In en om de hoofdstad.
Binnenland
Provincial! nieuws
54'. 38—43 54. 6—11'
55. 43-39 55. 11—16
56. 39—43 56. Zwart geeft op!
De heer H. Hoogland besliste eenige jaren
geleden een schijnbaar verloren partij.
Zw. 12 sch. op: 2, 3, 6, 8, 16/19, 21, 22,
43, 26.
W. 12 sch. op: 25, 27, 29, 31/34, 36, 37,
S9, 41, 46.
Wit speelde hier 2520 in de hoop, dat
zwart een stuk zou willen winnen door 19
24, .wat ook gebeurde.
25—20 1. 19—24?
2. 20—15 2. 24—30?.
3. 34X25 3. 23X43
i Zwart dacht nu dam te kunnen halen, doch
Wit besliste de partij met
4. 33—28 4. 22X33
*5 27—22 5. 18X38
31-27 6. 21X32
;7. 37X48
Later wint Wit door 3631, 41X43 nog
ten schijf en kan met 15 eerst nog naar dam
floorbreken.
i Ter oplossing voor deze week:
Probleera 1029 van P. Kleute Jr., Den Haag
Eerste publicatie.
Zw. 6 sch. op: 28, 31, 32, 33, 37, 39, en
fern op 46.
|W. 10 sch. op: 23, 25, 26, 30, 40, 44, 47/50.
lets bijzonders.
Pin onze volgende rubriek geven wij de op
fbssing.
\X>E BETEEKENIS DER OLYMPIADE
VOOR ONZE STAD.
Als deze regels u onder de oogen komen
fe het einde ongeveer gekomen, maar thans
„zitten we er nog midden in". Ik doel hier
natuurlijk op de Olympische Spelen, welke,
fau ik deze schrijf, nog steeds in vollen gang
fcijn en uit den aard der zaak moet een weke-
lijksche causerie uit Amsterdam zich op dit
Oogenblik wel met deze, voor onze stad
historische, gebeurtenis bezig houden. Was
jer thans geen Olympiade, we zouden ons,
jgelijk zulks in normale Augustusmaanden
het geval pleegt te zijn, midden in den kom-
kommertija bevinden, die dit jaar voor de
hoofdstad nog niet bestaat. Hij za'l straks
hog komen, als het Stadion zijn poorten
heat gesloten; als de vreemdelingen-deelne-
toers aan de Spelen onze stad en ons land
izullen hebben vaarwel gezegd, al dan niet
door eenige overwinning belauwerd; als de
jvreemde vaartuigen onze havens zullen heb
ben verlaten. Dan zal Amsterdam stil wor-
'den; meer opvallend stil, dan in andere va-
cantie-maanden het geval pleegt te zijn en
dan zullen de stadgenooten, die om een of
andere reden in vexband met de internationa-
le gebeurtenis, thuis dienden te blijven, nog
kunnen verdwijnen om de restende Augustus-
weken elders te gaan doorbrengen. Moge
voor hen vooral want zij zullen dan hun
rust verdiend hebben „de Bilt" hun goed-
gunstiger gezind zijn, dan het begin van de
ze Olympiade-maand het over het geheel
yoor Amsterdam geweest is.
j- Want er zijn er natuurlijk velen, die dit-
maal wel gedwongen zijn in de stad te blij-
sVen en hard werk hebben. Ik denk allereerst
laan al mijn mede-scribenten voor de Neder-
landsche en buitenlandsche pers, die thans
geen rust kennen en niet minder aan hotel-
houders, restaurant-exploitanten, winkeliers,
die in deze dagen de vruchten hebben te oog-
sten, waarop zij al zooveel maanden geleden,
gehoopt hadden. Of al die neringdoenden,
jwanneer straks de balans wordt opgemaakt,
zullen kunnen getuigen dat de Olympiade
hun groote voordeelen heeft gebracht? Het
is moeilijk op die vraag thans reeds het ant-
woord te geven; als alles achter den rug is,
tullen statistieken wel eenig licht geven en
met belangstelling mogen wij nu reeds te ge-
moet zien hetgeen ons gemeentelijk statis-
Jtisch bureau over eenigen tijd ons zal ver-
melden omtrent den loop van het vreemde-
lingenverkeer in de maanden Juli en Augus
tus van dit jaar; over het aantal dergenen,
die in onze hotels hun intrek hebben geno-
men, en het volgend verslag van onze Ka-
mer van Koophandel, hetwelk elk jaar« zulk
een belangwekkend overzicht geeft niet al
leen van onzen groothandel, doch ook over
'den economischen toestand van den klein-
handel, daaronder te verstaan den gang van
zaken in het hotelwezen en de bedrijven on-
zer neringdoenden, zal over dit alles zeker
in het begin van het volgend jaar wel een
duidelijk beeld geven.
Op dit oogenblik moeten wij ons met be-
trekking tot den invloed, dien de Olympiade
op de welvaart dezer stad uitoefent, eigenlijk
nog maar behelpen met gegevens, die men
hier en daar van belanghebbenden krijgen
kan En dan, geloof ik, vrij juist ingeiicht te
zijn, wanneer ik constateer dat de voordee
len, die ons hotelwezen door deze vreemde-
lingen-mvasie verkregen heeft, zijn tegenge-
vallen. Men heeft zich verbeeld dat onze ho
tels den stroom van vreemdelingen absoluut
niet zouden kunnen bergen en die meening,
vroeger door velen gekoesterd, is gelogen-
straft. Sport en wectstrijden zijn belangrijke
factoren van den tijd, waarin wij leven,
maar daarmede is nog niet gezegd dat het
„groote publiek" in zijn duizenden uit bui-
ten- en binnenland naar onze stad is ge-
stroomd om de kampioenschappen in hun ge
heel te volgen. Ze zijn wel gekomen die
vreamdelingen, doch niet om veertien dagen
lang aanhoudend te blijven ten einde dag in,
dag uit het Stadion te bezoeken: zij zijn ook
het land ingegaan om elders te gaan kijken,
een gelukkig verschijnsel natuurlijk, omdat
het daardoor in de laden van neringdoenden
in de provincies althans ook wat heeft „ge-
druppeld" als het in die der Amsterdamsche
winkeliers ,,regende". En dit laatste heeft
het zeker bij velen onzer neringdoenden ge-
daan, omdat vele vreemdelingen dan toch
met dit of dat souvenir aan Amsterdam huis-
waarts wilden keeren. Maar zoovelen, die als
deelnemers aan de wedstrijden gekomen wa-
ren, degenen, die er moesten zijn, had-
/den hun verblijfplaats op eigen terrein, op
schepen, of in daarvoor aangewezen gebou-
wen, waardoor het hotelwezen voor hen
niet in aanmerking kwam en zij zijn niet de-.
genen geweest, die de groote klanten voor
het klembedrijf waren. Onze restaurants
hebben ongetwijfeld aan de Olympiade eeni
ge goede weken te danken gehad; zij hadden
natuurlijk in de allereerste plaats de klandi-
zie van alles wat geen Amsterdammer was
en van de vele Amsterdammers, die in deze
dagen, zelfs al had het Stadion voor hen
niet de groote aantrekkelijkheid, toch veel
langs den weg waren, omdat er „beweging"
was in de stad en omdat er wat te zien was,
elken dag weer aanomdat de versierde stad,
althans van een groot deel daarvan, de aan-
trekkingskracht had van uitgaan en kijken
en hier en daar nederstrijken, na vermoeiend
gedrentel.
Dit kan in elk geval met voldoening worden
geconstateerd dat Amsterdam heeft bewezen
dat de oude stad nog steeds in staat is zich
voor alles wat vreemdeling binnen haar
„poorten" is, aantrekkelijk te maken. Reeds
de vlaggentooi, met name in onze hoofdstra-
ten, heeft, vooral als het weder wil medewer-
ken, steeds haar bekoring werkelijk ik ken
nagenoeg geen fraaier uiting van feestvreug-
de, dan een bevlagde Kalverstraat. Kunstma-
1 tig versieren moet men deze zoo echt-typisch
oud-Amsterdamsche winkelstraat volstrekt
niet, maar rijk bevlagd, zooals zij in deze
dagen is, geeft zij een deftigen en uitermate
fraaien aanblik. En ons gemeentebestuur
heeft zeer juist gezien door het versieren van
eenige brokken onzer mooiste grachten;
door het fantastisch verlichten daarvan in
den avond en de illuminatie van onzen
prachtigen Westertoren, zooals wij zulks
reeds in 1923 gezien hadden, is wel iets dat
alleen 's avonds reeds een bezoek aan Am
sterdam ten voile waard was; ongetwijfeld
zal deze verlichting, zoo moot als zij slechts
kan zijn langs grachten zooals alleen Am
sterdam die te aanschouwen kan geven, op
den vreemdeling een blijvenden indruk heb
ben gemaakt.
En de Spelen zelve, het sportieve daar
van? Een schitterend figuur heeft Nederland
in het hoofdstad-Stadion niet kunnen geven;
schier op elk gebied waren de vreemdelingen
uit verschillende landen onze meesters in
het „vak", waarvoor zij uitkwamen. Men-
schen, veel meer bevoegd dan ik mij zelf
acht, om over sport-prestaties te kunnen oor-
deelen, hebben mij als hun meening te ken
nen gegeven, dat deze Spelen vooral bewezen
hebben dat over het geheel goede voortduren-
de oefening nog te veel ontbreekt en zij we-
ten dat aan het feit dat discipline in onze
sportkringen nog te veel zoek is, hetgeen vol-
gens hen in overeenstemming is met onzen
volksaard, die niet tot strenge tucht is ge-
neigd. Ik neem deze uitspraak voor wat zij
is, sportbeoefenaars en degenen, die aange
wezen zijn deze te „trainen" zullen als alles
voorbij is, in hun kringen wel beoordeelen
of deze uitspraak, zooals ik die kreeg, juist
is, althans veel juistheid bevat,
Het minst teleurstellend was hetgeen wij
konden presteeren op dat gebied der sport,
waarop wij als waterland-bewoners dienden
uit te blinken, het zwemmen. Maar deze nut-
tige lichaamsoefening wordt blijkbaar toch
nog steeds te veel verwaarloosd, al mag
met vreugde aangeteekend worden dat vele
gemeentebesturen direct of indirect het be-
oefenen der zwemsport door het openstellen
of subsidieeren van goede inrichtingen be-
vorderen of zooals Amsterdam zulks
reeds doet gratis dergelijke inrichtingen
open stellen om leerlingen der opcnbare
scholen zwemonderricht te doen geven; in
onze stad wordt daarvan reeds door enkele
duizenden leerlingen gebruik gemaakt De
voorzitter van den „Nederlandschen Zwem-
bond" heeft ongetwijfeld volkomen gelijk,
wanneer hij in eene beschouwing door hem
in een onzer dagbladen over het zwemmen
in Nederland gegeven als zijn meening te
kennen geeft, dat zwemmen feitelijk in ons
land behoorde te worden opgeonmen onder
de verplichte leervakken bij ons onderwijs.
Maar, afgescheiden van dit alles mag ze
ker gezegd, dat onze landgenooten bij deze
Spelen op menig terrein getoond hebben van
goeden wille te zijn en poogden de eer van
stad en land naar buiten hoog te houden en
in elk geval heeft men den vreemdelingen
fetoond dat Amsterdam met de Olympische
pelen medeleeft. De Amsterdammers heb
ben voor de Spelen grooter belangstelling
aan d^n dag gelegd dan te denken was en a!
hebben deze dan misschien niet tot ons ge
bracht zulk een grooten stroom van buiten
landsche bezoekers als waarop men ge-
meend had te mogen rekenen, die belang
stelling van mijn stadgenooten is ook heel
veel waard geweest, want zij bracht mede,
dat wij alles deden om de vreemdelingen
waardig te ontvangen en gerust mogen zeg-
gen daarin ten voile te zijn geslaagd. En
dat is vermoedelijk voor de toekomst voor on
ze stad en voor geheel ons land nog van
veel grooter beteekenis dan zouden geweest
zijn een aantal overwinningen i n dit Sta
dion. x
SINI SANA. jj|
BEKUEN AAN
ZEE.
Hoog water
Laag water
Augustu
s.
12
0.37
1.26
9.27
10.08
13
2.00
2.37
10.51
11.23
14
3.00
3.33
11.53
15
3.52
4.22
0.19
0.45
16
4.36
5.07
1.10
1.32
17
5.19
5.47
1.56
2.16
18
5.59
6.27
2.37
2.52
EGMOND AAN ZEE.
Hoog water
Laag water
Augustus.
12
0.34
1.23
9.15
9.56
13
1.57
2.34
10.39
11.11
14
2.57
3.30
11.41
15
3.49
4.19
0.07
0.33
16
4.33
5.04
0.58
1.20
17
5.16
5.44
1.44
2.04
18
5.56
6.24
2.25
2.40
(Alles officieele zomertijd!)
DE AANRANDING VAN EEN NEDER-
LANDSCHE DAME OP CORSICA.
Het relaas van mejajfrouw Janssen.
Het Vaderland schrijft:
Midden in het meest woeste gedeelte van
Corsica verscheen plotseling op een plateau
langs den weg, die naar Ghisoni voert, een
jonge kerel met een groote ruitjespet op het
hoofd en een geweer in de hand. Hij
schreeuwde: arret!, en toen de groote toeris
tenauto van de P.L.M. stilstond, comman-
deerde hij, dat wij alien moesten uitstappen
en al ons geld en al onze sieraden op den
weg moesten leggen.
Klinkt het niet als een filmscenario of als
een romannetje van een paar cent in afleve-
ringen?
Maar het is alles echt gebeurd, want Miek
Janssen, die dezer dagen uit Corsica is terug-
gekeerd, vertelde ons op haar rustige kamer
van de verschrikkelijke dingen, die haar een
maand geleden op Corsica overkomen zijn.
Miek Janssen reisde met haar zuster en
een vriendin.
De schrijfster voelde niet veel voor een reis
naar Corsica. Zij had als het ware een voor-
gevoel, dat de reis niet prettig zou afloopen.
Maar toen het gezelschap op het bureau van
de P.L.M. in Marseille informeerde en niets
verdachts hoorde, trok men naar Corsica, ge-
lokt door de schoonhend van de natuur op
het eiland, dat wereldberoemd geworden is
door zijn grootsten zoon, Napoleon.
Ook in Ajaccio informeerde men nog eens
bij de P.L.M.
Dus trok het gezelschap in een grooten
touristenauto op weg. In den grooten auto
nam alleen nog een Franschman plaats. Den
eersten dag kwam men tot Sonsa en genoot
zeer van het schoone eiland. Den volgenden
dag trok men er reeds om zeven uur weer op
uit. Het begon met pech. Even buiten de be-
woonde wereld gaf de motor het op. Nu kre-
gen ook de andere dames een onbehaaglijk
gevoel, dat nog toenam, toen een eind verder
plotseling de voorruit van de auto brak. Nu
is dat geen wonder, want de wegen verkeeren
op Corsica in zulk een toestand, dat alles wel
kapot moet denderen. Maar de onaangename
stemming nam toe.
Miek Janssen zei nog tegen haar gezel
schap: Als het derde ongeluk nu maar niet
het ergste is.
Negen uur zal het geweest zijn, de auto
reed juist langs een van de vele ravijnen,
toen men op een boschrijk plateau langs den
weg een man met een geweer ontwaarde.
Arret! schreeuwde de man. Snerpend
bracht de chauffeur den wagen tot stilstand.
Het was een jonge man, die daar dreigend
met het geweer op de helling van den heuvel
stond. Hij had een groote ruitjespet op het
hoofd, zooals de apachendansers in de caba
rets dragen. Het gitzwarte haar hing hem
sluik in de oogen. Onder een donker jasje
droeg hij een lichte broek. Acht en twintig
jaar zal de jonge roover geweest zijn. Hij
had geen bandietenoogen. „Ik voelde dadelijk
met een deprave te doen te hebben", vertelt de
schrijfster.
Hij schreeuwde, dat wij al ons geld en al
onze sieraden op den weg moesten leggen.
De chauffeur gooide het weinige, dat hij had
spoedig neer. Wij grepen naar het Fransche
geld, dat wij in onze portemonnaie droegen,
maar bedachten ons toch nog even, of wij
ook al ons Hollandsch geld zouden geven.
Dan zouden wij niet hebben kunnen terug-
keeren. Mijn zuster had haar portefeuille
reeds op den weg geworpen, maar raakte
haar nu weer op. De bandiet zei er niets van.
Een voor een moesten toen de mannen met
de handen in de hoogte weer in den grooten
auto stappen. Een van de dames moest blij
ven.
Ik begreep onmiddellijk, waar het den
bandiet om te doen was. Ik besefte het ge-
vaar volkomen. Ik voelde tegelijkertijd, dat ik
liever sterven zou dan die schande te onder-
gaan. Maar ik voelde ook, dat noch mijn
vriendin, nog mijn zuster in staat zou zijn
om dit verschrikkelijke door te maken.
Ik trad een paar pas naar voren en be-
duidde de anderen om in te stappen. Wat er
intusschen allemaal in me omging, kan ik
niet vertellen. Maar ik kreeg het gevoel, of
een goed vriend achter me stond en ik was
merkwaardig kalm. Niet boos maken, niet
vechten, dacht ik, pratenDat is het eeni
ge. Ter wij 1 de bandiet mij het struikgewas in-
voerde, vroeg ik hem, of hij wel goed wist,
wat hij van plan was.
iDenk aan je moeder, zei ik hem.
O, antwoordde de jongen, ik, ik ben een
bandiet. Toen heb ik den naam van de
Maagd Maria genoemd. En ik voelde, dat
die meehielp om indruk op hem te maken.
Het merkwaardige is, dat ik niet bang voor
hem was, maar eigenlijk meelij met hem voel
de. Dat gevoel heb ik gehouaen. Want toen
de gendarmes hem later gepakt hadden en hij
in den kelder van ons hotel opgesloten zat,
zou ik gaarne met hem hebben willen spreken
en hem sigaretten hebben willen brengen.
Toen wij in het struikgewas waren, be-
merkte ik plotseling, dat er een tweede ban-
diet achter me liep. Dat was een echte ban-
diet. Zoo'n afschuwelijk type, van wien men
niets goed te verwachten heeft.
En toch zei deze schurk tegen den jongen
man: Ne fais pas ?a, doe dat niet. Waarom?
Ik weet het niet. Maar de jonge kerel greep
mij aan. Ik heb mij verzet, maar niet hevig.
Alle verhalen, dat ik gevochten zou hebben,
zijn over^reyen. Ik voelde.. dat ik tegen hen
niets kon beginnen. Ik smeekte hem, mij lie
ver te dooden. Ik had mij met de dood ver-
zoend.
Maar plotseling voelde ik, dat zijn kracht
ging verminderen. Hij liet me los en zei, dat
hij me vrij liet. Ik kon het niet gelooven
Waarom liet de man mij vrij? Ik kende zijn
signalement, zou zeker naar de gendarmes
loopen.
Hij liet me gaan. De tweede bandiet was
een poo>e weg geweest. Die kwam weer te
rug. Toen ik, mij aan de boomen vastklam-
pend, mij tegen de helling optrok, verwacht-
te ik elk oogenblik een schot in den rug te
zullen krijgen. Ik stond op het punt flauw
te vallen. Maar ik hield mij goed. Ik kwam
op den weg aan en hoopte daar spoedig den
auto te zullen vinden. Maar hoe ver ik ook
liep, ik zag den wagen niet.
Later hoorde ik ciat de chauffeur als een
razende doorgereden was naar Ghisoni, dat
achttien K.M. van de plek ligt, waar wij
overvallen waren. Mijn zuster en mijn vrien
din hebben getrachf den chauffeur te bedui-
den, dat hij stoppen moest; zij hebben uit den
wagen willen springen, maar de dikke
Franschman, die medereed, hield de beide
vrouwen in bedwang. Ik was aan mijn lot
overgelaten. Ik vreesde opnieuw roovers of
bergwerkers te ontmoeten. Alles gaat daar
met het geweer de bergen in. Die ruwe kerels
staan voor niets. Op de groote keien gingeu
mijn schoenen stuk. Ik dacht aan Klein
Duimpje en rafelde mijn handschoenen uit
om er een spoor mee te maken.
Ik passeerde een huisje. Voorzichtig nader-
de ik het. Er liepen kippen buiten, maar het
was onbewoond.
Een heel eind verder stond weer een huis
je. Daar speelden kinderen. Daar ben ik
naar binnen gegaan. En daar ben ik ook al-
"ervriendelijkst geholpen.
Mijn gezelschap bleek de gendarmerie
reeds gewaarschuwd te hebben. Een gendar
me kwam spoedig in het huisje aan. Op de
holderdebolderkar van den boer ben ik toen
op weg gegaan. Maar groote stukken heb
ik achter de kar geloopen. Het was niet uit
te houden. Zoo stootte de kar. Verderop kwa-
men wij meer gendarmes tegen. Zij waren
zwaar gewapend.
In het dorp kreeg ik een ovatie. De men-
schen waren allerhartelijkst voor me, maar
de gendarmes hielpen zij niet. Zij waren veel
te bang, dat de roovers dan wraak zouden
nemen. Dat is ook de reden dat er bijna nooit
een roover op Corsica gepakt wordt.
Men heeft mij toen verscheidene verhooren
afgenomen, o.a. de sous-prefect van Corsica,
Rene le Gentil, een litterator en een zeer fijn
man. In al mijn ellende trof het mij nog, hoe
correct en complimenteus hij optrad. Mijn
kleeren hingen aan flarden. Het eerste wat hij
tegen mij zei, was een excuus, dat hij, die in
een keurige uniform stak, geen gelegenheid
had om zich te verkleeden.
Maar mijn gezelschap was reeds doorge-
reisd, naar een grootere plaats. Daar ben ik
dienzelfden dag nog heengetrokken. De
vreugde bij het terugzien was groot. Ook hier
liep de bevolking uit.
De gendarmerie ging op onderzoek uit.
's Nachts hoorden wij schoten knallen
's Morgens werd mijn bandiet gepakt.
Hij droeg een brood onder den arm. Hij
bleek Joseph Marie Battisti te zijn, 28 jaar
oud, voortvluchtig uit Marseille, waar hij
vijf dagen te voren zijn besten vriend had
vermoord. Op 20-jarigen leeftijd had hij een
gendarme van het leven beroofd.
De jongen was uitgeput. Hij bleek sinds
zijn vlucht niets meer gegeten te hebben. De
moord op zijn vriend zat hem dwars.
Wij zijn toen noginaals verhoord en mij
zijn ook portretten vertoond. Daarop heb ik
den tweeden bandiet herkend. Dat bleek een
Corsicaan te zijn. Die is nog niet gevonden
Battisti heeft zich bij zijn arrestatie niet ver
zet. Het geweer, dat geladen naast hem lag,
heeft hij niet aangeraakt.
De jongen zal ter dood veroordeeld wor
den, dat staat vast.
Ik ben toen ziek geworden van de sensatie,
maar mijn optreden kort na het gebeurde
schijnt zoo kalm te zijn geweest, dat de plaat-
selijke krant schreef, dat ik sprak: „aves un
calme presque deconcertant".
Ondanks mijn ziekte ben ik toch naar Mar
seille overgestoken. Op de Sibajak zijn wij
toen naar huis gegaan.
Ik vind mijn redding een wonder, dat mij
nog steeds tot nadenken stemt.
Maar hoe mooi Corsica ook is, ik raad
iedereen af, er heen te gaan. He is te gevaar-
lijk.
FEESTMAALTIJD VOOR DE BUITEN
LANDSCHE JOURNALISTEN TE
AMSTERDAM.
Het bestuur van de vereeniging „De Am
sterdamsche Pers" heeft het bijzondere idee
gehad, voor de buitenlandsche journalisten,
die ter gelegenheid van die Olympische Spe
len in de hoofdstad vertoeven, een feestmaal-
tijd aan te richten, welke gisteravond heeft
plaats gehad in „Huize Couturier". Dat ook
de leden der vereeniging in grooten getale
waren opgekomen behoeft nauwelijks betoog.
KLEINE OORZAKEN, GROOTE
GEVOLGEN.
Woensdagmiddag was te Velsen de heer
N. uit Amsterdam met zijn auto op weg naar
Velsen. In den Velserpolder kwam een wesp
vlak voor zijn oogen en toen de heer N. het
beest wilde wegslaan, raakte hij de macht
over zijn stuur kwijt, waardoor de auto van
den dijk reed en in een droge sloot terecht
kwam.
Door den schok vloog de heer N. door de
voorruit, waardoor hij vele bloedende won-
den in het gelaat bekwam. Hij werd een
boerderij binnengedragen en vandaar naar
het St. Antonius-Ziekenhuis te IJmuiden ver-
yoerd.
CHR. NAT. WERKMANSBOND
TE APELDOORN BIJEEN.
Aan den vooravond van de 34ste jaarver-
gadering van den Chr. Nat. Werkmansbond,
die Woensdag te Apeldoorn gehouden werd,
had de afd. Apeldoorn ter gelegenheid van
haar 25-jarig bestaan een herdenkingssamen
komst in de Ned. Herv. aan de Loolaan be-
legd, waarin ds. C. B. Holland, predikant
te Huizen en ds. J. C. Karres, predikant
te Apeldoorn, gesproken hebben en de Chr.
zangvereeniging „Kunst na Arbeid" haar
medewerking verleende.
,_'s Morgens om elf uur opende de voorzib
ter, de neer Nanutzen, net congies. Hierna
sprak de heer D. Gosker, loco-burgemcester,
een woord van welkom namens de ge-
meente.
Uit het jaarverslag van den secretaris, deu
heer J. A. Uding, bleek, dat de bond 171 af-
deelingen met 11.509 leden telt, Inmiddels
was oud-minister dr. J. Th. de Visser, eere-
voorzitter van den Chr Nat. Werkmansbond,
ter vergadering gekomen. Met hartelijk ap
plaus werd hij begroet.
Nadat telegrammen aan H. M. de Ko-
ningin en ds. Hatink, secretaris der afdeeling
Apeldoorn, waren verzonden, voerde dr. J,
Th. de Visser het woord. Spr. overzag de
historie van den bond, concludeerde, dat er
behoefte was aan de oprichting van een
Christelijken Werkmansbond. Ook wees spr.
op den band, die bestaat tusschen den bond
en de vaderlandsche kerk. Spr. eindigde met
de opwekking: Blijft de oude beproefde leuze
aanheffenGod, Nederland en Oranje
(Langdurig applaus.)
Bij het opmaken van de presentielijst
bleek, dat 115 afdeelingen vertegenwoordigd
waren.
De heer P. van Vliet sprak nog namens
Patrimonium en de heer J. J. Ruppert na-
jnens het Chr. Nat. Vakverbond.
Hierna maakte men een aanvang met de
behandeling der voorstellen.
Om vijf uur werd de vergadering ge-
schorst.
HARENKARSPEL.
De Raad dezer gemeente vergaderde Don
derdagavond voltallig.
Ingekomen stukken:
1. a. Verslag Westfriesch Museum tt
Hoorn over 1927.
b. idem van den Warenkeuringsdienst
over 1927.
Voorgesteld wordt deze verslagen voor
kennisgeving aan te nemen.
Aldus besloten.
c. Verzoek van de commissie voor de ma-
lariabestrijding door de bevolking om subsi-
die voor 1929.
d. Idem von de Noordhollandsche Vereeni
ging „het Witte Kruis" om subsidie voor de
ontsmettingsdiensten voor 1929.
e. idem van de Commissie voor Vakonder-
wijs van de Alg. Nederl. Politiebond om sub
sidie voor de Politieschool te Hilversum voor
1919.
Voorgesteld wordt deze stukken te behan-
delen bij de begrooting voor 1929.
Aldus besloten.
f. Verzoek van het Gemeentebestuur van
Heerhugowaard om in vereeniging met die
gemeente en de gemeente Oudkarspel electri-
sche straatverlichting in te voeren aan den
Laanderweg.
De kosten van eerste inrichting worden ge-
schit voor 16 lantaarns op 400.en ver
der de jaarlijksche kosten op 150 a 160
Door B. en W. wordt voorgesteld in de jaar
lijksche kosten een derde gedeelte bij te dra
gen. Voor het verleenen eener bijdrage in
de kosten van aanleg gevoelen B. en W. niet
aangezien tot dusver met subsidieering aan
vereenigingen voor straatverlichting niet ver
der wordt gegaan dan tot 5.— per lan-
taarn. De rest moet door belanghebbenden
worden gedragen.
Na eenige besprekingen, waarbij enkele
heeren de vrees opperden, dat met dit aanbod
van verlichting niets zal komen, doch anderen
van oordeel waren, dat het voorstel van B.
en W. zeer billijk is, werd het voorstel van
B .en W. met algemeene stemmen aangeno-
men.
2. Voor verschillende uitgaven voor 1928
komen op de begrooting of geen posten voor
of de voorgedragen sommen zijn onvoldoen-
de. Genoemd kunnen worden: bijdragen van
1000.aan de banne Harenkarspel vooi
wegverbreeding, uitkeering aan de gemeente
Sint Maarten ingevolge art. 86 der L.O wel
1920 over 1926 en 1927 ad 657.11; ver-
hooging van den post t.b.c.-bestrijding met
500.en voor krankzinnigenverpleging
met 500.—, Uit den dienst 1928 kunnen
deze aanvullingen niet worden bestreden,
vandaar dat voorgesteld wordt van het ver
moedelijk batig saldo der rekening van 1927
een bedrag van 3000.— over te schrijven
op den dienst 1928. Het bedrag, dat na aan-
vulling der begrooting van die som beschik'
baar blijft, kan worden aangewend voor ver-
sterking van den post voor onvoorziene uit
gaven.
Zonder bespreking ging de raad hiermei
accoord.
3. Voorloopige vaststelling gemeente-reke
ning, rekening Burgerlijk Armbestuur en re
kening electriciteitsbedrijf, over 1927.
4. Het rapport der commissie voor het on-
derzoek dezer rekening zal in de vergaderinj
worden uitgebracht.
Bij monde van den heer Francis werd me*
gedeeld, dat alle rekeningen in orde zijn b*
vonden.
5 Door B. en W. wordt voorgesteld de
commissie voor de schouw over de gemeente
landen dit jaar samen te stellen uit de ledet
van den raad, buiten het College van B.
en W.
1 Aldus besloten.
Bij de rondvraag deelde de Voorzittei
op een vraag van den heer Doodeman mee,
dat de schoollokalen te Waarland na d<
vacantie vermoedelijk nog wel niet in ge
bruik kunnen worden genomen.
WARMENHUIZEN.
Het in aanbouw zijnde veiling
gebouw.
De werkzaamheden aan het nieuwe vei
lingsgebouw met het bijkomende grondweri
vorderen al zeer goed.
Nadat een viertien dagen geleden ia
het bijzijn van het bestuur der veiling de eer
ste steen was gelegd, is de overdekte hal on
der de kap gekomen. Het gebouw van de vei
ling is zelf reeds flink boven den grond zicht-
baar. Alles maakt den indruk dat het iets
grootsch zal worden, en men hier met d«
geest des tijds weet mee te gaan.
Naar men ons mededeelt, is het werk nog
meer uitgebreid door aankoop van een stuk
grond, voor het beschikbear stellen van
bergruimfe en pakhuizen.
Het is te hopen, dat de tijdsomstandighe-
den van dien aard blijven, dat de omzet reft
dabel moge blijven, en het werk verder zon
der ernstige ongelukken kan worden atef
maakt
i
J
*1*. At'
if.-!