Alkmaarsche Courant mm Bamrnbriefc. mMmm 1 a m w Schaakrabriek. feuiiletonT" I Onrechtmatig bezit, w It 9 H w/i m m I mm m. m m mm Wk to Wm m i fo. 153. 1927 Handsrd Negen 8n iwinngsie iaargang. Xaterdasr 2 Jiili. Uit enze Staatsmachine. DE ST A AT EN DE LUCHTVAART. De luchtvaart staat in het teeken der alge meene belangstelling, welke door de mislukte Eoging van Nungesser en Colli en de geluk-1 ige vluchten van Lindbergh en Chamberlin zeer toegenomen is. Verder vermel den de couranten nog verschillende plannen en zijn de berichten, terwijl we dit schrijven, aan- gaande de eerste passagiersvlucht van Am sterdam naar Indie gunstig. Wij meenen dus aansluiting te hebben met de algemeene be langstelling, wanneer we hier een en ander mededeelen omtrent het bij de Tweede Kamer ingediende „Ontwerp van wet tot bevorde- ring van het onderhouden van luchtdiensten tusschen Nederland en het buitenland door de Koninklijke Luchtvaart-Maatschappij voor Nederland en de Kolonien", gelijk de lange titel van dit wetsontwerp luidt. H£t eigenlijke wetsontwerp heeft maar twee artikelen. Het eerste bevat de bekrachtiging van de overeenkomst, door den Minister van Waterstaat, daartoe door de Koningin ge- machtigd, begin Juni 1927 aangegaan met de K. L. M. Deze overeenkomst is natuurlijk de hoofdschotel. Het tweede artikel stelt voor om den Staat tot een bedrag van vijfhonderd duizend gulden deel te doen nemen in het kapitaal der K.L.M. Uit de Memorie van Toelichting blijkt, dat sedert 1920 de Staat de K.L.M. in toene- inende mate heeft gesteund door een telkens verhoogd renteloos voorschot. Einde 1926 liep deze steun af. Onderhandelingen over nieuwen steun kregen niet aanstonds haar beslag; voorloopig werd over het eerste half- jaar 1927 300.000 toegekend. De voorloo- pige steun wordt nu omgezet in een vaste en wel in den vorm als boven werd aangegeven. De vraag of deze steun gewettigd is, moet zeker bevestigend worden beantwoord. Steeds meer teekent de plaats, welke het burgerlijk luchtverkeer als onderdeel van het groote verkeer gaat innemen, zich af; steeds duide- lijker maakt de beteekenis van dat luchtver keer, inzonderheid voor ons land met zijn uitgebreiden handel, met zijn uitgestrekte op grooten afstand van het moederland gelegen overzeesche gewesten zich kenbaar. Ook an- dere landen bereiden luchtverbindingen met hun kolonien voor. Engeland met Britsch-In- die, Australie en Zuid-Afrika, Belgie onder- houdt luchtverkeer met den Congo; Frank- rijk met Algiers, Duitschland had, nu het weer een veer van den mond kan blazen, in 1926 reeds 53 lijnen, terwijl een zevental on- dernemingen diensten op of over dit land onderhielden. Nam zoo de uitbreiding boven verwachting toe, beneden verwachting bleef de rentabiliteit, waardoor niet alleen de K.L.M. op overheidssteun is aangewezen. Wel wordt de exploitatie van het luchtver keer van jaar tot jaar economischer, maar het tempo, waarin dit geschiedt, is langza- mer dan verwacht werd. Uit cijfers volgt dat; De posten per ton-K.M. daalaen van 4.74 in 1922 op 1.35 in 1926. Maar de uitgaven worden niet door de inkomsten gedekt, zoo- dat gestreefd moet worden naar tweeerlei: de kosten moeten lager worden en de in komsten, welke afhangen van het gebruikte laadvermogen en van de vrachtprijzen, moe ten stijgen. Nu raamt de maatschappij op grond van haar ervaring en de vooruitzich- ten inzake de economie van het bedrijf, dat over zes jaar bij een stijging van het gebruik tot 4.320.000 ton-K.M. de kosten zullen da- len tot 0.677 per ton-K.M. Met een steun van het Rijk gedurende dien tijd zou dus de K.L.M. tegen dien tijd een rendabel bedrijf krijgen. Dat deze steun ook in het belang van het land is, betwijfelt de M. v. T. niet. Het subsidie daalt in die jaren geleidelijk, omdat voor de eerste jaren grootere verliezen wor den verwacht mede in verband met de nood- zakelijkheid om reeds dadelijk het bedrijf tot verdere ontplooiing te brengen. Het Rijk verbindt zich nog 500 nieuwe aandeelen van f 1000 te nemen, waartegenover de maat schappij zich verplicht haar aandeelenkapi- taal binnen een bepaalden termijn met f 500.000 uit te breiden. Wordt aan deze verplichting niet voldaan, dan komt de over eenkomst te vervallen. De invloed, welke bij de overeenkomst ten behoeve van het Rijk is verzekerd, is belang- rijk grooter dan die, welke volgens het be- staande contract aan het Rijk is toegekend. Naar het Engelsch van Dorothea Gerard. Door Mr. G Keller. 62) De nachtportier was op zijn post en blijk- baar op den uitkijk. „Er zit een heer hier te wachten, die de genadige dame wil spreken," deelde hij haar mede, zoodra zij, na van haar metgezellen afscheid te hebben genomen, de deur binnenkwam, terwijl hij haar met een nieuwsgierigen blik, dien zij nog nooit van 'hem had opgemerkt, aankeek. „Op dit uur? Wel, het is bijna twee uur! Heeft hij zijn naam genoemd?" „Neen, maar hij is hier a! eenige uren. „Toch niet in mijn apartementen?" „In het restaurant; het zijn dringende za- ken, zegt hij." „De advocaat!" dacht Katya ineens met een plotselinge herieving van haar hoop en haar geestkracht. „Wie anders zou het kun nen zijn? Misschien is er toch nog een kans buiten dat dolzinnige plan!" „Ja, ik ga naar hem toe," zeide zij opge- wekt, en zonder verder iets te vragen volgde zij den portier naar de eetzaal, waar men een der electrische lampen had laten bran- den ten dienste van den laten gast. Vlak daaronder zat hij met een glas en een aan- tal flesschen voor zich, het gelaat naar de deur gekeerd, de ellebogen op tafel en de rang en steunend met zijn gebalde vuisten. Katya ging zoo snel op hem af en haar »ogen waren nog zoo zeer aan het duister van buiten gewend, dat zij reeds in het mid den van de zaal was, toen zij zag, dat hij in VoTfens aiTTkei io zullen tnans twee ieden van den Raad van Bestuur van de maat schappij worden benoemd uit eene bindende, door den Minister van Waterstaat opge- maakte voordracht, terwijl de benoeming van de drie overige leden zal geschieden uit eene naar genoegen van den Minister van Water staat opgemaakte voordracht. Daartegen- over vloeit uit de nieuwe overeenkomst voor de maatschappij dit belangrijke voordeel voort, dat het renteloos voorschot is omge zet in een subsidie, dat derhalve niet behoeft te worden terugbetaald. Het schijnt der Re- geering niet wel mogelijk anders te handelen. Immers handhaving van den tegenwoordi- gen schuldenlast zou het der maatschappij thans en ook later uiterst moeilijk maken het noodige particuliere kapitaal tot zich te trekken. De keuze van luchtliinen zal in overleg met den Minister van Waterstaat moeten geschieden. Deze zal daarbij zijn invloed kunnen doen gelden, ook met betrekking tot de groote intercontinentale verbindingen, waarvoor de Koninklijke Luchtvaart-Maat schappij bepaaldelijk ten aanzien van de ver bindingen met Nederlandsch-Indie reeds thans voorbereidingen treft. Aan het voorne- men tot het tot stand brengen van de laatst- bedoelde verbinding zal de maatschappij wellicht reeds binnen betrekkelijk korten tijd een begin van uitvoering geven. Stippen we in het kort een en ander aan uit de 25 artikelen tellende overeenkomst. De maatschappij moet zich onderwerpen aan de veiligheidsmaatregelen door den Minister voor te schrijven, die ook de eischen van ge- schiktheid voor het personeel vaststelt, waar voor als algemeene regel geldt, dat het uit Nederlanders moet bestaan, terwijl ook de luchtvaartuigen en motoren, mits niet min- derwaardig aan de buitenlandsche, van Ne- derlandsch fabrikaat moeten wezen. De K. L. M. moet op aanvraag van of namens den D.-G. der Posterijen en Telegrafie de brief- en pakketpost op de door haar geex- ploiteerde luchtlijnen tegen vergceding ver- voeren, terwijl ook aan ambtenaren, indien zulks door den Minister in het belang van de diensten ten behoeve van de burgerlucht- vaart wordt gewenscht, vrij vervoer verleend moet worden. De 500 aandeelen, door het Rijk in het aandeelenkapitaal te nemen, wor den genomen 100 een maand na het van kracht worden der wet; 75 in 1929; 200 in 1930 en 125 in 1931. De eerste 100 aandee len zijn preferent wat kapitaal en rente be- treft. Andere kapitaal-uitgifte dan de eerste 500 aandeelen van 1000, die 14 dagen na de bekrachtiging dezer wet moeten uitgege- ven worden en waarvan slechts een derde ten name van buitenlanders mag gesteld worden, behoeft de toestemming van aen Minister. Een deel, doch niet meer dan telkens 20 pet., der nieuwere uitgiften kan besteed worden voor inkoop van de aandeelen in handen van den Staat. Over de bestemming en verdeeling van de winst kunnen we vooreerst wel zwij- gen. Verder is de K.L.M. verplicht zich te verzekeren tegen alle schaden, welke tenge- volge van vliegongevallen, noodlandingen enz. mochten worden toegebracht aan perso- nen of goederen (geen passagiers of ver- voerde bagage). Toch kan ook een verzeke- ring daarvan worden opgelegd voor zoover de Maatschappij voor zoodanige schade aansprakelijk zal zijn gesteld ingevolge ver- drag of wet, of in verband met een rechter- lijke uitspraak. Geven we ten slotte de cijfers der ton- we K.M. per jaar, welke de K.L.M. met lucht vaartuigen zal produceeren. In het jaar 1927: 1.200.000; 1929: 1.900.000; 1931: 2.600.000; 1933: 3.500.000; 1928: 1930: 1932: 1934: 1.600.000; 2.400.000; 2.900.000; 4.000.000. Onder ton-K.M. wordt verstaan een be- schikbaar laadvermogen van 1000 K.G ge durende een verplaatsing over een afstand van 1 K.M. Onder „productie in ton-K.M." wordt verstaan de som der aantallen ton- K.M. als voren, beschikbaar bij alle geduren de het jaar verrichte vluchten, met inbegrip van proef- en passagiersvluchten. De Maatschappij zal over de jaren 1927 tot en met 1933 een subsidie van het Rijk ontvangen, groot ten hoogste 2.800.000, te verdeelen als volgt: 500.000 voor het jaar 1927; 600.000 voor 1928; 525.000 voor 1929; 400.000 voor 1930; 400.000 voor 1931; 275.000 voor 1932; 100.000 voor 1933. Stand. Zw. 11 sch. op: 7, 9, 11/14, 16, 19, 22, 31, 37. W. 11 sch. op: 24, 26, 29, 30, 34, 35, 38, 39, 40, 42, 48. Oplossing. 1. 24—20 1 14 25 2. 29—23 2. 19 28 3. 34—29 3. 25:32 4. 29—23 4. 28 19 5. 48—43 5. 37 39 6. 268 6. 132 7. 40—34 7. 39 30 8. 35 4 en wint, want zwart moet eerst twee schijven offeren om op de lijn 436 te komen en daarna neemt wit de lange lijn. Gaarne vestigen wij nog eens de aandacht op de volgende iwteressante slagwending, die wit onlang® in een partij overzag. mm.. mma. W"%i Wm Ww? \W04 40k W 1 Aan de Dammers! In onze vorige rubriek gaven wij ter op lossing probl-eem No. 970 (auteu-r H. Eyraud). uniform was, en vlak bij hem voor zij hem herkende. „Gij?" zeide zij stilstaande, en met onver- holen teleurstelling. HOOFDSTUK VIII. In het restaurant. He was de teerse maal sinds hun laatste onderhoud op Lubynia, dat Klobinski weer tegenover Katya stond. Toen hij haar had weergezien, zonder zelf opgemerkt te wor den, had de vrees voor haar toorn, de angst om alles op een kaart te zetten en dan te ver liezen, hem weer miet lamheid geslagen. On- vermijdelijk leek het hem terug te keeren tot zijn oude tactiek om af te wachten, rustig op den loer te blijven liggen wachten op de gunstige gelegenheid, die naar zijn overtui- ging niet kon uitblijven. Het was een saaie tijd voor hem geweest, welke zijn zenuwen en zijn hurneur op een zware proef had gesteld. In het bijzonder had hij natuurlijk met aan dacht haar campagne ten gunste van Ta- deusz gevolgd. Hij vreesde vooral, dat zij zou slagen, in welk geval dankbaarheid zou lei- den tot verzoening, wat voor hem een ernsti- ge tegenvaller zou zijn. Een anonyme brief had hem het meest afdoende middel toege- schen-en om dit gevaar af te wenden, in ieder geval verre te verkiezen boven een officieel optreden, waarvoor bewijzen zouden zijn aan te voeren, en deze mist hij ten eenenmale. In die dagen van voosheid van het openbare leven, werd druk gebruik gemaakt van naam- looze beschuldigingen en de beteekenis van een verdenking zelfs op die meest losse groo- dien was hem welbekend. En ook ditmaal had hij zich niet vergist. Toch was hij eenigszins geschrokken, toen hij het doodvonnis vernam, Zw. 11 sch. op; 2, 8, 9, 10, 13, 16, 18, 19. 23, 26, 29. W. 11 sch. op: 27, 28, 30, 32, 35/38, 43, 48, 49. Wit moet hier spelen als volgt: 1. 38—33! 1. 29 38 2. 30—24 2. 19 30 3. 28 19 3. 13 24 4. 37—31 4. 26 28 5. 43 5! De volgende combinatie is van den Parij- schen damm-er Pellet. m m &S wm. 'wM m W$ W W: Zw. 10 sch. op: 7, 8, 9, 12/15, 18, 20, 35. W. 10 sch. op: 21, 25, 28, 32, 33, 34, 39, 40, 43, 44. Wit speelt: 1. 21—17 1. 12:21 2. 32—27 2. 21 23 3. 34—30 3. 35 24 4. 33—29 4. 23 45 5. 44—40 5. 45 34 6. 39 10 6. 15: 4 7. 25: 1! Ter oplossing voor deze week: Probleem 971 van P. KLEUTE Jr., Den Haag. IH Wk m Zw. 10 sch. op: 5, 9, 22, 26, 27, 29, 31, 32, 33 38 W. 12 sch. op: 15, 18, 20, 24, 30, 35, 36, 41, 45, 47, 48, 50. In onze volgende rubriek geven wij de oplossing. niet omdat hij eenig mededoogen gevoelde voor den gehaten mededinger, maar enkel omdat zijn zenuwen niet sterk genoeg waren om dergelijke hevige ontroeringen te verdra- gen. Bovendien maakte hij zich ongerust over haar mogelijken toorn. Indien zij ooit mocht ontdekken, dat hij de hand in de zaak had gehad, dan be'hoefde hij niet op vergiffe- nis te hopen! Maar op het oogenblik was hij enkel en alleen vervuld met nieuwsgierigheid, bran- dende nieuwsgierigheid, hoe zij den slag had opgenomen, of die slag werkelijk even groot voor haar was als hij enkele maanden ge- leden zou geweest zijn. met andere woorden, of haar dwaze verliefdheid nog leefde. Hij moest haar zien, mischien wel haar spreken, als hij er den moed toe had, moest in ieder geval haar gezicht en geheele houding zien. Maar hoe dat aan te le-ggen? Direct naar •haar hotel gaan en er zijn kaartje af geven, vond hij wel wat al te veel op den man af en bovendien te gewaagd1 natuurlijk. Maar nu herinnerde hij zich het bal, dat dien avond plaats zou hebben en waarvoor een uitnoo- diging reeds een week lang op zijn tafel lag. Allicht vond hij daar de gewenschte gelegen heid. Ondanks zijn ongeduld waren beroepsbe- zigheden oorzaak, dat hij tot de laatkomers behoorde. Zij was niet in de zaal, maar zij was er wel geweest, gelijk hij weldra ver nam, terwijl hij tevens hoorde van haar on- verwacht vroegtijdig heengaan. De oplos sing van dat raadsel lag voor de 5and! Ze was zonder van iets af te weten op het bal verscbenen, en was weer heengegaan zoo dra zij op de hoogte was. Maar waarheen? Naar haar kamer, om in haar eentje te wee- nen? Het was een onderstelling, welke zijns inziens echter niet atrookte met haar karak- Partij gcspeeld aan't derde bord in den wedStrijd om't kampioenschap 2e klasse tus schen 't V. A. S. II uit A'dam en V. V. V. I uit Alkmaar. Wit: J. G. van Burken Zwart: M. Szper. Dame Indisch. 1. d4 Pf6 2. c4 d5 3. e3 e6 4. Pc3 c5. Dit is te vroeg eerst moest 4Pd7 geschieden en Lb4. Nu kan zwart niet verhinderen dat hij een ge- isoleerden pion krijgt die uit hoofde van zijn isolatie zwak is. 5. dc5 Lc5 6. cd5 ed5 7. Pf3 De strijd gaat nu om pnnt d4. 70-0 8. Le2! Men lette op dezen looper. Hij doet in 't spel geen zet zet meer, maar belemmert heel't zwarte spel. 8Pe6 9. 00 Le6? Deze L. staat hier slecht Hij doet voorloopig niets dan pionnendienst dus in ferieur werk. 't Lijkt dat zwart hier d4 had kunnen spelen, maer dan was ge volgd 10. Pa4 en de pion was na afruil van den L. veroverd of een andere pion n.l. de b-pion was ge- isoleerd geworden b.v. 9. d4 10. Pa4 b6 11. Pc5 bc5 12. ed4 cd4. 10. b3. Wit gaat veld d4 nog beter ver- dedigen. 10a6 Dit is minder juist. Zwart vreest ten onrechte 11. PcO en 12. Pd4. Dit is niet wits bedoeling. 11. Lb2 Dc7 Ook onjuist.'t Helpt wit in zijn ontwikkelingals vanzelf is nu de aangewe zen zet/: 12. Pa4 Le7 (om na afruil op 16 geen dubbel pion te krijgen. 13. Tel Nu dreigt Le5 en zwart wordt opgesloten. 1 3Pfd7. 14. Pd4 Zoo is toch het Paard op c6 gepend. 1 4Dd6. De dame staat dan niet best. 15. a3 Pd4 16. Dd4 dreigt mat. 16Lf6 17. Dd2 b5. Eerst had zwart op b2 moeten afruilen. 18. Pc3 Pc5 19. Ddl d4.? 't Kan niet. De zwarte dame staat immers onbe- scherdm 20. b4. Hierop had zwart niet gere- kend. 20Pb4 Dit paard kan er niet meer uit. 21. Pe4 De7 22. Pf6 gf6. Zwart durfde niet met de dame nemen, bevreesd voor 24 Ld4. Maar dat had hij toch moeten doen. Wit verovert den d-pion toch. 23. Tbl.. Houdt een valletje in, zooals men straks zal zien: de Toren wordt geruild voor L P 23Tad8 24. ed4 Dd7. Nu gaat de pion weer verloren. Maar met winst. 25. d5! Ld5? Hier had Dd5 gespeeld moeten worden en dan was 't nog lang niet gemakke- lijk geweest om te winnen vckir wit. 26. Lf6 Lc4? Zwart ziet geen gevaar Hij meent hier de Dame te kunnen afruilen, maar 27. Tb3! Dreigt Tg3 mat. 2 7Lb3 28. Db3 en weer dreigt mat en boven dien is wit's toeleg gelukt. Hij krijgt minstens nog een kwaliteit en heeft dus ge- wonnen. 2 8Dd6 Wit wil zich niet in tno- gelijkheden begeven maar neemt 29. Ld8. DdS en zwart geeft op. Er had ook gespeeld kunnen worden 29. Df3 dreigt 30. Dg4 ter. Het leek hem veel aannemelijker, dat zij een of andere wanhopige poging zou doen om het vonnis ongedaan te maken. Hij moest, gevoelde hij, er achter komen, wat het ook mocht zijn. In het hotel, dat hij kort na haar betrad, ontving hij de teleurstellende mededeeling, dat zij er een oogenblik was geweest, maar daarna weer was heengegaan. Waarheen? De portier kon het hem niet zeggen. Hij had den koetsier geen adres hooren opgeven. Met gefronste wenkbrauwen en opeengeknepen lip- pen stond Klobinski een oogenblik na te den- ken. Haar volgen? Maar waarheen? Er wa ren zooveel adressen, waarheen zij zich kon begeven en als hij naar het eene ging, dan had zij zich misschien aan een ander ver- voegd. Of misschien zou zij o ontzettende gedachte! overtuigd van het hopelooze van een appfel, pogen nog voor de laatste maal haar beminde te zien. Zou zij misschien nu in de Pawiak zijn, met goud zich een weg ba- nend tot de eel van den ter dood veroordeel- de? Bij die gedachte gevoelde hij zijn hart met jalouzie vervuld. Het zou toch maar het verstandigst zijn om direct naar de Pawiak te rijden. En misschien zou zij dan bij haar terugkeer juist zijn weg kruisenneen, dat was toch wel de ongeschiktste daad. Neen, het bleek uit alles, dat in het mid den van die zee van onzekerheid het hotel het eenige vaste punt was, daar zij toch vroeg of laat daar ten slotte moest terugkeeren. „Ik zal haar wachten," zeide hij tot den portier, die rustig zijn orders had afgewacht, „maar", zeide hij, zich naar het restaurant begevend, „ge moet aan Panna Malkoff al leen zeggen, dat een heer haar wenscht te spreken, niets anders. Begrepen?" „Ik heb het begrepen, zei de portier met een ooderdanigen blik naar de donkergroe- Watcrstanden. tloog en laag water te Bergen aan Zee. Juli. Hoog water: Laag water: 3 6.56 7.19 3.20 3.39 4 7.32 7.57 3.59 4.17 5 8.13 8.41 4.40 4.53 6 9.4 9.30 5.16 5.36 7 9.58 10.24 6.2 6.27 8 10.55 11.25 6.58 7.33 9 0.0 8.3 8.39 Egmorid aan Zee. j Juli. Hoog water: Laag water: 3 6.53 7.16 3.8 3.27. 4 7.29 7.54 3.47 4.5 5 8.10 8.38 4.28 4.411 6 9.1 9.27 5.4 5.24 7 9.55 10.21 5.50 6.15 8 10.52 11.22 6.46 7.27 9 11.57 7.51 8.271 Df5 en't spel is uit. §ij|f i §n§ mm Wm d e f Eindspel 177. Zw. SnoskoBorowski. (Uit de W S.) Wit: Yates. Uit de 3e Ronde van 't tournooi te Turn- bridge—Wells in 't graafschap Kent in Engeland. Alle stukken bevinden zich nog op 't bord. De damevleugels zijn dichtge- metseld en moet dus door een van beiden wat op den koningsvleugel gedaan worden. IJates toont zich hier een meester. 40. g5! Lh3 Oogenschijolijk is wit's zet een font. Immers na 41. Th3 fg5 42. hg5 Dh5 staat zwart beter. Maar Yates speelt: 41. f5! Dit is de verrassing. De L. kan niet terug. hg5 hg5 Kg7 Th3 Kg8 fg6 Tg6 Pf5 Dd7 Tglg2 fg5 Th2 Lg7 Th8f!! Lh8 D'h5 T7f6 Db8f Kf7 Th7| Zwart geeft op Er kon nog volgen 51. Tg7 52. Tg7 Pg7 met da- meverlies of 53. Dg7 Ke8 54. Lg5 en er gaat nog een toren verloren. Oplossing probleem No. 152 van F. C Mansfield (voor Blake). Wit: Kal Da5 Tc5 Ld3. Zwart: Kb3 Td6 Ldl pji a2, b5 en d4. 1. Lg6 Tc4 2. Tb5 mat. 1. T. anders 2. Lf7 mat. 1. L. onv. 2. Lc2 mat. 1. b4 2. Da7 mat. 1. d3 2. Tc3 mat. Mooie sleutelzet. 1. Lh7 faalt op Pf7) Probleem No. 159 van M. de Moraes La Strategic 1921 Zwart (5) 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. abedotgh Wit (5) Wit geeft mat in 2 zetten. ne uniform, welke hij in het diepst van zijn ziel verachtte, daar hij een Pool was en een broeder in Siberie had. In het restaurant gekomen, dat al bijna le- dig was, had Klobinski een flesch wijn be- steld, in de eerste plaats omdat het onver- raijdelijk was iets te bestellen en hij zich niet bij machte gevoelde wat te eten. Voor hij de flesch half ledig had, wenschte hij zich geluk met zijn inval. Het bloed stroomde hem nu vlotter door de aderen en de wijn bewerkte wonderen bij hem, gelijk hij altijd doet bij doorgaans matige drinkers. Als hij zijn ge- voelens van het oogenblik vergeleek met die van een half uur geleden, herkende hij zich- zelven haast niet. Die verkillende vrees, waar- mede hij tegen de ontmoeting met Katya had opgezien, was vrijwel verdwenen. Hij gevoel de zelfvertrouwen, was bijna heldhaftig. Blijkbaar had hij een nieuwe, kostelijke ont- dekking gedaan, die van een onuitputtelijke bron van geestkracht, waaruit hij naar harte- lust kon putten. Toen Katya's d'roschke voor het hotel stil hield, gevoelde hij zich tot al. les in staat. „Ja, dat ben ik!" zei hij, eenigszins wag- gel end opstaande. „Is u verbaasd?" Zij was dat meer dan zij zelve zeggen kon, niet alleen over den persoon van haar bezoe- ker doch ook over zijn uiterlijk. Zijn tanig ge- laat had een hooger kleur gekregen, zijn klei- ne, zwarte oogen keken haar zoo glazig aan, als zij nog nooit had gezien. Zelfs het sluike haar was op bijna onherkenbare wijze in de war. In het eerste oogenblik bracht zij, uit onbekendheid met dergelijke verschijnselen, ze niet in verband met de flesschen, die op tafel stonden. „Ja, ik ben verbaasd, ik dacht, dat ge dt advocaat waart." (Vkordt vervolgd). Wow ttl/A-wTil tr WM 4WW Wm.....WW?#..,, W/w/.,, WW/ W7/'/. /7W/a W/. WW/.. y/z.vwm.... wm m N.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1927 | | pagina 5