In en om de hoofdstad. Binnenland Provincial! nieuws 54'. 38—43 54. 6—11' 55. 43-39 55. 11—16 56. 39—43 56. Zwart geeft op! De heer H. Hoogland besliste eenige jaren geleden een schijnbaar verloren partij. Zw. 12 sch. op: 2, 3, 6, 8, 16/19, 21, 22, 43, 26. W. 12 sch. op: 25, 27, 29, 31/34, 36, 37, S9, 41, 46. Wit speelde hier 2520 in de hoop, dat zwart een stuk zou willen winnen door 19 24, .wat ook gebeurde. 25—20 1. 19—24? 2. 20—15 2. 24—30?. 3. 34X25 3. 23X43 i Zwart dacht nu dam te kunnen halen, doch Wit besliste de partij met 4. 33—28 4. 22X33 *5 27—22 5. 18X38 31-27 6. 21X32 ;7. 37X48 Later wint Wit door 3631, 41X43 nog ten schijf en kan met 15 eerst nog naar dam floorbreken. i Ter oplossing voor deze week: Probleera 1029 van P. Kleute Jr., Den Haag Eerste publicatie. Zw. 6 sch. op: 28, 31, 32, 33, 37, 39, en fern op 46. |W. 10 sch. op: 23, 25, 26, 30, 40, 44, 47/50. lets bijzonders. Pin onze volgende rubriek geven wij de op fbssing. \X>E BETEEKENIS DER OLYMPIADE VOOR ONZE STAD. Als deze regels u onder de oogen komen fe het einde ongeveer gekomen, maar thans „zitten we er nog midden in". Ik doel hier natuurlijk op de Olympische Spelen, welke, fau ik deze schrijf, nog steeds in vollen gang fcijn en uit den aard der zaak moet een weke- lijksche causerie uit Amsterdam zich op dit Oogenblik wel met deze, voor onze stad historische, gebeurtenis bezig houden. Was jer thans geen Olympiade, we zouden ons, jgelijk zulks in normale Augustusmaanden het geval pleegt te zijn, midden in den kom- kommertija bevinden, die dit jaar voor de hoofdstad nog niet bestaat. Hij za'l straks hog komen, als het Stadion zijn poorten heat gesloten; als de vreemdelingen-deelne- toers aan de Spelen onze stad en ons land izullen hebben vaarwel gezegd, al dan niet door eenige overwinning belauwerd; als de jvreemde vaartuigen onze havens zullen heb ben verlaten. Dan zal Amsterdam stil wor- 'den; meer opvallend stil, dan in andere va- cantie-maanden het geval pleegt te zijn en dan zullen de stadgenooten, die om een of andere reden in vexband met de internationa- le gebeurtenis, thuis dienden te blijven, nog kunnen verdwijnen om de restende Augustus- weken elders te gaan doorbrengen. Moge voor hen vooral want zij zullen dan hun rust verdiend hebben „de Bilt" hun goed- gunstiger gezind zijn, dan het begin van de ze Olympiade-maand het over het geheel yoor Amsterdam geweest is. j- Want er zijn er natuurlijk velen, die dit- maal wel gedwongen zijn in de stad te blij- sVen en hard werk hebben. Ik denk allereerst laan al mijn mede-scribenten voor de Neder- landsche en buitenlandsche pers, die thans geen rust kennen en niet minder aan hotel- houders, restaurant-exploitanten, winkeliers, die in deze dagen de vruchten hebben te oog- sten, waarop zij al zooveel maanden geleden, gehoopt hadden. Of al die neringdoenden, jwanneer straks de balans wordt opgemaakt, zullen kunnen getuigen dat de Olympiade hun groote voordeelen heeft gebracht? Het is moeilijk op die vraag thans reeds het ant- woord te geven; als alles achter den rug is, tullen statistieken wel eenig licht geven en met belangstelling mogen wij nu reeds te ge- moet zien hetgeen ons gemeentelijk statis- Jtisch bureau over eenigen tijd ons zal ver- melden omtrent den loop van het vreemde- lingenverkeer in de maanden Juli en Augus tus van dit jaar; over het aantal dergenen, die in onze hotels hun intrek hebben geno- men, en het volgend verslag van onze Ka- mer van Koophandel, hetwelk elk jaar« zulk een belangwekkend overzicht geeft niet al leen van onzen groothandel, doch ook over 'den economischen toestand van den klein- handel, daaronder te verstaan den gang van zaken in het hotelwezen en de bedrijven on- zer neringdoenden, zal over dit alles zeker in het begin van het volgend jaar wel een duidelijk beeld geven. Op dit oogenblik moeten wij ons met be- trekking tot den invloed, dien de Olympiade op de welvaart dezer stad uitoefent, eigenlijk nog maar behelpen met gegevens, die men hier en daar van belanghebbenden krijgen kan En dan, geloof ik, vrij juist ingeiicht te zijn, wanneer ik constateer dat de voordee len, die ons hotelwezen door deze vreemde- lingen-mvasie verkregen heeft, zijn tegenge- vallen. Men heeft zich verbeeld dat onze ho tels den stroom van vreemdelingen absoluut niet zouden kunnen bergen en die meening, vroeger door velen gekoesterd, is gelogen- straft. Sport en wectstrijden zijn belangrijke factoren van den tijd, waarin wij leven, maar daarmede is nog niet gezegd dat het „groote publiek" in zijn duizenden uit bui- ten- en binnenland naar onze stad is ge- stroomd om de kampioenschappen in hun ge heel te volgen. Ze zijn wel gekomen die vreamdelingen, doch niet om veertien dagen lang aanhoudend te blijven ten einde dag in, dag uit het Stadion te bezoeken: zij zijn ook het land ingegaan om elders te gaan kijken, een gelukkig verschijnsel natuurlijk, omdat het daardoor in de laden van neringdoenden in de provincies althans ook wat heeft „ge- druppeld" als het in die der Amsterdamsche winkeliers ,,regende". En dit laatste heeft het zeker bij velen onzer neringdoenden ge- daan, omdat vele vreemdelingen dan toch met dit of dat souvenir aan Amsterdam huis- waarts wilden keeren. Maar zoovelen, die als deelnemers aan de wedstrijden gekomen wa- ren, degenen, die er moesten zijn, had- /den hun verblijfplaats op eigen terrein, op schepen, of in daarvoor aangewezen gebou- wen, waardoor het hotelwezen voor hen niet in aanmerking kwam en zij zijn niet de-. genen geweest, die de groote klanten voor het klembedrijf waren. Onze restaurants hebben ongetwijfeld aan de Olympiade eeni ge goede weken te danken gehad; zij hadden natuurlijk in de allereerste plaats de klandi- zie van alles wat geen Amsterdammer was en van de vele Amsterdammers, die in deze dagen, zelfs al had het Stadion voor hen niet de groote aantrekkelijkheid, toch veel langs den weg waren, omdat er „beweging" was in de stad en omdat er wat te zien was, elken dag weer aanomdat de versierde stad, althans van een groot deel daarvan, de aan- trekkingskracht had van uitgaan en kijken en hier en daar nederstrijken, na vermoeiend gedrentel. Dit kan in elk geval met voldoening worden geconstateerd dat Amsterdam heeft bewezen dat de oude stad nog steeds in staat is zich voor alles wat vreemdeling binnen haar „poorten" is, aantrekkelijk te maken. Reeds de vlaggentooi, met name in onze hoofdstra- ten, heeft, vooral als het weder wil medewer- ken, steeds haar bekoring werkelijk ik ken nagenoeg geen fraaier uiting van feestvreug- de, dan een bevlagde Kalverstraat. Kunstma- 1 tig versieren moet men deze zoo echt-typisch oud-Amsterdamsche winkelstraat volstrekt niet, maar rijk bevlagd, zooals zij in deze dagen is, geeft zij een deftigen en uitermate fraaien aanblik. En ons gemeentebestuur heeft zeer juist gezien door het versieren van eenige brokken onzer mooiste grachten; door het fantastisch verlichten daarvan in den avond en de illuminatie van onzen prachtigen Westertoren, zooals wij zulks reeds in 1923 gezien hadden, is wel iets dat alleen 's avonds reeds een bezoek aan Am sterdam ten voile waard was; ongetwijfeld zal deze verlichting, zoo moot als zij slechts kan zijn langs grachten zooals alleen Am sterdam die te aanschouwen kan geven, op den vreemdeling een blijvenden indruk heb ben gemaakt. En de Spelen zelve, het sportieve daar van? Een schitterend figuur heeft Nederland in het hoofdstad-Stadion niet kunnen geven; schier op elk gebied waren de vreemdelingen uit verschillende landen onze meesters in het „vak", waarvoor zij uitkwamen. Men- schen, veel meer bevoegd dan ik mij zelf acht, om over sport-prestaties te kunnen oor- deelen, hebben mij als hun meening te ken nen gegeven, dat deze Spelen vooral bewezen hebben dat over het geheel goede voortduren- de oefening nog te veel ontbreekt en zij we- ten dat aan het feit dat discipline in onze sportkringen nog te veel zoek is, hetgeen vol- gens hen in overeenstemming is met onzen volksaard, die niet tot strenge tucht is ge- neigd. Ik neem deze uitspraak voor wat zij is, sportbeoefenaars en degenen, die aange wezen zijn deze te „trainen" zullen als alles voorbij is, in hun kringen wel beoordeelen of deze uitspraak, zooals ik die kreeg, juist is, althans veel juistheid bevat, Het minst teleurstellend was hetgeen wij konden presteeren op dat gebied der sport, waarop wij als waterland-bewoners dienden uit te blinken, het zwemmen. Maar deze nut- tige lichaamsoefening wordt blijkbaar toch nog steeds te veel verwaarloosd, al mag met vreugde aangeteekend worden dat vele gemeentebesturen direct of indirect het be- oefenen der zwemsport door het openstellen of subsidieeren van goede inrichtingen be- vorderen of zooals Amsterdam zulks reeds doet gratis dergelijke inrichtingen open stellen om leerlingen der opcnbare scholen zwemonderricht te doen geven; in onze stad wordt daarvan reeds door enkele duizenden leerlingen gebruik gemaakt De voorzitter van den „Nederlandschen Zwem- bond" heeft ongetwijfeld volkomen gelijk, wanneer hij in eene beschouwing door hem in een onzer dagbladen over het zwemmen in Nederland gegeven als zijn meening te kennen geeft, dat zwemmen feitelijk in ons land behoorde te worden opgeonmen onder de verplichte leervakken bij ons onderwijs. Maar, afgescheiden van dit alles mag ze ker gezegd, dat onze landgenooten bij deze Spelen op menig terrein getoond hebben van goeden wille te zijn en poogden de eer van stad en land naar buiten hoog te houden en in elk geval heeft men den vreemdelingen fetoond dat Amsterdam met de Olympische pelen medeleeft. De Amsterdammers heb ben voor de Spelen grooter belangstelling aan d^n dag gelegd dan te denken was en a! hebben deze dan misschien niet tot ons ge bracht zulk een grooten stroom van buiten landsche bezoekers als waarop men ge- meend had te mogen rekenen, die belang stelling van mijn stadgenooten is ook heel veel waard geweest, want zij bracht mede, dat wij alles deden om de vreemdelingen waardig te ontvangen en gerust mogen zeg- gen daarin ten voile te zijn geslaagd. En dat is vermoedelijk voor de toekomst voor on ze stad en voor geheel ons land nog van veel grooter beteekenis dan zouden geweest zijn een aantal overwinningen i n dit Sta dion. x SINI SANA. jj| BEKUEN AAN ZEE. Hoog water Laag water Augustu s. 12 0.37 1.26 9.27 10.08 13 2.00 2.37 10.51 11.23 14 3.00 3.33 11.53 15 3.52 4.22 0.19 0.45 16 4.36 5.07 1.10 1.32 17 5.19 5.47 1.56 2.16 18 5.59 6.27 2.37 2.52 EGMOND AAN ZEE. Hoog water Laag water Augustus. 12 0.34 1.23 9.15 9.56 13 1.57 2.34 10.39 11.11 14 2.57 3.30 11.41 15 3.49 4.19 0.07 0.33 16 4.33 5.04 0.58 1.20 17 5.16 5.44 1.44 2.04 18 5.56 6.24 2.25 2.40 (Alles officieele zomertijd!) DE AANRANDING VAN EEN NEDER- LANDSCHE DAME OP CORSICA. Het relaas van mejajfrouw Janssen. Het Vaderland schrijft: Midden in het meest woeste gedeelte van Corsica verscheen plotseling op een plateau langs den weg, die naar Ghisoni voert, een jonge kerel met een groote ruitjespet op het hoofd en een geweer in de hand. Hij schreeuwde: arret!, en toen de groote toeris tenauto van de P.L.M. stilstond, comman- deerde hij, dat wij alien moesten uitstappen en al ons geld en al onze sieraden op den weg moesten leggen. Klinkt het niet als een filmscenario of als een romannetje van een paar cent in afleve- ringen? Maar het is alles echt gebeurd, want Miek Janssen, die dezer dagen uit Corsica is terug- gekeerd, vertelde ons op haar rustige kamer van de verschrikkelijke dingen, die haar een maand geleden op Corsica overkomen zijn. Miek Janssen reisde met haar zuster en een vriendin. De schrijfster voelde niet veel voor een reis naar Corsica. Zij had als het ware een voor- gevoel, dat de reis niet prettig zou afloopen. Maar toen het gezelschap op het bureau van de P.L.M. in Marseille informeerde en niets verdachts hoorde, trok men naar Corsica, ge- lokt door de schoonhend van de natuur op het eiland, dat wereldberoemd geworden is door zijn grootsten zoon, Napoleon. Ook in Ajaccio informeerde men nog eens bij de P.L.M. Dus trok het gezelschap in een grooten touristenauto op weg. In den grooten auto nam alleen nog een Franschman plaats. Den eersten dag kwam men tot Sonsa en genoot zeer van het schoone eiland. Den volgenden dag trok men er reeds om zeven uur weer op uit. Het begon met pech. Even buiten de be- woonde wereld gaf de motor het op. Nu kre- gen ook de andere dames een onbehaaglijk gevoel, dat nog toenam, toen een eind verder plotseling de voorruit van de auto brak. Nu is dat geen wonder, want de wegen verkeeren op Corsica in zulk een toestand, dat alles wel kapot moet denderen. Maar de onaangename stemming nam toe. Miek Janssen zei nog tegen haar gezel schap: Als het derde ongeluk nu maar niet het ergste is. Negen uur zal het geweest zijn, de auto reed juist langs een van de vele ravijnen, toen men op een boschrijk plateau langs den weg een man met een geweer ontwaarde. Arret! schreeuwde de man. Snerpend bracht de chauffeur den wagen tot stilstand. Het was een jonge man, die daar dreigend met het geweer op de helling van den heuvel stond. Hij had een groote ruitjespet op het hoofd, zooals de apachendansers in de caba rets dragen. Het gitzwarte haar hing hem sluik in de oogen. Onder een donker jasje droeg hij een lichte broek. Acht en twintig jaar zal de jonge roover geweest zijn. Hij had geen bandietenoogen. „Ik voelde dadelijk met een deprave te doen te hebben", vertelt de schrijfster. Hij schreeuwde, dat wij al ons geld en al onze sieraden op den weg moesten leggen. De chauffeur gooide het weinige, dat hij had spoedig neer. Wij grepen naar het Fransche geld, dat wij in onze portemonnaie droegen, maar bedachten ons toch nog even, of wij ook al ons Hollandsch geld zouden geven. Dan zouden wij niet hebben kunnen terug- keeren. Mijn zuster had haar portefeuille reeds op den weg geworpen, maar raakte haar nu weer op. De bandiet zei er niets van. Een voor een moesten toen de mannen met de handen in de hoogte weer in den grooten auto stappen. Een van de dames moest blij ven. Ik begreep onmiddellijk, waar het den bandiet om te doen was. Ik besefte het ge- vaar volkomen. Ik voelde tegelijkertijd, dat ik liever sterven zou dan die schande te onder- gaan. Maar ik voelde ook, dat noch mijn vriendin, nog mijn zuster in staat zou zijn om dit verschrikkelijke door te maken. Ik trad een paar pas naar voren en be- duidde de anderen om in te stappen. Wat er intusschen allemaal in me omging, kan ik niet vertellen. Maar ik kreeg het gevoel, of een goed vriend achter me stond en ik was merkwaardig kalm. Niet boos maken, niet vechten, dacht ik, pratenDat is het eeni ge. Ter wij 1 de bandiet mij het struikgewas in- voerde, vroeg ik hem, of hij wel goed wist, wat hij van plan was. iDenk aan je moeder, zei ik hem. O, antwoordde de jongen, ik, ik ben een bandiet. Toen heb ik den naam van de Maagd Maria genoemd. En ik voelde, dat die meehielp om indruk op hem te maken. Het merkwaardige is, dat ik niet bang voor hem was, maar eigenlijk meelij met hem voel de. Dat gevoel heb ik gehouaen. Want toen de gendarmes hem later gepakt hadden en hij in den kelder van ons hotel opgesloten zat, zou ik gaarne met hem hebben willen spreken en hem sigaretten hebben willen brengen. Toen wij in het struikgewas waren, be- merkte ik plotseling, dat er een tweede ban- diet achter me liep. Dat was een echte ban- diet. Zoo'n afschuwelijk type, van wien men niets goed te verwachten heeft. En toch zei deze schurk tegen den jongen man: Ne fais pas ?a, doe dat niet. Waarom? Ik weet het niet. Maar de jonge kerel greep mij aan. Ik heb mij verzet, maar niet hevig. Alle verhalen, dat ik gevochten zou hebben, zijn over^reyen. Ik voelde.. dat ik tegen hen niets kon beginnen. Ik smeekte hem, mij lie ver te dooden. Ik had mij met de dood ver- zoend. Maar plotseling voelde ik, dat zijn kracht ging verminderen. Hij liet me los en zei, dat hij me vrij liet. Ik kon het niet gelooven Waarom liet de man mij vrij? Ik kende zijn signalement, zou zeker naar de gendarmes loopen. Hij liet me gaan. De tweede bandiet was een poo>e weg geweest. Die kwam weer te rug. Toen ik, mij aan de boomen vastklam- pend, mij tegen de helling optrok, verwacht- te ik elk oogenblik een schot in den rug te zullen krijgen. Ik stond op het punt flauw te vallen. Maar ik hield mij goed. Ik kwam op den weg aan en hoopte daar spoedig den auto te zullen vinden. Maar hoe ver ik ook liep, ik zag den wagen niet. Later hoorde ik ciat de chauffeur als een razende doorgereden was naar Ghisoni, dat achttien K.M. van de plek ligt, waar wij overvallen waren. Mijn zuster en mijn vrien din hebben getrachf den chauffeur te bedui- den, dat hij stoppen moest; zij hebben uit den wagen willen springen, maar de dikke Franschman, die medereed, hield de beide vrouwen in bedwang. Ik was aan mijn lot overgelaten. Ik vreesde opnieuw roovers of bergwerkers te ontmoeten. Alles gaat daar met het geweer de bergen in. Die ruwe kerels staan voor niets. Op de groote keien gingeu mijn schoenen stuk. Ik dacht aan Klein Duimpje en rafelde mijn handschoenen uit om er een spoor mee te maken. Ik passeerde een huisje. Voorzichtig nader- de ik het. Er liepen kippen buiten, maar het was onbewoond. Een heel eind verder stond weer een huis je. Daar speelden kinderen. Daar ben ik naar binnen gegaan. En daar ben ik ook al- "ervriendelijkst geholpen. Mijn gezelschap bleek de gendarmerie reeds gewaarschuwd te hebben. Een gendar me kwam spoedig in het huisje aan. Op de holderdebolderkar van den boer ben ik toen op weg gegaan. Maar groote stukken heb ik achter de kar geloopen. Het was niet uit te houden. Zoo stootte de kar. Verderop kwa- men wij meer gendarmes tegen. Zij waren zwaar gewapend. In het dorp kreeg ik een ovatie. De men- schen waren allerhartelijkst voor me, maar de gendarmes hielpen zij niet. Zij waren veel te bang, dat de roovers dan wraak zouden nemen. Dat is ook de reden dat er bijna nooit een roover op Corsica gepakt wordt. Men heeft mij toen verscheidene verhooren afgenomen, o.a. de sous-prefect van Corsica, Rene le Gentil, een litterator en een zeer fijn man. In al mijn ellende trof het mij nog, hoe correct en complimenteus hij optrad. Mijn kleeren hingen aan flarden. Het eerste wat hij tegen mij zei, was een excuus, dat hij, die in een keurige uniform stak, geen gelegenheid had om zich te verkleeden. Maar mijn gezelschap was reeds doorge- reisd, naar een grootere plaats. Daar ben ik dienzelfden dag nog heengetrokken. De vreugde bij het terugzien was groot. Ook hier liep de bevolking uit. De gendarmerie ging op onderzoek uit. 's Nachts hoorden wij schoten knallen 's Morgens werd mijn bandiet gepakt. Hij droeg een brood onder den arm. Hij bleek Joseph Marie Battisti te zijn, 28 jaar oud, voortvluchtig uit Marseille, waar hij vijf dagen te voren zijn besten vriend had vermoord. Op 20-jarigen leeftijd had hij een gendarme van het leven beroofd. De jongen was uitgeput. Hij bleek sinds zijn vlucht niets meer gegeten te hebben. De moord op zijn vriend zat hem dwars. Wij zijn toen noginaals verhoord en mij zijn ook portretten vertoond. Daarop heb ik den tweeden bandiet herkend. Dat bleek een Corsicaan te zijn. Die is nog niet gevonden Battisti heeft zich bij zijn arrestatie niet ver zet. Het geweer, dat geladen naast hem lag, heeft hij niet aangeraakt. De jongen zal ter dood veroordeeld wor den, dat staat vast. Ik ben toen ziek geworden van de sensatie, maar mijn optreden kort na het gebeurde schijnt zoo kalm te zijn geweest, dat de plaat- selijke krant schreef, dat ik sprak: „aves un calme presque deconcertant". Ondanks mijn ziekte ben ik toch naar Mar seille overgestoken. Op de Sibajak zijn wij toen naar huis gegaan. Ik vind mijn redding een wonder, dat mij nog steeds tot nadenken stemt. Maar hoe mooi Corsica ook is, ik raad iedereen af, er heen te gaan. He is te gevaar- lijk. FEESTMAALTIJD VOOR DE BUITEN LANDSCHE JOURNALISTEN TE AMSTERDAM. Het bestuur van de vereeniging „De Am sterdamsche Pers" heeft het bijzondere idee gehad, voor de buitenlandsche journalisten, die ter gelegenheid van die Olympische Spe len in de hoofdstad vertoeven, een feestmaal- tijd aan te richten, welke gisteravond heeft plaats gehad in „Huize Couturier". Dat ook de leden der vereeniging in grooten getale waren opgekomen behoeft nauwelijks betoog. KLEINE OORZAKEN, GROOTE GEVOLGEN. Woensdagmiddag was te Velsen de heer N. uit Amsterdam met zijn auto op weg naar Velsen. In den Velserpolder kwam een wesp vlak voor zijn oogen en toen de heer N. het beest wilde wegslaan, raakte hij de macht over zijn stuur kwijt, waardoor de auto van den dijk reed en in een droge sloot terecht kwam. Door den schok vloog de heer N. door de voorruit, waardoor hij vele bloedende won- den in het gelaat bekwam. Hij werd een boerderij binnengedragen en vandaar naar het St. Antonius-Ziekenhuis te IJmuiden ver- yoerd. CHR. NAT. WERKMANSBOND TE APELDOORN BIJEEN. Aan den vooravond van de 34ste jaarver- gadering van den Chr. Nat. Werkmansbond, die Woensdag te Apeldoorn gehouden werd, had de afd. Apeldoorn ter gelegenheid van haar 25-jarig bestaan een herdenkingssamen komst in de Ned. Herv. aan de Loolaan be- legd, waarin ds. C. B. Holland, predikant te Huizen en ds. J. C. Karres, predikant te Apeldoorn, gesproken hebben en de Chr. zangvereeniging „Kunst na Arbeid" haar medewerking verleende. ,_'s Morgens om elf uur opende de voorzib ter, de neer Nanutzen, net congies. Hierna sprak de heer D. Gosker, loco-burgemcester, een woord van welkom namens de ge- meente. Uit het jaarverslag van den secretaris, deu heer J. A. Uding, bleek, dat de bond 171 af- deelingen met 11.509 leden telt, Inmiddels was oud-minister dr. J. Th. de Visser, eere- voorzitter van den Chr Nat. Werkmansbond, ter vergadering gekomen. Met hartelijk ap plaus werd hij begroet. Nadat telegrammen aan H. M. de Ko- ningin en ds. Hatink, secretaris der afdeeling Apeldoorn, waren verzonden, voerde dr. J, Th. de Visser het woord. Spr. overzag de historie van den bond, concludeerde, dat er behoefte was aan de oprichting van een Christelijken Werkmansbond. Ook wees spr. op den band, die bestaat tusschen den bond en de vaderlandsche kerk. Spr. eindigde met de opwekking: Blijft de oude beproefde leuze aanheffenGod, Nederland en Oranje (Langdurig applaus.) Bij het opmaken van de presentielijst bleek, dat 115 afdeelingen vertegenwoordigd waren. De heer P. van Vliet sprak nog namens Patrimonium en de heer J. J. Ruppert na- jnens het Chr. Nat. Vakverbond. Hierna maakte men een aanvang met de behandeling der voorstellen. Om vijf uur werd de vergadering ge- schorst. HARENKARSPEL. De Raad dezer gemeente vergaderde Don derdagavond voltallig. Ingekomen stukken: 1. a. Verslag Westfriesch Museum tt Hoorn over 1927. b. idem van den Warenkeuringsdienst over 1927. Voorgesteld wordt deze verslagen voor kennisgeving aan te nemen. Aldus besloten. c. Verzoek van de commissie voor de ma- lariabestrijding door de bevolking om subsi- die voor 1929. d. Idem von de Noordhollandsche Vereeni ging „het Witte Kruis" om subsidie voor de ontsmettingsdiensten voor 1929. e. idem van de Commissie voor Vakonder- wijs van de Alg. Nederl. Politiebond om sub sidie voor de Politieschool te Hilversum voor 1919. Voorgesteld wordt deze stukken te behan- delen bij de begrooting voor 1929. Aldus besloten. f. Verzoek van het Gemeentebestuur van Heerhugowaard om in vereeniging met die gemeente en de gemeente Oudkarspel electri- sche straatverlichting in te voeren aan den Laanderweg. De kosten van eerste inrichting worden ge- schit voor 16 lantaarns op 400.en ver der de jaarlijksche kosten op 150 a 160 Door B. en W. wordt voorgesteld in de jaar lijksche kosten een derde gedeelte bij te dra gen. Voor het verleenen eener bijdrage in de kosten van aanleg gevoelen B. en W. niet aangezien tot dusver met subsidieering aan vereenigingen voor straatverlichting niet ver der wordt gegaan dan tot 5.— per lan- taarn. De rest moet door belanghebbenden worden gedragen. Na eenige besprekingen, waarbij enkele heeren de vrees opperden, dat met dit aanbod van verlichting niets zal komen, doch anderen van oordeel waren, dat het voorstel van B. en W. zeer billijk is, werd het voorstel van B .en W. met algemeene stemmen aangeno- men. 2. Voor verschillende uitgaven voor 1928 komen op de begrooting of geen posten voor of de voorgedragen sommen zijn onvoldoen- de. Genoemd kunnen worden: bijdragen van 1000.aan de banne Harenkarspel vooi wegverbreeding, uitkeering aan de gemeente Sint Maarten ingevolge art. 86 der L.O wel 1920 over 1926 en 1927 ad 657.11; ver- hooging van den post t.b.c.-bestrijding met 500.en voor krankzinnigenverpleging met 500.—, Uit den dienst 1928 kunnen deze aanvullingen niet worden bestreden, vandaar dat voorgesteld wordt van het ver moedelijk batig saldo der rekening van 1927 een bedrag van 3000.— over te schrijven op den dienst 1928. Het bedrag, dat na aan- vulling der begrooting van die som beschik' baar blijft, kan worden aangewend voor ver- sterking van den post voor onvoorziene uit gaven. Zonder bespreking ging de raad hiermei accoord. 3. Voorloopige vaststelling gemeente-reke ning, rekening Burgerlijk Armbestuur en re kening electriciteitsbedrijf, over 1927. 4. Het rapport der commissie voor het on- derzoek dezer rekening zal in de vergaderinj worden uitgebracht. Bij monde van den heer Francis werd me* gedeeld, dat alle rekeningen in orde zijn b* vonden. 5 Door B. en W. wordt voorgesteld de commissie voor de schouw over de gemeente landen dit jaar samen te stellen uit de ledet van den raad, buiten het College van B. en W. 1 Aldus besloten. Bij de rondvraag deelde de Voorzittei op een vraag van den heer Doodeman mee, dat de schoollokalen te Waarland na d< vacantie vermoedelijk nog wel niet in ge bruik kunnen worden genomen. WARMENHUIZEN. Het in aanbouw zijnde veiling gebouw. De werkzaamheden aan het nieuwe vei lingsgebouw met het bijkomende grondweri vorderen al zeer goed. Nadat een viertien dagen geleden ia het bijzijn van het bestuur der veiling de eer ste steen was gelegd, is de overdekte hal on der de kap gekomen. Het gebouw van de vei ling is zelf reeds flink boven den grond zicht- baar. Alles maakt den indruk dat het iets grootsch zal worden, en men hier met d« geest des tijds weet mee te gaan. Naar men ons mededeelt, is het werk nog meer uitgebreid door aankoop van een stuk grond, voor het beschikbear stellen van bergruimfe en pakhuizen. Het is te hopen, dat de tijdsomstandighe- den van dien aard blijven, dat de omzet reft dabel moge blijven, en het werk verder zon der ernstige ongelukken kan worden atef maakt i J *1*. At' if.-!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1928 | | pagina 6