Damrnbrieb. m m. m i Schaakrubriek. '■S B 'w in tpjijji mmm. m mm PF jgI m, §jm.. jsjljebi i mk m 'm. -m wm. mm mm mm wm vm is vm m m m Kreukelen". Raadselhoekje. x I Voor de huisvrouw. fcoreren. voor't "depfit Ts naar rato 11, ccB! cd 5 bed rag verschudigd. De netto-opbrengst dezer ►aksen wordt onder de verdragsluitende lan- 3en verdeeld. De archieven van het Interna- donaal Bureau zijn, voor zoover ze open depots bevatten, toegankelijk voor het publiek Ieder kan in tegenwoordigheid van een amb' tenaar er kennis van nemen of van het Bu reau zelf schriftelijke inlichtingen verkriigen Dit is het voomaamste uit de 23 artikelen tellende schikking van 's-Gravenhage betref- fende het internationaal depot van teekenin- gen of modellen van nijverheid, welke sdiiik- ting 1 Juni 1928 van kracht wordt. vol 12. 13. 14. 15 16. e4! Db5 ed5 De2 de6 Pe5 Dd7 a6 Pg6 fe6 Ma 11.7777 Fe5 12. De4 en de6. Na 14ed5> volgt Tel en na 14Dbo lb Pb5 Kd7 16. de6t fed 17 Tdlf. Aan de Dammers! In onze vorige rubriek gaven wij ter oi Tossing probleem No. 977 (auteur G. J. v.'in Dam). Stand. Zw. 9 sch. op: 7, 8, 9, 10, 15, 16, 26, 30, 35 en dam op 13. W. 12 sch. op: 28, 29, 31, 33, 36, 38, 39 41, 42, 44, 45, 46. Oplossing. 1 29—24 1. 2. 3631 2. 3 33—29 3. 4. 45 25 4. 5. 25: 1! Een leerzame combinatie is mogelijk den volgenden natuurlijken stand 26 :48 13 47 48 40 (5 sch.) 47 :20 in I w4 Wm W'v HP* 'Zw. 8 sch. op: 3, 12, 13, 14, 18, 23, 31, 35. W. 8 sch. op: 32, 33, 34, 38, 39, 42, 44, 48 c Wit speelt: 1. 32—27 1. 31 22 •2. 33—28! 2. 23:43 •3. 44—40 3. 36:33 ^4 48 10! 1 Ook het volgende is heel aardig. f Zw. 11 sch. op: 6, 7, 8, 10, 12, 13, 14, 17, >22, 24, 27. I W. 11 sch. op: 23, 26, 28, 31, 33, 34, 36, 40,43,44,45. Wit speelt: i!. 23—18 1. 12:32 2. ->329 2 24 33 3. 34-29 3. 33 24 4. 43—38 4. 32 43 5. 44—39 5. 43 34 6. 40 18 6. 22 13 7. 31 2! Ter oplossing voor deze week: Probleem 978 van E. BOISSINOT. 0. wm,mm Zw. 10 sch. op: 2, 8, 9, 10, 13, 19, 20, 25, W. 10 sch. op: 17, 21, 28, 31, 35, 38, 41, 42. 44, 46. In onze volgende rubriek geven wij de oplossing. SCHAAKRUBRIEK. Dame-gambiet. Wit: Hradsky. Zwart: Hromadka. Uit't Prager tournooi it d4 Pf6 2. Pf3 d5 3. c4 Lf5 4. Pc3 Wit kan hier ook als volgt spelen: 4. cd5 Pd5 5. Db3 Pc6 6. Pbd2!, waarna wit volgens de onderzoekingen aan de hand der partij Takacs- Havasi 't betere spel krijgt. 4eb 5. e3 c6 6. Ld3 Lg6 7. Pe5 Ld3 In een later gespeeide 'ij deed zwart hier Pbd7 8. f4 dc4 9. Lc4 Pe5 10. fe5 Pd7 en zwart kreeg een bevredi- gend spel. 17. 18. 19. j 20. 21. 22. Na 16De6 volgt 17. Df3 Dc6 18. Telf Le7 19 Pd5 cn zwart komt niet tot de rochade. Lg5 h6 Tadl Dc6 Lcl Le7 Dh5 e5 Pd5 0-0?? Dg6 Zwart geeft op. Na 72Dg6 volgt 23 Pe7f Kh7 24. Pg6 en wit is een officier voor. Eindspel No. 183 van G. LING a e be d e f Wit speelt en maakt remise. Dit is een moeilijk eindspel. De bedoeling is, dat wit zich van remise verzekert, door opoffering van al zijn stukken, zoodat zijn koning daarna in een pat-stelling staat. Een variant is er ook, waar wit een kleine offi cier (L: of P.) achter komt, nadat beiden hun pion op de overzijde hebben gebracht. EINDSPEL No. 184. ZwartK o s t i c k. mm Wit: Fahrni. Wit's laatste zet is De6. Hoe forceert wit nu een winstpositie? Oplossing probleem No. 155 van L. S. PENROSO (le prijs London Obs. 1921). Wit- Kg4 Dg3 Td6 Pc7 en fl Iii6 en dl pi d6 en f5. ZwartKe4 Tgl Lhl pi d7, d3, e3, e5, f6 en f2. 1. Kh5 enz. Kh4 faalt op 1Kf5: Oplossing van No. 156 van A ELLERMAN (3e prijs Boston Transcript 1919). Wit: Kh5 Dd7 Pa6 en h6 Lb7 en h2 pi b2. c2, f2 en h4. Zwart Kd4 Td6 Pc7 pi c4, e5 en h3. 1. Pf7 (1e4f 2. Le5 mat!) enz. Probleem No. 157 IT van J. OPDENOORDT f (2e prijs Tijdschr. N S. B. 1917). Zwart (8) mMr. I m wm a b c d e f g Wit (7) Wit geeft mat in 2 zetten. 19 partij ,8. Dd3 Pbd7 9. o_o Pe5 ,40. de5 Pd7 Wat „kreukels" zijn, weten de visschers zeer goed. Bedoeld wordeu alikruiken, maar met dezen naam bemoeit men zich niet. De bedoelde slakjes noemt men „kreukels", de visschers, die zich met het vangen er van bezig houden, zijn „kreukelaars" en verder spreekt men van „in den kreukeltijd". We gaan in gedachte mtde met een schuit- je, dat voor dc kreukelvangst is ingericht, en na door verschillende geulen en vaarwater- tjes te zijn gevaren, komen we op „het veld" aan. De visschers kennen al de diepten en ondiepten uit den omtrek, en ze hebben hunne merken aan alle verhevenheden, zoo- wel boerenwoningen als kerken en molens, en natuurlijk in de eerste plaats aan tonnen en bakens, die men evenwel niet in alle vaar- waters aantreft. Het alikruiken-visschen geschiedt met kor- ren, doch dit zijn geen groote netten, zooals de rogkorren, maar ze zijn veel kleiner en ook anders. Kijk, hier is er een! Zoo'n visch- tuig bestaat uit een nog al grooten ijzeren recnthoek, waaraan een sleepnet is bews- tigd, vervaardigd van ijzeren essen en rin- gen en aan de bovenzijde van gejvoon tou- wen netwerk. Van het rechthoekige raam loo- pen drie ijzeren stangen, die in een oog teza- men komen, en hieraan is het kortouw beves- tigd. Niet met een, maar met wel drie korren wordt gewerkt. De eerste kor gaat overboord en het stevige touw wordt om den bolder geslagen. Even later gaat ook de tweede en nog wat later de derde kor buiten boord, en nu is spoedig de tijd gekomen, om de eerste fcor~wS5 binnen te h'aTeo, die *vSiwSI 3T delijk, nadat mep den inhoud op de laningen heeft uitgestort, opnieuw wordt uitgeworpen. Zoo is men weldra voortdurend bezig met't ophalen en weder in zee werpen der korren. Dit is een tamelijk zwaar werk en het be- zorgt aan de visschers vereeltie vingers. weldra ligt eenige vangst op het dek, be- staande uit enkele liters alikruiken, waartus- schen zich ook schelpen van andere weekdie- ren, enkele mossels en een paar zeesterren bevinden. Alles, wat geen „kreukel" is, word buiten boord geworpen, tenzij er en kele oesters mede worden opgehaald, die men in de bun bewaart of wel zelf consumeert. Zoo gaat het den geheelen dag voort, zoo dat er bijna geen tijd is, om wat gereed te maken eu te nuttigen. Somtijds gebeurt het, dat de schuit bij vallend getij tegen de droogte loopt en daar dan moet blijven lig- gen, totdat het water weder hoog genoeg gewassen is. Doch ook in dat gevaT laat men den tijd niet nutteloos verloren gaan, maar schipper en knecht begeveu zich buiten boord, kder met een bak voor zich, waarin men op de vlakte geraapte alikruiken v'erza- melt. We willen even de alikruik nader beschou- wen, terwijl de visschers hun wffrk doen. De alikruik, door Linnaeus Turbo littorcus genoemd, doch bij andere schrijvers ook aan- gegeven onder den wetenschappelijken naam Littorina littorea, behoort tot de Kopdra- gende weekdieren (Cephalophora). Het zijn kleine slakjes en ze wonen in huisjes of ho- rens, die spiraalvormig gewonden zijn, even- als die van de gewone huisjes- en wijnberg- slakken. De opening is thans geslotcn door een hoomachtig plaatje, hetgeen zich bevindt aan den voet van het diertje. Hiemiede hecht het zich vast aan allerhandie planten, aan de leien der steenglooii'ngen, aan meermalen, schuttingen, bodems van schepen, enz. Het hcorntje is aardig rond en van een puntje voorzien en het heeft ongeveer de grootte van een hazelnoot. Natuurlijk zijn er ook kleine tusschen, doch de grootste zijn het meest ge- wild, wat trouwens bij een massa zaken het geval is. Wanneer we met een hard voorwerp het huisje van de alikruik breken, dan zien we daarbinnen een tamelijk weeke massa, die blauwachtig bruin van kleur is. lets derge- lijks te gebruiken lacht den oningewijde niet bijzonder toe. Van bewerktuiging is niet veel te zien en toch bestaat deze even fijn en nauwkeurig als bij alle levende wezeus. Oogen, hart, bloedsomloop, zenuwstelsel, spijsverteringsorganen, voortplantings-werk- tuigen, alles is in dit kleine, weeke en schijn- baar nietige dier aanwezig, al kan niet alles door ons worden gezien en opgemerkt. Wan neer we dit alles bedenken, dan staan we zeker vol bewondering stil over de nauwkeu- righeid van bewerktuiging, waarin de Natuur zich tot in de kleinste bijzonderheden ge- trouw en gelijk blijft. De voortplanting der alikruiken geschiedt door eieren, die in den bodem gelegd wor den. Terwijl we zoo voortgingen met elkander het een en ander over alikruiken mede te deelen, zijn de visschers steeds vofcrtgegaan met hun arbeid, doch nu wordt gerekend, dat het „welletj«s" is voor heden. De korren blij ven nu aan boord, waar ze straks wat schoon gemaakt worden en vo6r het lapje gaat het op de haven aan, waar de vangst wordt af- geleverd, om naar Engeland verzonden te worden. Onder het zeilen worden de alikrui ken afgewasschen in het bunwater en ver- volgens ingebaald, d.w.z. in zakken of balen geborgen, opdat ze aan den wal spoedig overgeladen kunnen worden voor de versche- ping naar Engeland. Somtijds worden ook enkele balen naar Parijs of naar Brussel ver zonden, doch het leeuwendeel is gewoonlijk bestemd voor Londen, of voor een andere plaats in Groot-Brittannie. Elke zak bevat een H.L en brengt gemiddeld 6 a 7 gulden op, zoodat bij eenige vangst het -werk loo- nend is. Wanneer we de haven naderen, zien we enkele kinderen langs de zeewering ijverig zoeken naar alikruiken, die zich op de stee- nen hebben vastgezet. De verzamelde voor- raad zal ook straks voor eenige centen ver- kocht worden, die een buitenkansje zijn voor de gewoonlijk arme ouders. We zijn in de haven aangeland. Vijf zak ken vol „kreukels" staan gereed, om verzon den te worden; de schipper is best voldaan over den dag, doch het weer heeft ook bij zonder medegewerkt. Dikwijls is er te veel wind en somtijds te weinig, zoodat wel eens in dagen geen cent kan verdiend worden. Juist willen wij de schuit verlaten, als we door den schipper „te gast" gevraagd wor den. We kunnen ons dan ook heden tegoed doen aan het zeebanket, dat we hebben zien vangen, want de knecht heeft een paar liters behouden, die in een ijzeren pot gedaan worden, om ze in zeewater te koken. Weigeren gaat in zoo'n gevzal niet, en we zullen dus de gasten van de visschers zijn. 't Is in het „vooronder", waar thans de knecht als chef de cuisine fungeert, zeer warm, zoodat besloten wordt, om het maal maar boven te houden. Geen tafel en stoelen worden gereed gezet, want die heeft men niet aan boord, maar een pot met een blauw- achtige metlspijs, door den wasem nauwe- lijks tezien, krijgt een plaatsje op het middea van de laningen, en wij hurken er rond. In het midden van den meelkost, door den knecht „troet" geheeten, wordt een kuiltje ge maakt, dat gevuld wordt met gesmolten bo- ter en stroop, en hierin wordt elke lepel vol even gedoopt. Na zoo'n dag van op zee zijn, laat de kost zich zeer goed smaken. Een paar malen wipt de knecht het „vooronder'J bin nen, om even te zien, hoe het met de „kreu- keltjes" gaat, die straks op de „troet" zullen volgen en het dessert vormen. Als de troet- pot geheel ledig is gegeten, worden de lepels schoongeveegd en twee ervan worden over- gereikt aan de vrouw op het tjalkschip, dat naast ons ligt. De voorraad tafeltin was n.l. onvoldoende, en daarom was er voor het spe- ciaal geval, dat er gasten aan boord dineer- den, wat bij geleend van de onbekende buren. En nu staat de pot met alikruiken in het midden cn de knecht bezorgt ieder onzer een speld, die hij ook al op het tjalkschip in ont- vangst heeft genomen. Want met een speid moet het zwarte plaatje, dat we onder aan den voet van het levende dier waargenomen hebben, op zijde geschcrven worden en dan peutert men met hetzelfde orimitieve werk- De /jfrinineele KING EXTRA STRONG King-pepBrmunt is per ons verkrijgbaar in sped- aJe King - zaJyes en verder in. rai/en van 5 en lo cents. Voor h.h. winkeliers bjjJ. F. VAN LIESHOUT en G. KUIPER te Alkmaar. tuigje het gekookte slakje uit zijn huisje. Het dingetje ziet er groenbruin uit, en wie nooit „kreukels" gegeten heeft, kan de eerste exem- plaren moeilijk naar binnen krijgen. De smaak valt evenwel mede, en dan gaat het spoedig beter. We hebben genoeg gegeten en zeggen den visschers hartelijk dank voor alles. J. DAALDER Dz. Wij vragen Uw aandacht voor onze prima uitgevoerde Drukwerken, Handelsdrukwerk, Familiedrukwerk. Offerten worden gaarne verstrekt. L. FRANKENBERG, ALKMAAR. OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT 'T VORIGE NUMMER. Voor grooteren. 1. M Medemblik. pen Ieder Emmerik Medemblik 1 e i b o o m delta P t k 2. Brand, net, el; brandqetel. 3. Arbeid adelt. Aarbei, baard, Ella. Tiel, beer. 4. Eskimo. Voor kleineren- 1. Bal, dal, val, wal. 2. Heeft Jakob oker-kleurige verf gekocht? (bok en ever). Annie kwam het boek Jeanne zelve bren- gen. (ezel). Gisteren heb ik al flink voctruit gewerkt (Kalf). Toen ik heel stil zat, kwam er een musch onder de tafel een stukje brood pikken (hond). 3. Noordzee, Rond, zon, Doom, Deen; rood. 4. Slang, slank. OM OP TE LOSSEN. Voor grooteren. 1. Op de kruisjeslijnen komt de naam van een dorp in Gelderland xxxxxxxxx X X X X x x X 1_ rij t gevraagde woord. 2" een republiek in Europa. 3° een dorpje in de Veluwe. 4° een acaaemiestad in ons land. 5° een stad in't Zuiden van Engeland 6° een rivier in Amerika 7° een deel van je hoofd. 8° een deel van een mast. 9° een medeklimker. 2 Verborgen steden in het buitenland. Heb je het spek in groote of kleine stuk ken gesneden? Ik heb vergeten, of zijn adres den Bosch of Breda is. Jaap is al tweemaal te laat op school ge komen deze week. Zag je aan den 'grooten spar ijskegels hangen? 3. Welke stad in het Zuiden van Europa kun je maken van: BEK ROEST A 4. Mijn geheel is een bekend spreekwoord, dat uit 6 woorden of 26 letters bestaat. 4, 5, 23, 7, 7, 2, is een stad in Overijssel. In een 13, 1, 14, i9, 7 wordt water ge kookt. De 22, 16, 24, 20, 26 is een jaargetijde 10, 11, 12, 26, 14 is denaam eener maand. 3, 6, 8, 9 is het tegenovergestelde van wijd. 15, 25, 18, 20, 21 ik een getal. Een 24, 2, 26, 19, 7 is een zangvogel. Een 17, 26, 6, 10 is een heel klein ge- wichtje. Voor kleineren. 1. Met D ben ik een jongensnaam, met z een rivier in Noord-Holland, met w verbeelding en met h in het kippenhok te vinden. 2. Op de zigzag-kruisjeslijn komt de naam van een koninkrijk in Europa. X 1° rij een scherp wapen. X 2° een boom. X 3° een grondsoort. X 4° een deel van je been. X 5° een stuk ondergoed. X 6° een deel van je gebit. X 7° een fraaie bloem X 8° een ander woord X voor bewijsstuk. X 9° een kleur. 10° een hemellichaam. 3. Ik ben een stad in Zuid-Holland. Ont- hoofdt men mij, dan word ik een visch. Ontneemt men mij vervolgens mijn staart, dan word ik een getal. Welke zijn die stad, die visch en dat getal? 4. Verborgen jongensnamen. Heeft deze visch andere vinnen dan baars? Jacoba rende den weg af. (2) Ga je naar huis? Ja, Nora, ik kan niet langer wacbten. De agent schoot, toen de dief de vluchi nam, 7/; STROPEN EN GELE1EN. „Ter afwisseling van geleien zouden we graag wat appelstroop op de ontbijttafel brengen. Weet u soms een recept?" zoo luid- de een vriendelijk brief je Ik heb er il mijn alleroudste recepten op nagezochl en niets gevonden! Blijkbaar is die stroop ook door onze grootmoeders zelden toebereid, want wel vond ik: „Siroop van moerbezien" en „Si- roop van karssen" maar van appelen is't al- lemaal „gelei"! 't Recept voor moerbeien-stroop luidt: neem twee pond suiker, laat die hard koken, doe dan daarbij een pond mcerbezien-nat; laat dit te zamen nog een oogenblikje door koken en uw stroop is klaar! Bewaar ze in niet hermetisch afgesloten flesschen. En voor kersen-siroop: neem 6 pond ker- sen, 5 pond aalbessen, Yi pond frambozen en kneus dit alles in een pot te zamen klein door de vruchten in een doek te wringen (moder- ner is natuurlijk om het fruit op een zeef fijn te wrijven). Neem op een pond nat pond broodsuiker (ik weet niet wat dat voor suiker is!) en laat -alles te zamen een kwartier ko ken. Dan staat er in het aardige oude stijltje: „koud zijnde wordt alles in bouteilles gego- ten, die alvorens met brandewijn beloopen zijn; de bouteilles heel dicht toe gemaakt. Als men het gebruikt, drukt men er wat ci- troen in". Even later staat er over moerbezi'ensiroop nog een andere manier om dere te prepapree- ren: druk de moerbezien uit en doe op een pond suiker, een pond moerbeien-nat; laat het tezamen tot stroop koken en doe deze dan in flesschen. Aan de hand van deze recepten raad ik u aan zure appelen te schillen, van het klok- huis te ontdoen en tot moes le koken, daarna dit moes te zeven en dan gelijke deelen appel- sap met suiker tot stroop te koken. Maak eerst als proef stroop van -een half pond ap- pelnat en een half pend suiker; smaakt dit, dan kunt u grootere hoeveelheden fabricee- ren. Een paar druppels citroen verhoogen den lekkeren smaak. En waarom moet het eigenlijk stroop zijn? Kunt u niet even goed marmelade maken of eens een variatie in gelei? Voor appelmarmelade heeft u appelen, sui ker en de schil, plus het sap van twee citroe- nen noodig. Schil de appelen, verwijder de klokhuizen, snipper de appelen fijn; weeg ze en neem hetzelfae gewicht aan suiker. Kook de suiker tot een dunne stroop met een beetje water, wat citroensap en een schilletje; voeg daar de appelsnippers bij en kook dit tot de marmelade de goede dikte heeft. Heel smakelijk is voorts appelschillengelei; hiervoor is noodig: 1 liter vocht, waarin ap- pelschillen kookten, 325 gr. suiker; 10 gr. citroenzuur en een paar druppels citroenolie. Zet schillen en klokhuizen van zure appelen op met net zooveel water, dat zij „onder" staan. Laat ze ongeveer 5 uur kokenvul het verdampte water nu en dan bij. Zeef vervol gens ae massa door een doek en laat het vocht met de suiker, het citroenzuur en de ci troenolie koken tot het de goede dikte heeft. Voeg er dan nog wat citroenolie en suiker aan toe. Om mooie heldere appelgelei te maken, moet u de appelen, nadat ze geschild en van de klokhuizen ontdaan zijn, in koud water zetten om het bruin worden te voorkomen. Ze moeten juist onder water staan, dus giet er niet te veel op en doe er het sap en de schillen van twee citroenen bij. Kook ze tot ze gaar zijn en zeef ze daarna; u mag er vooral niet in roeren, doch moet wachten tot al het sap er is uitgeloopen. Weeg dat sap dan en kook dit met een zelfde gewicht aan suiker tot de gelei de goede dikte heeft. Op deze wijze kunt u ook heel smakelijke abriko- zengelei maken. Nog weer een andere manier voor appel- gelei: neem 2Vi K.G. zure appelen, pl.m. 650 gr. (=6)4 ons) suiker en een citroen. Wasch de appelen, maar schil ze niet', snijd ze in vier parten en kook ze in ruim water en met de schil van den citroen tot ze zacht zijn. Leg dit alles op een zeef of schoonen doek en laat het sap uitlekken. Weeg dit sap en weeg van het gewicht aan suiker af. Kook dan het sap tot het ongeveer ll» aan gewicht' ver- loor en voeg er de suiker bij. Laat deze massa zoo lang onder af en toe roeren doorkoken, tot een weinig gelei, op een bord koud gewor- den, niet meer uitloopt. Schuim de gelei zoo noodig af en giet ze zoo heet mogelijk in de goed schoongemaakte potten. SI uit deze ver volgens zorgvuldig af. Weet u, aat u ook van tomaten zulke let kere jam kunt maken? Schil goed-rijpe roode tomaten en laat ze zonder water inkoken tot een groot gedeelte van het eigen water verdampt is. Weeg ze en voeg voor elk pond pond suiker toe; doe hierbij nog wat gemberpoed, kaneel en kruid- nagel naar smaak. Laat nu alles tezamen nog H uur koken tot de massa zoo dik is als jam behoort te zijn en bewaar deze tomaten- jam in goed gesloten stopflesschen. Het is ook lang niet algemeen bekend, dat men tomatenmosterd kan maken. Kook 2 L. rijpe in stukken gesneden tomaten gedurende een uur met een Spaansche peper. Wrijf ze door een zeef en kook ze daarna weer een uur met een theelepeltje peper, twee kruidnagels, een stukje foelie en een beetje zout. Als aeze pap koud is geworden, doet u er een weinig mosterdpoeder (een theelepel) en keny bil benevens twee eetlepels aziin. j//,. y/, 'Z's'T////,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1927 | | pagina 6