Alkmaarsche Gsurant
Damrnbriek,
"''M 'Wk WllT
lAftr!
Schaakrobrieb.
MARTIN'S VERJONCINCSKUUR.
'wa m' 'rn^m
EEUI1XET0N.
Hinderd negen en twintigsti Jaargang.
Sacco en Vanzetti.
No. 189 1927
Zaterdas; 13 Augustus.
Een parallel nut de beruchte
Dreijfus-affaire.
In de Frankfurter Zeiung trok dezer dagen
Werner Thormann een parallel tusschen
de zaak van Sacco en Vanzetti en de befaam-
de Dreyfus-affaire. De details van de laatste
zaak, die zulke groote gevolgen in het Fran-
s che politieke leven heeft gehad, gaf hi) ta-
inelijk breed weer. Wij meenen, dat de bizon-
derheden lang genoeg geleden zijn, om te
kunnen veronderstellen, dat ze ir.enigeen niet
nicer voor den geest staan.
De bolsjewistenvrees, waarmee de Ameri-
kaansche bourgeoisie in 1920 als van een
koorts was bezeten, een atmosfeer waarin
men twee anarchisen als Sacco en Vanzetti
tot ieder misddjf in staat achtte, is te verge-
lij'ken met de paniekstemming, die in Parijs
de burgerij aangreep tengevolge van de bom-
aanvallen in de jaren 1892-1894. Den 24en
ijuni was de president der republiek Sadi-
Carnot als slachtoffer gevallen van een
moordaanslag, welke door politiek-onge-
schoolden met bet vooruitdringen van de
socialistiscbe beweging in direct oorzakelijk
verband werd gebracht. De *reactionaire ele-
menten van alle richtingen riepen om een
grooten schoor.maak, Hun sterkste machtspo-
sitie was het ieger, vooral in den generalen
staf vond men een bolwerk van door dwaze
rassen-instincten beinvloed nationalisme.
Een simpele spionnage-zaak werd de aan
leiding tot een z.g. „nationale vernieuwings-
beweging".
Den militairen attache van het Duitsche
gezantschap was een van inhoud tamelijk
waardelooze mededeeling in handen gespeeld
over artilleristische vernieuwingen in het
Fransche leger,- Het crimineele stuk kwam in
handen van de Fransche contra-spionnage
Men zocht den schuldige in den generalen
staf. Een gelijkenis van handschrift richtte
de verdenking op kapitein Dreyfus, die door
zijn talenten en door het feit dat hij Jood
was, bij zijn superieuren grondig gehaat
werd. Hij stond spoedig voor een krijgsraad.
Uit een oogpunt van nationale veiligheid
werd de zaak in het geheim behandeld. De
meeningen van de schdftdeskundigen liepen
seer uiteen. Men oordeelde dat de medeaee-
ling door Dreyfus geschreven kon zijn, maar
het kon ook dat men louter had te denken aan
;en frappante gelijkenis. De rechter van ln-
structie wilde het proces opschorten wegens
gebrek aan bewijs. Maar nu kwam de natio-
aalistische pers in't geweer. Onder den druk
der openbare meening werd de behandeling
voortgezet. Het verhoor van den verdachte,
die zijn onschuld met kracht staande hield,
en van de getuigen, was reeds afgeloopen.
Daar dook uit het ministerie van oorlog een
nieuw stuk op, dat Dreyfus zwaar belastte.
Thans was het oordeel gauw geveld: degra-
datie, verbanning naar het Duivelseiland met
diwangarbeid.
Slechts twee menschen gelooven nog vast
aan zijn onschuld: zijn vrouw en zijn broer
Maar door gemis aan't geringste bewijsma-
teriaal zijn zij machteloos. Daar krijgen zij
echter onvewachte hulp: de ware schuldige
wordt ontdekt. Het is een avonturier, die door
hfet vreemdelingenlegioen heen in het Fran
sche officierskorps is binnengedrongen. Wat
hierna gebeurt stempelt de verantwoordielijke
figurertoin den generalen staf. tot misdadi-
£ers-
Overste Picquart, chef van den inlichtin-
gendienst, heeft de bewijzen voor de onschuld
van kapitein Dreytus in handen. Hij brengt
ze zijn superieur, generaal Gonse en wordt
hoogst onvriendelijk ontvangen.
„Wat deert het u, dat de jood op het Dui
velseiland zit?"
I „Maar hij is toch onschuldig."
1 „Wanneer u zwijgt weet niemand het."
„Generaal, het geheim zal ik niet mee in
't graf nemen".
Een paar dagen later kan Picqueard in
een eenzaam grensgarnizoen in Tunis over de
gevolgen van zijn vrijmoedigheid nadenken.
En als hij werkelijk zijn geheim niet vast-
houdt, wordt hij voor twee maanden in ar
rest gesteld en uit het leger ontslagen. Wel-
iswaar heeft ook de werkelijke spion voor het
gerecht gestaan. Maar hij is m,et glans vrij-
gesproken en wordt door de chauvinistische
pers als een nationale held geeerd.
Op den dag na zijn vrijspraak verschijnt
in een bekend blad een open brief van Emile
Zola aan den president der republiek. Van
Door Rafael Sabatini.
Uit het Engelsch door C. M. G. d. W.
4)
„Madame, madame! riep hij uit. „Wacht
even, hoor mij "aan!"
Zij stond stil, keerde zich half om en keek
hem over haar schouder aan, met toorn in
haar blik, spot om raar rooden mond, en oobe-
schaamdheid in haar geheele uiterlijk.
„Ik geloof dat ik al meer dan genoeg ge-
hoord heb mijnheer" zei ze. „Ik ben ten min-
ste verzekerd dat ik in u niets meer heb dan
een vriend bij mooi weer, een dienaar met de
lippen."
„Ach, zeg dat niet madame!" riep hij met
bewogen stem. „Zeg dat niet. Ik zou u van
dienst willen zijn als geen ander te wereld1
dat weet ge, markiezin, dat weet ge'"
Zij zag om zich heen en keek hem aan;
haar glimlach werd' een weinig sprekender
alsof de man ha.ar amuseerde en haar boos-
heid temperde.
„Zulke betuigingen zijn gemakkelijk ge
noeg. Het kost geen moeite te zeg gen dat men
zou willen sterven voor iemand, zoo lang er
van zulk een opoffering geen sprake is. Maar
zoodra ik maar een gunst van u vraag, dan
b het dadelijk: ,,En mijn goeden naam dan!
tn mijn betrekking als SenechalMoet ik de
gevangenis in gestopt worden of opgehangen
om u pleizier te doen! Bah!" zoo besloot zij,
haar prachtig hoofd schuddende. „De wereld
dezen dag ar 13 Januari 1898 Dreyfus
heeft inmiddels reeds drie jaren dwangarbeid
achter zich in een moordaanslag klimaat
is de waarheid in aantocht.
„Zola's brief is de revolutionairste daad
van deze eeuw" verklaarde de leidier der so-
cialisten Jules Guesde. Zola moet een jaar de
gevangenis in.
Men rept al van een groot proces tegen
alien, die in't openbaar voor een revisie van
het Dreyfus-proces gepleit hebben. Daar
treft de tegenstanders van Dreyfus een vernie-
tigende slag. Een nieuw onderzoek van het
dossier brengt het bewijs, dat het geheimzin-
nige stuk waarop Dreyfus veroordeeld werd,
vervalscht is. De vervalscher, majoor Henry,
komt in de gevangenis en zijn raedeplichtige,
de werkelijke vervaardiger van de mededeelin-
gen aan den Duitschen militairen attache,
vlucht de grens over.
In den generalen staf is er een la wine van
ontslagen en verplaatsingen, zelfs de minis
ter van oorlog wordt tot heengaan gedwon-
gen. Toch weet de reactie het pleit te herwin-
nen, de regeering omver te werpen en sta-
kingsonlusten geven de aanleiding tot groote
troepenconcentratie in Parijs en demonstraties
van de Patriottenliga.
Ten derde male moet het noodlot helpend
ingrijpen. President Felix Faure, een van de
overtuigdste aanhangers der schuld-theorie,
sterft plotseling, en zijn opvolger Loubet is
aanhanger van een revisie. Hij is het mik-
punt van beleedigingen van van chauvinis
tische zijde waarbij men zich zelfs tot daden
laat verleiden, wanneer den Ten Juni het hoi
van cassatie onder den druk van het ontlas-
tend bewijsmateriaal tot vernietiging van het
vonnis en een nieuwe behandeling van* de
zaak voor den krijgsraad in Rennes besluit.
Thanfc wordt evenwel duidelijk, hoe de pu-
blieke meening zich radicaal heeft gewijzigd
en hoe de politieke energieen in democrati-
schen zin zich hebben ontvomkt.
De heele wetgevende arbed van het link-
sche kabinet in de eerste tien jaren van de
nieuwe eeuw wordt door deze democratische
energie gestuwd.
Toch werd ook nu Dreyfus weer veroor
deeld, evenwel niet eensteminig en onder aan-
merking van verzachtende omstandigheden.
Zoo was de weg vrij voor den president, om
hem gratie te verleenen, maar eerst in 1905
volgde na een nieuwe proces-behandeling
volledige vrijspraak. Een jaar later werd de
vroegere overste Picquart tot minister van
oorlog benoemd in een kabinet-Clemenceau.
Bij alle verschil van uiterlijke aanleidingen
en omstandigheden is de innerlijke overeen-
komst tusschen de Dreyfus-affaire en de zaak
Sacco en Vanzetti volgens Thormann ontstel-
lend. Hier zoowel als ginds een atmosfeer
van revolutievrees, waaruit de vooringeno-
meriheid der rechters verklaard wordt; in
beide gevallen een hoogst onvolledig bewijs
materiaal en desondanks het harde vonnis
In beide gevallen de ontdekking van den wa-
ren schuldige lang voor de eigenlijke revisie-
beweging. In beide gevallen de strijd tusschen
het ontwaakte geweten der menschen en de
onverbiddelijkheid van een systeem, dat geen
dwalingen mag erkennen om zijn prestige
te behouden. In beide gevallen tenslotte de
klasse-solidariteit van rechters en regeerders,
die aldus Thormann langs den weg
van de politieke democratic des volks na
moeizamen strijd eerst kan worden gebroken
Een groot onderscheid blijft echter bestaan.
De banneling van het Duivelseiland werd
tenslotte nog geholpen, hoe het met Sacco en
Vanzetti gaat, moeten wij afwachten.
Uit enze Staatsmachine.
VERBOD VAN ZON D A GS ARB EI D
Zonder zich aan overdrijving schuldig te
maken kan men gerust zeggen, dat onze Zon-
dagswet geheel verouderd is. Meermalen is
op regeeringen, inzonderheid, wanneer deze
de beginselen der reehterzijde beleden, aan-
drang uitgeoefend om deze materie te rege-
len, maar daaragn is niet voldaan. Hetgeen
gemakkelijk te begrijpen is. De opvattingen
omtrent datgene, wat op Zondag verboden of
toegestaan moet worden zijn om twee
fracties der reehterzijde te nemen bij die
Roomsch-Katholieken en Gereformeerden zoo
gansch verschillend, dat het wel urterst moei-
lijk mag genoemd worden om een bevredigen-
de regeling in dezen te vinden. Trouwens het
zoozeer ontwikkelde leven zou zooveel eischen
stellen en uitzonderingen vragen, men denke
aan den Zondag in de groote steden en ten
plattenlande, dat een wet, die inderdaad alles
zou willen regelen, zeer ingewikkeld zou
worden.
Toch is een onderdeel hier en daar reeds
geregeld. We bedoelen het verbod van Zon-
dagsarbeid. Bij de bespreking van het Rijks-
werkliedenreglement hebben we op deze
plaats reedk uieengezet, hoe voor de werklie
is vol menschen van uw soort en ik helaas
als een echte vrouw ik had u als iets an-
ders beschouwd dan de rest".
Haar woorden waren voor zijn ziel als een
gloeiend ijzer zou wezen voor zijn lichaam
Zij verschroeiden hem en deden hem ineen-
krimpen. Hij beschouwde zich zel'f zooals zij
gewenscbt had als een onbeduidend, ver-
achtelijk wezen: een bloodaard, die mooie
praatjes had in vredestijd maar zwenkt en
wegloopt bij het geringste gevaar. Hij be
schouwde z:ch zelf als het onbeduidendste,
verachtelijkste wezen op deze zondige aarde
en zij groote God! zij had gedacht dat
hij anders was dan de rest. Zij had hem
hooggeacht en zie hoe diep hij was gezonken
en hoe hij al haar venvachtingen had be-
schaamd. Schaamte en ijdelheid werkten sa-
men om plotseling een geweldigen ommekeer
te brengen in zijn gevoelens.
„Markiezin" riep hij uit. „Het is alles
rechtvaardig wat ge zegt. Maar straf mij niet
meer. Ik heb niet gemeend wat ik zei. Ik was
mij zelf niet meer. Laat mij boete doen
laat mijn toekomstig gedrag goed maken wat
ik zooeven heb gezega. Ik was mij zelf niet
zooals ik reeds zei".
Nu was al de verontwaardiging verdwenen
uifhaar glimlach; slechts een onuitspreke.
lijke teendenheid bleef. Toen hij
de hij dat hij zich alles zou willen getrdosten,
dtes noods opgehangen worden als zij hem
r hoogachtin MUM
slechts haar hoogachting bleef waardig keu-
ren. Hij sprong als't ware naar haar toe en
greep de hand die zij hem toestak.
„Ik wist Tressan" zei ze, „dat ge u zelf niet
waart; ik wist dat als ge nadacht over't geen
ge gezegd' haidt, mijn dappere, trouwe vriend
d£n In rechtstreekschen ot zgdelingSchen
dienst van het Rijk een verbod van Zondags-
arbeid geldt, dat echter, waar de aard van
het bedrijf of van de werkzaamheden dat
eischt, vervangen wordt door een regeling
van den arbeid op Zondag.
Ook de groote Arbeidswet bevat bepalingen
betreffende den Zondag. Deze hier te bespre-
ken is ons voornemen. Het zijn de artikelen
14, 22, 35, 45, 49, 55, 60 en 62 der Arbeids
wet, die op den Zondag slaan. De wet gaat,
dit worde vooropgesteld, uit van de gedachte,
dat als regel de Zondagsarbeid niet toelaat-
baar is. Het verbod van Zondagsarbeid geldt
voor personen, die tot een kerkgenootschap
behooren, dat de wekelijkschen rustdag op
den Sabbath of den zevenden dag viert, voor
dien dag, wanneer de betrokkenen een daar-
toe strekkend verzoek tot het hoofd of den be-
stuurder der onderneming richten. Verzoeken
Israelieten of Sabbathisten dus niet den Za-
terdag als wekelijkschen rustdag te mogen
hebben, dan geldt ook voor hen het eventu-
eele verbod van Zondagsarbeid. Doen ze het
wel het verzoek, dat de wet hun toestaat, dan
mag de werkgever hen des Zondags arbeid
laten verrichten.
Op den Zondag mag geen jeugdig per-
soon arbeid verrichten in fabrieken of werk-
plaatsen, winkels enz., evenmin in kantoren;
een vrouw mag dat evenmin, alleen de
vrouw, die geen huishouding te verzorgen
heeft, mag gedurende vier uren in den vcor-
middag in een boter- of kaasfabriek bepaal-
den arbeid verrichten. Een man mag alleen
arbeid verrichten in bij algemeenen maatre-
gel van bestuur genoemde -gevallen. Deze
maatregel was noodig, omdat het in de In
dustrie in het algemeen niet mogelijk is alien
arbeid stop te zetten. Zoo zal het noodig zijn,
dat vuren worden aangehouden of gestookt,
chemische processen niet worden onderbroken
of dat het bedrijf voortgezet wordt, bijv. in
electriciteitsfabrieken, stoomgemalen, enz.
enz. Dit alles in de wet te regelen, is niet
wenschelijk. Immers de wijziging van een al
gemeenen maatregel van bestuur, om dit
eene maar te noemen, is veel gemakkelijker
dan de wijziging van wetsartikelen. Een en
ander werd geregeld in het Werktijdenbesluit,
dat het laatst 4h het najaar van 1926 werd
gewijzigd. Verricht echter een man of een
vrouw op Zondag meer dan vier uren ar
beid, niet bestaande in bewakingsdiensten,
dan moet aan dien man of vrouw binnen drie
etmalen voor het begin of na het einde van
dien arbeid een onafgebro'ken rusttijd van
tenminste zes en dertig uren gegeven wor<j'en.
Ook nog om een andere reden kan Zon
dagsarbeid aan mannen worden toegestaan.
Indien in een onderneming een bedrijf wordt
uitgeoefend, waarin op bepaalde tijden van
het jaar een opeenhoping van werk pleegt,
voor te komen of indien zich in een onderne
ming bijzondere omstandigheden voordoen,
kan het districtshoofd van den Arbeid ver-
gunning tot Zondagsarbeid verleenen, aan
welke vergunning dan voorwaarden verbon-
den kunnen worden. Deze autoriteit bezit
echter geen gevoegdheid om een vergunning
uit te reiken voor meer dan twee achtereen-
volgende Zondagen. In zulke gevallen moet
hij een machtiging voor de te verleenen ver
gunning aanvragen aan den directeur-gene-
raal van den Arbeid. Wanneer er aanleiding
bestaat ten aanzien van een groep van onder-
nemingen in het rijk of in bepaalde gemeen-
ten om ontheffing van het verbod van Zon
dagsarbeid te verleenen, kan de Minister van
Arbeid, al dan niet met daaraan verbonden
voorwaarden, daartoe vergunning verleenen.
Wanneer in een groep ondernemingen in alle
of bepaalde gemeenten van een district van
den Arbeid die aanleiding bestaat, kan de
Minister het districtshooid machtigen om
voor alle of een aanal ondernemingen dier
groep de ontheffing te verleenen. De bedoe-
ling is dat, maken voor een bepaalde groep
van ondernemingen dezelfde omstandigheden
afwijking van de wet noodlzakelijlk, bijv. de
Sint Nicolaasdrukte in de bakkerijen, de
voorjaarsdrukte in de kleermakerijen, che
mische wasscherijen, m.a.w. allerlei seizoen-
drukte, de toestemming in een besluit aan
alle of een aantal ondernemingen tegelijk ge
geven kan worden, hetgeen natuurhjik g-en
geringe beperking van de anders zoo om-
slachtige regeling der kwestie geeft. Of-
schoon in het algemeen de a gel geldt, dat
arbeid, op Zondag verricht, meetelt voor de
berekening van het week-maximum uren, is
een vergunning tot Zondagsarbeid niet ge-
bonden aan een vervangenden rustdag in de
week, omdat het uitzonderingsarbeid betreft
en niet geregelden Zondagsarbeid. Er was
over dit onderwerp natuurlijk meer te schrij-
ven. Zoo zouden we de verschillende speciale
regelingen voor bepaalde bedrijven volgens
het Werktijdenbesluit heben kunnen opgeven,
maar dat zou ons te ver gevoerd hebben. We
meenen echter in bovenstaand de naaste om-
Hij boog zich over haar hand en overdek-
te haar onverschilligen handschoen met zijn
kussen.
„Mevrofiw" zei hij, „u kunf op mij rekenen.
Die vent uit Parijs zal geen manschappen
van mij krijgen, daar kunt u zeker van zijn".
Zij greep hem bij de schouders en hield hem
zoo voor zich uit. Haar gezicht was stralend,
verleideliikhaar oogen bleven op de zijne
gevestigd met een vriendelijke uitdrukking
die vestigd met een vriendelijke uitdrukking
die hij er nog nooit in gezien had, behalve in
zijn liefste droomen.
„Ik wil een dienst niet weigeren, dien ge
mij zoo hoffelijk aanbiedt" zei ze. „Het zou
al heel leellijk zijn u verdriet te doen door een
weigering".
Markiezin" riep hij' uit, „het is een klei-
nigiheid vergeleken bij wat ik zou willen doen
om u van dienst te zijn. Maar wanneer dit
achter den rug is, wanneer ge uw wensch ten
opzichte van mademoiselle ia Vauvrage ziet
vervuld, wanneer het huwelijk is voltrokken,
mag ik dan hopen
Hij sprak zijn gedachten niet verder uit in
woorden, maar zijn blauwe oogjes waren zoo
wdsprekend dat er geen wooraen meer van
noode waren.
Hun oogen ontmoetten elkander, zij hield
hem nog steeds op armslenigte bij zijn sdhou-
ders vast, stevig en kraehtig.
Terwijl zij hem aldus aanzag, kreeg zij van
den Senechal van Dauphind den indruk als
van een padde; zij huiverde bij die gedachte
nog iets anders in hem te zien en wel dat
waarop hij doelde. Maar zij sloeg de oogen
niet neer en de glimlach week niet van haar
geving van het ve'tb'od tot Zondagsarbeid te
hebben beschreven.
Waterstanden.
Hoog en laag water te ~&i
Bergen aan Zee en Egmond aan Zee.
Bergen aan Zee.
Augustus.
Hoog water: Laag water:
14 4.46 5.15 1.13 1.34
15 5.28 5.59 1.58 2.19
17 6.58 7.25 d 3.27 3.45
18 7.42 8.9 4.14 4.29
20 9.24 9.57 5.38 5.55
Egmond aan Zee.
Augustus.
Hoog water:
14
15
17
18
19
20
7.1
7.45
8.311
9.27
Laag water:
1.25 1.46
2.31
3.14
AAN DE DAMMERS!
In onze vorige rubriek gaven wij Jer oplos-
sing probleem 976 (auteur M. Charlery).
Stand.
Zw. 12 sch. op: 9, 10, 12, 13, 14, 16, 18,
19, 20, 24, 25 en 35.
W. 12 sch. op: 21, 28, 31, 33, 34, 36, 38,
39, 42, 44, 48, 49.
O p 1 oss i n g.
1. 33-29 1. 24 22
2. 34—30 2. 25 32
3. 49—43 3. 16 27
4. 44—40 4. 35 44
5. 43—39 5 44 33
7. 48 >8 7 13 2
8. 31 13!
De volgende inieressante standen zijn van
den heer G. J. A. v. Dam te Baarn.
m.
fm. WE&
Zw- 10 sch. op: 8, 11, 17/21, 23, 28 29.
W. 10 sch. op: 26, 30, 31, 32, 37, 39, 40,
41, 43, 49.
Wit wint hier door:
1. 30—24 1. 19:30
2. 40—34 2. 29 40
3. 39—33 3. 28 48
4. 49—44 4. 40 49
5. 41t-36 5. 49 27
7. 2 32 en zw. is verloren.
De tweede combinatie geeft een dubbele
ontleding.
Zw. 7 sch. op: 3, 11, 5, 16, 18, 19, 28 en
dam op 23.
W. 10 sch. op: 20, 26, 27, 29, 30, 34, 37,
39, 43, 44.
Eerst de opl. als zwart na 3732 van wit
15 35 slaat.
1. 37—32 1. 15 35
lippen, alsof de afschuw dien hij haar inboe-
zemde gepaard ging met een schoonheid die
alleen voor haar zidbtbaar was. Een blosje
vertoonde zich op haar wangen, en daar de
roode kleur de kleur der liefde is, vergiste
Tressan zich in de beteekenis.
Zij knikte hem toe van af den kleinen af-
stand van haar uitgestrekte armen, toen ver
toonde zich een lachje, dat hem haast krank-
zinnig maakte van hoop. Eindelijk nam zij
haar handen van zijn schouders en spoedde
zich vlug, je bijna schuw meende hij, naar de
deur.
Daar bleef zij een oogenblik staan en keek
hem aan, bedeesd als een jong meisje dat de
helft van haar jaren telde; maar met haar
schitterende schoonheid kon men die bedeesd-
heid volstrekt niet dwaas vinden.
Zij glimlachte hem even allerliefst toe en
voordat hij' gelegenheid had de deur voor
haar poen te houdjen, had' zij! die zelf openge-
daan en vertrok.
I
HOOFDSTUK II.
Mifnheer de Garnacke.
Al te haastig iets beloven, vooral wanneer
een vrouw iets vraagt en later niet zoo zeer
berouw gevoelen over die belofte, maar ten
minste split gevoden ddt men er niet enkele
voorwaarden aan verbonden heeft, is iets dat
bij jonge menschen dikwijls gebeurt. Bij een
man van gevorderdfen leeftijd zooals mijnheer
de Tressan, moest zoo iets nooit plaats heb
ben; en het gebeurt dan ook zei den, tenzij
die man onder de heerschappij is geraakt van
een imrloed waardoor de jeugtf zoowel tea
2 34—30
2
23 :38
3. 32 14
3.
35 24
4. 14—10
4.
38 .21
5. 26: 6
Maar zwart kan ook
slaan 15 33
1. 37—32
1.
15 :33
2. 30—24
2.
23 :38
3. 32 12
3.
38: 8
4. 24 2
4.
33 :44
5. 26—21
5.
16 :27
6. 2 35. Heel mooi
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 977 van G. J. M. v. Dam te
Baarn.
tm a
Zw. 9 sch. op: 7, 8, 9, 10, 15, 16, 26, 30,
35 en dam op 13.
W. 12 sch. op: 28, 29, 31 33 36 38, 39.
41, 42, 44, 45, 46.
In onze volgende rubriek geven wij de op.
lossing, die zeer iriteressant is.
SICILIAA'NSCH (Prager-tournooi).
Wit: Dr. A. Vitkovsky. Zw. B. Thelen
1e4 c5
2. PI3 e6
3.- d4 cd4
4. Pd4 Pf6
5. Ld3 Pc6 (Na 5. e5 volgt Da5t fl#
De5)
6. c3 Solide; Wit kan hier ook spe»
len 6. Pc3
6d5
7. ed5 Pd5
8. 0-0 Le7
9. KhI 0—0
10. Pc6 bc6
11. Df3 Dc7
12. Pbd2 f5! Beneemt Wit't veld e4 efl
bereidt een pionnenstorm
voor.
13. Tfel e5
14. Lc4 e4
15. Dh5 Niet goed zou zijn 15. Pe4 fe4
16. De4 Ld6! 17. Ld5+
cd5 18. Dd5f Kh819.
Da8! Lb7! en zwart-wint
de Dame.
15Kh8
16. Pfl Afruil op d5 maakt de zwarte
pionnenstelling in 't cen
trum nog sterker.
16. Pf6.
17. De2 f4
18. 13 Lc5! Nu volgt na 19. fe4
Pg4 en 20Pf2 met
de fatale, aftrekschaakjes.
19. b4 Lb6
21. La3 ab4
22. cb4 ef3
23. gf3 Na DI3 volgt weer Pg4 met dt
gevolgen van dien.
23Lh3
24. Dc2 Pg4!
25. fg4 f3 dreigt Lg2 enz.
26. Pe3 f2
27. Tfl Na Te2 volgt DI4
27. Le3.
28. Lb2 Df4
29. Le2 Lg4 beter dan Lfl met kwali.
teitswinst.
30. Lg4 Dg4 dreigt mat met DI3
31. Dc6 Ta6
32. Dg2 Dg2
34. Khl Na 34. Kh3 volgt Tf5 35 Kh3
Tfg5 en mat op Th6
34TI4
35. Le5 Th4
37. Tgl fglD.
38. Tgl Lgl
39. Kgl Tb4
40. a5 Ta4
41. Lc7 Kg8
Wit geeft op. Met aanteekeningen van defl
winnaar uit de W. S.
EINDSPEL no: 181.
Zw.: J. Brach (Briinn).
goede als ten kwade wordt geregeerd
Zoolang hij vervuld was van haar aanbid-
delijkheid, zoolang hij nog gloeide van genot
van haar aanwezigheid. kende hij geen be
rouw, er was geen plaats in zijn gemoed voor
eenig\ gevoel van spijt. Hij liep naar het ven
ster, drukte zijn groot rond gezicht tegen de
ruiten me een ijdele poging haar te zien op
sogen en het voorplein overrijden met haar
kleinen stoet bedienden.
Toen die poging ijdel bleek het venster
was te hoog viel hij in zijn stoel neer en
zat in de spoedig toenemende duistemis het
bezoek van zooeven na te gaan in zijn ge
dachten, nu eens met welgevalle, maar toch
niet altijd. Bij de onaangename herinnerin-
gen bleef hij echter niet stilstaan.
Zoo werd het avond, de duistemis werd
slechts een weinig verstoord door den rooden
gloed van het haardvuur. De duistemis
sdheen hem te inspiereeren. Hij riep om lichfc
en om Babalas. Beiden kwamen; toen zond
hij den lakei die de kaareen kwam aanstelcen
naar den heer d' Aubran, den commandant
van het garnszoen te Grenoble.
In dien tusschentijd, voor de komst van
den commandant besprak hij met Babylas war
hij1 van plan was te doen, maar hij vond zijn
secretaris buitengewoon suf en onbegrijpelijk.
Zoodat hij wel genoodzaakt was alles alleen
te bedertken. Hij zat somber en peinzend voor
zich uit te staren, kon bijzonder weinig beden-
ken, totdat de komst van den kapitein werd
aangekondigd.
Zonder bepaalde plannen moest hij dui
hals over kop een besluit nemen.
(Wordt veryolgd). j
lj m
16 6.12 6.41 2.44 3.2
19 8.28 8.56 4.57 5.9
16
4.49
5.31
6.15
5.18
6.2
6.44
7.28
8.12
8.59
10.0
2.10
2.56
3.39
4.26
5.9
•5.50
3.57
4.41
5.21
6.7
6. 42—38 6. 33 42 oi 32 43
6. 31:2 6. 48 31
20. a 4 a5
33. Kg2 Tg6t
36. Tadl Tglt