llkiinstle Count. f. FElllLLETON. No. 4g 1928 onderrf derate faar»ang, %aterdagr 25 Februari. De toefeoiust van het socialisme door EMILE VAN0ERVE'LDE Oud-Minister van Buitenlandsche Zaken van Belgie. Ik herininer mij nog die Juli-dagen van [914 toen wij het voorgenoroen congres by L 50-iarige herd'enking van de Internationale oorbereidtfcn. Dit congres zou te Weenen Haats hebben. Daar zou men ze naast elkaar Lyben kunnen zien, al die strijdters als Ple- (anof en Lenin, Jaures en CacMn, Scheide- jia-nn Rosa Luxemburg of Clara Zetkin. On- janks aille verscheidenlheid van ricihtingen, Has de Internationale op dat oogenblik eens- jezind. Maar de oprlog kwam en vier jaar ater was dte Internationale in twee groote tartijen uiteengevallenin de sociaal-demo- uniofiAn Riii cll'llCS Wflt hCtl tratie en de communisten. Bij scheidit hebben zij dit eene gemeen: dat zij ddh op Marx beroepen, dat zij voorgeven Van Marx uit te gaan. De communisten beweren, dat zi] alleen trouw zijn aan de leer van den meester, dat tun socialisme de terugkeer tot Marx is Zelfs de omschrijving van bun partij is aan tet comumunistische manifest ontleend, en het vait niet te ontkemnen, dat de leer, welke zij propageeren, op vele punten dte leer van het manifest, den uitgangsvorm van het Marxis- Ue nadert. Daarin ligt niets verbazmgswek- tends. Ondanks de tatrij'ke verschiilen ge lijkt toch het milieu, waarin het Russische communisme zich heeft ontwikkeld, in veh opzichten op het West-Europa ten tijde waar- cn En-gels en Marx het manifest openbaar maakten, eene op zich zelf hec'hte kapitahsh- gche Industrie buit een in ellendigen staat veikeerend proletariaat uit, dat te midden van een nog half feodalen landbouw hare revo- lutie achter zich heeft of deze voorbereidt. Alles bijeengenomen komen de heerschende denkbeelden van het tegenwoordige bolsje- wisme vrijwel voort uit het Marxisme van het beginstadiuip en uit dte vereenvoudigde en ocrspronkeiliijke vormen, welke dat stelsel heeft aangenomen bij eenige navolgers van Marx Men kan de boofdtrekken aldus te zamen vat- ten: In elke menstehelijike maatschappij is de economisohe factor beslissend, ten slotte zijn het de verandleringem in de techniek, in de pro- ducfiemiddelen en in den ruiil, welke de veran- deringen van het recht, van de moraal of van het godsdienstig geloof bepaTen. In strijd met den schijn, is de sociale strijd voor alles een klassenstrijd, en onder kapi-ta- listische heersdiappij laat dteze klassenstrijd zich steeds m'eer terugbrenigen tot het oor- spronkelijlk conflict tussehen de kapitaltetet en't door hen uitgebuite proletariaat. In d: tnassa, waarin zich het kapitaal concentreert, staat een steeds gexinger aantal groot-kapita- listen tegenover een groeiend aantal proleta- riers. bet vaste kapitaal ontwikkeld zich tea koate van het ware kapitaal. De machinate arbeid komt in de plaats van den handen arbei-d en hij sohept een industrieel reserve- leger, welks conourrentie het loon drukt van alien, die loonen trekken. Zoo groeit de ellende van het proletariaat tot op den dag, waarop de beidte tegenover elkaar staande kracbten elkaar met meer in evenwicht houden. Er volgt een revolutionnaire ramp. De minder- heid van de onteigenaars wordt op haar beurt door de proletarisehe meerdeiheid onteigend De dictatuur van het proletariaat wordt ge- grondvest en door de werkzaamheid van deze dictatuur vloeit uit het regime van dten kapita- listisdhen eigendom het regime van den ge- meenschappielijken eigendom van productie- en ruilmiddtelen voort. feche p'artij wordt ontwikkeld. Maar wie nu beweert, dat dit de leer van Max is, zooals men die kan afleidea uit zijn gezamenlijk levenswerk welks uitwerking een periode vain 40 jaren vult die miskent het feit, dat Marx zelf (die nimmer Marxist wilde wezenl zijn leven lang niet heeft opgahouden om het Marxisme te herzien. Overigens zou het wei al te eenvoudig wezen, om de grond'-denk- beelden van het communistische manifest te willen toepassen op een wereld, welke veel minder gelijkt op het Europa van 1847, dan het Europa van 1847 op het Europa van de middeleeuwen. Omstreeks bet midden van dte 19e eeuv/ hadden dte Vtereenigdte Staten 20 millioen in- woners. China en japan vormden een afge- sloten wereld. Geen Europeaan was doorge- drongen in de binnenste streken van Afrika. De kapd'talistische Industrie had zich slechts in enkele weinige larcden van West-Europa ontwikkeld. Thans te de geheele wereld be- kend, in bezit genomen, uitgebuit. 40 Dageri zijn voldoende, om den aardbol om te reizen. Geen enkele belangrijke gebeurtcnis in weik land dan ooik is niet den volgenden mo-rgen bekend en door dte pers van de geheele wereld van een toelichting voorzien. De kapitalisti sche heerschappij, dat is waar, stre'kt zich niet meer alleen uit over een betrekkeiijk dun gezaaid proletariaat. Zij drukt op alle klas- sen van een land en op alle landen der wereld. Maar aan den anderen kant staat het socialisme waarop het lid der „Acade mie" Reybaud in 1840 een grafredte meende te kunnen houden in vele landen op den dreanpel naar dte macht; het is bijna ovei'al een sterke factor, waarop men wel acht moet slaan. Moet men er zich in deze omstandig- heden over verbazen, dat het socialisme van thans op het socialisme van het manifest niet meer gelijkt en niet meer gelijfcen kan, en dat het door Marx fcegonnen revisionisme zijn ar beid heeft vcorgczet? Toch zou men zich aan optimisme over- geven, dat tot bittere ontgoochelingen zou moeten leiden, wanneer men alleen wilde reke- ning houden met de som der hervormingen, de langzame en gestadige werkzaamheid der arbeiders-organisaties, om dten overgang van de souvereiniteit van het kapitaal naar de scuvereiniteit van dten arbeid te vinden. Het gaat met de sociale ontwikkeling evenals met die oiganiscbe. Zij kent tijdperken van voorbe- reiding, van incubatie, wblke eindigen in een crisis, in een revolutionnaire crisis; zonder deze tijdperken kan deze crsis echter slechts een mislukking wezen. Onder alle thorieen van Marx moeten wij thans denken aan eene, welke zoowel een ver- oordeeling is van voorbarige revolutionnaire acties ate van 'n zwakzrnnig reformisoie. Dat is de verzzekering dat de arbeiders geene vast omlijintde utopieen bezitten, welke zij door een volksdecreet zouden kunnen invoeren. Zij we- ten dat zij, om tot vrijlheid te geraken en ter verwezenlij'king van een nieuwe maatschannii, een lange periode van strijd en vcortdurende veranderingen van die menschen zelf en de omstand'igbeden, waarin zij leven, moeten doormakem. De arbeidersklasse, de voomaam- ste drijfkracht naar eene revolutie, heeft recht, ter verwezenlijking van dit ideaal, op de medewerking van alle arfceidlers met het fioofd en met de handen en in't bijzonder op die der komende geslachten. Niemand zal tegenspreken, dat dit schema tameldjk nauwkeurig voort komt uit de opvat- ting, zooals zij in het manifest der comimunis- Dit artikel behoort tot de serie van be- langriiike artiMen, geschreven door vooraan- staande Europeesche staatsliedten, die wij <mzen lezers kunnen aanbieden. De daarin behandelde onderwerpen zijn van zeer uiteen- loopenden aard. Ieder op zichzelf is echter teekenend voor den tijdgeest en leeTzaam voor hen, die verder kijlkein d'an hun naaste oim- geving. Door deze serie op te nemen, bedoelen wij allerminst noch met den een, noch met den aeder onze instemining te betuigen. Het gebo&sw sle Baeik". Te begininen bij de Sohoutenstraat heeft de Langestraat aan de Zuidczijde (ate wij in W I rich ting de huiizenrij volgen) tegenwoordig I eerst een modern winkelhuis (A no. 91) Daarop volgt een huis, dlait den stiji van circa 1800 vertoont in zijn eenvoudige kroonlijst (A no. 93). Dit tweeide huis was in de 17e eeuw een bdkkerij en het drceg toen den naam van ,yd)e witte oven", en dan volgt als num- mer drie daarna een dubbel breed pand (A no. 95), waarin tot voor enkele dagen de „Noorder-Bank haar kontaar had gevestigd. Hot bovenigenoemde huis van de „Noorder- Banik" is geen opvallend mooi bouwwerk te noemien. Met zijn vaal-grauw-gesausden gevel toonit het ool< niet eens bij'zonder in dit gedleelte van de Langestraat. Maar toch zal men het grocte vierkant mdssen wanneer het geheel zal zijn afgeibroken, zooals voorge noimen is. Men zal het missen al was het al leen maar om z'n eenvoud en bescheidenheib en om het feit, dat het ate bet ware weinig pretentious is. Immers juist door deze eigen- schappen past heit go^ed in het West-einde der Langestraat, waar de Groote Kerk domineert en waar het staat ate tegenpartij van het pa- tricierbhuis aan zijin overkant. Het blauwe pannendijk, bekroond door de twee monutttentale schoorstteenen en bezet met die aardige d'aikkapelletjes, verleent het ge- bouw een zekere autoriteit, waartoe ook bij- dragen de twee rijen van flink-groote l'amen en de sprekende, gee! geverfde daklijst met consoles in Empire-stijl. De wijde dubbe'e toegangsdeuir voorzien van snij werk in krans- voirm geeft daarbij duidelijk te kennen, dat hier indlertijd deitiige burgers van Alkmaav gewoond1 moeten hebbsn. Wannesr wij ervoor staan lijkt het huis van de „Noordier-Bamk" een uit een stuk ge- bouwdie woning. Aan dengenen, die bet van binnen belrijfcen gaat valt het echter a! dade- lijk op, dat er weinig huizten zijn, waarbij de tegenstelling tussehen- buiten en binnen zoo groot is. Het interiour mist n.l. alle eenheid. Terstond valt het dien bezoeker op, dat we hier met aan elkaar vast gebouwdte perceelen te doen heh-ben cn vermoedelijik met een com plex van drie curiere gebouwen. Het vroegere midddste pand b.v. bezit aan de achterzijde een heel aard'.g trap-geveltje (17e eeuw) en van het voo-rrueuge huis aan de Oostzijde is o.m. nog de ktekler blijven bes-taan, waardoor het nocdlzakdijk was gewenden o-m de Ooste- lijke voorkamcr iets hooger dan den. fceganen grond' in te richiben (in de Langestraat ont dekt men de hooge ligging aan de twee kel- derventers). Speciaa-1 in dit gede-ffl'te zijn nog talrijke sporen van 17e eeuwsch binnenwerk aanwezig (o.a. aardige betimmeringen en een groote keuken). Van het Westdijikste uit de combinatie van de bovengeno-emde drie perceelen, die thans de „Noorder-Bank" uitmaken, was de aller- eerste eigenaar, die ik uit de stedelijke trans- portregiisters kon opsporen: Jhr. Jan I.ode- wijk van Kinseh-ot (over'l. 7 Maart 1725). Hij was een uit 's-Gravenhage afkomstig regent, die hier was getrouwd met Marga- retha van- Steenlhuysen, een Alkmaarsche pa- trieiersdo-cbter. Sedert zijn huweiijk (1693) is hij schepen en raad van Alkmaar geweest en kerkmeester van die Groote Kerk; voorfs bekleedde hij in de polderbesturen van de Schermer en van de Zijpe het schepen- en heemiraadsambt. Na zijn dood bleven twee dochters het huis bewonen, die na elkaar hier ongehuwd zijn gestorven. De laatst overge- blevene van deze juffrouwen, Gijsbertha Mar- garetha v. K., die op 5 November 1779 over- ieed' in den ouderdom van 75 jaar had een vreemsoortig testament gemaakt. Want daar in had zij o.m. bepaald, dat al werd haar huis na haar ddod ver'kocht, dat dan toch haar wapen gcdurenide meer-dan een jaar aan de voorigevtel zou moeten blijven hangen Korten tijd later had een verkoop plaats en thans werd bewoner de beroemde Alkmaar sche burgemeester Mr. Rutgerus Paludanus, die er bl'ijkbaar tot zijin dood' heeft gewoond' (overl. 23 Oct. 17®8). Een volgende kooper was dr. Petrus de Sonnaviile, bekend ate Maire hier ter stede in- dsn Napofeontiscben tijd en als Dij'kgraaf van de Schenner. Kor ten tijd schijnt het huis daarna bewoond te zijn geweest door Herbertus Johannes Vonk, Notaris en stadsseci'etaris (18051807?) en het is niet onwaarschijnlijk, dat de volgen de eigenaar, n.l. Mr. Jan Garel baron du Tour, het huis spoeddg na 1807, of in ieder geval omstreeiks dien tijid, heeft laten evrbou- wen in dten toestamd zooals wij. die tegen woordig nog kennen. Hij zou er toen dus de twee Oostelijik aangrenzende huizen bij heb- ben getrokken en er althans aan de voorzijde een van gemaakt hebben door een royaal front met een rijzig dak en een ruim entree Immers op een teekeming in de Stadsprenten- verzameling uit het jaar 1809 door J. A Crescent, zien we dat hat huis in 1809 reeds in zijin toestandi van nu was (Prentverz. 694 d 6). Nadat baron dh Tour uit Alkmaar naar Braband1 was verhuisdi, werd zijn vertimmer- de waning in 1825 aangekocht door Notaris A. P. de Lange, die haar op zijin beurt op 6 Februari 1829 overdroeg aan Mr. Clemens Sandtenbergh Matthiessen, Heer van Petten en Nolmierban. Mr. M. betrok het huis bij zijn benoeming hier hi rechter in de „Recbtbanlk van eerst e aanleg", nadat hij advocaat te Amsterdam, was geweest. Hij was toen in 1827 26 jaar oud en hij wo-ende er behalve met zijn vrouw en drie kinderen, met een compleete hofhouidinig, die bestond uit een koetsier, palfretiier, huisknecht, kamenier, drie keuken- mdiden en een werkmeid. De stallen voor zijn equipage die voortdhrend bij het Weste- lijikste huis hadden behoord lagen aan de Schoutenstraat (W.-2ijde) tegenover de Bree- straat en de ruime turn achter het huis lag, evenals tegenwoordig nog, begrensd aan de Zuid-zijde aan het Augustijinsteegje, dat toen Door J. S. Fletcher. Geautoriseerde vertaling uit het Engelsch door Mr. G. Keller. Stevenege ging op die verklaring niet da- delijk in, doch b-leef enkele oogenblikken in gepeins verzonken. Hij was nu van enkele feiten zeker. Juffrouw Barbara Lansdale had Whatmore gespr-oken, of wel was getuige geweest van gesprek tussehen Whatmore en een der- den persoon. Zij wist ook, waar men What more moest zoeicen. En er bestond een of an- dere reden, waarom zij, of misschien een am der, in samenwe-rking met haar, Whatmore beschermde, mogelijk wel verborgen hield. Maar waarom? Om welke reaen? „Nu, laat ik u dan wat mededeelen", zei hij plotseling. „Laat ik u dan uiteenzetten, wat er tegen Whatmore pleit en overweeg dat eens". Hij gaf haar daarop een overzi-cht van de verschiilende aanwijzing-&n t-e zijnen nadeele, waarbij hij wees op d-e beteekenis van elk feit en in het bijzonder nadruk legde op het bezwarende, dat lag in het met roode inkt bevlekte bankbiljet. Naar zijn overtuiging was er voldoende bewijsmateriaal voor een jury om een „schuldig" uit te spreken. Intus- echen bem-erkte hij aan het slot van zijn be- toog, dat het meisje nog niet ov-ertu-igd was. «U blijft hem dus voor onschuldig houdeo betrckklngen: hij was Raadslid, lid van Pro- vinciale Staten, D'ijkgraaf van Geestmeram- bateht, Hoofdingeland van de Zijpe en Heem- raad1 vain de Beer-Hugowaard. Te Egmond Binnen bezat hij een jachtgebied; zijn jacht- huis stomd daar ook. Kortom, Mr. Matthies sen moet te Al'kmaar in zijn tijd een belang rijke fiiguur zijin geweest. Langdurig is zijn verblij'f te Alkmaar ech ter niet geweest. Want al in 1836 volgde zijn benoeming tot lid van G-edeputeerde Staten, en dus vestigde hij zich te Haarlem, zijn huis verhunend aan een uit laatstgenoemden plaate naar hier gekomen rechter, Mr. Bernard us vain Laer. Eerst op 5 Februari 1853 een jaar voor zijn dood verkocht Mr. Mat thiessen zijn Alkmaarsche huis aan Jacob Teengs Telting, een Raadslid hier ter stede, koopman en reader. Maar al gauw wisselde de patricierswoning weer van eigenaar, want wddra vertrok de nieuwe bezitter naar zijn oude woonplaats Ediam en zij werd toen gek-ocht door den heer Petrus Adrianus van dier Drift, een Alk- maarsch koopman', lid van Prov. Staten, enz., eveneens ate reeder bekend (21 Mei 1858). Doch de heer v. d. D., die op de Oudegracht wo-onde, betrok het huis zelf niet en weldra deed hij het dan ook over aan den rechter Air. Tinco Martinus Wentholt (25 Juni 1859). Mr. Wentholt werd1 hier weldra President en toen hij 9 jaar later in diezelfde functie be- no, emd werd in de Recbtbank te Amhem, zag hij zich genoodzaakt cm zijn huis te verkoo- pen. Het ging over aan Dr. Johannes van Leeuwen (7 April 1868). Meer en meer naderen wij nu den tegen- woordigen tijd, want die weduwe van Dr. v. L. verkocht het huis twee jaar later aan Dr. Petrus Johannes Koorn, die er ook al niet lang genot van had, daar hij het op zijn beurt reeds in 1871 aan Mr. W. A. L. Domis over- deed. Laatstgenoemde bezat het tot 29 Maart 1871, op welken datum hij het verkocht aan Dr. Joost Aiderts Menzonides. De N.V. Noorder-Bank werd eigenaresse op 29 Augustus 189-8 en thans, na een dcrtigtal jaren voido-et het oude pand niet meet; he: wordt gesloopt. Wat jammer is, want Alk maar verliest er door en een modern bankige- bouw, hoe fraai dan ook, zal in de Lange straat niet zoo pas'sen, ate de oude patriciers woning. Enkele weken geleden lazen wij plotseling het docdvonnis in de plaats-elijke bladen; de afbra-ak bletek aan de fa. J. Habbe alhi-er reeds gegund en de vereeniging ,,0'ud-Alk -ma-ar" barn met haar pogingen tot b-ehoud toen natuurlijk te laat. Inmiddels is de sloo- pin-g van het inwendiige Zaterdag voor een week r-eeds begonnen. Eenige jaren geleden moest de oude stoep bet al cntgelden. De palen en de tusschen- hangende -kettingen: met de ruitvormige scha- kels werdten verwijdterd. Nu zu-llen er nog weinig met de afbraak gemoeid zijn, maar daarna zal men vergeefs zoeken naar het karakteristieke huis met de ouderwetsche kromme violette ruiten, in dewier wijde be- nedenramen. Alkmaar, 20 Februari 1928. Mr. J. BELONJE. het „Schoemma!kers- of Oudesteymssteegje werd; genoemd. De deftige bewoner bekleedde gewichtige na al de aanwijzingen, welke ik heb aange- voerd? 1s dat werkelijk zoo?" „H-et z-iet er wel erg leelijk voor hem uit' antwoorddt zij. ,,Leelijik genoeg, zooals u 't voorstel-t. Maar ik weet -ook, dat van dat al les een bevr-edfgende verklaring is te geven Ik ben van de wet en de rechtspraak volstr-ekt -niet op de hoogte, maar ik zou toch een paar punten kunnen noemen, waarop u niet heeft gelet!" „Laat hooren!" ri-ep Stevenege haastig uit. „Ik ben er zeer benieuwd naar!" „Welnu", begon zij aarzelend, ,,-gelooft u niet dat Whatmore ruimschoots tijd heeft gehad, nadat hij vergeefsch-e bezoeken aan hier en aan majoor Watkinson had1 g-ebracht, ergens anders het geld te leenen, dat hij even, na een uur aan Maidment heeft betaald? Zeker, niet waar? En dan een ander punt: acht u het uitge- sloten dat het bankbiljet met de vle-k, dat Hacking, naar -u zeide, aan, de bank heeft ont- vangen en even na elf uur aan Tyson ter hand gesteld, en waarmede Whatmore twee uur later Maidment betaalde, in dat tijd&be- stek in geen andere handen is geweest?" Stevenege keek haar v-erbaasd aan en knik- te haar met bewonderi-ng toe. „Knap opgemerkt!" riep hij uit. „Een prachtig argument voor de verdedfging!" „Ik vind, dat het anders nogal voor de hand ligt", a-ntwoordd-e Barbie. „Naar mijn meening had u daaraan d;adelijk moeten den ken en (fit punt verder moeten uitzoeken. Hicking stelde, naar u mij mededeelde, om even over elven het gewisselde aan Tyson ter hand, doch hoe weet u, dat Tyson daar na geen andere inkoopen h-eef-t gedaan en dat bewusfce bankbiljet heeft uitgegeven, dat daarna nog voor een uur in Whatmore's be zit kwam?" „U bedoelt, dat hij het kreeg van den per soon, van wien hij het geld leende, waar mede hij Maidment voldeed?" „Rrecieswaarom zou dat onmoge lijk zij-n? Die persoon vond het misschien niet aangenaam, diat de menschen wisten, dat hij of zij aan Whatmore geld had geleend", ant- woordde Barbie. „U kent de menschen van Alans-chester niet! zij zijn allemaal zoo ge- sloten ate een bus! Intusschen heb ik voor dat alles gee-n bewijzen ik maak het al leen op uit wat u me heeft medegedeeld". „Maar heeft u nog meer opgem-erkt?" vr-oeg Stevenege. „Ja, twee ding-en zijin me opgevallen. Het -eene is, dat, wat betreft de stukken karton, die in Whatmore's vuilnisbak zijn gevonden, ik de onderstel-ling koester, dat Tyson zel" h-et karton heeft verscheurd en de stukken er in heeft geworpen, toen hij zich uit het kas- t-eel uit de voeten maakte. In de tweede plaats onderstel i'k, dat Tyson de schopjes- guinje heeft ge-vo-nden, toen hij langs den oev-er der rivier liep en dat hij de munt heeft laten vallen op de plek, waar hij' verm-oorc is." „U te dus vast overtuigd van Whatmore's onschuld?" „Ja, ik weet zeker, dat hij onschuldig is". „Weet u ook, of a-nderen dezelfde over tuiging koesteren?" Zij aarzelde een oogenblik. „U verklaarde mij daarstraks, dat we in vertrouwen spraken", antwoordde zij ten slotte, „en ik g-eloof u natuurlijik. Ja, mijn oom is vast overtuigd dat Whatmore on schuldig is.'; Alle Smeding, De Zondaar. Uitgave Nygh Van Ditmars Uitgvers Maatschappij te Rotterdam. Zou er wel een bo-ek bij de groote litteraire oogst van bet vorige jaar zijn, dat meer ge- prezen, maar ock sterker veroordeeld' is d'an deze roman, die in twee zware deelen de tra- gedie van een huweiijk beschrijft! Men heeft het de schrijfste-r kwalijk geno men,, dat zij als ongetrouwde vrouw zoo open- hartig, zoo volkomen sans gene, het liefde- leven van twee menschen weergeeit, -die na 'n onberaden huweiijk genood:zaakt zijn dage- lij'ks tafel en bed te deelen, zonder de kracht te heibben aan deze voortdur-ende marteling een einde te maken. Hartsen, de boerenjongen, die schoolmees- ter modit worden ten die met eindeloos ge- dmld en koppi'ge energie zich uit het kringetje van zijn sjofele Amsterdamsche collega's door zdfstudie tot lieeraar opgewerkt heeft, is levenslang gebonden aan Toos, het vroegere onderwijzeresje, die er in haar kreinizielig ego ism e n'iet aan denkt den man los te laten, die haar een good1 tehuis en een gemakkelijk leverttje kan bezorgen. Ate de held van dit v-erhaal nog jong is en eenvoudig Dirk heet, koint hij door zijn zielfg kamertj'esleven, drie hoog in een ach- terstraat met een onsmakelijke kostjuffrouw, onder den invloed van Toos, die met een vriendiin samenwoont. Toos, niet opgewassen tegen haar werk, zoekt steun bij haar oudere collega's, er ontstaat een verhouding m-et D irk en ate beidten tijdenis een vacantie in het Noord-Hollandsche dorpje gelogeerd zijn, waar Dirk's ouders een boederijtje houden, ziet Toos zoo tegen een hervatting van het sdhoolwerk op, dat zij Dirk overhaalt om niet langer met trouwen te wachten. Door een uiterst sober leven en door zicih elk genot te ontzeggen, weten zij in een kleine weninig in de Fagelstraat het hoofd boven water te houden. Dirk studeer't elk oogenblik, dat de school hem vrij laat, Toos doet het huishouden en in latere jaren zal dteze perio de haar altijd voor den geest staan als de tijd waarin zij werkelijk gelukkig geweest is. Dirk's slagen en zijn benoeming tot leeraar brengen een algeheele verandering. Zij staan nu een trapje hooger op de maatschappe- lijke ladder en uitveerig gaat de schrijfster na ho>e zij hun huis iinriehten, de eerste via- te's ontvange.n en hun intrade doen in het leeraarskringetje. De Dirk van vroeger, nu door zijn vrouw steed's offideel ate Hartsen aangesproken, verstrakt in zijin gekleede jas en ziet het levenspadje waarover hij 1-oopen mag steeds smaller worden. Een enkele stap terzijde daarvan en hij staat op gebied waar een leeraar, die in alles een voorbeeld van correct- heid, van burgerlijk fatso-en en maatschappe- lijke deugd moet zijn, niet komen mag. Ein ook Toos ondergaat een algeheele ge- daant'everwisseling. Met behulp van een groo te dienstbode, waakt zij met pijnlijfce na-uw- keurigheid over al haar mooi-e meubeltjes. Geen spatje, geen vltekje mag er op blijven, het eten moet tot in de kleinste schoteltjes gO'ed verzorgd zijn, het dagelijiksch leven wordt nauwkeurig naar de klok geregeld en voor die rest profiteert zij ten voile van dte verandterde levensomstandigheden. Meer en meer wordt Hartsen dte onontbeer- lijike, die geld moet verdienen om er zijn vrouw van te kunnen laten genieten en Toos ko-opt bontmantels en avand'japonnen, gaat uit teaen, vult haar maag mlt't dure bonbons en denkt zomerreisjes uit, die schatten van geld1 moeten kosten. Het schijnt onbegrijpe- lijk, diat een leeraar met een vijf-, zesduizend gulden imkomen en wat privaatlessen dat alles betalen kan, miaar dat is natuurlijk maar iets bijkomstigs. De schrijfster heeft dit leven noodig, v/ant daardoor zien wij lang- zaam maar zeker de beidte hoofdfiguren van dezen roman uit elkaar gaan. Zij hebben geen geroeenschanpelijke zorg meer, zij worden egoisten, die elk voor zich een zoo groot mogelijk deel van het thans be- reikbare voor zich opeischen,, die dkander in den weg beginnen te staan. Steeds zwaarder wordt de ketting, die hen bandit. In Dirk Hartsen groeit het verlangen het da-gelijiks lmellender burgemiansfatsoen eens van zich af te kunnen werpen, weer eens een gewoon mensch te kunnen zijn, maar Toos waakt er zorgvuldig voor, dat hij geen gefegenheid krijigt een schrede van den voor hem afgebakenden weg af te wijken. Tegelijkertijid is zij een dure vrouw, die zich het leven steeds gemakkelijker maakt. Alles in huis richt ziteh naar haar bevelen en dan openbaart zich bij deze toch al koud- blo-edtge een groeiende afkeer van haar ver- plicihitingen ate echtgeiaoote. Mevrouw wenscht geen kinderen, die haar gezondheid en haar gemakkelijk leven in ge- vaar kunnen brengen en tegelijlketijd zien wij in Hartsen het verlangen, naar een gezonde vrouw en een stevig-en stamhouder opkomen. Het duurt niet lang of het samenwonen van deze menschen is voor beid'en een dagelij k* sche niiartelipg. Elk spoor van liefde, elk spoor van waardeering verdwijnt en weldra staan zij tegenover elkaar ate vixemd'e dieren- met tegenstrijdige instincten, die noodge- dwongen in eenzelfde hok moeten leven. Onbevrediging doet veriangen sterker wor den, ontketent de hartstociht die ate een steeds wassenden strocm tensl-otte dte dijken van het conventioneele breekt en den man in alls opzichten een zou-daar doet worden, die van kwaad1 tot erger vervalt en ten slotte een witHoos we-rktuig is van elke vrouw, die hem ondter haar bekoring weet te brengen. Geen detail daarvan wordt ons in dit bock bespaard en het is de vraag of bij de opvoe- rinig van dit eehtelijke di'ama een zoo uitge- breid dteoond' miet een zoo realistische schilde- ring noodzakelijk was. Het kan voor een groot „En nog anderen?" ging Stevenege voort. „Ja", antwoordde zij na even gewacht te hebben, „ook Oswald Cleverley." Stevenege wieip een haastigen blik naar haar en toen miste hij de kracht een vraag te onderdrukken, welke plotseling bij hem op- welde. „Vergeef mij de vraag" verontschuldigde hij zich, „maar is u niet verloofd met den heer Oswald Cleverley?" Tot zijn grenzenlooze verbazing fcr-eeg bet meisje een kleur ate een pioen. Zij sperde haar oogen open, haar lippen bewogen zich en zij keek hem aan, alsof zij zijn geheimste geda-chten wilde 1-ezen. Daarna zeide zij op bitsen toon: „Ik? Ik verloofd met Oswald1 Cleverley? Lieve hemel, neen! Hoe komt u er toe die vraag te doen?" „Neen maar, dat spijt me toch!" antwoord de Stevenege. „Op mijn woord van eer, ik had er zoo den indruk van. Dwaas van me, niet waar? Maar ik zag u zoo samen en toen dacht ik „Neen, ik ben niet met hem verloofd". her- haalde zij. „Natuurlijik hebben wij van kinds- been af met elkaar omgegaan, maar ik ben met niemand verloofd!" ,,'t Spijt me, dat ik u die vraag heb ge daan, ik maak mijn excuus", zei Stevenege nogmaate. „Wat ik er mee bedoekle was dat als u met hem verloofd was, zijn meening voor u van gewicht zou zijn." Hij 1-iet nog het een en ander ter toelich ting volgen, maar gevoelde toch, dat de toe- stand hem volstrekt nog niet duidelijk was. Want er viel geen oogenblik aan te twijfe- len of hij had gezien, hoe Barbie en Oswald bij hun ontmoeting in het d'uister elkaar had- y den gekust, en hoe Oswald zijn arm om Bar bie's middd had gelegd. toen zij tussehen de boomen verdwenen. En vergeefs trachtte hij wat hij toen gezien had1 in overeenstemming te brengen met wat hij, nu hoord-e. „Welnu", zeide hij, zich dwingend tot dte hoofdzaak terug te keeren, „laten wij bet nog even over Whatmore hebben! Ik zal u niets meer vragen en ik herhaal mijn verkla ring, dat geen woord van wat wij hier heb ben gesproken ooit over mijn lippen zal ko men. Maar ik zou u nog wat op het hart willen drukken. Het is mogelijk dat ik me vergis ik zal u natuurlijk niet vragen of dat al of niet het geval is maar ik ben vast overtuigd, dat u, uw oom SheffieM en Oswald Cleverley, alien weet waar What more zit en vermoedelijk uw best doet hem verborgen te houden. Maar laat ik u nu een goeden raad geven. Indien het u ernst is Whatmore zoo goed mogelijk te helpen, geeft hem dan den raad uit zijn schuilhoek te ko men en zich aan Detterling over te geven •liefst zoo gauw mogelijk." Watom gearresteerd te worden?-' riep zij uit. ,Dat te mogelijk, zelfs waarschijnlijk; ik weet intusschen niet wat de gemeente-politte heeft besloten", antwoordde Stevenege. ,.Maar ate hij onschuldig is en u en zijn vrienden daarvan overtuigd zijn, laat hij dan de zaak moedig onder de oogen zien en een rechterlijke beslissing uitlokken. Door te ver- dwijnen onmiddellijk na het onderzoek van den coroner en zich vervolgens te verschui- len, geeft hi} steeds meer voedsel aan, de ver denking tegen hem 1 - Wordt vervolgd). OP AANVRAGE WORDT U GRATIS TOEGS ZONDEN DE BROCHURE OVER GRANULINE, HET MIDDEL VAN Dr. J. H. VAN GRAFHORST. ARTS, TEGEN TUGERCULOSE EN KLIER. ZiEKTE. Middelburgschsstr.Zl7, Schaveningon,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1928 | | pagina 5