Damrnbrieb.
m m. m
i
Schaakrubriek.
'■S B 'w in
tpjijji
mmm. m
mm
PF
jgI
m, §jm.. jsjljebi
i mk m 'm.
-m wm.
mm
mm
mm wm
vm
is
vm m
m m
Kreukelen".
Raadselhoekje.
x
I
Voor de huisvrouw.
fcoreren. voor't "depfit Ts naar rato 11, ccB! cd 5
bed rag verschudigd. De netto-opbrengst dezer
►aksen wordt onder de verdragsluitende lan-
3en verdeeld. De archieven van het Interna-
donaal Bureau zijn, voor zoover ze open
depots bevatten, toegankelijk voor het publiek
Ieder kan in tegenwoordigheid van een amb'
tenaar er kennis van nemen of van het Bu
reau zelf schriftelijke inlichtingen verkriigen
Dit is het voomaamste uit de 23 artikelen
tellende schikking van 's-Gravenhage betref-
fende het internationaal depot van teekenin-
gen of modellen van nijverheid, welke sdiiik-
ting 1 Juni 1928 van kracht wordt.
vol
12.
13.
14.
15
16.
e4!
Db5
ed5
De2
de6
Pe5
Dd7
a6
Pg6
fe6
Ma 11.7777 Fe5
12. De4 en de6.
Na 14ed5> volgt
Tel en na 14Dbo lb
Pb5 Kd7 16. de6t fed 17
Tdlf.
Aan de Dammers!
In onze vorige rubriek gaven wij ter oi
Tossing probleem No. 977 (auteur G. J.
v.'in Dam).
Stand.
Zw. 9 sch. op: 7, 8, 9, 10, 15, 16, 26, 30,
35 en dam op 13.
W. 12 sch. op: 28, 29, 31, 33, 36, 38, 39
41, 42, 44, 45, 46.
Oplossing.
1 29—24 1.
2. 3631 2.
3 33—29 3.
4. 45 25 4.
5. 25: 1!
Een leerzame combinatie is mogelijk
den volgenden natuurlijken stand
26 :48
13 47
48 40 (5 sch.)
47 :20
in
I w4 Wm
W'v HP*
'Zw. 8 sch. op: 3, 12, 13, 14, 18, 23, 31, 35.
W. 8 sch. op: 32, 33, 34, 38, 39, 42, 44, 48
c Wit speelt:
1. 32—27 1. 31 22
•2. 33—28! 2. 23:43
•3. 44—40 3. 36:33
^4 48 10!
1 Ook het volgende is heel aardig.
f Zw. 11 sch. op: 6, 7, 8, 10, 12, 13, 14, 17,
>22, 24, 27.
I W. 11 sch. op: 23, 26, 28, 31, 33, 34, 36,
40,43,44,45.
Wit speelt:
i!. 23—18 1. 12:32
2. ->329 2 24 33
3. 34-29 3. 33 24
4. 43—38 4. 32 43
5. 44—39 5. 43 34
6. 40 18 6. 22 13
7. 31 2!
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 978 van
E. BOISSINOT.
0. wm,mm
Zw. 10 sch. op: 2, 8, 9, 10, 13, 19, 20, 25,
W. 10 sch. op: 17, 21, 28, 31, 35, 38, 41,
42. 44, 46.
In onze volgende rubriek geven wij de
oplossing.
SCHAAKRUBRIEK.
Dame-gambiet.
Wit: Hradsky. Zwart: Hromadka.
Uit't Prager tournooi
it d4 Pf6
2. Pf3 d5
3. c4 Lf5
4. Pc3 Wit kan hier ook als
volgt spelen: 4. cd5 Pd5
5. Db3 Pc6 6. Pbd2!,
waarna wit volgens de
onderzoekingen aan de
hand der partij Takacs-
Havasi 't betere spel
krijgt.
4eb
5. e3 c6
6. Ld3 Lg6
7. Pe5 Ld3 In een later gespeeide
'ij deed zwart hier
Pbd7 8. f4 dc4 9.
Lc4 Pe5 10. fe5 Pd7 en
zwart kreeg een bevredi-
gend spel.
17.
18.
19.
j 20.
21.
22.
Na 16De6 volgt
17. Df3 Dc6 18. Telf
Le7 19 Pd5 cn zwart komt
niet tot de rochade.
Lg5 h6
Tadl Dc6
Lcl Le7
Dh5 e5
Pd5 0-0??
Dg6 Zwart geeft op.
Na 72Dg6 volgt
23 Pe7f Kh7 24. Pg6 en
wit is een officier voor.
Eindspel No. 183
van G. LING
a
e
be d e f
Wit speelt en maakt remise.
Dit is een moeilijk eindspel. De bedoeling
is, dat wit zich van remise verzekert, door
opoffering van al zijn stukken, zoodat zijn
koning daarna in een pat-stelling staat. Een
variant is er ook, waar wit een kleine offi
cier (L: of P.) achter komt, nadat beiden
hun pion op de overzijde hebben gebracht.
EINDSPEL No. 184.
ZwartK o s t i c k.
mm
Wit: Fahrni.
Wit's laatste zet is De6.
Hoe forceert wit nu een winstpositie?
Oplossing probleem No. 155
van L. S. PENROSO
(le prijs London Obs. 1921).
Wit- Kg4 Dg3 Td6 Pc7 en fl Iii6 en dl
pi d6 en f5.
ZwartKe4 Tgl Lhl pi d7, d3, e3, e5,
f6 en f2.
1. Kh5 enz. Kh4 faalt op 1Kf5:
Oplossing van No. 156
van A ELLERMAN
(3e prijs Boston Transcript 1919).
Wit: Kh5 Dd7 Pa6 en h6 Lb7 en h2 pi
b2. c2, f2 en h4.
Zwart Kd4 Td6 Pc7 pi c4, e5 en h3.
1. Pf7 (1e4f 2. Le5 mat!) enz.
Probleem No. 157
IT van J. OPDENOORDT
f (2e prijs Tijdschr. N S. B. 1917).
Zwart (8)
mMr. I
m wm
a b c d e f g
Wit (7)
Wit geeft mat in 2 zetten.
19
partij
,8. Dd3 Pbd7
9. o_o Pe5
,40. de5 Pd7
Wat „kreukels" zijn, weten de visschers
zeer goed. Bedoeld wordeu alikruiken, maar
met dezen naam bemoeit men zich niet. De
bedoelde slakjes noemt men „kreukels", de
visschers, die zich met het vangen er van
bezig houden, zijn „kreukelaars" en verder
spreekt men van „in den kreukeltijd".
We gaan in gedachte mtde met een schuit-
je, dat voor dc kreukelvangst is ingericht, en
na door verschillende geulen en vaarwater-
tjes te zijn gevaren, komen we op „het veld"
aan. De visschers kennen al de diepten en
ondiepten uit den omtrek, en ze hebben
hunne merken aan alle verhevenheden, zoo-
wel boerenwoningen als kerken en molens,
en natuurlijk in de eerste plaats aan tonnen
en bakens, die men evenwel niet in alle vaar-
waters aantreft.
Het alikruiken-visschen geschiedt met kor-
ren, doch dit zijn geen groote netten, zooals
de rogkorren, maar ze zijn veel kleiner en
ook anders. Kijk, hier is er een! Zoo'n visch-
tuig bestaat uit een nog al grooten ijzeren
recnthoek, waaraan een sleepnet is bews-
tigd, vervaardigd van ijzeren essen en rin-
gen en aan de bovenzijde van gejvoon tou-
wen netwerk. Van het rechthoekige raam loo-
pen drie ijzeren stangen, die in een oog teza-
men komen, en hieraan is het kortouw beves-
tigd. Niet met een, maar met wel drie korren
wordt gewerkt. De eerste kor gaat overboord
en het stevige touw wordt om den bolder
geslagen. Even later gaat ook de tweede en
nog wat later de derde kor buiten boord, en
nu is spoedig de tijd gekomen, om de eerste
fcor~wS5 binnen te h'aTeo, die *vSiwSI 3T
delijk, nadat mep den inhoud op de laningen
heeft uitgestort, opnieuw wordt uitgeworpen.
Zoo is men weldra voortdurend bezig met't
ophalen en weder in zee werpen der korren.
Dit is een tamelijk zwaar werk en het be-
zorgt aan de visschers vereeltie vingers.
weldra ligt eenige vangst op het dek, be-
staande uit enkele liters alikruiken, waartus-
schen zich ook schelpen van andere weekdie-
ren, enkele mossels en een paar zeesterren
bevinden. Alles, wat geen „kreukel" is,
word buiten boord geworpen, tenzij er en
kele oesters mede worden opgehaald, die men
in de bun bewaart of wel zelf consumeert.
Zoo gaat het den geheelen dag voort, zoo
dat er bijna geen tijd is, om wat gereed te
maken eu te nuttigen. Somtijds gebeurt het,
dat de schuit bij vallend getij tegen de
droogte loopt en daar dan moet blijven lig-
gen, totdat het water weder hoog genoeg
gewassen is. Doch ook in dat gevaT laat men
den tijd niet nutteloos verloren gaan, maar
schipper en knecht begeveu zich buiten
boord, kder met een bak voor zich, waarin
men op de vlakte geraapte alikruiken v'erza-
melt.
We willen even de alikruik nader beschou-
wen, terwijl de visschers hun wffrk doen.
De alikruik, door Linnaeus Turbo littorcus
genoemd, doch bij andere schrijvers ook aan-
gegeven onder den wetenschappelijken naam
Littorina littorea, behoort tot de Kopdra-
gende weekdieren (Cephalophora). Het zijn
kleine slakjes en ze wonen in huisjes of ho-
rens, die spiraalvormig gewonden zijn, even-
als die van de gewone huisjes- en wijnberg-
slakken. De opening is thans geslotcn door
een hoomachtig plaatje, hetgeen zich bevindt
aan den voet van het diertje. Hiemiede hecht
het zich vast aan allerhandie planten, aan de
leien der steenglooii'ngen, aan meermalen,
schuttingen, bodems van schepen, enz. Het
hcorntje is aardig rond en van een puntje
voorzien en het heeft ongeveer de grootte van
een hazelnoot. Natuurlijk zijn er ook kleine
tusschen, doch de grootste zijn het meest ge-
wild, wat trouwens bij een massa zaken het
geval is.
Wanneer we met een hard voorwerp het
huisje van de alikruik breken, dan zien we
daarbinnen een tamelijk weeke massa, die
blauwachtig bruin van kleur is. lets derge-
lijks te gebruiken lacht den oningewijde niet
bijzonder toe. Van bewerktuiging is niet veel
te zien en toch bestaat deze even fijn en
nauwkeurig als bij alle levende wezeus.
Oogen, hart, bloedsomloop, zenuwstelsel,
spijsverteringsorganen, voortplantings-werk-
tuigen, alles is in dit kleine, weeke en schijn-
baar nietige dier aanwezig, al kan niet alles
door ons worden gezien en opgemerkt. Wan
neer we dit alles bedenken, dan staan we
zeker vol bewondering stil over de nauwkeu-
righeid van bewerktuiging, waarin de Natuur
zich tot in de kleinste bijzonderheden ge-
trouw en gelijk blijft.
De voortplanting der alikruiken geschiedt
door eieren, die in den bodem gelegd wor
den.
Terwijl we zoo voortgingen met elkander
het een en ander over alikruiken mede te
deelen, zijn de visschers steeds vofcrtgegaan
met hun arbeid, doch nu wordt gerekend, dat
het „welletj«s" is voor heden. De korren blij
ven nu aan boord, waar ze straks wat schoon
gemaakt worden en vo6r het lapje gaat het
op de haven aan, waar de vangst wordt af-
geleverd, om naar Engeland verzonden te
worden. Onder het zeilen worden de alikrui
ken afgewasschen in het bunwater en ver-
volgens ingebaald, d.w.z. in zakken of balen
geborgen, opdat ze aan den wal spoedig
overgeladen kunnen worden voor de versche-
ping naar Engeland. Somtijds worden ook
enkele balen naar Parijs of naar Brussel ver
zonden, doch het leeuwendeel is gewoonlijk
bestemd voor Londen, of voor een andere
plaats in Groot-Brittannie. Elke zak bevat
een H.L en brengt gemiddeld 6 a 7 gulden
op, zoodat bij eenige vangst het -werk loo-
nend is.
Wanneer we de haven naderen, zien we
enkele kinderen langs de zeewering ijverig
zoeken naar alikruiken, die zich op de stee-
nen hebben vastgezet. De verzamelde voor-
raad zal ook straks voor eenige centen ver-
kocht worden, die een buitenkansje zijn voor
de gewoonlijk arme ouders.
We zijn in de haven aangeland. Vijf zak
ken vol „kreukels" staan gereed, om verzon
den te worden; de schipper is best voldaan
over den dag, doch het weer heeft ook bij
zonder medegewerkt. Dikwijls is er te veel
wind en somtijds te weinig, zoodat wel eens
in dagen geen cent kan verdiend worden.
Juist willen wij de schuit verlaten, als we
door den schipper „te gast" gevraagd wor
den. We kunnen ons dan ook heden tegoed
doen aan het zeebanket, dat we hebben
zien vangen, want de knecht heeft een
paar liters behouden, die in een ijzeren pot
gedaan worden, om ze in zeewater te koken.
Weigeren gaat in zoo'n gevzal niet, en we
zullen dus de gasten van de visschers zijn.
't Is in het „vooronder", waar thans de
knecht als chef de cuisine fungeert, zeer
warm, zoodat besloten wordt, om het maal
maar boven te houden. Geen tafel en stoelen
worden gereed gezet, want die heeft men
niet aan boord, maar een pot met een blauw-
achtige metlspijs, door den wasem nauwe-
lijks tezien, krijgt een plaatsje op het middea
van de laningen, en wij hurken er rond. In
het midden van den meelkost, door den
knecht „troet" geheeten, wordt een kuiltje ge
maakt, dat gevuld wordt met gesmolten bo-
ter en stroop, en hierin wordt elke lepel vol
even gedoopt. Na zoo'n dag van op zee zijn,
laat de kost zich zeer goed smaken. Een paar
malen wipt de knecht het „vooronder'J bin
nen, om even te zien, hoe het met de „kreu-
keltjes" gaat, die straks op de „troet" zullen
volgen en het dessert vormen. Als de troet-
pot geheel ledig is gegeten, worden de lepels
schoongeveegd en twee ervan worden over-
gereikt aan de vrouw op het tjalkschip, dat
naast ons ligt. De voorraad tafeltin was n.l.
onvoldoende, en daarom was er voor het spe-
ciaal geval, dat er gasten aan boord dineer-
den, wat bij geleend van de onbekende buren.
En nu staat de pot met alikruiken in het
midden cn de knecht bezorgt ieder onzer een
speld, die hij ook al op het tjalkschip in ont-
vangst heeft genomen. Want met een speid
moet het zwarte plaatje, dat we onder aan
den voet van het levende dier waargenomen
hebben, op zijde geschcrven worden en dan
peutert men met hetzelfde orimitieve werk-
De
/jfrinineele
KING
EXTRA
STRONG
King-pepBrmunt is per ons verkrijgbaar in sped-
aJe King - zaJyes en verder in. rai/en van 5 en lo cents.
Voor h.h. winkeliers bjjJ. F. VAN LIESHOUT en G. KUIPER te Alkmaar.
tuigje het gekookte slakje uit zijn huisje. Het
dingetje ziet er groenbruin uit, en wie nooit
„kreukels" gegeten heeft, kan de eerste exem-
plaren moeilijk naar binnen krijgen. De
smaak valt evenwel mede, en dan gaat het
spoedig beter.
We hebben genoeg gegeten en zeggen den
visschers hartelijk dank voor alles.
J. DAALDER Dz.
Wij vragen Uw aandacht voor onze prima
uitgevoerde Drukwerken, Handelsdrukwerk,
Familiedrukwerk. Offerten worden gaarne
verstrekt.
L. FRANKENBERG, ALKMAAR.
OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT 'T
VORIGE NUMMER.
Voor grooteren.
1. M Medemblik.
pen
Ieder
Emmerik
Medemblik
1 e i b o o m
delta
P t
k
2. Brand, net, el; brandqetel.
3. Arbeid adelt. Aarbei, baard, Ella. Tiel,
beer.
4. Eskimo.
Voor kleineren-
1. Bal, dal, val, wal.
2. Heeft Jakob oker-kleurige verf gekocht?
(bok en ever).
Annie kwam het boek Jeanne zelve bren-
gen. (ezel).
Gisteren heb ik al flink voctruit gewerkt
(Kalf).
Toen ik heel stil zat, kwam er een musch
onder de tafel een stukje brood pikken
(hond).
3. Noordzee, Rond, zon, Doom, Deen;
rood.
4. Slang, slank.
OM OP TE LOSSEN.
Voor grooteren.
1. Op de kruisjeslijnen komt de naam van
een dorp in Gelderland
xxxxxxxxx
X
X
X
X
x
x
X
1_ rij t gevraagde woord.
2" een republiek in Europa.
3° een dorpje in de Veluwe.
4° een acaaemiestad in ons land.
5° een stad in't Zuiden van Engeland
6° een rivier in Amerika
7° een deel van je hoofd.
8° een deel van een mast.
9° een medeklimker.
2 Verborgen steden in het buitenland.
Heb je het spek in groote of kleine stuk
ken gesneden?
Ik heb vergeten, of zijn adres den Bosch
of Breda is.
Jaap is al tweemaal te laat op school ge
komen deze week.
Zag je aan den 'grooten spar ijskegels
hangen?
3. Welke stad in het Zuiden van Europa
kun je maken van:
BEK ROEST A
4. Mijn geheel is een bekend spreekwoord,
dat uit 6 woorden of 26 letters bestaat.
4, 5, 23, 7, 7, 2, is een stad in Overijssel.
In een 13, 1, 14, i9, 7 wordt water ge
kookt.
De 22, 16, 24, 20, 26 is een jaargetijde
10, 11, 12, 26, 14 is denaam eener maand.
3, 6, 8, 9 is het tegenovergestelde van
wijd.
15, 25, 18, 20, 21 ik een getal.
Een 24, 2, 26, 19, 7 is een zangvogel.
Een 17, 26, 6, 10 is een heel klein ge-
wichtje.
Voor kleineren.
1. Met D ben ik een jongensnaam, met z
een rivier in Noord-Holland, met w
verbeelding en met h in het kippenhok
te vinden.
2. Op de zigzag-kruisjeslijn komt de naam
van een koninkrijk in Europa.
X 1° rij een scherp wapen.
X 2° een boom.
X 3° een grondsoort.
X 4° een deel van je been.
X 5° een stuk ondergoed.
X 6° een deel van je gebit.
X 7° een fraaie bloem
X 8° een ander woord
X voor bewijsstuk.
X 9° een kleur.
10° een hemellichaam.
3. Ik ben een stad in Zuid-Holland. Ont-
hoofdt men mij, dan word ik een
visch. Ontneemt men mij vervolgens
mijn staart, dan word ik een getal.
Welke zijn die stad, die visch en dat
getal?
4. Verborgen jongensnamen.
Heeft deze visch andere vinnen dan
baars?
Jacoba rende den weg af. (2)
Ga je naar huis? Ja, Nora, ik kan niet
langer wacbten.
De agent schoot, toen de dief de vluchi
nam,
7/;
STROPEN EN GELE1EN.
„Ter afwisseling van geleien zouden we
graag wat appelstroop op de ontbijttafel
brengen. Weet u soms een recept?" zoo luid-
de een vriendelijk brief je Ik heb er il mijn
alleroudste recepten op nagezochl en
niets gevonden!
Blijkbaar is die stroop ook door onze
grootmoeders zelden toebereid, want wel
vond ik: „Siroop van moerbezien" en „Si-
roop van karssen" maar van appelen is't al-
lemaal „gelei"!
't Recept voor moerbeien-stroop luidt:
neem twee pond suiker, laat die hard koken,
doe dan daarbij een pond mcerbezien-nat;
laat dit te zamen nog een oogenblikje door
koken en uw stroop is klaar! Bewaar ze in
niet hermetisch afgesloten flesschen.
En voor kersen-siroop: neem 6 pond ker-
sen, 5 pond aalbessen, Yi pond frambozen en
kneus dit alles in een pot te zamen klein door
de vruchten in een doek te wringen (moder-
ner is natuurlijk om het fruit op een zeef fijn
te wrijven). Neem op een pond nat pond
broodsuiker (ik weet niet wat dat voor suiker
is!) en laat -alles te zamen een kwartier ko
ken. Dan staat er in het aardige oude stijltje:
„koud zijnde wordt alles in bouteilles gego-
ten, die alvorens met brandewijn beloopen
zijn; de bouteilles heel dicht toe gemaakt.
Als men het gebruikt, drukt men er wat ci-
troen in".
Even later staat er over moerbezi'ensiroop
nog een andere manier om dere te prepapree-
ren: druk de moerbezien uit en doe op een
pond suiker, een pond moerbeien-nat; laat
het tezamen tot stroop koken en doe deze dan
in flesschen.
Aan de hand van deze recepten raad ik u
aan zure appelen te schillen, van het klok-
huis te ontdoen en tot moes le koken, daarna
dit moes te zeven en dan gelijke deelen appel-
sap met suiker tot stroop te koken. Maak
eerst als proef stroop van -een half pond ap-
pelnat en een half pend suiker; smaakt dit,
dan kunt u grootere hoeveelheden fabricee-
ren. Een paar druppels citroen verhoogen
den lekkeren smaak.
En waarom moet het eigenlijk stroop zijn?
Kunt u niet even goed marmelade maken of
eens een variatie in gelei?
Voor appelmarmelade heeft u appelen, sui
ker en de schil, plus het sap van twee citroe-
nen noodig. Schil de appelen, verwijder de
klokhuizen, snipper de appelen fijn; weeg ze
en neem hetzelfae gewicht aan suiker. Kook
de suiker tot een dunne stroop met een beetje
water, wat citroensap en een schilletje; voeg
daar de appelsnippers bij en kook dit tot de
marmelade de goede dikte heeft.
Heel smakelijk is voorts appelschillengelei;
hiervoor is noodig: 1 liter vocht, waarin ap-
pelschillen kookten, 325 gr. suiker; 10 gr.
citroenzuur en een paar druppels citroenolie.
Zet schillen en klokhuizen van zure appelen
op met net zooveel water, dat zij „onder"
staan. Laat ze ongeveer 5 uur kokenvul het
verdampte water nu en dan bij. Zeef vervol
gens ae massa door een doek en laat het
vocht met de suiker, het citroenzuur en de ci
troenolie koken tot het de goede dikte heeft.
Voeg er dan nog wat citroenolie en suiker
aan toe.
Om mooie heldere appelgelei te maken,
moet u de appelen, nadat ze geschild en van
de klokhuizen ontdaan zijn, in koud water
zetten om het bruin worden te voorkomen.
Ze moeten juist onder water staan, dus giet
er niet te veel op en doe er het sap en de
schillen van twee citroenen bij. Kook ze tot
ze gaar zijn en zeef ze daarna; u mag er
vooral niet in roeren, doch moet wachten tot
al het sap er is uitgeloopen. Weeg dat sap
dan en kook dit met een zelfde gewicht aan
suiker tot de gelei de goede dikte heeft. Op
deze wijze kunt u ook heel smakelijke abriko-
zengelei maken.
Nog weer een andere manier voor appel-
gelei: neem 2Vi K.G. zure appelen, pl.m. 650
gr. (=6)4 ons) suiker en een citroen. Wasch
de appelen, maar schil ze niet', snijd ze in
vier parten en kook ze in ruim water en met
de schil van den citroen tot ze zacht zijn.
Leg dit alles op een zeef of schoonen doek en
laat het sap uitlekken. Weeg dit sap en weeg
van het gewicht aan suiker af. Kook dan
het sap tot het ongeveer ll» aan gewicht' ver-
loor en voeg er de suiker bij. Laat deze massa
zoo lang onder af en toe roeren doorkoken,
tot een weinig gelei, op een bord koud gewor-
den, niet meer uitloopt. Schuim de gelei zoo
noodig af en giet ze zoo heet mogelijk in de
goed schoongemaakte potten. SI uit deze ver
volgens zorgvuldig af.
Weet u, aat u ook van tomaten zulke let
kere jam kunt maken?
Schil goed-rijpe roode tomaten en laat ze
zonder water inkoken tot een groot gedeelte
van het eigen water verdampt is. Weeg ze en
voeg voor elk pond pond suiker toe; doe
hierbij nog wat gemberpoed, kaneel en kruid-
nagel naar smaak. Laat nu alles tezamen
nog H uur koken tot de massa zoo dik is als
jam behoort te zijn en bewaar deze tomaten-
jam in goed gesloten stopflesschen.
Het is ook lang niet algemeen bekend, dat
men tomatenmosterd kan maken. Kook 2 L.
rijpe in stukken gesneden tomaten gedurende
een uur met een Spaansche peper. Wrijf ze
door een zeef en kook ze daarna weer een uur
met een theelepeltje peper, twee kruidnagels,
een stukje foelie en een beetje zout. Als aeze
pap koud is geworden, doet u er een weinig
mosterdpoeder (een theelepel) en keny bil
benevens twee eetlepels aziin.
j//,. y/,
'Z's'T////,