Alkmaarsche Gourant D&mrnbrieb. Schaakrubriek. Onrechtmatig bezit, aijh Zaterdaar 7 Mei. Lendensch aanteebenboek. FEUILLETON. IK DENK ER STERK OVER, TE GAAN ADVERTEEREN! ADVERTEERT IN DE ALKMAARSCHE COURANT. III immmm jf0 tQT 1927 watr, org 'gecrtTriliTe e'en HIT^ 'e£W» vfSirpjpie HHF iScfitar provisoes m wfl sraafl, rn'oef Kanderd negen en twintlgsta Jaargang, Rond de schilderijen. Op een ochtend deze week dwaalde ik door Piccadilly en kwam ik langs Burlington House. Dat is de tempel, de voornaamste, van de Britsche schilderkunst. Een monu- mentale poort aan de straat leidt naar een voorhof; en daaromheen rechthoekig staat het gebouw, deftig, rustig, afgescheiden van de koortsige verkeersdrukte van Londen's voornaamste verkeersstraat. Ik 'keek door de poort en zag er, voor den ingang van het „House" een enkele automobiel staan. Indien mijn weg mij op 2 Mei weer langs dezen kunsttempel zou voeren, zou ik den voorhof dicht bezet zien met automobielen, benevens lange rijen wagens met keurig uitgedoschte menschen er in, langs Piccadilly, afwachtend hun gelegenheid om den hof in te draaien en zich te begeven over de breede bordestrappen, naar de 149ste Tentoonstelling van de Ko- ninklijke Academie der Kunsten, die men mag beschouwen als de ouverture van het yermaarde Londensche zomerseizoen. Den genoemden dag heeft de zoogenaamde „Private View" plaats, wat men in Parijs van den Salon de „Jour de Vernissage" noemt. Maar voordat die dag aanbreekt heeft het bestuur van de Academie aan journalisten reeds gelegenheid gegeven den jaarlijkschen oogst van Britsche schilderijen en beeld- houwwerken te bekijken, onder de voorwaar- de, dat zij er geen letter over in de courant zullen zetten totdat de Private' View voorbij is. Dat is een voorwaarde, die ik met alle liefde eerbiedig, zelfs al verbindt ze me niet erg, omdat dft Aanteekeningboek zeker niet voor 2 Mei onder uw oogen komt. Maar ik schrijf in het algemeen liever niet over de schilderijen van de Royal Academy, wel graag er om heen. Voortvarende critici en kunstenaars, die van leven houden in de schilderbrouwerij, van veranderipg en nieuwe banen (er zijn er niet veel in dit Engeland), verwijten de hee- ren van de Royal Academy altijd, dat zij te behoudend en te dor zijn en dat hun selectie- commissie (die de voor de tentoonstelling in- gezonden werken moet beoordeelen) in gebre- Ke blijft nieuw en oorspronkelijk talent te er- kennen. Het verwijt is den laatsten tijd niet meer gerechtvaardigd. Bolsjewisme in picturale kunst acht de „selection committee" zeer zeker uit den booze; maar de laatste ja- ren heeft zij doeken waardig gekeurd aan de eerbiedwaardige wanden van Burlingston House te prijken, die een heel eind van de geldende traditioneele normen van de wat vlakke en wat te lieve en wat te correcte Brit sche schilderkunst afweken. Men kan niet meer zeggen, dat hyper-moderne schilder kunst uit de „Academy" wordt geweerd. De genoemde selectie-commissie heeft een haast bovenmenschelijke taak te vervullen. Engeland is rijk aan menschen, die een zekere handigheid hebben gekregen met penseel, teekenstift, etsnbald of pen. Teekenen evenals schrijven, ligt hun gemakkelijk, het zijn nationale gaven. Maar zoowel de pro- ducten der schilder- als die der schrijfkunst ziin in het algemeen middelmatig en banaal en missen dus de koesterende warmte der ge- nialiteit. Velen zijn geroepen maar weinigen uitverkoren. Hetgeen de duizenden geroepe- nen niet weerhoudt elk jaar een of meer wer ken in te zenden voor de tentoonstelling van de Royal Academy in ^e hoop ze of aes- noods een er van te kunnen zien hangen aan deze indrukwekkende wanden van den tempel in Piccadilly. Men heeft mij verteld, dat de keuze-commissie dit jaar niet minder dan vijftienduizend werken te beoordeelen heeft gekregen. En aangezien de wanden slechts plaats geven aan een tiende deel van dit aantal, kan men zich voorStellen wat al schiften, wikken en wegen aan de opening van de tentoonstelling moel|voorafgaan. Van elke 10 ingezonden stukken kan er slechts een worden aangenpmen. Het aantal teleurgestel- de artisten, die hun geweigerde doeken terug komen halen, is dienovereenkomstig legio. En het is een van de jaarlijks terugkeerende drama'tjes de ontgoochelden aan de zijdeur van het machtige gebouw hun stukken, voor- zien van een R (rejected), in ontvangst te zien nemen. Een deel van de verworpen pro- ducten heeft in plaats van een R een D (doubtful, twiifelachtig). De kunstenaars wier werk van een D is voorzien, gaan heen met den troost, de de arbiters althans tus- schen aannemen en verwerpen hebben gewei- feld. Dat was niet het geval met een portret van Bernard Shaw, gemaakt door een bekend schilder, Collier, grijs geworden in de kunst, Naar het Engelsch van Dorothea Gerard. Door Mr. G. Keller. *6) "loon zij den salon betrad haastte Klobin- slki zich om zoowel Malania Petrowna als de Japamners te laten sohieten en met een eerbie- diigen glimlach op haar toe te treden. Het was een tamelijk jonge man, wiens- lange, gestalte wel slank, maar tevens zeer stnal en onager was, met een eveneens smal, haast lederachtig gezidht en sluik, zwart haar zoozeer met pommade behandeld, dat de tan- den' van de kam er evenzeer sporen in had ach'tergelaten als een hark in een goed onder- houden kiezelpad. Hi) had een dunne, even- zieer goed verzorgde zwarte snor, en kleine donkere oogen, die een ietsje te dicht bij elkan der stonden. „Ah, mademoiselle!" riep hij uit, terwijl. Bijou, die hem niet modht, nijdig zijn beenen besouffende (de Fransche wijze van toesppre- ken moest als bewijs dienen voor zijn goede opvoeding), „ditmaal bedriegen mijn oogen mij niet! Wil u wel gefooven, dat zij mij van- daag eenmaal misleid hebben? Verbeeld u, dat ik, ten hoogste een kwartier geledlen, dit vertrek binnentredend, terwijl madame, met een eerbiedwaardige bulging in de rich- op de jaarlijksche tentoonstelling heeft ge- had. De weigering van dit portret van den grooten dramaturg is een van de verrassin- gen, die de tentoonstelling altijd plecgt te brengen. Het is moeilijk te bevroeden, waar- om dit werk is geweigerd. Een ander stuk van denzelfden schilder, een portret van den schrijver Aldous Huxley (die eenige zeer le- zenswaardige opstellen heeft geschreven over Nederland en Nederlandsch-Indie en die juist een vertaling van Multatuli's Max Ha- velaar bij het Engelsche publiek heeft inge- leid), is daarentegen wel in genade aange- nomen. Shakespeare's censors. De menschen, die verantwoordelijk zijn voor de programma's van het Londensche radio-verzendstation zijn nu censors van Shakespeare geworden. Wanneer een van 's dramaturgen werken op de golven van den aether naar de massa moet worden gezonden, zet de tooneel-afdeeling van de B. B. C. zich aan den arbeid met rood potlood om uit den tekst die zinnen, woorden of zelfs heele scenes te schrappen, waaraan een luisteraar mogelijlcerwijze aanstoot zou kunnen nemen. Erger, de censors „verbeteren" op Sha- kdfepeare door hier en daar de oorspronkelijke woorden te vervangen door „meer geschikte". De B. B. C. heeft de gratie gehad te doen weten, dat haar ambtenaren er niet op uit zijn Shakespeare te verbeteren. Zooiets zou- den zij ook moeilijk kunnen erkennen. De vraag is echter: Wat zou Shakespeare zelf wel hebben gedacht van dit geknoei met zijn werk? Het is uiteraard de taak van zulk een mas- sa-voorlichter als de B. B. C. alles wat het uitzendt, zoo grondig mogelijk te verbanali- seeren. Daarom acht de onderneming het ook noodig veranderingen aan te brengen in De Koopman van Venetie, in Hamlet of in Julius Caesar en in elk ander werk van Sha kespeare. De lange tooneelstukken moeten bovendien worden bekort, daar zij anders te veel van den beschikbaren programtijd zou- den vergen. De B. B. C. verdedigt haar van- dalisme (want dat is het) met de redeneering, dat er honderdduizenden kinderen onder' haar hoorders zijn, wier ooren niet geschikt zijn voor sommige uitdrukkingen en situaties in Shakespeare's stukken. „Er zijn stukken in den Bijbel", zegt zij, „die om de kinderen ook niet zouden worden voorgelezen in de Zon- dagsscholen." Al hetgeen niets goedpraat, maar alleen ten duidelijkste bewijst, dat Shakespeare, noch de Bijbel geschikt zijn voor de geestelijke digestie van de radio- luisteraars. Een voedselpraatje. Engeland is bij algemeene erkenning geen land voor gastronomische genietingen. Aardappelen en groeten zijn er in het alge meen: aardappelen en groene kool. Engelsch rundvleesch is terecht vermaard. Het is het eenige gerecht; dat, wanneer het uit de En gelsche keuken komt, bewondering afdwingt, niet alleen om den omvang van de „joint" (zooals het stuk familievleesch heet), maar ook om de geurigheid en de smakelijkheid, die het bij intieme kennismaking niet verliest. Maar men kan bij rundvleesch alleen niet leven, zelfs niet indien men het omboort met witte dijiken aardappelen en groene dreven kool. Voor de yariatie dienen de Britten er „Yorkshire Pudding" bij op, hetgeen een ge- bakken beslag is van meel, bofer en eieren, maar hetgeen overigens in smaak niet kan halen bij onze vaderlandsche pannekoeken. Dit is de hoofdschotel van'tachtig percent van het Engelsche volk, waarvan de con- sumptie vaak dag in dag uit wordt herhaald en die ook in de restaurants in de meeste ge- vallen wordt gebruikt. Schapen- of lams- vleesch, met den onmiskenbaren geur van „het staartje" is het tweede populaire ge recht: men krijgt er een hoeveelheid roode bessen-jam bij. En tenslotte (maar nu ben ik ook werkelijik aan het eind van de geldende gerechten van die Engelsche keuken) heeft men gekookf pekelvleesch met warme ballen d-eeg. Men beseft, dat dit niet veel afwisseling kan geven, tenieer daar het gCbrelc aan goede grcenten, zooals wij die verstaan, nagenoeg dhronisch is. Vreemdelinigen klagen dan ook steen en been over de Engelsche maaltijden, die h'en niet smaken en die hun ook niet altijd geriefelijik „liggen". H'ierin mo'et men wel- licht een van de redenen zoeken voor de veel- taliigheid van het aantal Fransche, Spaan- sche, Italiaansche, Chineesche restaurants en eetinrichtingen van andtere nationaliteit, waar die nationailiteiten verlost kunnen worden van den nood hunner magfen. Ik heb helaas hier mimmer een Nederlandsch restaurant ont- dekt. Het voedsel, waaraan de gemiddelde Nederlander gewend is, is hier luxe voedsel. Men kan in zulk een enorme stad als Londen natuurlijk voor goed geld alles krijgen. Maar het geld moet inderdaad zeer goed zijn. In de voorname comestibles-* en eetwaarwinkels van Piccadilly liggen de uitgezochtste voe- dingsmiddelen van de wereld opigestapeld. ting van Malania Petrowna, die hij gepast vond steeds te „mevrouwen", nog niet aan- wezig was, een jong zwarharig figuurtje op de knieen ovei" het karpet gebogen zie liggen. Zij heeft den rug naar mij toegekeerd en daar ik uit het zonlicht kom, kan ik niet alles pre- cies onderscheiden. „Mademoiselle!" roep ik, op haar toesnellend, „wat is er gebeurd? Zoekt u iets?" En toen keert het jonge figuur tje zich om, en wellc een teleurstelling! Het is een gansch ander gelaat als ik had ge- hoopt. Het was. alsof ik den dag had ver- wacht en in het duister was gekomen. U kunt begrijipen, hoe verlegen ik and] gevoel!" „Dat is Nationka, vermoed ik, zei Katya oip zeer zakelij'ken toon, terwijl zij haar hand uit de zijne bevrijdde. „Een naaimeisje, dat geregeld uit Feliksoto komt voor verstelwerk. Ze stopte het karpet." „Kunt u mij de beleediging van de vergis- sing vergeven?" „Ik zie niet in, dat het als een beleediging is te beschouwen. Wij hebben allebei zwart haar. Ze heeft ook onigeveer mijn figuur. Ik zou kunnen beweren, diat wij beiden naar het- zelfde model zijn gemaaikf." ,,'De hemel voorkome dat!" riep Klobinsk;, zijn hand tegen zijn goed gemaakte donker- groene uniform leggend ter plaatse waar naar ruwe raming vermoed kon worden dat zijn hart klopte. ,,Er is niet de iminste gelij- kenis tusschen u en haar. U had moeten zien hoe anal ik keek, toen zij zich omdraaide. Ik geloof, dat wij elkaar verstomd aangaaptoi een beurs vol goud meebrengen. Het merk- waardigste voedsel, dat ik er in een winkel- raam ^jieb zien liggen, waren rendiertongen, dik onder schimmel, maar peperduur. Londen, 27 April 1927 Aan de Damoners! In onze vorige rubriek gaven wij ter op- lossing probleem No. 962 van M. Esteve. Stand. Zw. 7 sCh. op: 3, 5, 8 9, 18, 25, 28 en dam op 32. W. 7 sch. op: 19, 24, 29, 35, 37, 39, 44. Oplossing. 1.' 4440 1. 32 41 2. 29—23 2. 18 20 3. 39—33 3. 28 39 4 19—14 4. 41 10 5. 40—34 5. 39:30 6 35 - 2' UIT DE PARTIJ. In den wedstrijd om het kampioenschap van Aonsterdam kwam tusschen Mons en Keller (zw.) de volgende stand voor: HP s Zw. 12 sch. op: 3, 6, 9, 11/15, 19, 23, 24, 26 W. 12 sch. op: 22, 25, 27, 28, 32, 33, 35, 37 38,39,41,45. Zwart was aan zet. Het spel verliep aldus: 1. 2. 3. 4. 5 6. 7. 8. 9. 10. 11. 33 24 28 17 35 :24 22 13 4540 13- 9 9 20 32—28 28—23 23—19 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 24—29 19 :30 9—13 13—18 11 44 44 :35 35—40 3—9 40—44 49—32 en wint. Misschien was voor Wit 4137 inplaats van 11. 2319 iets sterker geweest. Dat ook de grootmeesters nog wel - eens een zwakken zet doen, ziet men in den stand hieronder uit de partij FaforeSpringen. IP P Zw. 9 sch. op: 2, 3, 4, 6, 9, 13, 23, 24, 26. W. 9 sch. op: 32, 34, 35, 37, 38, 43, 47, 48. 49 Fabre was met Wit aan zet en speelde 3833? waarop Zwait direct een -schrijf won door 23—29 (34 23), 24—30 (35 24), 13—19 en 9 27. I Ter oplossing voor deze week: Probleem 963 van P. KLEUTE Jr Den Haag. O, het was net een koniedde! Hihihi!" Hij barste los in een hoog gehinnik, dat bij hem de plaats vaoi een lach vervulde. Die lach had zekere psychologische beteekenis in zoovarre, dat het geluid alleen er van bij de meeste menschen de neigioig deed onstaan hem voor niet wijs te houden, terwijl er in werkelijkheid veel meer een schurk in hem school. „Iets nieuws uit Mantsjoerije?" vroeg Katya kortaf, daar die hinnikende lach altijd prikkelend op haar werkte. Over het naaimeisje sprak zij1 niet verder. Het was een dier kleine voorvallen geweest, welke ongemerkt voor het oogenblik voorbij- gaan om later weer in dfe herinnering op te duiken. Klobinski gaf aan zijn gelaat onmiddellijk een uitdrukking, die meer in oveoTeensteonming was met den ernst van het oogenblik. „Geen goed nieuws, moet ik u tot mijn spijt mededeelen. Toen mademoiselle bioinenkwam, vertelde ik madaone juist van de laatste tele- grammen, die alle wijzen op een voortgaand terugtrekken van onze troepen. Natuurlijk is nog niet alles gepubliceerd, maar in tegen- woordigheid van mademoiselle waag ik het mijn plicht tot zwijgen te schenden." „Katya!" riep Malania Petrowma uit, „heb je ooit zoo iets meer gehoord? Onze sol- daten slaan op de vlueht voor die kleine Ja panners, die poppetjes! Toen je binnenkwam, zei ik juist aan meneer den commissaris, dat het bepaald een vergissing moest zijn. Ik ben Niet langer over denken, Mijnheer, DOEN! Ook niet tegen de kosten opzien, adverteeren is absoluut niet duur, integen- deel, het is zelfs zeer winstgevend. Begint U nu eens met een paar plaatsingen, U zult zien, uw zaak gaat er door vooruit. Zw. 15 sch. op: 1/5, 9, 10, 12, 13, 14, 17, 19, 22, 32, 35 en dam op 27. W. 20 sch. op: 6, 11 15, 16, 24, 25, 26, 29, 30, 36, 40/45, 47/50. Ondanfcs Arukke werkzaaonheden vond de heer Kleute gelegenheid bovenstaand pro bleem met zijn 16 zetten diepe ontleding voor onze rubriek samen te stelilen. In onze volgende rubriek geven wij de oplossing. Indisch viftrpaardenspel. Wit: F. Samisch. Zwart: Dr. U. Euwe. 1. d4 Pf6 2. c4 g6 3. Pc3 Lg7 4; e4 d6 5. f4 Deze zetten geven den, naam aan de opening, 't Lijkt mooi. Immers noch de Dame, noch de L kun nen op h4 sohaak bieden. Toch is deze opening niet goed. Alechin, die't New- Yorker Tournooi-boek schr-ef, waarin hij de in dat tournooi gespeelde i partijen aan critiek onder- wierp, vindt 5. f4 minder goed. Euwe weerlegt hem ook. 50-0 6. Pf3 c5 7. d5 e6 8. Ld3 ed5 9. cd5 Na 9. ed5 komt Te8f. 9Db6 De Witte rochade wordt verhinderd wegens 10. 00 c4f en Zwart met Lc4. 10. Pd2 Pg4! Er dreigt nu li. c4 en 12Df2. 11. Pc4 Dd8 Verhindert weer de rochade.. Na. 12. h3 volgt Dh4f enz. 12. Le2 ihS Speelt Wit nu 13. Lg4, dan volgt Lg4 14. Dc2 Dh4 15. g3 De7 en Wit staat slecht. Maar wat hij nu gaat doen, deugt nog minder. De manoeuvre kost een figuur. 13. Pc3b5 a6 14. Pbd6 b5 15. Pc8 bc4 16. e5 Dc8 17. h4 Ph6 Na Pf6 volgt 18. e5 met een sterke pionnen- stelling. 18. g4 Wit wil nu de boel for- ceeren. 18: Pbd7 19. gh5 Dd8 Nu gaat een der pion- nen op Wits Koningsvleu- gel verloren. 20. Dh4 21. Tf3 gh5 22. Tc3 Tae8 23. Ld2 Pe5! Een offer om zoodoende de Witte steffing te openen. 24. fe5 Te5 25. Lei De7! Na 25Tg5f volgt 26. Lg4! en de Dame is gevangen. 26. d6 De6 27. Lfl Tg5f 28. Tg3 De3f 29. Kg2 Ld4 Dreigt mat. 30. Tg5f Dg5f Wit geeft op. Na 31 oyertuigd, dat de telegrammen vervalscht zijn door de Joden, de sociaal-diemocraten of andere dergelijke lui met de bedoeling om de recruten te ontmoedigen. Het spreekt toch wel vanzelf, dat wij niet kunnen wegloopen voor die dwergen!" „Er spreekt niets meer vanzelf, zou ik mee- nen," zei Katya een beetje neerslachtig. „Ze- ker spreekt het niet vanzelf, dat duizenden Russen al den dood hebben gevonden op Chi- neeschen bodem, omdat wij alweer begeerig kijken naar een stuk van Azie nog voor wij onze reusachtige portie in Europa behoorlijk verteerd hebben." „Maar lieve kind," prevelde Malania met een veelbeteekenenden blik naar den bezoeker, „%t het wel op onzen weg de beslissingen van hooger hand te critiseeren? En dat nog wel in tegenwoordigheid van een dienaar van den tsaar!" „Biimen deze muren ben ik enkel de die naar van mademoiselle," was de vleiende verklaring van Klobinski met een even vleien de bulging voor de vrouw des huizes. „De commissaris heeft mij gevraagd, wat je gedaan hebt met de andere schilderijen, die hier tevoren hingen," kwam Malania Petrow na tusschen beide, daar zij zich niet op haar gemak gevoelde, waar zulk een teer onder- werp werd aangeroerd. Maar intusschen bracht zij in haar overijling een haast even teer ondlerwerp ter sprake. „Hij had de por- tretten nog nooit gezien." „Neen, vermoedelijk niet," antwoordde Katya terwijl zij omzag in den salon, waar nil de heele serie der Swigello'6 weer op hun Kf3 volgt (op Kgl volgt mat in een zet) De3f 32. Kg2 De3f 33. Kg2 Dgl 34. Kf3 Dfl en Zwart wioit. Mede naar de aanteekenmgen vaoi de" Zwart-speler in de W. S. EINDSPEL 170. Zwart: Rubinstein. W/' f d e f Wit: Lowtzky. 't Spel werd als volgt Remise: 1f3. Verkeerd was 1Kd4, want na 2. Kf3 Kc4 3. Kf4 Kb4 4. g4 hg3 5. Kg3 Ka4 haalt Wit een tempo eerder dam en be- strijikt het veld al. 2. gf3f Kf4. Natuurlijk niet 2Kd3 wegens 3. f4 Ke4 4. f5 Kf5 5. Kf3 en Wit wint. 3. Ke2. Slechts deze zet leidt tot eenigf ranise. Na 3. Kg2 Ke3 4. f4 Kf4 5. Kf2 ver- overt Zwart den a-pion en wint. 3Kg3 4. Ke3 Kh3 5. Kf2 Kh2 6. f4 fa3 7. f5 KM 8. f6 h2 Remise. OPLOSSING PROBLEEM 146 van N. M. Gibbins (Leeds Mercury 1901.) Wit: Ka6 Tf4 Lh2 en e6, Pa4, pi d5. Zwart: Kd6 Ta2 Lai, pi a3, c5, e7 en g5. 1. Pb2 (dreigt aftrekschaak en mat met den T. 1. Pe 5 2. Pc4 mat 1. c4 2. Tc4: mat 1. a b2:f 2. Ta4 mat 1. Tb2: 2. Tf2 mat 1. Lb2: 2. Td4 mat Prachtig interferentie-thema met eeox keurig mat na Ke5! Goede oplossing ontvangen van den heer D. de Boer te Alkmaar. PROBLEEM No. 148 D. Mackay. Hampstead Express. Zwart (5) ■Mz. a b c d e f g Wit (8) '-ea oude plaats hing. Eerst kort geleden was een lang gekoesterd plan om hun toekomende plaats terug te geven, verwezenlijkt, ondanks het tweezijdig verzet van Timosh en Malania, „Ik vind enkele dier portretten zeer mooi en ik kon die theaterwolven en die kinderliji welgedane moeders evenmin uitstaan als ae pilaren en palmboomen, die aan beschilderd blik deden denken. Daarginds naast het raara hangt Stanislas Swigello, de man, die naaj Siberie werd gebannen en die daarvan terug- keerde, zooals u zoo vriendelijk was voor mij na te speuren." „0 ja, de laatste der Swigello's!" Een oogenblik stond Katya op het punt hem mede te deelen, dat het niet de laatste der Swigello's was, dat zij zelve heel wat meer had ontdekt, dan hij voor haar had kun nen uitvisschen, maar zij hield zich in. Zij had te veel hekel aan den man om hem deel- genoot van haar ontdekkingen te maken. „,Het moet een wonderbaarlijk knappe man geweest zijn, vindt u niet?" zeide zij ia plaats daarvan, naar het portret kijkende. „Wonderbaarlijk!" verklaarde Klobinski, doch hij keek niet naar het portret bij die woorden, doch naar Katya's profiel en den fijoien omtrek van het oor, dat ooider het zij- deachtig haar uitkwam, en zijn kleine donkere oogen gloeiden als kooltjes vuur daarbij. „Lieve kind," zei Malania tot Katya, na- dat de bezoeker was vertrokken, „die mai is veel verliefder dan je vermoedt. Een dezel dagen komt hij met zijn liefdesverklaring voor den dag, en als je hem de deur wijst, wa zal hij dan doen? Het is niet wenschelijk ee« vijand bji de politie te hebben." (Wordt vervofgd.) 4440 WW?/.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1927 | | pagina 9