Alkmaarsche Gourant
D&mrnbrieb.
Schaakrubriek.
Onrechtmatig bezit,
aijh
Zaterdaar 7 Mei.
Lendensch aanteebenboek.
FEUILLETON.
IK DENK ER STERK OVER, TE GAAN
ADVERTEEREN!
ADVERTEERT
IN DE ALKMAARSCHE COURANT.
III
immmm
jf0 tQT 1927 watr, org 'gecrtTriliTe e'en HIT^ 'e£W» vfSirpjpie HHF iScfitar provisoes m wfl sraafl, rn'oef
Kanderd negen en twintlgsta Jaargang,
Rond de schilderijen.
Op een ochtend deze week dwaalde ik door
Piccadilly en kwam ik langs Burlington
House. Dat is de tempel, de voornaamste,
van de Britsche schilderkunst. Een monu-
mentale poort aan de straat leidt naar een
voorhof; en daaromheen rechthoekig staat
het gebouw, deftig, rustig, afgescheiden van
de koortsige verkeersdrukte van Londen's
voornaamste verkeersstraat. Ik 'keek door de
poort en zag er, voor den ingang van het
„House" een enkele automobiel staan. Indien
mijn weg mij op 2 Mei weer langs dezen
kunsttempel zou voeren, zou ik den voorhof
dicht bezet zien met automobielen, benevens
lange rijen wagens met keurig uitgedoschte
menschen er in, langs Piccadilly, afwachtend
hun gelegenheid om den hof in te draaien en
zich te begeven over de breede bordestrappen,
naar de 149ste Tentoonstelling van de Ko-
ninklijke Academie der Kunsten, die men
mag beschouwen als de ouverture van het
yermaarde Londensche zomerseizoen. Den
genoemden dag heeft de zoogenaamde
„Private View" plaats, wat men in Parijs van
den Salon de „Jour de Vernissage" noemt.
Maar voordat die dag aanbreekt heeft het
bestuur van de Academie aan journalisten
reeds gelegenheid gegeven den jaarlijkschen
oogst van Britsche schilderijen en beeld-
houwwerken te bekijken, onder de voorwaar-
de, dat zij er geen letter over in de courant
zullen zetten totdat de Private' View voorbij
is. Dat is een voorwaarde, die ik met alle
liefde eerbiedig, zelfs al verbindt ze me niet
erg, omdat dft Aanteekeningboek zeker niet
voor 2 Mei onder uw oogen komt. Maar ik
schrijf in het algemeen liever niet over de
schilderijen van de Royal Academy, wel
graag er om heen.
Voortvarende critici en kunstenaars, die
van leven houden in de schilderbrouwerij,
van veranderipg en nieuwe banen (er zijn er
niet veel in dit Engeland), verwijten de hee-
ren van de Royal Academy altijd, dat zij te
behoudend en te dor zijn en dat hun selectie-
commissie (die de voor de tentoonstelling in-
gezonden werken moet beoordeelen) in gebre-
Ke blijft nieuw en oorspronkelijk talent te er-
kennen. Het verwijt is den laatsten tijd niet
meer gerechtvaardigd. Bolsjewisme in
picturale kunst acht de „selection committee"
zeer zeker uit den booze; maar de laatste ja-
ren heeft zij doeken waardig gekeurd aan de
eerbiedwaardige wanden van Burlingston
House te prijken, die een heel eind van de
geldende traditioneele normen van de wat
vlakke en wat te lieve en wat te correcte Brit
sche schilderkunst afweken. Men kan niet
meer zeggen, dat hyper-moderne schilder
kunst uit de „Academy" wordt geweerd.
De genoemde selectie-commissie heeft een
haast bovenmenschelijke taak te vervullen.
Engeland is rijk aan menschen, die een zekere
handigheid hebben gekregen met penseel,
teekenstift, etsnbald of pen. Teekenen
evenals schrijven, ligt hun gemakkelijk, het
zijn nationale gaven. Maar zoowel de pro-
ducten der schilder- als die der schrijfkunst
ziin in het algemeen middelmatig en banaal
en missen dus de koesterende warmte der ge-
nialiteit. Velen zijn geroepen maar weinigen
uitverkoren. Hetgeen de duizenden geroepe-
nen niet weerhoudt elk jaar een of meer wer
ken in te zenden voor de tentoonstelling van
de Royal Academy in ^e hoop ze of aes-
noods een er van te kunnen zien hangen
aan deze indrukwekkende wanden van den
tempel in Piccadilly. Men heeft mij verteld,
dat de keuze-commissie dit jaar niet minder
dan vijftienduizend werken te beoordeelen
heeft gekregen. En aangezien de wanden
slechts plaats geven aan een tiende deel van
dit aantal, kan men zich voorStellen wat al
schiften, wikken en wegen aan de opening
van de tentoonstelling moel|voorafgaan. Van
elke 10 ingezonden stukken kan er slechts een
worden aangenpmen. Het aantal teleurgestel-
de artisten, die hun geweigerde doeken terug
komen halen, is dienovereenkomstig legio.
En het is een van de jaarlijks terugkeerende
drama'tjes de ontgoochelden aan de zijdeur
van het machtige gebouw hun stukken, voor-
zien van een R (rejected), in ontvangst te
zien nemen. Een deel van de verworpen pro-
ducten heeft in plaats van een R een D
(doubtful, twiifelachtig). De kunstenaars
wier werk van een D is voorzien, gaan heen
met den troost, de de arbiters althans tus-
schen aannemen en verwerpen hebben gewei-
feld.
Dat was niet het geval met een portret van
Bernard Shaw, gemaakt door een bekend
schilder, Collier, grijs geworden in de kunst,
Naar het Engelsch van Dorothea Gerard.
Door Mr. G. Keller.
*6)
"loon zij den salon betrad haastte Klobin-
slki zich om zoowel Malania Petrowna als de
Japamners te laten sohieten en met een eerbie-
diigen glimlach op haar toe te treden.
Het was een tamelijk jonge man, wiens-
lange, gestalte wel slank, maar tevens zeer
stnal en onager was, met een eveneens smal,
haast lederachtig gezidht en sluik, zwart haar
zoozeer met pommade behandeld, dat de tan-
den' van de kam er evenzeer sporen in had
ach'tergelaten als een hark in een goed onder-
houden kiezelpad. Hi) had een dunne, even-
zieer goed verzorgde zwarte snor, en kleine
donkere oogen, die een ietsje te dicht bij elkan
der stonden.
„Ah, mademoiselle!" riep hij uit, terwijl.
Bijou, die hem niet modht, nijdig zijn beenen
besouffende (de Fransche wijze van toesppre-
ken moest als bewijs dienen voor zijn goede
opvoeding), „ditmaal bedriegen mijn oogen
mij niet! Wil u wel gefooven, dat zij mij van-
daag eenmaal misleid hebben? Verbeeld u,
dat ik, ten hoogste een kwartier geledlen, dit
vertrek binnentredend, terwijl madame,
met een eerbiedwaardige bulging in de rich-
op de jaarlijksche tentoonstelling heeft ge-
had. De weigering van dit portret van den
grooten dramaturg is een van de verrassin-
gen, die de tentoonstelling altijd plecgt te
brengen. Het is moeilijk te bevroeden, waar-
om dit werk is geweigerd. Een ander stuk
van denzelfden schilder, een portret van den
schrijver Aldous Huxley (die eenige zeer le-
zenswaardige opstellen heeft geschreven over
Nederland en Nederlandsch-Indie en die
juist een vertaling van Multatuli's Max Ha-
velaar bij het Engelsche publiek heeft inge-
leid), is daarentegen wel in genade aange-
nomen.
Shakespeare's censors.
De menschen, die verantwoordelijk zijn
voor de programma's van het Londensche
radio-verzendstation zijn nu censors van
Shakespeare geworden. Wanneer een van
's dramaturgen werken op de golven van den
aether naar de massa moet worden gezonden,
zet de tooneel-afdeeling van de B. B. C. zich
aan den arbeid met rood potlood om uit den
tekst die zinnen, woorden of zelfs heele
scenes te schrappen, waaraan een luisteraar
mogelijlcerwijze aanstoot zou kunnen nemen.
Erger, de censors „verbeteren" op Sha-
kdfepeare door hier en daar de oorspronkelijke
woorden te vervangen door „meer geschikte".
De B. B. C. heeft de gratie gehad te doen
weten, dat haar ambtenaren er niet op uit
zijn Shakespeare te verbeteren. Zooiets zou-
den zij ook moeilijk kunnen erkennen. De
vraag is echter: Wat zou Shakespeare zelf
wel hebben gedacht van dit geknoei met zijn
werk?
Het is uiteraard de taak van zulk een mas-
sa-voorlichter als de B. B. C. alles wat het
uitzendt, zoo grondig mogelijk te verbanali-
seeren. Daarom acht de onderneming het
ook noodig veranderingen aan te brengen in
De Koopman van Venetie, in Hamlet of in
Julius Caesar en in elk ander werk van Sha
kespeare. De lange tooneelstukken moeten
bovendien worden bekort, daar zij anders te
veel van den beschikbaren programtijd zou-
den vergen. De B. B. C. verdedigt haar van-
dalisme (want dat is het) met de redeneering,
dat er honderdduizenden kinderen onder'
haar hoorders zijn, wier ooren niet geschikt
zijn voor sommige uitdrukkingen en situaties
in Shakespeare's stukken. „Er zijn stukken in
den Bijbel", zegt zij, „die om de kinderen ook
niet zouden worden voorgelezen in de Zon-
dagsscholen." Al hetgeen niets goedpraat,
maar alleen ten duidelijkste bewijst, dat
Shakespeare, noch de Bijbel geschikt zijn
voor de geestelijke digestie van de radio-
luisteraars.
Een voedselpraatje.
Engeland is bij algemeene erkenning geen
land voor gastronomische genietingen.
Aardappelen en groeten zijn er in het alge
meen: aardappelen en groene kool. Engelsch
rundvleesch is terecht vermaard. Het is het
eenige gerecht; dat, wanneer het uit de En
gelsche keuken komt, bewondering afdwingt,
niet alleen om den omvang van de „joint"
(zooals het stuk familievleesch heet), maar
ook om de geurigheid en de smakelijkheid,
die het bij intieme kennismaking niet verliest.
Maar men kan bij rundvleesch alleen niet
leven, zelfs niet indien men het omboort met
witte dijiken aardappelen en groene dreven
kool. Voor de yariatie dienen de Britten er
„Yorkshire Pudding" bij op, hetgeen een ge-
bakken beslag is van meel, bofer en eieren,
maar hetgeen overigens in smaak niet kan
halen bij onze vaderlandsche pannekoeken.
Dit is de hoofdschotel van'tachtig percent
van het Engelsche volk, waarvan de con-
sumptie vaak dag in dag uit wordt herhaald
en die ook in de restaurants in de meeste ge-
vallen wordt gebruikt. Schapen- of lams-
vleesch, met den onmiskenbaren geur van
„het staartje" is het tweede populaire ge
recht: men krijgt er een hoeveelheid roode
bessen-jam bij. En tenslotte (maar nu ben ik
ook werkelijik aan het eind van de geldende
gerechten van die Engelsche keuken) heeft
men gekookf pekelvleesch met warme ballen
d-eeg. Men beseft, dat dit niet veel afwisseling
kan geven, tenieer daar het gCbrelc aan goede
grcenten, zooals wij die verstaan, nagenoeg
dhronisch is. Vreemdelinigen klagen dan ook
steen en been over de Engelsche maaltijden,
die h'en niet smaken en die hun ook niet altijd
geriefelijik „liggen". H'ierin mo'et men wel-
licht een van de redenen zoeken voor de veel-
taliigheid van het aantal Fransche, Spaan-
sche, Italiaansche, Chineesche restaurants en
eetinrichtingen van andtere nationaliteit, waar
die nationailiteiten verlost kunnen worden van
den nood hunner magfen. Ik heb helaas hier
mimmer een Nederlandsch restaurant ont-
dekt. Het voedsel, waaraan de gemiddelde
Nederlander gewend is, is hier luxe voedsel.
Men kan in zulk een enorme stad als Londen
natuurlijk voor goed geld alles krijgen. Maar
het geld moet inderdaad zeer goed zijn. In
de voorname comestibles-* en eetwaarwinkels
van Piccadilly liggen de uitgezochtste voe-
dingsmiddelen van de wereld opigestapeld.
ting van Malania Petrowna, die hij gepast
vond steeds te „mevrouwen", nog niet aan-
wezig was, een jong zwarharig figuurtje op
de knieen ovei" het karpet gebogen zie liggen.
Zij heeft den rug naar mij toegekeerd en daar
ik uit het zonlicht kom, kan ik niet alles pre-
cies onderscheiden. „Mademoiselle!" roep ik,
op haar toesnellend, „wat is er gebeurd?
Zoekt u iets?" En toen keert het jonge figuur
tje zich om, en wellc een teleurstelling! Het
is een gansch ander gelaat als ik had ge-
hoopt. Het was. alsof ik den dag had ver-
wacht en in het duister was gekomen. U
kunt begrijipen, hoe verlegen ik and] gevoel!"
„Dat is Nationka, vermoed ik, zei Katya
oip zeer zakelij'ken toon, terwijl zij haar hand
uit de zijne bevrijdde. „Een naaimeisje, dat
geregeld uit Feliksoto komt voor verstelwerk.
Ze stopte het karpet."
„Kunt u mij de beleediging van de vergis-
sing vergeven?"
„Ik zie niet in, dat het als een beleediging
is te beschouwen. Wij hebben allebei zwart
haar. Ze heeft ook onigeveer mijn figuur. Ik
zou kunnen beweren, diat wij beiden naar het-
zelfde model zijn gemaaikf."
,,'De hemel voorkome dat!" riep Klobinsk;,
zijn hand tegen zijn goed gemaakte donker-
groene uniform leggend ter plaatse waar
naar ruwe raming vermoed kon worden dat
zijn hart klopte. ,,Er is niet de iminste gelij-
kenis tusschen u en haar. U had moeten zien
hoe anal ik keek, toen zij zich omdraaide. Ik
geloof, dat wij elkaar verstomd aangaaptoi
een beurs vol goud meebrengen. Het merk-
waardigste voedsel, dat ik er in een winkel-
raam ^jieb zien liggen, waren rendiertongen,
dik onder schimmel, maar peperduur.
Londen, 27 April 1927
Aan de Damoners!
In onze vorige rubriek gaven wij ter op-
lossing probleem No. 962 van M. Esteve.
Stand.
Zw. 7 sCh. op: 3, 5, 8 9, 18, 25, 28 en dam
op 32.
W. 7 sch. op: 19, 24, 29, 35, 37, 39, 44.
Oplossing.
1.' 4440 1. 32 41
2. 29—23 2. 18 20
3. 39—33 3. 28 39
4 19—14 4. 41 10
5. 40—34 5. 39:30
6 35 - 2'
UIT DE PARTIJ.
In den wedstrijd om het kampioenschap
van Aonsterdam kwam tusschen Mons en
Keller (zw.) de volgende stand voor:
HP s
Zw. 12 sch. op: 3, 6, 9, 11/15, 19, 23, 24, 26
W. 12 sch. op: 22, 25, 27, 28, 32, 33, 35,
37 38,39,41,45.
Zwart was aan zet. Het spel verliep aldus:
1.
2.
3.
4.
5
6.
7.
8.
9.
10.
11.
33 24
28 17
35 :24
22 13
4540
13- 9
9 20
32—28
28—23
23—19
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
24—29
19 :30
9—13
13—18
11 44
44 :35
35—40
3—9
40—44
49—32 en wint.
Misschien was voor Wit 4137 inplaats
van 11. 2319 iets sterker geweest.
Dat ook de grootmeesters nog wel - eens
een zwakken zet doen, ziet men in den stand
hieronder uit de partij FaforeSpringen.
IP P
Zw. 9 sch. op: 2, 3, 4, 6, 9, 13, 23, 24, 26.
W. 9 sch. op: 32, 34, 35, 37, 38, 43, 47, 48.
49
Fabre was met Wit aan zet en speelde
3833? waarop Zwait direct een -schrijf
won door 23—29 (34 23), 24—30 (35 24),
13—19 en 9 27.
I Ter oplossing voor deze week:
Probleem 963 van
P. KLEUTE Jr Den Haag.
O, het was net een koniedde! Hihihi!"
Hij barste los in een hoog gehinnik, dat
bij hem de plaats vaoi een lach vervulde. Die
lach had zekere psychologische beteekenis in
zoovarre, dat het geluid alleen er van bij de
meeste menschen de neigioig deed onstaan
hem voor niet wijs te houden, terwijl er in
werkelijkheid veel meer een schurk in hem
school.
„Iets nieuws uit Mantsjoerije?" vroeg
Katya kortaf, daar die hinnikende lach altijd
prikkelend op haar werkte.
Over het naaimeisje sprak zij1 niet verder.
Het was een dier kleine voorvallen geweest,
welke ongemerkt voor het oogenblik voorbij-
gaan om later weer in dfe herinnering op te
duiken.
Klobinski gaf aan zijn gelaat onmiddellijk
een uitdrukking, die meer in oveoTeensteonming
was met den ernst van het oogenblik.
„Geen goed nieuws, moet ik u tot mijn spijt
mededeelen. Toen mademoiselle bioinenkwam,
vertelde ik madaone juist van de laatste tele-
grammen, die alle wijzen op een voortgaand
terugtrekken van onze troepen. Natuurlijk is
nog niet alles gepubliceerd, maar in tegen-
woordigheid van mademoiselle waag ik het
mijn plicht tot zwijgen te schenden."
„Katya!" riep Malania Petrowma uit,
„heb je ooit zoo iets meer gehoord? Onze sol-
daten slaan op de vlueht voor die kleine Ja
panners, die poppetjes! Toen je binnenkwam,
zei ik juist aan meneer den commissaris, dat
het bepaald een vergissing moest zijn. Ik ben
Niet langer over denken, Mijnheer, DOEN! Ook niet tegen
de kosten opzien, adverteeren is absoluut niet duur, integen-
deel, het is zelfs zeer winstgevend. Begint U nu eens met
een paar plaatsingen, U zult zien, uw zaak gaat er door vooruit.
Zw. 15 sch. op: 1/5, 9, 10, 12, 13, 14, 17,
19, 22, 32, 35 en dam op 27.
W. 20 sch. op: 6, 11 15, 16, 24, 25, 26, 29,
30, 36, 40/45, 47/50.
Ondanfcs Arukke werkzaaonheden vond de
heer Kleute gelegenheid bovenstaand pro
bleem met zijn 16 zetten diepe ontleding voor
onze rubriek samen te stelilen.
In onze volgende rubriek geven wij de
oplossing.
Indisch viftrpaardenspel.
Wit: F. Samisch. Zwart: Dr. U. Euwe.
1. d4 Pf6
2. c4 g6
3. Pc3 Lg7
4; e4 d6
5. f4 Deze zetten geven den,
naam aan de opening, 't
Lijkt mooi. Immers noch
de Dame, noch de L kun
nen op h4 sohaak bieden.
Toch is deze opening niet
goed. Alechin, die't New-
Yorker Tournooi-boek
schr-ef, waarin hij de in
dat tournooi gespeelde
i partijen aan critiek onder-
wierp, vindt 5. f4 minder
goed. Euwe weerlegt hem
ook.
50-0
6. Pf3 c5
7. d5 e6
8. Ld3 ed5
9. cd5 Na 9. ed5 komt Te8f.
9Db6 De Witte rochade wordt
verhinderd wegens 10.
00 c4f en Zwart met
Lc4.
10. Pd2 Pg4! Er dreigt nu li. c4
en 12Df2.
11. Pc4 Dd8 Verhindert weer de
rochade.. Na. 12. h3 volgt
Dh4f enz.
12. Le2 ihS Speelt Wit nu 13. Lg4,
dan volgt Lg4 14. Dc2
Dh4 15. g3 De7 en Wit
staat slecht. Maar wat hij
nu gaat doen, deugt nog
minder. De manoeuvre
kost een figuur.
13. Pc3b5 a6
14. Pbd6 b5
15. Pc8 bc4
16. e5 Dc8
17. h4 Ph6 Na Pf6 volgt 18. e5 met
een sterke pionnen-
stelling.
18. g4 Wit wil nu de boel for-
ceeren.
18: Pbd7
19. gh5 Dd8 Nu gaat een der pion-
nen op Wits Koningsvleu-
gel verloren.
20. Dh4
21. Tf3 gh5
22. Tc3 Tae8
23. Ld2 Pe5! Een offer om zoodoende
de Witte steffing te
openen.
24. fe5 Te5
25. Lei De7! Na 25Tg5f volgt
26. Lg4! en de Dame is
gevangen.
26. d6 De6
27. Lfl Tg5f
28. Tg3 De3f
29. Kg2 Ld4 Dreigt mat.
30. Tg5f Dg5f
Wit geeft op. Na 31
oyertuigd, dat de telegrammen vervalscht
zijn door de Joden, de sociaal-diemocraten of
andere dergelijke lui met de bedoeling om de
recruten te ontmoedigen. Het spreekt toch wel
vanzelf, dat wij niet kunnen wegloopen voor
die dwergen!"
„Er spreekt niets meer vanzelf, zou ik mee-
nen," zei Katya een beetje neerslachtig. „Ze-
ker spreekt het niet vanzelf, dat duizenden
Russen al den dood hebben gevonden op Chi-
neeschen bodem, omdat wij alweer begeerig
kijken naar een stuk van Azie nog voor wij
onze reusachtige portie in Europa behoorlijk
verteerd hebben."
„Maar lieve kind," prevelde Malania met
een veelbeteekenenden blik naar den bezoeker,
„%t het wel op onzen weg de beslissingen
van hooger hand te critiseeren? En dat nog
wel in tegenwoordigheid van een dienaar
van den tsaar!"
„Biimen deze muren ben ik enkel de die
naar van mademoiselle," was de vleiende
verklaring van Klobinski met een even vleien
de bulging voor de vrouw des huizes.
„De commissaris heeft mij gevraagd, wat
je gedaan hebt met de andere schilderijen, die
hier tevoren hingen," kwam Malania Petrow
na tusschen beide, daar zij zich niet op haar
gemak gevoelde, waar zulk een teer onder-
werp werd aangeroerd. Maar intusschen
bracht zij in haar overijling een haast even
teer ondlerwerp ter sprake. „Hij had de por-
tretten nog nooit gezien."
„Neen, vermoedelijk niet," antwoordde
Katya terwijl zij omzag in den salon, waar
nil de heele serie der Swigello'6 weer op hun
Kf3 volgt (op Kgl volgt
mat in een zet) De3f 32.
Kg2 De3f 33. Kg2 Dgl
34. Kf3 Dfl en Zwart
wioit.
Mede naar de aanteekenmgen vaoi de"
Zwart-speler in de W. S.
EINDSPEL 170.
Zwart: Rubinstein.
W/' f
d e f
Wit: Lowtzky.
't Spel werd als volgt Remise:
1f3. Verkeerd was 1Kd4, want
na 2. Kf3 Kc4 3. Kf4 Kb4 4. g4 hg3 5. Kg3
Ka4 haalt Wit een tempo eerder dam en be-
strijikt het veld al.
2. gf3f Kf4. Natuurlijk niet 2Kd3
wegens 3. f4 Ke4 4. f5 Kf5 5. Kf3 en Wit
wint.
3. Ke2. Slechts deze zet leidt tot eenigf
ranise. Na 3. Kg2 Ke3 4. f4 Kf4 5. Kf2 ver-
overt Zwart den a-pion en wint.
3Kg3
4. Ke3 Kh3
5. Kf2 Kh2
6. f4 fa3
7. f5 KM
8. f6 h2 Remise.
OPLOSSING PROBLEEM 146 van
N. M. Gibbins (Leeds Mercury 1901.)
Wit: Ka6 Tf4 Lh2 en e6, Pa4, pi d5.
Zwart: Kd6 Ta2 Lai, pi a3, c5, e7 en g5.
1. Pb2 (dreigt aftrekschaak en mat met
den T.
1.
Pe 5
2.
Pc4 mat
1.
c4
2.
Tc4: mat
1.
a b2:f
2.
Ta4 mat
1.
Tb2:
2.
Tf2 mat
1.
Lb2:
2.
Td4 mat
Prachtig interferentie-thema met eeox keurig
mat na Ke5!
Goede oplossing ontvangen van den heer
D. de Boer te Alkmaar.
PROBLEEM No. 148
D. Mackay.
Hampstead Express.
Zwart (5)
■Mz.
a b c d e f g
Wit (8)
'-ea
oude plaats hing. Eerst kort geleden was een
lang gekoesterd plan om hun toekomende
plaats terug te geven, verwezenlijkt, ondanks
het tweezijdig verzet van Timosh en Malania,
„Ik vind enkele dier portretten zeer mooi
en ik kon die theaterwolven en die kinderliji
welgedane moeders evenmin uitstaan als ae
pilaren en palmboomen, die aan beschilderd
blik deden denken. Daarginds naast het raara
hangt Stanislas Swigello, de man, die naaj
Siberie werd gebannen en die daarvan terug-
keerde, zooals u zoo vriendelijk was voor mij
na te speuren."
„0 ja, de laatste der Swigello's!"
Een oogenblik stond Katya op het punt
hem mede te deelen, dat het niet de laatste
der Swigello's was, dat zij zelve heel wat
meer had ontdekt, dan hij voor haar had kun
nen uitvisschen, maar zij hield zich in. Zij
had te veel hekel aan den man om hem deel-
genoot van haar ontdekkingen te maken.
„,Het moet een wonderbaarlijk knappe man
geweest zijn, vindt u niet?" zeide zij ia
plaats daarvan, naar het portret kijkende.
„Wonderbaarlijk!" verklaarde Klobinski,
doch hij keek niet naar het portret bij die
woorden, doch naar Katya's profiel en den
fijoien omtrek van het oor, dat ooider het zij-
deachtig haar uitkwam, en zijn kleine donkere
oogen gloeiden als kooltjes vuur daarbij.
„Lieve kind," zei Malania tot Katya, na-
dat de bezoeker was vertrokken, „die mai
is veel verliefder dan je vermoedt. Een dezel
dagen komt hij met zijn liefdesverklaring
voor den dag, en als je hem de deur wijst, wa
zal hij dan doen? Het is niet wenschelijk ee«
vijand bji de politie te hebben."
(Wordt vervofgd.)
4440
WW?/.