mtiimht ConranL Op welke wijze moeten de ^iifdcrzecfi'roitfleii worden islts'es'ei'eii. Honderd dertigste Jaafgang. FEUILLETON. Ko. 25 1928 Dinsdag- 31 Januari. GEVONDEN VOORWERPEN. Aanwezig aan het Bureau van politie, Lan- gestraat en aldaar te bevragen op alle werk- dagen tusschen 11 en 1 uur, de navolgende voorwerpen als gevonden gedeponeerd op: 25, 26, 27 en 28 Januari 1928. Rijwielsleutel, R.K. kerkboekje, gummischoentje. Aanwezig en te bevragen bij de navolgende ingezetenen, onderstaande voorwerpen, als gevonden aangegeven op: 25, 26, 27 en 28 Januari 1928. Een paar kinderhandschoenen, H. Reitsma, Rochdalestraat 12; postzegel- boekje, P. Volkers, Tuinstraat 54; plaat rub ber, H. Pater, Druivenlaan 4; portemonnaie met inhoud. L. Velleman, K. Van't Veerstraat 19 R. K. kerkboek, W. Bierman, Oudorper- dijkje 44; kinderwantje, N. van Heerden, Breedstraat 23; belastingplaatje, I. G. Lem- niers, 2e Landdw. str. 20; portemonnaie, N. Brons, Z. houtiaan 1kindertaschje, G. Rij- kenberg, Verdronkenoord 22; rozenkrans, S Kramer, Noorderkade 12; handwarmer, C. fi Bierman, Verl. Landstraat 15; huissleutel, 'M. de Gooyen Stuartstraat 23 E; zilveren- dopje van rozenkrans, D. van Diepen, Baan- singel 19; pyama, J. Klarenbeek, Voormeer 18; broekje, J. Steenhuis, Zeglis 178; hand- schoen, T. Meulenveld, Eikelenbergstraat 25 E; puttenkrabber, Ja. Hazes, Polderstraat 1; paar gr. kinderhandschoenen, B. Koops, Uitenboschstraat 24; damesoverschoen, A. Kuiper, Baansingel 45zw. redicule, G. J. de Bruin, Scheteldoekshaven; gehaakte das, D Karzens, Bruinvisstraat 2a; portemonnaie inh., A. de Jong, Luttik Oudorp 78; goud dameshorloge, J. Stokman, Fabrieksweg 8; portemonnaie met inhoud, A. Koning, Noor- dervaart29; huissleutel, K. de Wit, Groe- nenlaan 8. Wanneer men weder in het bezit is van het verloren voorwerp, wordt men verzocht hier- van kennis te geven aan het Bureau van po litie. Woensdag 1 Februari. Hilversum, 1060 M. 12.Politieberichten. 12.352.Lunchmuziek door het radio-trio. 3.4.Maak het zelf! Rubriek van Mevr. SchaakeVerkozen. 6.7.15 Dinermuziek door het Radio-Trio. 7.157.45 Gezond- heidshalfuurtje. Spr. Dr. P. de Vries: Ge- neeskundig Schoolfoezicht. 7.45 Politieberich ten. 8.—Concert onderleiding van Nico Treep door het Omroep-Orkest. 8.159.15 „De Zwerver", hoorspel in 1 bedrijf van L. Par ker. Philip Adare, A. Burgdorffer. Jabes Go- ver, Ed. W. Blauw. Minny Adare,J. Hunsche Verkade. 9.159.45 Orkestconcert. 9.45 10.„De Anjers", mystificatie in 1 bedrijf van Hughes. De Man, Ed. W. Blauw. De Jongen, A. Burgdorffer. Het Meisje, J. Hun sche Verkade. 10.Persberichten. 10.10 Een „Verzoek"-programma door het orkest. Huizen, 1840 M. Na 6 uur 1950 M.) 12.301.45 N. C.R. V. Concert. Medewer- king verleenen: de heeren N. de Graff, viool. Winckel, cello en D. van Wilgenburg, piano. 5.156.15 N. C. R. V. Kinderuurtje ver- zorgd door den heer J. Hobma te Utrecht. De liederen.worden gezongen door Mej. M. J. van den Berg. 7.7.30 N. C. R. V. Lessen. N- D. O. Cursus Stenographic. 7.308.N. C. R. V. Causerie over Pluimveeteelt door den heer Joost Sluis. 8.N. C. R. V. Concert vanuit de Ned. Herv. kerk te Boskoop. Spre- ker: de Ed. Achtb, Heer P. A. Colijn, burge- meester van Boskoop. Onderwerp: „De betee- kenis van Boskoop als Cultuurplaats". Mu- zikale medewerking verleenen: Chr. Gem. Koor „Sursum Corda", dir. J. W. C. van der Steen. Chr. Zangverg. „Hosanna", directeur J. van Beek. Chr. Kinderkoor „Klein Hossan- na", dir. J. van Beek. Chr. Muziekvereeni- ging „Concordia", dir. H. Wolleswinkel.Chr. Strijkorkest „Laus Deo" directeur J. Sc-hout- stra. Den heer J. Erkelens, Orgel en Piano. Den heer J. Schoutstra, viool. Mej. van de Steen, sopraan-zangeres. Daventry, 1600 M. 10.35 Kerkdienst. 11.20 Daventry-kwartet. 12.20 Dansmuziek en variete. 1.202.20 Orkestconcert. 2.50 Causerie. 3.10 Concert. 3 20 Voorlezing. 3.50 Concert. 4.05 Causerie. 4.20 Licht klassiek concert, scpraan, viola en piano. 5.35 Kinder uurtje. 6.20 Dansmuziek. 6.40 Tuinbouw- praatje. 6.50 Nieuwsberichten. 7.05 Dansmu ziek. 7.20 Lezing. 735 Modeme Fransche pianomuziek. 7.45 Lezing: Indian culture. Door J. S. Fletcher. Geautoriseerde vertaling uit het Engelsch door Mr. G. Keller. 6) ,,Ja, ik wilde hem juist in die hoeda-nig- heid spreken," antwoordde Stevenege. „Ik kom van den burgemeester, den heer Ollard vandaan. Het staat zoo met de zaakHij weifelde een oogenblik, maar het tenslotte toch het verstandigst achtend precies te ver- tellen, hoe de vork in den steel zat, ging hij snel voort: „Het staat zoo met de zaak, juf frouw Lansdale, dat terwijl ik in mijn ver- loftijd voor mijn plezier schilder, ik detective van beroep ben. Ik ben ambtenaar bij Scot land Yark, afdeeling justitieele politie. Dat beb ik aan inspecteur Detterling medegedeeld en ook mijnheer Ollard, waarop ze mij ge- yraagd heb-ben hen een handje te helpen. In- 'tusschen is die zaak van vanochtend inge- vvikkeld geworden. De man, dien we vanrnor- gen hebben gevonden, is ongetwijfeld ver- ^>oc'1 er's meer- Men is de °M- oekking gekomen, dat de vermaarde nood munten in het museum van het kasteel van- worgen vroeg zijn gestoien en er is alle reden £e'ooven, da de vermoorde den dief is r" bad inbrekerswerktuigen bij zich. En «et heeft er alien schijn van, dat de moorde- war hem weer van de noodmunten beroofd 8.U5 Kamermuziek. T. Makushina, sopraan. Bainton Wall Fuchs Trio. E. Bainion, piano. A. Wall, viool. C. Fuchs, cello. 9 20 Nieuws berichten. 9.35 Lezing: The way of the world. 9.50 Nieuwsberichten. 9.55 De Lena Ashwell Spelers met „Macfceth". 10.3011 20 Va riete. 11.2012.20 Dansmuziek. Parijs dyadic-Par is"1750 M. 10.50— 11.Concert. 12.50-2.10 Dansmuziek. 4. 5.— Orkestconcert. M. Briclot, piano. L. Ra- disse, cello. 8.5011.20 Orkestconcert. Langenberg, 469 M. 12.251.50 Orkest concert. 5.20—6.20 Orkestconcert. 7.35 Boe- renjool. H. Miihlsofer, declamatie. W. Wahl, declamatie. E. SchmidtCarlen, bariton. Dr. Rockenbach, inleiding. Daarna tot 11.20 Dansmuziek. Konigswusterhcusen, 1250 M. (Zeesen). 7 50 v.m.—7.05 Lezingen en lessen. 7.20 „Die Wette des Venus", hoorspel. 8.20 Jazz Symphonieen. 9.5011.50 Dansmuziek. Hamburg, 395 M. 4.20 Oude Kamermu ziek. 5.20 Orkestconcert. 7.20 „Die Wette der Venus", hoorspel. 8.20 Jazz-Symphonie- concert. 10.50—11.50 Dansmuziek. Brussel, 509 M 5.206.20 Trioconcert. 8.35 Gramofoonmuziek. 8.5-011.35 Orkest concert. In het Noord-Hollandsch Koffiehuis te Schagen behandelde Maan-dag 30 Januari Pro-f. Dr. H. W. C. Bordewijk te Groningen in een vergadering van de verceniging van Oudleerlingen der Rijkslandbouwwinter- school te Schagen het onderwerp-: „Hoe moeten de Zuiderzeegronden worden wilgegeven." De vcorzitter, de heer P. Blaauwboer Gz., heette in het bijzonder den inieider welkom. De tijd is niet ver meer, aldus de voorz., dat d-e dijik o-m de Wieringermcerpolder ge- reed zal zijn, wat zoowel in het binnen- als het fcuitenland aller belangstelling trekt. Voor de hier aanwezigen zal het -een groo- te teleurstelling zijn dat bij de totstandko- ming van de afsluiting een herhaling van de overstrooming, zoo'als wij die in 1916 gekend hebben, is uitgcsloten. Thans rest ons de groote vraag: „Hoe den-kt de reg-eering na ae droogmaking en verkaveling de Wieringermeergronden uit te geven?" Hoewel de Wieringermeer reeds in 1930 droog zal zijn, staat nog niet vast hoe dit zal geschieden. Het bestuur stelt het daarom bijzonder op prijs prof. Bordewijk bereid te hebben gevonden, daarover cen lezing te hc-uden. Spr. -heette hierna in het bijzonder nog welkom ir. Smeding als vertegenwoordiger van de proefpoldercommissie, het eere-lid de beer C. Nobel, de voorzitter van Hollands Noord-erkwartier P. Stapel, de oud-vcorzitt^r van de H. M. van L. de heer D. de Boer, ae secretaris van de H. M. v. L. dejieer Huis- mans en verklaarde dat het bestuur bun aan- wezigheid bijzonder op prijs stelt. De technlek is er niet voor zich zelf, maar moet ten slotte hoar kroon haar rechtvaardi- ging vinden in de economise he fesultaten, die van het Work worden gekoopt en ver- wacht. Prof. B o r d e w ij k ving aan met de ver- klaring, dat het hem bijzonder, gencegen deed om met het ond-erwijs voor de aanwezi gen op te treden. Naarmate de technische problem-en tot een oplossing gcraken en de uitvoering daarvan voortsehrijdt, naar die mate kom-cn de econo- mische vraagstukk-en naar voren, die aller- eerst betreffen de uitgaven van de gronden, de econimscbe vraagstukken waarom het ten slotte is te dioen want al mogen en moeten wij groote eerbied hebben voor de wonderen van de techniek, die zich voor het oog ont- rolden, die, techniek is tr niet voor zich zelf, maar moet ten slotte haar kroon, haar recht- vaardigin-g vinden in de economische resui- taten, die van dat week worden ge'hoopt en verwacht. Het is m-ij, zoo vervolgde spr., des te meer een geno-egen over dit onderwerp te spreken, om-da-t bet ten naaste verband houdt, deel uitmaakt van d-e la-ndbouwecono- mie, waarmede ik vooral in vroeger jar en. telkens in aanraking ben gekomen en die nog altijd mijn belangstelling blijven gaande houden, omdat ik ook mijn tegenwoordig arnbt, de algem-eene economie voor mijn re- kening heb en deze niet is te denken zonder den landbouw, aangezien- de landbouw de grondslag is van de al-gemeene economie. Uitgifte van de drooggemmkte Zuiderzeegronden. Het vraagstuk van de uitgifte der Zuider zeegronden betreft hetgeen in de landhuis- houdkunde bekend is als binnenlandsche ko- lonisatie, „innere kolonisation", gelijk onze oosterburen haar noem-en, die op dit gebied reeds hun sporen hebben v-er- di-end. Het maakt als zoodanig deel uit in de agrarische politick en heeft zoowel een juridisehe als een sociaal economische zijde. Hoewel de Zuiderzee niet het eerste voor- beeld van inpoldering is en ook niet bet laat- heeft; zij zijn ten minste spoorloos verdwenen. Nu heeft mijnheer Ollard mij medegedeeld, dat de heer Sheffield meer dan eenig andere ingezetene van Alanschester van die nood munten afweet en onlangs een geillustreerd artikel er over in de „Times" heeft geschre- ven. Daarom wilde ik hem een paar vragen doen, zijn antwoorden kunnen mij van nut zijn. Laat zijn toestand toe mij te ontvan- gen?" „Als u niet te veel tegen hem praat," ant woordde juffrouw Lansdale, „en niets zegt, dat hem opwindt „Ja maar," viel Stevenege haar in de re de, „maar daar gaat het juis-t om! Ik weev, dat hij een groot o-udheidkenner is en zeer veel met d'eze stad en ha31' bezittingen op heeft. Intusschen, weet hij reeds iets van wat er vanmorgen is gebeurd „En'lcel de naakte feiten," antwoordde zij Een o-nzer buren, mr. Selbourne, advocaat, is op weg naar huis bij ons blijven lunchen en vertelde hem, dat de noodmunten waren ver dwenen. Natuurlij'k had ik hem reeds iets me degedeeld omtrent het 1'ijk, dat wij hadden ge vonden. Meer weet hij op 't oogenblik intus schen niet. „Nu, feitelij'k is er voor het oogenblik ook niets te weten," merkte Stevenege op. „Als ik dus den heer Sheffield even te spreken vraag, deel hem dan, imdien u dit gewenscht toe- schijnt mode, dat ik van dien heer Ollard kom, voeg daarbij, wie ik ben en dat ik hem enkel een paar vragen wilde doen in verband met zijn artikel in de „Times". „Nu goed," antwoordde zijn, „ik zal hH hem vragen. Wilt u intusschea niet aaan zit- ste zal zijn, trekt de vraag, wat met het nieu- we land 'moet gebeuren, cp welke wijze het zijn dien-sten ten bate eener zoo ruim moge- lijke productie zal moeten bewijzen en welke de beste waarborgen zijn om dit doel te berei- ken, in st-erker mate de aandacht dan met vro-egere landaanwinnigen het geval is ge- wcest. En geen wonder. Want nimmer heeft eenig ander groot technisch inpolderings- v/erk een land met zooveel H.A. vruehtbaire grend vcrrijkt; als straks, na de voltooiing van de drooglegging d-er Zuiderzee, het ge val zal zijn. Als ingenieurswerk dwingt het door zijn grooteren stijl eerbied af en zal het, cok in het buit-enland, veel kuhnen bijdra- gen, tot bevestiging van den gceden naam, dien de Ned. waterbouwkunde over de ge- heele wereld geniet. Diezelfde ingenieurs en dit is volkom-en begrijpelijk hebben maar heel weinig belangstelling voor de agrarische vraagstukken, waarvoor de aan- winst van ongeveer 200.000 H.A. onze volks- huishouding plaatst Zij hebben er ook geen verstand van en doen goed, met al hun be- la-ngsteliing te concentreeren op de water- staatkundige eischen van het enorme werk. To-ch mag geen oogenblik worden verget-en, dat dit werk er niet is voor zich zelf, dat hier, minder dan ooit, kan g-elden de spr-euk 1'art pour Part, doch moet veeleer aan heel bet vo!k. dat de laeien te dragen krij.qf. en met name aan heel landbouwend Nederland vcor oogen staan, dat opzet en bedc-eling is en blijft de vergrooting van onzen vader- landschcn cultuurbodem met een 12e provin- cie. En daarom is het n.uttig en noodig, dat reeds nu ook door uw Verceniging de vraag wordt onder. het cog gezien, op v^ke wijze de Zuiderzeegronden moeten worden uitge- geven. Inpoldering is slechts een der wijzen, waar op binnenlandsche kolonisatie kan plaats hebben. In den laafsten tijd stonden andere vormen dan juist landiaanwinning v^el meer op den voorgrond. Wanneer u het tnooie werk van Buchenberger Wygodsierski over „AgTarwe®en und Agrarpolitiek" 'op- slaat, dan'kunt u in par. 90 een onderschei- ding vinden tusschen „a!tere Ko'lonisationen" en „innere Kolonisation im m-odernen Sinn". Waarin bestaat v'olgens deze schrijvers het v-erschil? De cudei*e kolonisatie viel samen met het allereerste in bezit n-emen, de occu- patie van west liggenden, a-an niemand tce- behoorenden grond. Die grond moest worden verdeld, bosch moest worden gevel-d, heide ontgonnen, veen vergraven. In oris land' vindt men b.v. ;n de oudere en nieuwere vcenkolo- nien voorbeelden te over van dezen vorm van kolonisatie. Staphorst en Rouveen zijn klas- sieke voorbeelden van oude veenkoloniale dijkd-crpen, waar van den bewoonden dijk af in loo-drecht daarop staande strooken het veen ontgonnen werd en na aflcop der vervening zelfs weer verlaten, zoodat eenige malen die dcrpen schijnen t-e zijn verlegd. Nieuwere voorbeelden geven de veenfcoolnien in de Groningsch-Drentsche grensstreek, waar men na de vervening bloeiende landbouwbedrij- ven heeft gesticht op de dalgronden, die met behulp van de Groninger stadScompost tot vruchtbaarheid werden gebracht en later hun groote landbouwkund-ige ontwikkeling aan 't gebruik van kunstmest zouden danken. Kolo nisatie in dezen ouderen zin heeft de Ver- eenigde Staten van Amerika, heeft Canada, Argentinie, Zuid-Afrika en Australie ge bracht op bet w-elvaarts- en ontwi-kkelings- peil, waarin die jonge landen zich thans mo gen verheugen. En nu plaatsen Buchenberger Wygods-inski tegenover deze cudere kolonisa tie, de nieuwste: „Die innere Kolcnisation im modernen Sinn des Worts ziclt nicht auf die Ergrei- fung herrenlcsen Landes, auf die Nutzbar- machung d-esselben zu 1 andwirtschaftl-ichen Zwecken ab; bei ihr steht die Schaffung ten? U zal w-ellicht een paar minuten geduld moeten oefenen." Zij ging de kamer uit, maar in plaats van zich te zetfen op den door haar aangewezen stoel, gi-n-g Steven-ege naar het raam en liet zijn blikk-en gaan door den tuin, een ouder- wetsch, vreedzaam stulcje grond met scha- duwrij'ke bo-omen, molli-ge grasvelden en mooie bloemen. Er lag een atmosfeer van vreedzame rust over dien tuin, welke stroo-kte met de siilte, die in't huis heersehte. Toen het meisje de kamer verliet, had zij -de deur een eindje open laten staan, maar geen geluid drong tot Stevenege's ooren door dan alleen het zacht-e, gestadige, getik van een oude klok in de gang. Hij was, vo-nd hij, nog nimmer in zijn leven in zulk een stil en rustig huis ge- weest. Het meisje kwam eerder terug dian hij ge- dacht had en wenkte hem bij de deur. „Hij schij-n-t zich op het oogenblik nog al goed te gevoelen en zal u gaarne ontvan- gen-," zeide zij. „Ik heb hem medegedeeld, wie u was en waarvoor u komt. Laat hem intus schen niet te veel pra-ten, ate't u belieft." „Reken gerust op me," antwoordde Steve- nege.^ „Ik zal het hem niet te lastig maken." Hij volgde haar door de breedte, marmeren gang, waarin oude meubelen en andere anti- quiteiten stonden, tot een deur aan het andere einde er van. Zij opende deze en hij betrad em ruim vertrek, dat zijn licht ontving door een groot raam, hetwelk uitzag op de rivier en het da-1, waardoor deze kronkelde. Langs alle wanden van de kamer stonden boeken tafels en kasten waren met boeken belegd, o-weral zag me a boeken en oapieren, alles neuer selbstandiger Bauernstellen auf bereits besi-eddtem und in Bebauung genommenitm Lande, d. h. die Herbeifuhrung ein-er ander- weiten Besitzverteilung obernan, mit welcher wohi auch eine im Verhaltnis zur seither-igen Art der Bebauung und Beniiizung volkom- menere Bewirtsciiaftungsweise erstrebt wer den kann, ohne dass md-essen hierauf das entsicheiden-de G-ewicht gelegt is; nicht so- wohl das Produktms-interesse ist es, welches zur inn-eren Kolonisation Anlass gibt, oder d-och nicht vorwiegend jenes, sond^rn das so- zial-politische Inieresse, das an einer besse- ren Eigentumsverteilung hinsdchtlich des Grund und Bo-dens besteht und sich Geltung zu schaffen versuclrt". Overgezet in het Hollandsch beteekent dit: Bij de binnenlandsche kolo-nisatie gaat het niet om het in bezit nemen van gronden, cjie niemand toebehooren, maar ccn betere eigen- domsverdeeling, van maatschappeiijk, reeds eeuwen in cuituur zijnde gronden, waarbij niet allereerst op den voorgrond staat het productie-belang, maar een sociaal-politick .doel, een betere eigendomsverdeeling, vooral in die streken van belang. (Gelukkig is dit bij ons niet zoozeer het geval), waar het groot-grondbezif in de streken overheerscht. En onz-e schrijvers wijzen er op, hoe heel an-ders en de-rgUijke binnenlandsche koloni satie er uitzoet dan die, welke b.v. in Duitsch- la-nd plaats had onder den Grooten Keurvorst en de eerste Pruisische Koningen, waar het er om ging, geheel ontvoikte landstre-ken weer van bewoners te v-oorzien. Wanne-r wij het vraagstuk der kolonisatie van het nieuwe Zuid-erzeegebicd aan deze ou- dere en nieuwere opvatting van binnenland sche kolonisatie toetsen, dan raken we een weinig verlegen met het geval. De op zeer bescheiden schaal bij ons uit kracht van de Landarbeid-erswet toegepaste binnenlandsche kolonisatie behoort buiten een-ig-en twijfel tot de B. K. in den modernen zin. Imxners hier hebben zeer zeker vocral scciaal-poiitieke cverwegingen gegoiden, waarbij de wens-che- lijkheid voorzat oppass-ende, spaarzame en ijverige landarbeiders aan e.n piaatsje in ei- gendom of los land in pa-cht t-e help-en op vcorwaarden, die hun een langzaam stijgende welvaart zouden mogelijk maken. De grond, waar over zij de beschikking krijgen, is reeds, misschien al voor eeuwen, in "cuituur ge bracht, cm ontginuing is het niet te doen. Wei wordt van deze maatregel gehoopt, dat daardoor eenigermate de trek naar de steden en d-e centra der industrie zal worden tegen- gegaan, te meer waar met name in de zand- streken met haar lagere gron-dprijzen eenig perspectief bestaat, dat de arbcid-er of een zoon, die het piaatsje overneemt, zich geleide- lij'k van loo-ndienst zal kunnen vrij maken en keuterb-cer kan worden op eigen grond. Ook al behoud zij dit mooie perspectief, waardoor de landbouw in die streken zich op zeer frapapante wijze onderscheidt van de indu strie, is de Landarbeid-erswet dienstbaar ge- maakt, al onthoudt zij zich terecht van het kunstmatig om-tooveren van landbouwers in kleine boeren. Maar genoeg, om te doen zi-en, dat dit bin nenlandsche kolonisatie is over de nieuwere soort. Daarenteg-en zou d-e kolonisatie van nieuw mgedijkt land het karakt-er naderen van de primitiev-e in bezitneming. Wei is het niet als in dien oertijd grond, cue aan nie mand tcebehoort trouw-ens ons burgeriij-k recht kent zoo-danigen grond niet meer, se- dert art. 576 B. W. bepaalt, dat gronderven en andere onroer-ende zaken, die oubeheerd zijn en geen eigenaar hebben, aan den Staat behooren, maar het is dan toch z.g. maag- d-elijk terrein, nieuwland in den voilen zin desywoords, en daarom economisch en 00-k sociaal g-elijk te stellen met vermeerdering van cultuurland do-or ontginning van woeste gronden. D-e vraag omtrent de uitgifte van dergelijk land mag daarctm echt-er niet zoo worden opgevat, alsof men voor een schoone lei of een blad wit papier staat, waarop men zon der op- of cmkijken kan neerschrijven wat men wil. M-en heeft b.v. te mahen met de be- staande wetgeving en vooral met de organi- satie, zoowel in technischen als economi- schen zin, van het landbouwbedrijf in de streken, die wat aangaat bcd-emgesteldheid, afwateringstoe-stand enz. enz., de meeste ge- lijkenis vertoonen met het nieuw gewonnen gebied. Men zal moeten rekenen met de finan- cieel-e inkomsten van het werk en met de ver- schillende mogelijkheden, die de uitgifte in dezen of gen-en vorm bieden voo-r het dekken van de kosten. En men zal zijn voordeel moe ten doen met de ervaring, die verkregen is bij het uitveeren van soort-gelijke werken, zij het op veel kleinere schaal. Er is, wanneer men de binnenlandsche ko lonisatie in binnen- en buitenland nagaat, hetzij dit een kolonisatie is op nieuwen of op reeds misschien wel sedert o-nheugelijke jaren in cuituur gebrachten, dus ouden cul- sprak van rustige vreedzame studie. Maar na een Snellen bli-k om zich heen te hebben ge- worpen, liet Stevenege zij-n oogen rusten op den bewoner van h-et vertrek. Zij zag een oud man met eerwaardig uiterlijik, slank^ wit van haar en baard- en met 'n knap, gedistingeerd gezicht, in 'n leuningstoel zitten. Hij had een shawl over zijn schouders en een plaid over zijn knieen geslagen en hoewel men bijna in bet hartje van den zomer was, brandde een 1-ust-i.g knappen-d vuur van houtbiokken in den haard, waamaast hij was gezeten. „Dit is mijnheer Stevenege, 00m Charles", zeide juffrouw Lansdale, naar den d-etective wijzend „U weet het goed, ni-etwaar, u mag niet t-e veel pra-tenMijnheer Stevenege heeft me beloofd, dat hij niet te druk zal zij-n, en i-k hoop, dat u beiden u aan onze af'spraak zult houden." Met een flauw glimlachje knikte de heer Sheffield zijn nichtje toe en Stevenege's bul ging beam-twoordend met een ouderwetsch maar zeer beleefd hoof-dknikje, noodigde hij hem uit op een stoel naas-t hem plaats te ne men. Hij wierp uit een paar nog altijd leven- d'ige oogen een s-cherp onderzoekenden blik op zijn bezo-eker. „Dus u is een detective?" opende hij het gesprek. „Een ambtenaar van Scotland Yard?" „Om u te dien-en, miinheer," antwoordde Stevenege. „En mijn nichtje vertelde mij, dat u boven- d-ien een zeer bekwaam kunstenaar is," ging de oude heer, opnieuw glimlachend, voort. I „Een wat wander]ijfre combmatie, vindt u niet?" tuurgrond, we! een overficersctienden vorm van uitgifte te ontdekken. Bij maatregelen in grooter stijl, als de kolonisaties krachtens de Duitschen Rentengiite-wetgeving en de regeling van d-e Iersche la-n-dquaestie, bij het stukslaan van groote land-goederen als in de Baltische randstaten, in Hongarije, Oosten- rijk, Tsjecho-Slowakije, valt het telkens weer op, dat aanges-tuurd wordt op de vorming of uitbreiding van een stand van kleine en mid- delgroote boeren, gezeten op eigen grond. Hetzelfde geldt b.v. van de bekende Hus- maan-d-wetgeving in Denemarken, van de tot landarbeiders beperkte Egna-Hem wetgeving in Zweden en van onze eigen La-ndarbeiders- wet. Telkens komt als eenige of hoofdzake- lijke vorm van uitgifte de eigend-om naar vo ren en wordt verder kracht gezocht in de be- schikbaarstelling van niet-duur crediet met gemakkdijke aflossingsvoorwaarden en vrij- stelilng van a-llerlei fiscale en a-ndcre kostejj, die vooral in den aanvang de exploitatie-reke- ning al te zwaar zouden drukken. Er is een regel, die ni-et straffeloos mag worden verzaakt, en -die voor alle succes op maatschappelijk-economisch gebied b-eslis- send is, in dien zin, dat zoo men daarmee niet voldoende rekeni-ng houdt, fiasco voor de deur staat; men moet zooveel mogelijk aan- sluiten bij bestaande toestanden, hetgeen na tuurlij'k ni-et wil zeggen, dat conservatisme door dik en dun de hoogste wijsh-eid zou zijn. Maar wel moet m-en geen oogenblik den beganen grond de werkelijkheid verlaten om toe te geven aan een drang tot experimen- t-eeren. D-e maatschappij is weinig gebaat met kostbare, onhistorische proefnemin-gen: wat zij b-ehoeft is voorzichtige bevordering van haar groei, en die is alleen- mogelijk, wan neer men uitgaat van bestaande toestanden, ook al weten we, dat deze zeker nog voor v-erbetering vatbaar zijn. Nu is het geen toeval, dat d-e meeste rege- lingen omtrent binnenlandsche kolonisatie, die al-le neerkomen op verstrek-king 6f van gro-nd of van crediet, den eigendom hebben vooropgestdd. Want i-n z-ekeren zin vormt dezen het ideaal van den land-bouwer, hoe breed-e plaats daarnaast ook d-e pacht moge besiaan, hoe ook nog andere vormen van zakelijk recht dan de eigendom een piaatsje in de zon vragen en hebben. De eigendom is 00-k het plechtanker ge worden van onze landarbeid-erswet. En geen wonder, want de in 1906/7 door de Staats- commissie voor den Landbouw gehouden enquete naar den economischen toestand d-er landarbeiders had ondubbelzin-nig uitge- wezen, dat de eigendom de meest "begeerde vorm van grondgebruik was. Men ka-n in de samenvatting op vraag h van Hoofdstu-k IV d-e vragenlijst o.a. dit lezen: „Wanneer er een vraag is, die eenstemmig word-t b-eant- woord, dan is het wel deze, of de arbeid-ers er prijs op stel-len, grond in gebruik te krij gen en te behoud-en. Daarbij wordt de eigendom als het begeerlijkst ei-nddoel beschouwd. en zulks te meer, waar d-e publieke verpachtingen den finantieelen last steeds drukkender maken, anderdeels oorzaak zij-n, dat men altijd in de onzek-erheid verkeert, of m-en na a-floop van den termijn pacht-er blijven zal van hetzelfde peroeel". Ik weet wel, dat de enquete alleen de landarbeiders betrof en niet d-e landbou wers, maar het is volkomen geoorloofd, wat hier op grond van een uitgebreid onder- zoek van d-e feiten van de landarbeiders wordt g-ezegd, tot de g-eheele landbouwende bevol- ki-ng uit te strekken. Er is geen rechtsvor- ming van grondgebruik, die uit een oogpunt van zekerheid van gebruik zullen waarbor gen, biedt als de eigendom, geen vorm, ook die het eigen belang van den producent in die mate d-oet samenspelen met het belang der gemeenschap bij een go-ede beha-ndeling van den grond en ruime bruto-opbrengsten. Daarbij ontvangt de spaarprikk-el van eigen dom voortdurend voedsel, daar alle krachten worden g-econcentreerd op het groote doel, het bezit in den loop d-er jaren vrij te maken van schuiden. En daarbij komt nog een voor deel van den eigendom naar voren, hierin bestaande, dat eigendom den normalen grondslag vormt voor crdiet op langen ter mijn, dat tot de verkrijging op het behoud van het b-ezit in staat stelt (z.g. grondcie- d-iet) en ook nog kan word-en aangew-end voor d-e verkrijging van het noodige vaste bed-rijfskapitaal als bedirijfsgebouwen, inven- taris, vee-stapel. Natuurlij-k kan voor het boerenbeslag en den veestap-el ook een be roep worden gedaan op het bedrijfscrediet der boerenleenbanken, maar er is niets tegen,- een deel van het tegen hypoth-eek verkregen crediet daarin te steken, mits de aflossing zoo geregeld is, dat zij tred houdt met het in d-en loop van den tijd in tred end waardever- li-es, dat eindeiijk ver-nieuwing noodig maakt: In verband met dit waardeverlies moet er echter uit-drukkelijk op worden gewezen, dat aflossing van hypctheekschuld niet noodig „Ooh, ieder mensch heeft zoo zijn liefheb- berij, mijnheer," antwoordde Stevenege. „U wilt zeker zeggen, dat ieder mensch een kefbebberij moest hebben. Ja, dat ben ik met u eensf Doch ongelukkigerwijs houden de meeste m-enschen er geen liefhebberij op na. Vandaar dait geluier, dat wij overal kunnen op-merken. Nu lat-en we het nu eens heb ben over de gebeurte-nissen van dezen mor gan. Mijn nichtje vertelde me, dat u en Ol lard deze al in den breede besproken hebt. De noodmunten zijn verd-wenen, niet waar?, Daar valt zeker ni-et aan te twijfelen?" Stevenege bemerkt-e, dat de heer Sheffield veel praatl'ustiger was, dan juffrouw Lans dale zou kunnen go-ed-keuren en hij haastte zich dus in grove trek-ken een verhaal te geven van zijn eigen bevindingen. De oude heer luisterde aandachtig toe. „Wij moeten- dus dit aannemen," zeide hij, to-en Stevenege weer zweeg, „d,at de doode de m-unten heeft gest-olen en hij wat later in den oehtend wrmoord is geworden. Naar alle waarsdiijnlijkheid heeft de moordenaar zich daarna van d'e munfen mees-ter gemaakt Wel- nu, heeft m-en eenige aanwijzing, wie d* moordenaar is?" „G-een en-kele", antwoordde Stevenege. - „Tot nog toe, ten minste. Maar laat ik u ntr, nujnheer Sheffield zoo beknopt mogelijk een paar verdere bijzonderheden mededeelen om u vervolgens een paar vragen te doen. Om te begrnnen (Wordt vervflio-av

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1928 | | pagina 5