Alkmaarsche Goarant iobatMrairiek. a UiMi MARTIN'S 1IERJ0NGINGSKUUR. ym^mw'm, m In en om de hootdstad. FEUILLBTON. ifiiii m m fmm, No. 261 1927 HondBid negen en twlntigsti Jaargang. Zaterdag 5 November. CCLX Belangrijke plAnnen. ReOrgdnisatie der bMtidweer noodzmkelijk? Telkens en telkens weer, schier elken dag bijna, zien wij hoe allies in deze wereldstad verandert; hoe zich bij de gewddige uitbrei- ding van Amsterdam naar alile streken van het kompas en bij het zich aanpass-en aan de eischen van onzen modernen tijd, nieuwe pro- biemen op den voorgrand dringen, die tot oplossing moeten worden gebracht. Amsterdam is nog lang niet heelemaal hersteld van de weeen van den grooten oor- log- hoe zou dat ook mogelijk zijn, warn- meer om ons, door gansch de wereld, de ge- volgen van die ramp nog gevoeld worden maar dit 'mag zeker met trots worden gecomr stateerd, dat er sedert 1919, dus binnen acht jaren tijds slechts, hier veel goeds is tot stand gebracht en zulks, nicttegenstaande het feit, dat de algemeene welvaart nog lang niet is wat wij wenschten dat die zijn zou en drukkende belastingen nog veel particuliere initiatiefuiting tegen houden. En wanneer men een gemeenteraad had, die niet zoo vaak onder politieken drang uitgaven deed, welke te veel door partijbelang afgedwongen worden, wij zouden nog verder geweest zijn, want het kan niet worden ontkend, dat men ten stadhuize wel degdijk oog heeft voor de rischen van onzen tijd en de behoeften eener handdsstad, hetgeen Amsterdam in de eer- ste plaats is. Nemen wij b.v eens onze bestrating. Het is werkelijk merkwaardig te zien, hoeveel daarvoor binnen enkele jaren is tot stand ge bracht. Bijna alle verkeers wegen van eeni- ge betee'kenis zijn thans door asphalt- of loutbevloering danig verbeterd; een groot aantal brnggen zijn verbreed, nieuwe ge- bouwd; keurige plantsoenen noem ik slechts die bij het Leidsche plein, op het Rembrandtplein, Valeriusplein zijn aan gelegd; het Stationsplein is binnen index- daad merkwaardig korten tijd uitmuntencl opgeknapt, en ail is er ook op vele ple'kken veel verknoeid onze Dam schijnt onher- stelbaar vermin'kt het goede, dat tot stand kwam, mag niet worden onderschat en veel zal nog gedaan worden. Thans schijnt een groote veranderiag met betrekking tot de terreinen achter het Rijks museum spoedig aan de orde te zullen ko- men. Ge weet, dat er reeds lang piannen hangende waxen om daar op de thans bij de „Amsterdamsche IJsclub" in ge'bruik zijnde terreinen een Wagner-schouwburg te stich- ten. Piannen er voor zijn destijds reeds ten- toon gesteld geweest; oppositie er tegen is ook reeds gevoerd door degenen, die meenen, dat men door een schouwburgbouw daar ter plaatse de omgeving bederven zou en misschien is die oppositie ook wel een der re- dene ngeweest, dat van uitvoering der pian nen nog niets kwam. Een der redenen, want de voornaamste reden was zeker, dat het benoodigde kapitaal nog niet bijeen was en nog steeds alles gedaan werd om dit door besliste toezeggingen bijeen te krijgen. Is men nu zoo ver? Veel laten de „promotors" er niet over uit, doch de veronderstelling schijnt niet gewaagd, dat het in de goede richting ga-at, ten minste als men afgaat op de thans openbaar geworden mededeeling, dat de gemeente haar Museum-terreinen, nu door de IJsclub ingenomen, na afloop van dezen winter terug verlangt en de piannen voor een nieuw IJsclub-terrein gereed lig- gen. De club zou krijgen een groot terrein in net nieuwe gedeelte van Amsterdam bij den Schmkel:, dus in de buurt van het sportter- xein bij uitnemendheid, het Stadion, en is daar eenmaal alles volgens de verlangens van de schaatsenrijders tot stand gekomen, dan zal het nu nog onbebouwde deel van het Museumterrein gereed liggen voor den nieuwen schouwburg, of mocht daar onver- hoopt niets van komen, in elk geval voor nieuwen villa-bouw en nieuwen straataanleg. Maar het merkwaardige van dit alles is natuurlijk, dat de aanleg van het nieuwe ter rein aan den Sehinkel voor wintersport ge schieden zal in overleg met de gemeente, die dat terrein's zomers voor andere sport-aan- gelegenheden verhuren zal. Want, hoe zijn ook met betrekking tot sport en spelen de toestanden te Amsterdam in de laatste kwart- eeuw veranderd! In het laatst der vorige en in het begin dezer eeuw trok zich het ge- meentebestuur van de sport al een bitter beetje aan. Door het particulier initiatief wa- ren in die dagen een paar openbare speel- tuinen tot stand gekomen, welke van gemeem Door Rafael Sabatini. Uit het Engelsch door C. M. G. d. W. 78i „Garnache alweder!" zei ze bijna adern- loos. HiJ boog kalm met een glimlach om de lip- pen. „Ja mevrouw," zei hij lachend1, „altijd weer Garnache. Vastihoudend als een bloedzuiger, madame, en even als een bloedzuiger kom ik hier een reinigingswerkje verrichten." Haar oogen, nu weer schitterend, alsof zij zich herstelde van haar angst, trachtte de oogen van Fortumio te ontmioeten. Garnache zag dit en begreep wat zij bedoelde. „Wat Fortunio gedaan heeft," zei hij, „deed hij miet de goedkeurinig en op bevel van uw zoon. „Marius?" vroeg zij en zij was bijna bang te hooren dat hij' met haar zoon haar stief- zoon bedoelde en dat Marius dood was. „Ja, Marius," antwoordde hij. „Ik heb er hem toe gedwongen. Ik bedreigde hem, dat hij en deze kerel zijn krijgsmakker, zijn mees- ter waardig, samen zouden geradbraakt wor den als hij mij niet onvoorwaardelijk gehoor- zaamde. Als zij hun leven wilden redden, sou dit bun wange kans zijn. Zij waren zoo tewege gesubsfdieerd werden; er waren een paar zweminrichtingen, maar daarmede was dan ook eigenlijk alles gezegd. Tot allengs de oogen voor openluchtspel en lichamelijke oefening open gingen en men ten stadhuize niet meer onzijdig kon blijven En wanneer wij nu in de hoofdstad gaan rondkijken op dit gbied, dan staat men verbaasd over het geen ook hier tot stand is gebracht. Er wordt geen gemeentebegrooting behandeld of de kwestie van vermeerdering van het aantal openbare zweminrichtingen en der openbare badhuizen komt aan de orde: volksbadhui- zen zijn nu verspreid over verschil'lende ge- deelten der stad; het aantal openbare speel- tuinen is reeds tot twintig gestegen en sport- terreinen worden bij elke nieuwe stadsuitbrei- ding in de ontworpen piannen niet over het hoofd gezien. Aan den rand der stad kan men, behalve het Stadion, overal voetbalvel- den vinden, deels van gemeentewege aange- iegd, of door particulieren tot stand gekomen en uit de stedelijke kas of door afstand van grond gesteund; het vroegere terrein van den Parkschouwburg is tot sportterrein her- vormd, kortom, reorganisatie op dit gebied is op groote schaal tot stand gekomen en we zijn in dat opzicht nog volstrekt niet aan het einde. Reorganisatie dat zal ook vermoedelijk binnen afzienbaren tijd noodzakelijk blijken voor een hoogst belangrijken taa'k van den gemeentelijken dienst, n.l. met betrekking tot onze brandweer. Een goede halve eeuw gele- den was het met de Amsterdamsche brand-- weer zoo allerellendigst gesteld, dat begre- pen werd, dat een nooazakelijke verbetermg niet mocht uitgesteld worden en de lste com mandant der gereorganiseerde, of beter ge zegd geheei nieuw opgezette, brandweer was de toenmalige hoofdcommissaris van politic politie en brandweer waren toen, althans in den aanvang, nauw aan elkander verbon- den, maar heel spoedig waren het geworden twee op zich staande corpsen onder eigen j,bevelhebbers". Thans, een halve eeuw la ter, gaan er in en buiten den gemeenteraad stemmen op, die zeggen, dat reorganisatie van de brandweer noodzakelijk is geworden, in dien zin, dat zij mede met de polite dient te worden vereenigd. De strijd daarover is nog niet beslist, maar er wordt gemeend, dat het ten slotte tot een vereeniging in den geest, zooais die in de residentie-stad be staat, komen moet, omdatonze brand weer niet genoeg te doen heeft We hebben eenige dagen geleden een ge wddige brand gehad onder den rook van Amsterdam, te Wormerveer, en hij ht blus- schingswerk hebben de machtige drijvendie spuiten der Amsterdamsche brandweer goe de diensten bewezen. „Wat maar goed was ook," zeide den dag na het gc-beurde een oud-gediende van 't corps, dien ik toevallig ontmoette, tot mij, „dat heeft de mannetjes op die vaartuigen weer wat oefening gege- ven, ze hebben zoo weinig te doen." En d'oor- gaande op die bewering, meende hij ook te zien aankomen, dat te Amsteidam brand weer en politie vereenigd zullen moeten wor den. We hebben weinig branden van beteekenis meer; er zijn jeugdige Amsterdammers, die nog nooit hun brandweer door de straien hebben zien gaan. Een gelukkig feit zal men allicht zeggen. En zulks moet zeker beaarnd, want het weinige groote werk, dat onze brandweer heeft te doen, is ongetwij'feld voor een groot deel te danken aan haar uit- muntende inrichting, niet alleen wat betreft het blusschings-materiaal maar ook door de wijize, waarop zij preventief optreedt door het toezicht bij den woningbouw en op verschil- lende inrichtingen, die ernstig brandgevaar zouden kunnen opleveren. Niettemin zijn er ook andere factoren, die tot de beperking van het brandgevaar heb ben medegewerkt. Een kwarteeuw geleden was het brandgevaar nog steeds zeer groot door het uitgebreide gebruik, dat gemaakt werd van petrolieumlampen, terwijl thans het aantal dier verlichtingsvoorwerpen, welke dikwijls in de woningen ddr minst financieel krachtigen brandend van het pla fond vielen, enorm verminderd ils. Het groo te gebruik van electriciteit voor verlichting, ook voor verwarming; het vervangen van met turf en cokes gestookte kachels en keu- kemfornuizen door anthraciet- en gaskachels; het verscherpte bouw- en woningtoezieht en den beton- en ijzerbouw van fabrieken, e. d dat alles heeft medegebracht, dat groote branden een zeldzaamheid zijn geworden. Onze brandweer heeft af en toe haar blus- schingswerk; zij heeft ook haar preventieven arbeid te verrichten, maar ontkend kan niet worden, dat de manscbappen over het ge heei veel minder te doen hebben dan vroe- ger. Zij worden bezig gehouden met oefenin- gen en andere op zich zelf zeker nuttige werkzaamheden, doch de schatten geld, die uit de gemeente'kas voor het onderhoud van gebouwen en materieel, voor d'e in latere ja ren zeer verhoogde salarissen en daaruit verstandig hierin toe te stemmen en verschaf- ten mij daardoor de gelegenheid in Condil- lac door te dringen en mademoiselle de la Vauvrage te bevrijd'en." „Dus is Marius Zij sprak de vraag niet uit en greep zenuwach-tig naar de borst van haar japon. „Is gezond en wel, zooais Fortumio u wel verteld zal hebben. Maar hij is nog niet van mij af en dat zal hij ook niet wezen voordat de zaken in Condillac geregeld zijn. En in- dien ik hier verderen tegenstand mocht ont- moeten, dan zal hij er nog voor moeten boe- ten, dat belo'of ik u." Nog deed zij een laatste poging haar wil door te zetten. Zij was zoo lang gewoon ge weest de baas te spelen en't is niet gemakke- lijsk dat op te geven. Zij wierp haar hoofd in den nek; haar moed1 herleefde, nu zij wist d'at Marius leefde en gezond was. „Mooie woorden," zei ze spottend. „Maar wie zijt gij dat ge kunt dreigen en beloven?" ,,1'k ben de nederige woordvoerder der koningin-regentes, mad'ame. Wanneer ik dreig, doe ilk dat in haar naam. Stoor mij niet langer, verzoek ik u. Het zal u niet veel helpen. U is uit de voogdij ontzet, madame, en u doet verstandig dit kalm en waardig op te nemen dit raad ik u zoo vriendtelijk mo gelijk aan." „Ik ben nog niet zoo diep gezonken om uw raad nooddg te hebben," antwoordde zij wre velig. „Missdhien zal dat noodig zijn, voordat de zon van avond ondergaat," antwoordde hij voortvloeiende hoogere penstoenen, gevor- derd worden, staan zeker niet in evenredig- heid1 tot het eigenlijke brandweerwerk, dat vroeger van het corps gevorderd werd en het is daarom begrijpelijk, dat er stemmen opgaan uit verschillende kringen, zelfs iflt die van vroegere brandweermannen, die meenen, dat reorganisatie noodig is gewor den in het belang van de gemeentefinancien, ook in het belang van het personeel zelf, door brandweer en politie weder tot een corps te vereenigen. Hoe zulks geschieden moet en 6f zulks inderdaad geschieden kan is een vraag, die door deskunoigen alleen kan beantwoord worden en tot een daadl worden gemaakt Dat de kwestie bestaat, aan de orde is en vooreerst aan de orde zal blijven, staat vast, want om de dure brandweer te behouden voornamelijk om ingeval van ernstige gObeurtenissen buiten de gemeente, zooais die te Wormerveer, behulpzaam op te treden, zal wel niemand' verlangen. We zijn te Amsterdam altijd trotsch op onze prach- tige brandlweer geweest, maar we kunnen er Stellig even trotsc'h op blijven, wanneer zij zou gereorganiseerd worden op dien voet, dat ze ons eenige duizenden guldens minder zou kosten, zonder dat onze veiligheid er iets minder op zou worden. SIN I SANA. Uit onze Staatsmacliiiie. De Motor- en Rijwielwet (II). Het is natuurlijk niet gewenscht in dit blad een lange serie verhandelingen te geven over deze wet en haar aianhangsels, bet Motor- en Riiwielreglement en de Motor- en Rijwielbe- schikking, welke respectievelijk 39, 88 en 56 artikelen bevatten. We kunnen, gelijk we het vorig maal reeds deden, alleen bet voornaam ste reveieeren. Heden widlen we de aandaciht vestigen op de voorschriiten, welke het ver- keer en de veiligheid daarvan betreffen. De algemeene voorschriften, die gelden voor motorrijtuigen, rijwielen en andere rij- of voertuigen, alsmede voor de geleiders en bestuurdters van rij of trekdiieren of vee zijn op de wegen verplicht met hetgeen door hen wordt bestuurd of geleid, befaoorlij'k uit te wij- ken: naar rechts bij het tegenkomen; naat links bij het inhalen; wederom naar rechts bij het mgehaald worden, indien door hem, die wensciht in te halen, het verlangen, dat uitgeweken worde, behoorlijk kenbaar ge maakt is. Voor alle wegen, dus ook die buiten de steden en dorpen, is het rechtshouden voor alle voertuigen net commando. Iedere partij van het verkeer heeft dus recht op een helft van den weg, daar politie en justitie onder de zijde van een weg de helft van een weg ver- staan. Linksihouden bij het passeeren van een tram is niet veroorloofd, daar dte tram, gelijk we het vorig maal reeds zeiden, buiten deze bepalingen vait. In Art. 4 van bet M.- en R.-R. worden de teekens voorgesdhreven, die in bepaalde ge- vallen gegeven moeten worden. Wanneer een bsstuurdler van plan is om plotseling zijn vaart te verminderen of stil te houden, moet hij dat tijding doen blijken, hetzij door een duiddijik teeken, gegeven op of aan het rij- of vcertuig (ihet stoplicht), hetzij door het goed zichibaar op en neer bewegen ter zijde daar van een der a mien, een stok of een ander vorwerp. Ingeval men van plan is om van richting te verandpren, moet men dat ook tijdig kenbaar maken door een d'uidelijk tee- ken, gegeven op of aan het rij- of voertuig, hetzij door het goed zichtbaar uitsteken ter- zijide van een der armen, een stok of een an der voorwerpdit moet geschieden in de richting, welke zal ingeslagen worden. Als de verkeersvei'lig'heid in het algemeen d'at ver- eisc'ht, moeten zij deze signalen ook geven Koetsiers en voenlieden kunnen in geval van een plotseling verminderen van de vaart of stilihoudten volstaan met het opsteken van de zweep. Omtrent het passeeren van wegen, welke gekmist worden of waarmede een of meer wegen zich vereenigen, wordt de volgende gedragslijn aangewijzen: ieder, die den an der aan zijn rechterhand heeft, is verplicht met hetgeen door hem wordt bestuurd of ge leid! voor dezen den doorgang vrij te laten, zoo noodig stil te houden of langzamer te rijden (e.q. te gaan). Aan militaire coionnes moet echter stwds de voorrang gelaten wor den. Behalve in dit geval gaat dus rechts overal voor, waar wegen elkander kruisen of ontmoeten. Eveneens is rechtshouden ver plicht in bochten binnen bebouwde komrnen en verder in bochten buiten bebouwde kom rnen, waar het uitzioht niet vrij is. Uit dit rechtshouden volgt dus, dat d'aar het inha len verboden is. Eenigszins nai'ef doet het voorschrift aan, dat den voetgangers beveelt zooveel moge lijk op de wegen aan het verkeer per as of wiel ruimte tot voorbijgaan te laten en dat aan die bestuurders van motorrijtuigen enz hetzelfde verzoekt. Tot dte vei'ligheidsvoorsdiriften moeten met zijn ruslig glimiachje. „De markies de Condillac en zijn vrouw zijn nog te La Ro- chette en wachten af tot d'at ik klaar ben om hier te komen." ,„Zijm vrouw?" riep zij uit. „Ja, zijn vrouw, madame. Hij heeft een vrouw uit Italie meegebracht." „Dus, dus Marius?" Ze zed niets meer dan dat. Misschien had zij geen plan gehad de woorden die ze dadht, uit te ^re- ken. Maar Garnadhe begreep den loop van haar gedadh'ten en ihet verbaasdte hem hoe sterk lngeworteld een gedaehte wezen kan. Terstond nadat zij gehoord had, diat de mar kies getrouwd was, dacht zij weer, zooais al tijd, aan de mogelijiklheid van Marius' huwe- lijk met Valerie. Maar Garnadhe verdreef zul'ke overdenkin- gen. „Neen madame," zei hij. Marius moet ergens ariders naar een vrouw uitzien ten- zij mademoiselle uit eigen vrij en wil met hem zou Witlen trouwen, iets dat niet waarsohijn- lijk is." En toen eensklaps op strengen toon: „Gaat het goed met mademoiselle, mada me?" vroeg hij. Zij knikte maar gaf geen ander antwoord Hij wenddte zich tot Fortunio. „Ga haar halen," zei hij, dadelijk deed een der mannen de dteur open om Fortunio door te laten. Garnache liep die kamer door en kwam in de nabijheid van Tressan. Hij knikte tot den Senedhal met een vriendtelijkheid, die hem ziek maakte van angst. „Dat treft goed', waarde mijnlheer de Sene- zexer ook worden gereicena die bepalingen, wel'ke getroffen zijn omtrent het houden van en dteelnemen aan wedstrijden met motorrij tuigen en rijwielen op een weg of rijwielpad. Het houden en dcelnemen daaraan is verbo- dten, tenzij daartoe vergunning verleend wordt in bepaalde gevallen door den Mi nister, in andere gevallen door Gedeputeerde Staten dter provincie. Verder wordt de veilig heid' beschermt door het verbod van rijden op zoodanige wijze of met zulk een snelheid, dat daardoor het verkeer wordt belemmerd of in gevaar bracht, terwijl niet alleen dronken schap aan een bijzondere straf onderwerpt, gelijk we een vorig maal zagen, maar het ook verboden is te rijden, terwijl de bestuurder of berijder verkeert onder zoodanige invloed van het gebruik van alco'holhoudenden drank, dat hij niet in staat moet worden geacht het motorrijtuig of rijwiel naar behooren te be- sturen. Ieder automobilist, motorrijder of fietser is verplicht gevo-lg te geven aan de bevelen of aarawijzingen, welke bepaalde ambtenaren of beambten geven in het belang van de vrljheid en de veiligheid van het verkeer. Eveneens verlangt, ten einde een onderzoek in te stellen moeten zij stilhouden, wanneer de politie dat naar de werking der remmen enz. De opspo- rings ambtenaren zijn verder bevoegd zoo noodig een motorrijtuig of een door een mo^ tor voortbewogen rij- of voertuig, wan neer zij een onderzoek wenschen in te stellen, naar een nabijgelegen plaats te vervoeren of te doen vervoeren, waarbij de bestuurders des- gevraagd verplicht is be noodzakelijke mede- v/erking te verleenen. Wanneer blijkt, dat een bestuurder in overtreding is van een bij of krachtens deze wet gegeven voorschift, is deze verplicht de ter bescherming van bij het verkeer betrokken fcelangen door den ambte- naa.r hem gegeven bevelen op te volgen. Ten slotte nog in het kort enkele voor schriften, die bij botsing, aan- en oyerrijding in acht genomen moeten worden: Wanneer zulk 'n ongeval plaats gevonden heeft, mo- gen de bestuurders niet wegrijd'en, wanneer 'n mensch is gedood of gekwetst of in zijn ge- zondheid is benadeeld. Wel mag weggereden worden wanneer daardoor de vaststelling der id'entiteit van het rijtuig niet wordt onrnoge- lijk gemaakt of bemoeilijkt of wanneer de be stuurder enz. zelf binnen vier en twintig uur van het ongeval aangifte doet bij de politie. Het is in alien gevalle verboden weg- of door te rijden en aldus opzettelijk in hulpelooze.u toestand achter te laten iemand, die men bij een botsing, een aan- of overriding heeft ge dood, letsel heeft bezorgcl of hem in zijn ge- zondlheid heeft benadeeid. De straf voor zulk een onverlaat is brie maanden gevangenis- straf. Hier volgt de le partij uit den wedstrijd om !t Wereidkampioenschap tusschen de hee- Wit: Capablanca. Zw. Dr. Aljechine. Wit: Capablanca. Zw. Dr. Aiechine. Fransche partij. 1e4 e6 2. d'4 d'5 3. Pc3 Lb4 4. ed5 ed5 5. Ld3 Pc6 6. Pge2 Pe7 7. 0-4) Lf5 8. Lf5 S'pulman speelt hier 8. Pg3 en na 8 Pd4 9. Lf5 Pdf5 10. Pf5 Pf5 11. Pd5 met stellingsoordeel. 8Pf5 9. Dd3 Dd7 10. Pdl 0—0 11. Pe3 Laat Lb4 daar maar siaan die staat niet best. 11Pe3 12. Le3 Tie8 13. Pf4 Deze zet heeft alle narigheden veroorzaakt die volgen. Beter ware geweest 13. Pg3. 1 3Ld6 14. Tfel. (14. Pd5? dan Lh2t en Dd5) 1 4Pb4 15. Dfc3? Beter was 15. Dd2 Df5 16. Tecl. Te4 17. Pe2 zonder ander nadeel dan dat wit ingesloten is. 15. Df5 16. Tael? Hier geeft wit een pion prijs. Na 16. Tecl volgt Lf4 17. Lf4 Df4 18. Db4 Te2! wat niet prettig is. Maar na 16. Pd3 Pd3 17. Dd3 Dd3 18. cd3 heeft wit nog nog wel spel. 16Pc2! 17. Tc2 Df4! Beter dan 17Lf4 waarop volgt 18. Tc5 en wit wint stellig een pion terug. Nu behoudt zw. diien meerpion en verzwakt de wi'tte Koninigsvleugel. chal. Het doet mij genoegen u hier te ontmoe ten. Anders had ik u laten halen. Wij hebben ook een appeltje te schillen samen. Het hangt van mi| af dte zaak te regelen tot uw genoe gen of tot uw verdriet." En met een glimiachje, liep hij voort en de Senechal was te versdirikt om antwoord te kunnen geven, te verstijfd om te ontkennen, dat hij sohuld had aan wat op Condillac had plaats gehad. „Heeft u mij voorwaarden te stellen?" vroeg de markiezin fier. „Ja zeker," antwoorde hij met zijn strenge beleefdheid „Van het al of niet aannemen van die voorwaarden zal Marius leven en uw vrijheid in de toekomst afhangen." Wel'ke zijn die voorwaarden?" „Dat binnen het uur al uw bediendten en manschappen tot den minsten keukejongen toe hum wapenen hebben neergeltegd en Con dillac verlaten." Het was boven haar madht dit te weige- rem. „De markies zal mij niet wegzenden?" zei ze op half bevestigenden, half vragenden toon. „-De markies heeft over deze zaak niets te zeggen madame. Het is d'e taak der koningin u te straffen voor uw ongehoorzaamheid dus dte miime als de zaakgelastigdte van de koningin. Jen als ik toestem, miijnheer, wat dan?" Hij trok de schouders op en glimlachte. „Er is geen als madame. U moet toestem- men, of u wilt of niet. Om daar zeker van te 18. g3 Df5 houdt ae Witte uame aan den T. gebonden en be houdt daardoor den pion b7. 19. Tce2 b6. 20. Db5 h5! Maakt een gaatje voor den zwarte Koning en dreigt h4, h3 en Di3. 21. h4 Te4! dreigt 22Th4 23. ;h4 Dg4f en D'h3f en hi mat. Daarom moet wit dit verijdelen maar moet daarvoor een pion prijs geven. 22. Ld2 Speelt zwart npu 22. Th4? dan voLgt 23. Te8f Te8 24. Te8f en 25. gh5 waar- na zwart niet meer mat kan geven. 22Td4 23. Lc3 Td3! Foutief zou zijn Te4 waarop volgen zou 24. Te4 en zwart kan niet te rug nemen. Na 23Te4. zou vol gen 24. Te5en een pion is terug gewonnen. 24. Le5! Nu wint wit ook een pion te rug, h jewel niet den ge vaarlijksten. 24Td'8 26. Ld'6 Td6 26. Te5 Df3 27. Th5 Dh5 moet nemen anders volgt mat. Ook 27Te6, is font want dan volgt 28 DeSf en op den vol gen- den zet mat. 28. TeSf Kh7 29. Dd3f Dg'6. 30. Ddl afruilen mag wit niet want dan is't eindspel voor zwart gewonnen. 30Te6! Sluit Te8 uit van de ver- dediging. 31. Ta-8 Te5! Geeft een pion terug om beter spel te krijgen. 32. Ta7 c5! 33. Td7? De toren moet over h3 terug te-r verdediging. 33De6 34. Dd3 g6 35. Td8 d4 36. a4 Telf 37. Kg2 Dc6| Lokt 38. Df3 uit waar- cp volgt 38Tglf enz. 38. f3 Te3 Zwart ziet al van winst van pion a4. 39. Ddl De6 40. g4 Er dreigdt 40Te2f 41. Kf 1 Th2 42. Kgl Dh3 en wint. 40Te2f 41. Kh3 De3 42. Dili Di4 43. h5 Tf2 Wit geeft op. Eindspel 194. Deze eindstand is uit een partij gespeeld in een wedstrijd te Bandoeng. Zwart: Jhr Mr. De Savornin Lohman. mm i a be d e f g h Wit: L. G. Eggink. Wit was aan den zet en speelde 16. Tf 1 el, waarop zwarts eenige kans op een draag- lijk spel bestond in 16. TeSXelf, en na het terug nemen door wit 17. Kg8—fS, ofschoon wit ook dan het beste spel houdt wegens den geisoleerden zvvarten d-pion. Wit had 16Le6 verwacht. De looper kan niet naar d7 wegens Pe7f met kwaliteits- teitswinst. Er volgde echter: 16. Lc8b7? 17. Te7Xe8t Ta8Xe8 18. Po6e7f Te8Xe7 De zwarte dame is verloren. 19. D-c2—c8f Lb7Xc8 20. TclXc8f Te7—e8 21. Tc8Xe8f Mat. (Uit het Tijdschr. v. d. N. I. Schsakbond, met no ten van D. B'leykmans). Oplossing eindspel 193 Dr. Bernstein- Snosko Borowski. 1. Pf6 dreigt 2. Dh7 mat. 1fe6 2. De-6 Kg8 t zijn ben ik teruggekomen en met gewapendc- macbt. Maar wilt u tegenstand bieden, dan wordt u verslagen en het zal slecht met u af- loopen. Verzoek uw manschappen heen te gaan, zooais ik u zei en u zult vrij zijn te gaan waar u wilt." „Ja, maar waar naar toe?" riep zij eens klaps woedend uit. „Ik begrijp madame, uit hetgeen ik van uw omstandigheden weet, dat u nagenoeg dak- loos zult wezen. U had moeten bedenken, dat u eenmaal afhanikelijk zou wezen van de edtelmoedigheid van den markies de Condil lac, voordat u tegen hem ging samenspan- nen, voordat u trachtte hem uit den weg te ruimen. U kunt nu haast niet op zijn edel- moedigheid rekenen, en u zult bus dakloos zijn, tenzij Hij zweeg en zijn oogen d'waalden naar Tressan en uit die oogen straaldte een sardonische lach. „U slaat een zeer ongepasten toon tegen mij aan," zei ze. „U spreekt tot mij als nooit een man heeft d'urven spreken." „Toen de macht nog aan u was, madame, heeft u mij behandeld zooais niemand mij ooit heeft durven behandelen. Nu is het voor- deel aan mijn zijde. En zie eens hoe ik daar februik van maak in uw belangen; bedenk oe edtelmoedig ik ben tegenover u die u aan poging tot moord hebt schuldig gemaakt. Mijnheer de Tressan," riep hij met luide stem. De Sentechal stoof voomit alsof iemand hern plotseling een d-uw had gegeven, .(Wordt yervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1927 | | pagina 5