AtKmaarsche Courant
r,
Damrnbriog.
m m
nmm
m. m
If
m -m..M
-H a
f §8 M
Awil
m
Onrechtmatig bezit,
mm
m
mm
Honderd Negen en Twintigste Jaargang.
Zaterdag 30 April.
Kastanjes.
FElllLLETON.
In en om de hoofdstad.
-Ji
mm mm i
MM
jr.nn.
m ym i
WM, Hi
m
*0. 161.
i927
Voor de derde maal riep de nerveuse stem
van 't magere, spichtige vrouwtje:
't Is je tijd! Vooruit nou, Jan! Mot je
weer te laat komen!
Nog eenmaal tripte hij voorzichtig 't ka-
mertie in, zocht't in een donkeren hoek ver-
scholen prullige ledikantje, sloop op z'*1 tee-
nen naar Steventje Steventje, die nu al
dagen lang ziek lag en vanmorgen zoo raar
dee, die zoo keek met z'n glinsteroogen en
dingen zei, waarvan je niks begreepDan
stommelde hij weg, de trap af, de straat op.
Buiten stond de uitdagende herfstzon, kla-
terend langs de donkere ruiten, te keer gaand
in de nog rustige straat, klaar om 'm af te
leiden. Stil, even, ging-ie voort, klein in z'n
gelapte kiel, lawaaiig op z'n klotsende klom-
fen. Doch de jolige zon, de tintellucht, 't ijle,
lije geluid van den morgen vervaagden
'tbeeld van 'tbleeke jochie, dat vanuit z'n
ijzeren bedje 'in nagekeken had, langen
hij floot, overmoedig en schel, draafde
naar schoolvrinden, snaterde zorgeloos, lach-
te, deed luidruchtig, jong
Pas toen in de lesuren plotseling de witte,
scheefhangende cijfers op 't zwarte bord al
warriger werden, toen de stem van den mees-
ter al vager klonk, toen eensklaps alles weg
leek te drijven voor z'n oogen, dacht-ie weer
aan't kereltje, dat dien morgen z'n hand had
vastgehouden, langer dan ie 't in tijden ge-
daan had.
Dat was 'tvreemde van de laatste dagen:
Steventje, anders zoo oproerig, zoo opge-
wekt, zoo levenslustig; Steventje, die uren
met 'm spelen kon; die hem kende, kende al
toen-ie nog hulpeloos en klein in z'n wankele
wiegje lei; Steventje lei daar nu stil, ziek,
'n week al, wou maar niet beter worden, had
geen belangstelling, voor jiiets, keek niet
naar vader, keek niet naar moeder, herkende
hem niet, als-ie bij'm kwam om te praten, te
iraten met dat prachtige kind, 'm te vertel-
en alles wat-ie beleefd, gedaan had; Ste
ventje lei daar, bleek en uitgeput, met groote
glinster-oogen, waardoor-ie niks zien kon,
zei dingen waar niemand, ook vader, ook
moeder niet, iets van begreep
En moeder die ging door 't kamertje,
was niet weg te slaan van 't bedje; moeder
had rooie oogen, bemoeide zich niet meer met
hem, snauwde 'm enkel af als-ie't weer eens
te laat maakte; moeder zat tegenover vader,
die z'n aarpels, heerlijke, dampende, licht-
gele kanjers, koud worden liet, die niet at,
niet meer dronk, die enkel glimlachte, glim-
lachte, als-ie moeders bezorgdheid niet lan
ger zien kon, omdat't'm zelf tot hier zat
Vader 't was zoo idioot, des /one's, als
hij thuis kwam, te zien sjouwen met vuile
borden, te zien redderen in't keukentje, waar
moeder niet meer naar omkeek 't was zoo
gek, dat vader niet kwaad meer werd, als-ie
weer 'ns wat uitgespookt had, in school, op
straat, dat die 'm enkel maar aankeek, aan-
keek
't Kwam alles door Steventje. Hij begreep
't wel.
Steventje maakte hen zoo vreemd, zoo stil,
bracht moeder aan 't huilen, maakte vader
zoo anders. Om Steventje letten ze niet op
de sputterende herfstzon, om Steventje ble-
ven ze thuis, altijd maar thuis.
Z'n handen streken door z'n slordige, pie-
kende haar. Verdrietigheid neep op in z'n
jongensziel. Steventje, SteventjeSte-
ven-tjeJe kon t je niet indenken, je
kon
Jan B1 ankers opletten!
De harde, afgebeten onderwijzersstem
flitste
waren
kastanjes! Die zou-ie zoeken straks, na
school, die zou-ie 'm geven! Hoe blij was-ie
niet geweest, vorig jaar, toen uit z'n bonie
bloes de glimmende, donkere, bolronde met
zorg geraapte kastanjes op z'n tafeltje wa
ren komen rollen! Hoe rijk was-ie daarmee
geweest! Die zou-ie zoeken voor'm, dat zou
m weer opfleuren, aan 't lachen brengen,
beter maken!
Z'n oogen glansden van vooruit-genieten.
Hij wist niet meer wat er gebeurde, vergat
waar-ie was, slechts dat eene, dat heerlijke
plan, waarvan ze alien zouen staan te kijken,
leefde in'm.
En hij hoorde de stem niet, dezelfde afge-
Naar het Engelsch van Dorothea Gerard.
Door Mr. G. Keller.
10 s
Katyals eerste gedachte was te vluchten,
want een leven van volstrekte eenzaamheid
had haar wel niet menschenschuw gemaakt,
maar haar toch zekeren afkeer voor nieuwe
fezichten ingeboezemd. Maar nieuwsgierig
eid behield de overhand. Onhoorbaar sloop
zij een paar schreden terug tot zij een kijk-
gaatje vond tusschen de takken van een
groote seringenstruik, waardoor zij een goed
gezicht had op den onverwachten bezoeker.
Zij leidde uit zijn figuur en de omtrekken
van zijn profiel dat echter door een korten,
dikken baard was omlijst, af, dat het een
jongeman was. Ha, daar wendde hij zijn
hoofd zeer langzaam van links naar rechts,
als trachtte hij het schouwspel goed in zich
op te nemen, waardoor hij haar gelegenheid
schonk hem beter op te nemen. Ja, hij was
jong, zij het ook niet zoo jong als zij eerst
had ondersteld zoo om en bij de dertig,
leek haar het waarschijnlijkst met een
korten, vierkant afgeknipten baard, bruin
van kleur, maar met een gouden weerschijn,
waar het zonlicht er langs streek. Hij had
zijn hoed naar achteren geschoven en duide-
lijk kon Katya de scherpe afscheiding zien
tusschen het blanke deel van het voorhoofd,
dat anders steeds door den hoed is bedekt,
en de rest van het door het zonlicht gebruin-
de gelaat. Zijn kleeren en laarzen waren
met een laag stof bedekt als bij iemand, die
een langen weg te voet heeft afgelegd. Maar
oeten, korte stem, die'm wat vroeg, 'm voor
de tweede maal 'n vraag stelde tot-'ie
plotseling zag dat ze alien naar'm omkeken,
dat er iemand op 'm toe kwam, 'm door
elkaar schudde, zoodat-ie had kunnen gillen
van pijn.
Je bent hier niet om te zitten slapen1
Als je dat doen wilt, moet je maar naar huis
gaan! Je kunt nablijven om twaalf uur, be-
grepen?
't Verdofte alweer. 't Kon'm niks schelen.
Maar toen-ie alleen zat in't groote lokaal,
alleen tusschen de leege banken, met voor
zich den meester, die den tijd had, die op
z'n dooie gemak schriften begon i.a te kijken
toen kropten de tranen, kroop vijandigheid
in'm omhoog, had-ie wel kunnen huilen, hui
lenSteventje! Steventje!
Eindelijk stond-ie buiten. Nog ging de
herfstzon als 'n dolle te keer, zette de huizen,
de straten in gloed.
Hij zag 't niet.
Op 'n draf je trok-ie naar't park.
Daar, onder de dorrendc boomen, tusschen
de zon-gele, vallende blaren, zocht-ie, ruapte
ie tot z'n rug er pijn van dee, zocht-ie zich
gek naar kastanjes. De tijd dreef voort.
Hij merkte't niet. Hij zocht, raapte. Een
voor een pelde hij de vruchten, smeet den
groenen bast zorgeloos weg, stopte 'trestee-
rende, glanzende bolletje in z'n bloes.
Tot-ie genoeg had, tot z'n bloes puilde.
Dan pas zag-ie hoe de zon tintelde, hoe
't licht schaterde in de boomen, Hoe 'n weertje
het was. Maar hij had geen tijd!
Klotsend op z'n blank-geschuurde, gebar-
sten klompen draafde hij weg, naar huis,
naar huis! Steventje! Wat zou die blij, wat
zou die gelukkig zijn!
Luid stommelde-ie in 'tgangetje. Over
moedig holde hij naar boven.
Kille ontzetting greep 'm aan. Vader
Moeder.... Moeder lag met 'r kop op.'r
handen, huilde Vader staarde, staarde,
staarde
Hij duizelde, wankeide, zocht, zocht
Niks wist-ie meer, niks. Vader! Moeder!
Is Hij kon't niet vragen.
Hij zocht naar 't bedje in den hoek
keek
Toen strompelde-ie er naar toe. Wezenloos
liet-ie zich vallen, perste z'n kop in 'tkus-
sentje
„Dood dood gilch 't in 'm, ste
ventje, Steventjedood
Uit z'n bloes, rommeiend over den verf-
loozen vloer, botsten de brtiine kastanjes
(Hbl.)J B.
CCXXXI1I.
Amsterdam als wereldstad van
handel, wetenschap, kunst, sport.
Een 50-jarige herdenking.
Onze goede stad is niet alleen handelsstad,
doch ook stad van kunst en wetenschan. Op
de schoolbanken hebben de ouderen dat vroe-
ger anders geleerd, want toen werd er steeds
de nadruk op gelegd, dat Amsterdam was de
groote handelsstad aan Amstel en I J, als
zoodanig door Vondel en anderen telkens
weer bezongen, want handel en scheepvaart
hadden haar tot roem en aanzien gebracht in
de geschiedenis der wereld. Zij hadden vol-
komen gelijk, al diegenen, die in dicht en on-
dicht dat Amsterdam beschreven hebben,
maar in het algemeen werd door hen aan de
plaats, die deze stad ook op het gebied van
kunst en wetenschap steeds heeft ingenomen,
wel wat te weinig aandacht geschonken. Ten
onrechte, want heeft niet in de 17e eeuw de
schilderkunst in deze stad gebloeid; heeft
niet Rembrandt hier zijn schitterende werken
op het doek getooverdhebben niet geleerden
als Leeuwenhoeck, Tulp en zoovele anderen
toen reeds de wereld getoond, dat de weten
schap hier even goed haar groote manned
telde als Leiden en andere steden, die prat
gingen op hun „tempels der wetenschap"?
Die steden, Leiden vooral in die dagen, kon-
den het niet dulden, dat Amsterdam ook als
stad der wetenschap zich wilde doen gelden,
toen hier het Athenaeum zou worden opge-
richt, hetgeen' echter, naar men weet, de
stichting dier instelling van hooger onder-
wijs niet heeft kunnen beletten. In 1632 werd
het Athenaeum geopend en het wist zich zulk
een eervolle plaats in de wereld der weten
schap te veroveren, dat het, nu vijftig jaar
geleden, tot hoogeschool werd verheven met
dezelfde rechten, die de wet aan de reeds be-
staande universiteiten toestond. In het einde
van dit jaar zal dit gouden feest plechtig
worden herdacht, want sinds 1877 is de
hoofdstad in werkelijkheid naast groote han
delsstad ook groote stad van wetenschap ge-
worden. Bovendien is zij de stad, die zetel is
de kleeren en laarzen waren van betere hoe-
danigheid dan men bij een inbreker mocht
verwachten.
Katya's adem stokte, want hij had zich ge-
heel naar haar omgekeerd en met angst
vroeg zij zich af, of het inderdaad mogelijk
was, dat hij haar niet kon zien. Een oogen-
blik schenen zijn oogen door de bladeren
heen de hare te ontmoeten, rustige, blauw-
grijze oogen onder ietwat zware wenkbrau-
wen. Maar zij waarden verder zonder iets
gezien te hebben. Zoo roerloos was zij blij
ven staan, dat zelfs het wit van haar zomer-
costuum zich voor $jjn blikken had vereenigd
met den glans der berkestammen in het
dichte bosch. Katya zuchtte diep, toen zij
begreep niet ontdekt te zijn, maar die zucht
trilde toch nog even onder den indruk van
de verrassing.
Ze werd benieuwd naar wat hij nu ging
doen. Zou hij dichter bij het huis komen?
Maar terwijl zij daarover nog peinsde, druk-
te hij zich met een snel gebaar den stroohoed
stevig op het hoofd en ging hij langs de
laan naar den uitgang.
In gedachten verdiept keerde Katya huis-
waarts. De gedachte aan een inbreker had zij
bijeenkomsten is geworden, blijkt hoe langer
reeds lang laten vervallen; die aan een de
tective hield zij vast; het scheen de eenige
aannemelijke verklaring. Toch was zij zich
niet bewust, dat zij zich aan wetsschen-
nis had schuldig gemaakt, maar dat was,
gelijk zij wist, geen bezwaar. En een ambte-
lijk bezoek aan haar bibliotheek zou, wist zij
echter ook, haast onvermijdelijk een minder
aangenaam gevolg voor haar kunnen heb
ben. Zij mocht niet verwachten, dat de regee-
ringscensor al de boeken zou goedkeuren,
welke zij in den laatsten tijd had gelezen.
der Koninklijke Aeademie van wetenscnap-
pen en sedert een paar jaren is zij op weten-
schappelijk gebied door de stichting van het
Koloniaal Instituut nog meer tot aanzien
gekomen.
Daarnaast is de hoofdstad op het gebied
der kunst mede stad van groote beteekenis
geworden; onze Stadsschouwburg, ons Con-
certgebouw, ons Rijksmuseum meer noe-
men zal ik maar niet zijn daar om te be-
wijzen, welke plaats Amsterdam in deze be-
kleedt en hoe groot de naam is, dien zi< als
zoodanig in het buitenland heeft verworven,
en zulks is in de afgeloopen week opnieuw
meermalen gebleken. Allereerst hebben we
hier gehad de zittingen van het 21e Natuur-
en Geneeskundig Congres, waarop gei.uren-
de eenige dagen tal van geleerden van groo-
ten naam en beteekenis hun belangrijke refe-
raten hielden, en terecht heeft de wethouder
van Onderwijs, die uit naam van het ge-
meentebestuur der stad die geleerden toc-
sprak, er de aandacht op gevestigd, hoeveel
dat bestuur voor de wetenschap over heeft,
getuige de grootsche instellingen, die zij
daarvoor in het leven heeft geroepen en dat
het goed is dat Amsterdam steeds contact
heeft met de wetenschap en deze met het wer-
kelijke leven, en dat wij daarop trotsch mo-
gen zijn.
Van hoe groote beteekenis het Koloniaal
Instituut voor dergelijke wetenschappelijke
hoe meer. Niet alleen om al datgene, dat het
museum te aanschouwen geeft, hetwelk aan
dit instituut is verbonden, maar ook cmdat
het gebouw zoo bij uitstek geschikt is om als
plaats van vergadering voor wetenschappe
lijke bijeenkomsten dienst te doen. V66r het
Instituut bestond misten we in de hoofdstad
daarvoor feitelijk een goede plaats van sa-
menkomst; men moest zich behelpen of met
de aula der universiteit, die zich voor het
houden van wetenschappelijke congressen
maar matig leent, of met de groote zaal van
het Concertgebouw, die daarvoor niet in al
ien deele geschikt is, soms ook met de groote
zaal van „Artis", terwijl thans achter de
Muiderpoort de nieuwste wetenschappelijke
stichting zich voor congressen als bovenge-
noemd bij uitstek leent. De wetenschappelijke
wereld heeft een haar waardig „pied a terre"
in de hoofdstad gevonden.
Op kunstgebied is de gebeurtenis dezer
week geweest het optreden van het Russisch
ballet-gezelschap met de ster der eerste
grootte op het gebiedoder edele danskunst,
Anna Pawlowa. Het was wel te verwachten.
dat het optreden dezer kunstenares vooral in
een tijd, waarin Terpsichore hoogtij viert en
met de faam, die van haar was uitgegaan,
ook in deze stad buitengewone belangstelling
zou ondervinden. De Stadsschouwburg is bij
deze gebeurtenis, telkens als het pezelschap
optrad, tot in alle hoeken bezet geweest en
het succes, dat Anna Pawlowa hier heeft ge
had, was bepaald overweldigend. De geest-
drift van het publiek was eenvoudig onbe-
schrijfelijk en uitte zich door langdurige toe-
jmchingen en handgeklap, het wai-en ovaties
die de kunstenares werden gebracht, waar-
aan geen einde scheen te zullen komen en wel
twaalf malen moest zij voor het voetlicht
verschijnen om dat huldebetoon der Amster-
dammers in ontvangst te nemen Anna Paw
lowa en degenen, die met haar in de stad op-
traden, zullen zeker in den vreemde niet
kunnen gewagen van koele Hollanders, die
niet voor goede kunst in vuur geraken, maar
zullen zich zeker na zulk een ontvangst te
meer verbaasd hebben, wanneer zij mochten
hebben vernomen, dat in de hoofdstad van
Nederland op Zondagen het dansen in open-
bare danszalen niet wordt toegestaan en men
zelfs in een zoo cosmopolitische stad als de
residentie aan de danskunst beperkende bepa-
lingen wil zien opgelegd. We zijn een groote
stad geworden ook op het gebied van weten
schap en kunst, doch in veler oogen, voorai
in die van buitenlanders, zal men ons toch
nog klein vinden.
Eigenaardig, dat men dansen op den Zon-
dag van overheidswege niet geoorloofd acht,
doch er niets tegen schijnt te hebben, dat op
dien dag groote sport-evenementen plaats
hebben, zooals den vorigen Zondag het geval
was, toen een Marathon-wedloop is gehou-
den als „voor-spel" van de Olympische athle-
tiek wedstrijden, die ons het volgend jaar te
wachten staan. Men weet het, de Marathon-
wedloop, die gaat over een afstand van on-
geveer 42 kilometer, is bij vorige Olympiaden
"een der hoofdpunten op het internationaal
programma geweest; men weet ook, dat hij
in verschillende sportkringen niet bewonderd
wordt en gevraagd is of deze krachtsinspan-
mng over zulk een langen afstand wel eenige
sportieve waarde bezit. Maar in elk geval is
het een niet te weerspreken feit, dat voor
dezen wedloop de belangstelling van het Am-
sterdamsche publiek groot is geweest. In de
Het zou misschien wel zoo verstandig zijn,
ze weg te stoppen!
Katya dacht een oogenblik na en schudde
toen het hoofd. Ook de theorie, dat het een
detective was, leek haar evenmin aanneme-
ljk als de onderstelling, dat het een inbre
ker was.
„Hij leek volstrekt niet op zoo iemand",
zeide zij in zichzelve, hoewel zij, toen zij
trachtte verder na te denken, geen enkelen
aannemelijken grond kon vinden, waarom zij
er hem niet voor zou houden.
„Zal ik het aan Malania Petrowna ver-
tellen?" was haar volgende gedachte. Weer
dacht Katya na en weer schudde zij ontken-
nend het hoofd. Als zij zoo iets aan Malania
Petrowna vertelde, zou het met haar rust
gedaan zijn, daar Malania even bang was
voor inbrekers als voor detectives. Misschien
zou zij er met Timosh over kunnen spreken,
maar neen, dat deed zij toch liever ook niet.
Zij wilde maar liever haa. ontdekking voor
zich houden, zooals zij tevoren met andere
ontdekkingen had gedaan. Katya was altijd
iemand geweest, die gaarne haar mond hield.
HOOFDSTUK II.
Welsprekende wandetu
Kataryne Malkoff behoorde tot de niet
zeldzame maar aan vele gevaren blootge-
stelde wezens, die men ouaerlooze erfgena-
men noemt. Zij behoorde ook, naar de mee-
ning van haar uit Poolsch bloed voortge-
sproten buren, tot de overweldigers, hoewel
zij er ersoonlijk geen schuld aan had. De
verbeurdverklaring van het landgoed Luby-
nia, onvermijdelijk gevolg van de gebeurte-
nissen van 1863, welke dfen val van het ge-
slacht der Swigello's had beduid, was tege-
omgeving van het Stadion en overal langs
den langen weg over Halfweg, Haa. !em,
Sloten en terug naar het punt van uitgang
hebben duizenden, niettegenstaande het wei
nig uitlokkende weder, de prestaties der twin-
tig hardloopers over de lange baan gadege-
slagen en de tien athleten, die achtereenvol-
gens, na den geheelen weg te hebben afge
legd, in het Stadion terugkeerden, werden
daar met groot gejuich door de menschen-
menigte verwelkomd. Een voorspel van 1928,
van het jaar, waarin Amsterdam niet slechts
zal zijn wereldstad van handel en scheep
vaart, doch ook de stad, waarheen gansch de
sportieve wereld zich zal wenden.
Met betrekking tot den handel zullen wij
hier dit jaar nog een merkwaardige herden
king hebben, n.l. het viiftigjarig bestaan der
„Makelaarsvereeniging welke in Juli e. k.
zal worden geviera Er zal, naar ik vernam,
naar aanleiding van dit gouden feest een
gedenkboek worden uitgegeven, waartoe zich
deze herdenking zeker leent, aangezien de
makeiaardij met betrekking tot den Amster-
damschen handel steeds een eigenaardige
plaats heeft ingenomen, iets typisch Amster-
damsch is gebleven tot op den huidigen dag,
terwijl de makeiaardij toch reeds dagteekent
uit de 16e eeuw.
In Amsterdam vooral worden haast geen
belangrijke handelstransacties afgedaan zon
der dat de makelaar er als tusschenpersoon
bij te pas komt. We kennen hier makelaars op
verschillend terrein: makelaars in spece-
rijen, in thee, koffie, koloniale waren; in me-
talen en machinerieen, in tabak, in diaman-
ten, in meubilair er zijn er vermoedelijk
nog meer.
De belangrijkste makeiaardij is echter ze
ker die in roei'ende en onroerende goederen;
geen huis wordt te Amsterdam verkocht of
zulks geschiedt door de makelaars die en die,
„ten overstaan van notaris zoo en zoo" en we
kennen hier een aantal makelaars op dit ge
bied, die bekende, gevestigde namen hebben
en die bij elke overdracht als taxatie-deskun-
digen hun sporen hebben verdiend. Een an
dere eigenaardigheid is, dat alle huizen-vei-
lingen te Amsterdam plaats hebben in
„Frascati", het bekende veilinggebouw, dat
nochtans geen eigendom is van de „Make-
laarsvereeniging", doch een afzonderlijke
naamlooze vennootschap is en dat naast het
lokaal „De Bralcke Grond" ook bij tabaksin-
schrijvingen van zooveel beteekenis is.
Reeds in 1530 bestond er een keur, waarbij
alle makeiaardij verboden was, bijaldien de-
zelve werd uitgeoefend door degenen, die
daartoe niet door het gerecht bevoegd waren
verklaard.
In de 17e eeuw is daarin verandering ge
komen. Toen zijn de makelaais een gilde
gaan vormen en in 1612 kregen zij de eerste
ordonnantie, waarbij bepaald word, dat de
makelaars door de burgemeesters moesten
worden aangesteld en beeedigd. Zij kregen
toen hun Deken, hun 'vijf Overluiden en twee
Bosmeesters, die door de burgemeesters wer
den benoemd, en in de verordening komen be-
palingen voor omtrent de bedragen, die de
makelaars voor hun bemoeiingen mochten
vorderen degenen, die niet door het stads-
bestuur waren benoemd en toch het vak be-
oefenden, werden bestempeld als Bijioopers
en Beunhazen.
Tot in onzen tijd is de benoeming der ma
kelaars aan het stadsbestuur gebleven, want
tot 1922 heeft die door den gemeenteraad
plaats gehad en dikwerf hebben er in den
Raad discussies plaats gehad of het wel juist
was, dat de Raad zich met die benoeming be-
zig hield en of de makeiaardij wel als offi-
cieel diende te worden erkend. Die moeiiijkhe-
oen zijn voorgoed uit den weg geruimd door
de herziening van 't Wetboek van Koophan-
del in 1922. De makelaars hadden voordien
al geijverd voor het herstel van den cuden
toestand, waarbij zij hun benoeming kregen
van den rechter en het thans gc-ldende Wet
boek van Koophandel heeft aan hun wen-
schen voldaan, want het is nu de Arrondis-
sements-Rechtbank die hen benoemt op be-
paalde voorwaarden.
Het oude Makelaars-kantoor op den N.Z.
Voorburgwal, met den typischen voorgeve',
herinnert nog aan den tijd van het make
laarsgilde der 17e eeuw en in verband met de
oude geschiedenis van dit allereerst Amster-
damsche bedrijf, dat onzen handel zoo na
staat, verdient het 50-jarig bestaan der „Ma-
kelaarsvereeniging" zeker Amsterdam's be
langstelling allereerst. SINI SANA.
25, 36 en dam op 40.
Wit 12 sch op: 16, 19,13. 26, 29, 30, 32,
38, 41, 42, 43 en 47.
Oplossing.
1. 19—14 1. 25:34
2. 26—21 2. 17:26
3. 32—27 3. 22 31
4. 43—39 4. 34 32
5. 42—37 5. 31:42
6. 47 27 6. 36 47
7. 16—11 7 47 9
8. 11 22 8. 40:18
9. 22 4!
Uit de partij.
Wit was in den stand die hieronder volet
aan zet en had 4339 kunnen spelen. Hij
deed echter 4338 waarna een wi-nst voor
zwart volgde:
Aan de Dammers!
In onze vorige rubriek gaven wij ten oplos
sing probleem No. 961 van M. Boissinot.
Stand.
Zwart 9 sch. op: 3, 7, 8, 12, 17, 18, 22,
lijkcrtijd de opkomst van het geslacht der
Malkoffs geweest. Toen er belooningen wer-
!en,,t0r?ekend> was de gunst, waarin Andrej
Malkoff was gekomen wegens zijn onbe-
dwingbaren ijver bij de vervolging van de
vluchtende opstandelingen, oorzaak, dat zulk
een vette kluif als het landgoed Lubynia aan
hem in den schoot werd geworpen.
Waarschrjnlijk wel voldoende genoegdoe-
ning voor dat bittere oogenblik, waarop hij,
op zekeren 12den Augustus, order had ge-
kregen om naar de kazerne terug te keeren.
Katya herinnerde zich haar grootvader
slechts flauw als een trotsche oude heer met
een grijzen snorrebaar, die zoo stekelig was,
dat hij haar prikte als grootvader haar een
zoen wilde geven, wat niet vaak gebeurde, en
die bij de geringste aanleiding zelf zijn per-
soneel met een kozakken-nagaika ranselde.
Ook met haar vader was zij, al had zij hem
langer gekend, niet veel intremer geweest. De
plebejische afkomst van het geslacht want
de kozakkenkapitein was als gewoon soldaat
begonnen was in den langen en lakschen
Lukasz Malkoff ten voile tot uiting geko-
™e"- Het scheen wel alsof het geslacht be-
sloten had nog een boer voort te brengen,
alvorens naar hoogere positie te streven,
waartoe Katya behoorde. Dit gevoel was
oorzaak geweest, dat vader en dochter elkan-
der met begrepen." Terwijl hij zijn dagen
doorbracht met te jagen op het grof wild,
waarvan de uitgestrekte bosschen krioelden,
werd de moederlooze Katya o verge later aan
van Malania Petrowna, een onbe-
rispelijk persoon van een volkomen betrouw-
baren leeftijd, die met de beste getuigschrif-
ten voorzien, den drempel van Lubynia had
overschreden, ongeveer tegen den tijd, dat
Katya haar achtsten verjaardag vierde en
%M M Ml Mlm,
Zwart 12 sch. op: 6, 9, 11/16, 19, 21, 24
en 26.
Wit 12 sch. op: 22, 25, 27, 28, 30, 31, 32,
35, 37, 40, 41 en 43.
1. 43-38? 1. 11—17
2. 22 11 2. 16 7
3. 27:16 3. 7—11
4. 16:18 4. 13:42
5. 37 48 5. 26 46
In den velgenden stand van M. Turc.
9i <d®T
Zwart 12 sch.-op: 2, 3, 7, 8, 9, 12, 14, 15,
18, 19, 20 en 23.
Wit 12 sch. op: 16, 21, 25, 28, 29, 32, 33,
34, 37, 39, 42 en 47.
Wint op deze wijze:
1. 28—22 1. 18:38
2. 29 18 2. 38 40
3. 16—11 3. 7:27
4. 18 7 4. 2:11
5. 39—34 5. 40 2<>
6. 37—32 6. 27 38
7. 42: 2!
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 962 van M. Esteve IFr.)
mi wmK- K
mm
Wm,
Zwart 7 sch. op: 3, 5, 8, 9, 18, 25, 28 ei
dam op 32.
Wit 7 sch. op: 19, 24, 29, 35, 37, 39 en 44.
In onze volgende rubriek geven wij de op.
lossing.
dezen niet weder was overgegaan, tenzij om
een minimum van frissche lucht tot zich te
nemen. Zoo weinig begrip had Lukasz Mal
koff van kleine meisjes, of ook wel van
groote, dat hij werkelijk geloofde, dat deze
uitnemende persoon een geschikt gezelschap
was voor zijn opgroeiende dochter. In ieder
geval waren er geen anderen beschikbaar,
daar de vijandig gezinde omgeving die
„Russische bende" finaal in de ban had ge
daan.
Maar kleine meisjes volger, gvaag haar
eigen weg. Toen zij, nog in de korte rokken
zijnde, het moest stellen zonder behoorliik
gezelschap, had zij zich een stel onbehoorlij-
ke kennissen aangeschaft, onbehoorlijk ten
minste zeker in de oogen van. haar vader.
Want, wel zonderling, al wat haar eenzaam
heid opvroolijkte, droeg den naam van Swi-
gello.
Dat de naam zich telkens aan haar voor-
deed, was licht te begrijpen. Die staande
beer en de slang, zich kronkelend om het
handyat van een strijdbijl, prijkend boven de
hoofdingang, waren de eerste voorwerpen ge
weest, die haar kinderlijke verbeelding aan
het werk hadden gezet. Want niet enkel bo
ven de hoofdingang prijkten zij, in elken
vorm kwam men ze tegen, gegraveerd op bet
tafelzilver, gesneden in de ruggen der stoe
len van de eetzaal, geborduurd op de koot-
bare zijden kussens. Waarom waren er zoo
veel beren en slangen in huis? Zij had haar
kinderjuffrouw er naar gevraagd, doch enkel
met een smalend woord ten antwoord getare-
gen, dat het de wapens waren van die booze
„Polakken wien de goede tsaar het land
had afgenomen omdat zij het niet verdiea-
den. En waarom verdienden zij het niet? Om
dat zij het gewaagd hadden tegen VaderHe
te vech ten.
ordt vemlgd)