Alkmaarsche Gourant
Seta*,iruirliefe.
Alkmaarsche
Huishoud- an Industrieschool.
MARTIN'S YERJGNKSKUUR.
Buitenlandsch pmengd nieuws.
FEUILLETON.
RecMbekkige rooMd;!ers.
Ho. 225 1927
Honfisrd Negen en Twintigste Jaargang,
Zaterdag' 24 September.
Aaugifto voor de AVONDSCHOOL voor
14 OCTOBER op WOENSDAG- en VUIJDAG-
M1DDAG van 24 uur, onder overlegging
van het vaecinebewijs.
VERSTELLEN en LtNNENNAAIEN voor
meisjas van 13 jaar en ouder van4l/2—6'/2
uur, 3 avonden per week, 25 ct.
VERSTELLEN voor oudere meisjes van
7—9 uur, 2 avonden per week, 20 ct.
Tevens nog aangifte voor de cursussen
jn Xutt. en Eraaie Handwerken, Teekenen
euz.
De Directrice,
S. H. DE GLEE.
Uit onze Staatsmacliine.
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS.
(II).
Nadat we in onze vorige bijdrage in deze
rubriek gesproken hebben over de s a m e n-
s telling van het college van Burgemees
ter en Wethouders en over datgene, wat daar-
mede ten nauwste samenhangt, zal ditmaal
ons artikel gewijd zijn aan een bespreking
van de t a a k aan dit college door de wet op-
gelegd. Lettende op de groote rol, die de ge-
meente-politiek speelt, zal het ons duidelijk
worden, dat de wethoudersverkiezingen in
derdaad van zeer groote beteekenis zijn.
Het is een zeer lange rij van bevoegdheden
en verplichtingen, die Art. 179 van de Ge-
meentewet aan het Dagelijksch Bestuur der
gemeente geeft en oplegt. Daartoe behoort:
het uitvoeren van de beslissingen van den
Raad; het beslissen der over die uitvoering
gerezen geschillen, tenzij de beslissing aan
anderen is opgedragen; het afkondigen van
de verordeningen tegen wier overtreding
straf is bedreigd; het dienen van raad en be-
richt aan de Departementen van algemeen
bestuur (inzonderheid aan dat van Binnen.
Zaken), aan den Commissaris der Koningin,
aan de Provinciale en Gedeputeerde Staten,
over alle zaken de gemeente betreffende, ten
zij dit bepaaldelijk van den Raad wordt ver-
langd; het beheeren der inkomsten en uitga-
ven der gemeente, voorzeover dit niet aan an
deren is opgedragenhet opnemen der boeken
en kas van den Ontvanger of het doen opne
men daarvan; het toezien op het beheer en
onderhoud van alle plaatselijke werken en
eigendommen; de zorg, voorzoover van hen
afhangt, voor de instandhouding, bruikbaar-
heid, vrijheid en veiligheid der publieke we-
gen, bruggen, veren, wateren, vaarten, stra-
ten, plantsoenen, pleinen en andere plaatsen
tot gemeenen dienst van alien bestemd; het
vaststellen der plannen en voorwaarden van
aanbesteding der werken en leverantien ten
behoeve der gemeente te doen, wier vaststel-
ling de Raad niet aan zich voorbehield; de
handhaving van de marktpolitie en van die
overde plaatselijke vervoermiddelenhet toe-
zicht over den publieken gezondheidsdienst;
het handhaven der politie over het begraven
en de begraafplaatsen; het toezicht op de
brandbluschmiddelen; het benoemen en het
ontslaan der wijk- en brandmeestersdat der
ambtenaren en bedienden bij de plaatselijke
secretarie; het schorsen van alle uit de ge-
meentekas bezoldigde ambtenaren, welker
schorsing niet aan anderen is opgedragen;
het nemen, alvorens de gemeente tot het voe-
ren van een rechtsgeding gemachtigd zij, van
alle conservatoire maatregelen, zoo in als bui-
ten rechten; het doen van wat noodig is ter
voorkoming van verjaring en verlies van
recti t of bezit; het behoorlijk voorbereiden,
vqc zoover het niet aan anderen is opgedra-
van al hetgeen in den Raad ter overwe-
mg en beslissing moet worden gebracht;
et toezien op het beheer der banken van lee-
nmg en der godshuizen en andere instellin-
gen van liefdadigheid, waarover door de wet
op het armbestuur, den stichtingsbrief of an
dere verordening, aan het gemeentebestuur
het toezicht is opgedragen; het geregeld, op
onderscheidene tijdstippen in het jaar, bezoe-
ken van al die inrichtingen en het doen van
verslag daaromtrent aan den Raad; en ten
slotte het houden van gedurig toezicht op al
wat de gemeente aangaat.
Men ziet, dat het een zeer lange rij van
bevoegdheden en plichten is, liefst 22. Het
Door Rafael Sabatini.
Uit het Engelsch door C. M. G. d. W.
4 b
HOOFDSTUK XIII.
Garnache was tevreden over den uit-
slag van zijn afspraak met Arsenio.
Dien avond vertelde liij aan Valerie: „Ma-
demoiselle ik had gelijk te gelooven aan mijn
goed gesternte, ik had gelijk te denken dat de
vloea begint op te komen. Alles wat wij op yt
oogenblik noodig hebben is een beetje geduld;
alles gaat best."
Het was tijd voor het avondeten. Valerie
zat aan tafel in haar voorkamer, en Battista
moest haar bedienen. Het was een nieuwe
bezigheid die hem was opgelegd, want sedert
haar poging om te ontsnapnen was de gevan-
genschap van mademoiselle vrij streng ge-
worden .Geen enkele bediende van het kasteel
mocht verder dan de deur van de tweede voor
kamer komen, een vertrek dat gewoonlijk de
waditkamer van den toren genoemd werd
Valerie dineerde iederen dag in de eetkamer
met mevrouw de Condillac en Marius maar
ze gebruikte de andere maaltijden in haar
eigen appartementen. De bedienden die de
spijzen uit de keuken binnenbrachten, gaven
ze over aan Battista in die wachtkamer, en
rnj dekte de tafel en bediende Mademoiselle.
Eerst had deze nieuwe plicht hern meer geer-
gerd dan iets wat hii tot nu tot had moeten
spreeftt vanzelf, dat het gewoon dagelijksch
bestuur, gelijk het hierboven werd gespecifi-
ceerd, onmogelijk door een breede vergade-
ring als de gemeenteraad is, uitgeoefend kan
worden. Nu draagt Art. 144 der Grondwet
aan den Raad op de regeling en het bestuur
der huishouding van de gemeente, zoodat al
wat boven genoemd werd, feitelijk tot de com-
petentie van den Raad behoort. Volgens dat-
zelfde artikel kan de Raad met inachtneming
van te stellen regels, onder zijn toezicht het
bestuur van te bepalen takken van de huis
houding der gemeente geheel of ten deele aan
andere organen opdragen. Het is niet noodig
te zeggen, dat de Burgemeester en de Wet
houders al deze bevoegdheden en verplich
tingen onderling verdeelen. De verschillende
takken van dienst worden ondergebracht bij
bepaalde wethouders.
Duidelijk wordt nu in de Gemeentewet oin-
schreven, wat het Dagelijksch Bestuur ter
uitoefening van het bestuur te doen heeft en
waartoe het bevoegd is. Nu zegt de Gemeen
tewet (Art. 1), dat het bestuur van elke ge
meente bestaat uit een Raad, e_n Burgemees
ter en Wethouders. Feitelijk bestaan in iedere
gemeente dus drie bestuursorganen: de Raad,
het college van B. en W. en de Burgemeester.
De bevoegdheid van ieder wordt in de wet
duidelijk omschreven. De Raad heeft het ka-
rakter van algemeen bestuur, Burgemeester
en Wethouders vormen het Dagelijksch Be
stuur en de Burgemeester is eenerzijds de
voorzitter van den Raad en het college van
B. en W., anderzijds de vertegenwoordiger
van het Rijksgezag, belast met de handha
ving van de openbare orde en de uitvoering
van tal van Rijkswetten en met de critiek op
besluiten van den Raad en van het college
van B. en W., welke critiek- hij uitoefenen kan
door een besluit van een dezer beide colleges
bij de Kroon voor te dragen tot schorsing of
vernietiging, wanneer hij het in strijd met de
wet of met het algemeen belang acht.
Uit het feit, dat de bevoegdheid van het Da
gelijksch Bestuur is afgeleid uit die van het
algemeen bestuur, volgt, dat in geval van
onzekerheid van bevoegdheid, de uitspraak
aan den Raad blijft.
Wat verder de wet nog aan het college van
B. en W. opdraagt is in weinig woorden ge-
zegd: Van elke opneming van de boeken en
kas van den Ontvanger, welke tenminste
eenmaal in elk kwartaal geschieden moet,
wordt het proces-verbaal in den vorm, die
Ged. Staten moeten vaststellen, medegedeeld
aan Ged. Staten en aan den Raad. Verder
brengen B. en W. jaarlijks in de maand April
aan den Raad een uitvoerig en beredeneerd
verslag van den toestand der gemeente uit,
dat eveneens aan Ged. Staten wordt medege
deeld. Verder moet dit verslag, hetzij in druk
of in afschrift tegen betaling der kosten, al
gemeen verkrijgbaar worden gesteld. Ten-
slotte nog dit: Burgemeester en Wethouders
zijn wegens het dagelijksch bestuur aan den
Raad verantwoording schuldig en moeten te
dien aanzien aan den Raad alle gewenschte
inlichtingen geven, welke bepaling de steun is
voor alle mogelijke interpellaties in den
Raad.
We gelooven in het vorige en in dit artikel
voldoende te hebben gegeven, om te doen zien,
dat het wethoudersambt in den tegenwoordi-
gen tijd vooral geen sinecure is.
Wanneer men vertegenwoordigers uit de
Ravenfamilie ontmoet, wordt men niet alleen
aangetrokken door de deftige houding dezer
vogels, maar ook heeft men menigmaal gele-
genheid hun listigheid en moed te bewonde-
ren, zoodat ze als ridderlijk kunnen gekwali-
ficeerd worden. Bij de meeste soorten moeten
we evenwel denken aan de roofridders, daar
zeer veel in hun nabijheid niet veilig is. Me
nigmaal reeds heeft men uitgeroepen: „den
dood aan de kraaien!" omdat deze vogels
zooveel schade aanrichten in het jachtveld,
en ook jonge kuikens van kippen en eenden
rooven uit hoven en tuinen.
Wanneer men zoo hoort van de euveldaden
dezer roofridders, zou men denken, dat ze tot
de roofvogels behooren. Toch is dit niet het
geval. Ze zijn zelfs gerangschikt onder de
orde der zangvogels. Waar men dus meent
alle zangvogels te moeten beschermen, daar
zou men dit ook de raven moeten doen. ja,
wanneer men de bekken van de raafachtige
vogels bekijkt, ziet men wel, dat ze den roof-
vogelsnavels niet gelijk zijn. Ook missen ze
de grijpklauwen van valken en sperwers.
Maar moeielijk zal 't nog zijn uit te maken,
wie de meeste kleine vogels vermoorden en
eieren leegslurpen, de echte roofvogels of de
rechtbekkige roofridders.
Laat ons het een en ander uit het leven der
Corvidae mededeelen.
Als hoofd der familie treedt eerst te voor-
schijn de Raaf (Corvus corax L.) Gelukkig
broedt deze vogel maar in enkele paren in
verduren. Was hij Martin Marie Dagoberc
de Garnache, geboren om het werk van een
lakei te verrichten, om sdhotels te dragen naar
de tafel van een dame en in haar nabijheid te
blijven om haar te bedienen? De gedachte al
leen had hem woedend gemaakt. Maar hij
werd er spocdig mee verzoend. Hij verschafte
hem bijzonder goede gelegenheid om in de na.
bij'heid te wezen van Mademoiselle en met
haar te kunnen praten; en ter wille van zulk
een voorrecht mocht hij de onaangename zijde
van de zaak wel verdragen.
Een zestal kaarsen stond op tafel fe bran-
den in twee glimmende zilveren kandelabers;
Mademoiselle zat in een leeren stoel met hoo-
gen rug, zij at en dronk weinig, terwijl Gar
nache vertelde van d'e toebereidselen die hij
gemaakt had.
„Als mijn gesternte mij gunstig blijft tot
aanstaande Woensdag" zei hij tot slot van
zijn verhaaL, „dan kunt u er op rekenen dien
nacht goed en wel uit Condillac te komen.
Arsenio heeft er geen flauw vermoeden van
dat u met ons meegaat, als hij dus van plan
mocht verandcren, dan hoeven wij niet voor
verraad te vreezen. Maar hij zal niet veran-
deren. Het vooruitzicht vijftig pistolen te ver-
dienen heeft hem standvastig gemaakt."
Zij sloeg de oogen naar hem op schitte-
rend van hoop; ziijn optimisme wakkerde ook
haar moed aan.
„U heeft het pradhtig bedacht" zei ze be-
wonderen d.„Indien wij succes hebben
„Wanneer wij succes hebben, mademoisel
le, verbeterde hij ladhend.
„Goed dan. Wanneer het ons gelukt is Con
dillac uit te komen, waar ga ik dan naar
ons land, en wel alleen daar waar hooge
boomen bij heidevelden of andere eenzame
vlakten voorkomen. Men behoeft niet te den
ken daar in het voorjaar eenige nesten te
zullen aantreffen, want elk ravenpaar duldt
geen soortgenooten in zijn nabijheid. Zoo'n
raaf is aanmerkelijk grooter dan de kraaivo-
gels, daar zij een lengte van bijna 6 d.M. be-
reikt. 't Is een stoute en moedige vogel, die
zelfs een mensch durft aanvallen, zoo deze
zijn nest wil naderen. En men behoeft dan
ook de kracht van dezen vogel, die in den
stevigen, eenigszins haakvormigen snavel een
feducht wapen heeft, niet gering te schatten.
elfs als de vogel gewond is, aurft hij zich
nog hardnekkig te verdedigen.
De houding van'de raaf is steeds fier, en
hierom mocht zij bij de oude Scandinaviers
gelden als een zinnebeeld van moed. De Ro-
meinen daarentegen zagen in haar steeds een
onheilsbode, wat stellig weder aan haar roof-
zuchtigen aard moet toegeschreven worden.
Mooi, glanzig zwart is het vederkleed van
de raaf en vele groene en violette schakeerin-
gen kan men er in opmerken. Het nest wordt
gebouwd in de hooge boomtoppen en ver-
vaardigd van takken, terwijl de binnenkant
wordt bekleed met vezels en andere zachte
zelfstandigheden. De groote eieren, gewoon
lijk 5 per legsel, zijn groen met donkerder
vlekken, en de jongen worden geruimen tijd
in het nest verzorgd. Maar dan ook is niets
veilig in den omtrek. Uit alle nesten, die
maar door de raven gevonden worden, ver-
dwijnt de inhond. Wel eet de raaf ook muizen,
hagedissen, wormen en insecten, maar beslist
kan gezegd worden, dat de balans tusschen
nut en schade zeer sterk naar deze zijde over-
helt. De rooverijen van de raaf worden als
diefstal beschouwd en het „stelen als raven"
is spreekwoordelijk geworden. Geen wonder,
dat deze vogelsoort zooveel mogelijk ver-
volgd wordt en dan ook voor deze streken al
zeldzamer gaat worden.
Vogels, die in vorm de meeste overeen-
komst hebben met de raaf, zijn de Zwarte en
de Bonte Kraai, waarvan de eerste ook het
ravenkleed draagt, terwijl de bonte soort zich
kenmerkt door het bekende grijze en zwarte
vederkleed.
De Zwarte Kraai (Corvus corone L.)
broedt ook al even ongezellig als de Raaf,
doch zij maakt haar nest zoowel in kreupel-
boschjes, als in alleen staande hooge boo
men, terwijl ze bij gebrek aan boomen ook
haar nest op den grond maakt, wat vooral in
de duinen geschieat. In het nest van deze
kraai vindt men veel wol als bekleeding en
zij durft dan ook wel wollen sokjes en muts-
jes van des landmans bleekveld wegnemen.
In euveldaden doet ze verder voor de raaf
niet onder, en wanneer de honger nijpt durft
ze wel oudere kippen, eenden, patrijzen en
andere vogels van haar grootte aanvallen.
Des winters blijven niet veel zwarte kraaien
hier. In troepen trekken ze dan wel naar het
Zuiden, om op ongeregelde tijden weder naar
de broedplaatsen terug te keeren. We hebben
deze dieren dus als zwerf- en standvogels te
beschouwen.
De Bonte Kraai (Corvus cornix L.) komt
in October van haar Noordelijker gelegen
broedplaatsen naar hier, en blijft tot April
ons land overal in groot aantal bewonen.
Deftig kan zoo'n vogel stappen en stemmig
mooi steken de grijze vederen van borst, buik,
nek en mantel ai bij het overigens zwarte
kleed. En hoe strenger de winterkoude re-
geert, hoe roofzuchtiger treden deze kraaien
op. Niets is dan veilig in den omtrek der
boerderijen. Zoowel uit de troggen der var-
kens als uit de kippenhokken wordt geroofd
en menige vogel, die door koude bevangen of
eenigszins aangeschoten is, wordt gegrepen
en afgemaakt, letterlijk verscheurd. Schiet de
jager een stuk wild, dat wat ver van hem af-
valt, dan hebben de kraaien het dikwijls al
verminkt, voor men er bij kan zijn. Alles is
gading, ook aan het strand, waar kwallen en
verschillende weekdieren worden verorberd,
en zeer behendig weten ze het vleesch uit
mosselen te verkrijgen. De kraai laat het
weekdier van een groote hoogte op de steen-
glooiing vallen, waardoor de schalen breken
en het weeke vleesch gemakkelijk opgepeu-
zeld kan worden. 't Gebeurt dan ook een en
kele maal, dat de kraaiensnavel beklemd
raakt tusschen de mosselschalen, doch de
slimheid van de kraai blijkt dan wel daaruit,
dat ze naar het binnenwater vliegt, waar ze
het mosseltje onderdompelt, opdat het week
dier bedwelmd wordt en de schalen vaneen
doet.
Slechts een paar malen heeft een bonte
kraaienpaar beproefd bij ons een nest te ma
ken, en eenmaal is er een legsel van gevon
den. Overigens broedt de soort elders. Meer-
malen heeft men bastaarden van zwarte en
bonte kraaien aangetroffen en ook buitge-
maakt.
Een raafachtige vogel, die veel meer nut
dan schade aan den mensch bewijst, is de
toe?"
„Wel, met mij naar Parijs, zooals bepaald
was. Mijn bediende wacht mij te Voiron met
geld en paarden. Geen hinderpalen, zullen
ons verder ophouden als wij naar eerst de lee-
lij'ke rnuren van Condillac achter den rug
hebben. De Koningin zal u welkom heeten eh
u onder haar beschenning nemen, totdat
mijnheer Florimond zijn bruid komt op-
eischen."
Zij zette even haar wijnglas aan den mond,
zette het neer en leunde met haar elleboog
op tafel met de fijne, blanke hand onder de
kin.
„Madame zegt dat hij dood is" zei ze; Gar
nache was verbaasd over de kalmte waarmee
ze dat zeide. Hij keek haar met aandacJrt aan
van onder zijn geverfde, vuile wenkbrauwen.
Was zij dan toch niet anders dan alle andere
vrouwen? vroeg hij zich af. Was zij koud en
berekenend, en had zdj even weinig hart als
andere vrouwen, zooals hij' gewoon was te ge
looven? Zou zij anders zoo kalm kunnen spre-
ken over de mcgelijkheid dat haar aanstaan
de echtgenoot dood was? Hij had haar voor
beter aangezien. natuurlijker, grootmoediger
en reiner. Dat had hem moed gegeven om
haar bij te staan in haar moeilijkheden, zori
der te letten op het minderwaarcJige van den
toestand voor hem zelf. Hij begon te vreezen
dat zijn opvatting verkeerd geweest was.
Toen hij bleef zwijgen sloeg zij de oogen
naar hem op en begreap iets van hetgeen er
in hem omging.
Zij glimlachte een weinig moedeloos.
„U gelooft dat ik boud ben en geen hart
heb, mijnheer de Garnache?"
Roek (Corvus frugilegus L.). Hoofdzak'elijk
toch voedt hij zich met veldmuizen, n:?ike-
vers en allerhande wormen. Ook is hij een ge-
zellig levende vogel, daar hij gewoonlijk in
druk bevolkte kolonies broedt. Meermalen
vindt men 10 tot 20 nesten in een boom.
Doch het zijn niet alleen hooge boomen,
waarin hij zijn nest maakt, ook vindt men ze
dikwijls in laag opgaand hout. Dat deze
vogels het bedrijvige leven der menschen niet
mijden, blijkt wel daaruit, dat ze dikwijls hun
nesten bouwen in de boomen van dichtbe-
volkte steden. Als nestmateriaal rooven ze
dan ook dikwijls kleine wollen kleedingstuk-
ken.
De Roek heeft ook een zwart pakje aan,
doch is vooral kenbaar aan zijn meerdere
slankheid, en ook aan den langen rechten
snavel. Dikwijls ziet men roeken met onbe-
vederd aangezicht; door het gedurig boren
in den bodem naar wormen, enz. zijn de ve
deren om den snavel dan geheel afgesleten.
In zeer groote troepen trekken de roeken,
dikwijls in gezelschap van kraaien en kau-
wen naar andere streken.
Tot de raafvogels behooren voor ons land
ook nog de Kauw, de Ekster, de Vlaamsche
Gaai, de Notenkraker en de Alpenkauw.
Over deze vijf soorten zullen we in een vol-
gend opstel nog het een en ander mededeelen.
J. DAALDER Dz.
DRIE MILLIOEN GEVRAAGD
VOOR EEN DIAMANT.
De ,,Jubilee"-diamant, eens de grootste ter
wereld, thans die derde in grootte, is te koop.
Hij ligt op het oogenblik in een Londensche
bankkluis, in gebruik bij een Enigelsch en
Britsch-Indisch syndicaat onder leiding van
Sir Dorah Tata, een Parsimillionnair en
hoofd van een groot Indsch handelshuls.
De onderhandelingen over den verkoop
worden gevoerd1 door een bekend diamant-
handelaar uit Hatton-Garden. De gevraag-
de prijs is 250.000 pond sterling (f 3 mil-
lioen) en er wordt een poging gedaan om
den kooper te bewegen den steen intact te
laten.
De ,,Jubilee"-diamant, die te Jagersfontein
in 1895 gevonden werd, woog 640 karaat
ruw en 239 karaat gesneden. Hij is een der
meest volmaakt ovaal-gevormde briljanten
die er bestaan en moet de schoonste, bekende
steen zijn.
SPOORREIZIGERTJES MET
LABELS OM.
Toen dezer dagen tegen negen uur des
avonds de trein uit Londen te Bristol aan-
kwam, vend men in een der coupe's twee
kinderen, die een schamel bundeltje kleeren
bij zich hadden en om den hals een label
droegen, waarop hun naam was vermeld. De
labels vertelden niet meer dan dat de kinde
ren Nelly en Violet Farley heetten en dat zij
resp. zes en vier jaar oud waren. De kinde
ren zelf wisten weinig uit te brengen. Zij
zouden gewoond hebben bij een oude tante,
die mrs. Mitchell werd genoemd en hun va-
der zou hen in den trein hebben gezet en de
labels hebben geschreven. Verder heeft men
nog niets omtrent de juiste wconplaats der
kleinen kunnen ontdekken, zoodat de Engel-
sche bladen een cproep publiceeren, in de
hoop, <jat daardoor een enderzoek naar de
ware indentiteit mogelijk is.
EEN MAN VERKOOPT ZIJN VROUW.
Voor een motorfiets en 10.
Te Lichtenburg, de beroemde Transvaal-
sche diamantstad, heeft, mogen wij de Zuid-
Afrikaansche bladen gelooven, zegt de Tel.,
een diamantdelver zijn vrouw voor een mo
torfiets en 10 verkocht. Het koopcontract is
met voile toestemming der betrokken vrouw
geslcten. Haar nieuwe man beviel haar ech-
ter niet al te best en op zekeren dag keerde
zij weer tot haar eersten gemaal terug.
De „kcoper" kwam nu op hooge pooten
aanzetten en eischte onmiddellijk of de vrouw,
of de motorfiets en zijn 10 terug. Echtge-
noot nummer 1 weigerde zoowel waar als
koopsom terug te geven. De kooper snelde
naar de politie, doch deze verwees hem naar
de rechtbank, zijnde dit een zuiver civiele
zaak. Waarschijnlijk meer civiel dan gecivili-
seerd. Hoe zou een Hollandsch rechter deze
vraag oplossen?
MENSCHEN-VISSCHERS.
Een groepje Engelsche heeren die in een
jacht op de kust van het eiland Wight bij
Sandown Castle gistermorgen vroeg aan het
vissohen waren, voelden eensklaps iets
zwaars in hun netten, waarop na de inha
ling een mannenhoofd en vervolgens een
goed gekleed hcer te voorschijn kwam die
waarschijnlijk met zwemmen in de netten
verstikt was geraakt. De man vertoonde nog
sporen van leven en door toepassing van
kunstmatige ademhaling gelukte het de man,
„U geloof dat u is, zooals alle vrouwen."
„Dat is het zelfde, in uw opinie. Zeg mijn
heer, weet u veel van vrouwen, kent u ze?"
„Dat verhoede God'! Ik heb al moeilijk
heden genoeg in mijn leven gehad!"
„En u heeft u zelf een oordeel aangema-
tigd over een sexe die u niet kent?"
„Niet door kennismaking alleen komt men
tot een oordeel. Er zijn andere wegen dan die
der ondervinding. Men leert gevaren kennen
door anderen te zien sterven. Het is een
dwaas die alleen wil afgaan op de kennis die
hij persoonlijk heeft opgedaan."
„U is heel verstandig" zei ze heel stem
mig, zoo stemm'ig zelfs dat hij haar verdacht
hem uit te lachen.
„Is u nooit getrouwd geweest?"
„Nooit mademoiselle" antwoordde hij stijf,
„ik heb dat gevaar zelfs nooit geloopen".
„Beschouwt u dat inderdaad als een ge
vaar?"
„Doodsgevaar mademoiselle" zei bij en
daar ladhten zij beiden om.
Zij duwde haar stoel adhteruit en stond
langzaam op. Langzaam liep zij van de tafel
naar het venster. Zij ging met haar rug naar
het raam staan en keek hem aan.
Mijnheer de Garnache" zei ze „u is een
goed mensch, een echt edelman. Ik wou dat
u ons gunstiger beoordeelde. Alle vrouwen
zijn niet verachtelijk, geloof mij. Ik hoop dat
u er nog eens eene ontmoet die u de waarheid
bewijst van hetgeen ik zeg."
Hij gUmladhte en schudde het hoofd.
„Kind" zd hij, „ik ben niet half de echte
kerd waarvoor je mij aanziet. Ik heb een mee-
doogenioozen hoogmoed dien men van tijd tot
ofscHoon liij b'ewusteloos bleef in het leven
te houden. Het jacht vervoerde nem naar het
ziekenhuis te Deal, waar hij gisteravond
weer bij kennis is gekomen.
EEN HANDIG INS-REKER.
80.000 gulden aan juweelen
gestolen.
Te Wembly is een belangrijke diefstal ge-
pleegd bij een rijke weduwe in de zeventiger
jaren, mevrouw Sutton, die een prachtige
verzameling juweelen, antiquiteiten en schil-
derijen heeft, welke ze bijeenbracht op haar
wereldreizen.
Zij zat met haar zoon beneden aan den
maaltijd, toen de inbreker op de eerste ver-
dieping in haar slaapkamer met eeu breek-
ijzer de kasten open maakte en de meubels
beschadigde, op zoek naar buit. Het lawaai,
dat hij bij zijn euveldaad maakte, werd ge-
dekt door dat van een loudspeaker, dat de
maaltijdenden vergastte.
De eenige meid, die in het huis was wilde
tegen half negen de slaapkamer binnengaan,
maar vond deze afgesloten door den inbre
ker en schonk er verder geen aandacht
aan.
Toen evenwel de zoon van de weduwe weg
was gegaan, ontdekten de twee vrouwen de
inbraak.
De telefoon was in de afgesloten kamer,
evenals de politief 1 uitjes, die mevrouw Sutton
er op na hield in geval van nood.
De meid holde de straat op en riep een
voorbijkomend motorrijder aan, wien het
evenmin gelukte de slaapkamerdeur open te
breken. Gelukkig werd een politiefluitje ge
vonden en weldra v/nica een agent benevens
een detective, die vlak bij woonde, op zijn
sloffen, ten tooneele verschenen.
De inbreker, waarvan men vermoedt, dat
hij medeplichtigen had in een auto, was toen
verdwenen. Hij had een aanzienlijk deel van
zijn buit met name pelterijen beneden van de
goot laten vallen. Hij had dezen weg geno-
men om door een klein tuimelraam de slaap
kamer te bereiken.
Verder vond de politie een bonten mof ter
waarde van 3500 gulden, welke de inbreker
bij het hek had laten vallen.
Het handige heerschap had gummie schoe-
nen aangetrokken om het geluid van zijn
voetstappen te dempen. Men gelooft, dat hij
zijn schcenen uit het raam heeft geworpen
naar een of meer van zijn medeplichtigen.
De inbrekers hadden klaarblijkelijk het
huis eenigen tijd in het cog gehotiden want
zij kozen een avond uit, waarop de chauffeur
en diens vrouw van huis waren.
Onder de vcorwerpen, welke vermist wor
den, bevinden zich een kostbare oorring, een
groot aantal ringen en waartievolle "pelte
rijen. Juweelenkistjes, welke geledigd waren
lagen in stukken verspreid door de kamer.
Schotland Yard heeft een onderzoek inge-
steld.
Het bestuur van de Alkm. Schaakclub
V.V.V. heeft onder goedkeuring van de leden
vergadering een circulaire samengesieid, die
gezonden wordt aan alle 106 bij den N.S.B.
aangesloten sehaaclubs en de groote pers.
Deze circulaire vangt aan met het wijzen op
de verouderde toestand van de organisatie
van den Bond en de fouten, die daarvan 't
gevolg zijn. Als middel om te komen tot mo-
dernisatie geeft men daarin aan "t vormen
van gewestelijke bonrien uitgaande van het
Hoofdbestuur.
De schaakclub V v V. ror,r
vereenigingen op om haar in haar actie te
steunen om zoodoende met die steun het
hoofdbestuur te vragen om een buitengewone
algem. vergadering waar aangedrongen zal
worden op't federatief maken van den N.
S. B. Wij wenschen V. V. V. met haar pogen
succes toe.
De Rotterdamsche schaakvereeniging heeft
van de gelegenheid, dat de grootmeester Rett
in ons land vertoeft, gebruik gemaakt om een
match te organiseeren tusschen de Rotter
damsche „crack Landau, die in het laaist ge-
houden Major Tournement te Londen zoo'n
mooi figuur heeft gemaakt en den heer Rett.
Momenteel sfaat de match 51 voor Reti,
waaruit wel blijkt dat Rotterdam kan zien
dat ze nog geen Reti onder zijn leden felt. Er
worden schitterende partijen gespeeld. 't Is
een lust ze na te sipelen, waarom wij er hier
een laten volgen.
ENGELSCHE OPENING.
Wit: Landau. Zwart: Reti.
1c4 e5
2. Pc3 Po6
3. Pf3 Pf6
4. d4 cd4 Nemen is hier voor zwart,
evenals in de Siciliaan ge-
wenscht.
tijd voor dapperheid houdt. Het was mijn
trots b.v. die mij hier terug deed komen. Ik
kon niet verdragen dat men mij zou uitlachen
wanneer ik in Parijs terugkeerde en moest be-
kennen dat ik verslagen was door de markie-
zin van Condillac. Ik vertel u dit omdat uw
oordeel over mij wat minder gunstig zou we
zen en u een verzoek basparen dat ik, vrees ik,
toch niet zou kunnen verhooren. Ik heb u
reeds gezegd, mademoiselle, dat de heme!
waarschijnlijk een gebed zal verhooren van
een hart als het uwe."
„En toch hebt u mij een oogenblik te voren
iesmand zonder hart genoemd" herinnerde zij
hem.
„U scheen zoo onverschillig te zijn omtrent
het lot van Florimond de Condillac".
„Dan soheen ik iets, wat ik niet ben, want
ik ben verre van onverschillig voor zijn lot.
Maar wat de waarheid is mijnheer, ik geloof
madame de Condillac niet. Zij weet dat ik een
belofte gedaan heb die i«k voor niets ter wereld
zou willen verbreken en daarom wil zij mij
doen gelooven dat de dood mij van die belofte
heeft ontslagen. Zij denkt dat als ik overtuigd
was van Florimonds dood, ik een oor zou ver-
leenen aan het aanzoek van Marius. Maar
daarin vergist zij zidh volkomen, daarvan
trachtte ik naar te overtuigen. Mijn vader
wensdite dat ik met Florimond zou trouwen.
Florimonds vader was zijn liefste vriend ge
weest. Ik deed hun de belofte zijn wensch te
vervullen cn door die belofte ben ik gebonden.
Maar indien Florimond inderdaad dood was
en was ik vrij te kiezen wien ik wou, dan zou
ik Marius nooit kezen, al was hij de eenge
man ter wereld".
(Wordt vervolgd.)