linlm CograiL
De iarlies Yan Bardelys.
Scbaakrobriek.
Mtm&m
mm
Damrnbriek.
Ws
In en om de hoofdstad.
FEUILLETON.
i fl
W FT'
jfo. 95 1928
Honderd dertigsfe Jaargang,
Zaterda^ 31 April.
CCLXXXIII.
Tentoonstelling voorheen en thans en
degelijkheid.
Dezer dagen snuffelende in mijn „antiqui-
ieiten"-verzameling, diepte ik op een door
vcle ouderen zeker reeds lang vergeten al-
bumtje. Het was een der premie-nummers,
die het in die dagen bloeiende dagblad „Het
Nieuws van den Dag" af en toe zijn lezers-
kring aanbood en het vertoonde op den om-
slag een gezicht op het IJ met Amsterdam
op den achtergrona; een aardig uitzicht,
iwant het Centraal Station, hetwelk sedert
dien tijd zooveel van den mooien aanblik op
de stad, van het groote water uit, bedorven
heeft, bestond toen nog niet. En op het breede
Water ziet men op den genoemden omslag be-
halve kleine stoombooten, nog een aantal ge-
ankerde driemasters en een pracht-fregat, dat
met gereefde zeilen door een sleepbootje bin-
nengetrokken wordt. Een typisch prentje om
aan te zien in deze dagen, nu het mastbosch
yan het IJ verdwenen is en dagelijks de reus-
achtige Oceaan-vaarders over de wateren
stoomen. Het opschrift op den omslag was:
,,Herinnering aan Amsterdam in 1883", aan
het jaar der groote wereld-tentoonstelling, de
eenige tentoonstelling van dien aard, welke
deze stad ooit gekend heeft, want de andere
groote tentoonstelling, die we in 1895 hier op
dezelfde plaats als die van 1883 gehad heb-
ben, haalde het toch niet bij de eerstgenoem-
de daarvan leeft nog alleen in veler herin-
nering voor het Oud-Hollandsche marktplein
en het restaurant-schip, hetwelk toen op het
terrein lag.
In het album-kaftje vond ik de gekleurde
afbeeldingen van de tentoonstellingsgebou-
wen van dat gedenkwaardige jaar 1883 en
den plattegrond van het terrein, het toen
nog geheel onbebouwde terrein achter het
Rijksmuseum, zich uitstrekkende tot de van
Baerlestraat, die nog niet verder was door-
getrokken dan de P. C. Hooftstraat. En op
net terrein, zoo ongeveer ter hoogte van de
plek, waar thans nog het gebouw der IJsclub
staat, toont de plattegrond een volks-restau-
rant.
De geheele aanblik van dien plattegrond
uit dat premie-albumtje van het „Nieuws"
was voor mij te merkwaardiger, toen ik j.l.
Zaterdagmiddag die van Baerlestraat door
tramde langs onze langste tramlijn no. 3.
Welk een verschil die aanblik nu, vergeleken
bij dat ten toonstel lings jaar! Thans op dat
terrein een Rijkspostspaarbank, een Stedelijk
Museum en een groot aantal van welvaart
getuigende villa's en met betrekking tot dat
volksrestaurant, hetwelk ik daareven noem-
de, de twistvraag of daar ter plaatse onge
veer in de toekomst wederom een groot restau
rant zal verrijzen, wanneer volgens het
denkbeeld van den kunstschilder Bauer het
nog open deel van het museum-terrein park
zou worden met restaurant-gebouw aan den
van Baerlestraat-kant, dan wel of er een
opera-gebouw zal verrijzen de Raad zal er
deze week weder over gaan redekavelen en
beslissen als't zoover komt, wat ik op dit
oogenblik, dat ik dit neerschrijf nog betwijfel
we hakken hier in groote kwesties niet zoo
gemakkelijk knoopen door!
Ik was met die tram op weg naar een groo
te tentoonstelling in den geest van onze da
gen; geen wereld-expositie, maar eene in een
groot gebouw van onzen nieuweren tijd, wel
ke deze week gehouden wordt in het velen
uwer door automobiel-tentoonstellingen zeker
reeds bekende gebouw der R.A.I., dat zich
verheft aan het einde der Ferdinand Bol-
straat bij het Troostplein.
Geen tentoonstelling, waarvan ik een en
ander zeggen ga om er u heen te lokken,
want als dit blad u onder de oogen komt, :s
haar sluitingsuur reeds nabij, en bovendien,
ik zou niet durven beweren, dat zij voor niet-
Amsterdammers een reis naar de hoofdstad
waard zou zijn; wanneer ik haar tot een on-
derwerp van deze week-causerie maak, dan is
het omdat deze expostie zoo typisch teekent
den geest van het groote stadsleven van onze
dagen. Het was een reclame-tentoonstelling
in optima forma, de zooveelste Beurs van de
„Dames-Kroniek", een Beurs, die nu al zoo
menigmaal in verschillende steden des lands
gehouden wordt en blijkbaar steeds een groo
te aantrekkelijkheid is voor dames en kinde-
ren in de eerste plaats, alsmede ongetwijfeld
een niet onvoordeelig zaakje voor de onderne-
mers, en een gebeurtenis, die voor degenen,
die er tentoonstellen, voordeelen aanbrengt,
anders zouden laatstgenoemden er niet in
zoo grooten getale tegenwoordig zijn.
Een dergelijke tentoonstelling is in twee-
Naar het Engelsch van
RAFAeL SABATINI.
(Schrijver van „De Zeevalk").
11)
„M<ijnheer, ik bid u, ga zitten. Ik zal mijn
vader roepen, wij zullen een bed voor u in
gereedbeid brengen. U mag die kleerem niet
aanhouden."
„Engel van goedheid", mompelde i:k vol
diankbaarheid en terwijl ik nog half versuft
was, kwam ik in die kamer met een van mijn
hoofsche kunstjes aan, want ik vatte haar
hand en bracht die aan mijn lippen. Maar
voordat ik de voorgenomen kus op haar vin-
gers gedrukt had en o wonder! ze wer-
den niet teruggetrokken ontmoetten mijn
oogen de hare. Ik draalde zooals remand kan
dralen die op het punt is heiligschennis te
begaan. Een oogenblik bleven wij elkaar aan-
ato; toen sloeg ik de oogen bescbaamd
Jieer en liet haar hand los.
net was de onschuld, welke uit de oogen
van dat kind straalde, die mij op dat oogen
blik ontzag had ingeboezemd; dat gevoel
o«d mij sidderen bij de gedachte daar ge-
vonden te worden, noe vernederend zou het
weaen haar naam te booreo noemen met dea
etlei opzicht wel kenmerkend voor onzen
tijd; immers, zij toont in de eerste plaats wat
de reclame in onze dagen te beteekenen heeft,
in de tweede plaats, dat het groote stadspu-
bliek aangetrokken wordt door alles, waar
iets te zien wordt gegeven niet alleen, maar
waar ook veel weggegeven wordt. Want, als
er nu een stad is waar men voor den dag kan
komen met lange en keurige winkelstraten;
waar de neringdoenden op elk gebied door in
hun uitstallingen in de winkelkasten hun
beste been voor te zetten, het publiek weten te
lokken, dan is het zeker de hoofdstad des
lands. Onze Kalverstraat, Leidsche straat,
Utrechtsche straat, om nu maar slechts drie
van de voornaamste te noemen, kunnen stad-
en landgenoot en vreemdeling winkels en pro-
ducten daarin toonen, welke voor die in groo-
tere buitenlandsche steden volstrekt niet on
der behoeven te doen; wij hebben de z.g. „wa-
renhuizen" gekregen, die uitmunten door de
gelijkheid en verscheidenheid van hetgeen er
te koop wordt geboden dus zou men mee-
nen, dat de Beurs, zooals die, welke nu in
een, hoewel met de tram gemakkelijk te be-
reiken, toch van het centrum afgelegen deel
der stad wordt gehouden, geen aantrekkelijk
heid zou hebben. Toch is het tegendeel waar;
het is er's middags en's avonds steeds vol en
het publiek wordt grootendeels gevormd door
vrouwen en kinderen uit alle milieu's" van
onze hoofdstedelijke samenleving.
Winkeliers in allerlei artikelen hebben er
hun uitstalling; de een wat aantrekkelijker
dan de andere, doch geen enkele die uitmunt
boven de uitstallingen, die elk der exposanten
in hun eigen magazijnen of winkelruimten
kunnen toonen en toch loopt het publiek bij
hen te hoop. De dames verdringen zich bij de
verrichtingen van een stofzuiger, of de werk-
zaamheden met een bakoven of gasfornuis,
alsof zij nooit in de winkelstraten iets derge-
lijks hadden te zien gekregen, Waarom?
Blijkbaar omdat er veel weggegeven wordt.
Niet bepaald in geschenkjes, want het
schijnt, dat de jaren, toen op dergelijke Beur-
zen elke exposant iets van zijn etalage ten
geschenke gaf, voorbij zijn, maar de kleinig-
heden trekken. Het biijkt, dat de gelegenheid
een gratis kopje thee te mogen proeven; een
beschuitje met dit of dat aangeboden te krij-
gen; een schijfje kaas, gesneden met een bij-
zonder soort mes te kunnen eten, erg aanlok-
kelijk is. Dames, die misschien voor geen geld
ter wereld op straat zouden willen loopen
met het kleinste pakje, ziet men hier gaan met
bundels reclame-papieren, die hun aan elken
„stand" worden toegereikt, ze zouden er geen
enkele gaarne missen. De zooveelste bezoek-
ster der expositie-zaal heeft kans te krijgen
een doos chocolade of zeep; mede wordt aan-
gekondigd, dat een „heele" stofzuiger, zelfs
een compleet slaapkamer-ameublement zal
worden uitgereikt het zijn al dergelijke
dingen, die trekken ook in een zoo groote
stad als Amsterdam en als men zoo'n rond-
gang maakt op een reclame-tentoonstelling
als deze, dan begrijpt men eerst recht hoe
ernstig het cadeau-stelsel in onzen elkander
beconcurreerenden tijd is doorgedrongen en
hoe moeilijk het zal zijn met een stelsel,
waarover onze middenstand toch zoo klaagt,
te kunnen breken.
Als nieuwigheid op deze „dames"-Beurs
was aangekondigd de tentoonstelling van vijf
compleet-ingerichte „flat"-woningen, omge-
ven door schitterende tuinen, een navolging
van iets, dat reeds meermalen te zien is gege
ven op de bekende .Ideal Home Exhibitions",
die te Londen elk jaar in het gebouw „01ym-
pia" gehouden worden en ik was dan ook be-
nieuwd wat men hier van een dergelijke ten
toonstelling gemaakt had. Het reusachtige
R.A.I.-gebouw leende er zich genoeg voor.
Eerlijk gezegd, is mij dit deel der tentoonstel
ling tegengevallen.
Een kwart eeuw geleden waren de En-
gelsche „flat"-woningen, alles op een verdie-
ping, nog totaal onbekend, evengoed als bad-
kamers nog in menig huis ontbraken. De
meerderheid der Amsterdammers, die zich
geen geheel huis veroorloven konden, be-
woonden een benedenhuis met of zonder
„sous-terrain", of een eerste, tweede, derde,
soms zelfs vierde bovenhuis, bereikbaar langs
een steile trap; zoo'n bovenhuis was feitelijk
ook wel een etage-woning, alles op een verdie-
ping, doch het was toch niet datgene wat men
onder een „flat" verstaat. Thans zijn „flat"
woningen in Amsterdam geen zeldzaamheid
meer; men vindt ze bij honderden in de nieu-
we wijken, in allerlei prijzen; ook reeds in de
oude stad, b.v. in het nieuwe complex huizen
verrezen aan de Vijzelstraat tusschen Kei-
zers- en Prinsengrachten, huurprijs van der-
tienhonderd gulden en meer.
Dies was een expositie van „flat"-wonin-
gen op de dames-jaarsbeurs goed bedacht. De
inrichting was dan ook juist, de wijze van
meubelen overzichtig, ofschoon slordig, niet
af er stonden b.v. gedekte tafels in de eet-
kamers, waarop wel de serviezen, maar le-
pels, vorken, messen had men maar wegge-
laten. Maar wat vooral onjuist was, was dat
alles veel te ruim genomen was, ziilke breede
portalen en gangen in een Amsterdamsche
mijne. Die gedachte verleende mij kracht. I'k
wierp mijn vermoeidheid van mij alsof het
een kleedingstu-k was, en met inspanning liep
ik plotseiing naar het venster. Zonder een
woord te spr-eken, wiide ik haastig het gor-
dijn wegtrekken, toen.haar hand op mijn
kletsnatten arm mij tegenhield.
„Wat gaat u doen, mijnheer?" riep zij ver-
schribt. „U kunt gezien worden".
Nu bedacht ik wat ik daar straks had moe-
ten bedenken voordat ik het balcon opgeklom-
men was: zoo gauw mogelijk daar vandaan
te komen.
„Ik had het recht niet hier binnen te ko
men", fluisterde ik. „lk ik zweeg plotse
iing; een verklaring geven zou wezen haar
ziel bezoedelen, en daarom zei ik haastig
„Goeden nacht! Adieu!"
„Maar mijnheer
,/Laat tnij gaan" zei ik op bevetenden toon
en ik schudde haar hand van mijn arm.
„Bedenk dat u uitgeput is. Als u nu heen-
gaat dan wordt u zeker gevangen genomen.
U mag niet heengaan".
Ik lachte zachtjes, eenigszins bitter, want
ik was boos op mij zelf.
„Stil kind", zei ik. ,,Dat is nog beter dan
hier te biijven."
Dit zeggende trok ik de gordijnen weg en
duwde de ramen open. Zij bleef in de kamer
staan, en keek mij na, met een bleek gelaat en;
angstig vragende oogen.
Nog 6dn laatsten blik wierp ik haar toe
toen ik het hek van het balcon overstapte.
„flat"-wonlng zijn slechts bereikbaar voor
hem, die de allerduurste „flats" bewonen
kan!
De tuinen er omheen, met graszoden-aan-
leg en perken hyacinthen, maar vergeten wa
ren de paden men liep over de gewone
planken vloeren van het gebouw, inplaats
van over geharde grint- of asphaltpaden. In
zoo ver was de nabootsing van de Londeti-
sche Ideal toch maar half werk, niet af, wat
jammer was!
Het geheel vergelijkende met hetgeen de
groote Amsterdamsche tentoonstellingen van
1883 en 1895 te zien gaven, kwam men wel
tot de duidelijke wetenschap, dat er heel wat
veranderd is tusschen toen en nu wat inrich
ting onzer Amsterdamsche woningen en ons
huishoudelijk leven betreft, maar ook met be
trekking tot de oud-Amsterdamsche degelijk
heid die laatste Mel niet uit ten voordeele
van onze dagen.
SINI SANA.
straks komt een ander,
die't weg redeneert.
Onwillekeurig schoten mij de woorden
van bovenstaand motto in den zin toen ik ver-
leden week mij zette om mijn schaakrubriek
te beginnen, nadat ik de beschouwingen van
Hans Knoch in de Wiener Schahzeitung
had bestudeerd omtrent den 3en zet (e5)
van wit in de Fransche partij.
Van een onzer trouwe lezers ontving ik
't volgend schrijven:
In de notatie der partij RetiSpielman
(zie rubriek vorige week) viel mij op de ver-
oordeeling van den 6en zet van Zwart (Db6)
Vroeger toch (misschien tegenwoordig niet
meer) leerde men, dat in de Fransche ope
ning na 3. e5, de zet Db6 juist aan te bevelen
was wegens de druk op d4 en b2. Wilt U
hieromtrent uw oordeel even zeggen enz.
Laat ik beginnen met den geachten inzen-
der mijn dank te betuigen voor zijn schrijven.
Hieruit kan ik motieven putten om op deze
kwestie terug te komen.
Op den voorgrond zij geplaatst, dat ik
de notaties voor een deel overnam uit de
W. S. waarin H. Kmoch, een zeer ervaren
analysator, zijn meening over 3. e5 gaf. Ik
zelf heb mij onthouden van goed- of afkeu-
ring. 'k Heb't juiste of minder juiste van
3. e5 in't midden gelaten en alleen weerge-
geven wat anderen ervan zeggen.
'k Zei woordelijk: De zet is nog zoo weinig
gespeeld en zijn consequenties nog zoo wei
nig beLend dat een bepaalde meening nog
niets is uit te spreken.
Liever wil ik nu nog weer geven wat an
dere leerboeken er van zeggen.
Dufresne zegt van 3. e5.
Deze zet wederspreekt het principe, den
pion zoolang mogelijk te verdedigen en dus
in't centrum te behouden. In dezen tijd is
de zet door den Russischen Meester Nimzo-
witsch met bijzondere voorliefde gespeeld,
zonder dat hij een directe wederlegging on-
dervond.
3c5!
4. c3 Pc6
5. f4 Na 5. Pf3 had zwart het goedc
antwoord f6.
5Db6. In de Fransche en Sici-
liaansche partij is (na 3. e5) deze plaats voor
de dame van Zwart van groote beteekenis
omdat het vijandelijke centrum en tevens b2
aantast."
Wij teekenen hierbij aan dat ten eerste f4
is geschied en dus de partij een heel ander
karakter krijgt dan in de partij Reti—Spiel-
man (Nimzowitsch-systeem).
De voorstanders van 3. e5 zullen zeer stel-
lig niet f4 spelen en bovendien (en dat ken-
merkt den nieuwen tijd en dus ook 3. e5) zij
zijn niet zoo bang om de tegenpartij 't cen
trum te laten.
In zoover is 't motto met juistheid boven
dit opstel gezet.
Men lette b.v. op de drie varianten van
Nimzowitsch uit de rubriek van verleden
week, waar wit toelaat zonder terug te ne-
men, dat zwart op d4 slaat om met Ld3 of
Dg4 en Pf3 een soort gambietspel te spelen
Euwe zegt in zijn derde deel Hartog-Euwe
De gewone speelwijze van de Fransche
partij maken 't gemakkelijk remise te ver-
krijgen. Om dit te ontgaan speelt men meer
energiek twee systemen n.l. le
3. e5. c5
4. c3 Nimzowitsch speelt hier 4. Dg4
of 4. Pf3 om na 4cd4
met 5. Ld3 voort te zetten. Voor
de pion minder krijgt wit aan-
valskansen.
4Pc6
5. Pf3 Db6 (Na 5f6 speelt wit
't beste 6. ef6 gevolgd door 7.
Ld3 en 8. 00.
6. Ld3 Ld7?
Juist is hier 6cd4 7. cd4 Ld7! (na-
tuurlijk niet 7Pd4? 8. Pd4 Dd4? 9
Lb5f) 8. Le2 (noodig om d4 te dekken); in
Toen liet ik mij zakken op dezelfde manier
als ik gekomen was. Ik hing aan mijn ban-
den en zocht met de voeten den rand van het
venster, toen plotseiing mijn ooren heftig
suisden Ik had een vaag vizioen van een
witte gedaante, hangende over het balcon
boven mijtoen trok een sluier over mijin
oogen, een gewaarwording alsof ik viel, een
sudzend geluid als van een stoxmwind en toen
niets meer.
HOOEDSTUK V.
De vicomte(*) van Lavedan.
Toen ik weder ontwaakte lag ik te bed in
een keurige kamer, ruim en zonnig, een ka
mer die ik nog nooit gezien had. Ik had de
eerste oogenblikken een gevoel van tevreden-
heid daar zoo rustig te liggen en ik dacht
niet verder na. Mijn oogen dwaalden droo-
merig over de mooie meubelen van dit
smaakvo! ingerichte vertrek en bleven einde-
liijk rusten op de magere, gebogen gestalte
van een man, die met zijn rug naar mij toe-
gekeerd zat en bezig was met fleschjes, bij
een tafel die niet ver van- mij afstond. Toen
begon riijn veratand te werken en ik trachtte
er achter te komen waar ik was. Ik keek
door het open raam, maar van uit het bed1
zag ik niets meer dan de blauwe lucht en
over het Looperjaar b'eschikt, geen kwaa'd
spel. De zwarte stukken hebben niet voldoen-
de terrein en de witte stelling vertoont geen
zwakke plekken).
In den Bilquer vinden wij:
3. e5 c5! Deze is Van Paulsen af-
komstig. Het is waar dat Zwarf
door c5 naast Pc6 en Db6 een
aanval krijgt op punt d4 en
kans krijgt op een door-
braak op de d-lijn. Maar van
den anderen kant is 't ook
waar, dat zoo wit pion e5 be
houden kan, zijn spel in iede-
geval het beste is en het meest
vrije. In den laatsten tijd wordt
deze variant door den Russi
schen Meester A. Nimzowitsch
veel gespeeld en met gunstig
gevolg.
Zoo ziet men dat de getuigenis van Hans
Kmoch geheel overeen stemt met de nieuwe-
re ideeen omtrent de Fransche partij en, da'
de dogmatische stelling van vroeger, dat 3.
e5 een verdient, heden niet meer zonder
meer wordt onderschreven.
Uit Laskers Schaakleerboek.
Eindspel no. 219.
O Vicom te is de Fransche titel voor Burg-
graat
wmwm
I Wi
Wit speelt en wint.
Oplossing probleem 183.
(Th. C. Henriksen).
1. Tc5—c2 dreigt 2. Pc3 mat.
1.
1.
1.
1.
1.
1.
1.
Kd5
Dc2
Tc2
ed5
Pd2
Pe3
2. Pf7 mat.
2. Dh5 mat.
2. De4 mat.
2. Df5 mat.
2. Pf7 mat.
2. Dh5 mat.
2. De4 mat.
AAN DE DAMMERS.
In onze vorige rubriek gaven wij ter op
lossing probl. no. 1012 (auteur J. Bergier)
S t a nd.
Zw. 5 sch. op 1,3, 6, 7, 19 en twee dam-
men op 26 en 37.
W. 9 sch. op: 12, 18, 22, 28, 32, 33, 39,
41, 44 en dam op 50.
Oplossing.
1. 39—34 1. 37 46
2. 34—30 2. 26 8
3. 28—23 3. 46 25
4. 23 14 4. 25 9
5. 22—17 5. 9:11
6. 44—39 6. 11 44
7. 50:13!
COMBINATIES.
De beide volgende standen zijn van den
heer Vredenburg.
Hip |PS ip inym
Mb
Zw. 12 sch. op: 4, 6, 7, 8, 9, 11, 13, 14,
16, 20, 23, 35.
W. 12 sch. op: 17, 22, 25, 26, 32, 33, 34,
38, 39, 44, 49, 50.
Wit speelt hier:
1. 34—30 1. 35:24
2. 32—28 2. 23 34
3. 26—21 3. 16:18
4. 49—43 4. 11 22
5. 33—28 5. 22 33
6. 44—39 6. 33 44
7. 50 10 7. 4 15
8. 25 1
In den tweeden stand:
een flauw waas van heuvels op een afstand.
Ik spande mijn d-enkvermogen in en de
gebeurtenissen van den vorigen avond kwa-
men mij langzamerhand voor den geest. Ik
herinnerde mij het jonge meisje, het balcon,
em mijn vlucht die geeindigd was met duize-
ligheid en mijn val. Hadden ze mij naar daf-
zelfde kasteel gebracht, of Of wat an
ders? Ik kon geen andere mogelijkheid be
denken en daar ik het niet noodig vond er
mijn hersens mee te vermoeien daar er
iemand in de kamer was aan wien ik het kon
vragen, riep ik: „Zeg mijnheer". Ik trachtte
mij te bewegen, maar dat deed mij hevige
pijn en ik gilde. Mijn linker schouder was
pijnlijk en stijf, maar zijn- redder voet was
nog pijnlijker door die plotselinge bewe-
ging.
De oude, verwelkte man keek dadelijk om.
Zijn gezicht had veel van een roofvogel, zoo
geel als een louis d'or, met een grooten ha-
vikneus em een paar zwarte kraaloogen die
mij ernstig aanzagen. De mond was het
eenige wat het overiigens onaangename ge
zicht goed maakte, daar zat iets opgeruimds
in. Maar op dat oogenblik had ik niet veel
tijd hem op te nemen, want toen hij zich om-
keerde bewoog zich tevens iets naast mijn
bed dat mijn aandacht trok. Een heer in
rijke kleedij en van een indTukwekkend voor-
komen kwam nader
„Zijt glj wakker, tnifmhieer?" zei hij vra-
gend.
„Zou u zoo vrjendelijk willen wezen mii fe
Zw. 11 sch. op: 8, 9, 12, 13, 14, 16/19,
23 29.
W. il sch. op: 20, 27, 28, 31, 32, 34, 37,
38, 40, 43, 45.
Wint wit door?
1. 31—26 1. 14:25
2. 34—30 2. 25 34
3. 38—33 3. 29 49
4. 40 29 4. 23 34
5. 28—22 5. 17 28
6. 32 3 6. 49 21
7. 26:17 7. 12:21
8. 3:40!
Ter oplossing voor deze week: h
Probleem 1013 van A. D Querido.
m.Wm.
m.4m>,jmI
w%. wm. wm. m
Zw. 8 sch. op: 2, 6, 7, 8, 9, 15, 20, 35 en
dam op 16.
W. 9 sch. op: 11, 24, 27, 28, 29, 32, 40,
43, 44.
In onze volgende rubriek geven wij de op
lossing.
Uit E&tislansi.
DE CONCESSIES IN RUSLAND.
(Nadruk verboden.)
De „Ekonomitsjeskaja Zjiznj" (in het
nummer van 1 April) geeft in een artikel
over de concessie-politiek van de sovjet-regee-
ring een uitvoerige bespreking van de balan-
sen van 17 concessies over dat de gegevens
authentiek zijn en niet door de redactie van
het sovjet-blad bewerkt, hoewel dit natuur-
lijk niet met zekerheid te zeggen is. Volgens
de „Ekonomitsjeskaja Zjiznj" volgt uit d?
balansen dier 17 belangrijkste concessies, dat
de buitenlandsche kapitalisten in hun onder-
nemingen in de Sovjet-Unie pl.m. 13.4 milli-
oen roebel geinvesteerd hebben (in den vorm
van machines e.d. en van bedrijfskapitaal),
De omzet van die bedrijven bedroeg in het
afgeloopen boekjaar 28.4 millioen roebel; de
winst 4.7 millioen roebel, d.w.z. 35.2 pet. van
het belegde kapitaal (de rekensom van de
„Ekonomitsjeskaja Zjiznj" klopt niet, maar
dat is van minder belang).
Deze buitensporige winsten hebben bij
sommige communisten ontevredenheid ge-
wekt en de volgelingen van Lenin eischen,
dat er een einde gemaakt wordt aan het con-
cessie-stelsel. De buitenlandsche kapitalisten
hebben echter alle reden om tevreden te zijn
met de bereikte resultaten. Volgens de redac
tie van het sovjetblad zijn de leiders van de
concesiebedrijven het ook. Zij hebben het
zelfs noodig gevonden de sovjet-overheid
brieven te sturen waarin zij uiting geven aan
hun tevredenheid. In de brieven wordt ook
gezegd, dat de leiders der bedrijven ten zeer-
ste tevreden zijn over de samenwerking met
de sovjet-overheid en de plaatselijke "admi
nistrate. Nemen wij aan, dat deze brieven
echt zijn en dat zij een spontane uiting van
dankbaarheid zijn en niet door de overheid
afgedwongen; wel stuit de veronderstelling
dat alles authentiek is op eenige ongerijmd-
zeggen waar ik-bera, mijnheer?" vroeg ik.
„Weet u dat niet? U is te Lavedan. Ik ben
de burggraaf van Lavedan."
Ofschoon ik eigenlijk niets anders verwacht
had verbaasd-e het mij toch.
„Te Lavedan?" vroeg ik heel dom, ,,maar
hoe ben ik hier gekomen?"
„Dat is meer dan ik u zeggen kan", ant-
woordde hij lachend. „Maar ik verzeker u
dat de dragonders van den koning u op de
hielen zaten. Wij vonden u gisteravond op
het binnenplein, bewusteloos van uitputting,
gewond aan den schouder en met verstudkten
voet. Het was mijn dochter die alarm maak
te en om hulp riep. U lag onder haar ven
ster". Toen zag hij zonder twijfel de toene-
mende verbazing in mijn oogen, welke bij
aan schrik toeschreef. „Neen", riep hij ge-
ruststellend. „Neen, maak u niet ongerust.
mijnheer. U trof het goed bij ons te komen.
U is bij vrienden aangeland. Wij zijn ook
Orleanisten, op Lavedan, en toch heb ik het
gevecht bij Castelnandary niet bijgewoond.
Dat was mijn schuld niet. De bode van deu
prins -kwam te laat toch heb ik met mijn
manschappen een compagnie gevormd, maar
toen ik te Lantuc was aangekomen ben ik te-
ruggekeerd, want ik hoorde dat er reeds een
beslissende slag geleverd was en dat onze
partij een vernietigende nederlaag geleden
had'Hij uitte een sinart-elijken zucht.
(Wordt vervolgd)'
WW:
W/W/yy//r.
y////y.
Tc8
OP AANVRAGE WORDT U GRATIS TOEGE'-
ZONDEN DE BROCHURE OVER GRANULINE,
HET MIDDEL VAN Dr. J. H. VAN GRAFHORST
ARTS. TEGEN TUBERCULOSE EN KLIER.
Zj_EXjrjE^_MiddelburgschBslr.Zl7, Schevaninoen.
i