linlm CograiL De iarlies Yan Bardelys. Scbaakrobriek. Mtm&m mm Damrnbriek. Ws In en om de hoofdstad. FEUILLETON. i fl W FT' jfo. 95 1928 Honderd dertigsfe Jaargang, Zaterda^ 31 April. CCLXXXIII. Tentoonstelling voorheen en thans en degelijkheid. Dezer dagen snuffelende in mijn „antiqui- ieiten"-verzameling, diepte ik op een door vcle ouderen zeker reeds lang vergeten al- bumtje. Het was een der premie-nummers, die het in die dagen bloeiende dagblad „Het Nieuws van den Dag" af en toe zijn lezers- kring aanbood en het vertoonde op den om- slag een gezicht op het IJ met Amsterdam op den achtergrona; een aardig uitzicht, iwant het Centraal Station, hetwelk sedert dien tijd zooveel van den mooien aanblik op de stad, van het groote water uit, bedorven heeft, bestond toen nog niet. En op het breede Water ziet men op den genoemden omslag be- halve kleine stoombooten, nog een aantal ge- ankerde driemasters en een pracht-fregat, dat met gereefde zeilen door een sleepbootje bin- nengetrokken wordt. Een typisch prentje om aan te zien in deze dagen, nu het mastbosch yan het IJ verdwenen is en dagelijks de reus- achtige Oceaan-vaarders over de wateren stoomen. Het opschrift op den omslag was: ,,Herinnering aan Amsterdam in 1883", aan het jaar der groote wereld-tentoonstelling, de eenige tentoonstelling van dien aard, welke deze stad ooit gekend heeft, want de andere groote tentoonstelling, die we in 1895 hier op dezelfde plaats als die van 1883 gehad heb- ben, haalde het toch niet bij de eerstgenoem- de daarvan leeft nog alleen in veler herin- nering voor het Oud-Hollandsche marktplein en het restaurant-schip, hetwelk toen op het terrein lag. In het album-kaftje vond ik de gekleurde afbeeldingen van de tentoonstellingsgebou- wen van dat gedenkwaardige jaar 1883 en den plattegrond van het terrein, het toen nog geheel onbebouwde terrein achter het Rijksmuseum, zich uitstrekkende tot de van Baerlestraat, die nog niet verder was door- getrokken dan de P. C. Hooftstraat. En op net terrein, zoo ongeveer ter hoogte van de plek, waar thans nog het gebouw der IJsclub staat, toont de plattegrond een volks-restau- rant. De geheele aanblik van dien plattegrond uit dat premie-albumtje van het „Nieuws" was voor mij te merkwaardiger, toen ik j.l. Zaterdagmiddag die van Baerlestraat door tramde langs onze langste tramlijn no. 3. Welk een verschil die aanblik nu, vergeleken bij dat ten toonstel lings jaar! Thans op dat terrein een Rijkspostspaarbank, een Stedelijk Museum en een groot aantal van welvaart getuigende villa's en met betrekking tot dat volksrestaurant, hetwelk ik daareven noem- de, de twistvraag of daar ter plaatse onge veer in de toekomst wederom een groot restau rant zal verrijzen, wanneer volgens het denkbeeld van den kunstschilder Bauer het nog open deel van het museum-terrein park zou worden met restaurant-gebouw aan den van Baerlestraat-kant, dan wel of er een opera-gebouw zal verrijzen de Raad zal er deze week weder over gaan redekavelen en beslissen als't zoover komt, wat ik op dit oogenblik, dat ik dit neerschrijf nog betwijfel we hakken hier in groote kwesties niet zoo gemakkelijk knoopen door! Ik was met die tram op weg naar een groo te tentoonstelling in den geest van onze da gen; geen wereld-expositie, maar eene in een groot gebouw van onzen nieuweren tijd, wel ke deze week gehouden wordt in het velen uwer door automobiel-tentoonstellingen zeker reeds bekende gebouw der R.A.I., dat zich verheft aan het einde der Ferdinand Bol- straat bij het Troostplein. Geen tentoonstelling, waarvan ik een en ander zeggen ga om er u heen te lokken, want als dit blad u onder de oogen komt, :s haar sluitingsuur reeds nabij, en bovendien, ik zou niet durven beweren, dat zij voor niet- Amsterdammers een reis naar de hoofdstad waard zou zijn; wanneer ik haar tot een on- derwerp van deze week-causerie maak, dan is het omdat deze expostie zoo typisch teekent den geest van het groote stadsleven van onze dagen. Het was een reclame-tentoonstelling in optima forma, de zooveelste Beurs van de „Dames-Kroniek", een Beurs, die nu al zoo menigmaal in verschillende steden des lands gehouden wordt en blijkbaar steeds een groo te aantrekkelijkheid is voor dames en kinde- ren in de eerste plaats, alsmede ongetwijfeld een niet onvoordeelig zaakje voor de onderne- mers, en een gebeurtenis, die voor degenen, die er tentoonstellen, voordeelen aanbrengt, anders zouden laatstgenoemden er niet in zoo grooten getale tegenwoordig zijn. Een dergelijke tentoonstelling is in twee- Naar het Engelsch van RAFAeL SABATINI. (Schrijver van „De Zeevalk"). 11) „M<ijnheer, ik bid u, ga zitten. Ik zal mijn vader roepen, wij zullen een bed voor u in gereedbeid brengen. U mag die kleerem niet aanhouden." „Engel van goedheid", mompelde i:k vol diankbaarheid en terwijl ik nog half versuft was, kwam ik in die kamer met een van mijn hoofsche kunstjes aan, want ik vatte haar hand en bracht die aan mijn lippen. Maar voordat ik de voorgenomen kus op haar vin- gers gedrukt had en o wonder! ze wer- den niet teruggetrokken ontmoetten mijn oogen de hare. Ik draalde zooals remand kan dralen die op het punt is heiligschennis te begaan. Een oogenblik bleven wij elkaar aan- ato; toen sloeg ik de oogen bescbaamd Jieer en liet haar hand los. net was de onschuld, welke uit de oogen van dat kind straalde, die mij op dat oogen blik ontzag had ingeboezemd; dat gevoel o«d mij sidderen bij de gedachte daar ge- vonden te worden, noe vernederend zou het weaen haar naam te booreo noemen met dea etlei opzicht wel kenmerkend voor onzen tijd; immers, zij toont in de eerste plaats wat de reclame in onze dagen te beteekenen heeft, in de tweede plaats, dat het groote stadspu- bliek aangetrokken wordt door alles, waar iets te zien wordt gegeven niet alleen, maar waar ook veel weggegeven wordt. Want, als er nu een stad is waar men voor den dag kan komen met lange en keurige winkelstraten; waar de neringdoenden op elk gebied door in hun uitstallingen in de winkelkasten hun beste been voor te zetten, het publiek weten te lokken, dan is het zeker de hoofdstad des lands. Onze Kalverstraat, Leidsche straat, Utrechtsche straat, om nu maar slechts drie van de voornaamste te noemen, kunnen stad- en landgenoot en vreemdeling winkels en pro- ducten daarin toonen, welke voor die in groo- tere buitenlandsche steden volstrekt niet on der behoeven te doen; wij hebben de z.g. „wa- renhuizen" gekregen, die uitmunten door de gelijkheid en verscheidenheid van hetgeen er te koop wordt geboden dus zou men mee- nen, dat de Beurs, zooals die, welke nu in een, hoewel met de tram gemakkelijk te be- reiken, toch van het centrum afgelegen deel der stad wordt gehouden, geen aantrekkelijk heid zou hebben. Toch is het tegendeel waar; het is er's middags en's avonds steeds vol en het publiek wordt grootendeels gevormd door vrouwen en kinderen uit alle milieu's" van onze hoofdstedelijke samenleving. Winkeliers in allerlei artikelen hebben er hun uitstalling; de een wat aantrekkelijker dan de andere, doch geen enkele die uitmunt boven de uitstallingen, die elk der exposanten in hun eigen magazijnen of winkelruimten kunnen toonen en toch loopt het publiek bij hen te hoop. De dames verdringen zich bij de verrichtingen van een stofzuiger, of de werk- zaamheden met een bakoven of gasfornuis, alsof zij nooit in de winkelstraten iets derge- lijks hadden te zien gekregen, Waarom? Blijkbaar omdat er veel weggegeven wordt. Niet bepaald in geschenkjes, want het schijnt, dat de jaren, toen op dergelijke Beur- zen elke exposant iets van zijn etalage ten geschenke gaf, voorbij zijn, maar de kleinig- heden trekken. Het biijkt, dat de gelegenheid een gratis kopje thee te mogen proeven; een beschuitje met dit of dat aangeboden te krij- gen; een schijfje kaas, gesneden met een bij- zonder soort mes te kunnen eten, erg aanlok- kelijk is. Dames, die misschien voor geen geld ter wereld op straat zouden willen loopen met het kleinste pakje, ziet men hier gaan met bundels reclame-papieren, die hun aan elken „stand" worden toegereikt, ze zouden er geen enkele gaarne missen. De zooveelste bezoek- ster der expositie-zaal heeft kans te krijgen een doos chocolade of zeep; mede wordt aan- gekondigd, dat een „heele" stofzuiger, zelfs een compleet slaapkamer-ameublement zal worden uitgereikt het zijn al dergelijke dingen, die trekken ook in een zoo groote stad als Amsterdam en als men zoo'n rond- gang maakt op een reclame-tentoonstelling als deze, dan begrijpt men eerst recht hoe ernstig het cadeau-stelsel in onzen elkander beconcurreerenden tijd is doorgedrongen en hoe moeilijk het zal zijn met een stelsel, waarover onze middenstand toch zoo klaagt, te kunnen breken. Als nieuwigheid op deze „dames"-Beurs was aangekondigd de tentoonstelling van vijf compleet-ingerichte „flat"-woningen, omge- ven door schitterende tuinen, een navolging van iets, dat reeds meermalen te zien is gege ven op de bekende .Ideal Home Exhibitions", die te Londen elk jaar in het gebouw „01ym- pia" gehouden worden en ik was dan ook be- nieuwd wat men hier van een dergelijke ten toonstelling gemaakt had. Het reusachtige R.A.I.-gebouw leende er zich genoeg voor. Eerlijk gezegd, is mij dit deel der tentoonstel ling tegengevallen. Een kwart eeuw geleden waren de En- gelsche „flat"-woningen, alles op een verdie- ping, nog totaal onbekend, evengoed als bad- kamers nog in menig huis ontbraken. De meerderheid der Amsterdammers, die zich geen geheel huis veroorloven konden, be- woonden een benedenhuis met of zonder „sous-terrain", of een eerste, tweede, derde, soms zelfs vierde bovenhuis, bereikbaar langs een steile trap; zoo'n bovenhuis was feitelijk ook wel een etage-woning, alles op een verdie- ping, doch het was toch niet datgene wat men onder een „flat" verstaat. Thans zijn „flat" woningen in Amsterdam geen zeldzaamheid meer; men vindt ze bij honderden in de nieu- we wijken, in allerlei prijzen; ook reeds in de oude stad, b.v. in het nieuwe complex huizen verrezen aan de Vijzelstraat tusschen Kei- zers- en Prinsengrachten, huurprijs van der- tienhonderd gulden en meer. Dies was een expositie van „flat"-wonin- gen op de dames-jaarsbeurs goed bedacht. De inrichting was dan ook juist, de wijze van meubelen overzichtig, ofschoon slordig, niet af er stonden b.v. gedekte tafels in de eet- kamers, waarop wel de serviezen, maar le- pels, vorken, messen had men maar wegge- laten. Maar wat vooral onjuist was, was dat alles veel te ruim genomen was, ziilke breede portalen en gangen in een Amsterdamsche mijne. Die gedachte verleende mij kracht. I'k wierp mijn vermoeidheid van mij alsof het een kleedingstu-k was, en met inspanning liep ik plotseiing naar het venster. Zonder een woord te spr-eken, wiide ik haastig het gor- dijn wegtrekken, toen.haar hand op mijn kletsnatten arm mij tegenhield. „Wat gaat u doen, mijnheer?" riep zij ver- schribt. „U kunt gezien worden". Nu bedacht ik wat ik daar straks had moe- ten bedenken voordat ik het balcon opgeklom- men was: zoo gauw mogelijk daar vandaan te komen. „Ik had het recht niet hier binnen te ko men", fluisterde ik. „lk ik zweeg plotse iing; een verklaring geven zou wezen haar ziel bezoedelen, en daarom zei ik haastig „Goeden nacht! Adieu!" „Maar mijnheer ,/Laat tnij gaan" zei ik op bevetenden toon en ik schudde haar hand van mijn arm. „Bedenk dat u uitgeput is. Als u nu heen- gaat dan wordt u zeker gevangen genomen. U mag niet heengaan". Ik lachte zachtjes, eenigszins bitter, want ik was boos op mij zelf. „Stil kind", zei ik. ,,Dat is nog beter dan hier te biijven." Dit zeggende trok ik de gordijnen weg en duwde de ramen open. Zij bleef in de kamer staan, en keek mij na, met een bleek gelaat en; angstig vragende oogen. Nog 6dn laatsten blik wierp ik haar toe toen ik het hek van het balcon overstapte. „flat"-wonlng zijn slechts bereikbaar voor hem, die de allerduurste „flats" bewonen kan! De tuinen er omheen, met graszoden-aan- leg en perken hyacinthen, maar vergeten wa ren de paden men liep over de gewone planken vloeren van het gebouw, inplaats van over geharde grint- of asphaltpaden. In zoo ver was de nabootsing van de Londeti- sche Ideal toch maar half werk, niet af, wat jammer was! Het geheel vergelijkende met hetgeen de groote Amsterdamsche tentoonstellingen van 1883 en 1895 te zien gaven, kwam men wel tot de duidelijke wetenschap, dat er heel wat veranderd is tusschen toen en nu wat inrich ting onzer Amsterdamsche woningen en ons huishoudelijk leven betreft, maar ook met be trekking tot de oud-Amsterdamsche degelijk heid die laatste Mel niet uit ten voordeele van onze dagen. SINI SANA. straks komt een ander, die't weg redeneert. Onwillekeurig schoten mij de woorden van bovenstaand motto in den zin toen ik ver- leden week mij zette om mijn schaakrubriek te beginnen, nadat ik de beschouwingen van Hans Knoch in de Wiener Schahzeitung had bestudeerd omtrent den 3en zet (e5) van wit in de Fransche partij. Van een onzer trouwe lezers ontving ik 't volgend schrijven: In de notatie der partij RetiSpielman (zie rubriek vorige week) viel mij op de ver- oordeeling van den 6en zet van Zwart (Db6) Vroeger toch (misschien tegenwoordig niet meer) leerde men, dat in de Fransche ope ning na 3. e5, de zet Db6 juist aan te bevelen was wegens de druk op d4 en b2. Wilt U hieromtrent uw oordeel even zeggen enz. Laat ik beginnen met den geachten inzen- der mijn dank te betuigen voor zijn schrijven. Hieruit kan ik motieven putten om op deze kwestie terug te komen. Op den voorgrond zij geplaatst, dat ik de notaties voor een deel overnam uit de W. S. waarin H. Kmoch, een zeer ervaren analysator, zijn meening over 3. e5 gaf. Ik zelf heb mij onthouden van goed- of afkeu- ring. 'k Heb't juiste of minder juiste van 3. e5 in't midden gelaten en alleen weerge- geven wat anderen ervan zeggen. 'k Zei woordelijk: De zet is nog zoo weinig gespeeld en zijn consequenties nog zoo wei nig beLend dat een bepaalde meening nog niets is uit te spreken. Liever wil ik nu nog weer geven wat an dere leerboeken er van zeggen. Dufresne zegt van 3. e5. Deze zet wederspreekt het principe, den pion zoolang mogelijk te verdedigen en dus in't centrum te behouden. In dezen tijd is de zet door den Russischen Meester Nimzo- witsch met bijzondere voorliefde gespeeld, zonder dat hij een directe wederlegging on- dervond. 3c5! 4. c3 Pc6 5. f4 Na 5. Pf3 had zwart het goedc antwoord f6. 5Db6. In de Fransche en Sici- liaansche partij is (na 3. e5) deze plaats voor de dame van Zwart van groote beteekenis omdat het vijandelijke centrum en tevens b2 aantast." Wij teekenen hierbij aan dat ten eerste f4 is geschied en dus de partij een heel ander karakter krijgt dan in de partij Reti—Spiel- man (Nimzowitsch-systeem). De voorstanders van 3. e5 zullen zeer stel- lig niet f4 spelen en bovendien (en dat ken- merkt den nieuwen tijd en dus ook 3. e5) zij zijn niet zoo bang om de tegenpartij 't cen trum te laten. In zoover is 't motto met juistheid boven dit opstel gezet. Men lette b.v. op de drie varianten van Nimzowitsch uit de rubriek van verleden week, waar wit toelaat zonder terug te ne- men, dat zwart op d4 slaat om met Ld3 of Dg4 en Pf3 een soort gambietspel te spelen Euwe zegt in zijn derde deel Hartog-Euwe De gewone speelwijze van de Fransche partij maken 't gemakkelijk remise te ver- krijgen. Om dit te ontgaan speelt men meer energiek twee systemen n.l. le 3. e5. c5 4. c3 Nimzowitsch speelt hier 4. Dg4 of 4. Pf3 om na 4cd4 met 5. Ld3 voort te zetten. Voor de pion minder krijgt wit aan- valskansen. 4Pc6 5. Pf3 Db6 (Na 5f6 speelt wit 't beste 6. ef6 gevolgd door 7. Ld3 en 8. 00. 6. Ld3 Ld7? Juist is hier 6cd4 7. cd4 Ld7! (na- tuurlijk niet 7Pd4? 8. Pd4 Dd4? 9 Lb5f) 8. Le2 (noodig om d4 te dekken); in Toen liet ik mij zakken op dezelfde manier als ik gekomen was. Ik hing aan mijn ban- den en zocht met de voeten den rand van het venster, toen plotseiing mijn ooren heftig suisden Ik had een vaag vizioen van een witte gedaante, hangende over het balcon boven mijtoen trok een sluier over mijin oogen, een gewaarwording alsof ik viel, een sudzend geluid als van een stoxmwind en toen niets meer. HOOEDSTUK V. De vicomte(*) van Lavedan. Toen ik weder ontwaakte lag ik te bed in een keurige kamer, ruim en zonnig, een ka mer die ik nog nooit gezien had. Ik had de eerste oogenblikken een gevoel van tevreden- heid daar zoo rustig te liggen en ik dacht niet verder na. Mijn oogen dwaalden droo- merig over de mooie meubelen van dit smaakvo! ingerichte vertrek en bleven einde- liijk rusten op de magere, gebogen gestalte van een man, die met zijn rug naar mij toe- gekeerd zat en bezig was met fleschjes, bij een tafel die niet ver van- mij afstond. Toen begon riijn veratand te werken en ik trachtte er achter te komen waar ik was. Ik keek door het open raam, maar van uit het bed1 zag ik niets meer dan de blauwe lucht en over het Looperjaar b'eschikt, geen kwaa'd spel. De zwarte stukken hebben niet voldoen- de terrein en de witte stelling vertoont geen zwakke plekken). In den Bilquer vinden wij: 3. e5 c5! Deze is Van Paulsen af- komstig. Het is waar dat Zwarf door c5 naast Pc6 en Db6 een aanval krijgt op punt d4 en kans krijgt op een door- braak op de d-lijn. Maar van den anderen kant is 't ook waar, dat zoo wit pion e5 be houden kan, zijn spel in iede- geval het beste is en het meest vrije. In den laatsten tijd wordt deze variant door den Russi schen Meester A. Nimzowitsch veel gespeeld en met gunstig gevolg. Zoo ziet men dat de getuigenis van Hans Kmoch geheel overeen stemt met de nieuwe- re ideeen omtrent de Fransche partij en, da' de dogmatische stelling van vroeger, dat 3. e5 een verdient, heden niet meer zonder meer wordt onderschreven. Uit Laskers Schaakleerboek. Eindspel no. 219. O Vicom te is de Fransche titel voor Burg- graat wmwm I Wi Wit speelt en wint. Oplossing probleem 183. (Th. C. Henriksen). 1. Tc5—c2 dreigt 2. Pc3 mat. 1. 1. 1. 1. 1. 1. 1. Kd5 Dc2 Tc2 ed5 Pd2 Pe3 2. Pf7 mat. 2. Dh5 mat. 2. De4 mat. 2. Df5 mat. 2. Pf7 mat. 2. Dh5 mat. 2. De4 mat. AAN DE DAMMERS. In onze vorige rubriek gaven wij ter op lossing probl. no. 1012 (auteur J. Bergier) S t a nd. Zw. 5 sch. op 1,3, 6, 7, 19 en twee dam- men op 26 en 37. W. 9 sch. op: 12, 18, 22, 28, 32, 33, 39, 41, 44 en dam op 50. Oplossing. 1. 39—34 1. 37 46 2. 34—30 2. 26 8 3. 28—23 3. 46 25 4. 23 14 4. 25 9 5. 22—17 5. 9:11 6. 44—39 6. 11 44 7. 50:13! COMBINATIES. De beide volgende standen zijn van den heer Vredenburg. Hip |PS ip inym Mb Zw. 12 sch. op: 4, 6, 7, 8, 9, 11, 13, 14, 16, 20, 23, 35. W. 12 sch. op: 17, 22, 25, 26, 32, 33, 34, 38, 39, 44, 49, 50. Wit speelt hier: 1. 34—30 1. 35:24 2. 32—28 2. 23 34 3. 26—21 3. 16:18 4. 49—43 4. 11 22 5. 33—28 5. 22 33 6. 44—39 6. 33 44 7. 50 10 7. 4 15 8. 25 1 In den tweeden stand: een flauw waas van heuvels op een afstand. Ik spande mijn d-enkvermogen in en de gebeurtenissen van den vorigen avond kwa- men mij langzamerhand voor den geest. Ik herinnerde mij het jonge meisje, het balcon, em mijn vlucht die geeindigd was met duize- ligheid en mijn val. Hadden ze mij naar daf- zelfde kasteel gebracht, of Of wat an ders? Ik kon geen andere mogelijkheid be denken en daar ik het niet noodig vond er mijn hersens mee te vermoeien daar er iemand in de kamer was aan wien ik het kon vragen, riep ik: „Zeg mijnheer". Ik trachtte mij te bewegen, maar dat deed mij hevige pijn en ik gilde. Mijn linker schouder was pijnlijk en stijf, maar zijn- redder voet was nog pijnlijker door die plotselinge bewe- ging. De oude, verwelkte man keek dadelijk om. Zijn gezicht had veel van een roofvogel, zoo geel als een louis d'or, met een grooten ha- vikneus em een paar zwarte kraaloogen die mij ernstig aanzagen. De mond was het eenige wat het overiigens onaangename ge zicht goed maakte, daar zat iets opgeruimds in. Maar op dat oogenblik had ik niet veel tijd hem op te nemen, want toen hij zich om- keerde bewoog zich tevens iets naast mijn bed dat mijn aandacht trok. Een heer in rijke kleedij en van een indTukwekkend voor- komen kwam nader „Zijt glj wakker, tnifmhieer?" zei hij vra- gend. „Zou u zoo vrjendelijk willen wezen mii fe Zw. 11 sch. op: 8, 9, 12, 13, 14, 16/19, 23 29. W. il sch. op: 20, 27, 28, 31, 32, 34, 37, 38, 40, 43, 45. Wint wit door? 1. 31—26 1. 14:25 2. 34—30 2. 25 34 3. 38—33 3. 29 49 4. 40 29 4. 23 34 5. 28—22 5. 17 28 6. 32 3 6. 49 21 7. 26:17 7. 12:21 8. 3:40! Ter oplossing voor deze week: h Probleem 1013 van A. D Querido. m.Wm. m.4m>,jmI w%. wm. wm. m Zw. 8 sch. op: 2, 6, 7, 8, 9, 15, 20, 35 en dam op 16. W. 9 sch. op: 11, 24, 27, 28, 29, 32, 40, 43, 44. In onze volgende rubriek geven wij de op lossing. Uit E&tislansi. DE CONCESSIES IN RUSLAND. (Nadruk verboden.) De „Ekonomitsjeskaja Zjiznj" (in het nummer van 1 April) geeft in een artikel over de concessie-politiek van de sovjet-regee- ring een uitvoerige bespreking van de balan- sen van 17 concessies over dat de gegevens authentiek zijn en niet door de redactie van het sovjet-blad bewerkt, hoewel dit natuur- lijk niet met zekerheid te zeggen is. Volgens de „Ekonomitsjeskaja Zjiznj" volgt uit d? balansen dier 17 belangrijkste concessies, dat de buitenlandsche kapitalisten in hun onder- nemingen in de Sovjet-Unie pl.m. 13.4 milli- oen roebel geinvesteerd hebben (in den vorm van machines e.d. en van bedrijfskapitaal), De omzet van die bedrijven bedroeg in het afgeloopen boekjaar 28.4 millioen roebel; de winst 4.7 millioen roebel, d.w.z. 35.2 pet. van het belegde kapitaal (de rekensom van de „Ekonomitsjeskaja Zjiznj" klopt niet, maar dat is van minder belang). Deze buitensporige winsten hebben bij sommige communisten ontevredenheid ge- wekt en de volgelingen van Lenin eischen, dat er een einde gemaakt wordt aan het con- cessie-stelsel. De buitenlandsche kapitalisten hebben echter alle reden om tevreden te zijn met de bereikte resultaten. Volgens de redac tie van het sovjetblad zijn de leiders van de concesiebedrijven het ook. Zij hebben het zelfs noodig gevonden de sovjet-overheid brieven te sturen waarin zij uiting geven aan hun tevredenheid. In de brieven wordt ook gezegd, dat de leiders der bedrijven ten zeer- ste tevreden zijn over de samenwerking met de sovjet-overheid en de plaatselijke "admi nistrate. Nemen wij aan, dat deze brieven echt zijn en dat zij een spontane uiting van dankbaarheid zijn en niet door de overheid afgedwongen; wel stuit de veronderstelling dat alles authentiek is op eenige ongerijmd- zeggen waar ik-bera, mijnheer?" vroeg ik. „Weet u dat niet? U is te Lavedan. Ik ben de burggraaf van Lavedan." Ofschoon ik eigenlijk niets anders verwacht had verbaasd-e het mij toch. „Te Lavedan?" vroeg ik heel dom, ,,maar hoe ben ik hier gekomen?" „Dat is meer dan ik u zeggen kan", ant- woordde hij lachend. „Maar ik verzeker u dat de dragonders van den koning u op de hielen zaten. Wij vonden u gisteravond op het binnenplein, bewusteloos van uitputting, gewond aan den schouder en met verstudkten voet. Het was mijn dochter die alarm maak te en om hulp riep. U lag onder haar ven ster". Toen zag hij zonder twijfel de toene- mende verbazing in mijn oogen, welke bij aan schrik toeschreef. „Neen", riep hij ge- ruststellend. „Neen, maak u niet ongerust. mijnheer. U trof het goed bij ons te komen. U is bij vrienden aangeland. Wij zijn ook Orleanisten, op Lavedan, en toch heb ik het gevecht bij Castelnandary niet bijgewoond. Dat was mijn schuld niet. De bode van deu prins -kwam te laat toch heb ik met mijn manschappen een compagnie gevormd, maar toen ik te Lantuc was aangekomen ben ik te- ruggekeerd, want ik hoorde dat er reeds een beslissende slag geleverd was en dat onze partij een vernietigende nederlaag geleden had'Hij uitte een sinart-elijken zucht. (Wordt vervolgd)' WW: W/W/yy//r. y////y. Tc8 OP AANVRAGE WORDT U GRATIS TOEGE'- ZONDEN DE BROCHURE OVER GRANULINE, HET MIDDEL VAN Dr. J. H. VAN GRAFHORST ARTS. TEGEN TUBERCULOSE EN KLIER. Zj_EXjrjE^_MiddelburgschBslr.Zl7, Schevaninoen. i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1928 | | pagina 5