llkiinstle Count.
f.
FElllLLETON.
No.
4g 1928
onderrf derate faar»ang,
%aterdagr 25 Februari.
De toefeoiust van het
socialisme
door EMILE VAN0ERVE'LDE
Oud-Minister van Buitenlandsche
Zaken van Belgie.
Ik herininer mij nog die Juli-dagen van
[914 toen wij het voorgenoroen congres by
L 50-iarige herd'enking van de Internationale
oorbereidtfcn. Dit congres zou te Weenen
Haats hebben. Daar zou men ze naast elkaar
Lyben kunnen zien, al die strijdters als Ple-
(anof en Lenin, Jaures en CacMn, Scheide-
jia-nn Rosa Luxemburg of Clara Zetkin. On-
janks aille verscheidenlheid van ricihtingen,
Has de Internationale op dat oogenblik eens-
jezind. Maar de oprlog kwam en vier jaar
ater was dte Internationale in twee groote
tartijen uiteengevallenin de sociaal-demo-
uniofiAn Riii cll'llCS Wflt hCtl
tratie en de communisten. Bij
scheidit hebben zij dit eene gemeen: dat zij
ddh op Marx beroepen, dat zij voorgeven
Van Marx uit te gaan.
De communisten beweren, dat zi] alleen
trouw zijn aan de leer van den meester, dat
tun socialisme de terugkeer tot Marx is
Zelfs de omschrijving van bun partij is aan
tet comumunistische manifest ontleend, en het
vait niet te ontkemnen, dat de leer, welke zij
propageeren, op vele punten dte leer van het
manifest, den uitgangsvorm van het Marxis-
Ue nadert. Daarin ligt niets verbazmgswek-
tends. Ondanks de tatrij'ke verschiilen ge
lijkt toch het milieu, waarin het Russische
communisme zich heeft ontwikkeld, in veh
opzichten op het West-Europa ten tijde waar-
cn En-gels en Marx het manifest openbaar
maakten, eene op zich zelf hec'hte kapitahsh-
gche Industrie buit een in ellendigen staat
veikeerend proletariaat uit, dat te midden van
een nog half feodalen landbouw hare revo-
lutie achter zich heeft of deze voorbereidt.
Alles bijeengenomen komen de heerschende
denkbeelden van het tegenwoordige bolsje-
wisme vrijwel voort uit het Marxisme van het
beginstadiuip en uit dte vereenvoudigde en
ocrspronkeiliijke vormen, welke dat stelsel heeft
aangenomen bij eenige navolgers van Marx
Men kan de boofdtrekken aldus te zamen vat-
ten: In elke menstehelijike maatschappij is de
economisohe factor beslissend, ten slotte zijn
het de verandleringem in de techniek, in de pro-
ducfiemiddelen en in den ruiil, welke de veran-
deringen van het recht, van de moraal of van
het godsdienstig geloof bepaTen.
In strijd met den schijn, is de sociale strijd
voor alles een klassenstrijd, en onder kapi-ta-
listische heersdiappij laat dteze klassenstrijd
zich steeds m'eer terugbrenigen tot het oor-
spronkelijlk conflict tussehen de kapitaltetet
en't door hen uitgebuite proletariaat. In d:
tnassa, waarin zich het kapitaal concentreert,
staat een steeds gexinger aantal groot-kapita-
listen tegenover een groeiend aantal proleta-
riers. bet vaste kapitaal ontwikkeld zich tea
koate van het ware kapitaal. De machinate
arbeid komt in de plaats van den handen
arbei-d en hij sohept een industrieel reserve-
leger, welks conourrentie het loon drukt van
alien, die loonen trekken. Zoo groeit de ellende
van het proletariaat tot op den dag, waarop
de beidte tegenover elkaar staande kracbten
elkaar met meer in evenwicht houden. Er
volgt een revolutionnaire ramp. De minder-
heid van de onteigenaars wordt op haar beurt
door de proletarisehe meerdeiheid onteigend
De dictatuur van het proletariaat wordt ge-
grondvest en door de werkzaamheid van deze
dictatuur vloeit uit het regime van dten kapita-
listisdhen eigendom het regime van den ge-
meenschappielijken eigendom van productie-
en ruilmiddtelen voort.
feche p'artij wordt ontwikkeld. Maar wie nu
beweert, dat dit de leer van Max is, zooals
men die kan afleidea uit zijn gezamenlijk
levenswerk welks uitwerking een periode
vain 40 jaren vult die miskent het feit, dat
Marx zelf (die nimmer Marxist wilde wezenl
zijn leven lang niet heeft opgahouden om het
Marxisme te herzien. Overigens zou het wei
al te eenvoudig wezen, om de grond'-denk-
beelden van het communistische manifest te
willen toepassen op een wereld, welke veel
minder gelijkt op het Europa van 1847, dan
het Europa van 1847 op het Europa van de
middeleeuwen.
Omstreeks bet midden van dte 19e eeuv/
hadden dte Vtereenigdte Staten 20 millioen in-
woners. China en japan vormden een afge-
sloten wereld. Geen Europeaan was doorge-
drongen in de binnenste streken van Afrika.
De kapd'talistische Industrie had zich slechts
in enkele weinige larcden van West-Europa
ontwikkeld. Thans te de geheele wereld be-
kend, in bezit genomen, uitgebuit. 40 Dageri
zijn voldoende, om den aardbol om te reizen.
Geen enkele belangrijke gebeurtcnis in weik
land dan ooik is niet den volgenden mo-rgen
bekend en door dte pers van de geheele wereld
van een toelichting voorzien. De kapitalisti
sche heerschappij, dat is waar, stre'kt zich
niet meer alleen uit over een betrekkeiijk dun
gezaaid proletariaat. Zij drukt op alle klas-
sen van een land en op alle landen der
wereld. Maar aan den anderen kant staat het
socialisme waarop het lid der „Acade
mie" Reybaud in 1840 een grafredte meende
te kunnen houden in vele landen op den
dreanpel naar dte macht; het is bijna ovei'al
een sterke factor, waarop men wel acht moet
slaan. Moet men er zich in deze omstandig-
heden over verbazen, dat het socialisme van
thans op het socialisme van het manifest niet
meer gelijkt en niet meer gelijfcen kan, en dat
het door Marx fcegonnen revisionisme zijn ar
beid heeft vcorgczet?
Toch zou men zich aan optimisme over-
geven, dat tot bittere ontgoochelingen zou
moeten leiden, wanneer men alleen wilde reke-
ning houden met de som der hervormingen,
de langzame en gestadige werkzaamheid der
arbeiders-organisaties, om dten overgang van
de souvereiniteit van het kapitaal naar de
scuvereiniteit van dten arbeid te vinden. Het
gaat met de sociale ontwikkeling evenals met
die oiganiscbe. Zij kent tijdperken van voorbe-
reiding, van incubatie, wblke eindigen in een
crisis, in een revolutionnaire crisis; zonder
deze tijdperken kan deze crsis echter slechts
een mislukking wezen.
Onder alle thorieen van Marx moeten wij
thans denken aan eene, welke zoowel een ver-
oordeeling is van voorbarige revolutionnaire
acties ate van 'n zwakzrnnig reformisoie. Dat
is de verzzekering dat de arbeiders geene vast
omlijintde utopieen bezitten, welke zij door een
volksdecreet zouden kunnen invoeren. Zij we-
ten dat zij, om tot vrijlheid te geraken en ter
verwezenlij'king van een nieuwe maatschannii,
een lange periode van strijd en vcortdurende
veranderingen van die menschen zelf en de
omstand'igbeden, waarin zij leven, moeten
doormakem. De arbeidersklasse, de voomaam-
ste drijfkracht naar eene revolutie, heeft
recht, ter verwezenlijking van dit ideaal, op
de medewerking van alle arfceidlers met het
fioofd en met de handen en in't bijzonder op
die der komende geslachten.
Niemand zal tegenspreken, dat dit schema
tameldjk nauwkeurig voort komt uit de opvat-
ting, zooals zij in het manifest der comimunis-
Dit artikel behoort tot de serie van be-
langriiike artiMen, geschreven door vooraan-
staande Europeesche staatsliedten, die wij
<mzen lezers kunnen aanbieden. De daarin
behandelde onderwerpen zijn van zeer uiteen-
loopenden aard. Ieder op zichzelf is echter
teekenend voor den tijdgeest en leeTzaam voor
hen, die verder kijlkein d'an hun naaste oim-
geving.
Door deze serie op te nemen, bedoelen wij
allerminst noch met den een, noch met den
aeder onze instemining te betuigen.
Het gebo&sw sle
Baeik".
Te begininen bij de Sohoutenstraat heeft de
Langestraat aan de Zuidczijde (ate wij in W
I rich ting de huiizenrij volgen) tegenwoordig
I eerst een modern winkelhuis (A no. 91)
Daarop volgt een huis, dlait den stiji van circa
1800 vertoont in zijn eenvoudige kroonlijst
(A no. 93). Dit tweeide huis was in de 17e
eeuw een bdkkerij en het drceg toen den naam
van ,yd)e witte oven", en dan volgt als num-
mer drie daarna een dubbel breed pand
(A no. 95), waarin tot voor enkele dagen de
„Noorder-Bank haar kontaar had gevestigd.
Hot bovenigenoemde huis van de „Noorder-
Banik" is geen opvallend mooi bouwwerk te
noemien. Met zijn vaal-grauw-gesausden
gevel toonit het ool< niet eens bij'zonder in dit
gedleelte van de Langestraat. Maar toch zal
men het grocte vierkant mdssen wanneer het
geheel zal zijn afgeibroken, zooals voorge
noimen is. Men zal het missen al was het al
leen maar om z'n eenvoud en bescheidenheib
en om het feit, dat het ate bet ware weinig
pretentious is. Immers juist door deze eigen-
schappen past heit go^ed in het West-einde der
Langestraat, waar de Groote Kerk domineert
en waar het staat ate tegenpartij van het pa-
tricierbhuis aan zijin overkant.
Het blauwe pannendijk, bekroond door de
twee monutttentale schoorstteenen en bezet met
die aardige d'aikkapelletjes, verleent het ge-
bouw een zekere autoriteit, waartoe ook bij-
dragen de twee rijen van flink-groote l'amen
en de sprekende, gee! geverfde daklijst met
consoles in Empire-stijl. De wijde dubbe'e
toegangsdeuir voorzien van snij werk in krans-
voirm geeft daarbij duidelijk te kennen, dat
hier indlertijd deitiige burgers van Alkmaav
gewoond1 moeten hebbsn.
Wannesr wij ervoor staan lijkt het huis
van de „Noordier-Bamk" een uit een stuk ge-
bouwdie woning. Aan dengenen, die bet van
binnen belrijfcen gaat valt het echter a! dade-
lijk op, dat er weinig huizten zijn, waarbij de
tegenstelling tussehen- buiten en binnen zoo
groot is. Het interiour mist n.l. alle eenheid.
Terstond valt het dien bezoeker op, dat we
hier met aan elkaar vast gebouwdte perceelen
te doen heh-ben cn vermoedelijik met een com
plex van drie curiere gebouwen. Het vroegere
midddste pand b.v. bezit aan de achterzijde
een heel aard'.g trap-geveltje (17e eeuw) en
van het voo-rrueuge huis aan de Oostzijde is
o.m. nog de ktekler blijven bes-taan, waardoor
het nocdlzakdijk was gewenden o-m de Ooste-
lijke voorkamcr iets hooger dan den. fceganen
grond' in te richiben (in de Langestraat ont
dekt men de hooge ligging aan de twee kel-
derventers). Speciaa-1 in dit gede-ffl'te zijn nog
talrijke sporen van 17e eeuwsch binnenwerk
aanwezig (o.a. aardige betimmeringen en
een groote keuken).
Van het Westdijikste uit de combinatie van
de bovengeno-emde drie perceelen, die thans
de „Noorder-Bank" uitmaken, was de aller-
eerste eigenaar, die ik uit de stedelijke trans-
portregiisters kon opsporen: Jhr. Jan I.ode-
wijk van Kinseh-ot (over'l. 7 Maart 1725).
Hij was een uit 's-Gravenhage afkomstig
regent, die hier was getrouwd met Marga-
retha van- Steenlhuysen, een Alkmaarsche pa-
trieiersdo-cbter. Sedert zijn huweiijk (1693)
is hij schepen en raad van Alkmaar geweest
en kerkmeester van die Groote Kerk; voorfs
bekleedde hij in de polderbesturen van de
Schermer en van de Zijpe het schepen- en
heemiraadsambt. Na zijn dood bleven twee
dochters het huis bewonen, die na elkaar hier
ongehuwd zijn gestorven. De laatst overge-
blevene van deze juffrouwen, Gijsbertha Mar-
garetha v. K., die op 5 November 1779 over-
ieed' in den ouderdom van 75 jaar had een
vreemsoortig testament gemaakt. Want daar
in had zij o.m. bepaald, dat al werd haar
huis na haar ddod ver'kocht, dat dan toch
haar wapen gcdurenide meer-dan een jaar
aan de voorigevtel zou moeten blijven hangen
Korten tijd later had een verkoop plaats en
thans werd bewoner de beroemde Alkmaar
sche burgemeester Mr. Rutgerus Paludanus,
die er bl'ijkbaar tot zijin dood' heeft gewoond'
(overl. 23 Oct. 17®8). Een volgende kooper
was dr. Petrus de Sonnaviile, bekend ate
Maire hier ter stede in- dsn Napofeontiscben
tijd en als Dij'kgraaf van de Schenner. Kor
ten tijd schijnt het huis daarna bewoond te
zijn geweest door Herbertus Johannes Vonk,
Notaris en stadsseci'etaris (18051807?)
en het is niet onwaarschijnlijk, dat de volgen
de eigenaar, n.l. Mr. Jan Garel baron du
Tour, het huis spoeddg na 1807, of in ieder
geval omstreeiks dien tijid, heeft laten evrbou-
wen in dten toestamd zooals wij. die tegen
woordig nog kennen. Hij zou er toen dus de
twee Oostelijik aangrenzende huizen bij heb-
ben getrokken en er althans aan de voorzijde
een van gemaakt hebben door een royaal
front met een rijzig dak en een ruim entree
Immers op een teekeming in de Stadsprenten-
verzameling uit het jaar 1809 door J. A
Crescent, zien we dat hat huis in 1809 reeds
in zijin toestandi van nu was (Prentverz.
694 d 6).
Nadat baron dh Tour uit Alkmaar naar
Braband1 was verhuisdi, werd zijn vertimmer-
de waning in 1825 aangekocht door Notaris
A. P. de Lange, die haar op zijin beurt op 6
Februari 1829 overdroeg aan Mr. Clemens
Sandtenbergh Matthiessen, Heer van Petten
en Nolmierban.
Mr. M. betrok het huis bij zijn benoeming
hier hi rechter in de „Recbtbanlk van eerst e
aanleg", nadat hij advocaat te Amsterdam,
was geweest. Hij was toen in 1827 26
jaar oud en hij wo-ende er behalve met zijn
vrouw en drie kinderen, met een compleete
hofhouidinig, die bestond uit een koetsier,
palfretiier, huisknecht, kamenier, drie keuken-
mdiden en een werkmeid. De stallen voor zijn
equipage die voortdhrend bij het Weste-
lijikste huis hadden behoord lagen aan de
Schoutenstraat (W.-2ijde) tegenover de Bree-
straat en de ruime turn achter het huis lag,
evenals tegenwoordig nog, begrensd aan de
Zuid-zijde aan het Augustijinsteegje, dat toen
Door J. S. Fletcher.
Geautoriseerde vertaling uit het Engelsch
door Mr. G. Keller.
Stevenege ging op die verklaring niet da-
delijk in, doch b-leef enkele oogenblikken in
gepeins verzonken. Hij was nu van enkele
feiten zeker.
Juffrouw Barbara Lansdale had Whatmore
gespr-oken, of wel was getuige geweest van
gesprek tussehen Whatmore en een der-
den persoon. Zij wist ook, waar men What
more moest zoeicen. En er bestond een of an-
dere reden, waarom zij, of misschien een am
der, in samenwe-rking met haar, Whatmore
beschermde, mogelijk wel verborgen hield.
Maar waarom? Om welke reaen?
„Nu, laat ik u dan wat mededeelen", zei
hij plotseling. „Laat ik u dan uiteenzetten,
wat er tegen Whatmore pleit en overweeg
dat eens".
Hij gaf haar daarop een overzi-cht van de
verschiilende aanwijzing-&n t-e zijnen nadeele,
waarbij hij wees op d-e beteekenis van elk
feit en in het bijzonder nadruk legde op het
bezwarende, dat lag in het met roode inkt
bevlekte bankbiljet. Naar zijn overtuiging
was er voldoende bewijsmateriaal voor een
jury om een „schuldig" uit te spreken. Intus-
echen bem-erkte hij aan het slot van zijn be-
toog, dat het meisje nog niet ov-ertu-igd was.
«U blijft hem dus voor onschuldig houdeo
betrckklngen: hij was Raadslid, lid van Pro-
vinciale Staten, D'ijkgraaf van Geestmeram-
bateht, Hoofdingeland van de Zijpe en Heem-
raad1 vain de Beer-Hugowaard. Te Egmond
Binnen bezat hij een jachtgebied; zijn jacht-
huis stomd daar ook. Kortom, Mr. Matthies
sen moet te Al'kmaar in zijn tijd een belang
rijke fiiguur zijin geweest.
Langdurig is zijn verblij'f te Alkmaar ech
ter niet geweest. Want al in 1836 volgde zijn
benoeming tot lid van G-edeputeerde Staten,
en dus vestigde hij zich te Haarlem, zijn huis
verhunend aan een uit laatstgenoemden plaate
naar hier gekomen rechter, Mr. Bernard us
vain Laer. Eerst op 5 Februari 1853 een
jaar voor zijn dood verkocht Mr. Mat
thiessen zijn Alkmaarsche huis aan Jacob
Teengs Telting, een Raadslid hier ter stede,
koopman en reader.
Maar al gauw wisselde de patricierswoning
weer van eigenaar, want wddra vertrok de
nieuwe bezitter naar zijn oude woonplaats
Ediam en zij werd toen gek-ocht door den heer
Petrus Adrianus van dier Drift, een Alk-
maarsch koopman', lid van Prov. Staten, enz.,
eveneens ate reeder bekend (21 Mei 1858).
Doch de heer v. d. D., die op de Oudegracht
wo-onde, betrok het huis zelf niet en weldra
deed hij het dan ook over aan den rechter
Air. Tinco Martinus Wentholt (25 Juni
1859).
Mr. Wentholt werd1 hier weldra President
en toen hij 9 jaar later in diezelfde functie be-
no, emd werd in de Recbtbank te Amhem, zag
hij zich genoodzaakt cm zijn huis te verkoo-
pen. Het ging over aan Dr. Johannes van
Leeuwen (7 April 1868).
Meer en meer naderen wij nu den tegen-
woordigen tijd, want die weduwe van Dr. v.
L. verkocht het huis twee jaar later aan Dr.
Petrus Johannes Koorn, die er ook al niet
lang genot van had, daar hij het op zijn beurt
reeds in 1871 aan Mr. W. A. L. Domis over-
deed. Laatstgenoemde bezat het tot 29 Maart
1871, op welken datum hij het verkocht aan
Dr. Joost Aiderts Menzonides.
De N.V. Noorder-Bank werd eigenaresse op
29 Augustus 189-8 en thans, na een dcrtigtal
jaren voido-et het oude pand niet meet; he:
wordt gesloopt. Wat jammer is, want Alk
maar verliest er door en een modern bankige-
bouw, hoe fraai dan ook, zal in de Lange
straat niet zoo pas'sen, ate de oude patriciers
woning.
Enkele weken geleden lazen wij plotseling
het docdvonnis in de plaats-elijke bladen; de
afbra-ak bletek aan de fa. J. Habbe alhi-er
reeds gegund en de vereeniging ,,0'ud-Alk
-ma-ar" barn met haar pogingen tot b-ehoud
toen natuurlijk te laat. Inmiddels is de sloo-
pin-g van het inwendiige Zaterdag voor een
week r-eeds begonnen.
Eenige jaren geleden moest de oude stoep
bet al cntgelden. De palen en de tusschen-
hangende -kettingen: met de ruitvormige scha-
kels werdten verwijdterd. Nu zu-llen er nog
weinig met de afbraak gemoeid zijn, maar
daarna zal men vergeefs zoeken naar het
karakteristieke huis met de ouderwetsche
kromme violette ruiten, in dewier wijde be-
nedenramen.
Alkmaar, 20 Februari 1928.
Mr. J. BELONJE.
het „Schoemma!kers- of Oudesteymssteegje
werd; genoemd.
De deftige bewoner bekleedde gewichtige
na al de aanwijzingen, welke ik heb aange-
voerd? 1s dat werkelijk zoo?"
„H-et z-iet er wel erg leelijk voor hem uit'
antwoorddt zij. ,,Leelijik genoeg, zooals u 't
voorstel-t. Maar ik weet -ook, dat van dat al
les een bevr-edfgende verklaring is te geven
Ik ben van de wet en de rechtspraak volstr-ekt
-niet op de hoogte, maar ik zou toch een paar
punten kunnen noemen, waarop u niet heeft
gelet!"
„Laat hooren!" ri-ep Stevenege haastig uit.
„Ik ben er zeer benieuwd naar!"
„Welnu", begon zij aarzelend, ,,-gelooft u
niet dat Whatmore ruimschoots tijd heeft
gehad, nadat hij vergeefsch-e bezoeken aan
hier en aan majoor Watkinson had1 g-ebracht,
ergens anders het geld te leenen, dat hij even,
na een uur aan Maidment heeft betaald?
Zeker, niet waar?
En dan een ander punt: acht u het uitge-
sloten dat het bankbiljet met de vle-k, dat
Hacking, naar -u zeide, aan, de bank heeft ont-
vangen en even na elf uur aan Tyson ter
hand gesteld, en waarmede Whatmore twee
uur later Maidment betaalde, in dat tijd&be-
stek in geen andere handen is geweest?"
Stevenege keek haar v-erbaasd aan en knik-
te haar met bewonderi-ng toe.
„Knap opgemerkt!" riep hij uit. „Een
prachtig argument voor de verdedfging!"
„Ik vind, dat het anders nogal voor de
hand ligt", a-ntwoordd-e Barbie. „Naar mijn
meening had u daaraan d;adelijk moeten den
ken en (fit punt verder moeten uitzoeken.
Hicking stelde, naar u mij mededeelde, om
even over elven het gewisselde aan Tyson
ter hand, doch hoe weet u, dat Tyson daar
na geen andere inkoopen h-eef-t gedaan en dat
bewusfce bankbiljet heeft uitgegeven, dat
daarna nog voor een uur in Whatmore's be
zit kwam?"
„U bedoelt, dat hij het kreeg van den per
soon, van wien hij het geld leende, waar
mede hij Maidment voldeed?"
„Rrecieswaarom zou dat onmoge
lijk zij-n? Die persoon vond het misschien niet
aangenaam, diat de menschen wisten, dat hij
of zij aan Whatmore geld had geleend", ant-
woordde Barbie. „U kent de menschen van
Alans-chester niet! zij zijn allemaal zoo ge-
sloten ate een bus! Intusschen heb ik voor
dat alles gee-n bewijzen ik maak het al
leen op uit wat u me heeft medegedeeld".
„Maar heeft u nog meer opgem-erkt?"
vr-oeg Stevenege.
„Ja, twee ding-en zijin me opgevallen. Het
-eene is, dat, wat betreft de stukken karton,
die in Whatmore's vuilnisbak zijn gevonden,
ik de onderstel-ling koester, dat Tyson zel"
h-et karton heeft verscheurd en de stukken er
in heeft geworpen, toen hij zich uit het kas-
t-eel uit de voeten maakte. In de tweede
plaats onderstel i'k, dat Tyson de schopjes-
guinje heeft ge-vo-nden, toen hij langs den
oev-er der rivier liep en dat hij de munt heeft
laten vallen op de plek, waar hij' verm-oorc
is."
„U te dus vast overtuigd van Whatmore's
onschuld?"
„Ja, ik weet zeker, dat hij onschuldig is".
„Weet u ook, of a-nderen dezelfde over
tuiging koesteren?"
Zij aarzelde een oogenblik.
„U verklaarde mij daarstraks, dat we in
vertrouwen spraken", antwoordde zij ten
slotte, „en ik g-eloof u natuurlijik. Ja, mijn
oom is vast overtuigd dat Whatmore on
schuldig is.';
Alle Smeding, De Zondaar. Uitgave Nygh
Van Ditmars Uitgvers Maatschappij te
Rotterdam.
Zou er wel een bo-ek bij de groote litteraire
oogst van bet vorige jaar zijn, dat meer ge-
prezen, maar ock sterker veroordeeld' is d'an
deze roman, die in twee zware deelen de tra-
gedie van een huweiijk beschrijft!
Men heeft het de schrijfste-r kwalijk geno
men,, dat zij als ongetrouwde vrouw zoo open-
hartig, zoo volkomen sans gene, het liefde-
leven van twee menschen weergeeit, -die na 'n
onberaden huweiijk genood:zaakt zijn dage-
lij'ks tafel en bed te deelen, zonder de kracht
te heibben aan deze voortdur-ende marteling
een einde te maken.
Hartsen, de boerenjongen, die schoolmees-
ter modit worden ten die met eindeloos ge-
dmld en koppi'ge energie zich uit het kringetje
van zijn sjofele Amsterdamsche collega's door
zdfstudie tot lieeraar opgewerkt heeft, is
levenslang gebonden aan Toos, het vroegere
onderwijzeresje, die er in haar kreinizielig
ego ism e n'iet aan denkt den man los te laten,
die haar een good1 tehuis en een gemakkelijk
leverttje kan bezorgen.
Ate de held van dit v-erhaal nog jong is
en eenvoudig Dirk heet, koint hij door zijn
zielfg kamertj'esleven, drie hoog in een ach-
terstraat met een onsmakelijke kostjuffrouw,
onder den invloed van Toos, die met een
vriendiin samenwoont. Toos, niet opgewassen
tegen haar werk, zoekt steun bij haar oudere
collega's, er ontstaat een verhouding m-et
D irk en ate beidten tijdenis een vacantie in het
Noord-Hollandsche dorpje gelogeerd zijn,
waar Dirk's ouders een boederijtje houden,
ziet Toos zoo tegen een hervatting van het
sdhoolwerk op, dat zij Dirk overhaalt om niet
langer met trouwen te wachten.
Door een uiterst sober leven en door zicih
elk genot te ontzeggen, weten zij in een kleine
weninig in de Fagelstraat het hoofd boven
water te houden. Dirk studeer't elk oogenblik,
dat de school hem vrij laat, Toos doet het
huishouden en in latere jaren zal dteze perio
de haar altijd voor den geest staan als de
tijd waarin zij werkelijk gelukkig geweest is.
Dirk's slagen en zijn benoeming tot leeraar
brengen een algeheele verandering. Zij staan
nu een trapje hooger op de maatschappe-
lijke ladder en uitveerig gaat de schrijfster
na ho>e zij hun huis iinriehten, de eerste via-
te's ontvange.n en hun intrade doen in het
leeraarskringetje.
De Dirk van vroeger, nu door zijn vrouw
steed's offideel ate Hartsen aangesproken,
verstrakt in zijin gekleede jas en ziet het
levenspadje waarover hij 1-oopen mag steeds
smaller worden. Een enkele stap terzijde
daarvan en hij staat op gebied waar een
leeraar, die in alles een voorbeeld van correct-
heid, van burgerlijk fatso-en en maatschappe-
lijke deugd moet zijn, niet komen mag.
Ein ook Toos ondergaat een algeheele ge-
daant'everwisseling. Met behulp van een groo
te dienstbode, waakt zij met pijnlijfce na-uw-
keurigheid over al haar mooi-e meubeltjes.
Geen spatje, geen vltekje mag er op blijven,
het eten moet tot in de kleinste schoteltjes
gO'ed verzorgd zijn, het dagelijiksch leven
wordt nauwkeurig naar de klok geregeld en
voor die rest profiteert zij ten voile van dte
verandterde levensomstandigheden.
Meer en meer wordt Hartsen dte onontbeer-
lijike, die geld moet verdienen om er zijn
vrouw van te kunnen laten genieten en Toos
ko-opt bontmantels en avand'japonnen, gaat
uit teaen, vult haar maag mlt't dure bonbons
en denkt zomerreisjes uit, die schatten van
geld1 moeten kosten. Het schijnt onbegrijpe-
lijk, diat een leeraar met een vijf-, zesduizend
gulden imkomen en wat privaatlessen dat
alles betalen kan, miaar dat is natuurlijk
maar iets bijkomstigs. De schrijfster heeft dit
leven noodig, v/ant daardoor zien wij lang-
zaam maar zeker de beidte hoofdfiguren van
dezen roman uit elkaar gaan.
Zij hebben geen geroeenschanpelijke zorg
meer, zij worden egoisten, die elk voor zich
een zoo groot mogelijk deel van het thans be-
reikbare voor zich opeischen,, die dkander in
den weg beginnen te staan.
Steeds zwaarder wordt de ketting, die hen
bandit. In Dirk Hartsen groeit het verlangen
het da-gelijiks lmellender burgemiansfatsoen
eens van zich af te kunnen werpen, weer eens
een gewoon mensch te kunnen zijn, maar
Toos waakt er zorgvuldig voor, dat hij geen
gefegenheid krijigt een schrede van den voor
hem afgebakenden weg af te wijken.
Tegelijkertijid is zij een dure vrouw, die
zich het leven steeds gemakkelijker maakt.
Alles in huis richt ziteh naar haar bevelen en
dan openbaart zich bij deze toch al koud-
blo-edtge een groeiende afkeer van haar ver-
plicihitingen ate echtgeiaoote.
Mevrouw wenscht geen kinderen, die haar
gezondheid en haar gemakkelijk leven in ge-
vaar kunnen brengen en tegelijlketijd zien wij
in Hartsen het verlangen, naar een gezonde
vrouw en een stevig-en stamhouder opkomen.
Het duurt niet lang of het samenwonen van
deze menschen is voor beid'en een dagelij k*
sche niiartelipg. Elk spoor van liefde, elk
spoor van waardeering verdwijnt en weldra
staan zij tegenover elkaar ate vixemd'e dieren-
met tegenstrijdige instincten, die noodge-
dwongen in eenzelfde hok moeten leven.
Onbevrediging doet veriangen sterker wor
den, ontketent de hartstociht die ate een
steeds wassenden strocm tensl-otte dte dijken
van het conventioneele breekt en den man in
alls opzichten een zou-daar doet worden, die
van kwaad1 tot erger vervalt en ten slotte een
witHoos we-rktuig is van elke vrouw, die hem
ondter haar bekoring weet te brengen.
Geen detail daarvan wordt ons in dit bock
bespaard en het is de vraag of bij de opvoe-
rinig van dit eehtelijke di'ama een zoo uitge-
breid dteoond' miet een zoo realistische schilde-
ring noodzakelijk was. Het kan voor een groot
„En nog anderen?" ging Stevenege voort.
„Ja", antwoordde zij na even gewacht te
hebben, „ook Oswald Cleverley."
Stevenege wieip een haastigen blik naar
haar en toen miste hij de kracht een vraag te
onderdrukken, welke plotseling bij hem op-
welde.
„Vergeef mij de vraag" verontschuldigde
hij zich, „maar is u niet verloofd met den
heer Oswald Cleverley?"
Tot zijn grenzenlooze verbazing fcr-eeg bet
meisje een kleur ate een pioen. Zij sperde haar
oogen open, haar lippen bewogen zich en
zij keek hem aan, alsof zij zijn geheimste
geda-chten wilde 1-ezen. Daarna zeide zij op
bitsen toon:
„Ik? Ik verloofd met Oswald1 Cleverley?
Lieve hemel, neen! Hoe komt u er toe die
vraag te doen?"
„Neen maar, dat spijt me toch!" antwoord
de Stevenege. „Op mijn woord van eer, ik
had er zoo den indruk van. Dwaas van me,
niet waar? Maar ik zag u zoo samen en toen
dacht ik
„Neen, ik ben niet met hem verloofd". her-
haalde zij. „Natuurlijik hebben wij van kinds-
been af met elkaar omgegaan, maar ik
ben met niemand verloofd!"
,,'t Spijt me, dat ik u die vraag heb ge
daan, ik maak mijn excuus", zei Stevenege
nogmaate. „Wat ik er mee bedoekle was dat
als u met hem verloofd was, zijn meening
voor u van gewicht zou zijn."
Hij 1-iet nog het een en ander ter toelich
ting volgen, maar gevoelde toch, dat de toe-
stand hem volstrekt nog niet duidelijk was.
Want er viel geen oogenblik aan te twijfe-
len of hij had gezien, hoe Barbie en Oswald
bij hun ontmoeting in het d'uister elkaar had- y
den gekust, en hoe Oswald zijn arm om Bar
bie's middd had gelegd. toen zij tussehen de
boomen verdwenen. En vergeefs trachtte hij
wat hij toen gezien had1 in overeenstemming
te brengen met wat hij, nu hoord-e.
„Welnu", zeide hij, zich dwingend tot dte
hoofdzaak terug te keeren, „laten wij bet
nog even over Whatmore hebben! Ik zal u
niets meer vragen en ik herhaal mijn verkla
ring, dat geen woord van wat wij hier heb
ben gesproken ooit over mijn lippen zal ko
men. Maar ik zou u nog wat op het hart
willen drukken. Het is mogelijk dat ik me
vergis ik zal u natuurlijk niet vragen of
dat al of niet het geval is maar ik ben
vast overtuigd, dat u, uw oom SheffieM en
Oswald Cleverley, alien weet waar What
more zit en vermoedelijk uw best doet hem
verborgen te houden. Maar laat ik u nu een
goeden raad geven. Indien het u ernst is
Whatmore zoo goed mogelijk te helpen, geeft
hem dan den raad uit zijn schuilhoek te ko
men en zich aan Detterling over te geven
•liefst zoo gauw mogelijk."
Watom gearresteerd te worden?-'
riep zij uit.
,Dat te mogelijk, zelfs waarschijnlijk; ik
weet intusschen niet wat de gemeente-politte
heeft besloten", antwoordde Stevenege.
,.Maar ate hij onschuldig is en u en zijn
vrienden daarvan overtuigd zijn, laat hij dan
de zaak moedig onder de oogen zien en een
rechterlijke beslissing uitlokken. Door te ver-
dwijnen onmiddellijk na het onderzoek van
den coroner en zich vervolgens te verschui-
len, geeft hi} steeds meer voedsel aan, de ver
denking tegen hem
1 - Wordt vervolgd).
OP AANVRAGE WORDT U GRATIS TOEGS
ZONDEN DE BROCHURE OVER GRANULINE,
HET MIDDEL VAN Dr. J. H. VAN GRAFHORST.
ARTS, TEGEN TUGERCULOSE EN KLIER.
ZiEKTE. Middelburgschsstr.Zl7, Schaveningon,