mtiimht ConranL
Op welke wijze moeten de
^iifdcrzecfi'roitfleii worden
islts'es'ei'eii.
Honderd dertigste Jaafgang.
FEUILLETON.
Ko. 25 1928
Dinsdag- 31 Januari.
GEVONDEN VOORWERPEN.
Aanwezig aan het Bureau van politie, Lan-
gestraat en aldaar te bevragen op alle werk-
dagen tusschen 11 en 1 uur, de navolgende
voorwerpen als gevonden gedeponeerd op: 25,
26, 27 en 28 Januari 1928. Rijwielsleutel,
R.K. kerkboekje, gummischoentje.
Aanwezig en te bevragen bij de navolgende
ingezetenen, onderstaande voorwerpen, als
gevonden aangegeven op: 25, 26, 27 en 28
Januari 1928. Een paar kinderhandschoenen,
H. Reitsma, Rochdalestraat 12; postzegel-
boekje, P. Volkers, Tuinstraat 54; plaat rub
ber, H. Pater, Druivenlaan 4; portemonnaie
met inhoud. L. Velleman, K. Van't Veerstraat
19 R. K. kerkboek, W. Bierman, Oudorper-
dijkje 44; kinderwantje, N. van Heerden,
Breedstraat 23; belastingplaatje, I. G. Lem-
niers, 2e Landdw. str. 20; portemonnaie, N.
Brons, Z. houtiaan 1kindertaschje, G. Rij-
kenberg, Verdronkenoord 22; rozenkrans, S
Kramer, Noorderkade 12; handwarmer, C.
fi Bierman, Verl. Landstraat 15; huissleutel,
'M. de Gooyen Stuartstraat 23 E; zilveren-
dopje van rozenkrans, D. van Diepen, Baan-
singel 19; pyama, J. Klarenbeek, Voormeer
18; broekje, J. Steenhuis, Zeglis 178; hand-
schoen, T. Meulenveld, Eikelenbergstraat 25
E; puttenkrabber, Ja. Hazes, Polderstraat 1;
paar gr. kinderhandschoenen, B. Koops,
Uitenboschstraat 24; damesoverschoen, A.
Kuiper, Baansingel 45zw. redicule, G. J. de
Bruin, Scheteldoekshaven; gehaakte das, D
Karzens, Bruinvisstraat 2a; portemonnaie
inh., A. de Jong, Luttik Oudorp 78; goud
dameshorloge, J. Stokman, Fabrieksweg 8;
portemonnaie met inhoud, A. Koning, Noor-
dervaart29; huissleutel, K. de Wit, Groe-
nenlaan 8.
Wanneer men weder in het bezit is van het
verloren voorwerp, wordt men verzocht hier-
van kennis te geven aan het Bureau van po
litie.
Woensdag 1 Februari.
Hilversum, 1060 M. 12.Politieberichten.
12.352.Lunchmuziek door het radio-trio.
3.4.Maak het zelf! Rubriek van Mevr.
SchaakeVerkozen. 6.7.15 Dinermuziek
door het Radio-Trio. 7.157.45 Gezond-
heidshalfuurtje. Spr. Dr. P. de Vries: Ge-
neeskundig Schoolfoezicht. 7.45 Politieberich
ten. 8.—Concert onderleiding van Nico Treep
door het Omroep-Orkest. 8.159.15 „De
Zwerver", hoorspel in 1 bedrijf van L. Par
ker. Philip Adare, A. Burgdorffer. Jabes Go-
ver, Ed. W. Blauw. Minny Adare,J. Hunsche
Verkade. 9.159.45 Orkestconcert. 9.45
10.„De Anjers", mystificatie in 1 bedrijf
van Hughes. De Man, Ed. W. Blauw. De
Jongen, A. Burgdorffer. Het Meisje, J. Hun
sche Verkade. 10.Persberichten. 10.10 Een
„Verzoek"-programma door het orkest.
Huizen, 1840 M. Na 6 uur 1950 M.)
12.301.45 N. C.R. V. Concert. Medewer-
king verleenen: de heeren N. de Graff, viool.
Winckel, cello en D. van Wilgenburg, piano.
5.156.15 N. C. R. V. Kinderuurtje ver-
zorgd door den heer J. Hobma te Utrecht. De
liederen.worden gezongen door Mej. M. J.
van den Berg. 7.7.30 N. C. R. V. Lessen.
N- D. O. Cursus Stenographic. 7.308.N.
C. R. V. Causerie over Pluimveeteelt door den
heer Joost Sluis. 8.N. C. R. V. Concert
vanuit de Ned. Herv. kerk te Boskoop. Spre-
ker: de Ed. Achtb, Heer P. A. Colijn, burge-
meester van Boskoop. Onderwerp: „De betee-
kenis van Boskoop als Cultuurplaats". Mu-
zikale medewerking verleenen: Chr. Gem.
Koor „Sursum Corda", dir. J. W. C. van der
Steen. Chr. Zangverg. „Hosanna", directeur
J. van Beek. Chr. Kinderkoor „Klein Hossan-
na", dir. J. van Beek. Chr. Muziekvereeni-
ging „Concordia", dir. H. Wolleswinkel.Chr.
Strijkorkest „Laus Deo" directeur J. Sc-hout-
stra. Den heer J. Erkelens, Orgel en Piano.
Den heer J. Schoutstra, viool. Mej. van de
Steen, sopraan-zangeres.
Daventry, 1600 M. 10.35 Kerkdienst.
11.20 Daventry-kwartet. 12.20 Dansmuziek
en variete. 1.202.20 Orkestconcert. 2.50
Causerie. 3.10 Concert. 3 20 Voorlezing. 3.50
Concert. 4.05 Causerie. 4.20 Licht klassiek
concert, scpraan, viola en piano. 5.35 Kinder
uurtje. 6.20 Dansmuziek. 6.40 Tuinbouw-
praatje. 6.50 Nieuwsberichten. 7.05 Dansmu
ziek. 7.20 Lezing. 735 Modeme Fransche
pianomuziek. 7.45 Lezing: Indian culture.
Door J. S. Fletcher.
Geautoriseerde vertaling uit het Engelsch
door Mr. G. Keller.
6)
,,Ja, ik wilde hem juist in die hoeda-nig-
heid spreken," antwoordde Stevenege. „Ik
kom van den burgemeester, den heer Ollard
vandaan. Het staat zoo met de zaakHij
weifelde een oogenblik, maar het tenslotte
toch het verstandigst achtend precies te ver-
tellen, hoe de vork in den steel zat, ging hij
snel voort: „Het staat zoo met de zaak, juf
frouw Lansdale, dat terwijl ik in mijn ver-
loftijd voor mijn plezier schilder, ik detective
van beroep ben. Ik ben ambtenaar bij Scot
land Yark, afdeeling justitieele politie. Dat
beb ik aan inspecteur Detterling medegedeeld
en ook mijnheer Ollard, waarop ze mij ge-
yraagd heb-ben hen een handje te helpen. In-
'tusschen is die zaak van vanochtend inge-
vvikkeld geworden. De man, dien we vanrnor-
gen hebben gevonden, is ongetwijfeld ver-
^>oc'1 er's meer- Men is de °M-
oekking gekomen, dat de vermaarde nood
munten in het museum van het kasteel van-
worgen vroeg zijn gestoien en er is alle reden
£e'ooven, da de vermoorde den dief is
r" bad inbrekerswerktuigen bij zich. En
«et heeft er alien schijn van, dat de moorde-
war hem weer van de noodmunten beroofd
8.U5 Kamermuziek. T. Makushina, sopraan.
Bainton Wall Fuchs Trio. E. Bainion, piano.
A. Wall, viool. C. Fuchs, cello. 9 20 Nieuws
berichten. 9.35 Lezing: The way of the world.
9.50 Nieuwsberichten. 9.55 De Lena Ashwell
Spelers met „Macfceth". 10.3011 20 Va
riete. 11.2012.20 Dansmuziek.
Parijs dyadic-Par is"1750 M. 10.50—
11.Concert. 12.50-2.10 Dansmuziek. 4.
5.— Orkestconcert. M. Briclot, piano. L. Ra-
disse, cello. 8.5011.20 Orkestconcert.
Langenberg, 469 M. 12.251.50 Orkest
concert. 5.20—6.20 Orkestconcert. 7.35 Boe-
renjool. H. Miihlsofer, declamatie. W. Wahl,
declamatie. E. SchmidtCarlen, bariton. Dr.
Rockenbach, inleiding. Daarna tot 11.20
Dansmuziek.
Konigswusterhcusen, 1250 M. (Zeesen).
7 50 v.m.—7.05 Lezingen en lessen. 7.20
„Die Wette des Venus", hoorspel. 8.20 Jazz
Symphonieen. 9.5011.50 Dansmuziek.
Hamburg, 395 M. 4.20 Oude Kamermu
ziek. 5.20 Orkestconcert. 7.20 „Die Wette
der Venus", hoorspel. 8.20 Jazz-Symphonie-
concert. 10.50—11.50 Dansmuziek.
Brussel, 509 M 5.206.20 Trioconcert.
8.35 Gramofoonmuziek. 8.5-011.35 Orkest
concert.
In het Noord-Hollandsch Koffiehuis te
Schagen behandelde Maan-dag 30 Januari
Pro-f. Dr. H. W. C. Bordewijk te Groningen
in een vergadering van de verceniging van
Oudleerlingen der Rijkslandbouwwinter-
school te Schagen het onderwerp-:
„Hoe moeten de Zuiderzeegronden
worden wilgegeven."
De vcorzitter, de heer P. Blaauwboer Gz.,
heette in het bijzonder den inieider welkom.
De tijd is niet ver meer, aldus de voorz.,
dat d-e dijik o-m de Wieringermcerpolder ge-
reed zal zijn, wat zoowel in het binnen- als
het fcuitenland aller belangstelling trekt.
Voor de hier aanwezigen zal het -een groo-
te teleurstelling zijn dat bij de totstandko-
ming van de afsluiting een herhaling van de
overstrooming, zoo'als wij die in 1916 gekend
hebben, is uitgcsloten.
Thans rest ons de groote vraag: „Hoe
den-kt de reg-eering na ae droogmaking en
verkaveling de Wieringermeergronden uit te
geven?"
Hoewel de Wieringermeer reeds in 1930
droog zal zijn, staat nog niet vast hoe dit
zal geschieden. Het bestuur stelt het daarom
bijzonder op prijs prof. Bordewijk bereid te
hebben gevonden, daarover cen lezing te
hc-uden.
Spr. -heette hierna in het bijzonder nog
welkom ir. Smeding als vertegenwoordiger
van de proefpoldercommissie, het eere-lid de
beer C. Nobel, de voorzitter van Hollands
Noord-erkwartier P. Stapel, de oud-vcorzitt^r
van de H. M. van L. de heer D. de Boer, ae
secretaris van de H. M. v. L. dejieer Huis-
mans en verklaarde dat het bestuur bun aan-
wezigheid bijzonder op prijs stelt.
De technlek is er niet voor zich zelf, maar
moet ten slotte hoar kroon haar rechtvaardi-
ging vinden in de economise he fesultaten,
die van het Work worden gekoopt en ver-
wacht.
Prof. B o r d e w ij k ving aan met de ver-
klaring, dat het hem bijzonder, gencegen
deed om met het ond-erwijs voor de aanwezi
gen op te treden.
Naarmate de technische problem-en tot een
oplossing gcraken en de uitvoering daarvan
voortsehrijdt, naar die mate kom-cn de econo-
mische vraagstukk-en naar voren, die aller-
eerst betreffen de uitgaven van de gronden,
de econimscbe vraagstukken waarom het ten
slotte is te dioen want al mogen en moeten
wij groote eerbied hebben voor de wonderen
van de techniek, die zich voor het oog ont-
rolden, die, techniek is tr niet voor zich zelf,
maar moet ten slotte haar kroon, haar recht-
vaardigin-g vinden in de economische resui-
taten, die van dat week worden ge'hoopt en
verwacht.
Het is m-ij, zoo vervolgde spr., des te
meer een geno-egen over dit onderwerp te
spreken, om-da-t bet ten naaste verband
houdt, deel uitmaakt van d-e la-ndbouwecono-
mie, waarmede ik vooral in vroeger jar en.
telkens in aanraking ben gekomen en die nog
altijd mijn belangstelling blijven gaande
houden, omdat ik ook mijn tegenwoordig
arnbt, de algem-eene economie voor mijn re-
kening heb en deze niet is te denken zonder
den landbouw, aangezien- de landbouw de
grondslag is van de al-gemeene economie.
Uitgifte van de drooggemmkte
Zuiderzeegronden.
Het vraagstuk van de uitgifte der Zuider
zeegronden betreft hetgeen in de landhuis-
houdkunde bekend is als binnenlandsche ko-
lonisatie, „innere kolonisation", gelijk
onze oosterburen haar noem-en, die op
dit gebied reeds hun sporen hebben v-er-
di-end. Het maakt als zoodanig deel uit
in de agrarische politick en heeft zoowel een
juridisehe als een sociaal economische zijde.
Hoewel de Zuiderzee niet het eerste voor-
beeld van inpoldering is en ook niet bet laat-
heeft; zij zijn ten minste spoorloos verdwenen.
Nu heeft mijnheer Ollard mij medegedeeld,
dat de heer Sheffield meer dan eenig andere
ingezetene van Alanschester van die nood
munten afweet en onlangs een geillustreerd
artikel er over in de „Times" heeft geschre-
ven. Daarom wilde ik hem een paar vragen
doen, zijn antwoorden kunnen mij van nut
zijn. Laat zijn toestand toe mij te ontvan-
gen?"
„Als u niet te veel tegen hem praat," ant
woordde juffrouw Lansdale, „en niets zegt,
dat hem opwindt
„Ja maar," viel Stevenege haar in de re
de, „maar daar gaat het juis-t om! Ik weev,
dat hij een groot o-udheidkenner is en zeer
veel met d'eze stad en ha31' bezittingen op
heeft. Intusschen, weet hij reeds iets van wat
er vanmorgen is gebeurd
„En'lcel de naakte feiten," antwoordde zij
Een o-nzer buren, mr. Selbourne, advocaat, is
op weg naar huis bij ons blijven lunchen en
vertelde hem, dat de noodmunten waren ver
dwenen. Natuurlij'k had ik hem reeds iets me
degedeeld omtrent het 1'ijk, dat wij hadden ge
vonden. Meer weet hij op 't oogenblik intus
schen niet.
„Nu, feitelij'k is er voor het oogenblik ook
niets te weten," merkte Stevenege op. „Als ik
dus den heer Sheffield even te spreken vraag,
deel hem dan, imdien u dit gewenscht toe-
schijnt mode, dat ik van dien heer Ollard kom,
voeg daarbij, wie ik ben en dat ik hem enkel
een paar vragen wilde doen in verband met
zijn artikel in de „Times".
„Nu goed," antwoordde zijn, „ik zal hH
hem vragen. Wilt u intusschea niet aaan zit-
ste zal zijn, trekt de vraag, wat met het nieu-
we land 'moet gebeuren, cp welke wijze het
zijn dien-sten ten bate eener zoo ruim moge-
lijke productie zal moeten bewijzen en welke
de beste waarborgen zijn om dit doel te berei-
ken, in st-erker mate de aandacht dan met
vro-egere landaanwinnigen het geval is ge-
wcest. En geen wonder. Want nimmer heeft
eenig ander groot technisch inpolderings-
v/erk een land met zooveel H.A. vruehtbaire
grend vcrrijkt; als straks, na de voltooiing
van de drooglegging d-er Zuiderzee, het ge
val zal zijn. Als ingenieurswerk dwingt het
door zijn grooteren stijl eerbied af en zal het,
cok in het buit-enland, veel kuhnen bijdra-
gen, tot bevestiging van den gceden naam,
dien de Ned. waterbouwkunde over de ge-
heele wereld geniet. Diezelfde ingenieurs
en dit is volkom-en begrijpelijk hebben
maar heel weinig belangstelling voor de
agrarische vraagstukken, waarvoor de aan-
winst van ongeveer 200.000 H.A. onze volks-
huishouding plaatst Zij hebben er ook geen
verstand van en doen goed, met al hun be-
la-ngsteliing te concentreeren op de water-
staatkundige eischen van het enorme werk.
To-ch mag geen oogenblik worden verget-en,
dat dit werk er niet is voor zich zelf, dat
hier, minder dan ooit, kan g-elden de spr-euk
1'art pour Part, doch moet veeleer aan heel
bet vo!k. dat de laeien te dragen krij.qf. en
met name aan heel landbouwend Nederland
vcor oogen staan, dat opzet en bedc-eling is
en blijft de vergrooting van onzen vader-
landschcn cultuurbodem met een 12e provin-
cie. En daarom is het n.uttig en noodig, dat
reeds nu ook door uw Verceniging de vraag
wordt onder. het cog gezien, op v^ke wijze
de Zuiderzeegronden moeten worden uitge-
geven.
Inpoldering is slechts een der wijzen, waar
op binnenlandsche kolonisatie kan plaats
hebben. In den laafsten tijd stonden andere
vormen dan juist landiaanwinning v^el meer
op den voorgrond. Wanneer u het tnooie
werk van Buchenberger Wygodsierski
over „AgTarwe®en und Agrarpolitiek" 'op-
slaat, dan'kunt u in par. 90 een onderschei-
ding vinden tusschen „a!tere Ko'lonisationen"
en „innere Kolonisation im m-odernen Sinn".
Waarin bestaat v'olgens deze schrijvers het
v-erschil? De cudei*e kolonisatie viel samen
met het allereerste in bezit n-emen, de occu-
patie van west liggenden, a-an niemand tce-
behoorenden grond. Die grond moest worden
verdeld, bosch moest worden gevel-d, heide
ontgonnen, veen vergraven. In oris land' vindt
men b.v. ;n de oudere en nieuwere vcenkolo-
nien voorbeelden te over van dezen vorm van
kolonisatie. Staphorst en Rouveen zijn klas-
sieke voorbeelden van oude veenkoloniale
dijkd-crpen, waar van den bewoonden dijk af
in loo-drecht daarop staande strooken het veen
ontgonnen werd en na aflcop der vervening
zelfs weer verlaten, zoodat eenige malen die
dcrpen schijnen t-e zijn verlegd. Nieuwere
voorbeelden geven de veenfcoolnien in de
Groningsch-Drentsche grensstreek, waar men
na de vervening bloeiende landbouwbedrij-
ven heeft gesticht op de dalgronden, die met
behulp van de Groninger stadScompost tot
vruchtbaarheid werden gebracht en later hun
groote landbouwkund-ige ontwikkeling aan 't
gebruik van kunstmest zouden danken. Kolo
nisatie in dezen ouderen zin heeft de Ver-
eenigde Staten van Amerika, heeft Canada,
Argentinie, Zuid-Afrika en Australie ge
bracht op bet w-elvaarts- en ontwi-kkelings-
peil, waarin die jonge landen zich thans mo
gen verheugen. En nu plaatsen Buchenberger
Wygods-inski tegenover deze cudere kolonisa
tie, de nieuwste:
„Die innere Kolcnisation im modernen
Sinn des Worts ziclt nicht auf die Ergrei-
fung herrenlcsen Landes, auf die Nutzbar-
machung d-esselben zu 1 andwirtschaftl-ichen
Zwecken ab; bei ihr steht die Schaffung
ten? U zal w-ellicht een paar minuten geduld
moeten oefenen."
Zij ging de kamer uit, maar in plaats van
zich te zetfen op den door haar aangewezen
stoel, gi-n-g Steven-ege naar het raam en liet
zijn blikk-en gaan door den tuin, een ouder-
wetsch, vreedzaam stulcje grond met scha-
duwrij'ke bo-omen, molli-ge grasvelden en
mooie bloemen. Er lag een atmosfeer van
vreedzame rust over dien tuin, welke stroo-kte
met de siilte, die in't huis heersehte. Toen
het meisje de kamer verliet, had zij -de deur
een eindje open laten staan, maar geen geluid
drong tot Stevenege's ooren door dan alleen
het zacht-e, gestadige, getik van een oude klok
in de gang. Hij was, vo-nd hij, nog nimmer in
zijn leven in zulk een stil en rustig huis ge-
weest.
Het meisje kwam eerder terug dian hij ge-
dacht had en wenkte hem bij de deur.
„Hij schij-n-t zich op het oogenblik nog al
goed te gevoelen en zal u gaarne ontvan-
gen-," zeide zij. „Ik heb hem medegedeeld, wie
u was en waarvoor u komt. Laat hem intus
schen niet te veel pra-ten, ate't u belieft."
„Reken gerust op me," antwoordde Steve-
nege.^ „Ik zal het hem niet te lastig maken."
Hij volgde haar door de breedte, marmeren
gang, waarin oude meubelen en andere anti-
quiteiten stonden, tot een deur aan het andere
einde er van. Zij opende deze en hij betrad
em ruim vertrek, dat zijn licht ontving door
een groot raam, hetwelk uitzag op de rivier
en het da-1, waardoor deze kronkelde. Langs
alle wanden van de kamer stonden boeken
tafels en kasten waren met boeken belegd,
o-weral zag me a boeken en oapieren, alles
neuer selbstandiger Bauernstellen auf bereits
besi-eddtem und in Bebauung genommenitm
Lande, d. h. die Herbeifuhrung ein-er ander-
weiten Besitzverteilung obernan, mit welcher
wohi auch eine im Verhaltnis zur seither-igen
Art der Bebauung und Beniiizung volkom-
menere Bewirtsciiaftungsweise erstrebt wer
den kann, ohne dass md-essen hierauf das
entsicheiden-de G-ewicht gelegt is; nicht so-
wohl das Produktms-interesse ist es, welches
zur inn-eren Kolonisation Anlass gibt, oder
d-och nicht vorwiegend jenes, sond^rn das so-
zial-politische Inieresse, das an einer besse-
ren Eigentumsverteilung hinsdchtlich des
Grund und Bo-dens besteht und sich Geltung
zu schaffen versuclrt".
Overgezet in het Hollandsch beteekent dit:
Bij de binnenlandsche kolo-nisatie gaat het
niet om het in bezit nemen van gronden, cjie
niemand toebehooren, maar ccn betere eigen-
domsverdeeling, van maatschappeiijk, reeds
eeuwen in cuituur zijnde gronden, waarbij
niet allereerst op den voorgrond staat het
productie-belang, maar een sociaal-politick
.doel, een betere eigendomsverdeeling, vooral
in die streken van belang. (Gelukkig is dit
bij ons niet zoozeer het geval), waar het
groot-grondbezif in de streken overheerscht.
En onz-e schrijvers wijzen er op, hoe heel
an-ders en de-rgUijke binnenlandsche koloni
satie er uitzoet dan die, welke b.v. in Duitsch-
la-nd plaats had onder den Grooten Keurvorst
en de eerste Pruisische Koningen, waar het
er om ging, geheel ontvoikte landstre-ken
weer van bewoners te v-oorzien.
Wanne-r wij het vraagstuk der kolonisatie
van het nieuwe Zuid-erzeegebicd aan deze ou-
dere en nieuwere opvatting van binnenland
sche kolonisatie toetsen, dan raken we een
weinig verlegen met het geval. De op zeer
bescheiden schaal bij ons uit kracht van de
Landarbeid-erswet toegepaste binnenlandsche
kolonisatie behoort buiten een-ig-en twijfel tot
de B. K. in den modernen zin. Imxners hier
hebben zeer zeker vocral scciaal-poiitieke
cverwegingen gegoiden, waarbij de wens-che-
lijkheid voorzat oppass-ende, spaarzame en
ijverige landarbeiders aan e.n piaatsje in ei-
gendom of los land in pa-cht t-e help-en op
vcorwaarden, die hun een langzaam stijgende
welvaart zouden mogelijk maken. De grond,
waar over zij de beschikking krijgen, is reeds,
misschien al voor eeuwen, in "cuituur ge
bracht, cm ontginuing is het niet te doen.
Wei wordt van deze maatregel gehoopt, dat
daardoor eenigermate de trek naar de steden
en d-e centra der industrie zal worden tegen-
gegaan, te meer waar met name in de zand-
streken met haar lagere gron-dprijzen eenig
perspectief bestaat, dat de arbcid-er of een
zoon, die het piaatsje overneemt, zich geleide-
lij'k van loo-ndienst zal kunnen vrij maken en
keuterb-cer kan worden op eigen grond. Ook
al behoud zij dit mooie perspectief, waardoor
de landbouw in die streken zich op zeer
frapapante wijze onderscheidt van de indu
strie, is de Landarbeid-erswet dienstbaar ge-
maakt, al onthoudt zij zich terecht van het
kunstmatig om-tooveren van landbouwers in
kleine boeren.
Maar genoeg, om te doen zi-en, dat dit bin
nenlandsche kolonisatie is over de nieuwere
soort. Daarenteg-en zou d-e kolonisatie van
nieuw mgedijkt land het karakt-er naderen
van de primitiev-e in bezitneming. Wei is het
niet als in dien oertijd grond, cue aan nie
mand tcebehoort trouw-ens ons burgeriij-k
recht kent zoo-danigen grond niet meer, se-
dert art. 576 B. W. bepaalt, dat gronderven
en andere onroer-ende zaken, die oubeheerd
zijn en geen eigenaar hebben, aan den Staat
behooren, maar het is dan toch z.g. maag-
d-elijk terrein, nieuwland in den voilen zin
desywoords, en daarom economisch en 00-k
sociaal g-elijk te stellen met vermeerdering
van cultuurland do-or ontginning van woeste
gronden.
D-e vraag omtrent de uitgifte van dergelijk
land mag daarctm echt-er niet zoo worden
opgevat, alsof men voor een schoone lei of
een blad wit papier staat, waarop men zon
der op- of cmkijken kan neerschrijven wat
men wil. M-en heeft b.v. te mahen met de be-
staande wetgeving en vooral met de organi-
satie, zoowel in technischen als economi-
schen zin, van het landbouwbedrijf in de
streken, die wat aangaat bcd-emgesteldheid,
afwateringstoe-stand enz. enz., de meeste ge-
lijkenis vertoonen met het nieuw gewonnen
gebied. Men zal moeten rekenen met de finan-
cieel-e inkomsten van het werk en met de ver-
schillende mogelijkheden, die de uitgifte in
dezen of gen-en vorm bieden voo-r het dekken
van de kosten. En men zal zijn voordeel moe
ten doen met de ervaring, die verkregen is bij
het uitveeren van soort-gelijke werken, zij het
op veel kleinere schaal.
Er is, wanneer men de binnenlandsche ko
lonisatie in binnen- en buitenland nagaat,
hetzij dit een kolonisatie is op nieuwen of
op reeds misschien wel sedert o-nheugelijke
jaren in cuituur gebrachten, dus ouden cul-
sprak van rustige vreedzame studie. Maar na
een Snellen bli-k om zich heen te hebben ge-
worpen, liet Stevenege zij-n oogen rusten op
den bewoner van h-et vertrek. Zij zag een oud
man met eerwaardig uiterlijik, slank^ wit van
haar en baard- en met 'n knap, gedistingeerd
gezicht, in 'n leuningstoel zitten. Hij had een
shawl over zijn schouders en een plaid over
zijn knieen geslagen en hoewel men bijna in
bet hartje van den zomer was, brandde een
1-ust-i.g knappen-d vuur van houtbiokken in den
haard, waamaast hij was gezeten.
„Dit is mijnheer Stevenege, 00m Charles",
zeide juffrouw Lansdale, naar den d-etective
wijzend „U weet het goed, ni-etwaar, u mag
niet t-e veel pra-tenMijnheer Stevenege heeft
me beloofd, dat hij niet te druk zal zij-n, en
i-k hoop, dat u beiden u aan onze af'spraak
zult houden."
Met een flauw glimlachje knikte de heer
Sheffield zijn nichtje toe en Stevenege's bul
ging beam-twoordend met een ouderwetsch
maar zeer beleefd hoof-dknikje, noodigde hij
hem uit op een stoel naas-t hem plaats te ne
men. Hij wierp uit een paar nog altijd leven-
d'ige oogen een s-cherp onderzoekenden blik
op zijn bezo-eker.
„Dus u is een detective?" opende hij het
gesprek. „Een ambtenaar van Scotland
Yard?"
„Om u te dien-en, miinheer," antwoordde
Stevenege.
„En mijn nichtje vertelde mij, dat u boven-
d-ien een zeer bekwaam kunstenaar is," ging
de oude heer, opnieuw glimlachend, voort.
I „Een wat wander]ijfre combmatie, vindt u
niet?"
tuurgrond, we! een overficersctienden vorm
van uitgifte te ontdekken. Bij maatregelen in
grooter stijl, als de kolonisaties krachtens
de Duitschen Rentengiite-wetgeving en de
regeling van d-e Iersche la-n-dquaestie, bij het
stukslaan van groote land-goederen als in de
Baltische randstaten, in Hongarije, Oosten-
rijk, Tsjecho-Slowakije, valt het telkens weer
op, dat aanges-tuurd wordt op de vorming of
uitbreiding van een stand van kleine en mid-
delgroote boeren, gezeten op eigen grond.
Hetzelfde geldt b.v. van de bekende Hus-
maan-d-wetgeving in Denemarken, van de tot
landarbeiders beperkte Egna-Hem wetgeving
in Zweden en van onze eigen La-ndarbeiders-
wet. Telkens komt als eenige of hoofdzake-
lijke vorm van uitgifte de eigend-om naar vo
ren en wordt verder kracht gezocht in de be-
schikbaarstelling van niet-duur crediet met
gemakkdijke aflossingsvoorwaarden en vrij-
stelilng van a-llerlei fiscale en a-ndcre kostejj,
die vooral in den aanvang de exploitatie-reke-
ning al te zwaar zouden drukken.
Er is een regel, die ni-et straffeloos mag
worden verzaakt, en -die voor alle succes op
maatschappelijk-economisch gebied b-eslis-
send is, in dien zin, dat zoo men daarmee niet
voldoende rekeni-ng houdt, fiasco voor de
deur staat; men moet zooveel mogelijk aan-
sluiten bij bestaande toestanden, hetgeen na
tuurlij'k ni-et wil zeggen, dat conservatisme
door dik en dun de hoogste wijsh-eid zou
zijn. Maar wel moet m-en geen oogenblik den
beganen grond de werkelijkheid verlaten om
toe te geven aan een drang tot experimen-
t-eeren. D-e maatschappij is weinig gebaat
met kostbare, onhistorische proefnemin-gen:
wat zij b-ehoeft is voorzichtige bevordering
van haar groei, en die is alleen- mogelijk, wan
neer men uitgaat van bestaande toestanden,
ook al weten we, dat deze zeker nog voor
v-erbetering vatbaar zijn.
Nu is het geen toeval, dat d-e meeste rege-
lingen omtrent binnenlandsche kolonisatie,
die al-le neerkomen op verstrek-king 6f van
gro-nd of van crediet, den eigendom hebben
vooropgestdd. Want i-n z-ekeren zin vormt
dezen het ideaal van den land-bouwer, hoe
breed-e plaats daarnaast ook d-e pacht moge
besiaan, hoe ook nog andere vormen van
zakelijk recht dan de eigendom een piaatsje
in de zon vragen en hebben.
De eigendom is 00-k het plechtanker ge
worden van onze landarbeid-erswet. En geen
wonder, want de in 1906/7 door de Staats-
commissie voor den Landbouw gehouden
enquete naar den economischen toestand d-er
landarbeiders had ondubbelzin-nig uitge-
wezen, dat de eigendom de meest "begeerde
vorm van grondgebruik was. Men ka-n in de
samenvatting op vraag h van Hoofdstu-k IV
d-e vragenlijst o.a. dit lezen: „Wanneer er
een vraag is, die eenstemmig word-t b-eant-
woord, dan is het wel deze, of de arbeid-ers
er prijs op stel-len, grond in gebruik te krij
gen en te behoud-en.
Daarbij wordt de eigendom als het
begeerlijkst ei-nddoel beschouwd. en zulks te
meer, waar d-e publieke verpachtingen den
finantieelen last steeds drukkender maken,
anderdeels oorzaak zij-n, dat men altijd in de
onzek-erheid verkeert, of m-en na a-floop van
den termijn pacht-er blijven zal van hetzelfde
peroeel". Ik weet wel, dat de enquete alleen
de landarbeiders betrof en niet d-e landbou
wers, maar het is volkomen geoorloofd, wat
hier op grond van een uitgebreid onder-
zoek van d-e feiten van de landarbeiders wordt
g-ezegd, tot de g-eheele landbouwende bevol-
ki-ng uit te strekken. Er is geen rechtsvor-
ming van grondgebruik, die uit een oogpunt
van zekerheid van gebruik zullen waarbor
gen, biedt als de eigendom, geen vorm, ook
die het eigen belang van den producent in
die mate d-oet samenspelen met het belang
der gemeenschap bij een go-ede beha-ndeling
van den grond en ruime bruto-opbrengsten.
Daarbij ontvangt de spaarprikk-el van eigen
dom voortdurend voedsel, daar alle krachten
worden g-econcentreerd op het groote doel,
het bezit in den loop d-er jaren vrij te maken
van schuiden. En daarbij komt nog een voor
deel van den eigendom naar voren, hierin
bestaande, dat eigendom den normalen
grondslag vormt voor crdiet op langen ter
mijn, dat tot de verkrijging op het behoud
van het b-ezit in staat stelt (z.g. grondcie-
d-iet) en ook nog kan word-en aangew-end
voor d-e verkrijging van het noodige vaste
bed-rijfskapitaal als bedirijfsgebouwen, inven-
taris, vee-stapel. Natuurlij-k kan voor het
boerenbeslag en den veestap-el ook een be
roep worden gedaan op het bedrijfscrediet
der boerenleenbanken, maar er is niets tegen,-
een deel van het tegen hypoth-eek verkregen
crediet daarin te steken, mits de aflossing
zoo geregeld is, dat zij tred houdt met het in
d-en loop van den tijd in tred end waardever-
li-es, dat eindeiijk ver-nieuwing noodig maakt:
In verband met dit waardeverlies moet er
echter uit-drukkelijk op worden gewezen, dat
aflossing van hypctheekschuld niet noodig
„Ooh, ieder mensch heeft zoo zijn liefheb-
berij, mijnheer," antwoordde Stevenege.
„U wilt zeker zeggen, dat ieder mensch een
kefbebberij moest hebben. Ja, dat ben ik met
u eensf Doch ongelukkigerwijs houden de
meeste m-enschen er geen liefhebberij op na.
Vandaar dait geluier, dat wij overal kunnen
op-merken. Nu lat-en we het nu eens heb
ben over de gebeurte-nissen van dezen mor
gan. Mijn nichtje vertelde me, dat u en Ol
lard deze al in den breede besproken hebt. De
noodmunten zijn verd-wenen, niet waar?,
Daar valt zeker ni-et aan te twijfelen?"
Stevenege bemerkt-e, dat de heer Sheffield
veel praatl'ustiger was, dan juffrouw Lans
dale zou kunnen go-ed-keuren en hij haastte
zich dus in grove trek-ken een verhaal te
geven van zijn eigen bevindingen. De oude
heer luisterde aandachtig toe.
„Wij moeten- dus dit aannemen," zeide hij,
to-en Stevenege weer zweeg, „d,at de doode de
m-unten heeft gest-olen en hij wat later in den
oehtend wrmoord is geworden. Naar alle
waarsdiijnlijkheid heeft de moordenaar zich
daarna van d'e munfen mees-ter gemaakt Wel-
nu, heeft m-en eenige aanwijzing, wie d*
moordenaar is?"
„G-een en-kele", antwoordde Stevenege. -
„Tot nog toe, ten minste. Maar laat ik u ntr,
nujnheer Sheffield zoo beknopt mogelijk een
paar verdere bijzonderheden mededeelen om
u vervolgens een paar vragen te doen. Om te
begrnnen
(Wordt vervflio-av