Alkmaarsche Gourant Onrechtmatig bezit, FEU1LLET0N. SUIT-CA€ES LonddQSCb aanteeken&oes. L. Frankenberg Alkmaar. Stadsjileaws jr«. iss. ^27 Nindird Negen en Twintigste Jaargang. Diimclasr 5 Juli. Handelsavondsehool te Alkmaar. mschrijving van leerlingen voor den cursus 1(1927/1928 op Donderdag 7 en Vrijdag 8 Juli l.s., tetkens des avonds van 6'A9 uur in liet gebouw der Handelsschool aan de Doelenstraat. Tot de eerste klasse kunnen zonder examen worden toegelaten zij, die blijkens verklaring van het betrokken schoolhoofd, dit jaar 6 klassen der lagere school doorloopen hebben. Toelating tot de hoogere klassen hangt af van genoten voorontwikkeling. Zij, die de school reeds bezochten, moeten #ch opnieuw opgeven. De Directeur verstrekt gaarne inlichtingen. Alkmaar, 4 Juli 1927. De Directeur, J. H. DE GROOT. Racflio-hoekje Woensdag 6 Juli. Hilversum, 1050 M. 12.— Politieberichten. 12.352.Lunchmuziek door het Lunch- trio. D. Groeneveld, viool. A. v. Leeuwen, cello. P- Jochemse, piano. 2.30 Uitzending uit het Kurhaus. Openingsvoorstelilng voor kin- deren. De poppenkast van Henri Nolles. 4 30 —5.30 Orgelconcert in de Zendingskapel te 'Amsterdam door Frans Hasse'aar. 1. Orgel concert Bes gr. t. 3. G. Handel, Best. 2. Fan tasia en fuga g. kl. t., Bach. 3. Fuga iiber den Namen B.a.c.h., Schumann. 4a. Roman ce sans paroles, Guilmant. b. Pastorale op. 118, Bossi. c. Priere, Boellmann. 5a Larghetto Des gr. t. b. Scherzo. Reger. 6. Finale op. 21, Franck. 5.30—6.15 Concert door het A.N.R.O.-orkest. Solist: Frans le Coultre, viool. 6.15—6.45 Sportlezing door Dr. J. C. Wartena, over: lets over Athletiek. 6.458.(vervolg) concert. 7.45 Politiebe richten. 8.15 Aansluiting van he Kurhaus te Scheveningen. Het Residentie-orkest, onder leiding van Prof. G. Schneevoigt. Solist: Arthur Rubinstein, piano. Deze speelt na de pauze het pianoconcert no. 1 d-moll var. Brahms. 10.50—12.20 Dansmuziek door het danskwartet W. Swaap. 10.30 Persberichten. Daventry 1600 M. 11.20 Licht klassiek concert. Daventry-kwartet en solisten (piano, wpraan bariton, cello). 1.202.20 Orkest- concert. 3.15 Voorlezing uit David Copper- field, Dickens. 3.20 Lezing: Shakespeare's King Henry IV. 4.05 Lezing: France. 4 20 S. Brown's trio en solisten. 5.35 Kinderuurtj? 6.20 Orgelbespeling. 6.40 Tuinpraatje. 6 50 Tijdsein, weerbericht, nieuws. 7.05 (vervolg) Orgelbespeling. 7.20 Lezing: How to avoid infection. 7.35 De senates van Beethoven. 7.45 Lezing: Development of mind and character. 8.05 Variete-programma. 9.20 Weerbericht, nieuws. 9.40 Lezing: The Royal national Eisteddfod of Wales. 9.55 Dream Valley". Het orkest van Liverpool. R. Hen derson, bas. Ph. Herbert, spreker. 11 20 12 20 Dansmuziek. Parijs Radio-Paris", 1750 Af. 10.50 1120 Concert. 12.50—2.10 Orkestconcert 5.05—5.55 Orkestconcert. L. Radisse, cello A. Locatelli, viool. M. Briclot, piano. 9.05 Concert. Langenberg 469 Af., Dortmund, 283 M., 'Miinster, 242 Af. 1.25—2.50 Concert door de kapel van het 2e Batt. 18e Inf. Reg. 5.50 —6.50 Orkestconcert. 7.558.55 Concert V. Singer, tenor. Met inleiding over „Gregoria- nische Chorals". 9.Opera-avond. Orkest. A. Frankel, sopraan. H. Guermanowa, alt. H Hoi we, bariton. Daarna tot 12.20 Dansmu ziek. Konigswuslerhausen, 1250 Af. en Berlijn '484 en 566 Af. 12.20—8.05 Lezingen en les sen. 8 50 „Wer weint urn Juckenack", tragi- comedie in 3 acten van Rehfisch. 10.50 11-50 Minne- en riddertijd. Orkest. A. Henke. tenor. B. Geysel, piano. Hamburg 394.7 Af. 4.35 Dansen uit vroe- ger tijd. Orkest. 5.20 Dansmuziek. 6.20 Or kestconcert. 7.20 Orkestconcert. 8.20 „Der Wettlauf mit dem Schatten". Daarna orkest concert tot 11.10. Brussel, 509 Af. 5.206 20 Kamermuziek (piano, viool, cello). 8.20—10.20 „De Bar bier van Sevitla", opera van Rossini. Orkest. koor en solisten. Naar het Engelsch van Dorothea Gerard. Door Mr. G. Keller. U) HOOFDSTUK IX. Timosh. Toen Timosh, die op zijn post zat te dom- lelen, in dezen onrustigen nacht zijn oogen iveer eens opsloeg, zag hij tot zijn verbazing, dat de wijzer van de klok bijna op 3 uur stond. En zijn genadige meesteres nog niet thuis. Hi] begon zich een beetje ongerust te maken. Zich den slaap uit de kleine oogen wrij- vend, ging hij naar beneden op verkenning, en trof daar den nachtportier en den kellner, die fluisterend zaten te praten, terwijl de schrik van de jongste gebeurtenis nog op hun gelaat stond te lezen. Wat zij hem mededee- ui' Timosh zoo ongelooflijk in de ooren dat het hem eenige keeren moest verteld wor den, voor hij van de waarheid overtuigd was. Toen het intusschen eenmaal tot zijn begrip was doorgedrongen, liet het effect der mede- deeling niets te wenschen over. „Mijn genadige meesteres op het politic- bureau bulderde hij met een stem, geschikt omten minste de eerste etage uit den slaap te doen opschnkken, en die de portier, zich bewust van zijn verantwoordelijkheid, dan ook vergfcfs trachtte te dempen. Londen, 24 Juni. JMargot."' Mrs. Asquith heeft zich indertijd in de au tobiographic, die zij heeft uifgegeven, een vrij- moedige criticus getoond van de hooge kriri- gen in Engeland. Thans heeft de vermaarde vrouw die gemeenzaam bekend is met haar voornaam Margot en die inmiddels tot Lady is bevorderd een nieuw boek uitgegeven dat „Lay Sermons" (leekepreeken) heet. Ook dit boek is zeer openhartig en niet erg bevorder- lijk voor handhaving van het aanzien der hooge standen. Ik maak er melding van omdat het juist is verschenen in een tijd, waarin ook langs an- deren weg wordt vernomen dat het gezellig- heidsleven der voorname menschen niet zoo aangenaam en voorbeeldig is als het zou moeten zijn. Margot" is een sterke persoonlijkheid, een vrouw van sterk karakter; en haar uitlatin- gen hebben de nadeelen, die altijd met zulk een geestesstaat samen gaan. Democratisch van nature, bezield met een ernstige liefde voor haar medemenschen, voelt zij misstan- den krachtig, en krachtiger wamneer die zich voordoen in de uitverkoren kringen der maat- schappij, die in levenshouding moreel en maatschappelijk een voorbeeld behoo- ren te zijn voor de veel grootere rest. „Mar- got" moet de wijsgeerigheid missen, die men haar echtgenoot Lord Asquith, den ouden li- beralen leider, toeschrijft van wien men heeft gezegd, dat zijn voornaamste levensbeginsel „Laisser Faire" is (Laat maar waaien). Er is nimmer een schijn bewijs geweest dat Lord Asquith of de Liberate Partij deze futlooze leus in hun schild dragen. En zeker is he4 niet de leuze van Lady Asquith, die zich zoo warm maakt om toestanden die haar ver- keerd lijken, dat zij geneigd is ze wat te hevig aan de kaak te stellen. In een uitdrukkings- vorm, die uitmunt door friscliheid, oorspron- kelijkheid en den tintelenden geest er van, is zij een der belangwekkendste zedeprediksters van het moderne Engeland geworden, sterk gehaat door dat deel der middenstanden, dat een erfelijk ontzag en diepe vereering koestert 1 voor de aristocratie en dat zijn afgoden niet wil zien vallen en iets van hun luister deel- achtig zou willen worden, diep bemind door een minderheid in het land, die schijn nocb ijdelheid telt en niet wenscht te berusten in de klaarblijkelijke onvermijdelijkheid van mis- standen en gebrek aan menschenmin in een wereld, die uit de meest ongelijksoortige een- heden in samengesteld. De veel geplaagde gastvrouw. Lady Asquith gewaagt in haar boek van de ongemanierdheid van gasten. Men weet hoe de Engelsche edelen gastvrijheid opvat- ten, hoe zij hun vrienden en vriendinnen ontvangen in hun mooie landhuizen, hen het vrije gebruik van alle huisdiensten en diena- ren laten, hen vergasten op alles, aan voed- sel en vermaak dat het „home" en de omlig- gende gronden hebben aan te bieden. Het ideaal der gastvrijheid is de grootst moge- lijke persconlijke vrijheid van de gasten. Het schijnt dat dit beginsel niet langer kan wor den gehandhaafd. De gasten zelf hebben het er naar gemaakt. Mrs. Asquith verteld dat tegenwoordig niets he'dig of veilig is voor de gasten in haar huis. En een aantal ande- re Society Ladies" hebben het terstond oe- vestigd. Prachtige schoorsteenmantels wor den bedorven door brandende sigaretten. Men rookt over het gansche huis en trapt smeu- lende sigareteindjes in de nop van kostbare tapijten. Men voedt zijn honden uit kostbare borden en beschadigt prachtige deuren door er sigaren tegen uit te blusschen. Dit schreeuwend gebrek aan goede manie- ren en een eerbied voor het gced van ande- ren wordt ten deele toegeschreven aan de zoo- genaamde „crushers", de ongenoode gasten, die een plaag van belang zijn geworden, vooral voor de gastvrouw in de stad. Die plaag is zoo emstig geworden dat een der hcoge dames, die veel feesten geeft, de Her- togin van Sutherland, heeft laten weten dat alle gasten, die haar partijen bezoeken, voortaan hun uitnoodigingskaart moeten laten zien. De ongenoode gasten zijn blijk- baar vooral jonge mannen en vrouwen, be zield met de eerzucht zich in hooge kringen te bewegen maar verstoken van de middelen zulks te doen. Een flinke dosis vrijmoedig- heid. gevoegd bij de eerzucht, brengt hen er toe de huizen van Mayfair binnen te stappen, waar uiterliike kenteekenen wijzen op een feest binnenin. Het aantal dezer durvers, in het gezelschap van hun vrouwelijke dans- partners is den laatsten tiid onrustbarend ge groeid. zoodat het niet zelden voorkomt, dat de helft van een feestvierende schare uit on genoode gasten bestaat, met het gevolg dat het gedrang veel te groot is en de verver- schingen tekort schieten. De verklaring voor het verschijnsel ligt „Mijn genadige meesteres? Wie heeft het gedurfd haar daarheen te brengen?" „De commissaris zelf heeft haar doen ar- resteeren. Daar kon men niets tegen doen." Maar waarvoor? In alle duivels naam, waarvoor dan toch?" „Naar het schijnt voor het gebruik van valsche papieren." „Dat is een leugen," zei Timosh met be- slistheid. „Ik zal dat op het politiebureau gaan zeggen. Wil mij de deur open doen." En hij ging naar de deur. „Bespaar u de moeite, geloof me. Men zal u niet binnen laten. Welk gewicht heeft uw woord tegenover dat van een „stanowoi"?" „Dan wil ik den „stanowoi" zelf spreken. Ik wil hem zeggen, dat hij zich heeft laten voorliegen. Waar is hij? Hier in Huis?" „Neen, hij is onmiddellijk na de arresta- tie heengegaan, ik vermoed naar zijn huis." „Waar woont hij?" „Ik ken zijn adres niet. Hoe zou ik ook daaraan komen?" „En zijn naam?" De portier haalde zijn in Het bont gehulde schouders op. „Dat weet ik al evenmin. Het is de com missaris in het derde district, meer behoef ik niet te weten." „Maar hoe kan ik hem dan te spreken krijgen?" vroeg Himosh, terwijl hij met zijn handen een gebaar maakfe alsof hij den por tier wilde wurgen. „Door naar zijn bureau te gaan. Maar dat is nu gesloten." „Dan ga ik voor de deur zitten tot het in den ochtend opengaat. Wilt ge mij den weg echter met alleen in fiet toenemend aantal eerzuchtige en brutale sociale „Streber". In het gansche gezelligheidsleven der voorname liedten in Londen schijnt een omwenteling te zijn gekomen. De plaag der ongenoode gas ten hebben de gastvrouwen ten deele aan zichzelf te wijten. De persoonlijke gastvrij heid heeft in de huizen van Mayfair niet zel den plaats gemaakt voor de gemakkelijker taak de gasten vermaak te verschaffen zon der dat de gastvrouw het nocdig vindt de ziel der beweging te zijn. Vroeger dacht een gast vrouw er niet aan menschen uit te noodigen die zijn niet persoonlijk kende. De ongenoode gast had toen weinig kans. Maar nu heeft de gastvrouw geleerd dat zij zich veel moeite kan besparen door meisjes en vrouwen uitnoo- digingen te zenden met de mededeelimg „and partner". In vele gevallen kent zij den „partner" niet en daarom is de weg voor den „crushtr" open. De mcoie tennismeisjes. Met tennis in zijn glorie in dat Mecca van de sport, Wimbledon, moet ik mijn woordje voegen bij de velen, die thans over den groo- ten internatioalen kamp worden gehoord. Maar het moet een frivool woord worden, want ondanks het om beurten heldhaftig en vleiend proza dat aan de helden en heldinnen van Wimbledon wordt gewijd en dat den ar- gelooze den indruk wil geven dat geen ster- veling zoo groot kan zijn als een groot ten- nisspeler en dat geen wonderkind zoo won- derbaarlijk kan zijn als de zestienjarige Betty Nuthall, die de Amerikaansche kampioene Mallory versloeg als een vrouwelijke David een vrouwelijke Goliath, niettegenstaande dit alles zie ik in Wimbledon niet het tooneel van wereldschokkende gebeurtenissen maar een tooneel van een charmant spel, keurig en luisterrijk gedemonstreerd. En daarom laat ik de tennisuitslagen voor wat zij zijn of mo- gen worden (ook al verheug ik mij over het feit dat Timmer en Kea zich reeds door de derde ronde hebben heengeslagen) en richt mijn belangstelling op een nevenstrijd, die onder de roos eveneens op Wimbledon wordt beslist. Wie is de koningin van Wimbledon? Wie zal de schoonheidscompetitie winnen, die er, tennis en passant, wordt gehouden, zonder dat iemand er erg in heeft? Lenglen was een erkend tenniswonder en muntte met- een niet door schoonheid uit, ook al moet ik de tweede vrouw nog ontmoeten die zooveel schoonheid in beweging te zien geeft. Leng len trok duizenden naar dit opperste oord van tennisglorie. En nu is er geen vrouw, verbazingwekkend genoeg in haar evoluties met slagnet en beenen om het verlies goed te maken. En zij die geroepen zijn met journa- listieke middelen het publiek naar de wed- strijden te doen stroomen, moesten het over een anderen boeg gooien. Daarom beloofden zij het publiek een peloton vrouwelijke lief- talligheid, een intemationaal „beauty chorus" van het tennisspel. Ik ben naar Wimbledon geweest en heb dus mijn aesthetisch oog niet kunnen vergas ten aan de gelaatstrekken dezer sportgirls en het gewarrel van haar even sierlijke als snelle beenen. Maar de chroniqueurs van Wimbledon hebben veel gemaakt. Zij hebben mij de Spaansche kampioene de Alvarez laten zien als een Carmen en de Amerikaansche miss Helen Wills als een modern voorbeeld van strenge klassieke schoonheid in den geest van die van haar voornaamgenoote Helene van Troje, die „erg knap" moet zijn geweest. De verbeelding, aan het werk gezet door de lyriek van mijn collega's, wier taak het is om Wimbledon heen te praten, heeft een tableau vivant gezien van een viertal Engelsche meisjes, met blonde haren, blauwe oogen en teinten van melk en wijn, waarbij alle schoonheid op de omslagen der „maga- zines" in het niet verzinkt. Miss K. Bouman is „attradive" en de Zuid-Afrikaansche miss Heine is „handsome". Ik hoop dat miss Bou man onderlegd is in de Engelsche taal en de nuances er van voldoende weet te onderken- nen om te weten dat het prettiger is voor een meisje .attractive" te zijn dan „handsome". Maar zij en Carmen en Helena en zelfs het gansche tableau van „pretty blondes" zal, naar het zich laat zien, geen kans hebben op de overwinning. Fraulein Aussem, bloem- pje van het Rijnland, „een brunette met groote bruine oogen en een innemenden glimlach", fijn van lijn en sierliik van stijl, is het schoonheidsideaal van de Wimbledon- menigte geworden. En wanneer men aan het einde is gekomen van de opsomming harer bekoorlijkheden zegt men met die eigenaar- dige zelfgenoegzaamheid, waarvan de Britten het geheim bezitten „She could1 easily be English" (ze zou best een Engelsche kunnen zijn). in de maten 35 t/'m 75 c.M., in 10 verschillende uitvoeringen. wijzen?" „Nu niet, vriend. Ik kan niet weg uit het hotel. Morgen in den voormiddag breng ik er u heen, zoodra ik vrij heb ik zou eigenlijk van vandaag moeten spreken, maar, geloof me, het zal u niets baten." Het was reeds ver in den voormiddag toen hij vrij had en zijn belofte kon nakomen. Kort na zonsopgang was een bode aan het hotel gekomen met een briefje voor Maliana Pe- trowna, onderteekend door Katya en een lijst- je bevattend van kleeren enz. die zij dadelijk noodig had. „Maak u niet ongerust, ik ver- keer niet in gevaar," had zij aan het slot neergekrabbeld. Maar toch beefden Mala ga's handen danig, terwijl zij de kleeren in- pakte, die gevaar liepen gevlekt te worden door haar snel vlietende tranen. Timosh bracht het valies naar beneden met een ver- vloeking op de lippen. Het verzoek om de kleeren was voor hem de bevestiging van een gebeurtenis, waaraan hij tot op dat oogenblik toch nog getwijfeld had. Hij kon het nauwe- lijks afwachten, dat de portier vrij was. Maar dit was slechts het begin van nieu- we beproevingen voor zijn geduld! Want op dat uur heerschte op het groote, kazemeach- tige politiebureau een drukte als een oordeel. Politieagenten, konstabels, detectives, boden verdrongen elkaar op de binnenplaate en in de gangen. Voor ieder ander als een op het bureau welbekend persoon leek het een onbe- reikbaar ideaal door te dringen tot de kamer van den commissaris. „Het geeft niets," zei de portier, nadat zij een uur lang hadden gewacht. „Ik heb dat wel voorspeld. Laat ons maar weggaan." NEDERLANDSCHE BOND TOT HEi" REDDEN VAN DRENKELINGEN. Verschenen is het 9de jaarverslag van den Nederlandschen bond tot het redden van drenkelingen. Voor wat Alkmaar betreft wordt hierin o.a. medegedeeld, dat de heer C. H. Michon, Houtweg 19, thans deel uit maakt van de pers en propaganda-commissie. Deze is ook door de besturen der aangeslo- ten Brigades als Bonds-Official aangewezen. Lid van den bond is o.a. de Alkmaarsche Vrijwillige Brigade tot Redding van Drenke lingen. Deze is opgericht 17 April 1923 en ondergebracht bij de afdeeling Alkmaar van het Nederlandsche Roode Kruis. Voorzitter is de heer P. de Lange P.B.zn., Langestraat 48; Secretaris de heer C. H. Michon, Houtweg 19; Penningmeester de heer P. Kool Jcz., Wilhelminalaan 10. Technische leiders zijn mevr. J. W. Michon de Jong en de heer J. van Diepen. Medische leider is de heer Jb. Maats, Arts, Steynstraat 1. Zij telt 28 mannen en 18 vrouwen gewone leden. 7 mannen n.l. en 2 vrouwen zijn ge- diplomeerd, en er is 1 vrouw met diploma A. Reddingshaken, zijn door de gemeente aan verschillende bruggen aangebracht op ver zoek der Brigade. Beschermheer is Mr. W. C. Wendelaar, Burgemeester van Alkmaar. Vooreerst dient aldus het jaarverslag helaas opge- merkt, dat de lust onder de leden dit jaar niet was zooals vorige jaren. De oefeningen worden vooral door de mannelijke leden slecht bezocht, met het resultaat, dat dan oo"k slechts 2 mannelijke leden slaagden voor het technisch gedeelte van het Brigade-diploma A. Een vrouwelijk lid slaagde bij het op 21 Maart te den Haag gehouden examen voor het Bondsdiploma A. Dankbaar zij vermeld, dat zooals steeds, voor de brigadeoefeningen kosteloos kon wor den gebruik gemaakt van de Alkmaarsche Zweminrichting. De op verzoek der Brigade, door de Gem. aan verschillende bruggen aangebrachte red dingshaken bewezen meermalen goede dien- sten. Bij vermissing of beschadiging der haken zorgde de Gemeente voor vernieuwing. Ter wille van de propaganda verleende de Brigade, zooals gewoonlijk, hare medewer- king aan het jaarlijksch onderling zwemfeest van de zwemvereeniging D.A.W. Tot slot zij opgemerkt, dat de plaatselijke „Pers" niets dan lof toekomt voor de loyale medewerking, welke zij ons heeft verleend. Moge het a.s. vereenigingsjaar vrucht- baarder zijn, aldus besluit het verslag. De heer C. H. Michon schreef als lid der pers- en propaganda-commissie: De animo, vooral onder de mannelijke le den was dit jaar bedroevend. Pogingen tot opwekken der levensgeesten bij deze leden hadden geen resultaat. Propaganda werd, evenals vorige jaren gemaakt door medewer king te verleenen bij het jaarlijksch „Onder- ling Zwemfeest" van de zwemvereeniging D.A.W. De demonstratie sloeg als steeds zichtbaar bij het publiek in. Daadwerkelijk resultaat: Nihil. Mede uit propagandistisch oogpunt werd het Bondsjaarverslag 1925 aan de plaatselijke bladen toegezonden. Beide bladen gaven hiervan een uitvoerig verslag. Laten wij hopen, dat 1927 andere berichten zal geven. ORGELRESTAURAT1E IN DE LUTH. KERK. Ds. Makkink, alhier, schrijft in „Ons Blad", het veertiendaagsch orgaan van de Ver. van Vrijzinnig Lutherschen over de or- gelrestauratie in de Luth. kerk het volgende: Niet lang geleden is het oude orgel weer in gebruik genomen na eenige weken volledig in restauratie te zijn geweest in het atelier voor orgelbouw van den heer W. Mossel te Heiloo. Het is begrijpelijk, dat er het kerkbestuur zeer veel aan gelegen was dit oude orgel, waarvan kast en yindlade van het onderkla- vier nog dateeren uit de tweede helft der achttiende eeuw, voor de gemeente te behou- den. Volgens de in het achief der Alkmaarsche gemeente, waarvan de wetenschappelijke or- dening en beschrijving door mij is ter hand genomen en sinds geruimen tijd regelmatig wordt voortgezet, bewaard gebleven notulen stelde ds. Schuttrup den 21 sten April 1754 voor het kerkgebouw met een orgel te verrij- ken. Voor dien datum blijkt er dus geen orgel feweest te zijn. Den 18den van Wiedemaand Juni) 1755 werd het „deftig orgel", „waar- mede", gelijk het heet, „tansch ons Godtshuis pronkt" door ds. Everardus Schuttrup met een leerrede „over de nuttigheid der zang- en speelkunst en derzelver invloed op de open- bare godsdienst" ingewijd. Maar Timosh greep hem met ijzeren greep bij zijn arm. „Ik mag hier op de plaats dood blijven, als ik nu wegga! Wij kunnen niet naar binnen best! Maar hij zal toch wel eens, op een goed oogenblik, naar buiten komen?" „Des middags, jategen etenstiid. „Goed. Breng mij naar een punt, dat hij voorbij moet, als hij het gebouw verlaat en blijf dan bij me om mij den man aan te wij zen. Ik ga dan naar hem toe en spreek met hem aesnoods werp ik mij aan zijn voeten." „Nu goed," zei de portier met berusting. Hij kreeg wat genoeg van de zaak, eensdeels omdat hij slechts indirect belang er bij had, anderdeels omdat hij zijn nachtrust had ge- mist. Dicht bij het begin van den overdekten gang, die van de binnenplaats naar de straat voerde, gingen zij tusschen een mengelmoes van clienten op post staan. „Is hij dat? Is hij dat? fluisterde de Kozak zijn metgezel in het oor, telkens als er een ambtenaar voorbijging. De portier had zeker al meer dan een dozijn keeren het hoofd ge- schud, toen hij, juist op slag van twaalven, Timosh toefluisterde: „Daar gaat hijdie van de twee, die het dichtst bij ons is." „Die!" fluisterde Timosh terug, met zijn oogen zoo wijd opengesperd, dat zij bijna van normale grootte waren, „maar die man heet Klobinski!" „Hoe hij heet, weet ik niet, maar het is de „stanowoi" in het derde district. „Maar dat is niet mogelijk! Het is Klo binski, dat verzeker ik je!" - Toen in verband met de Harmomeieer van vroeger dagen het orgel nog geen den ge- meentezang begeleidend instrument kon zijn, werd het dikwijls in de kerken schande- lijk voor allerlei spot- en minneliedekens („madrigalen") misbruikt. 't Deed dienst tot demping van geraas en gedruisch cr. werd in het bizonder M ontspanning in schafiLjden bespeeld, waarover verschillende voca'en en vooral uit den aangegeven tijd, hun veront- waardiging tenslotte niet lanner en al minder konden bedwingen. Eerst later in de achttien de eeuw, als gevolg van de ontwikkeling van het contrapunt, toen een overheerschende toon en dus de zangwijze duideliik kon wor den aangegeven, zijn in de godsdienstoefe- ningen nieuwe banen ingeslagen. 't Orgel werd dus eerst laat een begeleidend instru ment en het valt te verwachten, dat de orgel- muziek in de kerk zoowel in als buiten de godsdienstoefeningen steeds meer aan het licht zal treden. Reden waarom de Kerkeraad wel up to da te gehandeld heeft door het oude instrument volledig te herstellen. Hij was daartoe welis- waar eigenlijk gedwongen Gelukkig na een godsdienstoefening, onder het naspel, had het plotseling zijne diensten geweigera. Liever nu dan allerlei lapwerk, dat niet anders dan geldvermorsen zou beteekenen, wenschte de Groote Kerkeraad afdoende reparatie, als het kon: verbetering. Het een zoowel als het ander is voorspoe- dig geschied, het laatste zonder extra kosten. Aanvankelijk heeft de wil om het orgel foed bij te howden blijkbaar voorgczeten. usschen 18 Juni 1755 en 30 Oct. 1766 is blijkens het oudst-bewaarde Staatboek van het jaar 1766 een fonds gesticht, „dienende tot onderhoudinge van ons kerkorgel". Dit bedroeg op 22 Juni 1757 2200.Den 27sten Dec. 1796 was het reeds gegroeiJ tot een kapitaal, groot 4800.—. Den 15den Febr. 1811 is het met het bijbel,-boeken-en- prijzenfonds definitief onder het beheer van den boekhoudenden ouderling gekomen en van dien tijd af verdwijnt dan ook de com missaris van het orgelfonds", die den 28sten Dec. 1810 zijn laatste afzonderlijke rekening door het extraordinaire consistorie" zag goedgekeurd. De redenen en oorzaken, die tot dien overgang hebben geleid, laten wij hier terzijde, omdat zij ons in bizonderheden zoudoen doen afdalen, die in dit kort bestek toch stellig niet juist zouden kunnen worden uiteengezet en hier ook minder ter zake die- nen. Wegens de ongunstige situatie der kerk verklaart blijkens de notulen van 12 Dec. 1806 broeder Deutenbag zich bereid het or gel voor niets te stellen. In 1831 heeft er, blijkens op 9 Febr. gedane rekening een on- belangrijke reparatie plaats gehad, die blij kens het geringe bedrag ad f 150.voor schoonmaken en repareeren van het orgel, verfwerk en vergulaen aan orgel en gaande- rij wat het orgel aangaat in niet veel anders dan schoonmaken kan hebben be- staan. De gelden daartoe waren door eenige belangstellende leden toegezegd. Op 6 Jan. 1878 en 19 Juni 1879 ten tijde van ds. P. van der Veen werd voor het eerst weer over de voorziening van het orgel ge- praat. De kosten werden op 1465.ge- raamd, volgens opgaaf van de nog hier ter stede aanwezige firma IJpma (Luttik- oudorp). Van de schoone plannen is echter niets gekomen. Dat er na dien tijd behoudens enkele voor- zichtig uitgetrokken allernoodzakelijkste on- derhoudskosten gedurende de laatste veertien jaren hoegenaamd aan ons orgel niets is ge schied, wettigt de handeling van den tegen- woordigen Grooten Kerkeraad met alleen in alien deele, maar het was hoog tijd. Een door hevige regenbuien veroorzaakte inmiddels grondig-herstelde lekkage in het dak was de oorzaak, dat het instrument pijnlijk crepeer- de en ziehier in het kort, naar ik meen iet- wat behoorlijk gedocumenteerd, de vtorge- schiedenis, die bij verder uitstel tot onder- gang en vernietiging van ons schoone orgel zou hebben geleia. Dit is dus nu voorkomen. De moeilijkheden voor het grondige voor- loopige herstel waren, ook dit zal auidelijk zijn, dus niet te onderschatten. 't Was waarlijk geen wonder, dat de regis ters in verloop van tijd vrijwel geheel hun eigenlijk karakter hadden verloren en wel zoo sterk, dat b.v. een hoorn vaak meer ge- leek op een fluit en omgekeerd. Zoo was het noodzakelijk de prestant, die den grondtoon vormt, volledig te versterken, daar ook hier het geluid emstig was verzwakt. Bovendien heeft de heer Mossel de dispositio van het orgel, die tevoren uit sterk schreeuwende re gisters bestond, thans meteen gewijzigd. De salicionaal is nu geheel omgezet in eer voix celeste, waardoor het samenspel tus schen viool en voix celeste een veel harmoni- scher geheel vormt. En zoo zijn wij dan in onze kleine ge- „En waarom zou een „stanowci" niet Klo binski kunnen heet en?" „En je weet het zeker, dat hij de arrestatie heeft bevolen? Niet de heer misschien, die aan den anderen kant loopt?" „Denk je dat het niet pluis bij me is?" ze" de portier nu een beetje knorrig. „Het is die heer het dichtst bij ons, die magere, zwarte Hij is bijna voorbij. Ga je hem niet aanspre ken?" Blijkbaar was Timosh dat niet van plan In plaats van zich naar voren te dringen was hij een weinig achteruit gegaan, also! hij schuil wilde gaan achter den breeden rug van den portier. Hij boog het hoofd en den rug en zoo bleef hij met scherp blikkende oogen half weggekropen staan, zonder zich te bewegen of een woord te zeggen, zoodai Klobinski, in druk gesprek met zijn metge zel, vlak langs hem heen ging zonder zijn tegenwoordigheid op te merken. „Nu?" vroeg de portier, toen de beide Kee ren voorbij waren, aan den Kozak achter hem, „is dat nu alles? Waarvoor heb ik ie hierheen gebracht?" „Neen, dat is niet alles." Uit den verwilderden blik zijner oogen kon men opmaken, dat Timosh zich herstelde van een aanval van geestelijke verlamming, door iets onverwachts veroorzaakt. Zeker, }e hebt me voor iets hier gebracht, maar dat kan Mer niet gebeuren." „Nu, het kan mij niet schelen. waar het dan gebeurt," bromde de portier, „naar ik ga je groeten, daar ik ga eten." c v (Wordt vqrvolgtf). A

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1927 | | pagina 5