Hefdijk's teaenslagen.
Honderd dertigste Jaargang,
Radio-hoekje
FEUILLETON.
Ppovinciaa! nieuws
No. 103
"928
Dinsdag
Woensdag 2 Mei.
1060 M. 12.— Politieberich-
Lunchmuzieik door het Trio
CJUid 6.7-15 Dinermuziek door het
Staeester. 7.15-7.45 Engelsche les
2 gevorderden. 7.45 Politiebenchten. 8.05
o35 Lezing door Mr. J. R. Carp. Het
rfwdstrijdwezen, 8.35 Concert door het
AmroeD-orkest onder leidiag van Nico Treep.
Stan van Capellen, declamatie. Beatrix
Eljora, zang. Grieg-programma.
persberichten. 10.40
340.9 M. (Na 6 uur 1870 M.)
iitend N. C. R. V.-uitzendingen. 1.30
1 1 45 Lunohconcert. Mej. L. Lauenroth,
r „n Mej M Scager, viool. Mevr. Jo
ff 1cello' 5.-6.— Kinderuurtje onder lei-
Lr van Mej. G. Ingwersen. Mevr. A. van
S_Miiller. Mej. C. Muller, piano. 6—
630 propagandawoord tot de Fnezen. Door
Santema. 7.—7.30 Stenografxeles. 7.30—
T p. Boer: De Sage van Elfert en Brain-
J 8 - Concert in de „Stads Doelen te
St Sprs.: Mr. G. van Baren, burgemees-
van Delft: lets over Delft. Ds T. J. Ha-
KS. Ds. H. P. Brandt: Delft
gfetonsche stad. Slotwoord door H. Val-
totarg, mevr. C. de Knegt-ter Haar, .so-
rtraan Chr. Muziekver. „Soh Deo Gloria
ffzangver. „Halleluja". Jongedames- en
Srierkoor Halleluja". Mej. Borst, piano.
toSy fl600 A 9.35 Kerlcoienst. 10.20
OramofooJmuziek. 11.20 Balladenconoert
mnraan en tenor. 11.50 Dansmuziek. 12.20
120 Orkestconcert. 1.50 Spraakles. 2.10
u,2U 2.20 Lezing: Shakespeare. 2.50
Muziek'. 3.05 Lezing: Spiders. 3.20 Klassiek
concert. Orkest en de Wireless Singers. 4.35
Keruurtje. 5.20 Muziek. 5.40 Landbouw-
nraatie 5 50 Nieuwsberichten. 6.05 Muziek.
S Lezing 6.35 Liederen van H. Wolf voor
£r 6.45 Lezing 7.05 Vaudeville Dans-
5est en variete-artisten. 8.20 Nieuwsbe-
R15 Lezing: A real journey into the middle
I" 8.50 Nieuwsberichten. 8.55 Kamermu-
rfpk W Primrose, vioo'l. F. Kindler, piano
H Heyner, bariton. 10.20—11.20 Dansmu-
*Parijs, .Radio-Paris", 1750 M 9.50-
10- Muziek. 11.501.10 Klassieke kwar-
Uen 3 05—4.05 Orkestconcert. 6.50 Zang-
i„ 7 5010.10 Kamermuziek.
Langenberg, 469 M. 10 35 11-15
ken van Mozart voor sopraan. 12.25
Orkestconcert. 1.50 Orsmofooiimuzick. o.20
ft 15 Beethovenconcert voor cello en piano.
735 Feestconcert in Dusseldorf. Het Sted.
Orkest en Prof. Busch, viool. Daarna tot
1120 Dansmuziek.
Kdnigswusterhausen, 1250 M. (Zeesen).
1120—4 20 Lezingen. 4.20—5.20 Concert.
.5.20-7.05 Lezingen. 7.20 „Das Dramadler-
zangspel in 3 acten van Schubert
fen-
10.30
7,Verzoek"-programma
voor zfch uTt zlet loopen, met kloppend hart
eerbiedig een bloempje opraapt, dat de hevig-
gesticuleerende Beets uit z'n hand had laten
vallen.
Doch eindelijk October 1839 brengt
obk hij, dank zij Truida Toussaint, zijn eerste
bezoek aan Hasebroek. En ziehier wat deze,
naar aanleiding hiervan schrijft aan Pot-
gieter:
„Gisteren heb ik een visite gehad raad
eens van Hofdijk. Juffrouw Toussaint bad
hem' mi| aanbevolen. Bond hair, ronde oogen,
een geel bokkensikje onder de kin, een zwarte
das met een groote met hair gewerkte speld,
een glimmend vest met bonten weerschijn, een
vreemd gebogen sixpence, veel verliefdheid op
juffr. Toussaint en weinig liefde voor goeden
smaak, veel fantastisch en weinig fantasia,
veel inbeelding en weinig bildung (passez-
moi le mot om de woordspeling). Ziedaar den
Autheur der Rosamunde. Maar zeg er juffr
Toussaint niets van, zij mag hem nog al."
Niet sympathiek is de toon van Hasebroeks
schrijven. Hoe pijnlijk de ontmoeting met
Beets en Hasebroek voor Hofdijk in vele op-
zichten moet zijn geweest, zij moet toch ont-
wikkelend en veredelend op hem gewerkt heb-
ben en vooral hem goed hebben doen inzien
hoeveel er aan z'n „Bildung" ontbrak.
Hij begint te begrijpen dat hij alleen van
z'n dichtwerk niet zal kunnen leven en daar-
om aanvaardt hij tenslotte, noodgedwongen
als 'n soort uitkomst, de betrekking van klerk
aan de Alkmaarsche gemeente-secretarie,
met ingang van 1 Januari 1840, op 'n salaris
zijn opwachting kwam maken en vragen of er draagt de belasting 3 en voor vastliggeade
in Amsterdam niet de een of andere rijke I en honden voor dienstgebruik 11.
kunstbeschermer te vinden was, „die er zich
een genoegen uit maakt, een jongmensch bla-
van voorloopig 200.— s jaars.
Wer-
1.50
„Van bloemen en dieren."
Daarna tot 11-50
Orkest en G. Runge, sopraan.
Hamburg, 395 M. 3.35 Kamermuziek,
piano, viool en cellc. 4.20 Dyorack-conceri
5 20 Orkestconcert. 7.20 Onbekende werken
van Puccini. Sonja Yergin en Carl Hauss.
Orkest. Daarna tot 11.10 Dansmuziek.
Brussel. 509 M. 4.20-5.20 Tno^oncert.
735-9.35
Verdi..
Fragmenten uit „Tra'viata"
(Vervolg.)
Het groote ongeluk voor Hofdijk is wel ge
weest, dat hij zoo laat kwam met z n dicht-
Sen. Z'n Rosamunde" van 1839 en z'n
Tgmond" van 1840 vertoonen een sterke
Beetsiaanschen" inslag. Maar reeds in 3 J
was Nicolaas Beets zijn beruchten „zwarten
iiid", toen hij, onder invloed van Byron voor
al z'n wild-romantische dichtwerken schreef,
al'lang te boven; in datzelfde jaar immers
verschijnt de eerste druk van de „Camera
Obscura."
Na baar eersten roman „De Graaf van
Devonshire" (1838), die geweldig opgang
maakte, zien we mejuffrouw Toussaint al
zauw op bezoek bij ds. J. P. Hasebroek, pre-
dikant te Heiloo. Weldra ontmoet ze daar ook
Nicolaas Beets en nog andere beroemdheden
uit die dagen. Terwijl de arme Hofdijk, wan-
neer hij eens de beidte didhters in druk gesprek
Wel was het werk uiteraard weinig aan
trekkelijk voor 'n dichterlijk gemoed, maar
toch zijn deze kantoorjaren, die tot 1847 zul-
len duren, voor Hofdijk een tijd geweest van
„zelfinkeer, zelfdwang, oefening en gezette
studie der middeleeuwen". Zijn taak word!
iets minder geestdoodend, wanneer hem ook
„werkzaamh«ien aan de Charterkamer" wor-
den opgedragen tegen extra bezoldiging.
„Door deze krijgt hij voortdurend onder
oogen de vele oude oorkonden en topographi-
sche kaarten, in Alkmaar's archief bewaard
In de bronnen zelf kan hij nu nagaan zoo me-
nige oude gebeurtenis en de geschiedenis der
oude vermaarde geslachten. Hier vindt zijn
liefde voor de middeleeuwen ruim voedsel
Z'n kennis van de historie wordt er degelijker
door."
Toch tenslotte, daar 't copieerwerk hoofd-
zaak bleef, duurt de tijd hem veel te lang en
bij de gedachte aan z'n toekomst voelt hij
geen hevrediging.
Z'n „Bruiasdans" in 1842 anoniem ver-
schenen als „Een lied van den minstreel van
Kennemerland" oogst bitter weinig succes.
Het wordt bespottelijk gemaakt of eenvoudig
doodgezwegen.
In de eerstvolgende jaren publiceert Hof
dijk weinig. Deze „magere jaren" zijn voor
hem wel zeer moeilijk geweest, 'n tijd van
desillusie, van wanhoop aan eigen kunnen.
Steun is hem steeds z'n vriend Dorbeck, nu
geneesheer te Beverwijk en bovenal sterkt hem
de trouwe liefde van Lehie Ukena.
Dan ,in 1846, schijnt zich 'n nieuw en lich-
ter perspectief voor hem open te doen. Reeds
lang had hij op eigen gelegenheid de teeken
kunst beoefend en nu legt hij zich. sedert
Juni 1846 onder leiding van den Alkmaar-
schen kunstschilder Pieter Plas, met meer
ijver dan ooit hier op toe en neemt tevens het
schilderen ter hand.
In het najaar van '46 komi de groote Bos
boom in Alkmaar om studies te maken van
de Groote Kerk. Hij neemit z'n intrek in het
logement „De Burg" van de weduwe Ukena.
de moecier van Lenie.
Dra is Hofdijk bij hem om iets van z n werk
te laten zien en Bosboom te vragen of ie 'r
toekomst in ziet. Bosboom antwoordde voor-
zichtig, dat hij hem als landschapschilder
met de pen achtte, maar dat hij hem met het
penseel niet vooruit succes verzekeren kon.
Hofdijk was wel al zoo ver in die nieuwe
illusie opgegaan, dat zelfs de voorspiegeling
van een berg van moeilijkheden hem niet
meer zou hebben afgeschrikt.
Hij wil't probeeren en tracht nu allereerst
de noodige connecties te krijgen in schilders-
kringen. Bij J. W. Pieneman, een der direc-
teuren van de Koninklijke Academie van
Beeldende Kunsten wil't niet recht gelukken
en dan wendt hij zich, wel op aanraden van
den Katholieken Dorbeck tot J. A. Alber-
dingk Thijm.
Zoo zien we Hofdijk in het voorjaar van
'47, hij is dan ruim 30 jaar, op reis naar Am
sterdam en op z'n eerste bezoek bij Thijm.
Deze, hoewel nog jong, was reeds iemand die
gezag had in kunstkringen.
Thijm beschreef later alleraardigst, hoe de
jonge, blonde man, die Hofdijk was, hem
daar in den donkeren winkel in de Stilsteeg
kend van kunstliefde en naar het oordeel van
den voornaamsten directeur der Akademie
niet ontbloot van aanleg, verder te doen op-
leiden."
Thijm's antwoord dat zoo n man wel met
te vinden is, doet den ander moedeloos zeg-
gen: „Dat is een emmer koud water, waar ik
niet opgerekend had."
Thijm was wel veel te goed om hem nu
zonder meer af te schepen. Hij: bezorgt Hof
dijk 'n introductie bij' Jacobus van Lennep
Het slot van de geschiedenis is, dat deze Am-
sterdamsche heeren in samenwerking met den
Alkmaarschen gemcente-secretaris jhr. D. C.
de Dieu Fontein Verschuir en den hoofdeom-
mies P. Spanjaard, voor Hofdijk een jaar
verlof weten te verkrijgen. Het „behoud van
traktement" waarom mede verzocht was, kon
de Raad hem „vooral bij de tegenwoordige
niet zeer gunstige toestand der stedelijke
kas" niet toestaan.
Maar hoe dan ook: Hofdijk was vnj!
Hij begeeft zich met voile geestdrift tot zijn
nieuwen werkkring: als leerling op het atelier
van de schilders S. v. d. Berg en C. Immer-
zeel te Haarlem.
Door Thijm's voorspraak is hij daar ge-
plaatst en aan Thijm schrijft hij in de nu vol-
aende jaren de talrijke brieven waarin hij
heel z'n gemoed uitstort, open en eerlijk, zoo
als hij zeker was, waarin z'n verrukkingen
worden uitgejubeld en waarin ook z'n teleur-
stellingen, groote en kleine, die niet uitbleven,
worden medegedeeld.
Herhaaldelijk vraagt Hofdijk, boe ellendig
ie 't ook zelf vond, om geld; die bede is wel
het naargeestig refrein van z'n meeste brie
ven.
En hoog loven moeten we de trouwe, edele
Tfaym, die hem zoo belangeloos geholpen
heeft die voortdurend bij' de Amsterdamsche
vriendfen bijna gebedeld heeft om geldelijke
ondersteuning voor Hofdijk, maar die ook tel-
kens Hofdijk op de juiste wijze weer naar de
aarde terugvoerde als zijn droomen hem al te
hoog hadden geheven en hem alle maatschap-
pelijke verplichtingen zouden doen vergeten
Het bleek al gauw, dat 't met Hofdijk s
scbildersloopbaan niet schitterend zou gaan.
Een paar door hem vervaardigde schilderij-
en werden tentoongesteld en wel niet ongun-
stig beoordeeld, maar ze bleven onver-
icocht
(Wordt vervolgd.)
OUDORP.
Vrijdagavond, 27 April, vergaderde de
Raad dezer gemeente. De heer P. Zuurbier
was met kenmsgeving afwezig.
Ingekomen was een schrijven van Ged.
Staten, met eenige aanmerkingen op de ge-
meentebegrooting voor 1928. Aan de wen-
schen van Ged. Staten zal worden tegemoet
gekomen.
Van de Gezondheidscommissie te Beverwijk
was ingekomen de rekening over 1927 en dt
begrooting voor 1929. De gemeente Oudorp
zal een bedrag van 22.03 in de kosten moe
ten bijdragen.
Verder was van Ged. Staten een schrijven
ontvangen, houdende toestemming vrijstel-
ling van het onderwijs in de lichamelijke oefe
ning aan de Openbare Scholen, tot 1 Januari
!929.
Van de commissie tot wenng van school-
verzuim was ingekomen een verslag van hare
werkzaamheden over 1927.
De heer Kunst vroeg of het niet wen-
schelijk is, aan de leden van deze commissie
presentiegeld toe te kennen. Spr. gaf in over-
weging bij de begrooting hiermede rekening
te houden.
Van het R. K. Schoolbestuur was ingeko
men de mededeeling, dat de assistente aan de
meisjesschool is benoemd tot onderwijzeres,
zoodat op de toegezegde subsidie voor een as
sistente geen aanspraak meer zal kunnen
worden gemaakt.
Aan de orde kwam nu een voorstel van B.
en W. tot vaststelling van het vermenigvuldi-
gingscijfer voor de inkomstenbelasting 1928/
1929, De beide voorgaande jaren was dit cij-
fer 1.1 en 1.3.
Op voorstel van B. en W. werd het verme-
nigvuldigingscijfer vastgesteld op 1.2.
De heer J. Kunst zeide, dat hij zich ver-
heugde over deze belastingverlaging, maar
dat hij er tegen stemde, cmdat daardoor de
door hem verlangde verhooging van den af-
trek voor noodzakelijk levensonderhoud moet
achterwege blijven.
Vastgesteld werd het kohier voor de hon-
denbelasting. Voor losloopende honden ba-
Op voorstel van B. en W. werd besloten
een wijziging te brengen in het bcsluit eener
geldleening aan het electrisch bedrijf. Tot
dusver werden uit de gemeentekas aan het
electrisch bedrijf de noodige geldea verstrekt.
Nu de gemeente voor de wegenverbetering
dit geld zelf noodig heeft, wordt besloten ten
behoeve van het electrisch bedrijf bij de
Nutsspaarbank een geldleening te sluiten ten
bedrage van 5600 tegen 4"/V pet.
Verder zal aan Ged. Staten machtiging
worden gevraagd tot het aangaan van een
kasgeldleening ten bedrage van ten hoogste
10.000.
Op voorstel van B. en W. werd besloten
de woning van den gemeente-veldwachter te-
lefonisch aan te sluiten en de kosten hiervan
gelijkelijk te verdeelen over de gemeente on
het electrisch bedrijf.
De heer Kunst vroeg of er voor gezorgd
zal worden, dat door particulieren hiervan
geen misbruik zal worden gemaakt.
De voorzitter zegde toe, dat hiervoor
zal worden gewaakt.
Tot leden van de commissie tot wering
van schoolverzuim werden in de vacatures
K. Blom en J. Maijer benoemd de heeren
P. Baltus en P. Keizer.
Bij de rondvraag vroeg de heer Kunst
of er nog niets bekend is omtrent de annexa-
tie en hij stelde voor een commissie te benoe-
men om dit vraagstuk te onderzoeken.
De voorzitter zeide, dat hij hierover
in geheime zitting mededeelingen zal doen.
De heer Leering vroeg of het niet wen-
schelijk is, de bepaling uit de bouwverorde-
ning te schrappen, dat op den zolder een
borstwering van minstens 50 c.M. hoogte
moet voorkomen, omdat deze bepaling een
belemmering kan zijn voor een sierlijk uiter-
lijk van een woning.
De voorzitter zeide bij herziening der
bouwverordening dit in overweging te zullen
nemen.
Verder verzocht de heer Leering ont-
heffing van de overeenkomst, dat hij jaarlijks
gedurende 10 jaar 18 betaalt voor het ge-
bruik maken van een draad voor kracht-
stroom. Hij verzocht B. en W. in een volgend
vergadering hierover advies uit te brengen.
Hierna ging de Raad over in geheime zit
ting.
L1MMEN.
Zaterdagmiddag kwam de raad in open
bare vergadering bijeen.
De voorzitter deed mededeeling dat de re
geling omtrent het vervoer van vuilnis tot
stand was gekomen, met een voordeel voor de
gemeente van 230 Van de Ned. Spoorwe
gen was bericht ontvangen dat de overweg
bij den Vischweg wederom wordt bewaakt.
De Keuringsdienst van Waren kost 370.76
Het beroep van J. Schoehuis voor zijn aan
slag personeele belasting is niet ontvankelijk
verklaard en de aanslag gehandhaafd.
Ged. Staten hebben goedgekeurd de leve
ring van electrische stroom van Heiloo (voor
eenige perceelen bij Kapel).
Op de adressen van Ooststellingwerf en
Kollum over den last dien het Rijk afwentelt
op de gemeenten, ging de raad niet in.
Het comite van propaganda voor de Olym-
pische spelen werd met een subsidie van 10
verblijd.
Verplaatsing Postkantoor.
De voorzitter deelde mede dat de afd.
Limmen e. o. van de Ver. tot bev. vat
Bloembollencultuur en een groot aantal per-
sonen zich tot den raad hadden gewend, om
verplaatsing van het postkantoor.
Eveneens was een adres ingekomen
van een aantal iijgezetenen, die het kantoor
ter plaatse willen behouden.
De heer Kieft had zich over de actie ver-
baasd en wel in de eerste plaats over de Ver.
tot bev. van.Bloembollencultuur, die van den
overleden kantoorhouder de meest mogelijke
medewerking had ondervonden. Spr. stelde
vast dat er nooit klachten zijn ingekomen en
dat de kantoorhouder voor iedereen klaar
stond. Spr. oefende critiek uit op de wijze
waarop deze verplaatsing wordt verdedigd en
stelde vast dat het kantoor midden in de ge
meente ligt. Voorts stelde spr. vast dat de
gemeente zich ook in zuidelijke richting kan
uitbreiden. Hij kon zijn stem niet geven aan
het voorstel om van gemeentewege steun te
verleenen.
Wethouder Pepping wilde voor niemasd
onder doen in hoogachting voor den overle
den kantoorhouder, doch meende dat de tijd
nu gekomen was om te veranderen, z. i. had
de heer Verweel Vooren er nooit notitie van
genomen dat men het kantoor gaarne in de
com van het dorp had.
Wethouder Valkering stelde vast dat er
herhaaldelijk klachten zijn geweest over den
verren afstand. Den kantoorhouder is dat
felkens te verstaan gegeven, doch hij trok er
zich niets van aan. Spr. vond het jammer,
dat het gemeentebestuur geen zeggingschap
lad over de plaatsing, doch wilde nu alles
probeeren om het kantoor in de kom van het
dorp te krijgen.
Wethouder Pepping zette uiteen dat bij
aankoop van het perceel in de Buurt de be-
doeling voor stond om het voor postkantoor
in te richten.
De heer Metselaar bevestigde zulks, ter
wijl wethouder Valkering aantoonde dat uit-
breiding n?ar de Zuid niet wel mogelijk was,
daar de gtond vcor bollen en tuinderij on-
geschikt is.
De voorzitter merkte op, dat uit de notulen
van 1918 blijkt dat men het bewuste hui9
had aangekocht als bergplaats (het was in
den tijcl der distributie), voor woning voor
den gemeenteveldwachter en in de laatste
plaats voor kantoor der posterijen wanneer.
zou blijken dat het kantcor bij wegverbree-
ding in den weg stond. De afstand per fiets
is si edits 4 minuien van het raadhuis; als er
straks een voorsiel van de meerderheid van
B. en W. komt, dan is dit allerminst met
zijn instemming.
Daarna stelden B. en W. voor: Pogingen
aan te wenden het kantoor te verplaatsen en
naar de kom der gemeente; indien de kantoor-
houder geen huis kan bouwen of bouwterrein
heeft, hem te gemoet te. komen of zelf een
gelegenheid te scheppen of hem een huis te
verhuren.
Dit voorstel werd aangenomen met 6 tegen
1 stem. Tegen de heer Kieft.
Z. h. st. werd vastgesteld de wijziging be
grooting 1927 en 1928 op voorstel van B. en
W. verlengde de raad den termijn van ont-
ruiming van het onbewoonbaar verklaard
perceel Wijk A No. 158 met 6 maanden.
Z. h. st. werd vastgesteld het vermenigvuL
digingscijfer voor 19281929 op 1.1 even
eens de verlaging van lichtttarief met 1 ct.
per K.W.U. en vastgesteld op 32 ct. per
K.W.U., de winst van het G. E. B. werd
vastgesteld op 998.97
19)
Naar het Engelsch van
RAFAeL SABATINI.
(Schrijver van „De Zeevalk").
Terwijl he nog zweeg werd' ik plotseling
bewust dat een paar andere oogen op mij
gevestigd waren': die van Roxalanne. Zij her-
innerde zich wat ik gezegd had, zij herinner-
de zich misschien dat ik den vurigen wensch
bad uitgesproken, haar vroeger ontmoet te
hebben en zij had misschien dadelijk verkla-
ring gevonden voor die woorden. Ik kon
kreunen van woede over zulk een verkeerde
meening. Ik had veel lust dien St Eustacbe
mee te nemen naar den anderen kant achter
het kasteel en hem te dooden, dat zou een
groote opluchting voor mij geweest zijn.
Maar ik bedwong mij en berustte er in ver-
keerd begrepen te worden. Ik had geen fceus.
..Monsieur de St. Eustache", zei ik op koe-
len toon en ik keek hem strak aan, „ik heb u
verschillende vrijheden gepermi'tteerd, maar
tr is eene die ik niemand permitteeren kan
en hoezeer ik u mag achten, ik kan voor u
geen uitzondering maken. Dat is, u te be-
raoeien met mijn zaken en te vermoeden dat
ge mij bunt voorsckrijven hoe ik mij moet
^edragen. Wees zoo goed daaraan te den-
Oogenblik'kelijk was hij' een en al onder-
danigheid. De spotlach verdween van zijn
gezicht, de aanmatiging uit zijn cogen. Hij
Was een en ai ghmlach en voorkomendheidi
als de laaghartigste vleier.
„Vergeef het mij, mijnheer!" zei hij met
■een nederig glimlachje. „Ik begrijp dat ik
een groote vrijheid genomen heb, toch heeft
■u mijn bedoeling verkeerd begrepen'. Ik wilde
onderzoeken of i'k verstandig geweest ben
met een stap dien ik gewaagd heb".
„En wat was dat dan, mijnheer?" Ik zag
een gevaar naderen en zette een hooge borst.
„Ik heb verteld1 dat ge in leven zijt aan
iemand, die, dacbt ik, reoht had het te weten
en die morgen hier komt".
„Dat was een onbeschaamdheid waarover
ge berouw zuit hebben. Aan wien heeft u dat
verteld?"
„Aan uw vriend, mijnheer de Marsac
antwoordde hij en door Zijn masker van ne-
derigheid been werd de spot W'eer zichtbaar.
„Hij zal morgen hier wezen", herhaalde hij.
Marsac was de vriend van Lesperon, aan
wiens warme recommandatie van den rebel
uit Gascogne ik de beleefdheid en vdendelijk-
jheid van den burggraaf de Lavedan te dan-
ken had.
Is het te verwonderen dat ik daar stond
als door den bliksem getroffen? Mijn ver-
S'tand weigerde te werken, ik keek wezen-
loos voor mij uit. Er kwam iemand op Lave
dan die Lesperon kende iemand die mij
zou ontmaskeren en zeggen dat i'k een be-
drieger was. En wat zou er dan gebeuren?
Ze zouden mij stellig als een spion beschou-
wen en ik twijfelde niet of ze zouden korte
metten met mij maken. Maar dit kon mij min
der schelen dan de opinie die mademoiselle
zich omtrent mij moest vormen. Hoe zou zij
verklaren wat ik dien dag tot haar gezegd
had? Hoe zou zij mij beoordeelen? Zulke
vragen bestormden mij en ik was woedend
op tnij zelf dat i'k haar dien middag niet alles
VERKOOPT U WERKEN-ART1KELEN? WELK ARTIKEL
VERKOOPT U HET MEEST, HET GEADVERTEERDE MERK
WET NIET GEADVERTEERDEWAABSCHIJNLM
WE1GERT U ZELFS ELK HIERKEN-ART1KEL TE KOOPEN
WAARVAN U GEEN ZEKERHEID HEEFT DAT HET GE-
ADVERTEERD WORDT. EN WELKE LES IS DAAR1N VOOR
U ZELF GELEGEN?
ADVERTEERT IN DE ALKMAARSCHE COURANT.
verteld had. Nu was het te laat. De bekente-
nis was niet langer vrijwillig, zooals ze een
uur geleden geweest zou zijn, maar zou mij
zijn opgedrongen door de-omstandigheden.
Het zou dus nergens meer toe dienen.
„Dit bericht schijnt u niet zeer welkom te
zijn. mijnheer de Lesperon", zei Roxalanne
op een ondoorgrondelijken toon. Er was
reeds een kwaad vermoeden in dien toon.
Misschien was er nog iets dat mij zou kun
nen helpen en intusschen dreigde ik alles te
bederven door toe te geven aan dien angst
voor morgen. Met groote inspanning be-
heerschte ik mij en antwoordde kalm: „Het
is mij niet welkom, mademoiselle. Ik heb
■een goede reden om niet te wenschen mijn
heer de Marsac te ontmoeten."
„Ja een uitstekende reden", fiuisterde St.
Eustache met een leelijken trek om zijn mond.
„Ik twijfel er niet aan of het zal u moeite
kosten een aannemelijke reden op te geven
waarom u hem en zijn zuster niet hebt laten
weten dat u leeft".
.Mijnheer, waarom haalt u er den naam
van zijn zuster bij?" vroeg ik op goed geluk
af.
„Waarom?" Hij zag mij met onmiskenbaar
genot aan. Hij stond rechtop, zijn hoofd
achterover, zijn rechterarm uitgestrekt, zijn
hand op den gouden knop van zijn met lin-
ten versierden wandelstok. Hij liet zijn oogen
gaan van mij naar Roxalanne en toen weer
naar mij. Eindelijk zei hij: „Is het zoo ver-
wonderlijk dat ik den naam noem van uw
verloofde? Maar misschien ontkent ge dat ge
verloofd zijt met mademoiselle de Marsac".
En ik. een oogenblik de rol die ik speelde,
en den man voor wien ik gehouden werd,
vergetende, antwoordde vol vuur: „Ja, dat
onfken ik".
„Nu, dan liegt ge", zei hij, zijn schouders
ophalende met brutale minachting.
In mijn geheele leven geloof i'k mij nog
nooit door woede te hebben laten meesle-
pen. Ruwe, onbeschaafde mannen kunnen
zich door zulk een hartstocht laten meesle-
pen, maar een gentleman maakt zich nooit
drifiig. Op dat oogenblik deed ik dat ook
niet, ten minste niet uiterlijk. Ik nam mijn
hoed- met een zwaai af voor Roxalanne, die
daar tegenover ons stond, vol angst en vol
verbazing.
..Mademoiselle, u zult het mij vergeven,
wanneer ik het noodig oordeel dezen kwa-
jongen af te ranselen".
Toen deed' ik zoo rustig en beleefd moge
lijk een paar passen ter zijde en nam den
dhevalier den stok uit de hand, voordat hij
had kunnen gissen wat ik van plan was. Met
de grootste beleefdheid maakte ik een bul
ging voor hem, alsof ik zijn verdraagzaam-
heid inriep voor hetgeen ik ging doen, en
voordat hij van zijn verbazing had kunnen
'bekomen, had ik dien wandelstok driemaal
snel achter elkander op zijn schouders doen
neerkomen. Met een kreet van pijn en schaam-
te sprong hij achteruit en sloeg de hand aan
zijn degen.
..Monsieur", riep Roxalanne hem toe, „ziet
ge dan niet, dat hij ongewapend is?"
Maar hij zag niets, of indien hij het zag,
dan dankte hij den hemel, dat dit het geval
was en trok zijn zwaard. Daarop wou Roxa
lanne zich tusschen ons beiden werpen, maar
met uitgestrekten arm hield ik 'haar terug.
„Wees niet bevreesd, mademoiselle", zei
ik heel kalm, want indien de vuist, die La
Vertoille vroeger neergeslagen had, nu met
een stok gewapend niet was opgewassen
tegen het zwaard van zulk een zotskap, dan
zou ik mij mijn heele leven geschaamd heb
ben.
Hij kwam woedend op mij af, met de punt
van zijn zwaard op mijn keel gericht. Ik ving
het lemmet op met mijn stok; en het gelukte
mij weldra hem het zwaard uit de hand te
slaan. Het kietterde tegen de marmeren balus
trade aan, een meter of zes weg. Met zijn
zwaard scheen zijn moed hem ook te bege-
ven en daar stond hij, aan mijn genade over-
geleverd, een merkwaardig toonbeeld van
dwaasbeid, verbazing en angst.
Maar ridder de St. Eustache was een jon
ge man en aan de jeugd kan men veel ver
geven. Een daad vergeven als een waaraan
hij zich had schuldig gemaakt zijn zwaard
trekken tegen iemand die ongewapend is,
zou echter niet alleen belachelij'ke verdraag-
zaamheid zijn geweest, maar ernstig plichts-
verzuim. Als oudere was ik verplicht, den
ridder een lesje te geven in goede manieren.
Dus dood'kalm en geheel alleen voor zijn
eigen toekomstig welzijn voerde ik de taak
uit en ranselde hem af en ik geloof, dat nie
mand mij dit had kunnen verbeteren. I'k
was volstrekt niet woedend. Ik bracht den
stok heel regelmatig op en nee.r en of i'k
hem raakte op zijn hoofd, zijn rug of zijn
schouders beschouwde ik meer als zijn zaak
dan de mijne. Het was een les die ik hem
gaf en het letsel dat hij bekwani in den loop
van den strijd was een onbeduidende klei-
nigheid, want het was een les voor zijn ziel.
Twee- of driemaal trachtte hij mij te treffen,
maar ik weerde hem af, ik was niet van plan
af te dalen tot een min geveoht met dien jon-
gen.
(Wordt vervotoft.
tiaus
o
o
o