JUkmirscke CoiranL
De Markies van Bardalys.
Damrnbrieb.
Scbaabrnbrieb.
liflblili
L. FRMENBER6 - Alkmaar.
Zaterdag- 16 Jtini.
In en om de hoofdstad.
FKlllLLETON.
HI'
IIP w
A M.jLwb,
4m4m 4m,
Wo. 141 1928
Henderd dertipte iaargang,
Einde der eerste periode. Belangrijke
cijfers.
En nu hebben we, vdorloopig althans, weer
rust en keeren we gedurende een week of zes
terug tot ihet normale stadsleven. De vlaggen,
die zich in de laatste vier weken, sedert den
dag toen het nieuwe Stadion zijn hekken open
stelde, hoe langer hoe meer door gansch de
stad ontplooid hadden, lcunnen weder voor
eenigen tijd binnen gehaald worden; die
vreemdelingen, voor zoover zij1 niet den terug-
keer naar hun vaderland hebben aanvaard en
jvoornemens zijn de geheele Olympiade hier te
lande te toeven, kunnen zich gaan vermeien
te Scheveningen of aan een andere onzer bad-
plaatsen; de jeugd, die om zoo te zeggen
„met hockey en voetbal naar bed ging en er
tnede opstond", kan zich gaan bezfg houden
met de „geneugte" van het seizoen, het eind-
ocamen; de gemeenteraad kan weder rustig
gaan vergaderen er staan eenige punten
op zijn programma, die onrust in zich sluiten
om kort te gaan, het voorspel der Olympi-
6che Spelen heeft afgedaan en eerst einde
jjuli begint het eigenlijke internationale tour-
nooi op diverse „wapens".
We kunnen een voorloopige balans opma-
Icen en wanneer we dit doen, dan mogen we
jgerust aan de credit-zijde veel goecis boeken
ien aan de debet-zijde eenig kwa'ad en dat was
grootendeels onze schuld niet. De leelijke
„post" aan de debet-zijde was immers de wed
strijd DuitschlandUruguay hoe minder
er verder van gezegd wordt, des te beter,
alleen: wij, t. w. wij Nederlanders en het
Plymp. Comite, gaan daarbij vrij nit. Onze
leelijke post was de fout begaan bij het plaat-
sen-bespreken zij is erkend en wij kunnen
wel voorspellen, dat zij in Juli en Augustus
ciet herhaald zal worden aldoende leert
men.
Maar overigens kunnen we tevreden zijn
Tevreden over degenen, die een Stadion deden
verrijzen, dat de bewondering heeft wegge-
dragen van landgenoot en vreemdeling
iVan den laatste niet het minst; tevreden over
de wijze, waarop het programma der Spelen
in elkander was gezet; tevreden over de wijze.
waarop gemeentebestuur en andere openbare
lichamen en particuliere vereenigingen niet
minder, de steeds geroemde gastvrijheid van
onze stad en van ons land tegenover den
vreemdeling binnen de poorten hebben ge-
handhaafd, en last but not least de wij
ze, waarop ons politie-corps zich in deze
moeilijke dagen heeft geweerd. Daar is maar
een roep over.
Ik heb in de laatste weken heel wat vreem
delingen uit binnen- en buitenland gespro-
ken, die naar het Stadion zijn geweest en ze
hebben alien de allergrootste bewondering
;euit over de wijze, waarop de verkeerspolitie
dj de allergrootste drukte het»u- en uitgaan
van de kampplaats wist te regelen. Vooral
degenen, die in auto's gekomen waren, ston-
den in een woord „paf". Zonder't minste ge-
drang konden zij als een wedstrijd gespeeia
was hun voertuig bereiken en dat niet alleen:
zonder de minste stoomis konden zij dadelijk
wegrijden. Een Nederlander, die korten tijd
feleden te Atwerpen den wedstrijd Belgie
lederland had bijgewoond en een hopelooze
verwarring had aanschouwd toen hij daar het
Stadion verliet, was bepaa-ld verbaasd over
hetgeen hij hier bij den druksten wedstrijd
ondervonden had. Zij, die te voet huiswaarts
keerden, gingen ongehinderd uit; zij, die ecu
tram moesten hebben, kwameri zonder ge-
drang in het voertuig, dat zij hebben moesten,
kortom, het was voorbeeldig! Voegt men
daarbij, dat elk op straat dienstdoende politie-
man, waar hiji ook in de stad dienst deed, een
ieder op de meest welwillende manier te
woord stond en voorthielp, dan begrijpt ge,
dat wij, Amsterdammers, trotsch zijn op ons
politiecorps en niet het nvinst op onze ver
keerspolitie. Dat is wat ander dan de dagen
toen elke politieman aan bitteren hoon en
tegenwerking bloot stond het politie-corps
is zeker hoog gerezen in de achting van elken
stadgenoot, en voor de komende drukke weken
van einde Juli en begin Augustus kunnen we
gerust zijn.
Het is zeker een merkwaardig feit te noe-
tnen, dat men bij al de drukte die, den eenen
dag meer, den anderen wat minder, meerma-
len buitengewoon, in en,om het Stadion ge
weest is, geen enkel ongeluk van beteekenis
heeft plaats gehad. De statistiek der verkeers-
ongevallen is daar althans niet vermeerderd
Naar het Engelsch van
RAFAeL SABATINI.
(Schrijver van ,JDe Zeevalk").
57)
Ik verzocht Gilles van zijn paard te stijgen
hij had het luidste geklaagd en ons te
voet te volgen en mijn paard naar de Her-
berg de Ster te Blagnac te brengen, daar
zouden wij hem wachten. Toen besteeg ik
zijn afgemat beest en in gezelschap van An-
toine de laatst overgeblevene van mijn
gevolg reed ik Blagnac binnen en hield
stil bij de „Ster".
Met mijn zweep klopte ik op de deur, en
ik moest hard kloppen om gehoord .te wor
den boven den wind uit, die huilde en bul-
derde onder de lage dakranden van het
nauwe straatje. Toch leek het, dat er iemand
verwacht werd, want ik hield nauwelijks op
met kloppen of de deur werd opengedaan
en de waard stond voor mij met een kaars
waar hij de hand voor hield. Een oogenblik
zag ik den gloed van het licht op zijn blozend
gezicht en witten baard vallen, toen woei een
windvlaag de kaars uit.
„Drommels!" riep hij, „een leelijke nacht
om te reizen. U is laat op weg tnijnheer."
„U is een man van bijzondere opmerkings-
gave, mijnheer de waard", zei ik knorrig,
m ae argeroopen vier wesen en daarmede fs
wel ten duidelijkste bewezen, dat de ongeluk-
ken in het openbaar verkeer grootendeels te
wijten zijn aan het niet in acht nemen der ver-
keersregelen door bestuurders van voertui-
gen en doordat voetgangers niet de noodige
voorzichtigheid in acht namen. In de Sta-
dionbuurt waren deb estuurders der voertui-
gen onder het alziend oog der politie wel ge-
dwongen zich aan de voorschritfen te houden
en konden de voetgangers zich daaraan ook
niet ontrekken waar zulks wel het geval is
zijn de ongelukken nog talrijk, te talrijk, het
geen bewezen wordt uit de verkeersongeval-
lenstatistitk over het eerste kwartaal 1928,
die dezer dagen openbaar geworden is en
waaraan ik de bovengeschreven uitspraak
over de voornaamste oorzaken dier ongeluk
ken ontleende.
Terwijl in het eerste kwartaal van dit jaar
het aantal verkeers-ongevallen bedroeg 1402,
was dit aantal in dezelfde tijdsperiode van het
vorig jaa 1105 hei aantal aooden was dit -
maal 12, dat der ernstig gewonden 116,
tegen respectievelijk 10 en 72 in het eerste
kwartaal 1927. Volgens het statistisch ver-
slag is de vermeerdering voor een goed deel
te wijten aan het feit, dat het kwartaal
Januari t/m. Maart 1927 veel meer regen-
dagen telde dan dat van dit jaar, waardoo"
het aantal fietsrijders langs de wegen toen
minder was, rorgu* wanneer we dan verder
lezen, dat 68 pet van de ongevallen geweten
moet worden aan bestuurders, die de verkeers-
regelen niet in acht namen en 12 pet. ontston-
den doordat voetgangers niet de noodige
voorzichtigheid betrachten, dan blijkt toch
wel, dat de weer's-fador niet overwegend
schuld had en dat het Amsterdamsche pu-
bliek gelijk trouwens dat in de groote bui-
tenlandsche steden nog altijd, trots de beste
verkeerspolitie, iets te leeren heeft en dat de
eischen, die aan het verkeer gesteld worden,
niet zoo streng zijn als sommigen, die maar
zouden willen „doorjakkeren", het nog durven
beweren. Krijgen die het statistisch verslag
wel onder de oogen en, zoo ja, nemen zij er
dan wel genoeg nota van?
Nu ik toch met cijfers en statistieken bezig
ben, heb ik goede gelegerrheid om ook te wij-
zen op een niet minder belangwekkend sta
tistisch boekje, dat dezer dagen het iicht zag,
n.l. dat, hetwelk door curatoren der Amster
damsche Universiteit in samenwerking me'-
ons Statistisch Bureau is uitgegeven en dat
een vergelijking geeft tusschen onze gemeen-
telijke hoogeschool met andere Nederfandsche
universiteiten.
Iitt is waard eens bekeken te worden door
Amsterdammers en niet-Amsterdammers, om-
dat dikwerf genoeg blijkt, dat velen eigenlijk
niet het flauwste begrip hebben van hetgeen
de gemeenteliike hoogeschool te beteekenen
heeft. Het was juist gezien daarom thans
eens enkele cij !ers te geven ter gelegenheid
van het feit, dat de Amsterdamsche inrichting
van hooger onderwijs verleden jaar onder
haar tegenwoordigen vorm vijftig jaren had
bestaan. Ik zal dus hier en daar uit den schat
van belangrijk cijfer-materiaal een greep
doen.
Wij zi< n dan allereerst, dat de Amster
damsche hoogeschool haar eersten cursus
1877/78 opende met 427 studenten, van wie
22 in de godgeleerdheid, 36 in de rechtsge
leerdheid, 310 in de geneeskunde, 51 in dv
wis- en natuurkunde en 8 in de letteren en
wijsbegeerte Leiden telde toen in totaal
597, Utrecht 326 en Groningen 171 studen
ten.
En bekijken wij nu in dezelfde volgorde den
cursus 1925/26. Dan zien we, dat we in to
taal hadden 1857 studenten, t. w. verdeeld
over de verschillende faculteiten: godgeleerd
heid 12, rechtsgeleerdheid 244, geneeskunde
680, wis- en natuurkunde 381, letteren en
wijsbegeerte 352, terwijl er 140 waren in de
sedert 1921 bestaande nieuwe faculteit der
handelswetenschappen en 48 over de ver
eenigde faculteiten'van wis- en natuurkunde
en letteren en wijsbegeerte. Leiden telde in
dienzelfden cursus 1489, Utrecht 1969, Gro
ningen 955. Bij het Utrechtsche cijfer neme
men in aanmerking, dat daaronder begrepen
zijn 287 studenten in de tandheelkunde, 152
in de veeartsenijkunde en 19 in de Indologie,
dus tezamen 649, die buiten de "„gewone"
faculteiten staan.
Men ziet, Amsterdam is in die halve eeuw
achter ons een universiteitsstad van beteeke
nis geworden Amsterdam: handelsstad,
universiteitsstad, sport-stad, we wogen er
wezen!
Onze theologische faculteit is belangrijk ge-
daald. Die dahng begon in 1894; toen waren
er nog 121 theologen, maar toen de Raad be-
sloot de kerkelijke hoogleeraren niet meer te
bezoldigen, gingen de theologen naar elders
tegen de 12 theologische studenten hier,
had Leiden er in den cursus 1926/27 52,
Utrecht 149, Groningen 65 ik bepaal mij
hier uitsluifend tot de z.g. openbare universi-
terwijl ik hem op zij duwde en de smalle
gang in liep. „Wilt u mij tot morgenochtend
in den regen laten staan, terwijl u staat te
beweren dat het laat is? Is uw stalknecht
naar bed? Zorg dan zelf voor de paarden. En
geef mij daarna wat te eten mij en mijn
bediende en ieder van ons een bed".
„Ik heb maar een kamer", antwoordde hij
eerbiedig. „Die kunt u krijgen en uw be
diende kan op den hooizolder slapen."
„Mijn bediende slaapt op mijn kamer als
u er maar een hebt. Leg een matras voor hem
op den grond. Is dit een nacht om zelfs een
hond op den hooizolder te leggen? Ik heb
een tweeden bediende, die voigt over een
paar minuten. U moet voor hem ook een
plaats vinden in de gang, buiten mijn
kamerdeur als er oiets anders op te vinden
is".
„Maar mijnheer begon hij op een toon
van protest. Aan de praatjes maakte ik
spoedig een einde; ik begreep het was de ge-
wone manier van een herbergier, hoe meer
bzwaren hij maakt, hoe beter hij hoopt be-
taald te worden.
„Doe wat ik zeg", zei ik op bevelenden
toon. „Ge zult goed betaald worden. En ga
nu voor de paarden zorgen."
Op den muur van de gang viel een warme,
rossige gloed uit de gelagkamer, dus daar
was vuur. En dat was zoo verleidelijk dat
ik niet langer met dien man bleef praten. Ik
liep dus door. Het logement „de Ster" was
niet veel zaaks, ik zou het nooit hebben uit-
gekozen om te logeeren. Het rook afschuwe-
lijk naar olie in deze gelagkam^ «a naar1
felten
In 1880 Sadden wij het verslag gaat
niet verder terug 35 gewone hoogleeraren,
thans hebben we 64 gewone professoren, en
terwijl de netto gewone uitgaven voor onze
universiteit in 1877 bedroegen 44.880 of
gemiddeld een kwartje per inwoner, zijn die
in 1925 gestegen tot f 1.120.615 of f 1.57
per inwoner; ge ziet uit bovenstaande cijfers:
er is heel wat gebeurd in een halve eeuw.
Ik laat het bij1 bovenstaande cijfers, behalvc
dan dat ik nog even iets :fl aanteekenen over
de vrouwelijke studenten. Zij worden het
eerst genoemd in den cursus 1895/96 ten ge-
tale van 22, t. w. 8 in de geneeskunde, 8 in
de wis- en natuurkunde, 6 in de letteren en
wijsbegeerte; te Leiden telde men er toen in
totaal 10, te Utrecht 15, te Groningen 10.
En vergelijk daarmede nu eens den cursus
1925/26. Toen was het aantal vrouwelijke
studenten in onze stad in totaal 425 en wel
godgeleerdheid 2, rechtsgeleerdheid 41, ge
neeskunde 68, wis- en natuurkunde 94, lette
ren en wijsbegeerte 212, handelswetenschap
pen 8. Te Leiden, Utrecht, Groningen waren
de totalen respertievelijk 312, 362 en 169
dames over de vier genoemde hoogescho-
len dus tezamen 1268.
Zijn Int geen cijfers die, samen genomen,
heel wat te denken geven?
En dan zijn er nog menschen die durven
beweren, dat statistiek dor en ongenietbaar
is!
SINI SANA.
23, 24.
W. 8 sch. op: 27, 32/35, 37, 38, 39.
Wit speelde 34—30! waarop zwart speel-
de 24—29, 23—28 en 21 25. Wit zette toen
2420 en sloeg 20 7. Heel juist gezien.
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 1021 van G. Deutroux (Fr.)
AAN DE DAMMERS!
In onze vorige rubriek gaven wij ter oplos
sing probleem 1020 van wijlen Blijdenstein.
Stand.
Zw. 4 sch. op: 18, 22, 23, 28 en dam op 3.
W 7 sch. op: 14, 19, 31, 36, 37, 42, 48.
Oplossing.
1. 31-27 1. 3:47
2. 19—13 2. 22:42
3. 13 33! en zwart is verloren.
EEN OPGEGEVEN PARTI J.
In den volgenden stand, voorgekomen in een
partij te Haarlem, tusschen de heeren v. En-
gelen en Sluiter, gaf zwart de partij op. In-
derdaad er is geen redding meer!? Doch als
zwart den volgenden slagzet had gezien, had
hij zeker niet aan opgeven gedacht.
Zw 17 sch. op: 2, 6/9, 11, 12, 13, 15, 17/
20, 22, 24, 25, 30.
W. I? sch. op 16, 26, 27, 28, 31/36,
38/44, 49.
Zwart kon spelen:
11. 19—23
2. 28 19 2. 22—28
3. 32:23gedw. 3. 18:29
4. 34 23 4. 17—21
5. 26 17 5. 12 32
6. 38:27 6. 7—12
7. 16:18 7. 13:22
8. 27:18 8. 24:22
9. 35:24 9. 20:47!
Is het zoo'n wonder dat zwart dat niet zag?
Ook de volgende partijstand is niet onaar-
dig. Wit redt zich mooi uit zijn nadeelige po-
sitie met een schijf achter.
wm H
ir
Zw 9 sch. op: 6, 12, 13, 14, 16, 19, 21,
brandend kaarsvet van de walmende kaar-
sen en naar ik weet niet welke vieze
reukjes.
Binnenkomende werd ik begroet door een
luid gesnork van een man die in een faoek bij
het vuur zat. Zijn hoofd lag achterover en
vertoonde een bruinen, gespierden nek en hij
sliep of leek te slapen met wijd open mond.
In zijn voile lengte en in den rood en gloed
van de brandende houtblokken lag iets dat ik
eerst voor een hoop vodden aanzag, maar
dat nader beschouwd een tweede man bleek
te zijn, schijnbaar eveneens in slaap.
Ik wierp mijn drijfnatten hoed op de tafel,
liet mijn doorweekte jas op den grond val
len en liep met zware stappen en luid rate-
len van mijn sporen de kamer door. Toch
sliep de slordig gekleede man door. Ik raakte
hem even aan met mijn zweep.
„Hoia, vriend!" riep ik hem toe. Toch ver-
roerde hij zich niet. Ik verloor mijn geduld
en gaf hem een stomp in de zijde, die zijn
doel niet miste, want het bracht hem in een
zittende houding en hij maakte een geluid
als een brommende hond die plotseling uit
zijn slaap gewekt wordt
Uit een kwaad, vuil gezicht keken een
paar sombere oogen mij dreigend aan. De
man op den stoel ontwaakte op hetzelfde
oogenblik en leunde voorover.
„Welnu". zei ik tot mijn vriend op den
grond. „WiI je wat op zij gaan?"
„Voor wien?" snauwde hij. „Is „de Ster"
niet even goed voor mij als voor jou, wie je
ook wezen mag?"
MWij hebben ons loflement betaald!" brom-
Zw. 11 sch. op: 2, 8, 9, 10, 12, 13, 15, 17,
22, 25, 29.
W. 12 sch. op: 21, 24, 26, 33, 35, 38/42,
47, 49.
In onze volgende rubriek geven wij de op
lossing
OPLOSSING EINDSPEL 231.
1Delf
2 Lei Pe2f
3. Khi Tfl mat.
OPLOSSING PROBLEEM 189
(J. C. J. Wainwright.)
1.
Tdl Tb5
Tc4 mat.
1.
Tb4
2.
Te5 mat.
1.
Tc6
2.
Pb7 mat.
1.
Td6
2.
Tel mat.
1.
c6(Pc6)
2.
Pe6 mat.
1.
Pd7
2.
Pd7 mat.
1.
e5
2.
Td5 mat.
In de W. S. geeft Tartakower een verhan-
deling over het mat. Hierbij zegt hij dat
men niet altijd moet letten op't matgevende
stuk, maar dat, om de schoonheid te bew'on-
deren, men te letten heeft op de meewerkende
stukken.
Vaak wordt ook een mat bewerkt met
behulp van de vijandelijke stukken, die dus
noodgedwongen meehelpen.
Zie hier:
EINDSPEL 232.
Zwart: Tartakower.
abc d e f g h
Wit: B.
Wie geeft een matvoering voor Zwart
aan?
EINDSPEL 233.
Zwart: S.
mm.
I if 1
I iO fif I
mb. mg
I ig|
a be d e f g
Wit: Tartakower.
Wit speelt en wint.
Wij leveren ALLE LEDERWAREN
met volledige garantie.
de die op den stoel.
„Mannen", zei ik op grimmigen toon, „als
jullie geen oogen hebt om te zien hoe door-
nat ik ben en je daarom niet de goedheid hebt
wat op zij te gaan zoodat ik bij het vuur kan
gaan staan, dan zal ik eens zien of je den
nacht niet onder den blooten hemel kan door-
brengen". Met die bedreiging en een aan-
raking van mijn voet schoof ik mijn vriend
op zij. Mijn toon was niet vriendeliik, en ik
zie er gewoonlijk niet uit of ik meer beloof
dan vervullen kan.
Zij stonden samen in een hoek te brommen
toen Antoine binnenkwam om mij mijn buis
en laarzen uit te trekken. En zij bromden nog
toen Gilles een oogenblik daarna bij ons
kwam, ofschoon ze bij zijn komst even ophiel-
den om de gestalte van dien man op te ne
men. Want Gilles was zoo iets als een reus en
de menschen draaiden zich gewoonlijk om, de
vrouwen vooral, om zijn mooie afmetingen te
bewonderen. Wij soupeerden zoo leelijk dat
ik niet durf vertellen wat wij aten en na
het souper verzocht ik den waard mij voor te
lichten naar mijn kamer. Wat mijn bedienden
betreft, ik was overeengekomen dat die den
nacht zouden doorbrengen in de gelagkamer,
waar vuur aan was en waar ze het waar-
schijnlijk beter hadden dan ergens elders in
die ellendige herberg, niettegenstaande het
gezelschap van die twee venters.
Toen hij mijn mantel en mouwvest en an
dere dingen meenam om naar de keuken te
brengen, wou hij ook mijn degen meenemen
Lachend nam ik hem die af met de opmer-
king. dat mil®, deueu oiet behoefde te droaen.
PROBLEEM 190.
(H. Wangel).
1WA
mm, mm.
Tweezetmat.
Hier volgt een aardige partij uit fief
Konings-gambiet:
Wit: Andersses. Zwart: Schallop
1. e4 e5
2. f4 d5
3. Pf3 de4
4. Pe5 Ld6
5. Lc4 Le5
6. fe5 Dd4
7. De2 De5 Hoewel Zwart eeil
pion gewonnen heeft,
staat hij veel slechter
daar Wit in ontwikke-
ling vo6r is.
8. d4 Weder een pion aan-
geboden, om snel figu-
renontwikkeling te er-
langen.
8Dd4
9. Pc3 Pf6
10. Le3 Dd8
11. 00 h6 Na 00 volgt Lg5
met onwederstaanbaren
aanval.
12. Lc5 12. Pbd7? Ook andere ver-
dedigingen helpen niet
meer. Deze echter maakt
het lijden al zeer kort.
13. De4!f Zwart geeft op. Im
mers na 13Pe4
volgt 14. Lf7 mat.
Provinciaai nieuws
HEILOO.
Donderdagavond hield de Coop. Veilings-
vereeniging „St. Willebrordus" een verga-
dering in cafe Admiraal.
De voorzitter, de heer J. Admiraal Az.
opende met een korte inleiding en verzocht
de medewerking van de leden om het be-
stuur ter zijde te staan, opdat de a.s. cam-
pagne goed verloopt.
Van de koopliedenvereeniging „Handels-
belangen" en den Bond van fabrikanten was
bericht ingekomen over de aardbeiencam-
pagne. Verzocht werd aanvoer in Saksische
sloffen, geen minderwaardige sloffen en
schoon (zonder dop) plukken en rijp en on-
rijp apart te houden.
Uit de vergadering merkte men op dat de
zelfde personen de sloffen zonder ooren
(hengsels) verkoopen.
De administrateur merkte op dat men
medewerking vraagt en dit was toegezegd.
De voorzitter verzocht den leden op tijd
aan te voeren, de kooplieden. zijn gehaast
opdat men ook op andere plaatsen moet zijn
Labelsteisel. Het bestuur stelde voor een
Lahelstelsel in te voeren opdat men den
aanvoerder zal herkennen, die fraude pleegt.
Zooals het nu is moeten alle leden betaler. als
er een partij wordt afgekeurd omdat men de
persoon niet kent
In Egmond-Binnen (dat hier veilt) heeft
men het Labelsteisel, wat goed voldoet.
Verschillende heeren opperden bedenkin-
gen. Men zou er voor zijn, als hier de keu-
ring geschiedde. Nu zulks in Beverwijk ge-
beurt, moet men maa: gelooven dat het een
aanvoerder van hier is.
Een voorstel om hier een keurmeester aan
te stellen, ontraadde het bestuur omdat de
kooplieder den keurmeester niet zullen be-
talen en voor rekening van ons wordt het
te duur.
Z. h. st. werd besloten een Labelsteisel in
te voeren.
Bij de veilingen van aardbeien werd be-
Toen wij de trap opgingen hoorde ik iet?
boven mijn hoofd, dat klonk als het kraken
van een deur, De waard hoorde het ook,
want hij stond dadelijk stil en keek vragend
op.
„Wat was dat?" vroeg hij.
„De wind, zou ik zeggen", antwoordde ik
onverschillig, en mijn antwoord scheen hem
gerust te stellen, want met een „o ja, de
wind", ging hij voort.
Ofschoon ik volstrekt geen schrikachtig
man ben en mij niet ongerust maakt zonder er
grond voor te hebben, toch begon die herberg
,,de Ster" op mijn zenuwen te werken, dat wil
ik u wel bekennen. Als u mij vraagt waarom
dan zou ik het u haast niet kunnen zeggen,
terwijl ik daar zat op den rand van mijn bed
nadat de waard mij verlaten had en ik over
de zaak nadacht. Niet een van die onbedui-
dende omstandigheden waarvan ik u verid
heb, maar ik denk: dat alles bij elkaar geno
men. Ten eerste het verlangen van den waard
om mij te scheiden van mijn bedienden en mij
voor te stellen ze op den hooizolder te laten
slapen. Dat was klaarblijkelijk niet noodig,
daar het hem niet schelen kon de gelagkamer
als slaapkamer te gebruiken. En dan scheen
het een opluchting voor hem te zijn dat ik er
niet op aandrong den eene in mijn kamer en
den andere in't gangetje bij mijn kamerdeur
den nacht te laten doorbrengen. Dan de
tegenwoordigheid van die twee mannen met
hun ongunstig uiterlijk; de poging om mijn
degen mee naar de keuken te nemen, en einde-
lij'k de schrik van den waard toen be deur
kraakte.
(Wo'dt vervolcd.)
9
I*.
11
OP AANVRAGE WORDT U GRATIS TOEGE"
ZONDEN DE BROCHURE OVER QRANULINE,
HET MIDDEL VAN DR J. H. VAN GRAFHORST,
ARTS. TEGEN TUBERCULOSE EN KLIER>
ZIEKTE. Middelburgsch»»lr.Zl7, Scheveningen,