd.
V6or dien tijd zal haar broedlust verdacht,
onnatuurlijk en ziekelijk zijn. Het broedsch-
zijn is en hoogtepunt in het leven van de
hen; zij moet dus het toonbeeld zijn van ge-
zondheid. Pas later, als zij een reeks van da
gen gezeten heeft, kan een vermindering van
het frissche rood, een verbleeking van kam
en lellen optreden, hoewel dit niet noodig is
en gezonde, goedbehandelde broedster wel
degelijk rood kunnen blijven.
Het allereerst optredend verschijnsel is,
dat de hen langer dan gewoonlijk op het
legnest blijft zitten, hoewel ze dan toch nog
met de andere hennen tegen den avond weer
op stok gaat. Den volgenden morgen gaat
zij na het voederen weer naar hetzelfde nest.
Eindelijk blijft ze ook 's avonds zitten aan-
halen door over den rug te strijken laat ze
een verstoord geluid hooren en deelt ze een
flinken snavelstoot uit onder het opzetten
van haar veeren. Dat zijn dan voor den op
broeden belusten liefhebber keurige kenteeke-
nen en de daarevengenoemde gevoelige sna-
velstooten worden met een zekere dankbaar-
heid in ontvangst genomen. Nog een dagje
wachten! Dan gaat men over tot het ver-
plaatsen van de hen naar de vooraf met zorg
gereedmaakte broedgelegenheid, want haar
te laten broeden in het door haar gekozen
legnest zou zeer onpraktisch zijn, omdat men
dan geen de minste controle over haar heeft
en zij door de andere hennen verontrust, je
zelfs vrijwel verjaagd zou kunnen worden,
behalve dat er ook nog hanen zijn, die met de
broeierij weinig schijnen ingenomen te wezen
en zich liever met de hennen in de ruimte
blijven amuseeren.
Neemt men nu de hen van het nest en zet
zij een vreeselijk gekakel in, dan is de zaak
nog niet erg te vertrouwen. Gaat zij daar
entegen vlug op graan en op drinken af,
scharrelt hevig met de pooten en laat zij dan
daarbij een zacht klokken hooren, dan schie-
ten wij in de goede richting. Als wij haar in
de handen nemen merken wij op, dat de buik-
veertjes gemakkelijk loslaten en er zelfs dun-
ne, eenigszins kale plekken, de zoogenaamde
broedplekken, zichtbaar zijn. Haar nest
houdt ze op en de loozing ervaij geschiedt
met lange tusschenpoozen en dus in veel
grooter kwantum. Het karakter der hen wij-
zigt zich sterk. Tegenover hetgeen waarop
ze vroeger niet reageerde, ja angstig ont-
week, neemt zij nu een aanvallende houding
aan.
Als de zaken nu zoo staan, kan men met
een zeker vertrouwen haar als broedster ge-
bruiken, mits ze volkomen luisvrij is, vrij is
van kalkpooten en goed wat vleesch op de
borst heeft. De geheel abnormale toestand,
waarin zij nu minstens drie weken lang ver-
plaatst wordt, eischt veel van haar lichaam,
dat toch de coirstante, echte bloedwarmte
moet behouden. Een goede voedering, uitslui-
tend graanvoer, moet met zuiver water deze
lichaamswarmte onderhouden. Over het
eigenlijke broedproces een volgenden keer.
Provinciaal nieuws
UIT SCHAGERBRUG.
Blijkens een in dit nr. voorkomende adver-
tentie, zal op Maandag 30 Mei a.s. alhier
eene groote paardenkeuring worden gehou-
den, uitgeschreven door debekende harddra-
verij vereeniging „Voorwaarts", te Schager-
brug, ter gelegenheid van haar 10-jarig be-
staan.
Voor deze keuring worden gevraagd:
Rubriek I. 1-jarige paarden (kouabloed),
lste prijs 15.2de prijs 10.en 3de
prijs 5.—.
Rubriek II. 1-jarige paarden (warm-
bloed). Prijzen als voren.
Rubriek III. 2-jarige paarden (warm-
bloed). Prijzen als voren.
Rubriek IV. 3-jarige paarden (warm-
bloed). Prijzen als voren.
Rubriek V. Paarden van 4 jaar en ouder
(warmbloed). lste prijs 20.2de prijs
15.—, 3de prijs f 10. —en 4de prijs 5.
Als keurmeesters zijn aangezocht de hee-
ren C. van der Sluijs te Sint Maartensvlot-
brug, P. de Boer te Schagen en C. A. Wai-
boer te Wieringerwaard; plaatsvervanger de
heer Jn. Bakker te Wieringerwaard.
Tevens zal op deze keuringsdag gelegen
heid bestaan tot aangifte voor inschrii- 'ng
van paarden tot opname in het Stamboek
der Nat. Vereeniging ter bevordering van de
Paardenfokkerij in Nederland.
Voor verdere bijzonderheden zie adver-
tentie, of vrage men programma aan bij den
heer W. Klok, secretaris der vereeniging, te
Schagerbrug.
kalmeeren en worden uesterkt door
Buisje75cc Bij.Apoth en Drogisten