JUkmirscke CoiranL De Markies van Bardalys. Damrnbrieb. Scbaabrnbrieb. liflblili L. FRMENBER6 - Alkmaar. Zaterdag- 16 Jtini. In en om de hoofdstad. FKlllLLETON. HI' IIP w A M.jLwb, 4m4m 4m, Wo. 141 1928 Henderd dertipte iaargang, Einde der eerste periode. Belangrijke cijfers. En nu hebben we, vdorloopig althans, weer rust en keeren we gedurende een week of zes terug tot ihet normale stadsleven. De vlaggen, die zich in de laatste vier weken, sedert den dag toen het nieuwe Stadion zijn hekken open stelde, hoe langer hoe meer door gansch de stad ontplooid hadden, lcunnen weder voor eenigen tijd binnen gehaald worden; die vreemdelingen, voor zoover zij1 niet den terug- keer naar hun vaderland hebben aanvaard en jvoornemens zijn de geheele Olympiade hier te lande te toeven, kunnen zich gaan vermeien te Scheveningen of aan een andere onzer bad- plaatsen; de jeugd, die om zoo te zeggen „met hockey en voetbal naar bed ging en er tnede opstond", kan zich gaan bezfg houden met de „geneugte" van het seizoen, het eind- ocamen; de gemeenteraad kan weder rustig gaan vergaderen er staan eenige punten op zijn programma, die onrust in zich sluiten om kort te gaan, het voorspel der Olympi- 6che Spelen heeft afgedaan en eerst einde jjuli begint het eigenlijke internationale tour- nooi op diverse „wapens". We kunnen een voorloopige balans opma- Icen en wanneer we dit doen, dan mogen we jgerust aan de credit-zijde veel goecis boeken ien aan de debet-zijde eenig kwa'ad en dat was grootendeels onze schuld niet. De leelijke „post" aan de debet-zijde was immers de wed strijd DuitschlandUruguay hoe minder er verder van gezegd wordt, des te beter, alleen: wij, t. w. wij Nederlanders en het Plymp. Comite, gaan daarbij vrij nit. Onze leelijke post was de fout begaan bij het plaat- sen-bespreken zij is erkend en wij kunnen wel voorspellen, dat zij in Juli en Augustus ciet herhaald zal worden aldoende leert men. Maar overigens kunnen we tevreden zijn Tevreden over degenen, die een Stadion deden verrijzen, dat de bewondering heeft wegge- dragen van landgenoot en vreemdeling iVan den laatste niet het minst; tevreden over de wijze, waarop het programma der Spelen in elkander was gezet; tevreden over de wijze. waarop gemeentebestuur en andere openbare lichamen en particuliere vereenigingen niet minder, de steeds geroemde gastvrijheid van onze stad en van ons land tegenover den vreemdeling binnen de poorten hebben ge- handhaafd, en last but not least de wij ze, waarop ons politie-corps zich in deze moeilijke dagen heeft geweerd. Daar is maar een roep over. Ik heb in de laatste weken heel wat vreem delingen uit binnen- en buitenland gespro- ken, die naar het Stadion zijn geweest en ze hebben alien de allergrootste bewondering ;euit over de wijze, waarop de verkeerspolitie dj de allergrootste drukte het»u- en uitgaan van de kampplaats wist te regelen. Vooral degenen, die in auto's gekomen waren, ston- den in een woord „paf". Zonder't minste ge- drang konden zij als een wedstrijd gespeeia was hun voertuig bereiken en dat niet alleen: zonder de minste stoomis konden zij dadelijk wegrijden. Een Nederlander, die korten tijd feleden te Atwerpen den wedstrijd Belgie lederland had bijgewoond en een hopelooze verwarring had aanschouwd toen hij daar het Stadion verliet, was bepaa-ld verbaasd over hetgeen hij hier bij den druksten wedstrijd ondervonden had. Zij, die te voet huiswaarts keerden, gingen ongehinderd uit; zij, die ecu tram moesten hebben, kwameri zonder ge- drang in het voertuig, dat zij hebben moesten, kortom, het was voorbeeldig! Voegt men daarbij, dat elk op straat dienstdoende politie- man, waar hiji ook in de stad dienst deed, een ieder op de meest welwillende manier te woord stond en voorthielp, dan begrijpt ge, dat wij, Amsterdammers, trotsch zijn op ons politiecorps en niet het nvinst op onze ver keerspolitie. Dat is wat ander dan de dagen toen elke politieman aan bitteren hoon en tegenwerking bloot stond het politie-corps is zeker hoog gerezen in de achting van elken stadgenoot, en voor de komende drukke weken van einde Juli en begin Augustus kunnen we gerust zijn. Het is zeker een merkwaardig feit te noe- tnen, dat men bij al de drukte die, den eenen dag meer, den anderen wat minder, meerma- len buitengewoon, in en,om het Stadion ge weest is, geen enkel ongeluk van beteekenis heeft plaats gehad. De statistiek der verkeers- ongevallen is daar althans niet vermeerderd Naar het Engelsch van RAFAeL SABATINI. (Schrijver van ,JDe Zeevalk"). 57) Ik verzocht Gilles van zijn paard te stijgen hij had het luidste geklaagd en ons te voet te volgen en mijn paard naar de Her- berg de Ster te Blagnac te brengen, daar zouden wij hem wachten. Toen besteeg ik zijn afgemat beest en in gezelschap van An- toine de laatst overgeblevene van mijn gevolg reed ik Blagnac binnen en hield stil bij de „Ster". Met mijn zweep klopte ik op de deur, en ik moest hard kloppen om gehoord .te wor den boven den wind uit, die huilde en bul- derde onder de lage dakranden van het nauwe straatje. Toch leek het, dat er iemand verwacht werd, want ik hield nauwelijks op met kloppen of de deur werd opengedaan en de waard stond voor mij met een kaars waar hij de hand voor hield. Een oogenblik zag ik den gloed van het licht op zijn blozend gezicht en witten baard vallen, toen woei een windvlaag de kaars uit. „Drommels!" riep hij, „een leelijke nacht om te reizen. U is laat op weg tnijnheer." „U is een man van bijzondere opmerkings- gave, mijnheer de waard", zei ik knorrig, m ae argeroopen vier wesen en daarmede fs wel ten duidelijkste bewezen, dat de ongeluk- ken in het openbaar verkeer grootendeels te wijten zijn aan het niet in acht nemen der ver- keersregelen door bestuurders van voertui- gen en doordat voetgangers niet de noodige voorzichtigheid in acht namen. In de Sta- dionbuurt waren deb estuurders der voertui- gen onder het alziend oog der politie wel ge- dwongen zich aan de voorschritfen te houden en konden de voetgangers zich daaraan ook niet ontrekken waar zulks wel het geval is zijn de ongelukken nog talrijk, te talrijk, het geen bewezen wordt uit de verkeersongeval- lenstatistitk over het eerste kwartaal 1928, die dezer dagen openbaar geworden is en waaraan ik de bovengeschreven uitspraak over de voornaamste oorzaken dier ongeluk ken ontleende. Terwijl in het eerste kwartaal van dit jaar het aantal verkeers-ongevallen bedroeg 1402, was dit aantal in dezelfde tijdsperiode van het vorig jaa 1105 hei aantal aooden was dit - maal 12, dat der ernstig gewonden 116, tegen respectievelijk 10 en 72 in het eerste kwartaal 1927. Volgens het statistisch ver- slag is de vermeerdering voor een goed deel te wijten aan het feit, dat het kwartaal Januari t/m. Maart 1927 veel meer regen- dagen telde dan dat van dit jaar, waardoo" het aantal fietsrijders langs de wegen toen minder was, rorgu* wanneer we dan verder lezen, dat 68 pet van de ongevallen geweten moet worden aan bestuurders, die de verkeers- regelen niet in acht namen en 12 pet. ontston- den doordat voetgangers niet de noodige voorzichtigheid betrachten, dan blijkt toch wel, dat de weer's-fador niet overwegend schuld had en dat het Amsterdamsche pu- bliek gelijk trouwens dat in de groote bui- tenlandsche steden nog altijd, trots de beste verkeerspolitie, iets te leeren heeft en dat de eischen, die aan het verkeer gesteld worden, niet zoo streng zijn als sommigen, die maar zouden willen „doorjakkeren", het nog durven beweren. Krijgen die het statistisch verslag wel onder de oogen en, zoo ja, nemen zij er dan wel genoeg nota van? Nu ik toch met cijfers en statistieken bezig ben, heb ik goede gelegerrheid om ook te wij- zen op een niet minder belangwekkend sta tistisch boekje, dat dezer dagen het iicht zag, n.l. dat, hetwelk door curatoren der Amster damsche Universiteit in samenwerking me'- ons Statistisch Bureau is uitgegeven en dat een vergelijking geeft tusschen onze gemeen- telijke hoogeschool met andere Nederfandsche universiteiten. Iitt is waard eens bekeken te worden door Amsterdammers en niet-Amsterdammers, om- dat dikwerf genoeg blijkt, dat velen eigenlijk niet het flauwste begrip hebben van hetgeen de gemeenteliike hoogeschool te beteekenen heeft. Het was juist gezien daarom thans eens enkele cij !ers te geven ter gelegenheid van het feit, dat de Amsterdamsche inrichting van hooger onderwijs verleden jaar onder haar tegenwoordigen vorm vijftig jaren had bestaan. Ik zal dus hier en daar uit den schat van belangrijk cijfer-materiaal een greep doen. Wij zi< n dan allereerst, dat de Amster damsche hoogeschool haar eersten cursus 1877/78 opende met 427 studenten, van wie 22 in de godgeleerdheid, 36 in de rechtsge leerdheid, 310 in de geneeskunde, 51 in dv wis- en natuurkunde en 8 in de letteren en wijsbegeerte Leiden telde toen in totaal 597, Utrecht 326 en Groningen 171 studen ten. En bekijken wij nu in dezelfde volgorde den cursus 1925/26. Dan zien we, dat we in to taal hadden 1857 studenten, t. w. verdeeld over de verschillende faculteiten: godgeleerd heid 12, rechtsgeleerdheid 244, geneeskunde 680, wis- en natuurkunde 381, letteren en wijsbegeerte 352, terwijl er 140 waren in de sedert 1921 bestaande nieuwe faculteit der handelswetenschappen en 48 over de ver eenigde faculteiten'van wis- en natuurkunde en letteren en wijsbegeerte. Leiden telde in dienzelfden cursus 1489, Utrecht 1969, Gro ningen 955. Bij het Utrechtsche cijfer neme men in aanmerking, dat daaronder begrepen zijn 287 studenten in de tandheelkunde, 152 in de veeartsenijkunde en 19 in de Indologie, dus tezamen 649, die buiten de "„gewone" faculteiten staan. Men ziet, Amsterdam is in die halve eeuw achter ons een universiteitsstad van beteeke nis geworden Amsterdam: handelsstad, universiteitsstad, sport-stad, we wogen er wezen! Onze theologische faculteit is belangrijk ge- daald. Die dahng begon in 1894; toen waren er nog 121 theologen, maar toen de Raad be- sloot de kerkelijke hoogleeraren niet meer te bezoldigen, gingen de theologen naar elders tegen de 12 theologische studenten hier, had Leiden er in den cursus 1926/27 52, Utrecht 149, Groningen 65 ik bepaal mij hier uitsluifend tot de z.g. openbare universi- terwijl ik hem op zij duwde en de smalle gang in liep. „Wilt u mij tot morgenochtend in den regen laten staan, terwijl u staat te beweren dat het laat is? Is uw stalknecht naar bed? Zorg dan zelf voor de paarden. En geef mij daarna wat te eten mij en mijn bediende en ieder van ons een bed". „Ik heb maar een kamer", antwoordde hij eerbiedig. „Die kunt u krijgen en uw be diende kan op den hooizolder slapen." „Mijn bediende slaapt op mijn kamer als u er maar een hebt. Leg een matras voor hem op den grond. Is dit een nacht om zelfs een hond op den hooizolder te leggen? Ik heb een tweeden bediende, die voigt over een paar minuten. U moet voor hem ook een plaats vinden in de gang, buiten mijn kamerdeur als er oiets anders op te vinden is". „Maar mijnheer begon hij op een toon van protest. Aan de praatjes maakte ik spoedig een einde; ik begreep het was de ge- wone manier van een herbergier, hoe meer bzwaren hij maakt, hoe beter hij hoopt be- taald te worden. „Doe wat ik zeg", zei ik op bevelenden toon. „Ge zult goed betaald worden. En ga nu voor de paarden zorgen." Op den muur van de gang viel een warme, rossige gloed uit de gelagkamer, dus daar was vuur. En dat was zoo verleidelijk dat ik niet langer met dien man bleef praten. Ik liep dus door. Het logement „de Ster" was niet veel zaaks, ik zou het nooit hebben uit- gekozen om te logeeren. Het rook afschuwe- lijk naar olie in deze gelagkam^ «a naar1 felten In 1880 Sadden wij het verslag gaat niet verder terug 35 gewone hoogleeraren, thans hebben we 64 gewone professoren, en terwijl de netto gewone uitgaven voor onze universiteit in 1877 bedroegen 44.880 of gemiddeld een kwartje per inwoner, zijn die in 1925 gestegen tot f 1.120.615 of f 1.57 per inwoner; ge ziet uit bovenstaande cijfers: er is heel wat gebeurd in een halve eeuw. Ik laat het bij1 bovenstaande cijfers, behalvc dan dat ik nog even iets :fl aanteekenen over de vrouwelijke studenten. Zij worden het eerst genoemd in den cursus 1895/96 ten ge- tale van 22, t. w. 8 in de geneeskunde, 8 in de wis- en natuurkunde, 6 in de letteren en wijsbegeerte; te Leiden telde men er toen in totaal 10, te Utrecht 15, te Groningen 10. En vergelijk daarmede nu eens den cursus 1925/26. Toen was het aantal vrouwelijke studenten in onze stad in totaal 425 en wel godgeleerdheid 2, rechtsgeleerdheid 41, ge neeskunde 68, wis- en natuurkunde 94, lette ren en wijsbegeerte 212, handelswetenschap pen 8. Te Leiden, Utrecht, Groningen waren de totalen respertievelijk 312, 362 en 169 dames over de vier genoemde hoogescho- len dus tezamen 1268. Zijn Int geen cijfers die, samen genomen, heel wat te denken geven? En dan zijn er nog menschen die durven beweren, dat statistiek dor en ongenietbaar is! SINI SANA. 23, 24. W. 8 sch. op: 27, 32/35, 37, 38, 39. Wit speelde 34—30! waarop zwart speel- de 24—29, 23—28 en 21 25. Wit zette toen 2420 en sloeg 20 7. Heel juist gezien. Ter oplossing voor deze week: Probleem 1021 van G. Deutroux (Fr.) AAN DE DAMMERS! In onze vorige rubriek gaven wij ter oplos sing probleem 1020 van wijlen Blijdenstein. Stand. Zw. 4 sch. op: 18, 22, 23, 28 en dam op 3. W 7 sch. op: 14, 19, 31, 36, 37, 42, 48. Oplossing. 1. 31-27 1. 3:47 2. 19—13 2. 22:42 3. 13 33! en zwart is verloren. EEN OPGEGEVEN PARTI J. In den volgenden stand, voorgekomen in een partij te Haarlem, tusschen de heeren v. En- gelen en Sluiter, gaf zwart de partij op. In- derdaad er is geen redding meer!? Doch als zwart den volgenden slagzet had gezien, had hij zeker niet aan opgeven gedacht. Zw 17 sch. op: 2, 6/9, 11, 12, 13, 15, 17/ 20, 22, 24, 25, 30. W. I? sch. op 16, 26, 27, 28, 31/36, 38/44, 49. Zwart kon spelen: 11. 19—23 2. 28 19 2. 22—28 3. 32:23gedw. 3. 18:29 4. 34 23 4. 17—21 5. 26 17 5. 12 32 6. 38:27 6. 7—12 7. 16:18 7. 13:22 8. 27:18 8. 24:22 9. 35:24 9. 20:47! Is het zoo'n wonder dat zwart dat niet zag? Ook de volgende partijstand is niet onaar- dig. Wit redt zich mooi uit zijn nadeelige po- sitie met een schijf achter. wm H ir Zw 9 sch. op: 6, 12, 13, 14, 16, 19, 21, brandend kaarsvet van de walmende kaar- sen en naar ik weet niet welke vieze reukjes. Binnenkomende werd ik begroet door een luid gesnork van een man die in een faoek bij het vuur zat. Zijn hoofd lag achterover en vertoonde een bruinen, gespierden nek en hij sliep of leek te slapen met wijd open mond. In zijn voile lengte en in den rood en gloed van de brandende houtblokken lag iets dat ik eerst voor een hoop vodden aanzag, maar dat nader beschouwd een tweede man bleek te zijn, schijnbaar eveneens in slaap. Ik wierp mijn drijfnatten hoed op de tafel, liet mijn doorweekte jas op den grond val len en liep met zware stappen en luid rate- len van mijn sporen de kamer door. Toch sliep de slordig gekleede man door. Ik raakte hem even aan met mijn zweep. „Hoia, vriend!" riep ik hem toe. Toch ver- roerde hij zich niet. Ik verloor mijn geduld en gaf hem een stomp in de zijde, die zijn doel niet miste, want het bracht hem in een zittende houding en hij maakte een geluid als een brommende hond die plotseling uit zijn slaap gewekt wordt Uit een kwaad, vuil gezicht keken een paar sombere oogen mij dreigend aan. De man op den stoel ontwaakte op hetzelfde oogenblik en leunde voorover. „Welnu". zei ik tot mijn vriend op den grond. „WiI je wat op zij gaan?" „Voor wien?" snauwde hij. „Is „de Ster" niet even goed voor mij als voor jou, wie je ook wezen mag?" MWij hebben ons loflement betaald!" brom- Zw. 11 sch. op: 2, 8, 9, 10, 12, 13, 15, 17, 22, 25, 29. W. 12 sch. op: 21, 24, 26, 33, 35, 38/42, 47, 49. In onze volgende rubriek geven wij de op lossing OPLOSSING EINDSPEL 231. 1Delf 2 Lei Pe2f 3. Khi Tfl mat. OPLOSSING PROBLEEM 189 (J. C. J. Wainwright.) 1. Tdl Tb5 Tc4 mat. 1. Tb4 2. Te5 mat. 1. Tc6 2. Pb7 mat. 1. Td6 2. Tel mat. 1. c6(Pc6) 2. Pe6 mat. 1. Pd7 2. Pd7 mat. 1. e5 2. Td5 mat. In de W. S. geeft Tartakower een verhan- deling over het mat. Hierbij zegt hij dat men niet altijd moet letten op't matgevende stuk, maar dat, om de schoonheid te bew'on- deren, men te letten heeft op de meewerkende stukken. Vaak wordt ook een mat bewerkt met behulp van de vijandelijke stukken, die dus noodgedwongen meehelpen. Zie hier: EINDSPEL 232. Zwart: Tartakower. abc d e f g h Wit: B. Wie geeft een matvoering voor Zwart aan? EINDSPEL 233. Zwart: S. mm. I if 1 I iO fif I mb. mg I ig| a be d e f g Wit: Tartakower. Wit speelt en wint. Wij leveren ALLE LEDERWAREN met volledige garantie. de die op den stoel. „Mannen", zei ik op grimmigen toon, „als jullie geen oogen hebt om te zien hoe door- nat ik ben en je daarom niet de goedheid hebt wat op zij te gaan zoodat ik bij het vuur kan gaan staan, dan zal ik eens zien of je den nacht niet onder den blooten hemel kan door- brengen". Met die bedreiging en een aan- raking van mijn voet schoof ik mijn vriend op zij. Mijn toon was niet vriendeliik, en ik zie er gewoonlijk niet uit of ik meer beloof dan vervullen kan. Zij stonden samen in een hoek te brommen toen Antoine binnenkwam om mij mijn buis en laarzen uit te trekken. En zij bromden nog toen Gilles een oogenblik daarna bij ons kwam, ofschoon ze bij zijn komst even ophiel- den om de gestalte van dien man op te ne men. Want Gilles was zoo iets als een reus en de menschen draaiden zich gewoonlijk om, de vrouwen vooral, om zijn mooie afmetingen te bewonderen. Wij soupeerden zoo leelijk dat ik niet durf vertellen wat wij aten en na het souper verzocht ik den waard mij voor te lichten naar mijn kamer. Wat mijn bedienden betreft, ik was overeengekomen dat die den nacht zouden doorbrengen in de gelagkamer, waar vuur aan was en waar ze het waar- schijnlijk beter hadden dan ergens elders in die ellendige herberg, niettegenstaande het gezelschap van die twee venters. Toen hij mijn mantel en mouwvest en an dere dingen meenam om naar de keuken te brengen, wou hij ook mijn degen meenemen Lachend nam ik hem die af met de opmer- king. dat mil®, deueu oiet behoefde te droaen. PROBLEEM 190. (H. Wangel). 1WA mm, mm. Tweezetmat. Hier volgt een aardige partij uit fief Konings-gambiet: Wit: Andersses. Zwart: Schallop 1. e4 e5 2. f4 d5 3. Pf3 de4 4. Pe5 Ld6 5. Lc4 Le5 6. fe5 Dd4 7. De2 De5 Hoewel Zwart eeil pion gewonnen heeft, staat hij veel slechter daar Wit in ontwikke- ling vo6r is. 8. d4 Weder een pion aan- geboden, om snel figu- renontwikkeling te er- langen. 8Dd4 9. Pc3 Pf6 10. Le3 Dd8 11. 00 h6 Na 00 volgt Lg5 met onwederstaanbaren aanval. 12. Lc5 12. Pbd7? Ook andere ver- dedigingen helpen niet meer. Deze echter maakt het lijden al zeer kort. 13. De4!f Zwart geeft op. Im mers na 13Pe4 volgt 14. Lf7 mat. Provinciaai nieuws HEILOO. Donderdagavond hield de Coop. Veilings- vereeniging „St. Willebrordus" een verga- dering in cafe Admiraal. De voorzitter, de heer J. Admiraal Az. opende met een korte inleiding en verzocht de medewerking van de leden om het be- stuur ter zijde te staan, opdat de a.s. cam- pagne goed verloopt. Van de koopliedenvereeniging „Handels- belangen" en den Bond van fabrikanten was bericht ingekomen over de aardbeiencam- pagne. Verzocht werd aanvoer in Saksische sloffen, geen minderwaardige sloffen en schoon (zonder dop) plukken en rijp en on- rijp apart te houden. Uit de vergadering merkte men op dat de zelfde personen de sloffen zonder ooren (hengsels) verkoopen. De administrateur merkte op dat men medewerking vraagt en dit was toegezegd. De voorzitter verzocht den leden op tijd aan te voeren, de kooplieden. zijn gehaast opdat men ook op andere plaatsen moet zijn Labelsteisel. Het bestuur stelde voor een Lahelstelsel in te voeren opdat men den aanvoerder zal herkennen, die fraude pleegt. Zooals het nu is moeten alle leden betaler. als er een partij wordt afgekeurd omdat men de persoon niet kent In Egmond-Binnen (dat hier veilt) heeft men het Labelsteisel, wat goed voldoet. Verschillende heeren opperden bedenkin- gen. Men zou er voor zijn, als hier de keu- ring geschiedde. Nu zulks in Beverwijk ge- beurt, moet men maa: gelooven dat het een aanvoerder van hier is. Een voorstel om hier een keurmeester aan te stellen, ontraadde het bestuur omdat de kooplieder den keurmeester niet zullen be- talen en voor rekening van ons wordt het te duur. Z. h. st. werd besloten een Labelsteisel in te voeren. Bij de veilingen van aardbeien werd be- Toen wij de trap opgingen hoorde ik iet? boven mijn hoofd, dat klonk als het kraken van een deur, De waard hoorde het ook, want hij stond dadelijk stil en keek vragend op. „Wat was dat?" vroeg hij. „De wind, zou ik zeggen", antwoordde ik onverschillig, en mijn antwoord scheen hem gerust te stellen, want met een „o ja, de wind", ging hij voort. Ofschoon ik volstrekt geen schrikachtig man ben en mij niet ongerust maakt zonder er grond voor te hebben, toch begon die herberg ,,de Ster" op mijn zenuwen te werken, dat wil ik u wel bekennen. Als u mij vraagt waarom dan zou ik het u haast niet kunnen zeggen, terwijl ik daar zat op den rand van mijn bed nadat de waard mij verlaten had en ik over de zaak nadacht. Niet een van die onbedui- dende omstandigheden waarvan ik u verid heb, maar ik denk: dat alles bij elkaar geno men. Ten eerste het verlangen van den waard om mij te scheiden van mijn bedienden en mij voor te stellen ze op den hooizolder te laten slapen. Dat was klaarblijkelijk niet noodig, daar het hem niet schelen kon de gelagkamer als slaapkamer te gebruiken. En dan scheen het een opluchting voor hem te zijn dat ik er niet op aandrong den eene in mijn kamer en den andere in't gangetje bij mijn kamerdeur den nacht te laten doorbrengen. Dan de tegenwoordigheid van die twee mannen met hun ongunstig uiterlijk; de poging om mijn degen mee naar de keuken te nemen, en einde- lij'k de schrik van den waard toen be deur kraakte. (Wo'dt vervolcd.) 9 I*. 11 OP AANVRAGE WORDT U GRATIS TOEGE" ZONDEN DE BROCHURE OVER QRANULINE, HET MIDDEL VAN DR J. H. VAN GRAFHORST, ARTS. TEGEN TUBERCULOSE EN KLIER> ZIEKTE. Middelburgsch»»lr.Zl7, Scheveningen,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1928 | | pagina 5