Alkmaarsche Gourant
Onrechtmatig bezit,
FEU1LLET0N.
SUIT-CA€ES
LonddQSCb aanteeken&oes.
L. Frankenberg Alkmaar.
Stadsjileaws
jr«. iss. ^27
Nindird Negen en Twintigste Jaargang.
Diimclasr 5 Juli.
Handelsavondsehool
te Alkmaar.
mschrijving van leerlingen voor den cursus
1(1927/1928 op Donderdag 7 en Vrijdag 8 Juli
l.s., tetkens des avonds van 6'A9 uur in
liet gebouw der Handelsschool aan de
Doelenstraat.
Tot de eerste klasse kunnen zonder examen
worden toegelaten zij, die blijkens verklaring
van het betrokken schoolhoofd, dit jaar 6
klassen der lagere school doorloopen hebben.
Toelating tot de hoogere klassen hangt af
van genoten voorontwikkeling.
Zij, die de school reeds bezochten, moeten
#ch opnieuw opgeven.
De Directeur verstrekt gaarne inlichtingen.
Alkmaar, 4 Juli 1927.
De Directeur,
J. H. DE GROOT.
Racflio-hoekje
Woensdag 6 Juli.
Hilversum, 1050 M. 12.— Politieberichten.
12.352.Lunchmuziek door het Lunch-
trio. D. Groeneveld, viool. A. v. Leeuwen,
cello. P- Jochemse, piano. 2.30 Uitzending uit
het Kurhaus. Openingsvoorstelilng voor kin-
deren. De poppenkast van Henri Nolles. 4 30
—5.30 Orgelconcert in de Zendingskapel te
'Amsterdam door Frans Hasse'aar. 1. Orgel
concert Bes gr. t. 3. G. Handel, Best. 2. Fan
tasia en fuga g. kl. t., Bach. 3. Fuga iiber
den Namen B.a.c.h., Schumann. 4a. Roman
ce sans paroles, Guilmant. b. Pastorale op.
118, Bossi. c. Priere, Boellmann. 5a
Larghetto Des gr. t. b. Scherzo. Reger. 6.
Finale op. 21, Franck. 5.30—6.15 Concert
door het A.N.R.O.-orkest. Solist: Frans le
Coultre, viool. 6.15—6.45 Sportlezing door
Dr. J. C. Wartena, over: lets over Athletiek.
6.458.(vervolg) concert. 7.45 Politiebe
richten. 8.15 Aansluiting van he Kurhaus te
Scheveningen. Het Residentie-orkest, onder
leiding van Prof. G. Schneevoigt. Solist:
Arthur Rubinstein, piano. Deze speelt na de
pauze het pianoconcert no. 1 d-moll var.
Brahms. 10.50—12.20 Dansmuziek door het
danskwartet W. Swaap. 10.30 Persberichten.
Daventry 1600 M. 11.20 Licht klassiek
concert. Daventry-kwartet en solisten (piano,
wpraan bariton, cello). 1.202.20 Orkest-
concert. 3.15 Voorlezing uit David Copper-
field, Dickens. 3.20 Lezing: Shakespeare's
King Henry IV. 4.05 Lezing: France. 4 20
S. Brown's trio en solisten. 5.35 Kinderuurtj?
6.20 Orgelbespeling. 6.40 Tuinpraatje. 6 50
Tijdsein, weerbericht, nieuws. 7.05 (vervolg)
Orgelbespeling. 7.20 Lezing: How to avoid
infection. 7.35 De senates van Beethoven.
7.45 Lezing: Development of mind and
character. 8.05 Variete-programma. 9.20
Weerbericht, nieuws. 9.40 Lezing: The Royal
national Eisteddfod of Wales. 9.55 Dream
Valley". Het orkest van Liverpool. R. Hen
derson, bas. Ph. Herbert, spreker. 11 20
12 20 Dansmuziek.
Parijs Radio-Paris", 1750 Af. 10.50
1120 Concert. 12.50—2.10 Orkestconcert
5.05—5.55 Orkestconcert. L. Radisse, cello
A. Locatelli, viool. M. Briclot, piano. 9.05
Concert.
Langenberg 469 Af., Dortmund, 283 M.,
'Miinster, 242 Af. 1.25—2.50 Concert door
de kapel van het 2e Batt. 18e Inf. Reg. 5.50
—6.50 Orkestconcert. 7.558.55 Concert V.
Singer, tenor. Met inleiding over „Gregoria-
nische Chorals". 9.Opera-avond. Orkest.
A. Frankel, sopraan. H. Guermanowa, alt. H
Hoi we, bariton. Daarna tot 12.20 Dansmu
ziek.
Konigswuslerhausen, 1250 Af. en Berlijn
'484 en 566 Af. 12.20—8.05 Lezingen en les
sen. 8 50 „Wer weint urn Juckenack", tragi-
comedie in 3 acten van Rehfisch. 10.50
11-50 Minne- en riddertijd. Orkest. A. Henke.
tenor. B. Geysel, piano.
Hamburg 394.7 Af. 4.35 Dansen uit vroe-
ger tijd. Orkest. 5.20 Dansmuziek. 6.20 Or
kestconcert. 7.20 Orkestconcert. 8.20 „Der
Wettlauf mit dem Schatten". Daarna orkest
concert tot 11.10.
Brussel, 509 Af. 5.206 20 Kamermuziek
(piano, viool, cello). 8.20—10.20 „De Bar
bier van Sevitla", opera van Rossini. Orkest.
koor en solisten.
Naar het Engelsch van Dorothea Gerard.
Door Mr. G. Keller.
U)
HOOFDSTUK IX.
Timosh.
Toen Timosh, die op zijn post zat te dom-
lelen, in dezen onrustigen nacht zijn oogen
iveer eens opsloeg, zag hij tot zijn verbazing,
dat de wijzer van de klok bijna op 3 uur
stond. En zijn genadige meesteres nog niet
thuis. Hi] begon zich een beetje ongerust te
maken.
Zich den slaap uit de kleine oogen wrij-
vend, ging hij naar beneden op verkenning,
en trof daar den nachtportier en den kellner,
die fluisterend zaten te praten, terwijl de
schrik van de jongste gebeurtenis nog op hun
gelaat stond te lezen. Wat zij hem mededee-
ui' Timosh zoo ongelooflijk in de ooren
dat het hem eenige keeren moest verteld wor
den, voor hij van de waarheid overtuigd was.
Toen het intusschen eenmaal tot zijn begrip
was doorgedrongen, liet het effect der mede-
deeling niets te wenschen over.
„Mijn genadige meesteres op het politic-
bureau bulderde hij met een stem, geschikt
omten minste de eerste etage uit den slaap
te doen opschnkken, en die de portier, zich
bewust van zijn verantwoordelijkheid, dan
ook vergfcfs trachtte te dempen.
Londen, 24 Juni.
JMargot."'
Mrs. Asquith heeft zich indertijd in de au
tobiographic, die zij heeft uifgegeven, een vrij-
moedige criticus getoond van de hooge kriri-
gen in Engeland. Thans heeft de vermaarde
vrouw die gemeenzaam bekend is met haar
voornaam Margot en die inmiddels tot Lady
is bevorderd een nieuw boek uitgegeven dat
„Lay Sermons" (leekepreeken) heet. Ook dit
boek is zeer openhartig en niet erg bevorder-
lijk voor handhaving van het aanzien der
hooge standen.
Ik maak er melding van omdat het juist is
verschenen in een tijd, waarin ook langs an-
deren weg wordt vernomen dat het gezellig-
heidsleven der voorname menschen niet zoo
aangenaam en voorbeeldig is als het zou
moeten zijn.
Margot" is een sterke persoonlijkheid, een
vrouw van sterk karakter; en haar uitlatin-
gen hebben de nadeelen, die altijd met zulk
een geestesstaat samen gaan. Democratisch
van nature, bezield met een ernstige liefde
voor haar medemenschen, voelt zij misstan-
den krachtig, en krachtiger wamneer die zich
voordoen in de uitverkoren kringen der maat-
schappij, die in levenshouding moreel
en maatschappelijk een voorbeeld behoo-
ren te zijn voor de veel grootere rest. „Mar-
got" moet de wijsgeerigheid missen, die men
haar echtgenoot Lord Asquith, den ouden li-
beralen leider, toeschrijft van wien men heeft
gezegd, dat zijn voornaamste levensbeginsel
„Laisser Faire" is (Laat maar waaien). Er
is nimmer een schijn bewijs geweest dat Lord
Asquith of de Liberate Partij deze futlooze
leus in hun schild dragen. En zeker is he4
niet de leuze van Lady Asquith, die zich zoo
warm maakt om toestanden die haar ver-
keerd lijken, dat zij geneigd is ze wat te hevig
aan de kaak te stellen. In een uitdrukkings-
vorm, die uitmunt door friscliheid, oorspron-
kelijkheid en den tintelenden geest er van, is
zij een der belangwekkendste zedeprediksters
van het moderne Engeland geworden, sterk
gehaat door dat deel der middenstanden, dat
een erfelijk ontzag en diepe vereering koestert
1 voor de aristocratie en dat zijn afgoden niet
wil zien vallen en iets van hun luister deel-
achtig zou willen worden, diep bemind door
een minderheid in het land, die schijn nocb
ijdelheid telt en niet wenscht te berusten in de
klaarblijkelijke onvermijdelijkheid van mis-
standen en gebrek aan menschenmin in een
wereld, die uit de meest ongelijksoortige een-
heden in samengesteld.
De veel geplaagde gastvrouw.
Lady Asquith gewaagt in haar boek van
de ongemanierdheid van gasten. Men weet
hoe de Engelsche edelen gastvrijheid opvat-
ten, hoe zij hun vrienden en vriendinnen
ontvangen in hun mooie landhuizen, hen het
vrije gebruik van alle huisdiensten en diena-
ren laten, hen vergasten op alles, aan voed-
sel en vermaak dat het „home" en de omlig-
gende gronden hebben aan te bieden. Het
ideaal der gastvrijheid is de grootst moge-
lijke persconlijke vrijheid van de gasten. Het
schijnt dat dit beginsel niet langer kan wor
den gehandhaafd. De gasten zelf hebben het
er naar gemaakt. Mrs. Asquith verteld
dat tegenwoordig niets he'dig of veilig is voor
de gasten in haar huis. En een aantal ande-
re Society Ladies" hebben het terstond oe-
vestigd. Prachtige schoorsteenmantels wor
den bedorven door brandende sigaretten. Men
rookt over het gansche huis en trapt smeu-
lende sigareteindjes in de nop van kostbare
tapijten. Men voedt zijn honden uit kostbare
borden en beschadigt prachtige deuren door
er sigaren tegen uit te blusschen.
Dit schreeuwend gebrek aan goede manie-
ren en een eerbied voor het gced van ande-
ren wordt ten deele toegeschreven aan de zoo-
genaamde „crushers", de ongenoode gasten,
die een plaag van belang zijn geworden,
vooral voor de gastvrouw in de stad. Die
plaag is zoo emstig geworden dat een der
hcoge dames, die veel feesten geeft, de Her-
togin van Sutherland, heeft laten weten dat
alle gasten, die haar partijen bezoeken,
voortaan hun uitnoodigingskaart moeten
laten zien. De ongenoode gasten zijn blijk-
baar vooral jonge mannen en vrouwen, be
zield met de eerzucht zich in hooge kringen
te bewegen maar verstoken van de middelen
zulks te doen. Een flinke dosis vrijmoedig-
heid. gevoegd bij de eerzucht, brengt hen er
toe de huizen van Mayfair binnen te stappen,
waar uiterliike kenteekenen wijzen op een
feest binnenin. Het aantal dezer durvers, in
het gezelschap van hun vrouwelijke dans-
partners is den laatsten tiid onrustbarend ge
groeid. zoodat het niet zelden voorkomt, dat
de helft van een feestvierende schare uit on
genoode gasten bestaat, met het gevolg dat
het gedrang veel te groot is en de verver-
schingen tekort schieten.
De verklaring voor het verschijnsel ligt
„Mijn genadige meesteres? Wie heeft het
gedurfd haar daarheen te brengen?"
„De commissaris zelf heeft haar doen ar-
resteeren. Daar kon men niets tegen doen."
Maar waarvoor? In alle duivels naam,
waarvoor dan toch?"
„Naar het schijnt voor het gebruik van
valsche papieren."
„Dat is een leugen," zei Timosh met be-
slistheid. „Ik zal dat op het politiebureau
gaan zeggen. Wil mij de deur open doen."
En hij ging naar de deur.
„Bespaar u de moeite, geloof me. Men zal
u niet binnen laten. Welk gewicht heeft uw
woord tegenover dat van een „stanowoi"?"
„Dan wil ik den „stanowoi" zelf spreken.
Ik wil hem zeggen, dat hij zich heeft laten
voorliegen. Waar is hij? Hier in Huis?"
„Neen, hij is onmiddellijk na de arresta-
tie heengegaan, ik vermoed naar zijn huis."
„Waar woont hij?"
„Ik ken zijn adres niet. Hoe zou ik ook
daaraan komen?"
„En zijn naam?"
De portier haalde zijn in Het bont gehulde
schouders op.
„Dat weet ik al evenmin. Het is de com
missaris in het derde district, meer behoef ik
niet te weten."
„Maar hoe kan ik hem dan te spreken
krijgen?" vroeg Himosh, terwijl hij met zijn
handen een gebaar maakfe alsof hij den por
tier wilde wurgen.
„Door naar zijn bureau te gaan. Maar dat
is nu gesloten."
„Dan ga ik voor de deur zitten tot het in
den ochtend opengaat. Wilt ge mij den weg
echter met alleen in fiet toenemend aantal
eerzuchtige en brutale sociale „Streber". In
het gansche gezelligheidsleven der voorname
liedten in Londen schijnt een omwenteling te
zijn gekomen. De plaag der ongenoode gas
ten hebben de gastvrouwen ten deele aan
zichzelf te wijten. De persoonlijke gastvrij
heid heeft in de huizen van Mayfair niet zel
den plaats gemaakt voor de gemakkelijker
taak de gasten vermaak te verschaffen zon
der dat de gastvrouw het nocdig vindt de ziel
der beweging te zijn. Vroeger dacht een gast
vrouw er niet aan menschen uit te noodigen
die zijn niet persoonlijk kende. De ongenoode
gast had toen weinig kans. Maar nu heeft de
gastvrouw geleerd dat zij zich veel moeite
kan besparen door meisjes en vrouwen uitnoo-
digingen te zenden met de mededeelimg „and
partner". In vele gevallen kent zij den
„partner" niet en daarom is de weg voor
den „crushtr" open.
De mcoie tennismeisjes.
Met tennis in zijn glorie in dat Mecca van
de sport, Wimbledon, moet ik mijn woordje
voegen bij de velen, die thans over den groo-
ten internatioalen kamp worden gehoord.
Maar het moet een frivool woord worden,
want ondanks het om beurten heldhaftig en
vleiend proza dat aan de helden en heldinnen
van Wimbledon wordt gewijd en dat den ar-
gelooze den indruk wil geven dat geen ster-
veling zoo groot kan zijn als een groot ten-
nisspeler en dat geen wonderkind zoo won-
derbaarlijk kan zijn als de zestienjarige Betty
Nuthall, die de Amerikaansche kampioene
Mallory versloeg als een vrouwelijke David
een vrouwelijke Goliath, niettegenstaande dit
alles zie ik in Wimbledon niet het tooneel van
wereldschokkende gebeurtenissen maar een
tooneel van een charmant spel, keurig en
luisterrijk gedemonstreerd. En daarom laat
ik de tennisuitslagen voor wat zij zijn of mo-
gen worden (ook al verheug ik mij over het
feit dat Timmer en Kea zich reeds door de
derde ronde hebben heengeslagen) en richt
mijn belangstelling op een nevenstrijd, die
onder de roos eveneens op Wimbledon wordt
beslist. Wie is de koningin van Wimbledon?
Wie zal de schoonheidscompetitie winnen,
die er, tennis en passant, wordt gehouden,
zonder dat iemand er erg in heeft? Lenglen
was een erkend tenniswonder en muntte met-
een niet door schoonheid uit, ook al moet ik
de tweede vrouw nog ontmoeten die zooveel
schoonheid in beweging te zien geeft. Leng
len trok duizenden naar dit opperste oord
van tennisglorie. En nu is er geen vrouw,
verbazingwekkend genoeg in haar evoluties
met slagnet en beenen om het verlies goed te
maken. En zij die geroepen zijn met journa-
listieke middelen het publiek naar de wed-
strijden te doen stroomen, moesten het over
een anderen boeg gooien. Daarom beloofden
zij het publiek een peloton vrouwelijke lief-
talligheid, een intemationaal „beauty chorus"
van het tennisspel.
Ik ben naar Wimbledon geweest en heb
dus mijn aesthetisch oog niet kunnen vergas
ten aan de gelaatstrekken dezer sportgirls
en het gewarrel van haar even sierlijke als
snelle beenen. Maar de chroniqueurs van
Wimbledon hebben veel gemaakt. Zij hebben
mij de Spaansche kampioene de Alvarez laten
zien als een Carmen en de Amerikaansche
miss Helen Wills als een modern voorbeeld
van strenge klassieke schoonheid in den
geest van die van haar voornaamgenoote
Helene van Troje, die „erg knap" moet zijn
geweest. De verbeelding, aan het werk gezet
door de lyriek van mijn collega's, wier taak
het is om Wimbledon heen te praten, heeft
een tableau vivant gezien van een viertal
Engelsche meisjes, met blonde haren, blauwe
oogen en teinten van melk en wijn, waarbij
alle schoonheid op de omslagen der „maga-
zines" in het niet verzinkt. Miss K. Bouman
is „attradive" en de Zuid-Afrikaansche miss
Heine is „handsome". Ik hoop dat miss Bou
man onderlegd is in de Engelsche taal en de
nuances er van voldoende weet te onderken-
nen om te weten dat het prettiger is voor een
meisje .attractive" te zijn dan „handsome".
Maar zij en Carmen en Helena en zelfs het
gansche tableau van „pretty blondes" zal,
naar het zich laat zien, geen kans hebben
op de overwinning. Fraulein Aussem, bloem-
pje van het Rijnland, „een brunette met
groote bruine oogen en een innemenden
glimlach", fijn van lijn en sierliik van stijl,
is het schoonheidsideaal van de Wimbledon-
menigte geworden. En wanneer men aan het
einde is gekomen van de opsomming harer
bekoorlijkheden zegt men met die eigenaar-
dige zelfgenoegzaamheid, waarvan de Britten
het geheim bezitten „She could1 easily be
English" (ze zou best een Engelsche kunnen
zijn).
in de maten 35 t/'m 75 c.M.,
in 10 verschillende uitvoeringen.
wijzen?"
„Nu niet, vriend. Ik kan niet weg uit het
hotel. Morgen in den voormiddag breng ik er
u heen, zoodra ik vrij heb ik zou eigenlijk
van vandaag moeten spreken, maar, geloof
me, het zal u niets baten."
Het was reeds ver in den voormiddag toen
hij vrij had en zijn belofte kon nakomen. Kort
na zonsopgang was een bode aan het hotel
gekomen met een briefje voor Maliana Pe-
trowna, onderteekend door Katya en een lijst-
je bevattend van kleeren enz. die zij dadelijk
noodig had. „Maak u niet ongerust, ik ver-
keer niet in gevaar," had zij aan het slot
neergekrabbeld. Maar toch beefden Mala
ga's handen danig, terwijl zij de kleeren in-
pakte, die gevaar liepen gevlekt te worden
door haar snel vlietende tranen. Timosh
bracht het valies naar beneden met een ver-
vloeking op de lippen. Het verzoek om de
kleeren was voor hem de bevestiging van een
gebeurtenis, waaraan hij tot op dat oogenblik
toch nog getwijfeld had. Hij kon het nauwe-
lijks afwachten, dat de portier vrij was.
Maar dit was slechts het begin van nieu-
we beproevingen voor zijn geduld! Want op
dat uur heerschte op het groote, kazemeach-
tige politiebureau een drukte als een oordeel.
Politieagenten, konstabels, detectives, boden
verdrongen elkaar op de binnenplaate en in
de gangen. Voor ieder ander als een op het
bureau welbekend persoon leek het een onbe-
reikbaar ideaal door te dringen tot de kamer
van den commissaris.
„Het geeft niets," zei de portier, nadat zij
een uur lang hadden gewacht. „Ik heb dat
wel voorspeld. Laat ons maar weggaan."
NEDERLANDSCHE BOND TOT HEi"
REDDEN VAN DRENKELINGEN.
Verschenen is het 9de jaarverslag van
den Nederlandschen bond tot het redden van
drenkelingen.
Voor wat Alkmaar betreft wordt hierin o.a.
medegedeeld, dat de heer C. H. Michon,
Houtweg 19, thans deel uit maakt van de
pers en propaganda-commissie.
Deze is ook door de besturen der aangeslo-
ten Brigades als Bonds-Official aangewezen.
Lid van den bond is o.a. de Alkmaarsche
Vrijwillige Brigade tot Redding van Drenke
lingen. Deze is opgericht 17 April 1923 en
ondergebracht bij de afdeeling Alkmaar van
het Nederlandsche Roode Kruis.
Voorzitter is de heer P. de Lange P.B.zn.,
Langestraat 48; Secretaris de heer C. H.
Michon, Houtweg 19; Penningmeester de
heer P. Kool Jcz., Wilhelminalaan 10.
Technische leiders zijn mevr. J. W. Michon
de Jong en de heer J. van Diepen.
Medische leider is de heer Jb. Maats, Arts,
Steynstraat 1.
Zij telt 28 mannen en 18 vrouwen gewone
leden. 7 mannen n.l. en 2 vrouwen zijn ge-
diplomeerd, en er is 1 vrouw met diploma A.
Reddingshaken, zijn door de gemeente aan
verschillende bruggen aangebracht op ver
zoek der Brigade.
Beschermheer is Mr. W. C. Wendelaar,
Burgemeester van Alkmaar. Vooreerst dient
aldus het jaarverslag helaas opge-
merkt, dat de lust onder de leden dit jaar
niet was zooals vorige jaren. De oefeningen
worden vooral door de mannelijke leden
slecht bezocht, met het resultaat, dat dan oo"k
slechts 2 mannelijke leden slaagden voor het
technisch gedeelte van het Brigade-diploma
A.
Een vrouwelijk lid slaagde bij het op 21
Maart te den Haag gehouden examen voor
het Bondsdiploma A.
Dankbaar zij vermeld, dat zooals steeds,
voor de brigadeoefeningen kosteloos kon wor
den gebruik gemaakt van de Alkmaarsche
Zweminrichting.
De op verzoek der Brigade, door de Gem.
aan verschillende bruggen aangebrachte red
dingshaken bewezen meermalen goede dien-
sten.
Bij vermissing of beschadiging der haken
zorgde de Gemeente voor vernieuwing.
Ter wille van de propaganda verleende de
Brigade, zooals gewoonlijk, hare medewer-
king aan het jaarlijksch onderling zwemfeest
van de zwemvereeniging D.A.W.
Tot slot zij opgemerkt, dat de plaatselijke
„Pers" niets dan lof toekomt voor de loyale
medewerking, welke zij ons heeft verleend.
Moge het a.s. vereenigingsjaar vrucht-
baarder zijn, aldus besluit het verslag.
De heer C. H. Michon schreef als lid der
pers- en propaganda-commissie:
De animo, vooral onder de mannelijke le
den was dit jaar bedroevend. Pogingen tot
opwekken der levensgeesten bij deze leden
hadden geen resultaat. Propaganda werd,
evenals vorige jaren gemaakt door medewer
king te verleenen bij het jaarlijksch „Onder-
ling Zwemfeest" van de zwemvereeniging
D.A.W. De demonstratie sloeg als steeds
zichtbaar bij het publiek in. Daadwerkelijk
resultaat: Nihil. Mede uit propagandistisch
oogpunt werd het Bondsjaarverslag 1925
aan de plaatselijke bladen toegezonden. Beide
bladen gaven hiervan een uitvoerig verslag.
Laten wij hopen, dat 1927 andere berichten
zal geven.
ORGELRESTAURAT1E IN DE LUTH.
KERK.
Ds. Makkink, alhier, schrijft in „Ons
Blad", het veertiendaagsch orgaan van de
Ver. van Vrijzinnig Lutherschen over de or-
gelrestauratie in de Luth. kerk het volgende:
Niet lang geleden is het oude orgel weer in
gebruik genomen na eenige weken volledig in
restauratie te zijn geweest in het atelier voor
orgelbouw van den heer W. Mossel te Heiloo.
Het is begrijpelijk, dat er het kerkbestuur
zeer veel aan gelegen was dit oude orgel,
waarvan kast en yindlade van het onderkla-
vier nog dateeren uit de tweede helft der
achttiende eeuw, voor de gemeente te behou-
den.
Volgens de in het achief der Alkmaarsche
gemeente, waarvan de wetenschappelijke or-
dening en beschrijving door mij is ter hand
genomen en sinds geruimen tijd regelmatig
wordt voortgezet, bewaard gebleven notulen
stelde ds. Schuttrup den 21 sten April 1754
voor het kerkgebouw met een orgel te verrij-
ken. Voor dien datum blijkt er dus geen orgel
feweest te zijn. Den 18den van Wiedemaand
Juni) 1755 werd het „deftig orgel", „waar-
mede", gelijk het heet, „tansch ons Godtshuis
pronkt" door ds. Everardus Schuttrup met
een leerrede „over de nuttigheid der zang- en
speelkunst en derzelver invloed op de open-
bare godsdienst" ingewijd.
Maar Timosh greep hem met ijzeren greep
bij zijn arm.
„Ik mag hier op de plaats dood blijven, als
ik nu wegga! Wij kunnen niet naar binnen
best! Maar hij zal toch wel eens, op een
goed oogenblik, naar buiten komen?"
„Des middags, jategen etenstiid.
„Goed. Breng mij naar een punt, dat hij
voorbij moet, als hij het gebouw verlaat en
blijf dan bij me om mij den man aan te wij
zen. Ik ga dan naar hem toe en spreek met
hem aesnoods werp ik mij aan zijn voeten."
„Nu goed," zei de portier met berusting.
Hij kreeg wat genoeg van de zaak, eensdeels
omdat hij slechts indirect belang er bij had,
anderdeels omdat hij zijn nachtrust had ge-
mist.
Dicht bij het begin van den overdekten
gang, die van de binnenplaats naar de straat
voerde, gingen zij tusschen een mengelmoes
van clienten op post staan.
„Is hij dat? Is hij dat? fluisterde de Kozak
zijn metgezel in het oor, telkens als er een
ambtenaar voorbijging. De portier had zeker
al meer dan een dozijn keeren het hoofd ge-
schud, toen hij, juist op slag van twaalven,
Timosh toefluisterde:
„Daar gaat hijdie van de twee, die
het dichtst bij ons is."
„Die!" fluisterde Timosh terug, met zijn
oogen zoo wijd opengesperd, dat zij bijna
van normale grootte waren, „maar die man
heet Klobinski!"
„Hoe hij heet, weet ik niet, maar het is de
„stanowoi" in het derde district.
„Maar dat is niet mogelijk! Het is Klo
binski, dat verzeker ik je!" -
Toen in verband met de Harmomeieer van
vroeger dagen het orgel nog geen den ge-
meentezang begeleidend instrument kon
zijn, werd het dikwijls in de kerken schande-
lijk voor allerlei spot- en minneliedekens
(„madrigalen") misbruikt. 't Deed dienst tot
demping van geraas en gedruisch cr. werd in
het bizonder M ontspanning in schafiLjden
bespeeld, waarover verschillende voca'en en
vooral uit den aangegeven tijd, hun veront-
waardiging tenslotte niet lanner en al minder
konden bedwingen. Eerst later in de achttien
de eeuw, als gevolg van de ontwikkeling van
het contrapunt, toen een overheerschende
toon en dus de zangwijze duideliik kon wor
den aangegeven, zijn in de godsdienstoefe-
ningen nieuwe banen ingeslagen. 't Orgel
werd dus eerst laat een begeleidend instru
ment en het valt te verwachten, dat de orgel-
muziek in de kerk zoowel in als buiten de
godsdienstoefeningen steeds meer aan het
licht zal treden.
Reden waarom de Kerkeraad wel up to da
te gehandeld heeft door het oude instrument
volledig te herstellen. Hij was daartoe welis-
waar eigenlijk gedwongen Gelukkig na een
godsdienstoefening, onder het naspel, had het
plotseling zijne diensten geweigera. Liever nu
dan allerlei lapwerk, dat niet anders dan
geldvermorsen zou beteekenen, wenschte de
Groote Kerkeraad afdoende reparatie, als
het kon: verbetering.
Het een zoowel als het ander is voorspoe-
dig geschied, het laatste zonder extra kosten.
Aanvankelijk heeft de wil om het orgel
foed bij te howden blijkbaar voorgczeten.
usschen 18 Juni 1755 en 30 Oct. 1766 is
blijkens het oudst-bewaarde Staatboek van
het jaar 1766 een fonds gesticht, „dienende
tot onderhoudinge van ons kerkorgel". Dit
bedroeg op 22 Juni 1757 2200.Den
27sten Dec. 1796 was het reeds gegroeiJ tot
een kapitaal, groot 4800.—. Den 15den
Febr. 1811 is het met het bijbel,-boeken-en-
prijzenfonds definitief onder het beheer van
den boekhoudenden ouderling gekomen en
van dien tijd af verdwijnt dan ook de com
missaris van het orgelfonds", die den 28sten
Dec. 1810 zijn laatste afzonderlijke rekening
door het extraordinaire consistorie" zag
goedgekeurd. De redenen en oorzaken, die
tot dien overgang hebben geleid, laten wij
hier terzijde, omdat zij ons in bizonderheden
zoudoen doen afdalen, die in dit kort bestek
toch stellig niet juist zouden kunnen worden
uiteengezet en hier ook minder ter zake die-
nen.
Wegens de ongunstige situatie der kerk
verklaart blijkens de notulen van 12 Dec.
1806 broeder Deutenbag zich bereid het or
gel voor niets te stellen. In 1831 heeft er,
blijkens op 9 Febr. gedane rekening een on-
belangrijke reparatie plaats gehad, die blij
kens het geringe bedrag ad f 150.voor
schoonmaken en repareeren van het orgel,
verfwerk en vergulaen aan orgel en gaande-
rij wat het orgel aangaat in niet veel
anders dan schoonmaken kan hebben be-
staan. De gelden daartoe waren door eenige
belangstellende leden toegezegd.
Op 6 Jan. 1878 en 19 Juni 1879 ten tijde
van ds. P. van der Veen werd voor het eerst
weer over de voorziening van het orgel ge-
praat. De kosten werden op 1465.ge-
raamd, volgens opgaaf van de nog hier ter
stede aanwezige firma IJpma (Luttik-
oudorp). Van de schoone plannen is echter
niets gekomen.
Dat er na dien tijd behoudens enkele voor-
zichtig uitgetrokken allernoodzakelijkste on-
derhoudskosten gedurende de laatste veertien
jaren hoegenaamd aan ons orgel niets is ge
schied, wettigt de handeling van den tegen-
woordigen Grooten Kerkeraad met alleen in
alien deele, maar het was hoog tijd. Een door
hevige regenbuien veroorzaakte inmiddels
grondig-herstelde lekkage in het dak was de
oorzaak, dat het instrument pijnlijk crepeer-
de en ziehier in het kort, naar ik meen iet-
wat behoorlijk gedocumenteerd, de vtorge-
schiedenis, die bij verder uitstel tot onder-
gang en vernietiging van ons schoone orgel
zou hebben geleia.
Dit is dus nu voorkomen.
De moeilijkheden voor het grondige voor-
loopige herstel waren, ook dit zal auidelijk
zijn, dus niet te onderschatten.
't Was waarlijk geen wonder, dat de regis
ters in verloop van tijd vrijwel geheel hun
eigenlijk karakter hadden verloren en wel
zoo sterk, dat b.v. een hoorn vaak meer ge-
leek op een fluit en omgekeerd. Zoo was het
noodzakelijk de prestant, die den grondtoon
vormt, volledig te versterken, daar ook hier
het geluid emstig was verzwakt. Bovendien
heeft de heer Mossel de dispositio van het
orgel, die tevoren uit sterk schreeuwende re
gisters bestond, thans meteen gewijzigd. De
salicionaal is nu geheel omgezet in eer
voix celeste, waardoor het samenspel tus
schen viool en voix celeste een veel harmoni-
scher geheel vormt.
En zoo zijn wij dan in onze kleine ge-
„En waarom zou een „stanowci" niet Klo
binski kunnen heet en?"
„En je weet het zeker, dat hij de arrestatie
heeft bevolen? Niet de heer misschien, die
aan den anderen kant loopt?"
„Denk je dat het niet pluis bij me is?" ze"
de portier nu een beetje knorrig. „Het is die
heer het dichtst bij ons, die magere, zwarte
Hij is bijna voorbij. Ga je hem niet aanspre
ken?"
Blijkbaar was Timosh dat niet van plan
In plaats van zich naar voren te dringen
was hij een weinig achteruit gegaan, also!
hij schuil wilde gaan achter den breeden rug
van den portier. Hij boog het hoofd en den
rug en zoo bleef hij met scherp blikkende
oogen half weggekropen staan, zonder zich
te bewegen of een woord te zeggen, zoodai
Klobinski, in druk gesprek met zijn metge
zel, vlak langs hem heen ging zonder zijn
tegenwoordigheid op te merken.
„Nu?" vroeg de portier, toen de beide Kee
ren voorbij waren, aan den Kozak achter
hem, „is dat nu alles? Waarvoor heb ik ie
hierheen gebracht?"
„Neen, dat is niet alles."
Uit den verwilderden blik zijner oogen kon
men opmaken, dat Timosh zich herstelde van
een aanval van geestelijke verlamming, door
iets onverwachts veroorzaakt. Zeker, }e hebt
me voor iets hier gebracht, maar dat kan Mer
niet gebeuren."
„Nu, het kan mij niet schelen. waar het
dan gebeurt," bromde de portier, „naar ik
ga je groeten, daar ik ga eten."
c v (Wordt vqrvolgtf). A