ilkmaarsche Caurant
Schaakrnbrieb.
S®cia!e poezie.
Oireohtmatlcj ftezft,
Zaterdag 23 April.
FEIJ1LLET0N.
In en om de hoofdstad.
Honderd negen en twintigsti Jaargang.
EENIGE MOT IEVEN.
Als er een veelzijdige groep van verzen is,
dan is het wel die der sociale. Het is dus be
grijpelij'k, dat wij ons in het beperkt bestek
van dit artikel uitsluitend bezig zullen hou-
den met de Nederlandsche sociale poezie en
zelfs die nog slechts in grove trekken zullen
overschouwen.
Wat is sociale poezie? Wij zouden willen
zeggen: die poezie, wel'ke een uitbeelding
geeft van het sociale levep. Doch het zal
ouidlelijlk zijn, dat dit niet geheel juist is. Ini-
jnerspoezie, die slechts uitbeeldt is zuiver
objectief en episch. En een der kenmerken van
ide sociale poezie is juist subjectiviteit. Waar
er in onizen tijd langs alle mogelijke kanten
critiek wordt uitgeoefend op de sociale toe-
standen, waar iedereen denkt zijn meening te
tnogen zeggen cmtrent de sociale kwestie,
■waar socialisme, communisme en anarchisme
altijd maar door een geest van opzet aankwee-
ken tegen het fauidige sociale stelsel, daar kan
het niet anders, of de sociale poezie meet
grootendeels dezen geest ademen en de dich
ters van deze poezie moeten voor een niet
gering gedeelte onder de aanhangers van
bovengenoemde partijen gezocht worden.
Sociale poezie behoeft echter niet socialis-
tisdi te zijn. Er zijn ook dichters, die niet de
wantoestanden in de maatsdhappij willen ver-
anderen door een radicale omzetting'der soci
ale orde, doch sterker bun aandacht concen-
treeren op de ellende en gebrek heerschende
ender zoovele oiedemensohen, dichters dus die
meer tradhten medelijden en schaamte op te
wekken en daardoor verbetering te brengen.
Heel veel sociale poezie behoort uit den aard
der zaak tot de klein-kunst. Kunnen claret
artisten mooiere stof vinden oni te hekelen,
dan in sociale of politieke gebeurtenissen?
Is er voor een liedijeszanger aangrijpender on-
derwerp denkbaar, dan een doodgehongerden
zwerver, een spoorwegongeluk, een moord,
een inbraak? En wordt de sdhrijver van sol-
datenliedjes niet door indrukken overstelpt,
wanneer hij zich bevindt te midden van -ie
altijd kanikerende, nochtans sentimenteele
soldaatjes?
De sociale poezie omvat uitersten. En dat
maakt haar aamtrekkelijk.
Zij haat en bemint, bouwt op en breekt af,
zij bezingt verschoppe 1 ingenmaar tornt ook
aan de macht der rijken, zij strijdt voor de
rust van den arbeider, en predikt daarnaast
revolutie
Men zal begrijpen, dat in onze dagen de
sociale poezie bloeit. Vooral tengevolge van
de ontwikkeling van het proletariaat, de op-
komst van den vierden stand en de na-weeen
van den wereldoorlog.
Uit de veelheid van motieven, welke deze
poezie biedt, willen we er enkele noemcn. Om-
dat enkele versregels vaak beter den dichter
en zijn bedoelingen zullen weergeven, dan
vele woorden onzerzijds
MISDADIGERSLIED
Deze liederen bezingen bij voorkeur het
leven in de gevangenis. Vaak hebben zij een
opstandig karakter, de veroordeelde voelt
zich verongelijkt. Soms spreekt er een diepe
syrnpathie uit, vergevingsgezindheid en een
ontroering, welke een enkele maal overslaat
in sentimentaliteit.
Hoor het volgende refrein, waarin het meis-
je haar jongen, door wien ze werd mishan-
deld en gevloekt, toespreekt:
Als je weer los komt, dan dof ik me op,
Dan haal 'k je weg aan de poort.
Als je weer los komt, dan is't mijn stem,
Die je het eerste hoort
Als je weer los komt, dan vindt jij jouw
Trouw als een hond aan je zij.
Als je weer los komt, ben 'k toch nog van
jou
Jongen, hoe krijg 'k je vrij?
£n dan deze mooie, gloedvolle slotregels.
Maar dat je nou zit als een beest in een
kooi,
Zooals een geboefte van't laagste allooi,
Dat maakt me kapot van sjagrijn en ver
driet,
Want ik weet, je bent ruw, maar 'n boef
ben je niet.
Vooral Speenhoff was sterk in dit genre
misdadigers-liederen. Getuige o a. dit voor-
beeld, waarin een oud moedertje in haar ge-
Naar het Engeisch van Dorothea Gerard.
Door Mr. G. Keller.
„Zeg, Panna Zasia," zei hij, staan blijvend
voor een in het wit gekleed meisje, dat het
cniddenpunt vormde van een kring van be-
wonderaars, „ge zult zeker nooit meer dat
kleed laten wasschen?"
Er klonk een tikje grappigheid uit zijn
etem, terwijl hij wees naar de bloedvlek, die
zich had afgeteekend op den mouw van haar
moeselienen kleedje, hij was zoolang ern-
stig gebleven als zijn aard hem veroorloofde.
Maar het blondharige meisje hief haar ern-
stige, lichtblauwe oogen op onder de kroon
van papieren bloemen, welke haar hoofd' om-
gaf, en antwoordde:
„Neen, dat laat ik nooit meer wasschen.
Ik bewaar het om het aan mijn kinderen te
laten zien."
Een gemompel van instemming volgde op
deze woorden. Was dit niet een der heldinnen
van den dag? Overal waar zich dergelijke
groepjes vormden, kon men er zeker van zijn,
fat een dier meisjes in het wit er het midden-
£unt van vormde, soms met een verbonden
and, en de bloedvlekken op haar kleed ver-
toonend met een trots, die te onschuldig was
am hem kinderachtig te heeten.
Doch de linden begonnen reeds lange scha-
duwen over de grasvelden te werpen De
hlanke zuilen van het terras baadden rich ia
dachten haar zoon reeds terugkomen ziet uit
de „nor".
Dan koop ik voor een dubbeltje sigaren,
Je houten pijpje zal ik trouw bewaren.
En als je thuis komt is je potje gaar,
Dan staat er spek met kroten voor jouw
klaar.
PAUPERISME.
Gelukkig zijn niet alle levens^wrakken mis-
dadigers of zondaars. Er zijn nog zoovele
individuen, die vervallen zijn door armoede,
door speelzucht, ook al door drankmishruik,
maar die toch in hun hart zoo kwaad niet
zijn, die ook hun menschelijk verdriet kennen,
al ziet dat de beter gesitueerde zoo niet:
Ze zeggen, dat i'k een schooier ben,
Ze zeggen, ik drink en ik bras,
Ze zeggen me, dat ik geen liefde ken,
Alleen maar de liefde voor't glas.
Ze zeggen, ze zeggen, wat zeggen ze niet.
Maar niemand weet iets van mijn groot
verdriet.
OPSTAND.
Vanzelf voert het gebrek tot opstandig-
heid. De bezittende klasse ziet men als een
vijand. De ontevredenheid wekt op tot verzet.
Het beste voorbeeld van dit soort dicht-
kunst is wel de Marseillaise. In Nederland
kennen we er weinig voorbeelden van. Alleen
wordt het standenverschil aan de kaak ge-
steld en de bevoorrechting der stoffelijk rijke-
ren. Typeerend zijn onderstaande regells uit
„De dievenwagen"
't Zijn altijd geen dieven, die den wagen in
gaan,
Dit is ook al weer't mooie
Het zijn soms de jongens, die geen dienst
willen doen
En die ze de nor maar ingooien.
Maar hij die vermoordt en geld heeft zoo'n
ploert.
Hem wordt die schande vermeden.
Hij wordt dan niet met die wagen vervoenl.
Maar wel in zijn auto gereden.
SOLDATEN LIEDEREN.
Ook de soldatenliederen zijn vele in aantal.
Nu eens verbitterd, dan weer vroolijk, nu eens
sentimenteel, dan weer rauw en stootend. Be-
kend is o.a. dit:
„Wie z'n vader heeft vermoord,
En z'n moeder heeft vergeven,
Die is nog veel te goed
Voor het soldatenleven enz. enz.
Het beste, ons bekende soldatenlied is wel
ondierstaand sonnet van Martinus Nijhoff:
Z/NGENDE SOLDATEN.
De keien zijn zoo puntig op de straten,
Blonde solaaten, doen je voeten pijn
Smoor je verdriet in een naief refrein,
„Marie, Marie, ik moet je gaan verla-
[ten.
Wij zien voor uit naar't verre ddel der
[torens,
En loopen met z'n vieren naast elkaar,
Melancholie, uw vondsten zijn bizar,
„De duivel heeft twee hoeven en twee
[horens".
Waar is de tamboer, waar is dte muziek?
God heeft ons op den weg alleen gelaten,
Ons lijf gaat brelcen en ons hart is ziek.
Zingt van een ring en van liefde en van
Hfl! [smart.
Zingt van verachting voor een paar gra-
[naten!
Een goed soldaat heeft 'n groot kinder-
Chart.
Speenhoff keek intusschen heel wat luchti-
ger tegen de zaak aan, en bezong de grena
diers en jagers aldus:
Wie loopen kramig man aan man
Wanneer ze excerceeren;
Wie kijken nooit de meissies an
Wanneer ze paradeeren?
GROOT ST ADSLEED.
Het leven in de groote steden heeft vooral
de laatste jaren de dichters meer en meer
aangegrepen, in het bijzonder de jongeren.
Zij zien de grootstad als een opeenstapeling
van doode steenen ,waartusschen de mensch
wroet. Zij beschrijven de moderne wereldstad
met haar gigantische gebouwencomplexen,
haar fabrieken en warenhuizen, haar verkeer
en haar lichtreclame, haar haast en sensaties:
J. C. van Schagen ziet het verderf der
grootstad
Toen werd de donkre stad een stomme
[openbaring,
Van hoog en eeuwig vuil en zonde.
Haar veilheid stond onschendbaar in on-
[noemlijke verkondiging
Voor een ten gronde schouwend1, ongezien
[gericht.
een gulden licht en in de stralen van de on-
dergaande zon teekenden rich de figuren
van het wapenschild aan den gevel scherp
af: onderaan de op zijn achterpooten staan-
de beer, welbekend bij alien, die in betrekking
stonden tot het geslacht der Ewigello's, daar-
boven een strijdbijl met een slang, zich slin-
gerend om het handvat.
Men moest aan terugkeeren denken, maar
het zou een terugkeer zijn, welke het vertrek
waardig was. Ook nu nam de jeugd de lei-
ding op zich een schare jongelieden was ras
vooruit gegaan en toen ten slotte bij invallen-
den schemering de op nieuw opgestelde pro-
cessie de Niemen naderde, met aan het hoofd
denzelfden ouden boer, die nu evenwel een
kostbaren kanten zakdoek als verband om het
hoofd droeg, werd1 zij begroet door een zege-
pralend gelui van alle kerkklokken van Kof-
no. Als overwinnaars werden de processie-
gangers ontvangen en begroet, en als over
winnaars trokken zij ongehinderd de stad
binnen. Geen vinger werd uitgestoken om
hun iets in den weg te leggen. Dezelfde
geestverlamming, welke ged'oogd had, dat de
brug weer gestagen werd, had nog steeds de
autoriteiten bevangen. Voor een dergelijkge-
val hadden zij geen instructies gekregen.
De bevol'king verblijd'de rich over deze
overwinning, en dat was maar goed ook,
want niet vele overwinningen volgden daar
op.
HOOFDSTUK II.
„De verloreti schapen
Ht was een donkere, regenachtige nacht in
de maand Mea van het tweede jaar, verloo-
Gerard Bruning is ook al droef te moede:
De straat is mijn wrang verdriet
Mijn grijze pijn in den wentelenden dag.
en Albert Kuyle ziet een lichtpunt in de
muziek:
In de stad is der dingen verschrikkelijk-
[heid,
Grootte kazerne vol niet-willenden,
Muziek is de verblijding en de jonge jeugd
[van iederen dag.
Ten slotte nog twee terzinen van Albert
Besnard
Want in het gele licht der grauwe steden,
Op kille zerken van't plaveisel gaat,
met ruige weefsels om zijn kale leden
de booze mensch en zegt U geene bedte:
De mensch heeft zijn ellende en heeft de
straat.
ME DE-LIJ DEN.
Ontroerend en aangrijpend zijn die gedich-
ten, welke een diep mede-lijden uitspreken met
de verdrukte menschheid en welke vragen om
een algemeen menschen-geluk. Een couplet uit
van Collem's „Gebed te Waalwijk", waarin
een schoenmakersvrouw Maria aanroept, dat
zij den patroon milder steunen zal, moge dit
verduidelijken:
Marye met Uw hemelkroon.
Geef Uwe voorspraak tot den Zoon,
Dat Hij ons koom' te hooren,
Op Uwe zachte treden ga,
Dat Hij met hemelsche gena
In onze hut mag gloren.
Een beetje ruimte en wat licht,
En op mijn armen man's gezicht
Een weinigje van blijheid,
Dat op zijn arbeid zegen zij,
O zoete Jezus, zeg er bij,
Het loon en wat meer vrijheid.
Behalve de genoemde soorten van sociale
poezie, zouden we nog kunnen noemen de
verzen, die een ontgoochelinig, een toekomst-
droom behandelen, enthousiaste verzen, vol
idealisme en verzen waarin het gebrek op den
voorgrond treedt. Doch dit alles zou ons te
ver voeren. Wij wilden slechts enkele grove lij
nen aangeven om den lezer eenig idee te
doen krijgen van den omvang en beteekenis
der sociale poezie en van dten overvloed der
motieven die den kunstenaar ten dienst staan.
Verdere voorbeelden liggen voor 't grijpen!
B.
pen sedert dien Augustusdag, waarop de
twee processies elkander aan de oevers van
de Niemen ontmoetten. De een en twin tig
maanden, welke elkander sedert waren opge-
volgd, staan in de jaarboeken van het altijd
woelige Pol en aangeteekend als tot de woe-
ligste te behooren. De revolutie waarvan de
betooging te Kowno een voorbode was ge-
weest, was wel herhaaldelijk onderdrukt on
der den ijzeren hiel van den Rus, maar was
ten slotte toch weer uitgebroken. In de groote
meerderheid van de provincies, die weleer
deel hadden uitgemaakt van het koninkrijk
Polen, was het vuur der revolutie hoog op-
gelaaid.
Op e'en binnenplaats van een der voorste-
den van Kief waren een twintig personen
ijverig in de weer om een aantal voorwerpen,
niet gemakkelijk te onderscheiden in de natte
duisternis, te laden in een paar wageits die
half met stroo waren gevuld. Als een der ge-
zichten in den lifhtkring van een zwak schij-
nende lantaren kwam, bleek het baardeloos te
zijn.
Er was geen enkele behoorlijke snorbaard
tusschen hen. Er werd drtik gefluisterd en
soms deed zich een begin van een opgewon-
den lachje hooren, dat evenwel weer gauw
werd onderdrukt. Een troepje schooljongens
in de weer voor een nachtelijk uitstapje, al
dus kon de indruk zijn, welke een argelooze
toeschouwer er "van zou kunnen krijgen.
Spoedig hadden alien plaats genomen in de
karren, met uitzondering van twee, die als
ervaren rulters een paar stevige maar kleine
paarden hadden bestegen.
Toen de wagens met een dof gerominel
door de overdekte poort de straat inreden,
werden er haastig een aantal kruisen gesta
gen, zooals de Slavische volken veelal maken
bij het begin van een onderneming. De straat
was tang en bochtig, nagenoeg verlaten Al
leen werd een enkele politieagent gerien, en
eenmaal ontmoette het troepje een compagnie
Kozakken, welke door de slapende stad pa-
trouilleerde. De aanvoerder keek aandachtig
naar het troepje, doch ontmoette enkel de
onschuldige blikken uit een paar oogen, wel
ke hij insttnetmatig schatte op ongeveer vijf-
tien jaar, en reed onverschillig verder. Het
was zijn werk niet om kinderen aan te hou-
den. De melkmuilen konden ongehinderd ver
der trekken.
Voorbij de laatste huizen stieten zij weer
op Kozakken, maar ook hier konden de wa
gens en de ruiters ongehinderd en zonder
aangeroepen te worden, passeeren. De rus-
tige, openlijke wijze waarop de troep te werk
ging sloot elke gedachte aan een staatsge-
vaarlijk optreden uit. Een dergelijke grenzen-
looze onbeschaamdheid als waarmee hier te
werk werd gegaan viel buiten het begrip van
zelfs den meest achterdochtigen ambtenaar.
En hij kon bovendi«n niet vermoeden, wat
daar onder het stroo verborgen lag.
Eindelijk was dan het open veld bereikt.
Onder den door dikke regenwolken bedekten
hemel strekte rich een onafzienbat;e vlakte
uit, op dit oogenblik meer te vermoeden dan
te zien. De woningen lagen achter hen en de
steppe strekte rich voor hen uit. Een zucht
van verademing ontsnapte hoorbaar aan al-
ler borst. Het eerste gevaar was overwonnen
en reeds hoopten die onbezonnen knapen op
de overwinning. Maar intusschen was, verge-
leken met de taak, welke zij op rich hadden
OPLOSSING EINDSPEL No. 166
(Neumann—Schelfhout.)
1. Dh8f Kh8 Gedwongen.
2. Lfuf
3. TeS
d4
Wit: H.
1.
2.
Pf3
c4
3.
4.
b4
bc5
Kg8 (Of Dg7).
mat.
Opening (Rete variant.)
Muller. Zwart: Lokvenc.
d5
d4!? Wat is hier goed? He;
le of het 2e teeken. Toen
Alechine in zijn match
met Euwe dit speelde, zei
ten alle Nederlandsdn
a.nalytici er een vraagtee-
ken achter.
Euwe speelde n.l. 4. e3
a5 5. b5 c5 6. ed4 cd4 7
d3 Lg7 8. g3 en Wit won
door de zwakheid van den
zwarten Dame-vleugel
Hier wordt Alechin's ze
opnieuw beproefd.
c5!
Ook Rete speelde in
dezen stand tegen Dr.
Tartakowen te Budapest
1923 4. e3!
4.
Pc6
5.
d3
e5
6.
«3
Lc5
7.
Lg2
Pge7
8.
0—0
0—0
9.
Pbd2
Pg6
10.
Pb3
Lb6
11.
La3
Te8
12.
Pfd2
Lc7
Om het paard van W?
genomen, dat verschalken van de Kozakken-
patrouilles een goedgeslaagde grap en niet?
meer. En toch wist ieder van die twintig on-
rijpe knapen zeer goed, wat zij op zich" hid
den genomen: zij moesten trachten de boeren-
bevolking te winnen voor de nationale zaak
van Polen. Hoewel hun voorvaderen onder-
danen waren geweest van het verdeelde Pool-
sche koninkrijk, waren deze, naar zij hoop-
ten, toekomstige medestanders, toch niet van
Poolschen bloede, anders zou het niet
noodig geweest zijn ze voor de zaak te win
nen maar volbloed Russen waren zij toch
ook niet. Het was niet tegen te spreken, dat
de Rutheensche boeren onder de Poolsche
heerschappij gebukt waren gegaan, maar het
was de vraag, of zij nog meer onderdrukt
werden als lijfeigenen van het Russische kei-
zerrijk. In ieder geval hadden deze knapen
op zich genomen hurt dat duidelijk te maken.
Tot nog toe waren de bewoners van de Oekra-
jin'sche steppen lijdzame toeschouwers ge
weest, en de Ruthenen hadden volstrekt geen
neiging getoond om de Poolsche kastanjes
uit het vuur te halen. Dit vond enkel zijn oor
zaak in de omstandigheid, dat hun de zaak
niet duidelijk was gemaakt en daarom moest
dit zonder verder uitstel geschieden. He;
„Gulden Nieuws" der bevrijding van't Rus
sische juk moest aan de steppe gebracht wor
den.
(Wordt vervolgd).
No. 95 1927
j meid
V
CCXXII.
De gemeente en onze eerste levensbehoeften.
Een oude geschiedenis, die altijd nieuw
sohijint te blijven. I'k bedoel de bemoeiingen
van getneentewege in verband met de voed-
selvoorziening der bevolking. We' hebben
daarover de vorige week een niet oneigenaars
dig debait in den Amsterdamschen gemeentes
raad gehad, waarover straks, doch ik wil er
toch eerst even op wijzen, dat het stadsbe*
stuur niet alleen in onzen tijd toezicht hield
op de voedingismiddelen der bevolking, al
ging dat twezicht voorheen dan ook niet zoo
ver als in onze dagen het geval is.
De geschiedenis van Amsterdam leert ons,
dat reeds drie eeuwen geleden de overheid wel
degelijk een wakend oog hield over datgene,
wat de burgerij voor haar dagelijksch ondcrs
baud werd voorgezet. Er werd toezicht gchous
den op de graandnvoeren, op het meel, en er
bestonden strenge keuringen op brood en
vleesch, vooral op het verkoopen onder het
gewicht werd heel streng gelet. Daartegenover
stond, dat de gilden en ook de overheid voor
de belanigen der neringdoenden waakten. Er
heeft zelfs eens een geschil bestaan tusschen
de stadsbesturen van Amsterdam en Deventer
over de hoogfgeroemde Deventer koek. Toen
bakkers te Amsterdam die lekkernij uit Dos
venter gingen namaken, kwamen een paar bes
stuurders dier stad zich hier daarover beklas
gen, vooral omdat men hier de koek niet
maakte volgens het te Deventer geldende ges
wicht, waartegen van Amsterdamsche zijde
werd ingebracht, dat zulks te wijten was aan
het water, hetwelk bij de bereiding van het
deeg werd gebruikt en dat van het Deventers
water verschilde. Een kinderachtige twist noes
men wij het nil, maar in elk geval was het een
twist, die bewijst, hoe men de neringdoenden
in bescherming nam.
In onze dagen heeft men in den Amsters
damschen Raad herhaaldelijk debatten gehad
over de eerste levensbehoeften der bevolking,
maar de bedoeling daarvan was anders dan in
vroeger tijden. Zoowel rijkswetgever als ges
meenteswetgever hebben uitnemende wetten
en verordeningen gemaakt om den burgers
zooveel mogelijk waarborgen te geven voor
de deugdelijkheid van de levensmiddelen,
volkomen terecht natuurlijk, en het strekt
sterdam tot groote eer, dat hier, lang recdn
voor de nu geldende Wareivwet bestond door
onzen gezondheidsdienst cen uitnemend toes
zicht op de deugdelijkheid der levensmiddelen
was gewaarborgd.
Langzamerhanid zijn we hier op het pad der
socialisatie gekomen. Eerst in het begin dezer
eeuw heeft die socialisatie zich doen gelden
door den strijd van gemcentewege tegen bes
staau.de monopolies: gas, tram, telefoon, elecs
triciteit de watervoorziening was reeds lang
te voren van de Duinwatermaatschappij overs
genomen werden zaken van gemeentezorg,
alle betreffende concessionarissen moesten
verdwijnen, zij het ook na hevigen strijd met
hen, die meenden dat men alle partis
culier initdatief voor goed onmogelijk ging mas
ken en de anderen, die overtuigd waren, dat
alleen de overheid in een zoo groote gemeente
als Amsterdam dergelijke belangrijke zaken op
juiste manier zou kunnen beheeren en explois
teeren.
Maar in de latere jaren heeft men die ges
meentesbemoeiing nog verder willen doorvoes
ren. Ge zult u herinneren wat hier al te doen
is geweest over den steenkolenhandel, over
den aardappelhandel, nog maar betrekkelijk
kort geleden over den melkhandel. Welk een
storm van verontwaardiging is er niet opges
gaan toen de tegenwoordige wethouder, die
met het toezicht op de levensmiddelen is bes
last, hier een melksmonopolie wilde invoeren.
Er was zeker veel voor'te zeggen, dat er een
veel strenger toezicht op de behandeling en
de leverantie van het zoo belangrijke artikel
mel'k zou komen, doch daarom scheen het
nog niet noodig, dat de gemeente het artikel
zou gaan leveren zooals zij water en gas les
vert. Dat is er dan ook niet van gekomen,
maar al hetgeen er over te doen is geweest,
heeft toch dezen goeden kant gehad, dat we
hoe langer hoemeer zeker kunnen zijn van
het verkrijgen van onvervalschte, goede melk.
Daamevens hadden we reeds te voren ges
had de debatten over twee andere belangrijke
voodingsmiddelenvleesch en visch. Dat de
gemeente de particuliere slachterijen ging vers
bieden en de gemeentelijke slachtplaats in het
leven riep het lijkt al veel op „oude ges
schiedenis" zal zeker door geen sterveling
als een onjuiste daad beschouwd worden,
maar toen de gemeente zich 6ok ging bemoeis
en met den invoer van bevroren vleesch uit
andere deelen der wereld, kwamen de poppes
kens danig aan het dansen, d.w.z. waren de
vleeschhouwers diep ver ontw a a r digdWaar
ging het op die wijze met hun bedrijf heen; ze
zouden wel genoodzaakt zijn hun vleeschprijs
zen te veriagen in verhouding tot de prijzen
van bevroren vleesch. 't Leek erg angstig
voor hen, doch ik heb nog niet vernomen, dat
het den vleeschhouwers, die van hun hooge
tarieven iets moesten laten vallen sedert den
invoer van bevroren vleesch, vreeselijk slecht
is gegaan.
Over den gemeentelijken vischhandel is de
verontwaardiging nog altijd niet geluwd; de
vischhandelaars, met name diegenen, die in
de volkswijiken dit bedrijf uitoefenen, blijven
nog steeds volhouden, dat zij door de gemeens
tesbemoeiing in deze te gronde worden ges
richt en de middenstanders, in 't algemeen,
vragen zich steeds af waar het met hen heen
moet, als de gemeente straks ook zou gaan
handelen in boter en kaas en wat al niet. Ook
in groenten, en juist daarover is den laatsten
tijd en de vorige week in den Raad heel wat
te doen geweest.
Dat houdt verband met de oprichting der
nieuwe markthallen, welke, zooals ik destijds
schreef, tot stand zullen komen op de terreis
nen der vroegere aschbelt, in het westen der
stad. De oprichting daarvan werd vooral noos
dig geacht omdat de groentens en fruitmarkt,
welke zich aan de Marnixstraat bevindt, al
sedert jaren niet meer aan de eischen, welke
men in onze dagen aan een dergelijke markt
steHen mag, voldoet. De markt is allengs bins
nen de bebouwde kom der gemeente komen
te liggen en de toegangswegen er heen te was
ter zijn bovendien onvoldoende. Die gebrekkis
ge inrichting was, zoo werd destijds bij de
verdediging der voordracht om de nieuwe
markthallen te stichten, mede oorzaak, dat de
aanvoer van goede kwaliteit groenten naar
Amsterdam veel te wenschen liet en de direcs
teur over het marktbedrijf had dienaangaande
beweerd, dat feitelijk het grootste percentage
groenten, hetwelk hier aan de markt kwam,
slechts tot tweede of derde kwaliteit gerekend
kon worden. Gevolg daarvan: groote veronts
waardiging bij degenen, die bij den groentens
handel betrokken waren; eveneens veronts
waardiging bij den middenstand winkeliers
in het algemeen, en een in het geweer kos
men van de vertegenwoordigers, welke de
middenstand in den Raad heeft. Protestmees
tings door belanghebbenden werden gehouden
tegen den gemeentesambtenaar, die zulke bes
weringen durtde uiten en tegen den wethoudei
over de levensmiddelen, die zulk een uinbte:
naar nog in bescherming durfde ncmen. Al die
verontwaardiging uitte zich in dep Raad in
een motie der middenstandssRaadslcdcn, web
ke bedoelde een commissie van deskundigen te
benoemen, wier taak zou zijn te cndcrzocken
in hoeverre de beschuldigingen door den di«
reoteur van het marktwezen, tegen den groen»
tens en fruithandel geuit, juist waren en zou
rapporteeren over de voorzicning van Amsters
dam van aardappelen, groenten en fruit.
De communisten, die geen gelegenheid laten
voorbijgaan om te beproeven iets gedaan te
krijgen voor de arbeiders, die naar hun mee»
ning altijd dte eerste slachtoffers van den pars
ticulieren handel zijn, stor.den gereed te bes
werem, dat hun beschermelingen het meest van
al die „slechte" groenten te lijden hadden en
stelden dus voor B. en W, op te dragen te
zorgen, dat geen minderwaardige levensmiddes
len aan de markt zullen komen en te onderzoes
ken hoe men zou kunnen komen tot een ins
stelling van gemee.itelijk bedrijf in deze taks
ken van levensmiddelen.
Nu van dit laatste wilde de Raac'. nien.endal
weten toezicht op de deugdelijkheid onzer
eerste levensbehoeften, prachtig! en da, ges
beurt dan ook reeds elken dag, maar om
naast vischhandelaar ook nog groentenhandes
laar te worden, daar had de Raad dan toch,
gelukkig .maar, nog geen zin in. Doch even
min voelde hij er iets voor op het denkbeelc
der middenstandsheeren in te gaan en te laten
ondterzoeken of de directeur van het marktwe<
zen wel juist geoordeeld had. Trouwens de
wethouder was de heeren eigenlijk al voor ges
weest, want hij had het advies van een \Vage«
ningschen hoogleeraar gevraagd en die had
feitelijk al te kennen gegeven, dat de gemeens
teshoofdambtenaar niet ten onrechte had bes
weerd, dat hetgeen aan de Amsterdamsche
groentens en fruitmarkt wordt aangevoerd
niet in hoofdzaak van de allereerste kwaliteit
mocht genoemd worden. Dat kan ook moeilijk
anders zijn, gezien het bestaan van een totaal
verouderde markt voor dergelijke artikelen.
De beste kwaliteiten van onze groenten vers
zenidt men blijkbaar liever naar het buitenland
of elders, dan naar een markt als die te Am<
sterdam, waar aanvoer, bergruimten, veilings
ruimten niet ,',Upstosdate" zijn; zoodr:. we
door de nieuwe markthallen in al die opzichs
ten aanmerkelijk verbeterd zullen zijn, zal dat
alles andeTS worden. De handelaars, die in
hun meetings blijkbaar zoo in hun wiek ges
schoten waren en hun woordvoerders, die het
in den Raad voor hen opnamen, haddeji zich
in deze ten onrechte iets aangetrckken, wat
hun schuld niet was, want als er zoo weinig
eerste kwaliteit van hun artikelen naar Ams
sterdam wordt gebracht, is het niet aan hen
te wijten als zij bij de huisvrouwen met rr.indes
re kwaliteiten moeten aankomen. Een andere
vraag is echter of dergelijke kwaliteiten niet te
duur worden verkocht, en een deskundig ons
derzoek over die vraag zcu misschien van
meer belang wezen, aangezien men in Amsters
dam en in de gemeenten daaromheen zoo diks
werf over de hooge prijzen van groenten en
fruit hoort klagen. Terecht of te onrecht ik
zou het niet durven beoordeelen, maar in elk
geval hebben het geschrijf en gedebateer over
onze groenten weder bewezen, dat over ges
meentelijke bemoeiing met betrekking tot de
levensbehoeften der burgerij zeker het laatste
woord nog niet gesproken is.
SINI SANA.