AtKmaarsche Courant r, Damrnbriog. m m nmm m. m If m -m..M -H a f §8 M Awil m Onrechtmatig bezit, mm m mm Honderd Negen en Twintigste Jaargang. Zaterdag 30 April. Kastanjes. FElllLLETON. In en om de hoofdstad. -Ji mm mm i MM jr.nn. m ym i WM, Hi m *0. 161. i927 Voor de derde maal riep de nerveuse stem van 't magere, spichtige vrouwtje: 't Is je tijd! Vooruit nou, Jan! Mot je weer te laat komen! Nog eenmaal tripte hij voorzichtig 't ka- mertie in, zocht't in een donkeren hoek ver- scholen prullige ledikantje, sloop op z'*1 tee- nen naar Steventje Steventje, die nu al dagen lang ziek lag en vanmorgen zoo raar dee, die zoo keek met z'n glinsteroogen en dingen zei, waarvan je niks begreepDan stommelde hij weg, de trap af, de straat op. Buiten stond de uitdagende herfstzon, kla- terend langs de donkere ruiten, te keer gaand in de nog rustige straat, klaar om 'm af te leiden. Stil, even, ging-ie voort, klein in z'n gelapte kiel, lawaaiig op z'n klotsende klom- fen. Doch de jolige zon, de tintellucht, 't ijle, lije geluid van den morgen vervaagden 'tbeeld van 'tbleeke jochie, dat vanuit z'n ijzeren bedje 'in nagekeken had, langen hij floot, overmoedig en schel, draafde naar schoolvrinden, snaterde zorgeloos, lach- te, deed luidruchtig, jong Pas toen in de lesuren plotseling de witte, scheefhangende cijfers op 't zwarte bord al warriger werden, toen de stem van den mees- ter al vager klonk, toen eensklaps alles weg leek te drijven voor z'n oogen, dacht-ie weer aan't kereltje, dat dien morgen z'n hand had vastgehouden, langer dan ie 't in tijden ge- daan had. Dat was 'tvreemde van de laatste dagen: Steventje, anders zoo oproerig, zoo opge- wekt, zoo levenslustig; Steventje, die uren met 'm spelen kon; die hem kende, kende al toen-ie nog hulpeloos en klein in z'n wankele wiegje lei; Steventje lei daar nu stil, ziek, 'n week al, wou maar niet beter worden, had geen belangstelling, voor jiiets, keek niet naar vader, keek niet naar moeder, herkende hem niet, als-ie bij'm kwam om te praten, te iraten met dat prachtige kind, 'm te vertel- en alles wat-ie beleefd, gedaan had; Ste ventje lei daar, bleek en uitgeput, met groote glinster-oogen, waardoor-ie niks zien kon, zei dingen waar niemand, ook vader, ook moeder niet, iets van begreep En moeder die ging door 't kamertje, was niet weg te slaan van 't bedje; moeder had rooie oogen, bemoeide zich niet meer met hem, snauwde 'm enkel af als-ie't weer eens te laat maakte; moeder zat tegenover vader, die z'n aarpels, heerlijke, dampende, licht- gele kanjers, koud worden liet, die niet at, niet meer dronk, die enkel glimlachte, glim- lachte, als-ie moeders bezorgdheid niet lan ger zien kon, omdat't'm zelf tot hier zat Vader 't was zoo idioot, des /one's, als hij thuis kwam, te zien sjouwen met vuile borden, te zien redderen in't keukentje, waar moeder niet meer naar omkeek 't was zoo gek, dat vader niet kwaad meer werd, als-ie weer 'ns wat uitgespookt had, in school, op straat, dat die 'm enkel maar aankeek, aan- keek 't Kwam alles door Steventje. Hij begreep 't wel. Steventje maakte hen zoo vreemd, zoo stil, bracht moeder aan 't huilen, maakte vader zoo anders. Om Steventje letten ze niet op de sputterende herfstzon, om Steventje ble- ven ze thuis, altijd maar thuis. Z'n handen streken door z'n slordige, pie- kende haar. Verdrietigheid neep op in z'n jongensziel. Steventje, SteventjeSte- ven-tjeJe kon t je niet indenken, je kon Jan B1 ankers opletten! De harde, afgebeten onderwijzersstem flitste waren kastanjes! Die zou-ie zoeken straks, na school, die zou-ie 'm geven! Hoe blij was-ie niet geweest, vorig jaar, toen uit z'n bonie bloes de glimmende, donkere, bolronde met zorg geraapte kastanjes op z'n tafeltje wa ren komen rollen! Hoe rijk was-ie daarmee geweest! Die zou-ie zoeken voor'm, dat zou m weer opfleuren, aan 't lachen brengen, beter maken! Z'n oogen glansden van vooruit-genieten. Hij wist niet meer wat er gebeurde, vergat waar-ie was, slechts dat eene, dat heerlijke plan, waarvan ze alien zouen staan te kijken, leefde in'm. En hij hoorde de stem niet, dezelfde afge- Naar het Engelsch van Dorothea Gerard. Door Mr. G. Keller. 10 s Katyals eerste gedachte was te vluchten, want een leven van volstrekte eenzaamheid had haar wel niet menschenschuw gemaakt, maar haar toch zekeren afkeer voor nieuwe fezichten ingeboezemd. Maar nieuwsgierig eid behield de overhand. Onhoorbaar sloop zij een paar schreden terug tot zij een kijk- gaatje vond tusschen de takken van een groote seringenstruik, waardoor zij een goed gezicht had op den onverwachten bezoeker. Zij leidde uit zijn figuur en de omtrekken van zijn profiel dat echter door een korten, dikken baard was omlijst, af, dat het een jongeman was. Ha, daar wendde hij zijn hoofd zeer langzaam van links naar rechts, als trachtte hij het schouwspel goed in zich op te nemen, waardoor hij haar gelegenheid schonk hem beter op te nemen. Ja, hij was jong, zij het ook niet zoo jong als zij eerst had ondersteld zoo om en bij de dertig, leek haar het waarschijnlijkst met een korten, vierkant afgeknipten baard, bruin van kleur, maar met een gouden weerschijn, waar het zonlicht er langs streek. Hij had zijn hoed naar achteren geschoven en duide- lijk kon Katya de scherpe afscheiding zien tusschen het blanke deel van het voorhoofd, dat anders steeds door den hoed is bedekt, en de rest van het door het zonlicht gebruin- de gelaat. Zijn kleeren en laarzen waren met een laag stof bedekt als bij iemand, die een langen weg te voet heeft afgelegd. Maar oeten, korte stem, die'm wat vroeg, 'm voor de tweede maal 'n vraag stelde tot-'ie plotseling zag dat ze alien naar'm omkeken, dat er iemand op 'm toe kwam, 'm door elkaar schudde, zoodat-ie had kunnen gillen van pijn. Je bent hier niet om te zitten slapen1 Als je dat doen wilt, moet je maar naar huis gaan! Je kunt nablijven om twaalf uur, be- grepen? 't Verdofte alweer. 't Kon'm niks schelen. Maar toen-ie alleen zat in't groote lokaal, alleen tusschen de leege banken, met voor zich den meester, die den tijd had, die op z'n dooie gemak schriften begon i.a te kijken toen kropten de tranen, kroop vijandigheid in'm omhoog, had-ie wel kunnen huilen, hui lenSteventje! Steventje! Eindelijk stond-ie buiten. Nog ging de herfstzon als 'n dolle te keer, zette de huizen, de straten in gloed. Hij zag 't niet. Op 'n draf je trok-ie naar't park. Daar, onder de dorrendc boomen, tusschen de zon-gele, vallende blaren, zocht-ie, ruapte ie tot z'n rug er pijn van dee, zocht-ie zich gek naar kastanjes. De tijd dreef voort. Hij merkte't niet. Hij zocht, raapte. Een voor een pelde hij de vruchten, smeet den groenen bast zorgeloos weg, stopte 'trestee- rende, glanzende bolletje in z'n bloes. Tot-ie genoeg had, tot z'n bloes puilde. Dan pas zag-ie hoe de zon tintelde, hoe 't licht schaterde in de boomen, Hoe 'n weertje het was. Maar hij had geen tijd! Klotsend op z'n blank-geschuurde, gebar- sten klompen draafde hij weg, naar huis, naar huis! Steventje! Wat zou die blij, wat zou die gelukkig zijn! Luid stommelde-ie in 'tgangetje. Over moedig holde hij naar boven. Kille ontzetting greep 'm aan. Vader Moeder.... Moeder lag met 'r kop op.'r handen, huilde Vader staarde, staarde, staarde Hij duizelde, wankeide, zocht, zocht Niks wist-ie meer, niks. Vader! Moeder! Is Hij kon't niet vragen. Hij zocht naar 't bedje in den hoek keek Toen strompelde-ie er naar toe. Wezenloos liet-ie zich vallen, perste z'n kop in 'tkus- sentje „Dood dood gilch 't in 'm, ste ventje, Steventjedood Uit z'n bloes, rommeiend over den verf- loozen vloer, botsten de brtiine kastanjes (Hbl.)J B. CCXXXI1I. Amsterdam als wereldstad van handel, wetenschap, kunst, sport. Een 50-jarige herdenking. Onze goede stad is niet alleen handelsstad, doch ook stad van kunst en wetenschan. Op de schoolbanken hebben de ouderen dat vroe- ger anders geleerd, want toen werd er steeds de nadruk op gelegd, dat Amsterdam was de groote handelsstad aan Amstel en I J, als zoodanig door Vondel en anderen telkens weer bezongen, want handel en scheepvaart hadden haar tot roem en aanzien gebracht in de geschiedenis der wereld. Zij hadden vol- komen gelijk, al diegenen, die in dicht en on- dicht dat Amsterdam beschreven hebben, maar in het algemeen werd door hen aan de plaats, die deze stad ook op het gebied van kunst en wetenschap steeds heeft ingenomen, wel wat te weinig aandacht geschonken. Ten onrechte, want heeft niet in de 17e eeuw de schilderkunst in deze stad gebloeid; heeft niet Rembrandt hier zijn schitterende werken op het doek getooverdhebben niet geleerden als Leeuwenhoeck, Tulp en zoovele anderen toen reeds de wereld getoond, dat de weten schap hier even goed haar groote manned telde als Leiden en andere steden, die prat gingen op hun „tempels der wetenschap"? Die steden, Leiden vooral in die dagen, kon- den het niet dulden, dat Amsterdam ook als stad der wetenschap zich wilde doen gelden, toen hier het Athenaeum zou worden opge- richt, hetgeen' echter, naar men weet, de stichting dier instelling van hooger onder- wijs niet heeft kunnen beletten. In 1632 werd het Athenaeum geopend en het wist zich zulk een eervolle plaats in de wereld der weten schap te veroveren, dat het, nu vijftig jaar geleden, tot hoogeschool werd verheven met dezelfde rechten, die de wet aan de reeds be- staande universiteiten toestond. In het einde van dit jaar zal dit gouden feest plechtig worden herdacht, want sinds 1877 is de hoofdstad in werkelijkheid naast groote han delsstad ook groote stad van wetenschap ge- worden. Bovendien is zij de stad, die zetel is de kleeren en laarzen waren van betere hoe- danigheid dan men bij een inbreker mocht verwachten. Katya's adem stokte, want hij had zich ge- heel naar haar omgekeerd en met angst vroeg zij zich af, of het inderdaad mogelijk was, dat hij haar niet kon zien. Een oogen- blik schenen zijn oogen door de bladeren heen de hare te ontmoeten, rustige, blauw- grijze oogen onder ietwat zware wenkbrau- wen. Maar zij waarden verder zonder iets gezien te hebben. Zoo roerloos was zij blij ven staan, dat zelfs het wit van haar zomer- costuum zich voor $jjn blikken had vereenigd met den glans der berkestammen in het dichte bosch. Katya zuchtte diep, toen zij begreep niet ontdekt te zijn, maar die zucht trilde toch nog even onder den indruk van de verrassing. Ze werd benieuwd naar wat hij nu ging doen. Zou hij dichter bij het huis komen? Maar terwijl zij daarover nog peinsde, druk- te hij zich met een snel gebaar den stroohoed stevig op het hoofd en ging hij langs de laan naar den uitgang. In gedachten verdiept keerde Katya huis- waarts. De gedachte aan een inbreker had zij bijeenkomsten is geworden, blijkt hoe langer reeds lang laten vervallen; die aan een de tective hield zij vast; het scheen de eenige aannemelijke verklaring. Toch was zij zich niet bewust, dat zij zich aan wetsschen- nis had schuldig gemaakt, maar dat was, gelijk zij wist, geen bezwaar. En een ambte- lijk bezoek aan haar bibliotheek zou, wist zij echter ook, haast onvermijdelijk een minder aangenaam gevolg voor haar kunnen heb ben. Zij mocht niet verwachten, dat de regee- ringscensor al de boeken zou goedkeuren, welke zij in den laatsten tijd had gelezen. der Koninklijke Aeademie van wetenscnap- pen en sedert een paar jaren is zij op weten- schappelijk gebied door de stichting van het Koloniaal Instituut nog meer tot aanzien gekomen. Daarnaast is de hoofdstad op het gebied der kunst mede stad van groote beteekenis geworden; onze Stadsschouwburg, ons Con- certgebouw, ons Rijksmuseum meer noe- men zal ik maar niet zijn daar om te be- wijzen, welke plaats Amsterdam in deze be- kleedt en hoe groot de naam is, dien zi< als zoodanig in het buitenland heeft verworven, en zulks is in de afgeloopen week opnieuw meermalen gebleken. Allereerst hebben we hier gehad de zittingen van het 21e Natuur- en Geneeskundig Congres, waarop gei.uren- de eenige dagen tal van geleerden van groo- ten naam en beteekenis hun belangrijke refe- raten hielden, en terecht heeft de wethouder van Onderwijs, die uit naam van het ge- meentebestuur der stad die geleerden toc- sprak, er de aandacht op gevestigd, hoeveel dat bestuur voor de wetenschap over heeft, getuige de grootsche instellingen, die zij daarvoor in het leven heeft geroepen en dat het goed is dat Amsterdam steeds contact heeft met de wetenschap en deze met het wer- kelijke leven, en dat wij daarop trotsch mo- gen zijn. Van hoe groote beteekenis het Koloniaal Instituut voor dergelijke wetenschappelijke hoe meer. Niet alleen om al datgene, dat het museum te aanschouwen geeft, hetwelk aan dit instituut is verbonden, maar ook cmdat het gebouw zoo bij uitstek geschikt is om als plaats van vergadering voor wetenschappe lijke bijeenkomsten dienst te doen. V66r het Instituut bestond misten we in de hoofdstad daarvoor feitelijk een goede plaats van sa- menkomst; men moest zich behelpen of met de aula der universiteit, die zich voor het houden van wetenschappelijke congressen maar matig leent, of met de groote zaal van het Concertgebouw, die daarvoor niet in al ien deele geschikt is, soms ook met de groote zaal van „Artis", terwijl thans achter de Muiderpoort de nieuwste wetenschappelijke stichting zich voor congressen als bovenge- noemd bij uitstek leent. De wetenschappelijke wereld heeft een haar waardig „pied a terre" in de hoofdstad gevonden. Op kunstgebied is de gebeurtenis dezer week geweest het optreden van het Russisch ballet-gezelschap met de ster der eerste grootte op het gebiedoder edele danskunst, Anna Pawlowa. Het was wel te verwachten. dat het optreden dezer kunstenares vooral in een tijd, waarin Terpsichore hoogtij viert en met de faam, die van haar was uitgegaan, ook in deze stad buitengewone belangstelling zou ondervinden. De Stadsschouwburg is bij deze gebeurtenis, telkens als het pezelschap optrad, tot in alle hoeken bezet geweest en het succes, dat Anna Pawlowa hier heeft ge had, was bepaald overweldigend. De geest- drift van het publiek was eenvoudig onbe- schrijfelijk en uitte zich door langdurige toe- jmchingen en handgeklap, het wai-en ovaties die de kunstenares werden gebracht, waar- aan geen einde scheen te zullen komen en wel twaalf malen moest zij voor het voetlicht verschijnen om dat huldebetoon der Amster- dammers in ontvangst te nemen Anna Paw lowa en degenen, die met haar in de stad op- traden, zullen zeker in den vreemde niet kunnen gewagen van koele Hollanders, die niet voor goede kunst in vuur geraken, maar zullen zich zeker na zulk een ontvangst te meer verbaasd hebben, wanneer zij mochten hebben vernomen, dat in de hoofdstad van Nederland op Zondagen het dansen in open- bare danszalen niet wordt toegestaan en men zelfs in een zoo cosmopolitische stad als de residentie aan de danskunst beperkende bepa- lingen wil zien opgelegd. We zijn een groote stad geworden ook op het gebied van weten schap en kunst, doch in veler oogen, voorai in die van buitenlanders, zal men ons toch nog klein vinden. Eigenaardig, dat men dansen op den Zon- dag van overheidswege niet geoorloofd acht, doch er niets tegen schijnt te hebben, dat op dien dag groote sport-evenementen plaats hebben, zooals den vorigen Zondag het geval was, toen een Marathon-wedloop is gehou- den als „voor-spel" van de Olympische athle- tiek wedstrijden, die ons het volgend jaar te wachten staan. Men weet het, de Marathon- wedloop, die gaat over een afstand van on- geveer 42 kilometer, is bij vorige Olympiaden "een der hoofdpunten op het internationaal programma geweest; men weet ook, dat hij in verschillende sportkringen niet bewonderd wordt en gevraagd is of deze krachtsinspan- mng over zulk een langen afstand wel eenige sportieve waarde bezit. Maar in elk geval is het een niet te weerspreken feit, dat voor dezen wedloop de belangstelling van het Am- sterdamsche publiek groot is geweest. In de Het zou misschien wel zoo verstandig zijn, ze weg te stoppen! Katya dacht een oogenblik na en schudde toen het hoofd. Ook de theorie, dat het een detective was, leek haar evenmin aanneme- ljk als de onderstelling, dat het een inbre ker was. „Hij leek volstrekt niet op zoo iemand", zeide zij in zichzelve, hoewel zij, toen zij trachtte verder na te denken, geen enkelen aannemelijken grond kon vinden, waarom zij er hem niet voor zou houden. „Zal ik het aan Malania Petrowna ver- tellen?" was haar volgende gedachte. Weer dacht Katya na en weer schudde zij ontken- nend het hoofd. Als zij zoo iets aan Malania Petrowna vertelde, zou het met haar rust gedaan zijn, daar Malania even bang was voor inbrekers als voor detectives. Misschien zou zij er met Timosh over kunnen spreken, maar neen, dat deed zij toch liever ook niet. Zij wilde maar liever haa. ontdekking voor zich houden, zooals zij tevoren met andere ontdekkingen had gedaan. Katya was altijd iemand geweest, die gaarne haar mond hield. HOOFDSTUK II. Welsprekende wandetu Kataryne Malkoff behoorde tot de niet zeldzame maar aan vele gevaren blootge- stelde wezens, die men ouaerlooze erfgena- men noemt. Zij behoorde ook, naar de mee- ning van haar uit Poolsch bloed voortge- sproten buren, tot de overweldigers, hoewel zij er ersoonlijk geen schuld aan had. De verbeurdverklaring van het landgoed Luby- nia, onvermijdelijk gevolg van de gebeurte- nissen van 1863, welke dfen val van het ge- slacht der Swigello's had beduid, was tege- omgeving van het Stadion en overal langs den langen weg over Halfweg, Haa. !em, Sloten en terug naar het punt van uitgang hebben duizenden, niettegenstaande het wei nig uitlokkende weder, de prestaties der twin- tig hardloopers over de lange baan gadege- slagen en de tien athleten, die achtereenvol- gens, na den geheelen weg te hebben afge legd, in het Stadion terugkeerden, werden daar met groot gejuich door de menschen- menigte verwelkomd. Een voorspel van 1928, van het jaar, waarin Amsterdam niet slechts zal zijn wereldstad van handel en scheep vaart, doch ook de stad, waarheen gansch de sportieve wereld zich zal wenden. Met betrekking tot den handel zullen wij hier dit jaar nog een merkwaardige herden king hebben, n.l. het viiftigjarig bestaan der „Makelaarsvereeniging welke in Juli e. k. zal worden geviera Er zal, naar ik vernam, naar aanleiding van dit gouden feest een gedenkboek worden uitgegeven, waartoe zich deze herdenking zeker leent, aangezien de makeiaardij met betrekking tot den Amster- damschen handel steeds een eigenaardige plaats heeft ingenomen, iets typisch Amster- damsch is gebleven tot op den huidigen dag, terwijl de makeiaardij toch reeds dagteekent uit de 16e eeuw. In Amsterdam vooral worden haast geen belangrijke handelstransacties afgedaan zon der dat de makelaar er als tusschenpersoon bij te pas komt. We kennen hier makelaars op verschillend terrein: makelaars in spece- rijen, in thee, koffie, koloniale waren; in me- talen en machinerieen, in tabak, in diaman- ten, in meubilair er zijn er vermoedelijk nog meer. De belangrijkste makeiaardij is echter ze ker die in roei'ende en onroerende goederen; geen huis wordt te Amsterdam verkocht of zulks geschiedt door de makelaars die en die, „ten overstaan van notaris zoo en zoo" en we kennen hier een aantal makelaars op dit ge bied, die bekende, gevestigde namen hebben en die bij elke overdracht als taxatie-deskun- digen hun sporen hebben verdiend. Een an dere eigenaardigheid is, dat alle huizen-vei- lingen te Amsterdam plaats hebben in „Frascati", het bekende veilinggebouw, dat nochtans geen eigendom is van de „Make- laarsvereeniging", doch een afzonderlijke naamlooze vennootschap is en dat naast het lokaal „De Bralcke Grond" ook bij tabaksin- schrijvingen van zooveel beteekenis is. Reeds in 1530 bestond er een keur, waarbij alle makeiaardij verboden was, bijaldien de- zelve werd uitgeoefend door degenen, die daartoe niet door het gerecht bevoegd waren verklaard. In de 17e eeuw is daarin verandering ge komen. Toen zijn de makelaais een gilde gaan vormen en in 1612 kregen zij de eerste ordonnantie, waarbij bepaald word, dat de makelaars door de burgemeesters moesten worden aangesteld en beeedigd. Zij kregen toen hun Deken, hun 'vijf Overluiden en twee Bosmeesters, die door de burgemeesters wer den benoemd, en in de verordening komen be- palingen voor omtrent de bedragen, die de makelaars voor hun bemoeiingen mochten vorderen degenen, die niet door het stads- bestuur waren benoemd en toch het vak be- oefenden, werden bestempeld als Bijioopers en Beunhazen. Tot in onzen tijd is de benoeming der ma kelaars aan het stadsbestuur gebleven, want tot 1922 heeft die door den gemeenteraad plaats gehad en dikwerf hebben er in den Raad discussies plaats gehad of het wel juist was, dat de Raad zich met die benoeming be- zig hield en of de makeiaardij wel als offi- cieel diende te worden erkend. Die moeiiijkhe- oen zijn voorgoed uit den weg geruimd door de herziening van 't Wetboek van Koophan- del in 1922. De makelaars hadden voordien al geijverd voor het herstel van den cuden toestand, waarbij zij hun benoeming kregen van den rechter en het thans gc-ldende Wet boek van Koophandel heeft aan hun wen- schen voldaan, want het is nu de Arrondis- sements-Rechtbank die hen benoemt op be- paalde voorwaarden. Het oude Makelaars-kantoor op den N.Z. Voorburgwal, met den typischen voorgeve', herinnert nog aan den tijd van het make laarsgilde der 17e eeuw en in verband met de oude geschiedenis van dit allereerst Amster- damsche bedrijf, dat onzen handel zoo na staat, verdient het 50-jarig bestaan der „Ma- kelaarsvereeniging" zeker Amsterdam's be langstelling allereerst. SINI SANA. 25, 36 en dam op 40. Wit 12 sch op: 16, 19,13. 26, 29, 30, 32, 38, 41, 42, 43 en 47. Oplossing. 1. 19—14 1. 25:34 2. 26—21 2. 17:26 3. 32—27 3. 22 31 4. 43—39 4. 34 32 5. 42—37 5. 31:42 6. 47 27 6. 36 47 7. 16—11 7 47 9 8. 11 22 8. 40:18 9. 22 4! Uit de partij. Wit was in den stand die hieronder volet aan zet en had 4339 kunnen spelen. Hij deed echter 4338 waarna een wi-nst voor zwart volgde: Aan de Dammers! In onze vorige rubriek gaven wij ten oplos sing probleem No. 961 van M. Boissinot. Stand. Zwart 9 sch. op: 3, 7, 8, 12, 17, 18, 22, lijkcrtijd de opkomst van het geslacht der Malkoffs geweest. Toen er belooningen wer- !en,,t0r?ekend> was de gunst, waarin Andrej Malkoff was gekomen wegens zijn onbe- dwingbaren ijver bij de vervolging van de vluchtende opstandelingen, oorzaak, dat zulk een vette kluif als het landgoed Lubynia aan hem in den schoot werd geworpen. Waarschrjnlijk wel voldoende genoegdoe- ning voor dat bittere oogenblik, waarop hij, op zekeren 12den Augustus, order had ge- kregen om naar de kazerne terug te keeren. Katya herinnerde zich haar grootvader slechts flauw als een trotsche oude heer met een grijzen snorrebaar, die zoo stekelig was, dat hij haar prikte als grootvader haar een zoen wilde geven, wat niet vaak gebeurde, en die bij de geringste aanleiding zelf zijn per- soneel met een kozakken-nagaika ranselde. Ook met haar vader was zij, al had zij hem langer gekend, niet veel intremer geweest. De plebejische afkomst van het geslacht want de kozakkenkapitein was als gewoon soldaat begonnen was in den langen en lakschen Lukasz Malkoff ten voile tot uiting geko- ™e"- Het scheen wel alsof het geslacht be- sloten had nog een boer voort te brengen, alvorens naar hoogere positie te streven, waartoe Katya behoorde. Dit gevoel was oorzaak geweest, dat vader en dochter elkan- der met begrepen." Terwijl hij zijn dagen doorbracht met te jagen op het grof wild, waarvan de uitgestrekte bosschen krioelden, werd de moederlooze Katya o verge later aan van Malania Petrowna, een onbe- rispelijk persoon van een volkomen betrouw- baren leeftijd, die met de beste getuigschrif- ten voorzien, den drempel van Lubynia had overschreden, ongeveer tegen den tijd, dat Katya haar achtsten verjaardag vierde en %M M Ml Mlm, Zwart 12 sch. op: 6, 9, 11/16, 19, 21, 24 en 26. Wit 12 sch. op: 22, 25, 27, 28, 30, 31, 32, 35, 37, 40, 41 en 43. 1. 43-38? 1. 11—17 2. 22 11 2. 16 7 3. 27:16 3. 7—11 4. 16:18 4. 13:42 5. 37 48 5. 26 46 In den velgenden stand van M. Turc. 9i <d®T Zwart 12 sch.-op: 2, 3, 7, 8, 9, 12, 14, 15, 18, 19, 20 en 23. Wit 12 sch. op: 16, 21, 25, 28, 29, 32, 33, 34, 37, 39, 42 en 47. Wint op deze wijze: 1. 28—22 1. 18:38 2. 29 18 2. 38 40 3. 16—11 3. 7:27 4. 18 7 4. 2:11 5. 39—34 5. 40 2<> 6. 37—32 6. 27 38 7. 42: 2! Ter oplossing voor deze week: Probleem 962 van M. Esteve IFr.) mi wmK- K mm Wm, Zwart 7 sch. op: 3, 5, 8, 9, 18, 25, 28 ei dam op 32. Wit 7 sch. op: 19, 24, 29, 35, 37, 39 en 44. In onze volgende rubriek geven wij de op. lossing. dezen niet weder was overgegaan, tenzij om een minimum van frissche lucht tot zich te nemen. Zoo weinig begrip had Lukasz Mal koff van kleine meisjes, of ook wel van groote, dat hij werkelijk geloofde, dat deze uitnemende persoon een geschikt gezelschap was voor zijn opgroeiende dochter. In ieder geval waren er geen anderen beschikbaar, daar de vijandig gezinde omgeving die „Russische bende" finaal in de ban had ge daan. Maar kleine meisjes volger, gvaag haar eigen weg. Toen zij, nog in de korte rokken zijnde, het moest stellen zonder behoorliik gezelschap, had zij zich een stel onbehoorlij- ke kennissen aangeschaft, onbehoorlijk ten minste zeker in de oogen van. haar vader. Want, wel zonderling, al wat haar eenzaam heid opvroolijkte, droeg den naam van Swi- gello. Dat de naam zich telkens aan haar voor- deed, was licht te begrijpen. Die staande beer en de slang, zich kronkelend om het handyat van een strijdbijl, prijkend boven de hoofdingang, waren de eerste voorwerpen ge weest, die haar kinderlijke verbeelding aan het werk hadden gezet. Want niet enkel bo ven de hoofdingang prijkten zij, in elken vorm kwam men ze tegen, gegraveerd op bet tafelzilver, gesneden in de ruggen der stoe len van de eetzaal, geborduurd op de koot- bare zijden kussens. Waarom waren er zoo veel beren en slangen in huis? Zij had haar kinderjuffrouw er naar gevraagd, doch enkel met een smalend woord ten antwoord getare- gen, dat het de wapens waren van die booze „Polakken wien de goede tsaar het land had afgenomen omdat zij het niet verdiea- den. En waarom verdienden zij het niet? Om dat zij het gewaagd hadden tegen VaderHe te vech ten. ordt vemlgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1927 | | pagina 5