Alkmaarsche Gourant
Schaakrubriek.
x
Damrabriek.
JULIL.
''9k WkJAJHL?
6 m
m m w.
m
m m
Pi
"Mm
Onrechtmatig bezit,
m m
a
|p H B B
wr.-m
m:
I Mr
FEUILLETON.
111'
141 1927
Men) negen en twiniigsti Jaargang,
Katerda^ 18 Jiini.
Uit ©nze Staatsmachine.
Van Recht en Onrecht.
Naar het Engelsch van Dorothea Gerard.
Door Mr. G. Keller.
SO)
„Om welke reden?"
„Gebruikmaking van valsche stukken. Wij
hebben reden om aan te nemen, dat uw naam
diet Mlodinski is."
Hij wees nret een gebaar naar de tafel,
•velke, naar Tadeusz thans bij het licht van de
tantaarn bedekt zag met papieren, die blijk-
baar gehaald waren uit den geopenden lesse
naar, die er dichtbij stond. Hij begreep on
middellijk den toestand. Tadeusz haalde zijn
schouders op met een plotseling gevoel van
onevrschilligheid
„Waarom niet?"
Ja, waarom eigenlijk niet? In ieder geval
was dit een antwoord op de vraag die hem
voortdurend kwelde.
Het eerstvolgende waren de vier muren van
een gevangeniscel.
HOOFDSTUK TWEE.
Een over plaatsing.
Terwijl hij zijn oogen liet gaan over het
blad papier, dat hij in zijn land hield, was
het leerachtige gelaat van Marcin Klobinski
nog een beetje taniger geworden dan gewoon-
lijk, hoewel zijn kleine oogen vonken schoten.
Zijn overplaatsing naar Warschau! Een
groote eer ongetwijfeld, maar niet zonder ge-
vaar, wanneer men bedacht, dat de commis
saris van politie, wiens plaats hem gelast
19.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
fd2
h3
Lg4
L15
h4
Lbl
Dd3
La2t
26. Dc3+
Na 26.
L'f6 enz.
Na 27.
h6
Om na g4 den L. op den di?.-
gonaal te houden en mei
g4 en g5 aan te vallen.
16
Te7
Kf7.
f6
h5
f5
Kg7 Wit's figuren hebben veel
ruimte en zwart staat
daardoor zeer gedruit.
Zwart geeft op.
Kh7 volgt 27. Lg5 Tg7 28.
Te4 28. D16.
Na 27. Te5 28. Dc4 enz.
Zoo ziet men, dat alles een gevolg is van
Zwarts benauwdheid om c5 te nemen toen't
Oplossing eindspel 175 1Dh2f 2.
Kh2 Th'5+ 3. Kg3 Th3f 4. Kf4 Le3 mat.
Goede oplossing ontvangen van den heer
D. de Boer te Alkmaar.
Eindspel 176.
Studie Rinck.
i wmwm.
wis
es sJfH mm.
mmvimml
Ingevclge onze belofte geven we hier de
geanalyseerde partij, die we in onze rubriek
van de vorige week plaatsten.
Wit: Rubinstein. Zw.Dariuszewski.
Budapester tegengambiet van de d4
opening.
1.
2.
d4
c4.
4.
5.
5.
de5
Lf4
Pd2
Pf3
7.
8.
9.
10.
10.
a3
Dd2
Pe5
c5!
werd over te nemen, onlangs door een goedge-
mikte bom uiteen was gescheurd. Een gevaar-
lijk baantje dus, al bood het dan ook schitte-
rende vooruitzichten. Vandaar dan ook de ge-
mengde gevoelens, waarmee hij het gewichti-
ge papier doorkeek, van daar ook bet verschil
tusschen zijn gelaatskleur en zijn blikken. Zijn
eerzucht juichte, terwijl zijn lichaam bij de
lezing rilde. Want de Pool is, als hij geen
held is, zeer sterk geneigd om een lafaard te
zijn.
En bovendien, ongerekend het gevaar, leg-
de ook de overweging, dat scheiding het ge
volg er van zou zijn, gewicht in de schaal. Er
waren vele maanden verloopen sedert hij de
vrijiheid had genomen den drempel van Lu-
bynia te overschrijden. Maar eerst onlangs
had hij, stoutmoedig geworden door de ge-
dachte aan de macht, waarover hij beschikte,
zich in de tegenwoordigbaid van Katya ge-
waagd en haar zijn liefde verklaard, waarna
hij na een kort doch stormachtig tooneel het
huis was uitgezet en hij stoutweg was getart
te dcen wat hem lustte!
„Ja, ik weet zeer goed wat een valsch pas-
poort wil zeggen," had zij hem geantwoord
op de bedekte bedreigingen, welke hij op zijn
beleefdls-te manier had doen hooren. „Verklap
mij, als ge daar neiging toe gevoelt. Maar
laat ik beginnen met u te verklaren, dat ik veel
liever de rest van mijn leven in Siberie door-
breng of in den diepsten kerker van Rusland,
dan aan de zijde van een man, dien ik uit het
diepst van mijn hart veracht."
En toen had zij om Timosh gebeld, op
wiens komst Klobinski het niet geraden had
geacht te wachten.
Hij vertrok met woede in het hart, maar
ook met nog heftger oplaaiende liefde. Tot
11. e3
12.
13.
14.
15.
16.
17.
17.
Tel.
Le2
0—0
cb6
Dc3
Tfdl
Pf6
e5
Pg4.
(4. Dd4 geeft met want dan
volgt h5 5. Lf4. Pc6 6.
De3 De7 enz.)
Lb4.
(Na 5. Pc3 volgt Pc6 6. Pf3
De7 en wit staat slechter).
Pc6
De7 Ook 6. -.f6 is goed
b.v. 7. ef6 Df6 8. Lc7 Db2
of 616 7. e6 de6 8.
h3 e5!
Lb2
Pge5
Pe5
Een zeer sterke zet, als zwart
niet neemt.
0—0 Na 10d6 volgt
11. cd6 Dd6, 12. Dc3 f6
13. Tdl De7. 14. Le5 fe5
15. Td5. Le6 16. Td5 0—0
0 en zwart heeft nog
Ja 10b6 volgt 11.
Dd5 Pc6 12. Lc7 Dc5 13
Dc5 bc5 Tel en wit wint
den pion c5.
Zwart had evenwel beter
kunnen spelen 10.
Dc5b.v, 10Dc5
11. Tel Dd6 12. Dc3 (Na
12. Dd6 cd6 13. e3 Ke7.
is zwart uit de „nesten".)
12Pd3f 13. ed3
Df4 14. Dc7 Dc7 15. Tc7.
b6 16. d4 Kd8 enz.; de
spelen staan gelijk.
Tfe8.? Beter Td8 om d!6 te
spelen.
a5 om b4 te verhinderen.
Die
b6
Db6
Pc6
Van nu af wordt Zwarts spel
hoe langer hoe slechter.
Tb8
Wit "wint in 7 zetten.
Oplossing Probleem No. 151 van J. W.
Abboth. (ill. Lond. News)
Wit: Kel Db5 Tfl Pa4 en c6 Lgl pi f6.
Zwart: Ke4 Pc4 Le6 pi f7.
1 Lc5. Kd4 2. Pc3 mat.
1. Ld5 2. Dbl mat.
1. L. anders 2. Dc4 mat.
1. P oo 2. Pc3 mat.
De sleutelzet is een mooie tempo-zet: Op
f2 interpereert hij. den toren, op b6 wordt hij
genomen en op a7 geinterfereerd door het
Zwarte paard!
Goede oplossingen ontvangen van den
heer D. de Boer te Alkmaar.
Probleem No. 153 van P. H. Williams.
Morn. Post 1918
Zwart (7)
liet peil van dezen ttjd En de heer "Damme tt
in zijn bewerking uitstekend geslaagd 't Is
eigenlijk een geheel ander bockje geworden,
dat door zijn vele interessante hoofdstukken,
als: wat is de goede zet? de aanvangszetten,
de opsluiting van linker- en rechtervleug-1,
de hekstelling en de klaverbladstand den
damspeler zeker zal boejen. Het mooie ge-
deelte bevattende vele leerzame combinaties,
is ten zeerste de aandacht waard.
Met belangstelling wordt de bewerking
van het groote boek van de Haas en Balte-
feld: „Het Damspel" tegemoet gezien.
„Voor het Dambord"' zal echter voor velen
een uitstekende handleiding zijn.
Combinatie.
Het volgende voorbeeld is uit het nieuwe
boekje.
Zw. 13 sch. op: 7/10, 13/16, 19, 20, 23,
24, 26.
W. 13 sch. op: 25, 27, 28, 30, 32, 35, 38,
40, 43, 44, 45, 47, 48.
Wit speelde 38—33. Zwart wilde graag
uit de opsluiting komen en liet direct volger
24—29 en 20 29. Maar het oogenblik wa?
niet gunstig gekozen want er volgde:
1. 25—20 1. 14:34
2. 35—30 2. 34 25
3. 27—21 3. 16 49
4 48—42 4. 23 32
5 40—35 5. 49 40
6. 45 1!
Eindstelling.
'MB. I
I WmMm.
v//m.
lib mm'm
i
MWtm
WM, WB
a
w/mw
Wm-WA
MB
i im..
fm,Wb, wa
Wit
Mat in twee zetten.
g- n
In onze vorige rubriek gaven wij ter oplos
sing een aardig-eenvoudig eindspel van L.
Barteling, als probleem no. 968.
Stand.
Zw. schijf op 45, dam op 22.
W. twee schijven op 44 en 49, dam op 48.
Oplossing.
1. 48—34 1. 22:50
2. 34— 1 2. 50—28
3. 49—44 3. 28 50
4. 16 en wint.
Nieuwe IJ it gave.
Een van de aardigste en handigste dam-
werkjes is altijd geweest: Voor het dambord
met J. de Haas en Ph.,L. Baltefeld.
Bij de firma van Goor te Gouda heeft van
dit goede studieboek een 2e geheel herziene en
gewijzigde druk het licht gezien. Deze nieuwe
uitgave is bewerkt door den bekenden Am-
sterdamschen speler A. K. W. Damme De
jaren hebben veel veranderd, het practische
spel onderging een hervorming, de theorie
verwierp oude spelgangen en voerde nieuwe
in. Daarom moest de tweede druk staan op
ondankshaar grievende woorden nog niet alle
hoop had opgegeven. Met de wetenschap, wel
ke hij bezat, moest de gunstige gelegenheid
zich ten slotte toch voordoen. Daarom bleef
hij een afwachtende houding aannemen. En
'intusschen waren de vluchtige oogenblikken,
dat hij haar in het openbaar kon opmerken,
kruimpjes van geluk, waarop hij mocht teren.
Zijn overplaatsing naar Warschau zou hem
daarvan berooven, terwijl hij bovendien haar'
gangen niet langer kon nagaan. Hij had ge-
hoopt geduld te kunen blijven oefenen, maar
het noodlot dwong hem tot handelen. Het
leek hem namelijk onmogelijk de stad te ver
laten zonder ten minste nog een poging ge
daan te hebben om zijn hoogste wenschen ver
wezenlijkt te zien.
Op Lubynia werd hem de deur geopend niet
door Timosh maar door een dier oude vrou-
wen die zulk een eigenaardig contrast vorm-
den met het jeugdige karakter van het buiten-
verblijf. De genadige meesteres was niet
thuis, verklaarde zij, den bezoeker wantrou-
wend door een reet van dte deur aankijkend.
Was zij' dan uit rijden of gaan wandelen?
Misschien roeide zij wel op het meer? Neen,
dat was ook niet het geval.
„Waar is zij dan? vroeg Klobinski nijdig
„Kan je je mond niet wat wijder openzetten
evenals de deur? Waar is zij, oude heks?"
„Te Warschau, denk ik, ze is ten minste
daarheen vertrokekn."
„Warschau? Wat heeft zij daar te maken?"
„Weet ik dat?"
„Je liegt!" zei Klobinski vertoomd. Nog
gistermorgen heb ik haar door de stad zien
rijden."
Zwart schijf op 37.
W. twee schijven op 19 en 29, dam op 16.
De winst voor wit is niet moeilijk, als hij
maar weet, hoe dergelijke standen behandeld
moeten worden.
Hij speelt 16—38. Zwart dwingende tot
3741. Nu speelt wit ziju dam weer terug
naar 16. Gaat zwart nu naar 42 dan volgt
16—2 en op 41—46 volgt 29—23, waarr-
zwart bij den volgenden zet door 16
zijn cfcm verliest.
Ter oplossing voor deze week.
Probleem 969 van G. Defoy te Amiens.
ml
WB
m
Ws m m.
„Nadat de genadige vrouw met de post uit
de stad was teruggekeerd1, heeft zij laten pak-
ken."
„Een plotseling opgekomen plan dus?'
„Weet ik het?"
„En Malania Petrowna?"
„Is natuurlijk met de genadige vrouw mee-
gegaan."
„En haar adres te Warschau?"
„Weet ik het?"
Klobinski beet in ernstig nadenken op zijn
onderlip.
„Roep Timosh hier. Hij1 heeft misschien
het adres."
„Timosh is met de genadige vrouw mede-
gegaan."
„Timosh meegegaan naar Warschau?"
Klobinski keek haar met stomme verbazing
aan. Die laatste mededeeling maakte dieper
indruk op hem dan al het andere. Zoolang hij
Lubynia kende, had hij het landgoed nooit
zonder Timosh geweten. Het moest dus wel
een zeer dringende reden zijn geweest om
Katya er toe te brengen het landgoed te be
rooven van zijn trouwen waakhond. En dan
die wonderlijke, onbegrijpelijke haast! Hij
stond nog over het raadsel na' te denken, lang
nadat de oude vrouw de deur voor zijn neus
had dicht geworpen.
Enkele dagen later kreeg hij' de verklarmg
Tusschen de witgekalkte muren van zijn
nieuwe bureau werd hem de zaak duidelijk,
terwijl hij zich inspande om den achterstand
van werk in te halen, welke de moord op zijn
ambtgenoot had veroorzaakt Onder de onaf-
gedane stukken was een berg papieren, waar-
tussdhen ondter meer ook de lijsten waren van
onlangs aangehouden personen, en van een
dier lijsten sprong als het ware de meest ge-
Zw. 12 sch. op: 6, 10, 11, 13, 14, 18, 19,
24, 25, 26, 27,, 31.
W. 12 sch. op: 17, 28, 30, 34, 35, 36, 38,
39, 41, 44, 47, 49.
In onze volgende rubriek geven wij de op
lossing.
hate naam hem in het oog.
„Swigello, Tadeusz, graaf, zich noemend
Jan Mlodniski, van beroep ingenieur. Wegens
het gebruiken van valsche papieren."
En met potlood was er bijgeschreven „Pa-
wiak". wat de naam was van de gevan genii,
waar de personen doorgaans werden opgeslc-
ten, wier zaak nog niet nader v/as onder-
zocht.
Het bloed steeg den commissaris van poll-
tie naar het hoofd, zoodat hij een oogenblik
bepaald een kleur had. De Pawiak had stevi-
ge grendels, dat was dus in orde. Maar er
waren andere overwegingen, welke zijn hoofd
vervulden. De twee weken, welke verloopen
waren tusschen de aanhouding en het plotse-
linge vertrek uit Lybynia schenen een ycl-
doend tijdsverloop toe, waarin het bericht
Katya had kunnen bereiken langs een of an
der onbekend kanaal, dat hem verder niet
schelen kon.
De ongewone bios van den commissaris
had voor doodsbleekheid plaats gemaakt. Zij
hield dus toch nog van hem! Het was niet en-
kel uit eigenbelang, dat zij zich tot hem aan-
terughouden -
Zij was een echte Russia, zoodat het haar met
aan connecties zou ontbreken, van welker in-
vloed zij gebruik zou kunnen maken. Reed*
de naam alleen van haar grootvader, welkt
herinnerde aan de bloedige dagen van 1863,
was reeds voldoende paspoort om haar toe-
gang te verschaffen tot de hoogstgeplaatsten.
(Wordt vervolgd).
Ontwerp Capitulantenwct,
Volgens de Memorie van Toelichting op het
ingediende ontwerp-Capitulantenwet is de be-
doelicg dezer wet om een gedeelte van het la-
gere officiers- en onderofficierskader der vre-
desorganisatie van het leger te vervangen
door verlofspersoneel, dat zich vrijwillig ver-
bindt om gedurende een aantal jaren in werke-
lijken dienst te komen of te blijven. Deze wij-
■iging van den bestaanden toestand biedt het
belangrijke voordeel, dat de salarislast, waar-
mede thans de begrooting van Oorlog in hooge
mate wordt bezwaard, aanzienlijk vermindert,
aangezien de jaarwedde aan de tijdelijk in
werkelijken dienst tredenden toe te kennen
'uit den aard der zaak belangrijk lager zal zijn
dan het gemiddelde van de jaarwedden van
het beroepspersoneel der overeenkomende
rangen.
Evenals de salarislast zal met het vermmde-
ren van het aantal beroepskaderleden ook de
pensioenlast geleidelijk afnemen, alhoewel
daartegenover staat, dat voor degenen, die in
een burgerlijke betrekking overgaan, een in-
koopsom in het algemeen burgerlijk pensioen-
fonds zal gestort moeten worden.
Als tweede groote voordeel schetst de M. v.
J., dat voor het oorlogsieger beschikt zal kun-
nen worden over zeer veel dienstplichtige- en
reserve-officieren en -onderofficieren, die ge-
ruimen tijd in werkelijken dienst geweest zijn,
zoodat hun militaire waarde zeer toegenomen
li
Een derde voordeel is, dat uit de capitulari-
ten zonder een kostbare speciale opleiding ge-
recruteerd kunnen wordon zeer bruikbare
elementen voor het beroeps-onderofficiers- en
(ofschoon in beperkte mate) voor het offi-
cierskader.
Deze laatste groep ziet haar promotiekans
zeer vergroot, daar de hoogcre militaire rangen
bezet zullen moeten blijven door beroepsmili-
tairen. Nadeelen voor de opleiding der dienst-
plichtigen behoeven niet gevreesd te worden,
aangezien 't in dienst nemen der capitulanten
slechts zeer geleidelijk zal geschieden, terwijl
het geheele aantal capitulanten zal worden be-
paald door de belangen van dien dienst, Waar
een betrekkelijk lange verbintenis gevraagd
zal worden, ligt het voor de hand, dat de capi
tulanten gaandeweg ook goede instructeurs
worden zullen.
Om nu echter het dienstnemen als capitulant
aan te moedigen zal aan hen de verzekering
gegeven moeten worden, dat zij aan het einde
van den tijd, waarvoor zij zich verbinden, een
geldelijke premie zullen ontvangen, tenzij zij
met hun instemming in een burgerlijke betrek
king geplaatst kunnen worden, dan wel over
gaan naar het beroepskader.
Wie kunnen capitulanten worden? In artikel
1 worden zij genoemd. Het zijn de dienst- en
reserveplichtigen, welke bij de opleiding tot
officier den rang van vaandrig (kornet) of van
tweeden-luitenant hebben bereikt, dan wel bij
de opleiding tot onderofficier dien van sergeant
(wachtmeester). Zij moeten zich verbinden om
gedurende zes jaren of zooveel korter als de
Minister bepalen zal, vrijwillig in werkelijken
dienst op te^komen of te blijven. Na afloop van
dien termijn hebben zij recht op een geldelijke
premie, waarvan het bedrag door de Kroon
wordt bepaald. Wanneer ze overgaan voor om
bepaalden tijd tot het militaire beroepsperso
neel vervalt dit recht, evenals wanneer de be.
langhebbende door bemiddeling van een daar
voor in het leven te roepen commissie worden
geplaatst in een burgerlijke betrekking van het
rijk als ambtenaar in den zin der Pensioenwet
1922. De samenstelling en de bevoegdheden
dezer commissie zullen eventucel worden vast
gesteld bij algemeene maatregelen van be
stuur, evenals de betrekkingen, welke voor ca
pitulant-officieren en voor capitulant-onderof.
Keieren zullen worden opengesteld. De leden
ervan worden door de Kroon benoemd. Hct
gezag, dat tot plaatsing in een bepaalde bur
gerlijke rijksbetrekking bevoegd is, gaat niet
tot vervulling van een bestaande vacature
over, dan nadat het aan bovenbedoelde com
missie 'n opgave heeft gevraagd van de naar
haar oordeel vooi die vacature geschikte can.
didaten. De commissie moet, tenzij de belan
gen van den dienst of billijke aanspraken van
derden anders beslissen, een der opgegeven
eandidaten benoemen, hetgeen geschieden
kan voor een proeftijd van een of twee jaar
met een opzeggingstermijn van een maand.
Zulk een na den proeftijd ontslagen capitulant
behb'udt dan tSch nog recht op de geldelijke
premie, tenzij eigen schuld of nalatigheid hem
niet voor een vaste benoeming in aanmerking
deden komen, Aangezien de tijd in den dienst
doorgebracht niet meetelt voor het berekenen
van het pensioen, worden die jaren door het
rijk ingekocht bij het pensioenfonds voor bur
gerlijke ambtenaren. Hoogstens de helft van dit
bedrag kan, verdeeld over tien achtereenvol-
gende jaren, op den belanghebbende worden
verhaald.
De bedoeling van dit wetsontwerp is duide-
lijk. Dat er geen bezwaren aan verbonden zijn,
zouden we niet durven ontkennen. D- vraag is
of niet juist de staatsdienst door vele capitu
lanten zal worden beschouwd als het veilige
achterdeurtje, wanneer ze met behulp hunner
premie zich geen plaats in de burgermaat-
schappij weten te veroveren. Mocht dit het ge-
val wezen, dan zou daardoor het peil van het
ambtenarencorps zeker niet stijgen. En dan
wordt hier geen ongrondwettige scheiding ge-
maakt tusschen de sollicitanten naar bepaalde
staatsbetrekkingen? Immers bij algemeenen
maatregel van bestuur zullen worden vastge-
steld voor welke rijksbetrekkingen deze rege-
ling gelden zal. Zoodat deze betrekkingen op
den duur voor geen gering deel alleen maar
via den militairen dienst te bereiken zouden
zijn. Vergissen we ons niet, dan zal dit wets
ontwerp geen geringen strijd in de Kamers uit-
lokken.
hing van den geen, die din bll aan het roll en" 18
heeft gebracht? Natuurlijk niet, zal men zeg-
gen; maar waar is dan de grens? Dezelfde
moeilijkheid doet zich bij andere onderwerpen
van het recht voor. Vooreerst bij wanprestatie
ten aanzien van een verbintenis. De schulde-
naar, die, anders dan door overmacht, zijn ver-
plichtingen niet nakomt, moet de daardoor
ontstane schade vergoeden; hier geeft de wet
eenig houvast door te eischen, dat de schade
een onmiddellijk en dadelijk gevolg en tevens
voorzienbaar bij het aangaan der verbintenis
moet zijn, Voorts is zij een der bekendste
strijdvragen in het strafrecht, waar zij pleegt
geillustreerd te worden met het welhaast klas-
sieke voorbeeld van den struikroover, die zijn
slachtoffer bewustcloos in het veld achterlaat,
waar het door den bliksem getroffen wordt. Is
de dader dan aansprakelijk voor den dood?
Voorzoover de wet niet zelf een mazft geeft,
XLIII.
(Nadruk verboden).
Schade het gevolg van een lastercampagne?
In een proces, dat het einde is van een zeer
geruchtmakende zaak, is de uitspraak van den
Hoogen Raad, die in de pers reeds in het kort
medegedeeld was, thans volledig gepubliceerd.
Zij betreft de vordering van een houder van
industrieele aandeelen ingesteld tegen een
weekblad, tot vergoeding van schade door hem
geleden, doordat de alarmeerende berichten in
dat blad hem er toe gebracht hadden zijn aan
deelen te verkoopen en wel met verlies. De
rechtbank had hem in het ongelijk gesteld,
doch voor d^n Hoogen Raad ging het hem be-
ter en de overwegingen, waarop die beslissing
steunt, zijn interessant genoeg, om er bij stil te
staan.
In Augustus 1925 bevatte het weekblad een
open brief aan het bestuur van het betrokken
industrieele concern, waarin, naar de recht
bank aanneemt, verschillende onware mede-
deelingen omtrent dat lichaam werden gedaan,
die er op berekend waren een paniek te weeg
te brengen en het publiek te bewegen op
groote schaal zijn aandeelen te verkoopen
Door allerlei middelen werd aan den gemaak-
ten indruk kracht bijgezpt, zooals door een be-
roep op den minister van justitie om in te grij-
pen, door een opzienbarende publiciteit met
behulp van groote advertenties in de dagbla-
den en eindelijk door de belofte van nog meer-
dere en uitvoeriger onthullingen. Dit had ten-
gevolge, dat onmiddellijk op de effectenbeurs
een groot aanbod van de aandeelen ontstond,
waardoor de koers in een dag terugliep van 130
tot ongeveer 108 Toen de berichten on-
juist bleken en de beloofde verdere publicaties
niet verschenen, herstelde de koers zich tot
128 hetgeen, gezien de overige omstandig-
heden, de juiste waarde weergaf bij het begin
der historie. Aldus was, door wie verkocht
had, een verlies geleden van 20 of 200 per
aandeel. In begrijpelijke verontwaardiging
kwam een der aandeelhouders er toe de ver-
antwoordelijke persoon aan te spreken. Een
ieder zal geneigd zijn die houding te billijken,
maar het was de vraag of ons wetboek deze
vordering toelaat. De rechtbank antwoordde
ontkennend. Zij overwoog, dat er voor de aan-
deelhouder geen noodzaak bestond om de
stukken te verkoopen, en aldus het door de
koersdaling tot nog toe slechts op papier ge
leden verlies te realiseeren. Als hij geduld had
gehad, zou alles terecht gekomen zijn en aldus
beschouwd was zijn haastige daad het gevolg
van eigen verkeerd inzicht omtrent het ver-
loop van den koers. Het door de wet geeischte
noodzakelijk verband tusschen de onware me-
dedeelingen van het blad en het door den
eischer geleden verlies ontbrak dus.
Het burgerlijk wetboek verlangt n.l., gelijk
vanzelf spreekt, dat de geleden schade ook
werkelijk het gevolg is vjn de begane onregel-
matigheid; anders heeft immers de dader er
niets mee te maken. Maar de wet zegt er niet
bij hoe nauw de band tusschen schade en daad
moet zijn. Gesteld, dat in het onderwerpelijke
geval het geleden verlies de financieele positie
van den aandeelhouder zoodanig had geschokt,
dat hij zijn schuldeischers niet had kunnen be-
vredigen, dan is ook het door hen geleden ver
lies een gevolg van de onrechtmatigheid en
zoo kan men de keten zich tot in het oneindige
zien uitstrekken: het eene gevolg brengt weer
het andere mee. Is dat nu allemaal voor reke-
bedient men zich tegenwoordig gaarne van de -nog kon
nmcrViriivinrf flat pp.fl llSndplind filfichts dafl /\n1 ftfl.
omschrijving, dat een handeling slechts dan
als oorzaak van een gevolg mag gelden, indien
naar de algemeene regelen der menschelijke
ervaring met de mogelijkheid moet worden ge-
rekend, dat uit die handeling dat gevolg zich
zou ontwikkelen, of ook wel, dat men aanspra
kelijk is voor een gevolg van zijn handelingen,
wanneer dat gevolg naar de overtuiging van
een normaal serieus mensch met waarschijn-
lijkheid te verwachten was. Of de mogelijkheid
in de eerste formule, de waarschijnlijkheid in
de tweede, bestaat, is een vraag, die in elk ge
val afzonderlijk beoordeeld moet worden, en
waarbij veel aan het inzicht van den rechter
overgelaten blijft.
De Hooge Raad, die reeds vroeger toonde op
het gebied der onrechtmatige daad een ruim
standpunt in te nemen, heeft dat ook nu ge
daan en met toepassing van de tweede formule
overwogen, dat de schade door den verkooper
der aandeelen het rechtstreeks en onmiddellijk
gevolg was van de handeling, welke de tijdelij-
ke daling in het leven riep, niet alleen dan,
wanneer de verkoop noodzakelijk was, maar
tevens wanneer de verkoop, ofschoon vrijwillig
geschied, het redelijker wijze te verwachten
gevolg was van de gepleegde handeling.
Het vonnis der rechtbank werd dus vernie-
tigd en de zaak teruggewezen om verder te
worden berecht, een beslissing, die men onver-
deeld kan toejuichen.
3.
4.
6.
abed
iTS
C (1
(7)
u Wl Vl^ Iiig Vii VI" w 7 J