Alkmaarsche Courant Scbaakrnbriek. w*m Oamrnbriek. ALKMAARSCHE HUISHOUD- EN INDUSTRIESCHOOL. MARTIN'S VERJONGIGSKUIIR. EEU1LLET0N. Ill en om de noofdstad. No. 215 1927 Honderd Negen en Twintigste Jaargang, Zaterdas: lO September. Aangifte voor Opleiding en Cursussen voor 24 SEPT. op DINSDAGS van 35, WOENSDAGS van 10—12 en VRIJDAGS van 24. Vaccinebewijzen en schoolgeld over- leggen. Opleiding Huishoudkundige 2 j. cur- 5us aanvang Sept. 150 p. jaar. Opleiding Na (leerares linnen- en cos- tuumnaaien). Opleiding fraaie handwerken 75 p. jaar. Opleiding nuttige handwerken 50 p. cursus. Knipcursus Onderkleeding 8 avondles- sen van 79 uur 1.50, leeftijd minstens 16 jaar, verplichtend voor cursus in naaien van Onderkleeding, 20 lessen 4. Knipcurus Bovenkleeding 12 avondles- sen van 7—9 uur 2.50, verplichtend voor 30 costuumlessen 5. Cursus Costuumnaaien 40 lessen van 79 uur 2 X per week 35 p. cursus. Cursus Costuumnaaien 40 lessen, 2 middagen per week, 35 per cursus. Cursus Koken en Voedingslessen 20 lessen 35, 2 middagen per week. Vervolgcursus Fijne Keuken 20 lessen f 25. Cursus Koken 20 avondlessen, 6.— voor dienstboden, 15 voor anderen, 1 les p. week. Cursus Dekken, dienen, voorsnijden, 6 lessen 10, 1 les p. week. Cursus Linnennaaien en Verstellen op Donderdagochtend en Dinsdags, 1 les p. week 5,2 lessen 8.75, 3 lessen 11.25 p kwartaal. Cursus Fraaie Handwerken, 1 middag per week 25 p. jaar. Cursus Teekenen Woensdagmiddag van 1.303.30 7.50 p. 3 maanden. Cursus Handwerken voor leerlingen van H. B. S., Gymnasium enz., 2 uur per week, buiten schooltijd. Van Oct.April f 15, per jaar 25. Cursus in Kantklossen 12 lessen 15. Cursus in Weven en Egyptisch Vlechten. Prospectus op aanvrage. De directrice S. H. DE GLEE. DIENSTPLICHT. Bekendmaking van uitspraken in zake vrijstelling. De BURGEMEESTER van ALKMAAR irengt ter algemeene kennis, dat omtrent de aanvrage om vrijstelling van den dienst- plicht wegens KOSTWINNERSCHAP be- treffende den hieronder genoemden persoon, de uitspraak is geschied, achter zijn naam vermeld: C. VAN DIEPEN, lichting 1927. Uit spraak: Voor een jaar vrijgesteld. Tegen deze uitspraak kan binnen TIEN DAGEN na den dag dezer bekendmaking in beroep worden gekomen door: a. den ingeschrevene, wien de uitspraak geldt, of door diens wettigen vertegen- woordiger; b. door elk der overige voor deze gemeente voor dezelfde lichting ingeschreven per- sonen of door diens wettigen vertegen- woordiger. Het verzoekschrift, daartoe aan de Konin- fin te richten, moet met redenen zijn om- leed en worden ingediend bij den Burge meester, ter secretarie dezer gemeente, afdee- ling Militaire Zaken, die voor de doorzen- •iing zorgt. Alkmaar, 9 Sept. 1927. De Burgemeester voornoemd, WENDELAAR. Door Rafael Sabatini. Uit het Engelsch door C. M G. d. W. 29) „Laat mij voorbijbrulde hij. Maar op hetzelfde oogenblik hoorde hij het zachte schuiven van een ander wapen, dat uitgetrok- ken werd, en Rabecque was genoodzaakt om te draaien om den woedenden aanval van den heer Gaubert af te weren. „Jou leelijke verrader," riep de vertoorndc lakei en dat was alles wat zij hem lieten uit- spreken. Door sterke armen werd hij van achteren aangegrepen. Het zwaard werd hem uit de hand gerukt. Hij werd met geweld voorover op den grond geworpen en in een hoek geduwd door een van de pedante heeren, die op zijn rug neerknielde. En toen ging d'e deur weer open en de arme Rabecque kermde van machtelooze ellende, toen hij mademoi selle de la Vauvrage bleek en met wijdge- opende oogen op den drempel zag staan bij het aanschouwen van mijnheer de Condillac, die een diepe bulging voor haar maakte. Zij stond daar een oogenblik tusschen de twee schavuiten die gezonden waren om haar te halen en daar ontdekte zij Rabecque in dien onwaardigen en half verworgden toestand. „Waar waar is mijnheer de Gamache?" stamelde zij. „Hij is daar waar vroeg of laat al degenen zullen zijn die zich tegen den wil van Con- CQLII. De dank van het Jcodsche volk. Zoo heeft dus de eerste magistraat van Am sterdam het schitterend verblijfdoor een ge acht burger als woonplaats van den burge meester dezer stad aan de gemeente ten ge- schenke gegeven, betrokken, en is het hoofd der grootste gemeente des lands thans offi- cieel gevestigd daar, waar, bekeken in het licht der geschiedenis van deze machtige koopstad, een burgemeester van Amsterdam behoort te wonen en, der stad- waardig, te kunnen recipieeren. In den grooten bloeitijd, toen Amsterdam in de wereld een grootsche vermaardheid had, waren de burgemeesteren, die zich niet minder besehouwderi dan vorsten in Europa, steeds aan Heeren- of Keizers- gracht gevestigd; dat was het vermaarde stadsdeel van het Venetie van het Noorden, waar zij zetelden in hun patricische wonin- gen, die inbruk maakten op den vreemdeling. Na dien zijn eeuwen van achteruitgang, zijn zelfs tijden vol vernedering, van fcetrek- kelijke armoede gevolgd, totdat, gelukkig, in het laatste kwart-gedeelte der vorige eeuw de nieuwe bloeitijd van Amsterdam zich inzet- te, een bloeitijd, gedurende eenige jaren door den rampzaligen wereldkrijg gestuit, doch die thans geleidelijk weder terug schijnt te keeren. Uit veel van hetgeen wij hier zien ge- beuren, zien scheppen op menig terrein, kun nen wij althans de verwachting koesteren, dat groote dagen voor Amsterdam weder in het verschiet zijn. En het is een verblijdend feit, dat juist in deze tijden, juist ook bij het nade- ren van het wereld-sport-gebeuren, waarvan deze stad zooveel hoopt en verwacht en dui- zenden vreemdelingen haar zullen bezoeken, zoovele bewijzen van grooten burgerzin, ge- lij'k die zoo talrijk waren in de 17e eeuw, zijn gegeven en nu de burgemeester van Amster dam weder officieel gevestigd is aan dat deel der beroemde Heerengracht, die door de laat ste drie eeuwen heen getuigd heeft van de glorie dezer stad. Burgemeester De Vlugt mag zich wel gelukkig noemen, dat eens in de historie-bladen dezer stad zijn naam zal staan aangeteekend als de eerste der reeks burgemeesters, die metterwoon tot een ambts- woning aan deze plek terugkeerden. En bij het betrekken dier ambtswoning heeft nog een plechtigheid plaats gevonden, die mij aanleiding geeft tot eenige herinnerin- gen en besehouwingen, welke volgen zullen, omdat die plechtigheid nauw verband houdt met de geschiedenis van Amsterdam, reeds sedert het laatst der Ida eeuw. Die plechtig heid is geweest, dat de twee Joodsche Kerk- genoctschappen te dezer stede, de Nederland- sch Israelietische en de Portugeesch Isra- elietische gemeenten den burgemeester ten ge- schenke kwamen aanbieden een kostbaar be- werlct bureau-ministre. Bij het aanbieden daarvan wezen de woordvoerders der beide Joodsche gemeenten erop, dat zulks geschied- de uit erkentelijkheid voor de aangename veY- standhouding, die sedert eeuwen tusschen het Amsterdamsch stadsbestuur en de Kerkbe- sturen bestaat. Die verhouding is dan ook steeds een zeer merkwaardige geweest. Het aantal Joden, dat deze stad onder haar bevolking telt, is niet onbelangrijk en bedraagt op d'it oogen blik ongeveer 90.000. Hun komst dagteekent van het laatst der 16e eeuw, want volgens den beroemden stads-geschiedschrijver Wagenaar kwamen de eerste Joodsche families, de ver- volgmgen, die zij in Portugal te verduren hadden, moede, in 1598 naar Amsterdam en het pleit zeker voor den breeden blik en de vrijheidsbegrippen, die de overheid dezer stad reeds in die dagen bezat, dat deze uitgeweke- nen zonder molest werden toegelaten. In den loop der volgende jaren nam hun aantal steeds toe en hoewel zij niet ten voile die bur- gerlijke rechten kregen, welke aan het overige deel der burgerij waren toegekend, werden zij in hun godsdienstvrijheid niet belemmerd, ook al poogden de streng-Calvinistische predikan ten van die dagen hen daarin te belemmeren. Het stedelijk bestuur ging daar echter nooit op in en stond al spoedig toe, dat eerst de Portugees-che Israelieten en enkele jaren daarna ook de Hoogduitsche Israelieten, die uit Duits-chland en Polen naar Amsterdam toestromden, hun Synagogen mochten bou- wen op de plaatsen aan Houtgracht thans Jonas Daniel Meyerplein en Amstelstraat, waar deze bedehuizen nog bestaan op den buidigen dag. Het gedeelte van Amsterdam, hetwelk wij gewoon zijn als „de Jodenbuurt" te bestem- pelen, is een typisch deel der hoofdstad. In de dagen toen de Joden zich hier kwamen vesti- gen bestond er een dij-k, de St. Anfhoniusdijk, die zich uitstrekte van het IJ langs d-en tegen woordigen Zeedijk, St. Anthoniusbreestraat, Jodenbreestraat, Muiderstraat, door hetgeen nu de Plantage is, tot Zeeburg. Langs dien dijk had men toen een nieuw stadsdeel en het dillac verzetten," zei Marius op luchtigen toon.^ ,,Er is over hem beschikt.' „Wil dat zeggen, dat hij dood is?" riep zij uit. „Ik geloof dat dit heel waarschijn-lijk is," zei hij glimlachend. ,,Zoo ziet u, mademoi selle, nu de voogd die de koningin u toege- gezonden had u in den steek heeft gelaten, u verstaudig zult doen onder mijn moeders dak terug te keeren. Laat mij u verzekeren, dat wij u met blijdschap zullen verwelkomen Wij geven niemand anders dan Garnache de schul-d van uw vertrek en hij heeft zijn ver- diende loon voor de brutaliteit van zijn ont- voering." Zij wendde zich in wanhoop af van dezen spottenden man en poogde een beroep te doen op den herbergier also? hij haar helpen kon, terwijl hij niet eens zich zelf kon helpen. „Mijnheer de waard zoo begon zij, naar Marius viel haar op scherpen toon in de rede; „Breng haar dien kant uit," zei hij en wees op de gang bij de trap. „Naar het rijtuig. Haast u wat." Zij trachtte zich nog te verzetten, maar zij sleurden haar weg en zoo volgden al de ande ren, de laatsten onder aanvoering van Gau bert. „Volg ons zoo aansonds," was zijn laatste bevel aan den man die nog op Rabecque ge- knield lag, daarop verdween hij zelf eveneens Hun voestappen stierven weg in de gang; er sloeg een deur op een afstand. En daarna stilte, enkel en alleen verstoord door het ge- luid van Rabecque's pijnlijke ademhaling; daarna eenig geraas buiten de deur van de was natuurnjk, dat de vreemdelingen daar hun woningen zochten. Tal van Amsterdam- mers die er toen reeds woonden en de Joden liefst niet in hun nabijheid hadden, verhuis- den naar elders en lieten dat deel der stad aan de nieuw-gekomen vreemdelingen over; som- migen, onder wie Rembrandt, bleven er wonen en de groote schilder heeft juist daar onder die Oostersche typen menig model gevonden voor zijn-meesterlijk penseel ge weet, zijn huis is thans nog in de Jodenbreestraat voor iedereen te bezichtigen. Hoe langer hoe meer heeft het volk van Israel zi-ch in dat deel van Amsterdam uitgebreid en een groot aantal straten tusschen Kloveniersburgwal en Sar- phatistraat zijn nog grootendeels door Israe lieten bewoond, hoewel van een eigenlijke ghetto, waar buiten geen Jood mocht wonen in deze stad, nooit sprake is geweest. Men heeft wel eens beweerd, dat de z.g. Jodenket- tingen, die men o.a. aan de Weesperzijde aan den Amsteldijk kon vinden, de grens aanwe- zen, waar buiten geen Joden mochten wonen, doch die meening is onjuist. Die kettingen, welke men ook in Den Haag op sommige plaatsen heeft gehad en die op verzoek de Joodsche geestelijkheid in vroeger eeuwen aangebracht waren, waren feitelijk niet an ders dan voorwerpen, die de poorten vervin gen, welke bij den ingang van den Sabbath moesten gesloten worden om de geloovigen aan hun ritueele plichten binnen die „poor ten" te herinneren. D groote vrijheid, hun allereerst met be- trekking tot hun godsdienstoefening geschon- ken, zijn oorzaak geweest, dat in den loop der eeuwen de Joodsche bevolking zich steeds heeft uitgebreid en dit feit is aan den opbloei van Amsterdam ten goede gekomen, aange- zien deze bevolking, arbeidzaam als zij was. in tal van opzichten, handel en nijverheia allereerst, maar ook niet minder de weten- schap in de hoofdstad in niet geringe mate heeft helpen bevorderen. Gelijk ik boven reeds zeide, in de eerste ja ren hunner vestiging te Amsterdam werden de Joden niet ten voile met andere burgers gelijk gesteld. Al was er al geen sprake van een anti-semitisme dat, gelijk in zoovele ande re landen van het Europa dier jaren, tot Jo denvervolgingen aanleiding gaf, toch meendo men de Joden niet in alle opzichten met de Christenen gelijk te mogen stellen en werden zij door velen geminacht. Bekeken in het licht van dien tijd, zal niemand dit te streng kun nen veroordeelen, wanneer men bedenken wil, dat er zelfs in onze „verlichte" 20e eeuw nog menschen zijn, die den Jood beschouwen als beneden hen staande, al zouden zij zich mis schien schamen dit openlijk te verklaren. De Joden te Amsterdam waren in 1632 nog officieel buiten de „poorters-nering" ge steld, d.w.z. zij mochten geen ambachtgilden vormen; volgens een stedelijke ordonnanti van 1667 mochten Joodsche apothiekers geen medicamenten aan Christenen verkoopen, en hoewel zij aan de Universiteiten dier dagen mochten promoveeren, werden zij door den Hove van Holland in 1658 niet „admissable" verklaard om als advocaat op te treden. Welk een verschil in onze dagen, nu Amsterdam juist bij de balie kan wijzen op tal van hoogst bekwame pleiters; nu men in de wetenschap kan wijzen op beroemdheden als wijlen de hoogleeren T. Asser en D. Josephus Jitta ge weest zijn, als mannen van het Internationaal recht; op de plaats, die wijlen een Prof. Stok- vis, een Wertheim Salomonsen ik noem er slechts een paar, zooals zij in mijn herinne rmg opdoemen in de medische wereld heb- ben ingenomen, terwijl nog op dit oogenblik Joodsche hoogleeraren sieraden zijn aan onze hoogeschool. Op handelsgebied hebben de Joden al zeev spoedig na hun vestiging in deze stad een be- langrijke plaats ingenomen, n.l. als make- laars, omdat ze door hun uitgebreide taal- kennis als zoodanig in de koopmanswereld van groote beteekenis waren. En wat zij voor de nij-verheid van Amster dam zijn geweest, is van algemeene bekend- heid, hier en in Nederland en in de gansche wereld, wanneer wij weten, dat onze vermaar de diamant-industrie grootendeels een bedrijf is door Israelieten beoefend. Daarnevens ech ter heeft Amsterdam aan hen een andere In dustrie te danken, welke in de 17e en 8e eeuw van nog grooter beteekenis was dan zij nu nog is, t. w. het raffineeren van suiker. In dien tijd teld-e Amsterdam een groot aantal van die nijverheids-ondememingen, vroeger bekend als suikerbakkerijen. De eerste daar van werd door twee gebroeders Pareira in 1657 opgericht aan de Nieuwe Houtgracht, thans Waterlooplein; zij hadden tot de op- richting daarvan van de overheid toestem- ming gekregen, niettegenstaande de Joden toen nog niet als „poorters" werden be- schouwd. Zoo zou nog veel kunnen worden aange- haal-d op het terrein van handel en nijverheid, waarvan de Joden te Amsterdam hetzij de herberg; iemand riep een bevel. Paardehoe- ven, kraken en knarren van wielen en dadelijk daarop het rammelen van een zwaren wagen die vlug wegreed. Maar al te goed begreep Rabecque wat er had plaats gehad. De schavuit liet hem eindelijk los, hij sprong overeind en was weg voordat Rabec que kon opstaan. Toen hij eenmaal overeind stond, ijlde de man naar de deur. Hij zag zijn laatsten aanvaller hard weg loopen, de koets was verdwenen. Hij keek om en zijn spiedend oog viel op den herbergier. „Zwijn!" viel hij uit hem uitscheldende om zijn verkropte woede te luchten. „0 bang- var- ken!" „Wat had je dan gewild?" zoo verontschul- digde zich de verschrikte man. „Ze hadden mij mijn keel afgesneden als ik weerstand had gebo-den." Rabecque stortte al zijn gal over hem uit, totdat hij bij gebrek aan woorden wel genood zaakt wat uit te scheiden. En toen met een laatste uiting van minachting hij zijn zwaard terughaalde, dat in een hoek van de kamer was neergeworpen. Hij bukte daarvoor, toen hij een vluggen voetstap achter zich hoorde op den drempel, een vertoornde stem, luid en krachtig sprak zijn naam uit. „Rabecque!" Het zwaard kletterde uit Rabecque's hand, die plotseling krachteloos was geworden krachteloos van louter vreugde, al het andere was vergeten bij de ontd-ekking, dat zijn zoo zeer geliefde mijnheer daar gezond en wel voor hem stond. Mijnheer!" riep hij uit en de tranen ston- den den ruwen vent in de oogen. „Mijnheer!" oprichters, hetzij bewonderaars zijn geweest, doch ik kan volstaan met het vermelde. Rest slechts in herinnering te brengen, dat door de Israelietische gemeenten hier ter stede ook in d.n loop der eeuwen liefdad'igheids-instd- lingen zijn opgericht, die een belagrijke plaats innemen in deze stad het Ned1, lsr- Gasthuis, het Israelietisch Oude Mannen- en Vrouwenhuis, het gebouw der Joodsche Inva- liede, dagteekenende uit de laatste maanden, zij staan daar alle als geluigen van broeder- schap onder het Joodsche volk en zijn dat volk tot eereen ook het stadsbestuur door de houding, die het van het oogenblik af dat de Joden herwaarts kwamen, aannam en daar- mede getuigenis aflegde van ruimen en juis- en blik. Daarvor hebben de Isrelietische Kerkge- nog eens wilen toonen door't geschenk, den hoofdmagistraat der hoofdstad aangeboden in zijn ambtswoning, een bewijs van dank- baarheid, dat dus gansch de Amsterd'amsche burgerij geldt SINI SANA. Nederl. ploeg samengestelfl uit speiers waar. van men goede verwachtingen koesterde. Den Duitschers sloeg de schrik om't hart toen ze onze lijst zagen. En niet zonder reden. De uitslag was eei zware nederlaag voor de Duitschers. In de eerste ronde Zaterdag 3 Sept. speel- den de Nederlanders met zwart en was d» uitslag 31 4314 voor Nederland. De> volgenden dag had Holland wit en men ver wachtte een nog betere score. De uitslag was 4714—27 Y, voor Hoi* land, zoodat wij totaal met 9159 de Duit- s chers sloegen. Voorwaar een record! EINDSPEL 186. SICILIAANSCH Wit: Mr. Dr. W. Fick. Zwart: E. Colle. 1. e4 c5 2. Pf3 e6 3. d'4 cd4 4. Pd4 a6 5. Le2 Pf6 6. Pc3 d6 7. 0-0 Le7 8. Khl ter voorbereiding voor den volgenden zet. 8Pbd7 9. f4 b5? 't Was te doen om den L. naar b7 te brengen, maar 't is niet geheel juist. 't Kost zetoten om den K. nu op de juiste plaats te brengen. In dien tijd heeft wit zijn spel beter ontwik- keld. 10. Pc6 Dc7 11. Pe7 Ke7 12. Lf3 dreigt 13. e4 12Lb7 13. Tel ThdS 14. De2 Kf8 voor eventueele aftrek- schaak. 15. D?2 om naar -den zw. Koningsvleu- gel te gaan. 15Tac8 dreigt b4 en Dc2 16. a3 Pb6 17. Dh4 dreigt 18. e5 de5 19. fe5 Pe8 20. Dh7. 17Kg8 18. e5 Pe8 19. Pe4 d5 20. Pc3 La8 Die moet gedekt staan. 21. Dg3 d4 22. Pc4 Dc2 23. f5 ef5 anders wordt die pion te lastig. 24. Pf6 Kh8. 25. Lh6 f4 Nemen geeft mat op g7 of 26. Df4 gh6 27. Pe4 Dreigt D'bd en Pg5 27Dc7 28. Dh6! Pg7 29. Pg5 Dc2 eenige zet die onmiddel- lijk mat dekt. 30. Le4 Sterker dan 30. Pf7+ en Pc8 30Le4, 31. Te4 De4 gedwongen. 32. Pe4 Pd7 33. Pg5 Pf8 34. Pf7 Kg8 35. Pd8 Td8 36. Da6 d3 37. Tdl Td5 38. Kgl Pgc6 39. D-b7 Pf4 40. g3 Td)7 41. Db5 Pe2 42. Kg2 Pd4 43. Dd7 Zwart geeft op. Na 43 Pd7 volgt Td3 en ook een der paarden gaat ver- loren. Zaterdag en Zondag j.l. werd te Amster dam in 't Gebouw Van den Werkenden stand1 d-e 8ste wedstrijd gespeeld van den N. S. B. tegen het Rheinisch—Westfalisch Schach Verbond. De eerste vier ontmoetingen eindigden in overwinning voor Nederland. Dat was voor den oorlog. De volgende drie ontmoetingen waren alle nederlagen 1924 te Kleef, 1925 te Nijmegen, 1926 te Crefeld. De Duitschers waren zeer in kracht toegenomen. Daarom riep de N. S. B. voor deze laatste ontmoeting met alle aandrang alle sterke Nederlandsche speiers op om de eer des lands op te houden. Behoudens enkele sterke speiers was de riep hij weer, en toen rolden de tranen hem over de wangen, die geel en gerimpeld waren als perkamen. „0 Goddank!riep hij schei- end. „Goddank!" „Waarvoor?" vroeg Gamache, die hem na- derde met een woedend gezicht. „Waar is het rijtuig, waar zijn de soldaten van de wacht? Waar is mademoiselle? Geef antwoord!" Hij greep Rabecque bij de pols zoo stevig, dat hij dreigde te breken. Zijn gelaat was doodsbleek, zijn oogen schoten vuru. „Zij zij stamelde Rabecque. Hij had den moed niet te vertellen wat er gebeurd was Hij was bang dat Gamache hem zou dood- slaan. En toen was het of zijn angst hem een zonderling gevoel van moed ingaf. Hij sprak tot Garnache zooals bij niet gedacht had ooit te durven spreken en het kan best wezen, dat hij aan dien toon en aan hetgeen hij zei zijn leven te danken had1. „Dwaas die ge waart," riep hij hem toe. „Ik heb u genoeg gezegd, dat u op uw hoede moest wezen. Ik waarschuwde u voorzichtig te werk te gaan. Maar u won niet op mij let- ten. U wist het beter d'am Rabecque. U wou uw eigen gang gaan. U moest luid schreeu- wen. En zij hebben u bedrogen, ze hebben u al lemaal voor den gek gehouden, mijnheer." Garnache liet de hand van zijn knecht los en gmg een schrede adhteruit, De reactie van zijn hartstocht en die ronde woorden van een zoo onverwachte zijde, hielpen gedeeltelij-k ten m'inste mede om hem te kalmeeren. Hij be greep wat er gebeurd was, wat hij reeds eenigszins had- vermoed was zeker gebeurd; maar hij begreep ook, dat hij alleen te be- - mm v;m\ wm '4//M b c d e f g Een studie Rinck (gevarieerd). Wit speelt en wint. AAN DE DAMMERS! In onze vorige rubriek gaven wij ter op lossing probleem no. 980 (auteur P. Ortige] Stand. Zw. 15 sch. op: 3, 8/12, 14, 17, 19/22, 24, 25, 45. W. 14 sch. op: 23, 26, 29, 31, 33, 34, 2 37, 39, 40, 42, 47, 48, 49. 1. 40—35 1. 19 28 2. 29—23 2. 28 19 3. 31—27 3. 21 41 4. 42—37 4. 41 32 5. 26—21 5. '17 26 6. 36-31 6. 26 37 7. 48—42 7. 37 48 8. 33—29 8. 24 44 9. 49 40 9. 48 30 10. 35 2 10. 45 34. 11. 2 33! PARTI J. De volgende partij werd gespeeld tus* schen de heeren van Daalen met wit en J. -W. v. Dartelen met zwart om het kampioen- schap van Haarlem. De aanteekeningen zijn van den heer G. J. A. v. Dam. 1. 32—28 19—24 2. 37—32 14—19 3. 41—37 10-14 4. 34—30 Volgens Springer is hier 3127 beter. M. i. is dit echter moeilijk te bewijzen. 418—23 Hier zou ik de voqrkeur geven aan 2025 en indien Wit dan uitruilt kan schijf 5 in het spel komen. De tekstzet is liatuurlijK even goed speelbaar. 5. 30—25 4—10 6. 31—27 17—21 7. 36—31 12—18 8. 31—26 Bezorgt zich zelf een randschijf, wat theo retisch al een nadeel bechouwd wordt. 8 9. 26X17 10. 37X26 11. 47—41 12. 40—34 13. 33X24 14. 45X34 15. 34—30 7—12 11X31 12—17 8—12 24—29 20X40 2-8 15—20 Goed gepeeld. Door dergelijke zetten belel men het onnoodige uitruilen. 16. 39—33 Hoopt op 1822 waarop Wit door 30—24 een sink wint. 1 620—24 17. 44—39! Wit moet steeds beletten dat Zwart veld 22 bezet, waarop zijn stand omsingeld zoi worden. 1 76-11 18. 41—36 1—6 Zwart dreigt met schijfwinst door 2429, 17—21, 11X44, 23—28 en 18X20. 19. 50—44 Belet wel is waar den slag, doch bete' ware 3934. 1910—15 20. 46—41 17—21! sehuldig'en was, bij en zijn verwenschte drift. „Wie wie hield mij voor den gek?" sta melde hij. „Gaubert, de jongen die zich zelf Gaubert noemde. Hij en zijn vrienden. Zij misleidden u om u weg te krijgen. En toen keerde Geu- bert terug met een verhaal, dat u dood was en dat er oproer was uitgebroken in de Champs d'es Capucins. Het trof zoo ongeluk- kig dat mijnheer de Tressan juist hier was en Gaubert verzocht hem met aandrang solda ten te zenden om het oproer te dempen. Hij zond het geleide dat voor u bestemd was. Ik heb mijn best gedaan om ze hier te laten. Maar hij wou niet naar mij luisteren. De sol daten gingen heen, toen kwam mijnheer Gau bert het huis in en voegde zich hij mijnheer de Condillac en zes van zijn handlangers, die hem wachtten. Zij pakten mij beet en droegen mademoiselle naar het rijtuig. Ik heb gedaan wat ilk kon, maar „Hoe langs is het geleden dat zij heenge- gaan zijn?" viel Garnache hem in de rede. „Een minuut of wat voordat u kwam." „Dus dan is het het rijtuig geweest dat mi: passeerde bij de Porte de Savoje. Wij moeter. nen achtema Rabeeque. Ik ben een zijweg ingeslagen dit wat korter is over het kerkhof, anders was ik ze tegen gekomen. O ellende!" riep hij uit gebalde vuist in de andere hand slaande. „Allec te bederven door een oogen blik onvoorzichtig te zijn." En toen keerde hij ploteeling om. „Ik ga naar mijnheer de Tres san," zei hij over zijn schouder heen en ging het huis uit. (Wordt vervolgd). vy//. y//wA .//■I >3 J

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1927 | | pagina 5