Alkmaarsche Courant t MARTIN'S VERJONGINGSKUUR. Radio-hoekje FED1LLETON. Een meening, die men vele malen hoort: Adverteert in de Alkmaarsche Courant! No. 191 1927 Hsnderd negen en fwlntigsti Jaargang. Woensdag 17 Augustus. HUversum, 1060 M. 12.Politieberich- fen. 12.352.Lunchmuziek door hot trio D. Groeneveld, viool. A. van Leeuwen, cello. P. Jochemse, piano. 2.30 Kindcrmatinee in het Kurhaus te Scheveningen, onder leiding yan Henri Nolles. Voor de pauze: Het pop- pentheater (De 3 wenschen of De toover- oogen) en Harlekynlied Daarna humoristi- sche goochelkunst. 5.6.Concert door het A. N. R. O.-orkest. Mevr. Vegt de Swarte, piano. 6.6.30 Lezing door Henri Schaap Jd., tandarts, over: Mondhygiene. 6.307.(Vervolg) Concert. Werken van Paul Lincke. 6.457.45 N. O. V.-uitzending. Holland- sche liederen uit diverse tijdperken, gezon- gen door Anton Dirks, met pianobegeleiding. 7.45 Politieberichten. 8.15 Aansiuiting van het Kurhaus te Scheveningen. Het Residen- tie-orkest onder leiding van prof. G. Schnee- voigt. Cecillia Hansen, viool. 10.15 Persbe- richten. 10.3012.20 Dansmuziek uit Cafe iVentral en Cenfraal Diele te Scheveningen door The International Five en Los Cincos Carambas. Daventry, 1600 M. 12.20 Dansmuziek en E Grossbert-liedjes met banjo. 1.202.20 Orkestconcert. 3.20 „The Rydal Sheep Dog Trials", uitgezonden van de Vale of Rudal, [Westmorland. In de pauzes orkestmuziek. 5.35 Kinderuurtje. 6.20 Concertbespeling. 6.40 Tuinpraatje. 6.50 Tijds., weerbericht en mieuws. 7.05 (Vervolg) Orgelbespeling. 7.20 'Lezing: How, to look after our Pets. 7.35 De senates van Beethoven. 7.50 Muziek van 'Ame, gearr. door H. Langley. M. Hamblin, sopraan. Het Chaplintrio. Koor. 8.50 Dans muziek van voor de oorlog. Orkest. 9.20 Weerbericht en nieuws. 9.40 Lezing: The Lakeland in poetry. 9.55—11.20 Een pro- gramma, samengesteld door 'n man op mid- delbare leeftijd. 11.2012.20 Dansmuziek. Pariis „Radio-Paris"1750 M. 10.50— 11.20 Concert. 12.502.10 Orkestconcert. 5 055.55 Trioconcert, piano, viool en cello. 8.5010.50 Concert. Orkest en solisten. Langenberg, 469 M., Dortmund, 283 M. m Miinster, 242 M. 1.302.50 Orkestcon cert. 5.50—6.50 Werag-orkest en solisten, sopraan en viool. 8.208.50 Vroolijk half uurtje. 8.5010.35 Tuinconcert. Het Esse- ner Trio, cither, viola en guitaar Dubbel- kwartet. Tot 12.20 Dansen. Konigswusterhausen, 1250 M. en Berlijn, 484 en 566 M. 12.208.05 Lezingen en les sen. 8.50 Concert. Koslecksche blazersbond. M. Ney, declamatie. 10.50 Concert. R. Hambrigk, sopraan. O. W. Gundvaldsen, viool. E. Schroder,fluit. Orkest. Hamburg, 395 M. 4.35 Populaire opera- muziek. 5.20 Dansmuziek 6.20 Orkestcon cert. 7.20 Orkestconcert. 8.20 „Mamsell Ni- touche", klucht met zang in 3 acten, van Herve. Daarna tot 11.10 Orkestconcert. Brussel, 509 M. 5.206.20 Kamermuziek, trjo. 8.20 Fragmenten van „La Navarraise", operda in 1 acte van Massenet. 10.20 Slui- ten. lets over Duitsehe en Amerikaansche films. i. Voor het menschenleven van onze dagen ieeft de film groote beteekenis gekregen Is het niet teekenend dat de groote Deutsche Theater-Ausstellung in Maagdenburg een ruime zaal aan de film wijdt waar zelfs de draak uit de Nibdungenfilm in optima for ma en in hoogst eigen ,,persoon te kijk staat? Ik voor mij heb het ook iets teekenends gevonden, dat, terwijl ik mij in de allereerste plaats auteur over tooneel weet en gevoel, er voor een reeks opstellen over een filmonder- werp aanmerkelijk meer belangstelling bleek, zoodat ik met drie artikelen over „Duitsche en Amerikaansche film" mijn lezers hoop bezig te houden. Inderdaad: terwijl vaak scliouwburgge- zelschappen in ons land (daarbuiten ook wel, maar lang niet overal zoo erg als ten on- zent) een zorgvol en kommerlijk bestaan rek- Jcen, zitten bioscooptiheaters alle avonden, ook in de zomerwarmte, gevuld. Terwijl schouw- tmrgen enorme tekorten boeken en met groo te verliezen werken, keeren filmondernemin- fen dividenden uit (zelfs keert de beroemde erlijnsche ,,Ufa", die door de kosten der „Metropolis" aan den rand van den econo- mischen afgrond stond, dezen zomer weer 10 pet. uit!). En waar groote tooneelspelers vaak arm en vergeten stejven of leven, wor- E>oor Rafael Sabatini. Uit het Engelsch door G M. G. d. W. Martin Marie Riigobert de Garnache. Ik Scorn met een opdracht van hare majesteit, 2°oals mijn brief u zal verwittigen". En hij stak hem het papier toe dat Tressan van hem aannam. Terstond veranderde het dikke, listige ge- zicht van den Senechal van uitdrukking. Tot nu toe was er niets dan nieuwsgierigheid op net ronde gelaat te lezen geweest; maar bij de aankondiging dat de Parijzenaar 'n afge- zant was van de koningin, vertoonde zich een uddmklring van verrassing en toenemenden «en>ied in zijn oogen en dit zou zeer natuuf- iijk geweest zijn indien hij niet reeds op de komst ^ewees* was van van zijn Hij bood zijn bezoeker een stoel aan, ging zelf voor zijn sdlrijftafel zitten en ontvouw- het papier, dat Garnache hem gegeven had Garnache ging zitten, draaide zijn kop- JJ,Z,°0' dat hij. met 'beide handen op het ge- _est kon steunen en zat stijf en ombewegelijk te wachten tot de Senechal gereed was. lid- 2S enaar aan den anderen kant van vertrek zat de secretaris op zijn veereD aen fflmacteurs rijk als ifldusfrlekohTngen De groote macht van de film, het succes, de overal geaccepteerde beteekenis er var zijn een teeken van onzen jachtenden tijo Immers onze tijd is een tijd van vluchtig le ven, van vluchtig genot, van vluchtig geluk zelfs. In onzen tijd past de snelheidi van de bioscoopvertooning, die veel, heel veel geeft in kort bestek, die een overstelpende hoeveel- heid van decorwisseling verbindt met een haastige opeerastapeling der meest verschei- dene emoties en een levendige, vaak felle wij- ze van voorstelling en uitbeelding. Gunstig voor het succes van de bioscoop is ook de eveneens in onzen Snellen en oppervlakki gen tijd passende groote gemakkelijkheid van de filmvertooning: alles wordt kant en klaar voor ons neergezet, mogelij-ke onduide- lijkheden worden door den tusschengevoeg- den tekst meer dan voldoende opgehelderd, de beelden en tafereelen zijn in het algemeen direct begrijpelijk, 't publiek behoeft zich niet in te spannen, behoeft er zelfs nauwelijks bi te denken, heeft geen fantasie meer noodig. Typeerend is, dat bij sommige belangrijke films die het publiek wel tot denken, tot het inspamnen van den geest of ,te hulp roepen der fantasie dwingen, b.v. „Caligari", „Me- tropolis" e. a., het publiek wegloopt of weg- blijft, of althans zich ongunstig uitlaat. In de hier genoemde eigenschappen ligt trouwens ook een van de allergrootste be- zwaren van de film: de vluchtigheid, de op- pervlakkigheid, die oorzaak is, dat zoo wei- nig van wat ook de beste films bieden, be- zinkt en men ten slotte zoo bedroevend wei- nig in zijn binnenste overhoudt van een filmvertooning. Sterk is, dat zelfs prachtige filmwerken na een of hoogstens twee jaren van het witte doek verdwenen zijn (niet omdat de filmrol- len zijn versleten: men kan immers nieuwe makenmaar omdat het „nieuwtje" er af is) Hieruit blijkt, dat ook de beste film allereerst rust op het element sensatie, en dat dit ook de diepst doordachte, nobelst bedoelde, artis- tiekst uitgewerkte films in hun innerlijke werking op het publiek steeds sterk zal bin deren. Heel anders is dan toch de theaterkunst, waar wel de modeverschijnselen na eenige jaren voorbij gaan, maar waar een groote hoeveelheid werken lange jaren vertoond worden, ja een belangrijk aantal eeuwig- heidswaarde bezit: nog kan men Aischylos en Sophocles spelen of een Middeleeuwsch spel als „Mariken van Nieumeghen", nog kan men Shakespeare, Moliere, Goethe, Schiller, Calderon, Gozzi, Grillparzer, Os car Wilde en Kalidasa ten tooneele voeren Maar wie herinnert zich nog de films, waar- in b.v. tusschen 1908 en 1918, dus 20 tot 10 jaren geleden, de groote filmgeniale Asta Nielsen haar machtigste prestaties gaf? („Die tolle Grafin" „Die spanische Tanzer- in", „Per aspera ad astra" e. a.) Er is veel geschreven over het verschil tus schen tooneelspel en filmspel: wel is de anta- gonie heel wat verminderd sedert groote top- neelspelers ook als filmacteurs optredeo (Paul Wegener, Margarete Sch6n, Albert Bassermann, Rydolf Schildkraut, Ilka Gai ning e. a.) en sedert omgekeerd groote fiim- artisten definitief of tijdelijk tot het tooneel overgingen (Asa Nielsen, Lil Dagover). Maar interessant blijft het vraagstuk nog al- tijd. Men heeft steeds^gemeend en meent vaak nog, dat, wijl de filmaceur niet over het wOord kan beschikken, zijn (louter mimisch) spel dus moeilijker moet wezen. Maar daar staat tegenover, dat de film zelf voortdurend tooneelen van actie, van werkelijk gebeuren moet geven, en dat gesprekken van diepereni inhoud nu eenmaal niet op de film kunnen weergegeven worden, evenmin als philosophi- sche beschouwingen en verstandeliike rede- neeringen. Men kan zulke gesprekken of be schouwingen wel als tusschengevoegden tekst geven, maar dan kan de gelaatsmimiek van den speler er onmogelijk gelijken tred mee houden. Door dit alles is het filmspel vanzelf meer louter mimisch van opbouw. Moet het althans zijn. Dit zag men aanvan- kelijk niet in, en verfilmde drama's en ro- mans. Deze dwaze methode heeft trouwens nog niet geheel opgehouden, al is men meer en meer tot de methode gekomen speciale filmwerken te scheppen, die alleen voor de film bestemd zijn. Eigenaardig en onlogisch trouwens wijzend op het feit, dat de film nog lang niet geheel zichzelf is doet hier- bij de omstandigheid, dat ook het speciale filmwerk het woord nog steeds niet heeft ge- elimineerd: zelfs een „Metropolis"-film, hoe- zeer den tusschengevoegden tekst tot een mi nimum beperkend, kan het woord niet geheel missen. En nu wil men wel door den vooruit- gang der techniek trachten te komen tot een film-met-woord, maar het is diydelijk, dat dit weinig zal helpen. Want de film, die uit hon- de-rden korte deeltjes bestaat, zal dan toch een zeer sterk verbrokkelden spreektekst krij- gen, terwijl de bewegjngssnelheid van een film te groot is voor een normale spreekwij- ze. Bovendien dunkt mij, dat de film door het pen te bijten en stilzwijgend den freer uit Pa- rijs op te nemen. En hij verwonderde zich en hij was nieuwsgierig wat er gebeuren zou. Tressan vouwde het papier zorgvulldiig toe en gaf het aan den eigenaar terug. Het was niets meer dan een officieele ambtsbrief met de mededeeling dat Garnache voor een staats- zaak naar Dauphine was gezonden en mijn- heer de Tressan het bevel kreeg hem zoovee! mogelijk van dienst te zijn voor het volvoeren van zijn opdrach.t „Parfaitemen;t" fluisterde mijnheer de Se nechal. „Als u nu zoo goed zoudt willen zijn mij uw opdracht mee te deelen, zal ik gehee! tot uw dienst wezen". „Het spreekt van zelf, dat u het kasteel de Condillac kent, niet waar?" begon Garnache die dadtelijk de koe bij de horens pakte. „Volkomen goed1". De Senechal leunde in zijn stoel en merkte op dat zijn pols een wei nig te snel klopte. Maar hij hield zijn gezicht in den plooi en bleef even kalm en minzaam kijken. „Kent u de bewoners misschien ook?" ,Ja". K „Is u intiem met hen bekend?" De Senechal perste de lippen opeen, trok die wenkbrauwen samen en schudde langzaam zijn d'ikke handen, een gebaar dat veel kon be duiden, maar ook niets. Maar Garnache, we- tende dat mijnheer de Tressan een tong had om te spreken vond het waarschijnlijk niet noodig zijn eigen verbeeld'ing veel in te span nen want hij berhaalde en ditmaal op scher- t foegevocgae woora eigenlijk zijn zuiver fie we- gings- en mimisch karakter zal verliezen. Wel moet ik er intusschen op wijzen, dat de iilm een aantal mimische talenten (zelfs en- kele mimische genieen) aan de wereld heeft geopembaard, wier grootheid op dit gebied misschien nooit z6o op het tooneel zou ge- bleken zijn: Asta Nielsen, Henny Porten, Po- la Negri, Conrad Veith, Emil Jannings, Lya de Putt, Charlie Chaplin, Douglas Fair banks, Mary Pickford, Norma Talmadge e. a, Overigens, behalve misschien dan door de enkele kunstenaars, die door de film ontdekt zijn en later ook aan het tooneel schitterden, en behalve zeker door de belangrijke aanwij- zingen voor de massaregie, en vooral door het op den voorgrond dringen van het bij het realistische tooneel verwaarloosde bewe- gingsprincipe; behalve deze pu-nten heeft de film in het algemeen weinig beteekenis voor de ontwikkeling van het tooneel. En wan- neer in de toekomst de film blijken zal werke lijk een nieuwe kunstvorm te zijn (wat thans nog volstrekt niet vast saat) en dus als zoo- danig blijvende waarde te hebben en een nieuwe cultuurfactor te worden, dan zal zij toch eigen wegen gaan en een eigen terrein hebben, wel naast, maar toch buiten het thea ter. En het tooneel, duizenden jaren oud, zoo oud- als de menschheid, zal zijn weg vinden door alle moeilijkheden heen (ook door de moeilijkheden, die de film bracht) en het zal op dien weg de film niet noodig hebben. Met de vraag naar het blijvende voortbe- staan van de film, naar de cultureele betee kenis en de eventueele kunstwaarde, hangt samen de opvatting, die het publiek heeft over de film, d. w. z. of de toeschouwer de film be- schouwt als amusement of als cultuurfactor. Misschien is dit niet geheel juist uitgedrukt: want vooreerst denkt de gemiddelde toe schouwer daarover hoogstwaarschijnlijk niet na, en bovendien kan ook amusement cultu reele waarde hebben (vandaar het begrip: „amusementskunst"). Beter zouden we dan ook kunnen omschrijven: gaat de bioscoop- bezoeker naar de bioscoop om een aange- naam uurje, een avond van gemakkelijk ver- maak, of gaat hij er heen om „iets op te ste- ken", „iets mee te nemen voor zijn leven"? Mij dunkt die vraag is licht te beantwoor- den: de films, die opzettelijk gericht zijn op loutering of verheffing, of die den toeschou wer aan het denken willen brengen, hebben in het algemeene geen succes. „Die Metropo lis is zoo'n rare film-!" zei een veelvuldrg- kinobezoekende dame. v Met deze vraag raken- wij trouwens aan een kenmerkend onderscheid tusschen Duit- sche en Amerikaansche films. De Ameri kaansche film is allereerst op amusement, ge- noeglijken avond e. d. gericht, de Duitsche film, aanvankelijk zonder richting, zuiver spelfilm (Tar pour l'art), o. a. bij Asta Niel sen, heeft meer en meer het bewuste streven naar een hooger plan gekregen, wil verdiep- te emotie, loutering, diepere gedachten bren gen. Natuurlijk wordt dit meer ideale doel altijd eenigszins gehandicapt door het vluch- tige en sensationeele karakter van de film als zoodanig, maar toch geeft ons een avond aan dit soort filmkunst gewijd, wel groote denk- beelden en sterke ontroerimg, wel „iets mee naar huis". Vooral wanneer het symbolische doel niet te sterk naar voren is gedrongen. Apres tout is het niet biliijk meer om te zeggen: de Amerikaensche film richt zich allereerst op amusement. Want, vooral se dert de relaties tusschen Duitsche en Ameri kaansche industrie (ook togen vele belangrij ke Duitsche filmregisseurs en filmacteurs om den broode of liever om den gelde naar het Amerikaansche filmparadijs Los Angeles), is het streven naar een idieaal ook in de Amerikaansche film doorgedrongen („De Groote Parade"). En ook het kenmerkend- Duitsche, het leggen van een levensles in de film, is in de Amerikaansche films van den iaatsten tijd zeer toegenomen, b.v. in Ameri kaansche Pola-Negri-films als „De half- bloed", „Het verboden paradijs", enz. Overi gens slagen de Amerikanen nog niet met historiebeelden (men denke aan hun „Tien Geboden"!) en met name o.a. het schitterende rococospel der Duitschers (waaronder „Ma- non Lescaut" van Lya de Putti grandioos bovenaan staat) kan de Amerikaan lang niet bereiken. Daarentegen weet vooral Charlie Chaplin wel zeer bijzondere stemmingsfilms te brengen („Goldrush"), en neemt ook de goede spelfilm in Amerika steeds toe. Maar het blijft ondanks dit alles waar, dat de overgroote meerderheid der Ameri kaansche films amusementswerk is en dat daarentegen de leiders der Duitsche filmin- dustrie (vooraan b.v. de onlangs overledene Paul Davidson) terecht in het voortwoekeren van de amusementsfilm een groot gevaar zien. Het verschil tusschen Duitsche en Ameri kaansche films berust echter op de groote verschillen, die er tusschen het wezen en de levensopvattingen van den Duitscher en den Amerikaan bestaan. En hier spring het vol- per toon dan zoceven: „Is u intiem met hen bekend?" Tressan boog zich een weinig voorov-er en zette zijn vingertoppen tegen dkaar aan. Zijn stem was zoo beleefd1 als hij met mogelijk- heid kon wezen. „Ik had begrepen, dat mijnheer mij het doel van zijn komst zou meedeelen en niet naar mijn zaken informeeren". Garnache leunde in zijn stoel en trok de wenkbrauwen samen. Hij begon weerstand te vermoeden en het grootste struikelblok in Garnache's carriere was geweest dat hij nooit kon duiden tegenstand te ondervinden van wien dan ook. Deze karaktertrek had zich reeds vroeg bij hem geopenbaard en had hem reeds veel kwaad gedaan. Hij was een man van groote infellectueele gaven, een bekwaaim militair, een bemiddeld man; en door al die eigenschappen had Marie de Medieis het oog op hem laten vallen om deze opdracht te ver- vul'Ien. Maar hij bedienf alles door zulk een ontembare opvliegendheid, dat men in Parijs gewoon was te zeggen: „Ontplofbaar als Garnache". Tressan vermoedde in de verste verte niet oij welk vaatje buskrui-t hij de lont legde van zijn beleefde vrijpostigheid. En Garnache liet hem dat ook niet merken. Hij bediwong zich "tijds en bedacht dat die vette kerel we! eenigszins gelijk had1. „U begrijpt mij verkeerd, mijlnhieer", zei hij, terwijl hij met zijn bruine hand over zijn lan ge kin streek. .,1k trachtte alleen te vernemen H „Ik behoef niet te advertee- jg) ren, als ik er voor zorg, dat |Q H m'n £talages steeds aantrek- B kelijk en verzorgd blijven" H jj Zij, die dit zeggen, hebben H ongelijk, het publiek moet tot H B de etalage komen, de annonce B echter komt tot het publiek. J Om een grooten kring van {jj menschen in Noord-Holland te bereiken is er^dn manien gende dadelijk in het oog: de Amerikaan be- schouwt van nature het heele leven uit een zakenstandpunt, alles is hem in de eerste plaats „business", terwijl de Duitscher hoe- zeer ook de amerikanisatie van het leven thans in Duitschland moge toenemen, nog altijd in dit opzicht de vertegenwoordjger van het oude Europa is: dat hij idealen heeft. Natuurlijk: er is wederzijdsche uitwisse- ling: het proces van materialisatie en mecha- nisatie in Europa, dat men terecht als ver- amerikaniseering beschouwt, gaat gepaard met een zekere vereuropei'seering in Amerika toename van idealisme, van den invloed van htt gemoed op het dagelijksch leven, beter be grip van de kunst e. d. Maar duidelijk staat Amerika daarin nog op een voor Europa ver- ouderd standpunt (ik bedoel voor den eenigs zins geestelijk ontwikkelden Europeaan): ge voel krijgt er den vorm van sentimentaliteit, kunst heeft er vaak een bombastisch, in elk geval een opgeschroefd karakter, vervalt tot gekunsteldheid, enhet schoonheids- ideaal is er zoetelijk. Dit laatste spreekt dui delijk uit de Amerikaansche film-beauties: lieve typen als Gloria Swanson (ook Mary Pickford is er niet geheel vrij van) of in het nietszeggend'e, onbeduidend-mooie, zoeteiijk- mannelijke de volmaakt-gevormde en -ver- zorgde, elegant-slanke, „mooie" man als Rudolph Valentino: dat zijn er de vertegen- wioordigers der schoonbeid Voor zoover dan ook, toenemend Euro- peesch wordend, de Amerikaan werkelijk idealen krijgt, zijn het de voor ons lang-ver- ouderde, zoet-romantische idealen, de idealen van Biedermeier en vroeg-realisme; het erge hiervan is alleen, dat door de groote verbrei- ding der Amerikaansche films in Europa de ze verouderde idealen weerslag vinden bij de onontwiklkelde massa van ons continent. De Duitscher daarentegen, die in het gees telijk leven en vooral in de kunst wel de voornaamste vertegenwoordiger van modern 'Europa is (naast hem is Rusland in zeer sterke mate aan het opkomen), is dit ook in de film. De Duitscher heeft eerstens een levensbeschouwing, die op eeuwenoude cul- tuur en traditie berust; daardoor heeft voor hem het leven ook heel andere dan louter- zakelijke waarden; en bovendien zijn zijn idealen de modern-»Europeesche. Amerika doet het nog met de zoetsappige idealen van 18601890, maar Duitschland heeft de expressionistische van na 1920. Bij den Ame rikaan is de groote filmindustrie meer het re- suitaat van een techniek, die het amusement ging dienen en nu langzamerhand onder Eu- ropeeschen invloed tot dienen der cultuur tracht over te gaan. Bij den Duitscher ontstond de groote film industrie uit artistieke neigingen, die gebruik maakten van den vooruitgang der techniek. De samenhang tusschen de groote Duit sche en Amerikaansche filmondernemingen (met name tusschen de „Ufa" te Ueubabels- berg-Berlijn en de „Paramount" te Holly wood-Los Angeles) heeft de tegenstellingen tusschen beide groote soorten wel vermin derd. En hierbij is in het algemeen de Duit sche geest de scheppende, de productieve ge- bleken, due de Amerikaansche film door- dringt en veredelt. Een directe werking van bepaalde personen is wel niet dadelijk te constateeren: een groot regisseur als Lu- bitsch-b.v. heeft in Amerika nog weinig ge- presteerd, en van een groote actrice als Pola Negri moet men zelfs zeggen, dat zij in Amerika verzoetelijkt is. En wat Jannings en Lya de Putti in Amerika zullen bereiken, moet nog worden afgewaeht. Maar in het algemeen is de invloed van den Duitschen geest wel mefikbaar. Een film als „De Groote Parade" bewijst, dat de sfeer, waaruit een „Fridericus Rex", „Nibe- lungen", Metropolis" ontstonden ook in Los Angeles komt. of u reeds weet wat er daar plaats heeft en voor mij zelf dus de moerte besparen u din gen te vertellen, die u reeds weet. I'k wil ech ter met genoegen een richting volgen, die u aangenamer zal wezen. Dit is dus in het kort de zaak waarvoor k hier ben gekomen. Wijlen markies de Condil lac heeft twee zoons nagelaten. De oudste, Florimond, de tegenwoordige markies, is reeds gewikkeld was voor den dood van zijn vader. Hij is de stiefzoon van de tegenwoor dige weduwe; haar eigen jongere zoon is Marius de Condillac. Merkt u soms op dat ik mij vergis, wees dan zoo vriendelijk mijnheer, mij daarop op merkzaam te maken". De Senechal maakte een deftige buiging en mijnheer de Garnache ging voort: „Deze jongere zoon ik geloof dat hij nog geen een-een-twinfig jaar is is zoo iets van een deugniet geweest". „Een deugniet? Lieve hemel neen! Dat is een' strenge naam dien u hem geeft. Een wei nig onverstandig nu en dan, een weinig onbe- zonnen, dat zijn de jongelui wel meer. Hij zou nog wel meer gezegd hebben, maar de man uit Parijs was niet van plan zijn -tijd te vermorsen met spitsvondigheden. „Nu good' dan" viel hij hem in de rede „Wij zullen dus zeggen wat onverstandi Mijn opdracht heeft niets te maken met moraliteit van mijnheer Marius of wel zijn gemis aan moraliteit. Deze onbezonnenheden die u zoo weinig telt, schHo«- toch yoldoea- Mijn bedoeling intusschen is niet om maar steeds en uitsluitend op de verschillen tus schen Duitsche en Amerikaansche films te wijzen en de laatste steeds tegenover de eer ste te kleineeren. Ik wil in mijn beide vol- gende opstellen meer ingaan op de eigen schappen van Duitsche en Amerikaansche films afzond-erlijk, spreken over bepaalde re- gisseurs, acteurs, acrices, en pok over be paalde filmwerken. WIJNAND FRANS. Maagdenburg, 3 Augustus 1927. Stadsnieiaws AANKOOP VAN EEN HUIS BIJ DE SCHERMERPOORT. B. en W. schrijven in bijlage No. 92: Den 28 Jul-i j.I. is publiek verkocht het voormalige tolhuis bij de Schermerpoort Met het oog op de omstandigheid, dat dit pand eigenaardig in de omgeving past en het behoud er van, ten behoeve van het stads- beeld ter plaatse, aanbeveling verdient, acht- ten wij het bezit er van voor de gemeente van belang en kochten wij het, te haren behoeve, voor f 2500 (buiten de kosten ad 218.75) aan. Wij vertrouwen hiermede in Uw geest te hebben gehandeld en stellen U mitsdien voor dezen aankoop te bekrachtigen bij het vol- gende besluit: De Raad der gemeente Alkmaar; Overwegende, dat Burgemeester en Wet- houders bij publieke verkooping voor de som van 2500.— (plus de kosten ad 218.75) ten behoeve van de gemeente hebben aange- kocht.het voormalige tolhuis bij de Scher merpoort, kadastraal bekend secfie B nr. 2569, gr. 93 centiaren, welks instandhouding in het belang van het stadsbeeld ter plaatse gewenscht is; Gelezen het voorstel van genoemd Colle ge, opgenomen in bijlage Nr. 92 tot 's Raads handelingen Gelet op de art. 137 en 194c der gemeente- wet, alsmede op het Raadsbesluit van 30 Juni 1927, nr. 27; Besluit: I. den bovenomschreven aankoop te be krachtigen; II. het pand in het openbaar te verhuren voor den tijd van ten hoogste vijf jaren, op door Burgemeester en Wethouders vast te stellen voorwaarden. HUREN VOLKS'HUISVESTING- WONINGEN VAN DE GEMEENTE. B. en W. schrijven in bijlage No. 90: In bijlage Nr. 27 van 1926, waarop Uw besluit van 4 Maart 1926, Nr. 29, betrekking had, stelcten wij U voor, terzijnertijd tot vaststelling der huurprijzen van de daarbij bedoelde gemeentewoningen over te gaan lnmiddels hebben wij met den Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid te dier zake overleg gepleegd, welk overleg tot overeen- stemming heeft geleid, zoodat Uwe Vergade- ring thans tot vaststelling van die huren kan overgaan. Wij maken van deze .gelegenheid tevens gebruik, Uw bekrachtiging te vragen ook op de huren der andere complexen van gemeen- te-woningen, die in den loop der jaren met steun ingevolge de Woningwet en de Wo- ningnoodwet zijn gebouwd. De op die huren betrekking hebben de brieven van den Direc- teur-Generaal der Volksgezondheid dd. 4 Juli en 15 Juli j.I., leggen wij voor U ter in- zage. Wij stellen Uwe Vergadering derhalve voor, het volgende besluit te nemen: De Raad der gemeente Alkmaar; Overwegende, dat het gewenscht is, een algemeene regeling vast te stellen voor de prgzen, waartegen de woningen der gemeen- de geweest fe zijn om hem van zijn vader te vervreemden, iets dat hem aan zijn- moeder nog dienbaarder maakte. Ik heb gehoord dat zij een buitengewoon mooie vrouw is dat haar zoon haar bijzonder vereert. „0!" riep de Senechal verrukt uit. „Een mooie vrouw een edele, een prachtige vrouw". „Hm!" Garnache nam de extase en den limlach met een boos oog op. Daarna ging ij voort: zijn buurman, nu eveneens over- leden, den heer de la Vauvrage. Deze mijn heer de la Vauvrage had een eenig kind, een dochter, de erfgename van zijn zeer belang rijke bezittingen, waarschijnlijk de rijkste in heel Dauphine, indien ik goed ben ingelicht. Het was zijn dierbaarsfe wensch, hetgeen een levenslange vriendschap geweest was in zijn eigen geslachf te veranderen in een hechter betrekking voor het volgende geslacht, een wensch die weerklank vond in het hart van mijnheer de Condillac. Florimond de Condil lac was toen zestienjaar en Valerie de la Vau wrage veertien. Hoe jong zij ook waren, zi, werden verloofd en zij groeiden op met de ge- dachte dat zij elkaar zouden liefhebben en ds plannen ten uitvoer brengen die hun vaderr voor hen gemaakt hadden". Mijnheer, mijnheer" kwam de Senechal tusschenbeiden. „Hoe kunt u met mogelijkheid zulke gevolgtrekkingen maken? Hoe kunt u zeggen dait zij elkaar lief hadden? Op welke nden kunt u beweren te weten, wat in hur t omging?" (Wordt vervnjgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1927 | | pagina 5