Alkmaarsche Courant
mm
Bamrnbriefc.
mMmm
1
a m
w
Schaakrabriek.
feuiiletonT"
I
Onrechtmatig bezit,
w
It 9 H
w/i m m
I mm m.
m m mm
Wk to Wm
m i
fo. 153. 1927
Handsrd Negen 8n iwinngsie iaargang.
Xaterdasr 2 Jiili.
Uit enze Staatsmachine.
DE ST A AT EN DE LUCHTVAART.
De luchtvaart staat in het teeken der alge
meene belangstelling, welke door de mislukte
Eoging van Nungesser en Colli en de geluk-1
ige vluchten van Lindbergh en Chamberlin
zeer toegenomen is. Verder vermel den de
couranten nog verschillende plannen en zijn
de berichten, terwijl we dit schrijven, aan-
gaande de eerste passagiersvlucht van Am
sterdam naar Indie gunstig. Wij meenen dus
aansluiting te hebben met de algemeene be
langstelling, wanneer we hier een en ander
mededeelen omtrent het bij de Tweede Kamer
ingediende „Ontwerp van wet tot bevorde-
ring van het onderhouden van luchtdiensten
tusschen Nederland en het buitenland door
de Koninklijke Luchtvaart-Maatschappij
voor Nederland en de Kolonien", gelijk de
lange titel van dit wetsontwerp luidt.
H£t eigenlijke wetsontwerp heeft maar twee
artikelen. Het eerste bevat de bekrachtiging
van de overeenkomst, door den Minister van
Waterstaat, daartoe door de Koningin ge-
machtigd, begin Juni 1927 aangegaan met
de K. L. M. Deze overeenkomst is natuurlijk
de hoofdschotel. Het tweede artikel stelt voor
om den Staat tot een bedrag van vijfhonderd
duizend gulden deel te doen nemen in het
kapitaal der K.L.M.
Uit de Memorie van Toelichting blijkt, dat
sedert 1920 de Staat de K.L.M. in toene-
inende mate heeft gesteund door een telkens
verhoogd renteloos voorschot. Einde 1926
liep deze steun af. Onderhandelingen over
nieuwen steun kregen niet aanstonds haar
beslag; voorloopig werd over het eerste half-
jaar 1927 300.000 toegekend. De voorloo-
pige steun wordt nu omgezet in een vaste en
wel in den vorm als boven werd aangegeven.
De vraag of deze steun gewettigd is, moet
zeker bevestigend worden beantwoord. Steeds
meer teekent de plaats, welke het burgerlijk
luchtverkeer als onderdeel van het groote
verkeer gaat innemen, zich af; steeds duide-
lijker maakt de beteekenis van dat luchtver
keer, inzonderheid voor ons land met zijn
uitgebreiden handel, met zijn uitgestrekte op
grooten afstand van het moederland gelegen
overzeesche gewesten zich kenbaar. Ook an-
dere landen bereiden luchtverbindingen met
hun kolonien voor. Engeland met Britsch-In-
die, Australie en Zuid-Afrika, Belgie onder-
houdt luchtverkeer met den Congo; Frank-
rijk met Algiers, Duitschland had, nu het
weer een veer van den mond kan blazen, in
1926 reeds 53 lijnen, terwijl een zevental on-
dernemingen diensten op of over dit land
onderhielden. Nam zoo de uitbreiding boven
verwachting toe, beneden verwachting bleef
de rentabiliteit, waardoor niet alleen de
K.L.M. op overheidssteun is aangewezen.
Wel wordt de exploitatie van het luchtver
keer van jaar tot jaar economischer, maar
het tempo, waarin dit geschiedt, is langza-
mer dan verwacht werd. Uit cijfers volgt dat;
De posten per ton-K.M. daalaen van 4.74
in 1922 op 1.35 in 1926. Maar de uitgaven
worden niet door de inkomsten gedekt, zoo-
dat gestreefd moet worden naar tweeerlei:
de kosten moeten lager worden en de in
komsten, welke afhangen van het gebruikte
laadvermogen en van de vrachtprijzen, moe
ten stijgen. Nu raamt de maatschappij op
grond van haar ervaring en de vooruitzich-
ten inzake de economie van het bedrijf, dat
over zes jaar bij een stijging van het gebruik
tot 4.320.000 ton-K.M. de kosten zullen da-
len tot 0.677 per ton-K.M. Met een steun
van het Rijk gedurende dien tijd zou dus de
K.L.M. tegen dien tijd een rendabel bedrijf
krijgen. Dat deze steun ook in het belang van
het land is, betwijfelt de M. v. T. niet. Het
subsidie daalt in die jaren geleidelijk, omdat
voor de eerste jaren grootere verliezen wor
den verwacht mede in verband met de nood-
zakelijkheid om reeds dadelijk het bedrijf tot
verdere ontplooiing te brengen. Het Rijk
verbindt zich nog 500 nieuwe aandeelen van
f 1000 te nemen, waartegenover de maat
schappij zich verplicht haar aandeelenkapi-
taal binnen een bepaalden termijn met
f 500.000 uit te breiden. Wordt aan deze
verplichting niet voldaan, dan komt de over
eenkomst te vervallen.
De invloed, welke bij de overeenkomst ten
behoeve van het Rijk is verzekerd, is belang-
rijk grooter dan die, welke volgens het be-
staande contract aan het Rijk is toegekend.
Naar het Engelsch van Dorothea Gerard.
Door Mr. G Keller.
62)
De nachtportier was op zijn post en blijk-
baar op den uitkijk. „Er zit een heer hier te
wachten, die de genadige dame wil spreken,"
deelde hij haar mede, zoodra zij, na van haar
metgezellen afscheid te hebben genomen, de
deur binnenkwam, terwijl hij haar met een
nieuwsgierigen blik, dien zij nog nooit van
'hem had opgemerkt, aankeek.
„Op dit uur? Wel, het is bijna twee uur!
Heeft hij zijn naam genoemd?"
„Neen, maar hij is hier a! eenige uren.
„Toch niet in mijn apartementen?"
„In het restaurant; het zijn dringende za-
ken, zegt hij."
„De advocaat!" dacht Katya ineens met
een plotselinge herieving van haar hoop en
haar geestkracht. „Wie anders zou het kun
nen zijn? Misschien is er toch nog een kans
buiten dat dolzinnige plan!"
„Ja, ik ga naar hem toe," zeide zij opge-
wekt, en zonder verder iets te vragen volgde
zij den portier naar de eetzaal, waar men
een der electrische lampen had laten bran-
den ten dienste van den laten gast. Vlak
daaronder zat hij met een glas en een aan-
tal flesschen voor zich, het gelaat naar de
deur gekeerd, de ellebogen op tafel en de
rang en steunend met zijn gebalde vuisten.
Katya ging zoo snel op hem af en haar
»ogen waren nog zoo zeer aan het duister
van buiten gewend, dat zij reeds in het mid
den van de zaal was, toen zij zag, dat hij in
VoTfens aiTTkei io zullen tnans twee ieden
van den Raad van Bestuur van de maat
schappij worden benoemd uit eene bindende,
door den Minister van Waterstaat opge-
maakte voordracht, terwijl de benoeming van
de drie overige leden zal geschieden uit eene
naar genoegen van den Minister van Water
staat opgemaakte voordracht. Daartegen-
over vloeit uit de nieuwe overeenkomst voor
de maatschappij dit belangrijke voordeel
voort, dat het renteloos voorschot is omge
zet in een subsidie, dat derhalve niet behoeft
te worden terugbetaald. Het schijnt der Re-
geering niet wel mogelijk anders te handelen.
Immers handhaving van den tegenwoordi-
gen schuldenlast zou het der maatschappij
thans en ook later uiterst moeilijk maken het
noodige particuliere kapitaal tot zich te
trekken.
De keuze van luchtliinen zal in overleg
met den Minister van Waterstaat moeten
geschieden. Deze zal daarbij zijn invloed
kunnen doen gelden, ook met betrekking tot
de groote intercontinentale verbindingen,
waarvoor de Koninklijke Luchtvaart-Maat
schappij bepaaldelijk ten aanzien van de ver
bindingen met Nederlandsch-Indie reeds
thans voorbereidingen treft. Aan het voorne-
men tot het tot stand brengen van de laatst-
bedoelde verbinding zal de maatschappij
wellicht reeds binnen betrekkelijk korten tijd
een begin van uitvoering geven.
Stippen we in het kort een en ander aan
uit de 25 artikelen tellende overeenkomst. De
maatschappij moet zich onderwerpen aan de
veiligheidsmaatregelen door den Minister
voor te schrijven, die ook de eischen van ge-
schiktheid voor het personeel vaststelt, waar
voor als algemeene regel geldt, dat het uit
Nederlanders moet bestaan, terwijl ook de
luchtvaartuigen en motoren, mits niet min-
derwaardig aan de buitenlandsche, van Ne-
derlandsch fabrikaat moeten wezen. De
K. L. M. moet op aanvraag van of namens
den D.-G. der Posterijen en Telegrafie de
brief- en pakketpost op de door haar geex-
ploiteerde luchtlijnen tegen vergceding ver-
voeren, terwijl ook aan ambtenaren, indien
zulks door den Minister in het belang van
de diensten ten behoeve van de burgerlucht-
vaart wordt gewenscht, vrij vervoer verleend
moet worden. De 500 aandeelen, door het
Rijk in het aandeelenkapitaal te nemen, wor
den genomen 100 een maand na het van
kracht worden der wet; 75 in 1929; 200 in
1930 en 125 in 1931. De eerste 100 aandee
len zijn preferent wat kapitaal en rente be-
treft. Andere kapitaal-uitgifte dan de eerste
500 aandeelen van 1000, die 14 dagen na
de bekrachtiging dezer wet moeten uitgege-
ven worden en waarvan slechts een derde ten
name van buitenlanders mag gesteld worden,
behoeft de toestemming van aen Minister.
Een deel, doch niet meer dan telkens 20 pet.,
der nieuwere uitgiften kan besteed worden
voor inkoop van de aandeelen in handen van
den Staat. Over de bestemming en verdeeling
van de winst kunnen we vooreerst wel zwij-
gen. Verder is de K.L.M. verplicht zich te
verzekeren tegen alle schaden, welke tenge-
volge van vliegongevallen, noodlandingen
enz. mochten worden toegebracht aan perso-
nen of goederen (geen passagiers of ver-
voerde bagage). Toch kan ook een verzeke-
ring daarvan worden opgelegd voor zoover
de Maatschappij voor zoodanige schade
aansprakelijk zal zijn gesteld ingevolge ver-
drag of wet, of in verband met een rechter-
lijke uitspraak.
Geven we ten slotte de cijfers der ton-
we
K.M. per jaar, welke de K.L.M. met lucht
vaartuigen zal produceeren.
In het jaar 1927: 1.200.000;
1929: 1.900.000;
1931: 2.600.000;
1933: 3.500.000;
1928:
1930:
1932:
1934:
1.600.000;
2.400.000;
2.900.000;
4.000.000.
Onder ton-K.M. wordt verstaan een be-
schikbaar laadvermogen van 1000 K.G ge
durende een verplaatsing over een afstand
van 1 K.M. Onder „productie in ton-K.M."
wordt verstaan de som der aantallen ton-
K.M. als voren, beschikbaar bij alle geduren
de het jaar verrichte vluchten, met inbegrip
van proef- en passagiersvluchten.
De Maatschappij zal over de jaren 1927
tot en met 1933 een subsidie van het Rijk
ontvangen, groot ten hoogste 2.800.000, te
verdeelen als volgt:
500.000 voor het jaar 1927; 600.000
voor 1928; 525.000 voor 1929; 400.000
voor 1930; 400.000 voor 1931; 275.000
voor 1932; 100.000 voor 1933.
Stand.
Zw. 11 sch. op: 7, 9, 11/14, 16, 19, 22, 31,
37.
W. 11 sch. op: 24, 26, 29, 30, 34, 35, 38,
39, 40, 42, 48.
Oplossing.
1. 24—20 1 14 25
2. 29—23 2. 19 28
3. 34—29 3. 25:32
4. 29—23 4. 28 19
5. 48—43 5. 37 39
6. 268 6. 132
7. 40—34 7. 39 30
8. 35 4 en wint, want zwart moet eerst
twee schijven offeren om op de lijn 436 te
komen en daarna neemt wit de lange lijn.
Gaarne vestigen wij nog eens de aandacht
op de volgende iwteressante slagwending, die
wit onlang® in een partij overzag.
mm..
mma.
W"%i
Wm Ww?
\W04 40k
W 1
Aan de Dammers!
In onze vorige rubriek gaven wij ter op
lossing probl-eem No. 970 (auteu-r H. Eyraud).
uniform was, en vlak bij hem voor zij hem
herkende.
„Gij?" zeide zij stilstaande, en met onver-
holen teleurstelling.
HOOFDSTUK VIII.
In het restaurant.
He was de teerse maal sinds hun laatste
onderhoud op Lubynia, dat Klobinski weer
tegenover Katya stond. Toen hij haar had
weergezien, zonder zelf opgemerkt te wor
den, had de vrees voor haar toorn, de angst
om alles op een kaart te zetten en dan te ver
liezen, hem weer miet lamheid geslagen. On-
vermijdelijk leek het hem terug te keeren tot
zijn oude tactiek om af te wachten, rustig op
den loer te blijven liggen wachten op de
gunstige gelegenheid, die naar zijn overtui-
ging niet kon uitblijven. Het was een saaie
tijd voor hem geweest, welke zijn zenuwen en
zijn hurneur op een zware proef had gesteld.
In het bijzonder had hij natuurlijk met aan
dacht haar campagne ten gunste van Ta-
deusz gevolgd. Hij vreesde vooral, dat zij zou
slagen, in welk geval dankbaarheid zou lei-
den tot verzoening, wat voor hem een ernsti-
ge tegenvaller zou zijn. Een anonyme brief
had hem het meest afdoende middel toege-
schen-en om dit gevaar af te wenden, in ieder
geval verre te verkiezen boven een officieel
optreden, waarvoor bewijzen zouden zijn aan
te voeren, en deze mist hij ten eenenmale. In
die dagen van voosheid van het openbare
leven, werd druk gebruik gemaakt van naam-
looze beschuldigingen en de beteekenis van
een verdenking zelfs op die meest losse groo-
dien was hem welbekend. En ook ditmaal had
hij zich niet vergist. Toch was hij eenigszins
geschrokken, toen hij het doodvonnis vernam,
Zw. 11 sch. op; 2, 8, 9, 10, 13, 16, 18, 19.
23, 26, 29.
W. 11 sch. op: 27, 28, 30, 32, 35/38, 43,
48, 49.
Wit moet hier spelen als volgt:
1. 38—33! 1. 29 38
2. 30—24 2. 19 30
3. 28 19 3. 13 24
4. 37—31 4. 26 28
5. 43 5!
De volgende combinatie is van den Parij-
schen damm-er Pellet.
m
m &S
wm.
'wM m
W$ W
W:
Zw. 10 sch. op: 7, 8, 9, 12/15, 18, 20, 35.
W. 10 sch. op: 21, 25, 28, 32, 33, 34, 39, 40,
43, 44.
Wit speelt:
1. 21—17
1.
12:21
2. 32—27
2.
21 23
3. 34—30
3.
35 24
4. 33—29
4.
23 45
5. 44—40
5.
45 34
6. 39 10
6.
15: 4
7. 25: 1!
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 971 van
P. KLEUTE Jr., Den Haag.
IH Wk
m
Zw. 10 sch. op: 5, 9, 22, 26, 27, 29, 31, 32,
33 38
W. 12 sch. op: 15, 18, 20, 24, 30, 35, 36,
41, 45, 47, 48, 50.
In onze volgende rubriek geven wij de
oplossing.
niet omdat hij eenig mededoogen gevoelde
voor den gehaten mededinger, maar enkel
omdat zijn zenuwen niet sterk genoeg waren
om dergelijke hevige ontroeringen te verdra-
gen. Bovendien maakte hij zich ongerust
over haar mogelijken toorn. Indien zij ooit
mocht ontdekken, dat hij de hand in de zaak
had gehad, dan be'hoefde hij niet op vergiffe-
nis te hopen!
Maar op het oogenblik was hij enkel en
alleen vervuld met nieuwsgierigheid, bran-
dende nieuwsgierigheid, hoe zij den slag had
opgenomen, of die slag werkelijk even groot
voor haar was als hij enkele maanden ge-
leden zou geweest zijn. met andere woorden,
of haar dwaze verliefdheid nog leefde. Hij
moest haar zien, mischien wel haar spreken,
als hij er den moed toe had, moest in ieder
geval haar gezicht en geheele houding zien.
Maar hoe dat aan te le-ggen? Direct naar
•haar hotel gaan en er zijn kaartje af geven,
vond hij wel wat al te veel op den man af en
bovendien te gewaagd1 natuurlijk. Maar nu
herinnerde hij zich het bal, dat dien avond
plaats zou hebben en waarvoor een uitnoo-
diging reeds een week lang op zijn tafel lag.
Allicht vond hij daar de gewenschte gelegen
heid.
Ondanks zijn ongeduld waren beroepsbe-
zigheden oorzaak, dat hij tot de laatkomers
behoorde. Zij was niet in de zaal, maar zij
was er wel geweest, gelijk hij weldra ver
nam, terwijl hij tevens hoorde van haar on-
verwacht vroegtijdig heengaan. De oplos
sing van dat raadsel lag voor de 5and! Ze
was zonder van iets af te weten op het bal
verscbenen, en was weer heengegaan zoo
dra zij op de hoogte was. Maar waarheen?
Naar haar kamer, om in haar eentje te wee-
nen? Het was een onderstelling, welke zijns
inziens echter niet atrookte met haar karak-
Partij gcspeeld aan't derde bord in den
wedStrijd om't kampioenschap 2e klasse tus
schen 't V. A. S. II uit A'dam en V. V. V. I
uit Alkmaar.
Wit: J. G. van Burken Zwart: M. Szper.
Dame Indisch.
1. d4 Pf6
2. c4 d5
3. e3 e6
4. Pc3 c5. Dit is te vroeg eerst moest
4Pd7 geschieden en
Lb4. Nu kan zwart niet
verhinderen dat hij een ge-
isoleerden pion krijgt die
uit hoofde van zijn isolatie
zwak is.
5. dc5 Lc5
6. cd5 ed5
7. Pf3 De strijd gaat nu om pnnt d4.
70-0
8. Le2! Men lette op dezen looper. Hij
doet in 't spel geen zet
zet meer, maar belemmert
heel't zwarte spel.
8Pe6
9. 00 Le6? Deze L. staat hier slecht
Hij doet voorloopig niets
dan pionnendienst dus in
ferieur werk. 't Lijkt dat
zwart hier d4 had kunnen
spelen, maer dan was ge
volgd 10. Pa4 en de pion
was na afruil van den L.
veroverd of een andere
pion n.l. de b-pion was ge-
isoleerd geworden b.v. 9.
d4 10. Pa4 b6 11.
Pc5 bc5 12. ed4 cd4.
10. b3. Wit gaat veld d4 nog beter ver-
dedigen.
10a6 Dit is minder juist. Zwart
vreest ten onrechte 11. PcO
en 12. Pd4. Dit is niet wits
bedoeling.
11. Lb2 Dc7 Ook onjuist.'t Helpt wit
in zijn ontwikkelingals
vanzelf is nu de aangewe
zen zet/:
12. Pa4 Le7 (om na afruil op 16 geen
dubbel pion te krijgen.
13. Tel Nu dreigt Le5 en zwart wordt
opgesloten.
1 3Pfd7.
14. Pd4 Zoo is toch het Paard op c6
gepend.
1 4Dd6. De dame staat dan niet
best.
15. a3 Pd4
16. Dd4 dreigt mat.
16Lf6
17. Dd2 b5. Eerst had zwart op b2
moeten afruilen.
18. Pc3 Pc5
19. Ddl d4.? 't Kan niet. De zwarte
dame staat immers onbe-
scherdm
20. b4. Hierop had zwart niet gere-
kend.
20Pb4 Dit paard kan er niet
meer uit.
21. Pe4 De7
22. Pf6 gf6. Zwart durfde niet met
de dame nemen, bevreesd
voor 24 Ld4. Maar dat
had hij toch moeten doen.
Wit verovert den d-pion
toch.
23. Tbl.. Houdt een valletje in, zooals
men straks zal zien: de
Toren wordt geruild voor
L P
23Tad8
24. ed4 Dd7. Nu gaat de pion weer
verloren. Maar met winst.
25. d5! Ld5? Hier had Dd5 gespeeld
moeten worden en dan was
't nog lang niet gemakke-
lijk geweest om te winnen
vckir wit.
26. Lf6 Lc4? Zwart ziet geen gevaar
Hij meent hier de Dame te
kunnen afruilen, maar
27. Tb3! Dreigt Tg3 mat.
2 7Lb3
28. Db3 en weer dreigt mat en boven
dien is wit's toeleg gelukt.
Hij krijgt minstens nog een
kwaliteit en heeft dus ge-
wonnen.
2 8Dd6 Wit wil zich niet in tno-
gelijkheden begeven maar
neemt
29. Ld8. DdS en zwart geeft op. Er
had ook gespeeld kunnen
worden
29. Df3 dreigt 30. Dg4
ter. Het leek hem veel aannemelijker, dat zij
een of andere wanhopige poging zou doen
om het vonnis ongedaan te maken. Hij
moest, gevoelde hij, er achter komen, wat het
ook mocht zijn.
In het hotel, dat hij kort na haar betrad,
ontving hij de teleurstellende mededeeling,
dat zij er een oogenblik was geweest, maar
daarna weer was heengegaan. Waarheen?
De portier kon het hem niet zeggen. Hij had
den koetsier geen adres hooren opgeven. Met
gefronste wenkbrauwen en opeengeknepen lip-
pen stond Klobinski een oogenblik na te den-
ken. Haar volgen? Maar waarheen? Er wa
ren zooveel adressen, waarheen zij zich kon
begeven en als hij naar het eene ging, dan
had zij zich misschien aan een ander ver-
voegd. Of misschien zou zij o ontzettende
gedachte! overtuigd van het hopelooze van
een appfel, pogen nog voor de laatste maal
haar beminde te zien. Zou zij misschien nu in
de Pawiak zijn, met goud zich een weg ba-
nend tot de eel van den ter dood veroordeel-
de? Bij die gedachte gevoelde hij zijn hart
met jalouzie vervuld. Het zou toch maar het
verstandigst zijn om direct naar de Pawiak
te rijden. En misschien zou zij dan bij haar
terugkeer juist zijn weg kruisenneen, dat
was toch wel de ongeschiktste daad.
Neen, het bleek uit alles, dat in het mid
den van die zee van onzekerheid het hotel het
eenige vaste punt was, daar zij toch vroeg of
laat daar ten slotte moest terugkeeren.
„Ik zal haar wachten," zeide hij tot den
portier, die rustig zijn orders had afgewacht,
„maar", zeide hij, zich naar het restaurant
begevend, „ge moet aan Panna Malkoff al
leen zeggen, dat een heer haar wenscht te
spreken, niets anders. Begrepen?"
„Ik heb het begrepen, zei de portier met
een ooderdanigen blik naar de donkergroe-
Watcrstanden.
tloog en laag water te
Bergen aan Zee.
Juli.
Hoog
water:
Laag water:
3
6.56
7.19
3.20 3.39
4
7.32
7.57
3.59 4.17
5
8.13
8.41
4.40 4.53
6
9.4
9.30
5.16 5.36
7
9.58
10.24
6.2 6.27
8
10.55
11.25
6.58 7.33
9
0.0
8.3 8.39
Egmorid aan
Zee. j
Juli.
Hoog water:
Laag water:
3
6.53
7.16
3.8 3.27.
4
7.29
7.54
3.47 4.5
5
8.10
8.38
4.28 4.411
6
9.1
9.27
5.4 5.24
7
9.55
10.21
5.50 6.15
8
10.52
11.22
6.46 7.27
9
11.57
7.51 8.271
Df5 en't spel is uit.
§ij|f i §n§
mm Wm
d e f
Eindspel 177.
Zw. SnoskoBorowski.
(Uit de W S.)
Wit: Yates.
Uit de 3e Ronde van 't tournooi te Turn-
bridge—Wells in 't graafschap Kent in
Engeland. Alle stukken bevinden zich nog
op 't bord. De damevleugels zijn dichtge-
metseld en moet dus door een van beiden wat
op den koningsvleugel gedaan worden.
IJates toont zich hier een meester.
40. g5! Lh3 Oogenschijolijk is wit's
zet een font. Immers na
41. Th3 fg5 42. hg5 Dh5
staat zwart beter.
Maar Yates speelt:
41. f5! Dit is de verrassing. De L. kan
niet terug.
hg5
hg5 Kg7
Th3 Kg8
fg6 Tg6
Pf5 Dd7
Tglg2 fg5
Th2 Lg7
Th8f!! Lh8
D'h5 T7f6
Db8f Kf7
Th7| Zwart geeft op
Er kon nog volgen 51.
Tg7 52. Tg7 Pg7 met da-
meverlies of 53. Dg7 Ke8
54. Lg5 en er gaat nog
een toren verloren.
Oplossing probleem No. 152 van F. C
Mansfield (voor Blake).
Wit: Kal Da5 Tc5 Ld3.
Zwart: Kb3 Td6 Ldl pji a2, b5 en d4.
1. Lg6 Tc4 2. Tb5 mat.
1. T. anders 2. Lf7 mat.
1. L. onv. 2. Lc2 mat.
1. b4 2. Da7 mat.
1. d3 2. Tc3 mat.
Mooie sleutelzet. 1. Lh7 faalt op Pf7)
Probleem No. 159 van M. de Moraes
La Strategic 1921
Zwart (5)
41.
42.
43.
44.
45.
46.
47.
48.
49.
50.
51.
abedotgh
Wit (5)
Wit geeft mat in 2 zetten.
ne uniform, welke hij in het diepst van zijn
ziel verachtte, daar hij een Pool was en een
broeder in Siberie had.
In het restaurant gekomen, dat al bijna le-
dig was, had Klobinski een flesch wijn be-
steld, in de eerste plaats omdat het onver-
raijdelijk was iets te bestellen en hij zich niet
bij machte gevoelde wat te eten. Voor hij de
flesch half ledig had, wenschte hij zich geluk
met zijn inval. Het bloed stroomde hem nu
vlotter door de aderen en de wijn bewerkte
wonderen bij hem, gelijk hij altijd doet bij
doorgaans matige drinkers. Als hij zijn ge-
voelens van het oogenblik vergeleek met die
van een half uur geleden, herkende hij zich-
zelven haast niet. Die verkillende vrees, waar-
mede hij tegen de ontmoeting met Katya had
opgezien, was vrijwel verdwenen. Hij gevoel
de zelfvertrouwen, was bijna heldhaftig.
Blijkbaar had hij een nieuwe, kostelijke ont-
dekking gedaan, die van een onuitputtelijke
bron van geestkracht, waaruit hij naar harte-
lust kon putten. Toen Katya's d'roschke voor
het hotel stil hield, gevoelde hij zich tot al.
les in staat.
„Ja, dat ben ik!" zei hij, eenigszins wag-
gel end opstaande. „Is u verbaasd?"
Zij was dat meer dan zij zelve zeggen kon,
niet alleen over den persoon van haar bezoe-
ker doch ook over zijn uiterlijk. Zijn tanig ge-
laat had een hooger kleur gekregen, zijn klei-
ne, zwarte oogen keken haar zoo glazig aan,
als zij nog nooit had gezien. Zelfs het sluike
haar was op bijna onherkenbare wijze in de
war. In het eerste oogenblik bracht zij, uit
onbekendheid met dergelijke verschijnselen,
ze niet in verband met de flesschen, die op
tafel stonden.
„Ja, ik ben verbaasd, ik dacht, dat ge dt
advocaat waart." (Vkordt vervolgd).
Wow ttl/A-wTil tr
WM 4WW
Wm.....WW?#..,,
W/w/.,, WW/ W7/'/. /7W/a
W/.
WW/..
y/z.vwm.... wm
m
N.