Alkmaarsche Gourant Seta*,iruirliefe. Alkmaarsche Huishoud- an Industrieschool. MARTIN'S YERJGNKSKUUR. Buitenlandsch pmengd nieuws. FEUILLETON. RecMbekkige rooMd;!ers. Ho. 225 1927 Honfisrd Negen en Twintigste Jaargang, Zaterdag' 24 September. Aaugifto voor de AVONDSCHOOL voor 14 OCTOBER op WOENSDAG- en VUIJDAG- M1DDAG van 24 uur, onder overlegging van het vaecinebewijs. VERSTELLEN en LtNNENNAAIEN voor meisjas van 13 jaar en ouder van4l/2—6'/2 uur, 3 avonden per week, 25 ct. VERSTELLEN voor oudere meisjes van 7—9 uur, 2 avonden per week, 20 ct. Tevens nog aangifte voor de cursussen jn Xutt. en Eraaie Handwerken, Teekenen euz. De Directrice, S. H. DE GLEE. Uit onze Staatsmacliine. BURGEMEESTER EN WETHOUDERS. (II). Nadat we in onze vorige bijdrage in deze rubriek gesproken hebben over de s a m e n- s telling van het college van Burgemees ter en Wethouders en over datgene, wat daar- mede ten nauwste samenhangt, zal ditmaal ons artikel gewijd zijn aan een bespreking van de t a a k aan dit college door de wet op- gelegd. Lettende op de groote rol, die de ge- meente-politiek speelt, zal het ons duidelijk worden, dat de wethoudersverkiezingen in derdaad van zeer groote beteekenis zijn. Het is een zeer lange rij van bevoegdheden en verplichtingen, die Art. 179 van de Ge- meentewet aan het Dagelijksch Bestuur der gemeente geeft en oplegt. Daartoe behoort: het uitvoeren van de beslissingen van den Raad; het beslissen der over die uitvoering gerezen geschillen, tenzij de beslissing aan anderen is opgedragen; het afkondigen van de verordeningen tegen wier overtreding straf is bedreigd; het dienen van raad en be- richt aan de Departementen van algemeen bestuur (inzonderheid aan dat van Binnen. Zaken), aan den Commissaris der Koningin, aan de Provinciale en Gedeputeerde Staten, over alle zaken de gemeente betreffende, ten zij dit bepaaldelijk van den Raad wordt ver- langd; het beheeren der inkomsten en uitga- ven der gemeente, voorzeover dit niet aan an deren is opgedragenhet opnemen der boeken en kas van den Ontvanger of het doen opne men daarvan; het toezien op het beheer en onderhoud van alle plaatselijke werken en eigendommen; de zorg, voorzoover van hen afhangt, voor de instandhouding, bruikbaar- heid, vrijheid en veiligheid der publieke we- gen, bruggen, veren, wateren, vaarten, stra- ten, plantsoenen, pleinen en andere plaatsen tot gemeenen dienst van alien bestemd; het vaststellen der plannen en voorwaarden van aanbesteding der werken en leverantien ten behoeve der gemeente te doen, wier vaststel- ling de Raad niet aan zich voorbehield; de handhaving van de marktpolitie en van die overde plaatselijke vervoermiddelenhet toe- zicht over den publieken gezondheidsdienst; het handhaven der politie over het begraven en de begraafplaatsen; het toezicht op de brandbluschmiddelen; het benoemen en het ontslaan der wijk- en brandmeestersdat der ambtenaren en bedienden bij de plaatselijke secretarie; het schorsen van alle uit de ge- meentekas bezoldigde ambtenaren, welker schorsing niet aan anderen is opgedragen; het nemen, alvorens de gemeente tot het voe- ren van een rechtsgeding gemachtigd zij, van alle conservatoire maatregelen, zoo in als bui- ten rechten; het doen van wat noodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recti t of bezit; het behoorlijk voorbereiden, vqc zoover het niet aan anderen is opgedra- van al hetgeen in den Raad ter overwe- mg en beslissing moet worden gebracht; et toezien op het beheer der banken van lee- nmg en der godshuizen en andere instellin- gen van liefdadigheid, waarover door de wet op het armbestuur, den stichtingsbrief of an dere verordening, aan het gemeentebestuur het toezicht is opgedragen; het geregeld, op onderscheidene tijdstippen in het jaar, bezoe- ken van al die inrichtingen en het doen van verslag daaromtrent aan den Raad; en ten slotte het houden van gedurig toezicht op al wat de gemeente aangaat. Men ziet, dat het een zeer lange rij van bevoegdheden en plichten is, liefst 22. Het Door Rafael Sabatini. Uit het Engelsch door C. M. G. d. W. 4 b HOOFDSTUK XIII. Garnache was tevreden over den uit- slag van zijn afspraak met Arsenio. Dien avond vertelde liij aan Valerie: „Ma- demoiselle ik had gelijk te gelooven aan mijn goed gesternte, ik had gelijk te denken dat de vloea begint op te komen. Alles wat wij op yt oogenblik noodig hebben is een beetje geduld; alles gaat best." Het was tijd voor het avondeten. Valerie zat aan tafel in haar voorkamer, en Battista moest haar bedienen. Het was een nieuwe bezigheid die hem was opgelegd, want sedert haar poging om te ontsnapnen was de gevan- genschap van mademoiselle vrij streng ge- worden .Geen enkele bediende van het kasteel mocht verder dan de deur van de tweede voor kamer komen, een vertrek dat gewoonlijk de waditkamer van den toren genoemd werd Valerie dineerde iederen dag in de eetkamer met mevrouw de Condillac en Marius maar ze gebruikte de andere maaltijden in haar eigen appartementen. De bedienden die de spijzen uit de keuken binnenbrachten, gaven ze over aan Battista in die wachtkamer, en rnj dekte de tafel en bediende Mademoiselle. Eerst had deze nieuwe plicht hern meer geer- gerd dan iets wat hii tot nu tot had moeten spreeftt vanzelf, dat het gewoon dagelijksch bestuur, gelijk het hierboven werd gespecifi- ceerd, onmogelijk door een breede vergade- ring als de gemeenteraad is, uitgeoefend kan worden. Nu draagt Art. 144 der Grondwet aan den Raad op de regeling en het bestuur der huishouding van de gemeente, zoodat al wat boven genoemd werd, feitelijk tot de com- petentie van den Raad behoort. Volgens dat- zelfde artikel kan de Raad met inachtneming van te stellen regels, onder zijn toezicht het bestuur van te bepalen takken van de huis houding der gemeente geheel of ten deele aan andere organen opdragen. Het is niet noodig te zeggen, dat de Burgemeester en de Wet houders al deze bevoegdheden en verplich tingen onderling verdeelen. De verschillende takken van dienst worden ondergebracht bij bepaalde wethouders. Duidelijk wordt nu in de Gemeentewet oin- schreven, wat het Dagelijksch Bestuur ter uitoefening van het bestuur te doen heeft en waartoe het bevoegd is. Nu zegt de Gemeen tewet (Art. 1), dat het bestuur van elke ge meente bestaat uit een Raad, e_n Burgemees ter en Wethouders. Feitelijk bestaan in iedere gemeente dus drie bestuursorganen: de Raad, het college van B. en W. en de Burgemeester. De bevoegdheid van ieder wordt in de wet duidelijk omschreven. De Raad heeft het ka- rakter van algemeen bestuur, Burgemeester en Wethouders vormen het Dagelijksch Be stuur en de Burgemeester is eenerzijds de voorzitter van den Raad en het college van B. en W., anderzijds de vertegenwoordiger van het Rijksgezag, belast met de handha ving van de openbare orde en de uitvoering van tal van Rijkswetten en met de critiek op besluiten van den Raad en van het college van B. en W., welke critiek- hij uitoefenen kan door een besluit van een dezer beide colleges bij de Kroon voor te dragen tot schorsing of vernietiging, wanneer hij het in strijd met de wet of met het algemeen belang acht. Uit het feit, dat de bevoegdheid van het Da gelijksch Bestuur is afgeleid uit die van het algemeen bestuur, volgt, dat in geval van onzekerheid van bevoegdheid, de uitspraak aan den Raad blijft. Wat verder de wet nog aan het college van B. en W. opdraagt is in weinig woorden ge- zegd: Van elke opneming van de boeken en kas van den Ontvanger, welke tenminste eenmaal in elk kwartaal geschieden moet, wordt het proces-verbaal in den vorm, die Ged. Staten moeten vaststellen, medegedeeld aan Ged. Staten en aan den Raad. Verder brengen B. en W. jaarlijks in de maand April aan den Raad een uitvoerig en beredeneerd verslag van den toestand der gemeente uit, dat eveneens aan Ged. Staten wordt medege deeld. Verder moet dit verslag, hetzij in druk of in afschrift tegen betaling der kosten, al gemeen verkrijgbaar worden gesteld. Ten- slotte nog dit: Burgemeester en Wethouders zijn wegens het dagelijksch bestuur aan den Raad verantwoording schuldig en moeten te dien aanzien aan den Raad alle gewenschte inlichtingen geven, welke bepaling de steun is voor alle mogelijke interpellaties in den Raad. We gelooven in het vorige en in dit artikel voldoende te hebben gegeven, om te doen zien, dat het wethoudersambt in den tegenwoordi- gen tijd vooral geen sinecure is. Wanneer men vertegenwoordigers uit de Ravenfamilie ontmoet, wordt men niet alleen aangetrokken door de deftige houding dezer vogels, maar ook heeft men menigmaal gele- genheid hun listigheid en moed te bewonde- ren, zoodat ze als ridderlijk kunnen gekwali- ficeerd worden. Bij de meeste soorten moeten we evenwel denken aan de roofridders, daar zeer veel in hun nabijheid niet veilig is. Me nigmaal reeds heeft men uitgeroepen: „den dood aan de kraaien!" omdat deze vogels zooveel schade aanrichten in het jachtveld, en ook jonge kuikens van kippen en eenden rooven uit hoven en tuinen. Wanneer men zoo hoort van de euveldaden dezer roofridders, zou men denken, dat ze tot de roofvogels behooren. Toch is dit niet het geval. Ze zijn zelfs gerangschikt onder de orde der zangvogels. Waar men dus meent alle zangvogels te moeten beschermen, daar zou men dit ook de raven moeten doen. ja, wanneer men de bekken van de raafachtige vogels bekijkt, ziet men wel, dat ze den roof- vogelsnavels niet gelijk zijn. Ook missen ze de grijpklauwen van valken en sperwers. Maar moeielijk zal 't nog zijn uit te maken, wie de meeste kleine vogels vermoorden en eieren leegslurpen, de echte roofvogels of de rechtbekkige roofridders. Laat ons het een en ander uit het leven der Corvidae mededeelen. Als hoofd der familie treedt eerst te voor- schijn de Raaf (Corvus corax L.) Gelukkig broedt deze vogel maar in enkele paren in verduren. Was hij Martin Marie Dagoberc de Garnache, geboren om het werk van een lakei te verrichten, om sdhotels te dragen naar de tafel van een dame en in haar nabijheid te blijven om haar te bedienen? De gedachte al leen had hem woedend gemaakt. Maar hij werd er spocdig mee verzoend. Hij verschafte hem bijzonder goede gelegenheid om in de na. bij'heid te wezen van Mademoiselle en met haar te kunnen praten; en ter wille van zulk een voorrecht mocht hij de onaangename zijde van de zaak wel verdragen. Een zestal kaarsen stond op tafel fe bran- den in twee glimmende zilveren kandelabers; Mademoiselle zat in een leeren stoel met hoo- gen rug, zij at en dronk weinig, terwijl Gar nache vertelde van d'e toebereidselen die hij gemaakt had. „Als mijn gesternte mij gunstig blijft tot aanstaande Woensdag" zei hij tot slot van zijn verhaaL, „dan kunt u er op rekenen dien nacht goed en wel uit Condillac te komen. Arsenio heeft er geen flauw vermoeden van dat u met ons meegaat, als hij dus van plan mocht verandcren, dan hoeven wij niet voor verraad te vreezen. Maar hij zal niet veran- deren. Het vooruitzicht vijftig pistolen te ver- dienen heeft hem standvastig gemaakt." Zij sloeg de oogen naar hem op schitte- rend van hoop; ziijn optimisme wakkerde ook haar moed aan. „U heeft het pradhtig bedacht" zei ze be- wonderen d.„Indien wij succes hebben „Wanneer wij succes hebben, mademoisel le, verbeterde hij ladhend. „Goed dan. Wanneer het ons gelukt is Con dillac uit te komen, waar ga ik dan naar ons land, en wel alleen daar waar hooge boomen bij heidevelden of andere eenzame vlakten voorkomen. Men behoeft niet te den ken daar in het voorjaar eenige nesten te zullen aantreffen, want elk ravenpaar duldt geen soortgenooten in zijn nabijheid. Zoo'n raaf is aanmerkelijk grooter dan de kraaivo- gels, daar zij een lengte van bijna 6 d.M. be- reikt. 't Is een stoute en moedige vogel, die zelfs een mensch durft aanvallen, zoo deze zijn nest wil naderen. En men behoeft dan ook de kracht van dezen vogel, die in den stevigen, eenigszins haakvormigen snavel een feducht wapen heeft, niet gering te schatten. elfs als de vogel gewond is, aurft hij zich nog hardnekkig te verdedigen. De houding van'de raaf is steeds fier, en hierom mocht zij bij de oude Scandinaviers gelden als een zinnebeeld van moed. De Ro- meinen daarentegen zagen in haar steeds een onheilsbode, wat stellig weder aan haar roof- zuchtigen aard moet toegeschreven worden. Mooi, glanzig zwart is het vederkleed van de raaf en vele groene en violette schakeerin- gen kan men er in opmerken. Het nest wordt gebouwd in de hooge boomtoppen en ver- vaardigd van takken, terwijl de binnenkant wordt bekleed met vezels en andere zachte zelfstandigheden. De groote eieren, gewoon lijk 5 per legsel, zijn groen met donkerder vlekken, en de jongen worden geruimen tijd in het nest verzorgd. Maar dan ook is niets veilig in den omtrek. Uit alle nesten, die maar door de raven gevonden worden, ver- dwijnt de inhond. Wel eet de raaf ook muizen, hagedissen, wormen en insecten, maar beslist kan gezegd worden, dat de balans tusschen nut en schade zeer sterk naar deze zijde over- helt. De rooverijen van de raaf worden als diefstal beschouwd en het „stelen als raven" is spreekwoordelijk geworden. Geen wonder, dat deze vogelsoort zooveel mogelijk ver- volgd wordt en dan ook voor deze streken al zeldzamer gaat worden. Vogels, die in vorm de meeste overeen- komst hebben met de raaf, zijn de Zwarte en de Bonte Kraai, waarvan de eerste ook het ravenkleed draagt, terwijl de bonte soort zich kenmerkt door het bekende grijze en zwarte vederkleed. De Zwarte Kraai (Corvus corone L.) broedt ook al even ongezellig als de Raaf, doch zij maakt haar nest zoowel in kreupel- boschjes, als in alleen staande hooge boo men, terwijl ze bij gebrek aan boomen ook haar nest op den grond maakt, wat vooral in de duinen geschieat. In het nest van deze kraai vindt men veel wol als bekleeding en zij durft dan ook wel wollen sokjes en muts- jes van des landmans bleekveld wegnemen. In euveldaden doet ze verder voor de raaf niet onder, en wanneer de honger nijpt durft ze wel oudere kippen, eenden, patrijzen en andere vogels van haar grootte aanvallen. Des winters blijven niet veel zwarte kraaien hier. In troepen trekken ze dan wel naar het Zuiden, om op ongeregelde tijden weder naar de broedplaatsen terug te keeren. We hebben deze dieren dus als zwerf- en standvogels te beschouwen. De Bonte Kraai (Corvus cornix L.) komt in October van haar Noordelijker gelegen broedplaatsen naar hier, en blijft tot April ons land overal in groot aantal bewonen. Deftig kan zoo'n vogel stappen en stemmig mooi steken de grijze vederen van borst, buik, nek en mantel ai bij het overigens zwarte kleed. En hoe strenger de winterkoude re- geert, hoe roofzuchtiger treden deze kraaien op. Niets is dan veilig in den omtrek der boerderijen. Zoowel uit de troggen der var- kens als uit de kippenhokken wordt geroofd en menige vogel, die door koude bevangen of eenigszins aangeschoten is, wordt gegrepen en afgemaakt, letterlijk verscheurd. Schiet de jager een stuk wild, dat wat ver van hem af- valt, dan hebben de kraaien het dikwijls al verminkt, voor men er bij kan zijn. Alles is gading, ook aan het strand, waar kwallen en verschillende weekdieren worden verorberd, en zeer behendig weten ze het vleesch uit mosselen te verkrijgen. De kraai laat het weekdier van een groote hoogte op de steen- glooiing vallen, waardoor de schalen breken en het weeke vleesch gemakkelijk opgepeu- zeld kan worden. 't Gebeurt dan ook een en kele maal, dat de kraaiensnavel beklemd raakt tusschen de mosselschalen, doch de slimheid van de kraai blijkt dan wel daaruit, dat ze naar het binnenwater vliegt, waar ze het mosseltje onderdompelt, opdat het week dier bedwelmd wordt en de schalen vaneen doet. Slechts een paar malen heeft een bonte kraaienpaar beproefd bij ons een nest te ma ken, en eenmaal is er een legsel van gevon den. Overigens broedt de soort elders. Meer- malen heeft men bastaarden van zwarte en bonte kraaien aangetroffen en ook buitge- maakt. Een raafachtige vogel, die veel meer nut dan schade aan den mensch bewijst, is de toe?" „Wel, met mij naar Parijs, zooals bepaald was. Mijn bediende wacht mij te Voiron met geld en paarden. Geen hinderpalen, zullen ons verder ophouden als wij naar eerst de lee- lij'ke rnuren van Condillac achter den rug hebben. De Koningin zal u welkom heeten eh u onder haar beschenning nemen, totdat mijnheer Florimond zijn bruid komt op- eischen." Zij zette even haar wijnglas aan den mond, zette het neer en leunde met haar elleboog op tafel met de fijne, blanke hand onder de kin. „Madame zegt dat hij dood is" zei ze; Gar nache was verbaasd over de kalmte waarmee ze dat zeide. Hij keek haar met aandacJrt aan van onder zijn geverfde, vuile wenkbrauwen. Was zij dan toch niet anders dan alle andere vrouwen? vroeg hij zich af. Was zij koud en berekenend, en had zdj even weinig hart als andere vrouwen, zooals hij' gewoon was te ge looven? Zou zij anders zoo kalm kunnen spre- ken over de mcgelijkheid dat haar aanstaan de echtgenoot dood was? Hij had haar voor beter aangezien. natuurlijker, grootmoediger en reiner. Dat had hem moed gegeven om haar bij te staan in haar moeilijkheden, zori der te letten op het minderwaarcJige van den toestand voor hem zelf. Hij begon te vreezen dat zijn opvatting verkeerd geweest was. Toen hij bleef zwijgen sloeg zij de oogen naar hem op en begreap iets van hetgeen er in hem omging. Zij glimlachte een weinig moedeloos. „U gelooft dat ik boud ben en geen hart heb, mijnheer de Garnache?" Roek (Corvus frugilegus L.). Hoofdzak'elijk toch voedt hij zich met veldmuizen, n:?ike- vers en allerhande wormen. Ook is hij een ge- zellig levende vogel, daar hij gewoonlijk in druk bevolkte kolonies broedt. Meermalen vindt men 10 tot 20 nesten in een boom. Doch het zijn niet alleen hooge boomen, waarin hij zijn nest maakt, ook vindt men ze dikwijls in laag opgaand hout. Dat deze vogels het bedrijvige leven der menschen niet mijden, blijkt wel daaruit, dat ze dikwijls hun nesten bouwen in de boomen van dichtbe- volkte steden. Als nestmateriaal rooven ze dan ook dikwijls kleine wollen kleedingstuk- ken. De Roek heeft ook een zwart pakje aan, doch is vooral kenbaar aan zijn meerdere slankheid, en ook aan den langen rechten snavel. Dikwijls ziet men roeken met onbe- vederd aangezicht; door het gedurig boren in den bodem naar wormen, enz. zijn de ve deren om den snavel dan geheel afgesleten. In zeer groote troepen trekken de roeken, dikwijls in gezelschap van kraaien en kau- wen naar andere streken. Tot de raafvogels behooren voor ons land ook nog de Kauw, de Ekster, de Vlaamsche Gaai, de Notenkraker en de Alpenkauw. Over deze vijf soorten zullen we in een vol- gend opstel nog het een en ander mededeelen. J. DAALDER Dz. DRIE MILLIOEN GEVRAAGD VOOR EEN DIAMANT. De ,,Jubilee"-diamant, eens de grootste ter wereld, thans die derde in grootte, is te koop. Hij ligt op het oogenblik in een Londensche bankkluis, in gebruik bij een Enigelsch en Britsch-Indisch syndicaat onder leiding van Sir Dorah Tata, een Parsimillionnair en hoofd van een groot Indsch handelshuls. De onderhandelingen over den verkoop worden gevoerd1 door een bekend diamant- handelaar uit Hatton-Garden. De gevraag- de prijs is 250.000 pond sterling (f 3 mil- lioen) en er wordt een poging gedaan om den kooper te bewegen den steen intact te laten. De ,,Jubilee"-diamant, die te Jagersfontein in 1895 gevonden werd, woog 640 karaat ruw en 239 karaat gesneden. Hij is een der meest volmaakt ovaal-gevormde briljanten die er bestaan en moet de schoonste, bekende steen zijn. SPOORREIZIGERTJES MET LABELS OM. Toen dezer dagen tegen negen uur des avonds de trein uit Londen te Bristol aan- kwam, vend men in een der coupe's twee kinderen, die een schamel bundeltje kleeren bij zich hadden en om den hals een label droegen, waarop hun naam was vermeld. De labels vertelden niet meer dan dat de kinde ren Nelly en Violet Farley heetten en dat zij resp. zes en vier jaar oud waren. De kinde ren zelf wisten weinig uit te brengen. Zij zouden gewoond hebben bij een oude tante, die mrs. Mitchell werd genoemd en hun va- der zou hen in den trein hebben gezet en de labels hebben geschreven. Verder heeft men nog niets omtrent de juiste wconplaats der kleinen kunnen ontdekken, zoodat de Engel- sche bladen een cproep publiceeren, in de hoop, <jat daardoor een enderzoek naar de ware indentiteit mogelijk is. EEN MAN VERKOOPT ZIJN VROUW. Voor een motorfiets en 10. Te Lichtenburg, de beroemde Transvaal- sche diamantstad, heeft, mogen wij de Zuid- Afrikaansche bladen gelooven, zegt de Tel., een diamantdelver zijn vrouw voor een mo torfiets en 10 verkocht. Het koopcontract is met voile toestemming der betrokken vrouw geslcten. Haar nieuwe man beviel haar ech- ter niet al te best en op zekeren dag keerde zij weer tot haar eersten gemaal terug. De „kcoper" kwam nu op hooge pooten aanzetten en eischte onmiddellijk of de vrouw, of de motorfiets en zijn 10 terug. Echtge- noot nummer 1 weigerde zoowel waar als koopsom terug te geven. De kooper snelde naar de politie, doch deze verwees hem naar de rechtbank, zijnde dit een zuiver civiele zaak. Waarschijnlijk meer civiel dan gecivili- seerd. Hoe zou een Hollandsch rechter deze vraag oplossen? MENSCHEN-VISSCHERS. Een groepje Engelsche heeren die in een jacht op de kust van het eiland Wight bij Sandown Castle gistermorgen vroeg aan het vissohen waren, voelden eensklaps iets zwaars in hun netten, waarop na de inha ling een mannenhoofd en vervolgens een goed gekleed hcer te voorschijn kwam die waarschijnlijk met zwemmen in de netten verstikt was geraakt. De man vertoonde nog sporen van leven en door toepassing van kunstmatige ademhaling gelukte het de man, „U geloof dat u is, zooals alle vrouwen." „Dat is het zelfde, in uw opinie. Zeg mijn heer, weet u veel van vrouwen, kent u ze?" „Dat verhoede God'! Ik heb al moeilijk heden genoeg in mijn leven gehad!" „En u heeft u zelf een oordeel aangema- tigd over een sexe die u niet kent?" „Niet door kennismaking alleen komt men tot een oordeel. Er zijn andere wegen dan die der ondervinding. Men leert gevaren kennen door anderen te zien sterven. Het is een dwaas die alleen wil afgaan op de kennis die hij persoonlijk heeft opgedaan." „U is heel verstandig" zei ze heel stem mig, zoo stemm'ig zelfs dat hij haar verdacht hem uit te lachen. „Is u nooit getrouwd geweest?" „Nooit mademoiselle" antwoordde hij stijf, „ik heb dat gevaar zelfs nooit geloopen". „Beschouwt u dat inderdaad als een ge vaar?" „Doodsgevaar mademoiselle" zei bij en daar ladhten zij beiden om. Zij duwde haar stoel adhteruit en stond langzaam op. Langzaam liep zij van de tafel naar het venster. Zij ging met haar rug naar het raam staan en keek hem aan. Mijnheer de Garnache" zei ze „u is een goed mensch, een echt edelman. Ik wou dat u ons gunstiger beoordeelde. Alle vrouwen zijn niet verachtelijk, geloof mij. Ik hoop dat u er nog eens eene ontmoet die u de waarheid bewijst van hetgeen ik zeg." Hij gUmladhte en schudde het hoofd. „Kind" zd hij, „ik ben niet half de echte kerd waarvoor je mij aanziet. Ik heb een mee- doogenioozen hoogmoed dien men van tijd tot ofscHoon liij b'ewusteloos bleef in het leven te houden. Het jacht vervoerde nem naar het ziekenhuis te Deal, waar hij gisteravond weer bij kennis is gekomen. EEN HANDIG INS-REKER. 80.000 gulden aan juweelen gestolen. Te Wembly is een belangrijke diefstal ge- pleegd bij een rijke weduwe in de zeventiger jaren, mevrouw Sutton, die een prachtige verzameling juweelen, antiquiteiten en schil- derijen heeft, welke ze bijeenbracht op haar wereldreizen. Zij zat met haar zoon beneden aan den maaltijd, toen de inbreker op de eerste ver- dieping in haar slaapkamer met eeu breek- ijzer de kasten open maakte en de meubels beschadigde, op zoek naar buit. Het lawaai, dat hij bij zijn euveldaad maakte, werd ge- dekt door dat van een loudspeaker, dat de maaltijdenden vergastte. De eenige meid, die in het huis was wilde tegen half negen de slaapkamer binnengaan, maar vond deze afgesloten door den inbre ker en schonk er verder geen aandacht aan. Toen evenwel de zoon van de weduwe weg was gegaan, ontdekten de twee vrouwen de inbraak. De telefoon was in de afgesloten kamer, evenals de politief 1 uitjes, die mevrouw Sutton er op na hield in geval van nood. De meid holde de straat op en riep een voorbijkomend motorrijder aan, wien het evenmin gelukte de slaapkamerdeur open te breken. Gelukkig werd een politiefluitje ge vonden en weldra v/nica een agent benevens een detective, die vlak bij woonde, op zijn sloffen, ten tooneele verschenen. De inbreker, waarvan men vermoedt, dat hij medeplichtigen had in een auto, was toen verdwenen. Hij had een aanzienlijk deel van zijn buit met name pelterijen beneden van de goot laten vallen. Hij had dezen weg geno- men om door een klein tuimelraam de slaap kamer te bereiken. Verder vond de politie een bonten mof ter waarde van 3500 gulden, welke de inbreker bij het hek had laten vallen. Het handige heerschap had gummie schoe- nen aangetrokken om het geluid van zijn voetstappen te dempen. Men gelooft, dat hij zijn schcenen uit het raam heeft geworpen naar een of meer van zijn medeplichtigen. De inbrekers hadden klaarblijkelijk het huis eenigen tijd in het cog gehotiden want zij kozen een avond uit, waarop de chauffeur en diens vrouw van huis waren. Onder de vcorwerpen, welke vermist wor den, bevinden zich een kostbare oorring, een groot aantal ringen en waartievolle "pelte rijen. Juweelenkistjes, welke geledigd waren lagen in stukken verspreid door de kamer. Schotland Yard heeft een onderzoek inge- steld. Het bestuur van de Alkm. Schaakclub V.V.V. heeft onder goedkeuring van de leden vergadering een circulaire samengesieid, die gezonden wordt aan alle 106 bij den N.S.B. aangesloten sehaaclubs en de groote pers. Deze circulaire vangt aan met het wijzen op de verouderde toestand van de organisatie van den Bond en de fouten, die daarvan 't gevolg zijn. Als middel om te komen tot mo- dernisatie geeft men daarin aan "t vormen van gewestelijke bonrien uitgaande van het Hoofdbestuur. De schaakclub V v V. ror,r vereenigingen op om haar in haar actie te steunen om zoodoende met die steun het hoofdbestuur te vragen om een buitengewone algem. vergadering waar aangedrongen zal worden op't federatief maken van den N. S. B. Wij wenschen V. V. V. met haar pogen succes toe. De Rotterdamsche schaakvereeniging heeft van de gelegenheid, dat de grootmeester Rett in ons land vertoeft, gebruik gemaakt om een match te organiseeren tusschen de Rotter damsche „crack Landau, die in het laaist ge- houden Major Tournement te Londen zoo'n mooi figuur heeft gemaakt en den heer Rett. Momenteel sfaat de match 51 voor Reti, waaruit wel blijkt dat Rotterdam kan zien dat ze nog geen Reti onder zijn leden felt. Er worden schitterende partijen gespeeld. 't Is een lust ze na te sipelen, waarom wij er hier een laten volgen. ENGELSCHE OPENING. Wit: Landau. Zwart: Reti. 1c4 e5 2. Pc3 Po6 3. Pf3 Pf6 4. d4 cd4 Nemen is hier voor zwart, evenals in de Siciliaan ge- wenscht. tijd voor dapperheid houdt. Het was mijn trots b.v. die mij hier terug deed komen. Ik kon niet verdragen dat men mij zou uitlachen wanneer ik in Parijs terugkeerde en moest be- kennen dat ik verslagen was door de markie- zin van Condillac. Ik vertel u dit omdat uw oordeel over mij wat minder gunstig zou we zen en u een verzoek basparen dat ik, vrees ik, toch niet zou kunnen verhooren. Ik heb u reeds gezegd, mademoiselle, dat de heme! waarschijnlijk een gebed zal verhooren van een hart als het uwe." „En toch hebt u mij een oogenblik te voren iesmand zonder hart genoemd" herinnerde zij hem. „U scheen zoo onverschillig te zijn omtrent het lot van Florimond de Condillac". „Dan soheen ik iets, wat ik niet ben, want ik ben verre van onverschillig voor zijn lot. Maar wat de waarheid is mijnheer, ik geloof madame de Condillac niet. Zij weet dat ik een belofte gedaan heb die i«k voor niets ter wereld zou willen verbreken en daarom wil zij mij doen gelooven dat de dood mij van die belofte heeft ontslagen. Zij denkt dat als ik overtuigd was van Florimonds dood, ik een oor zou ver- leenen aan het aanzoek van Marius. Maar daarin vergist zij zidh volkomen, daarvan trachtte ik naar te overtuigen. Mijn vader wensdite dat ik met Florimond zou trouwen. Florimonds vader was zijn liefste vriend ge weest. Ik deed hun de belofte zijn wensch te vervullen cn door die belofte ben ik gebonden. Maar indien Florimond inderdaad dood was en was ik vrij te kiezen wien ik wou, dan zou ik Marius nooit kezen, al was hij de eenge man ter wereld". (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1927 | | pagina 5