Alkmaarsche Courant
t
MARTIN'S VERJONGINGSKUUR.
Radio-hoekje
FED1LLETON.
Een meening, die men vele malen hoort:
Adverteert in de Alkmaarsche Courant!
No. 191
1927
Hsnderd negen en fwlntigsti Jaargang.
Woensdag 17 Augustus.
HUversum, 1060 M. 12.Politieberich-
fen. 12.352.Lunchmuziek door hot trio
D. Groeneveld, viool. A. van Leeuwen, cello.
P. Jochemse, piano. 2.30 Kindcrmatinee in
het Kurhaus te Scheveningen, onder leiding
yan Henri Nolles. Voor de pauze: Het pop-
pentheater (De 3 wenschen of De toover-
oogen) en Harlekynlied Daarna humoristi-
sche goochelkunst. 5.6.Concert door
het A. N. R. O.-orkest. Mevr. Vegt de
Swarte, piano. 6.6.30 Lezing door Henri
Schaap Jd., tandarts, over: Mondhygiene.
6.307.(Vervolg) Concert. Werken van
Paul Lincke.
6.457.45 N. O. V.-uitzending. Holland-
sche liederen uit diverse tijdperken, gezon-
gen door Anton Dirks, met pianobegeleiding.
7.45 Politieberichten. 8.15 Aansiuiting van
het Kurhaus te Scheveningen. Het Residen-
tie-orkest onder leiding van prof. G. Schnee-
voigt. Cecillia Hansen, viool. 10.15 Persbe-
richten. 10.3012.20 Dansmuziek uit Cafe
iVentral en Cenfraal Diele te Scheveningen
door The International Five en Los Cincos
Carambas.
Daventry, 1600 M. 12.20 Dansmuziek en
E Grossbert-liedjes met banjo. 1.202.20
Orkestconcert. 3.20 „The Rydal Sheep Dog
Trials", uitgezonden van de Vale of Rudal,
[Westmorland. In de pauzes orkestmuziek.
5.35 Kinderuurtje. 6.20 Concertbespeling.
6.40 Tuinpraatje. 6.50 Tijds., weerbericht en
mieuws. 7.05 (Vervolg) Orgelbespeling. 7.20
'Lezing: How, to look after our Pets. 7.35
De senates van Beethoven. 7.50 Muziek van
'Ame, gearr. door H. Langley. M. Hamblin,
sopraan. Het Chaplintrio. Koor. 8.50 Dans
muziek van voor de oorlog. Orkest. 9.20
Weerbericht en nieuws. 9.40 Lezing: The
Lakeland in poetry. 9.55—11.20 Een pro-
gramma, samengesteld door 'n man op mid-
delbare leeftijd. 11.2012.20 Dansmuziek.
Pariis „Radio-Paris"1750 M. 10.50—
11.20 Concert. 12.502.10 Orkestconcert.
5 055.55 Trioconcert, piano, viool en cello.
8.5010.50 Concert. Orkest en solisten.
Langenberg, 469 M., Dortmund, 283 M.
m Miinster, 242 M. 1.302.50 Orkestcon
cert. 5.50—6.50 Werag-orkest en solisten,
sopraan en viool. 8.208.50 Vroolijk half
uurtje. 8.5010.35 Tuinconcert. Het Esse-
ner Trio, cither, viola en guitaar Dubbel-
kwartet. Tot 12.20 Dansen.
Konigswusterhausen, 1250 M. en Berlijn,
484 en 566 M. 12.208.05 Lezingen en les
sen. 8.50 Concert. Koslecksche blazersbond.
M. Ney, declamatie. 10.50 Concert. R.
Hambrigk, sopraan. O. W. Gundvaldsen,
viool. E. Schroder,fluit. Orkest.
Hamburg, 395 M. 4.35 Populaire opera-
muziek. 5.20 Dansmuziek 6.20 Orkestcon
cert. 7.20 Orkestconcert. 8.20 „Mamsell Ni-
touche", klucht met zang in 3 acten, van
Herve. Daarna tot 11.10 Orkestconcert.
Brussel, 509 M. 5.206.20 Kamermuziek,
trjo. 8.20 Fragmenten van „La Navarraise",
operda in 1 acte van Massenet. 10.20 Slui-
ten.
lets over Duitsehe en
Amerikaansche films.
i.
Voor het menschenleven van onze dagen
ieeft de film groote beteekenis gekregen Is
het niet teekenend dat de groote Deutsche
Theater-Ausstellung in Maagdenburg een
ruime zaal aan de film wijdt waar zelfs de
draak uit de Nibdungenfilm in optima for
ma en in hoogst eigen ,,persoon te kijk
staat? Ik voor mij heb het ook iets teekenends
gevonden, dat, terwijl ik mij in de allereerste
plaats auteur over tooneel weet en gevoel, er
voor een reeks opstellen over een filmonder-
werp aanmerkelijk meer belangstelling bleek,
zoodat ik met drie artikelen over „Duitsche
en Amerikaansche film" mijn lezers hoop
bezig te houden.
Inderdaad: terwijl vaak scliouwburgge-
zelschappen in ons land (daarbuiten ook wel,
maar lang niet overal zoo erg als ten on-
zent) een zorgvol en kommerlijk bestaan rek-
Jcen, zitten bioscooptiheaters alle avonden, ook
in de zomerwarmte, gevuld. Terwijl schouw-
tmrgen enorme tekorten boeken en met groo
te verliezen werken, keeren filmondernemin-
fen dividenden uit (zelfs keert de beroemde
erlijnsche ,,Ufa", die door de kosten der
„Metropolis" aan den rand van den econo-
mischen afgrond stond, dezen zomer weer
10 pet. uit!). En waar groote tooneelspelers
vaak arm en vergeten stejven of leven, wor-
E>oor Rafael Sabatini.
Uit het Engelsch door G M. G. d. W.
Martin Marie Riigobert de Garnache. Ik
Scorn met een opdracht van hare majesteit,
2°oals mijn brief u zal verwittigen".
En hij stak hem het papier toe dat Tressan
van hem aannam.
Terstond veranderde het dikke, listige ge-
zicht van den Senechal van uitdrukking. Tot
nu toe was er niets dan nieuwsgierigheid op
net ronde gelaat te lezen geweest; maar bij
de aankondiging dat de Parijzenaar 'n afge-
zant was van de koningin, vertoonde zich een
uddmklring van verrassing en toenemenden
«en>ied in zijn oogen en dit zou zeer natuuf-
iijk geweest zijn indien hij niet reeds op de
komst ^ewees* was van van zijn
Hij bood zijn bezoeker een stoel aan, ging
zelf voor zijn sdlrijftafel zitten en ontvouw-
het papier, dat Garnache hem gegeven
had Garnache ging zitten, draaide zijn kop-
JJ,Z,°0' dat hij. met 'beide handen op het ge-
_est kon steunen en zat stijf en ombewegelijk
te wachten tot de Senechal gereed was.
lid- 2S enaar aan den anderen kant van
vertrek zat de secretaris op zijn veereD
aen fflmacteurs rijk als ifldusfrlekohTngen
De groote macht van de film, het succes,
de overal geaccepteerde beteekenis er var
zijn een teeken van onzen jachtenden tijo
Immers onze tijd is een tijd van vluchtig le
ven, van vluchtig genot, van vluchtig geluk
zelfs. In onzen tijd past de snelheidi van de
bioscoopvertooning, die veel, heel veel geeft
in kort bestek, die een overstelpende hoeveel-
heid van decorwisseling verbindt met een
haastige opeerastapeling der meest verschei-
dene emoties en een levendige, vaak felle wij-
ze van voorstelling en uitbeelding. Gunstig
voor het succes van de bioscoop is ook de
eveneens in onzen Snellen en oppervlakki
gen tijd passende groote gemakkelijkheid
van de filmvertooning: alles wordt kant en
klaar voor ons neergezet, mogelij-ke onduide-
lijkheden worden door den tusschengevoeg-
den tekst meer dan voldoende opgehelderd,
de beelden en tafereelen zijn in het algemeen
direct begrijpelijk, 't publiek behoeft zich niet
in te spannen, behoeft er zelfs nauwelijks bi
te denken, heeft geen fantasie meer noodig.
Typeerend is, dat bij sommige belangrijke
films die het publiek wel tot denken, tot het
inspamnen van den geest of ,te hulp roepen
der fantasie dwingen, b.v. „Caligari", „Me-
tropolis" e. a., het publiek wegloopt of weg-
blijft, of althans zich ongunstig uitlaat.
In de hier genoemde eigenschappen ligt
trouwens ook een van de allergrootste be-
zwaren van de film: de vluchtigheid, de op-
pervlakkigheid, die oorzaak is, dat zoo wei-
nig van wat ook de beste films bieden, be-
zinkt en men ten slotte zoo bedroevend wei-
nig in zijn binnenste overhoudt van een
filmvertooning.
Sterk is, dat zelfs prachtige filmwerken na
een of hoogstens twee jaren van het witte
doek verdwenen zijn (niet omdat de filmrol-
len zijn versleten: men kan immers nieuwe
makenmaar omdat het „nieuwtje" er af is)
Hieruit blijkt, dat ook de beste film allereerst
rust op het element sensatie, en dat dit ook de
diepst doordachte, nobelst bedoelde, artis-
tiekst uitgewerkte films in hun innerlijke
werking op het publiek steeds sterk zal bin
deren.
Heel anders is dan toch de theaterkunst,
waar wel de modeverschijnselen na eenige
jaren voorbij gaan, maar waar een groote
hoeveelheid werken lange jaren vertoond
worden, ja een belangrijk aantal eeuwig-
heidswaarde bezit: nog kan men Aischylos
en Sophocles spelen of een Middeleeuwsch
spel als „Mariken van Nieumeghen", nog
kan men Shakespeare, Moliere, Goethe,
Schiller, Calderon, Gozzi, Grillparzer, Os
car Wilde en Kalidasa ten tooneele voeren
Maar wie herinnert zich nog de films, waar-
in b.v. tusschen 1908 en 1918, dus 20 tot 10
jaren geleden, de groote filmgeniale Asta
Nielsen haar machtigste prestaties gaf?
(„Die tolle Grafin" „Die spanische Tanzer-
in", „Per aspera ad astra" e. a.)
Er is veel geschreven over het verschil tus
schen tooneelspel en filmspel: wel is de anta-
gonie heel wat verminderd sedert groote top-
neelspelers ook als filmacteurs optredeo
(Paul Wegener, Margarete Sch6n, Albert
Bassermann, Rydolf Schildkraut, Ilka Gai
ning e. a.) en sedert omgekeerd groote fiim-
artisten definitief of tijdelijk tot het tooneel
overgingen (Asa Nielsen, Lil Dagover).
Maar interessant blijft het vraagstuk nog al-
tijd. Men heeft steeds^gemeend en meent vaak
nog, dat, wijl de filmaceur niet over het
wOord kan beschikken, zijn (louter mimisch)
spel dus moeilijker moet wezen. Maar daar
staat tegenover, dat de film zelf voortdurend
tooneelen van actie, van werkelijk gebeuren
moet geven, en dat gesprekken van diepereni
inhoud nu eenmaal niet op de film kunnen
weergegeven worden, evenmin als philosophi-
sche beschouwingen en verstandeliike rede-
neeringen. Men kan zulke gesprekken of be
schouwingen wel als tusschengevoegden
tekst geven, maar dan kan de gelaatsmimiek
van den speler er onmogelijk gelijken tred
mee houden. Door dit alles is het filmspel
vanzelf meer louter mimisch van opbouw.
Moet het althans zijn. Dit zag men aanvan-
kelijk niet in, en verfilmde drama's en ro-
mans. Deze dwaze methode heeft trouwens
nog niet geheel opgehouden, al is men meer
en meer tot de methode gekomen speciale
filmwerken te scheppen, die alleen voor de
film bestemd zijn. Eigenaardig en onlogisch
trouwens wijzend op het feit, dat de film
nog lang niet geheel zichzelf is doet hier-
bij de omstandigheid, dat ook het speciale
filmwerk het woord nog steeds niet heeft ge-
elimineerd: zelfs een „Metropolis"-film, hoe-
zeer den tusschengevoegden tekst tot een mi
nimum beperkend, kan het woord niet geheel
missen. En nu wil men wel door den vooruit-
gang der techniek trachten te komen tot een
film-met-woord, maar het is diydelijk, dat dit
weinig zal helpen. Want de film, die uit hon-
de-rden korte deeltjes bestaat, zal dan toch
een zeer sterk verbrokkelden spreektekst krij-
gen, terwijl de bewegjngssnelheid van een
film te groot is voor een normale spreekwij-
ze. Bovendien dunkt mij, dat de film door het
pen te bijten en stilzwijgend den freer uit Pa-
rijs op te nemen. En hij verwonderde zich en
hij was nieuwsgierig wat er gebeuren zou.
Tressan vouwde het papier zorgvulldiig toe
en gaf het aan den eigenaar terug. Het was
niets meer dan een officieele ambtsbrief met
de mededeeling dat Garnache voor een staats-
zaak naar Dauphine was gezonden en mijn-
heer de Tressan het bevel kreeg hem zoovee!
mogelijk van dienst te zijn voor het volvoeren
van zijn opdrach.t
„Parfaitemen;t" fluisterde mijnheer de Se
nechal. „Als u nu zoo goed zoudt willen zijn
mij uw opdracht mee te deelen, zal ik gehee!
tot uw dienst wezen".
„Het spreekt van zelf, dat u het kasteel de
Condillac kent, niet waar?" begon Garnache
die dadtelijk de koe bij de horens pakte.
„Volkomen goed1". De Senechal leunde in
zijn stoel en merkte op dat zijn pols een wei
nig te snel klopte. Maar hij hield zijn gezicht
in den plooi en bleef even kalm en minzaam
kijken.
„Kent u de bewoners misschien ook?"
,Ja". K
„Is u intiem met hen bekend?"
De Senechal perste de lippen opeen, trok
die wenkbrauwen samen en schudde langzaam
zijn d'ikke handen, een gebaar dat veel kon be
duiden, maar ook niets. Maar Garnache, we-
tende dat mijnheer de Tressan een tong had
om te spreken vond het waarschijnlijk niet
noodig zijn eigen verbeeld'ing veel in te span
nen want hij berhaalde en ditmaal op scher-
t foegevocgae woora eigenlijk zijn zuiver fie we-
gings- en mimisch karakter zal verliezen.
Wel moet ik er intusschen op wijzen, dat de
iilm een aantal mimische talenten (zelfs en-
kele mimische genieen) aan de wereld heeft
geopembaard, wier grootheid op dit gebied
misschien nooit z6o op het tooneel zou ge-
bleken zijn: Asta Nielsen, Henny Porten, Po-
la Negri, Conrad Veith, Emil Jannings, Lya
de Putt, Charlie Chaplin, Douglas Fair
banks, Mary Pickford, Norma Talmadge
e. a,
Overigens, behalve misschien dan door de
enkele kunstenaars, die door de film ontdekt
zijn en later ook aan het tooneel schitterden,
en behalve zeker door de belangrijke aanwij-
zingen voor de massaregie, en vooral door
het op den voorgrond dringen van het bij het
realistische tooneel verwaarloosde bewe-
gingsprincipe; behalve deze pu-nten heeft de
film in het algemeen weinig beteekenis voor
de ontwikkeling van het tooneel. En wan-
neer in de toekomst de film blijken zal werke
lijk een nieuwe kunstvorm te zijn (wat thans
nog volstrekt niet vast saat) en dus als zoo-
danig blijvende waarde te hebben en een
nieuwe cultuurfactor te worden, dan zal zij
toch eigen wegen gaan en een eigen terrein
hebben, wel naast, maar toch buiten het thea
ter. En het tooneel, duizenden jaren oud, zoo
oud- als de menschheid, zal zijn weg vinden
door alle moeilijkheden heen (ook door de
moeilijkheden, die de film bracht) en het zal
op dien weg de film niet noodig hebben.
Met de vraag naar het blijvende voortbe-
staan van de film, naar de cultureele betee
kenis en de eventueele kunstwaarde, hangt
samen de opvatting, die het publiek heeft over
de film, d. w. z. of de toeschouwer de film be-
schouwt als amusement of als cultuurfactor.
Misschien is dit niet geheel juist uitgedrukt:
want vooreerst denkt de gemiddelde toe
schouwer daarover hoogstwaarschijnlijk niet
na, en bovendien kan ook amusement cultu
reele waarde hebben (vandaar het begrip:
„amusementskunst"). Beter zouden we dan
ook kunnen omschrijven: gaat de bioscoop-
bezoeker naar de bioscoop om een aange-
naam uurje, een avond van gemakkelijk ver-
maak, of gaat hij er heen om „iets op te ste-
ken", „iets mee te nemen voor zijn leven"?
Mij dunkt die vraag is licht te beantwoor-
den: de films, die opzettelijk gericht zijn op
loutering of verheffing, of die den toeschou
wer aan het denken willen brengen, hebben
in het algemeene geen succes. „Die Metropo
lis is zoo'n rare film-!" zei een veelvuldrg-
kinobezoekende dame. v
Met deze vraag raken- wij trouwens aan
een kenmerkend onderscheid tusschen Duit-
sche en Amerikaansche films. De Ameri
kaansche film is allereerst op amusement, ge-
noeglijken avond e. d. gericht, de Duitsche
film, aanvankelijk zonder richting, zuiver
spelfilm (Tar pour l'art), o. a. bij Asta Niel
sen, heeft meer en meer het bewuste streven
naar een hooger plan gekregen, wil verdiep-
te emotie, loutering, diepere gedachten bren
gen. Natuurlijk wordt dit meer ideale doel
altijd eenigszins gehandicapt door het vluch-
tige en sensationeele karakter van de film als
zoodanig, maar toch geeft ons een avond aan
dit soort filmkunst gewijd, wel groote denk-
beelden en sterke ontroerimg, wel „iets mee
naar huis". Vooral wanneer het symbolische
doel niet te sterk naar voren is gedrongen.
Apres tout is het niet biliijk meer om te
zeggen: de Amerikaensche film richt zich
allereerst op amusement. Want, vooral se
dert de relaties tusschen Duitsche en Ameri
kaansche industrie (ook togen vele belangrij
ke Duitsche filmregisseurs en filmacteurs om
den broode of liever om den gelde naar het
Amerikaansche filmparadijs Los Angeles),
is het streven naar een idieaal ook in de
Amerikaansche film doorgedrongen („De
Groote Parade"). En ook het kenmerkend-
Duitsche, het leggen van een levensles in de
film, is in de Amerikaansche films van den
iaatsten tijd zeer toegenomen, b.v. in Ameri
kaansche Pola-Negri-films als „De half-
bloed", „Het verboden paradijs", enz. Overi
gens slagen de Amerikanen nog niet met
historiebeelden (men denke aan hun „Tien
Geboden"!) en met name o.a. het schitterende
rococospel der Duitschers (waaronder „Ma-
non Lescaut" van Lya de Putti grandioos
bovenaan staat) kan de Amerikaan lang niet
bereiken. Daarentegen weet vooral Charlie
Chaplin wel zeer bijzondere stemmingsfilms
te brengen („Goldrush"), en neemt ook de
goede spelfilm in Amerika steeds toe.
Maar het blijft ondanks dit alles waar,
dat de overgroote meerderheid der Ameri
kaansche films amusementswerk is en dat
daarentegen de leiders der Duitsche filmin-
dustrie (vooraan b.v. de onlangs overledene
Paul Davidson) terecht in het voortwoekeren
van de amusementsfilm een groot gevaar
zien.
Het verschil tusschen Duitsche en Ameri
kaansche films berust echter op de groote
verschillen, die er tusschen het wezen en de
levensopvattingen van den Duitscher en den
Amerikaan bestaan. En hier spring het vol-
per toon dan zoceven:
„Is u intiem met hen bekend?"
Tressan boog zich een weinig voorov-er en
zette zijn vingertoppen tegen dkaar aan. Zijn
stem was zoo beleefd1 als hij met mogelijk-
heid kon wezen.
„Ik had begrepen, dat mijnheer mij het doel
van zijn komst zou meedeelen en niet naar
mijn zaken informeeren".
Garnache leunde in zijn stoel en trok de
wenkbrauwen samen. Hij begon weerstand te
vermoeden en het grootste struikelblok in
Garnache's carriere was geweest dat hij nooit
kon duiden tegenstand te ondervinden van
wien dan ook. Deze karaktertrek had zich
reeds vroeg bij hem geopenbaard en had hem
reeds veel kwaad gedaan. Hij was een man
van groote infellectueele gaven, een bekwaaim
militair, een bemiddeld man; en door al die
eigenschappen had Marie de Medieis het oog
op hem laten vallen om deze opdracht te ver-
vul'Ien. Maar hij bedienf alles door zulk een
ontembare opvliegendheid, dat men in Parijs
gewoon was te zeggen: „Ontplofbaar als
Garnache".
Tressan vermoedde in de verste verte niet
oij welk vaatje buskrui-t hij de lont legde van
zijn beleefde vrijpostigheid. En Garnache liet
hem dat ook niet merken. Hij bediwong zich
"tijds en bedacht dat die vette kerel we!
eenigszins gelijk had1.
„U begrijpt mij verkeerd, mijlnhieer", zei hij,
terwijl hij met zijn bruine hand over zijn lan
ge kin streek. .,1k trachtte alleen te vernemen
H „Ik behoef niet te advertee- jg)
ren, als ik er voor zorg, dat |Q
H m'n £talages steeds aantrek- B
kelijk en verzorgd blijven" H
jj Zij, die dit zeggen, hebben H
ongelijk, het publiek moet tot H
B de etalage komen, de annonce B
echter komt tot het publiek.
J Om een grooten kring van
{jj menschen in Noord-Holland
te bereiken is er^dn manien
gende dadelijk in het oog: de Amerikaan be-
schouwt van nature het heele leven uit een
zakenstandpunt, alles is hem in de eerste
plaats „business", terwijl de Duitscher hoe-
zeer ook de amerikanisatie van het leven
thans in Duitschland moge toenemen, nog
altijd in dit opzicht de vertegenwoordjger
van het oude Europa is: dat hij idealen heeft.
Natuurlijk: er is wederzijdsche uitwisse-
ling: het proces van materialisatie en mecha-
nisatie in Europa, dat men terecht als ver-
amerikaniseering beschouwt, gaat gepaard
met een zekere vereuropei'seering in Amerika
toename van idealisme, van den invloed van
htt gemoed op het dagelijksch leven, beter be
grip van de kunst e. d. Maar duidelijk staat
Amerika daarin nog op een voor Europa ver-
ouderd standpunt (ik bedoel voor den eenigs
zins geestelijk ontwikkelden Europeaan): ge
voel krijgt er den vorm van sentimentaliteit,
kunst heeft er vaak een bombastisch, in elk
geval een opgeschroefd karakter, vervalt tot
gekunsteldheid, enhet schoonheids-
ideaal is er zoetelijk. Dit laatste spreekt dui
delijk uit de Amerikaansche film-beauties:
lieve typen als Gloria Swanson (ook Mary
Pickford is er niet geheel vrij van) of in het
nietszeggend'e, onbeduidend-mooie, zoeteiijk-
mannelijke de volmaakt-gevormde en -ver-
zorgde, elegant-slanke, „mooie" man als
Rudolph Valentino: dat zijn er de vertegen-
wioordigers der schoonbeid
Voor zoover dan ook, toenemend Euro-
peesch wordend, de Amerikaan werkelijk
idealen krijgt, zijn het de voor ons lang-ver-
ouderde, zoet-romantische idealen, de idealen
van Biedermeier en vroeg-realisme; het erge
hiervan is alleen, dat door de groote verbrei-
ding der Amerikaansche films in Europa de
ze verouderde idealen weerslag vinden bij de
onontwiklkelde massa van ons continent.
De Duitscher daarentegen, die in het gees
telijk leven en vooral in de kunst wel de
voornaamste vertegenwoordiger van modern
'Europa is (naast hem is Rusland in zeer
sterke mate aan het opkomen), is dit ook in
de film. De Duitscher heeft eerstens een
levensbeschouwing, die op eeuwenoude cul-
tuur en traditie berust; daardoor heeft voor
hem het leven ook heel andere dan louter-
zakelijke waarden; en bovendien zijn zijn
idealen de modern-»Europeesche. Amerika
doet het nog met de zoetsappige idealen van
18601890, maar Duitschland heeft de
expressionistische van na 1920. Bij den Ame
rikaan is de groote filmindustrie meer het re-
suitaat van een techniek, die het amusement
ging dienen en nu langzamerhand onder Eu-
ropeeschen invloed tot dienen der cultuur
tracht over te gaan.
Bij den Duitscher ontstond de groote film
industrie uit artistieke neigingen, die gebruik
maakten van den vooruitgang der techniek.
De samenhang tusschen de groote Duit
sche en Amerikaansche filmondernemingen
(met name tusschen de „Ufa" te Ueubabels-
berg-Berlijn en de „Paramount" te Holly
wood-Los Angeles) heeft de tegenstellingen
tusschen beide groote soorten wel vermin
derd. En hierbij is in het algemeen de Duit
sche geest de scheppende, de productieve ge-
bleken, due de Amerikaansche film door-
dringt en veredelt. Een directe werking van
bepaalde personen is wel niet dadelijk te
constateeren: een groot regisseur als Lu-
bitsch-b.v. heeft in Amerika nog weinig ge-
presteerd, en van een groote actrice als Pola
Negri moet men zelfs zeggen, dat zij in
Amerika verzoetelijkt is. En wat Jannings
en Lya de Putti in Amerika zullen bereiken,
moet nog worden afgewaeht.
Maar in het algemeen is de invloed van
den Duitschen geest wel mefikbaar. Een film
als „De Groote Parade" bewijst, dat de
sfeer, waaruit een „Fridericus Rex", „Nibe-
lungen", Metropolis" ontstonden ook in Los
Angeles komt.
of u reeds weet wat er daar plaats heeft en
voor mij zelf dus de moerte besparen u din
gen te vertellen, die u reeds weet. I'k wil ech
ter met genoegen een richting volgen, die u
aangenamer zal wezen.
Dit is dus in het kort de zaak waarvoor k
hier ben gekomen. Wijlen markies de Condil
lac heeft twee zoons nagelaten. De oudste,
Florimond, de tegenwoordige markies, is
reeds gewikkeld was voor den dood van zijn
vader. Hij is de stiefzoon van de tegenwoor
dige weduwe; haar eigen jongere zoon is
Marius de Condillac.
Merkt u soms op dat ik mij vergis, wees
dan zoo vriendelijk mijnheer, mij daarop op
merkzaam te maken".
De Senechal maakte een deftige buiging en
mijnheer de Garnache ging voort:
„Deze jongere zoon ik geloof dat hij nog
geen een-een-twinfig jaar is is zoo iets van
een deugniet geweest".
„Een deugniet? Lieve hemel neen! Dat is
een' strenge naam dien u hem geeft. Een wei
nig onverstandig nu en dan, een weinig onbe-
zonnen, dat zijn de jongelui wel meer.
Hij zou nog wel meer gezegd hebben, maar
de man uit Parijs was niet van plan zijn -tijd
te vermorsen met spitsvondigheden.
„Nu good' dan" viel hij hem in de rede
„Wij zullen dus zeggen wat onverstandi
Mijn opdracht heeft niets te maken met
moraliteit van mijnheer Marius of wel zijn
gemis aan moraliteit. Deze onbezonnenheden
die u zoo weinig telt, schHo«- toch yoldoea-
Mijn bedoeling intusschen is niet om maar
steeds en uitsluitend op de verschillen tus
schen Duitsche en Amerikaansche films te
wijzen en de laatste steeds tegenover de eer
ste te kleineeren. Ik wil in mijn beide vol-
gende opstellen meer ingaan op de eigen
schappen van Duitsche en Amerikaansche
films afzond-erlijk, spreken over bepaalde re-
gisseurs, acteurs, acrices, en pok over be
paalde filmwerken.
WIJNAND FRANS.
Maagdenburg, 3 Augustus 1927.
Stadsnieiaws
AANKOOP VAN EEN HUIS BIJ DE
SCHERMERPOORT.
B. en W. schrijven in bijlage No. 92:
Den 28 Jul-i j.I. is publiek verkocht het
voormalige tolhuis bij de Schermerpoort
Met het oog op de omstandigheid, dat dit
pand eigenaardig in de omgeving past en
het behoud er van, ten behoeve van het stads-
beeld ter plaatse, aanbeveling verdient, acht-
ten wij het bezit er van voor de gemeente van
belang en kochten wij het, te haren behoeve,
voor f 2500 (buiten de kosten ad 218.75)
aan.
Wij vertrouwen hiermede in Uw geest te
hebben gehandeld en stellen U mitsdien voor
dezen aankoop te bekrachtigen bij het vol-
gende besluit:
De Raad der gemeente Alkmaar;
Overwegende, dat Burgemeester en Wet-
houders bij publieke verkooping voor de som
van 2500.— (plus de kosten ad 218.75)
ten behoeve van de gemeente hebben aange-
kocht.het voormalige tolhuis bij de Scher
merpoort, kadastraal bekend secfie B nr.
2569, gr. 93 centiaren, welks instandhouding
in het belang van het stadsbeeld ter plaatse
gewenscht is;
Gelezen het voorstel van genoemd Colle
ge, opgenomen in bijlage Nr. 92 tot
's Raads handelingen
Gelet op de art. 137 en 194c der gemeente-
wet, alsmede op het Raadsbesluit van 30
Juni 1927, nr. 27;
Besluit:
I. den bovenomschreven aankoop te be
krachtigen;
II. het pand in het openbaar te verhuren
voor den tijd van ten hoogste vijf jaren,
op door Burgemeester en Wethouders
vast te stellen voorwaarden.
HUREN VOLKS'HUISVESTING-
WONINGEN VAN DE GEMEENTE.
B. en W. schrijven in bijlage No. 90:
In bijlage Nr. 27 van 1926, waarop Uw
besluit van 4 Maart 1926, Nr. 29, betrekking
had, stelcten wij U voor, terzijnertijd tot
vaststelling der huurprijzen van de daarbij
bedoelde gemeentewoningen over te gaan
lnmiddels hebben wij met den Minister van
Arbeid, Handel en Nijverheid te dier zake
overleg gepleegd, welk overleg tot overeen-
stemming heeft geleid, zoodat Uwe Vergade-
ring thans tot vaststelling van die huren
kan overgaan.
Wij maken van deze .gelegenheid tevens
gebruik, Uw bekrachtiging te vragen ook op
de huren der andere complexen van gemeen-
te-woningen, die in den loop der jaren met
steun ingevolge de Woningwet en de Wo-
ningnoodwet zijn gebouwd. De op die huren
betrekking hebben de brieven van den Direc-
teur-Generaal der Volksgezondheid dd. 4
Juli en 15 Juli j.I., leggen wij voor U ter in-
zage.
Wij stellen Uwe Vergadering derhalve
voor, het volgende besluit te nemen:
De Raad der gemeente Alkmaar;
Overwegende, dat het gewenscht is, een
algemeene regeling vast te stellen voor de
prgzen, waartegen de woningen der gemeen-
de geweest fe zijn om hem van zijn vader te
vervreemden, iets dat hem aan zijn- moeder
nog dienbaarder maakte. Ik heb gehoord dat
zij een buitengewoon mooie vrouw is dat
haar zoon haar bijzonder vereert.
„0!" riep de Senechal verrukt uit. „Een
mooie vrouw een edele, een prachtige
vrouw".
„Hm!" Garnache nam de extase en den
limlach met een boos oog op. Daarna ging
ij voort: zijn buurman, nu eveneens over-
leden, den heer de la Vauvrage. Deze mijn
heer de la Vauvrage had een eenig kind, een
dochter, de erfgename van zijn zeer belang
rijke bezittingen, waarschijnlijk de rijkste in
heel Dauphine, indien ik goed ben ingelicht.
Het was zijn dierbaarsfe wensch, hetgeen een
levenslange vriendschap geweest was in zijn
eigen geslachf te veranderen in een hechter
betrekking voor het volgende geslacht, een
wensch die weerklank vond in het hart van
mijnheer de Condillac. Florimond de Condil
lac was toen zestienjaar en Valerie de la Vau
wrage veertien. Hoe jong zij ook waren, zi,
werden verloofd en zij groeiden op met de ge-
dachte dat zij elkaar zouden liefhebben en ds
plannen ten uitvoer brengen die hun vaderr
voor hen gemaakt hadden".
Mijnheer, mijnheer" kwam de Senechal
tusschenbeiden. „Hoe kunt u met mogelijkheid
zulke gevolgtrekkingen maken? Hoe kunt u
zeggen dait zij elkaar lief hadden? Op welke
nden kunt u beweren te weten, wat in hur
t omging?"
(Wordt vervnjgd).