Alkmaarsche Gourant Schaakrubriek. x Damrabriek. JULIL. ''9k WkJAJHL? 6 m m m w. m m m Pi "Mm Onrechtmatig bezit, m m a |p H B B wr.-m m: I Mr FEUILLETON. 111' 141 1927 Men) negen en twiniigsti Jaargang, Katerda^ 18 Jiini. Uit ©nze Staatsmachine. Van Recht en Onrecht. Naar het Engelsch van Dorothea Gerard. Door Mr. G. Keller. SO) „Om welke reden?" „Gebruikmaking van valsche stukken. Wij hebben reden om aan te nemen, dat uw naam diet Mlodinski is." Hij wees nret een gebaar naar de tafel, •velke, naar Tadeusz thans bij het licht van de tantaarn bedekt zag met papieren, die blijk- baar gehaald waren uit den geopenden lesse naar, die er dichtbij stond. Hij begreep on middellijk den toestand. Tadeusz haalde zijn schouders op met een plotseling gevoel van onevrschilligheid „Waarom niet?" Ja, waarom eigenlijk niet? In ieder geval was dit een antwoord op de vraag die hem voortdurend kwelde. Het eerstvolgende waren de vier muren van een gevangeniscel. HOOFDSTUK TWEE. Een over plaatsing. Terwijl hij zijn oogen liet gaan over het blad papier, dat hij in zijn land hield, was het leerachtige gelaat van Marcin Klobinski nog een beetje taniger geworden dan gewoon- lijk, hoewel zijn kleine oogen vonken schoten. Zijn overplaatsing naar Warschau! Een groote eer ongetwijfeld, maar niet zonder ge- vaar, wanneer men bedacht, dat de commis saris van politie, wiens plaats hem gelast 19. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. fd2 h3 Lg4 L15 h4 Lbl Dd3 La2t 26. Dc3+ Na 26. L'f6 enz. Na 27. h6 Om na g4 den L. op den di?.- gonaal te houden en mei g4 en g5 aan te vallen. 16 Te7 Kf7. f6 h5 f5 Kg7 Wit's figuren hebben veel ruimte en zwart staat daardoor zeer gedruit. Zwart geeft op. Kh7 volgt 27. Lg5 Tg7 28. Te4 28. D16. Na 27. Te5 28. Dc4 enz. Zoo ziet men, dat alles een gevolg is van Zwarts benauwdheid om c5 te nemen toen't Oplossing eindspel 175 1Dh2f 2. Kh2 Th'5+ 3. Kg3 Th3f 4. Kf4 Le3 mat. Goede oplossing ontvangen van den heer D. de Boer te Alkmaar. Eindspel 176. Studie Rinck. i wmwm. wis es sJfH mm. mmvimml Ingevclge onze belofte geven we hier de geanalyseerde partij, die we in onze rubriek van de vorige week plaatsten. Wit: Rubinstein. Zw.Dariuszewski. Budapester tegengambiet van de d4 opening. 1. 2. d4 c4. 4. 5. 5. de5 Lf4 Pd2 Pf3 7. 8. 9. 10. 10. a3 Dd2 Pe5 c5! werd over te nemen, onlangs door een goedge- mikte bom uiteen was gescheurd. Een gevaar- lijk baantje dus, al bood het dan ook schitte- rende vooruitzichten. Vandaar dan ook de ge- mengde gevoelens, waarmee hij het gewichti- ge papier doorkeek, van daar ook bet verschil tusschen zijn gelaatskleur en zijn blikken. Zijn eerzucht juichte, terwijl zijn lichaam bij de lezing rilde. Want de Pool is, als hij geen held is, zeer sterk geneigd om een lafaard te zijn. En bovendien, ongerekend het gevaar, leg- de ook de overweging, dat scheiding het ge volg er van zou zijn, gewicht in de schaal. Er waren vele maanden verloopen sedert hij de vrijiheid had genomen den drempel van Lu- bynia te overschrijden. Maar eerst onlangs had hij, stoutmoedig geworden door de ge- dachte aan de macht, waarover hij beschikte, zich in de tegenwoordigbaid van Katya ge- waagd en haar zijn liefde verklaard, waarna hij na een kort doch stormachtig tooneel het huis was uitgezet en hij stoutweg was getart te dcen wat hem lustte! „Ja, ik weet zeer goed wat een valsch pas- poort wil zeggen," had zij hem geantwoord op de bedekte bedreigingen, welke hij op zijn beleefdls-te manier had doen hooren. „Verklap mij, als ge daar neiging toe gevoelt. Maar laat ik beginnen met u te verklaren, dat ik veel liever de rest van mijn leven in Siberie door- breng of in den diepsten kerker van Rusland, dan aan de zijde van een man, dien ik uit het diepst van mijn hart veracht." En toen had zij om Timosh gebeld, op wiens komst Klobinski het niet geraden had geacht te wachten. Hij vertrok met woede in het hart, maar ook met nog heftger oplaaiende liefde. Tot 11. e3 12. 13. 14. 15. 16. 17. 17. Tel. Le2 0—0 cb6 Dc3 Tfdl Pf6 e5 Pg4. (4. Dd4 geeft met want dan volgt h5 5. Lf4. Pc6 6. De3 De7 enz.) Lb4. (Na 5. Pc3 volgt Pc6 6. Pf3 De7 en wit staat slechter). Pc6 De7 Ook 6. -.f6 is goed b.v. 7. ef6 Df6 8. Lc7 Db2 of 616 7. e6 de6 8. h3 e5! Lb2 Pge5 Pe5 Een zeer sterke zet, als zwart niet neemt. 0—0 Na 10d6 volgt 11. cd6 Dd6, 12. Dc3 f6 13. Tdl De7. 14. Le5 fe5 15. Td5. Le6 16. Td5 0—0 0 en zwart heeft nog Ja 10b6 volgt 11. Dd5 Pc6 12. Lc7 Dc5 13 Dc5 bc5 Tel en wit wint den pion c5. Zwart had evenwel beter kunnen spelen 10. Dc5b.v, 10Dc5 11. Tel Dd6 12. Dc3 (Na 12. Dd6 cd6 13. e3 Ke7. is zwart uit de „nesten".) 12Pd3f 13. ed3 Df4 14. Dc7 Dc7 15. Tc7. b6 16. d4 Kd8 enz.; de spelen staan gelijk. Tfe8.? Beter Td8 om d!6 te spelen. a5 om b4 te verhinderen. Die b6 Db6 Pc6 Van nu af wordt Zwarts spel hoe langer hoe slechter. Tb8 Wit "wint in 7 zetten. Oplossing Probleem No. 151 van J. W. Abboth. (ill. Lond. News) Wit: Kel Db5 Tfl Pa4 en c6 Lgl pi f6. Zwart: Ke4 Pc4 Le6 pi f7. 1 Lc5. Kd4 2. Pc3 mat. 1. Ld5 2. Dbl mat. 1. L. anders 2. Dc4 mat. 1. P oo 2. Pc3 mat. De sleutelzet is een mooie tempo-zet: Op f2 interpereert hij. den toren, op b6 wordt hij genomen en op a7 geinterfereerd door het Zwarte paard! Goede oplossingen ontvangen van den heer D. de Boer te Alkmaar. Probleem No. 153 van P. H. Williams. Morn. Post 1918 Zwart (7) liet peil van dezen ttjd En de heer "Damme tt in zijn bewerking uitstekend geslaagd 't Is eigenlijk een geheel ander bockje geworden, dat door zijn vele interessante hoofdstukken, als: wat is de goede zet? de aanvangszetten, de opsluiting van linker- en rechtervleug-1, de hekstelling en de klaverbladstand den damspeler zeker zal boejen. Het mooie ge- deelte bevattende vele leerzame combinaties, is ten zeerste de aandacht waard. Met belangstelling wordt de bewerking van het groote boek van de Haas en Balte- feld: „Het Damspel" tegemoet gezien. „Voor het Dambord"' zal echter voor velen een uitstekende handleiding zijn. Combinatie. Het volgende voorbeeld is uit het nieuwe boekje. Zw. 13 sch. op: 7/10, 13/16, 19, 20, 23, 24, 26. W. 13 sch. op: 25, 27, 28, 30, 32, 35, 38, 40, 43, 44, 45, 47, 48. Wit speelde 38—33. Zwart wilde graag uit de opsluiting komen en liet direct volger 24—29 en 20 29. Maar het oogenblik wa? niet gunstig gekozen want er volgde: 1. 25—20 1. 14:34 2. 35—30 2. 34 25 3. 27—21 3. 16 49 4 48—42 4. 23 32 5 40—35 5. 49 40 6. 45 1! Eindstelling. 'MB. I I WmMm. v//m. lib mm'm i MWtm WM, WB a w/mw Wm-WA MB i im.. fm,Wb, wa Wit Mat in twee zetten. g- n In onze vorige rubriek gaven wij ter oplos sing een aardig-eenvoudig eindspel van L. Barteling, als probleem no. 968. Stand. Zw. schijf op 45, dam op 22. W. twee schijven op 44 en 49, dam op 48. Oplossing. 1. 48—34 1. 22:50 2. 34— 1 2. 50—28 3. 49—44 3. 28 50 4. 16 en wint. Nieuwe IJ it gave. Een van de aardigste en handigste dam- werkjes is altijd geweest: Voor het dambord met J. de Haas en Ph.,L. Baltefeld. Bij de firma van Goor te Gouda heeft van dit goede studieboek een 2e geheel herziene en gewijzigde druk het licht gezien. Deze nieuwe uitgave is bewerkt door den bekenden Am- sterdamschen speler A. K. W. Damme De jaren hebben veel veranderd, het practische spel onderging een hervorming, de theorie verwierp oude spelgangen en voerde nieuwe in. Daarom moest de tweede druk staan op ondankshaar grievende woorden nog niet alle hoop had opgegeven. Met de wetenschap, wel ke hij bezat, moest de gunstige gelegenheid zich ten slotte toch voordoen. Daarom bleef hij een afwachtende houding aannemen. En 'intusschen waren de vluchtige oogenblikken, dat hij haar in het openbaar kon opmerken, kruimpjes van geluk, waarop hij mocht teren. Zijn overplaatsing naar Warschau zou hem daarvan berooven, terwijl hij bovendien haar' gangen niet langer kon nagaan. Hij had ge- hoopt geduld te kunen blijven oefenen, maar het noodlot dwong hem tot handelen. Het leek hem namelijk onmogelijk de stad te ver laten zonder ten minste nog een poging ge daan te hebben om zijn hoogste wenschen ver wezenlijkt te zien. Op Lubynia werd hem de deur geopend niet door Timosh maar door een dier oude vrou- wen die zulk een eigenaardig contrast vorm- den met het jeugdige karakter van het buiten- verblijf. De genadige meesteres was niet thuis, verklaarde zij, den bezoeker wantrou- wend door een reet van dte deur aankijkend. Was zij' dan uit rijden of gaan wandelen? Misschien roeide zij wel op het meer? Neen, dat was ook niet het geval. „Waar is zij dan? vroeg Klobinski nijdig „Kan je je mond niet wat wijder openzetten evenals de deur? Waar is zij, oude heks?" „Te Warschau, denk ik, ze is ten minste daarheen vertrokekn." „Warschau? Wat heeft zij daar te maken?" „Weet ik dat?" „Je liegt!" zei Klobinski vertoomd. Nog gistermorgen heb ik haar door de stad zien rijden." Zwart schijf op 37. W. twee schijven op 19 en 29, dam op 16. De winst voor wit is niet moeilijk, als hij maar weet, hoe dergelijke standen behandeld moeten worden. Hij speelt 16—38. Zwart dwingende tot 3741. Nu speelt wit ziju dam weer terug naar 16. Gaat zwart nu naar 42 dan volgt 16—2 en op 41—46 volgt 29—23, waarr- zwart bij den volgenden zet door 16 zijn cfcm verliest. Ter oplossing voor deze week. Probleem 969 van G. Defoy te Amiens. ml WB m Ws m m. „Nadat de genadige vrouw met de post uit de stad was teruggekeerd1, heeft zij laten pak- ken." „Een plotseling opgekomen plan dus?' „Weet ik het?" „En Malania Petrowna?" „Is natuurlijk met de genadige vrouw mee- gegaan." „En haar adres te Warschau?" „Weet ik het?" Klobinski beet in ernstig nadenken op zijn onderlip. „Roep Timosh hier. Hij1 heeft misschien het adres." „Timosh is met de genadige vrouw mede- gegaan." „Timosh meegegaan naar Warschau?" Klobinski keek haar met stomme verbazing aan. Die laatste mededeeling maakte dieper indruk op hem dan al het andere. Zoolang hij Lubynia kende, had hij het landgoed nooit zonder Timosh geweten. Het moest dus wel een zeer dringende reden zijn geweest om Katya er toe te brengen het landgoed te be rooven van zijn trouwen waakhond. En dan die wonderlijke, onbegrijpelijke haast! Hij stond nog over het raadsel na' te denken, lang nadat de oude vrouw de deur voor zijn neus had dicht geworpen. Enkele dagen later kreeg hij' de verklarmg Tusschen de witgekalkte muren van zijn nieuwe bureau werd hem de zaak duidelijk, terwijl hij zich inspande om den achterstand van werk in te halen, welke de moord op zijn ambtgenoot had veroorzaakt Onder de onaf- gedane stukken was een berg papieren, waar- tussdhen ondter meer ook de lijsten waren van onlangs aangehouden personen, en van een dier lijsten sprong als het ware de meest ge- Zw. 12 sch. op: 6, 10, 11, 13, 14, 18, 19, 24, 25, 26, 27,, 31. W. 12 sch. op: 17, 28, 30, 34, 35, 36, 38, 39, 41, 44, 47, 49. In onze volgende rubriek geven wij de op lossing. hate naam hem in het oog. „Swigello, Tadeusz, graaf, zich noemend Jan Mlodniski, van beroep ingenieur. Wegens het gebruiken van valsche papieren." En met potlood was er bijgeschreven „Pa- wiak". wat de naam was van de gevan genii, waar de personen doorgaans werden opgeslc- ten, wier zaak nog niet nader v/as onder- zocht. Het bloed steeg den commissaris van poll- tie naar het hoofd, zoodat hij een oogenblik bepaald een kleur had. De Pawiak had stevi- ge grendels, dat was dus in orde. Maar er waren andere overwegingen, welke zijn hoofd vervulden. De twee weken, welke verloopen waren tusschen de aanhouding en het plotse- linge vertrek uit Lybynia schenen een ycl- doend tijdsverloop toe, waarin het bericht Katya had kunnen bereiken langs een of an der onbekend kanaal, dat hem verder niet schelen kon. De ongewone bios van den commissaris had voor doodsbleekheid plaats gemaakt. Zij hield dus toch nog van hem! Het was niet en- kel uit eigenbelang, dat zij zich tot hem aan- terughouden - Zij was een echte Russia, zoodat het haar met aan connecties zou ontbreken, van welker in- vloed zij gebruik zou kunnen maken. Reed* de naam alleen van haar grootvader, welkt herinnerde aan de bloedige dagen van 1863, was reeds voldoende paspoort om haar toe- gang te verschaffen tot de hoogstgeplaatsten. (Wordt vervolgd). Ontwerp Capitulantenwct, Volgens de Memorie van Toelichting op het ingediende ontwerp-Capitulantenwet is de be- doelicg dezer wet om een gedeelte van het la- gere officiers- en onderofficierskader der vre- desorganisatie van het leger te vervangen door verlofspersoneel, dat zich vrijwillig ver- bindt om gedurende een aantal jaren in werke- lijken dienst te komen of te blijven. Deze wij- ■iging van den bestaanden toestand biedt het belangrijke voordeel, dat de salarislast, waar- mede thans de begrooting van Oorlog in hooge mate wordt bezwaard, aanzienlijk vermindert, aangezien de jaarwedde aan de tijdelijk in werkelijken dienst tredenden toe te kennen 'uit den aard der zaak belangrijk lager zal zijn dan het gemiddelde van de jaarwedden van het beroepspersoneel der overeenkomende rangen. Evenals de salarislast zal met het vermmde- ren van het aantal beroepskaderleden ook de pensioenlast geleidelijk afnemen, alhoewel daartegenover staat, dat voor degenen, die in een burgerlijke betrekking overgaan, een in- koopsom in het algemeen burgerlijk pensioen- fonds zal gestort moeten worden. Als tweede groote voordeel schetst de M. v. J., dat voor het oorlogsieger beschikt zal kun- nen worden over zeer veel dienstplichtige- en reserve-officieren en -onderofficieren, die ge- ruimen tijd in werkelijken dienst geweest zijn, zoodat hun militaire waarde zeer toegenomen li Een derde voordeel is, dat uit de capitulari- ten zonder een kostbare speciale opleiding ge- recruteerd kunnen wordon zeer bruikbare elementen voor het beroeps-onderofficiers- en (ofschoon in beperkte mate) voor het offi- cierskader. Deze laatste groep ziet haar promotiekans zeer vergroot, daar de hoogcre militaire rangen bezet zullen moeten blijven door beroepsmili- tairen. Nadeelen voor de opleiding der dienst- plichtigen behoeven niet gevreesd te worden, aangezien 't in dienst nemen der capitulanten slechts zeer geleidelijk zal geschieden, terwijl het geheele aantal capitulanten zal worden be- paald door de belangen van dien dienst, Waar een betrekkelijk lange verbintenis gevraagd zal worden, ligt het voor de hand, dat de capi tulanten gaandeweg ook goede instructeurs worden zullen. Om nu echter het dienstnemen als capitulant aan te moedigen zal aan hen de verzekering gegeven moeten worden, dat zij aan het einde van den tijd, waarvoor zij zich verbinden, een geldelijke premie zullen ontvangen, tenzij zij met hun instemming in een burgerlijke betrek king geplaatst kunnen worden, dan wel over gaan naar het beroepskader. Wie kunnen capitulanten worden? In artikel 1 worden zij genoemd. Het zijn de dienst- en reserveplichtigen, welke bij de opleiding tot officier den rang van vaandrig (kornet) of van tweeden-luitenant hebben bereikt, dan wel bij de opleiding tot onderofficier dien van sergeant (wachtmeester). Zij moeten zich verbinden om gedurende zes jaren of zooveel korter als de Minister bepalen zal, vrijwillig in werkelijken dienst op te^komen of te blijven. Na afloop van dien termijn hebben zij recht op een geldelijke premie, waarvan het bedrag door de Kroon wordt bepaald. Wanneer ze overgaan voor om bepaalden tijd tot het militaire beroepsperso neel vervalt dit recht, evenals wanneer de be. langhebbende door bemiddeling van een daar voor in het leven te roepen commissie worden geplaatst in een burgerlijke betrekking van het rijk als ambtenaar in den zin der Pensioenwet 1922. De samenstelling en de bevoegdheden dezer commissie zullen eventucel worden vast gesteld bij algemeene maatregelen van be stuur, evenals de betrekkingen, welke voor ca pitulant-officieren en voor capitulant-onderof. Keieren zullen worden opengesteld. De leden ervan worden door de Kroon benoemd. Hct gezag, dat tot plaatsing in een bepaalde bur gerlijke rijksbetrekking bevoegd is, gaat niet tot vervulling van een bestaande vacature over, dan nadat het aan bovenbedoelde com missie 'n opgave heeft gevraagd van de naar haar oordeel vooi die vacature geschikte can. didaten. De commissie moet, tenzij de belan gen van den dienst of billijke aanspraken van derden anders beslissen, een der opgegeven eandidaten benoemen, hetgeen geschieden kan voor een proeftijd van een of twee jaar met een opzeggingstermijn van een maand. Zulk een na den proeftijd ontslagen capitulant behb'udt dan tSch nog recht op de geldelijke premie, tenzij eigen schuld of nalatigheid hem niet voor een vaste benoeming in aanmerking deden komen, Aangezien de tijd in den dienst doorgebracht niet meetelt voor het berekenen van het pensioen, worden die jaren door het rijk ingekocht bij het pensioenfonds voor bur gerlijke ambtenaren. Hoogstens de helft van dit bedrag kan, verdeeld over tien achtereenvol- gende jaren, op den belanghebbende worden verhaald. De bedoeling van dit wetsontwerp is duide- lijk. Dat er geen bezwaren aan verbonden zijn, zouden we niet durven ontkennen. D- vraag is of niet juist de staatsdienst door vele capitu lanten zal worden beschouwd als het veilige achterdeurtje, wanneer ze met behulp hunner premie zich geen plaats in de burgermaat- schappij weten te veroveren. Mocht dit het ge- val wezen, dan zou daardoor het peil van het ambtenarencorps zeker niet stijgen. En dan wordt hier geen ongrondwettige scheiding ge- maakt tusschen de sollicitanten naar bepaalde staatsbetrekkingen? Immers bij algemeenen maatregel van bestuur zullen worden vastge- steld voor welke rijksbetrekkingen deze rege- ling gelden zal. Zoodat deze betrekkingen op den duur voor geen gering deel alleen maar via den militairen dienst te bereiken zouden zijn. Vergissen we ons niet, dan zal dit wets ontwerp geen geringen strijd in de Kamers uit- lokken. hing van den geen, die din bll aan het roll en" 18 heeft gebracht? Natuurlijk niet, zal men zeg- gen; maar waar is dan de grens? Dezelfde moeilijkheid doet zich bij andere onderwerpen van het recht voor. Vooreerst bij wanprestatie ten aanzien van een verbintenis. De schulde- naar, die, anders dan door overmacht, zijn ver- plichtingen niet nakomt, moet de daardoor ontstane schade vergoeden; hier geeft de wet eenig houvast door te eischen, dat de schade een onmiddellijk en dadelijk gevolg en tevens voorzienbaar bij het aangaan der verbintenis moet zijn, Voorts is zij een der bekendste strijdvragen in het strafrecht, waar zij pleegt geillustreerd te worden met het welhaast klas- sieke voorbeeld van den struikroover, die zijn slachtoffer bewustcloos in het veld achterlaat, waar het door den bliksem getroffen wordt. Is de dader dan aansprakelijk voor den dood? Voorzoover de wet niet zelf een mazft geeft, XLIII. (Nadruk verboden). Schade het gevolg van een lastercampagne? In een proces, dat het einde is van een zeer geruchtmakende zaak, is de uitspraak van den Hoogen Raad, die in de pers reeds in het kort medegedeeld was, thans volledig gepubliceerd. Zij betreft de vordering van een houder van industrieele aandeelen ingesteld tegen een weekblad, tot vergoeding van schade door hem geleden, doordat de alarmeerende berichten in dat blad hem er toe gebracht hadden zijn aan deelen te verkoopen en wel met verlies. De rechtbank had hem in het ongelijk gesteld, doch voor d^n Hoogen Raad ging het hem be- ter en de overwegingen, waarop die beslissing steunt, zijn interessant genoeg, om er bij stil te staan. In Augustus 1925 bevatte het weekblad een open brief aan het bestuur van het betrokken industrieele concern, waarin, naar de recht bank aanneemt, verschillende onware mede- deelingen omtrent dat lichaam werden gedaan, die er op berekend waren een paniek te weeg te brengen en het publiek te bewegen op groote schaal zijn aandeelen te verkoopen Door allerlei middelen werd aan den gemaak- ten indruk kracht bijgezpt, zooals door een be- roep op den minister van justitie om in te grij- pen, door een opzienbarende publiciteit met behulp van groote advertenties in de dagbla- den en eindelijk door de belofte van nog meer- dere en uitvoeriger onthullingen. Dit had ten- gevolge, dat onmiddellijk op de effectenbeurs een groot aanbod van de aandeelen ontstond, waardoor de koers in een dag terugliep van 130 tot ongeveer 108 Toen de berichten on- juist bleken en de beloofde verdere publicaties niet verschenen, herstelde de koers zich tot 128 hetgeen, gezien de overige omstandig- heden, de juiste waarde weergaf bij het begin der historie. Aldus was, door wie verkocht had, een verlies geleden van 20 of 200 per aandeel. In begrijpelijke verontwaardiging kwam een der aandeelhouders er toe de ver- antwoordelijke persoon aan te spreken. Een ieder zal geneigd zijn die houding te billijken, maar het was de vraag of ons wetboek deze vordering toelaat. De rechtbank antwoordde ontkennend. Zij overwoog, dat er voor de aan- deelhouder geen noodzaak bestond om de stukken te verkoopen, en aldus het door de koersdaling tot nog toe slechts op papier ge leden verlies te realiseeren. Als hij geduld had gehad, zou alles terecht gekomen zijn en aldus beschouwd was zijn haastige daad het gevolg van eigen verkeerd inzicht omtrent het ver- loop van den koers. Het door de wet geeischte noodzakelijk verband tusschen de onware me- dedeelingen van het blad en het door den eischer geleden verlies ontbrak dus. Het burgerlijk wetboek verlangt n.l., gelijk vanzelf spreekt, dat de geleden schade ook werkelijk het gevolg is vjn de begane onregel- matigheid; anders heeft immers de dader er niets mee te maken. Maar de wet zegt er niet bij hoe nauw de band tusschen schade en daad moet zijn. Gesteld, dat in het onderwerpelijke geval het geleden verlies de financieele positie van den aandeelhouder zoodanig had geschokt, dat hij zijn schuldeischers niet had kunnen be- vredigen, dan is ook het door hen geleden ver lies een gevolg van de onrechtmatigheid en zoo kan men de keten zich tot in het oneindige zien uitstrekken: het eene gevolg brengt weer het andere mee. Is dat nu allemaal voor reke- bedient men zich tegenwoordig gaarne van de -nog kon nmcrViriivinrf flat pp.fl llSndplind filfichts dafl /\n1 ftfl. omschrijving, dat een handeling slechts dan als oorzaak van een gevolg mag gelden, indien naar de algemeene regelen der menschelijke ervaring met de mogelijkheid moet worden ge- rekend, dat uit die handeling dat gevolg zich zou ontwikkelen, of ook wel, dat men aanspra kelijk is voor een gevolg van zijn handelingen, wanneer dat gevolg naar de overtuiging van een normaal serieus mensch met waarschijn- lijkheid te verwachten was. Of de mogelijkheid in de eerste formule, de waarschijnlijkheid in de tweede, bestaat, is een vraag, die in elk ge val afzonderlijk beoordeeld moet worden, en waarbij veel aan het inzicht van den rechter overgelaten blijft. De Hooge Raad, die reeds vroeger toonde op het gebied der onrechtmatige daad een ruim standpunt in te nemen, heeft dat ook nu ge daan en met toepassing van de tweede formule overwogen, dat de schade door den verkooper der aandeelen het rechtstreeks en onmiddellijk gevolg was van de handeling, welke de tijdelij- ke daling in het leven riep, niet alleen dan, wanneer de verkoop noodzakelijk was, maar tevens wanneer de verkoop, ofschoon vrijwillig geschied, het redelijker wijze te verwachten gevolg was van de gepleegde handeling. Het vonnis der rechtbank werd dus vernie- tigd en de zaak teruggewezen om verder te worden berecht, een beslissing, die men onver- deeld kan toejuichen. 3. 4. 6. abed iTS C (1 (7) u Wl Vl^ Iiig Vii VI" w 7 J

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1927 | | pagina 5