Oamnitiriefe.
mJf
vook vrouwen.
Pluimveeteelt.
|gg| jp |p^
L. Fraekenberg - Alkmaar.
Aouwen vooral, hebben nu en dan be-
fioefte aan de hulp van Foster's Rugpijn
Nieren Pillen. Vanaf de vorming tot voorbij
den middelbaren leeftijd treden in het vrou-
.welijk organisme voortdurend veranderingen
op, die veel inspannning van de nieren
vorderen. Eveneens is het kritieke tijdperk
en in de maanden voor en na de geboort?
van kinderen, krijgen de nieren veel extra
.werk te doen. Het is daarom geen wonder,
dat vrouwen zoo vaak lijden aan rugpijn,
aimattende pijnen, waterzuchtige zwellingen,
hoofdpijn, duizeligheid, zenuwachtigheid en
urinestoornissen.
Vrouwen behooren te weten, dat de nieren
de gewichtige levenstaak hebben om de on-
zuivere stoffen uit het bloed te filtreeren. Als
de nieren verzwakt of overspannen zijn,
wordt de bloedsomloop geinfecteerd en het
geheele gestel aangedaan, waardoor spit,
blaasontsteking, rheuinatiek, lendezwakte
enz. kunnen ontstaan.
Foster's Rugpijn Nieren Pillen zullen
voor vrouwen in tijd van nood een zegen
blijken. Zij worden aanbevolen door vele
dankbare, verstandige vrouwen, die haar
herstel en wel zijn aan het tijdig gebruik van
dit versterkend1 niermiddel te danken hebben.
Verkrijgbaar (in giasverpakking met geel
etiket let hier vooral op) bij apotheken en
drogisten a 1.75 per flacon.
Spoedig overtreft de leerling zijn beide leer
ineesters.
Na voltooide rechtsstudien neemt hij deel
aan het schaaktournooi te New York (op
20-jarigen leeftijd).
De roem is hem vooruit gesneld. Reeds
zijn uiterlijk wekt aller belangstellingglan-
vzend zwarte oogen en een hoog voorhoofd
doen grootintellect vermoeden. Hij be-
schaamt de verwachtingen niet; met spelend
gemak komt hij eerste uit. Het wordt het keer
punt van zijn leven. Want de Godsvonk van
zijn geest ontvlamt met elementair geweld;
hij volgt de verleidelijke sirene, werpt zich
in haar (Caissa, godin van het schaakspel)
armuj en vermag zich niet weer van haar
kluisters te bevrijden
Na New-York volgt Europa: Londen,
.waar hij Lowenthal, dan Parijs, waar hij
Duitschlands kampioen, den grooten Anders-
^en verslaat. Kort daarna keert hij naar zijn
vaderland terug als een veldheer geeerd en
geprezen.
I Maar zijn rol is uitgespeeld in het schadk-
leven. Bezoeken aan Parijs herhalen zi.h
,,(1862 en 1867), hij wijst iedere ernstige uit-
daging af. In New-Orleans keert hij terug,
leeft hij afgezonderd en eenzaam tot zijn
vroegen dood (10 Juli 18g4).
Hij had zich voorgenomen daar een ad
vokatenpractijk te vestigen, maar men heeft
geen vertrouwen in hem. Dit maakt hem on-
gelukkig. Hij voelt zich verongelijkt en be
^chouwt zijn leven als een mislukking Hij
gaat lijden aan vervolgingswaanzih. Hij
trekt zich geheel van 't schaakspel terug
Het schaakspel was de oorzaak van zijn
roem, maar ook van zijn tragisch lot. De
schoonheid van't spel en de bewondering der
geheele wereld verblindde den jongeling,
doch man geworden, bemerkte hij met ont-
zetting dat het noodlot hem geslagen had
Tot ernstige beroepsarbeid kon hij nietmeer
komen en steeds meer kwelt hem de gedach-
te, dat zijn leven zonder nut geweest is. En
hij, wiens helder en diep verstand zooveel
bewonderaars telde, leeft de laatste jaren
van zijn leven in somberen geestesnacht.
Morphy heeft reeds't gevaar, dat bestaat
voor jeugdige studiemenschen, aangevoeld
toen hij in New York na zijn zegetochten in
Europa gevierd en geprezen werd o.m. door
't aanbieden van een zeer kostbaar schaak
spel. Hij waarschuwde n.l. om't schaakspel
niet de plaats te laten innemen van nuttiger
bezigheden of er zich geheel door in beslag
te laten nemen.
Deze gedachte is ook geuit in een artikel in
„The Nation" waarin't volgende vooTkwam:
Het schaakspel is eenvoudig een spel, niets
meer; het is geen kunst, geen wetenschap,
het mist elke betaeekenis!
„En toch was Paul Morphy zeker even
goed een genie als Hazart of Pascal.
De compositie van den 12-jarigen
Mozart verdienen als uiting van zeldzame en
buitengewoon begaafdheid ternauwernood
meer bewondering door de partijen van den
12-jarigen Morphy.
In een maatschappij als de onze is het
schaakspel een gevaar. Het is een spel, dat
ten voile dezelfde eischen stelt als het meest
ernstige werk. Het opent een intellectueel
gebied, dat een klein koninkry'; op zichzelf
vormt. Men kan er zich steeds verder in be-
geven, het Wordt seeds ingewikkelder en weg-
sleepender, he heeft een eigen historie, zijn
groote mannen, zijn beroemde tijdperken.
De toestanden om ons heen schijnen meer
malen hopeloos. Waarom zouden wij niet
trachten ons er aan te onttrekken? Wij wen-
den onze blik van de ontmoedigende politiek
paar de schaakpartij. Voor den man, die zijn
illusies verloren heeft, en die een werkzamc
geest bezit, opent het schaakspel de gelegen-
heid tot een actief leven een volkomen af-
zondering. Geen klooster geeft beter gelegen-
heid te onkomen aan de wereld van beslom-
meringen."
't Handelsblad waaruit Kloosterboer dit
citaat overnam zegt weer elders: „De man
die leeft voor't schaakspel is bezig zijn leven
te verspillen." Voorbeelden hiervan zijn
Morphy, Pillsbury, Zukertort, Steenitz, Van
Lennep. Doch generaliseeren is ten alien tijde
fout. Want wie zal de lijst noemen van hen,
<lie't uur zegenden, dat'ze leerden schaken
Voor wie't spel een openbaring is. Is de
dichtkunst fataal omdat een Lenau in waan-
zin stierf?
Kloosterboer eingt met te zeggen dat al-
leen't feit, dat die afbrekende critiek op ons
spel afkomstig is uit het land van effiency
en Taylor, een excuus er voor is.
Hier volgt een partij uit ..Schaakmeesters"
van Morphy (Londen 1858).
Wit: Barnes. Zwart: Morphy.
e5
d6 (Deze beide zetten typeeren
de opening.
f5. Ten tijde van Morphy was
deze verdediging zeer In
de mode. De beste voor?-
ting voor wit is thans: 4
Lc4 b.v. 4. fe4. 5.
1.
e4
j2.
Pf3
3.
d4
Pe5. de5 6 Dh5t en wint
4. de5 te4
5. Pg5 d5
6. e6 Lc5
7. Pf7 (veel sterker ware 7. Pc3 b.v.
Df6 8. Pge4 de4 9. Dh5j-
Dg6 10. Dc5: op dadelijk
7. Pe 4zou Le7 en Leo
volgen).
7. Df6 (dreigt mat op f2).
8. Le3 d4 Morphy zoekt verwikkelin-
gen; (eenvoudigste was
8Le3 9. fe3 Le6 10
Ph8 Db2 enz.)
9. Lg5 interessante varianten ont
staan na 9. Dh5 b.v. de3:
10. Ph8 g6. 11. Dc5 Df2f
12. Kdl e2 en wint de
dame of 10. Pd6f Ke7T
11. Pc8 Kd8 enz.)
9Df5
10. Ph8 Dg5
11. Lc4 Pc6
12. Pf7? (wi tmocht het nemen van den
g-pion niet toelaten).
12Dg2
13. Tfl Pf6
14. f3. (Om tot afruil te kunnen komen;
thans ontdekt Morphy
evenwel een variant van
klassieke schoonheid).
1 4Pb4 (dreigt Pc2).
15. Pa3 (op 15 Tf2 zou Dgl 16. Lfl,
d3 volgen).
1 5Le6!
16. Le6 Pd3f
de pointe. Nu komt het
doel van het Looperoffer
aan den dag; wit verliest
de dame, want op cd3
volgt Lb4f Dd2 Dd2 mat)
17. Dd3 ed3.
18. 0—0—0 La3
19. Lb3 (er dreigde mat op c2).
1 9d2f
20. Kbl. nemen is fout wegens Dfl.
2 0Lc5
21. Pfe5 Kf8
22. Pd3 dreigt zoowel Pc5 als Tf2 en
Td2).
2 2Tae8
23. Pc5 (op Tf2 zou Tel volgen).
2 3Dfl. Wit geeft op.
Oplossing probleem 198.
(J. C. J. Waimwright).
1. Ld2 Kf4 2. Df6 mat.
1fe6 2. Dg5 mat.
1. fg6 2 Pg6 mat.
1f6 2. Dd6 mat
1f5 2. Pc4 mat
AAN DE DAMMERS!
In onze vorige rubriek gaven wij ter op
lossing probleem no. 1037.
Stand.
Zw. 8 sch. op: 6, 7, 8, 9, 20, 24, 36, 39
en dam op 50.
W. 10 sch. op: 16, 18, 22. 29, 32, 37, 40,
47, 48, 49.
Oplossing.
1. 49—44 1. 24:33
2. 40—34 2. 39 30
3. 32—28 3. 50 39
4. 47—41 4. 36 47
5. 48—42 5. 47 38
6. 18—12 6. 7:27
7. 16—11 7. 6:17
8. 37—32 8. 33 22
9. 32:32!
Zeer mooi!
UIT DE PARTIJ.
In een te 's-Gravenhage gespeelde partij
kwam de volgende positie voor:
Zw. 9 sch. op: 2, 4, 6, 11, 12, 17, 18,
23 25.
W. 9 sch. op: 15, 21, 26, 31, 34, 36, 38,
43, 44.
In dezen remisestand speelde wit een fout
zet n.l.
1. 38—33? Hierop volgde 1. 410
2. 15: 4 2. 11—16
3. 4:11 3. 16:27
4. 31:22 4. 6:48!
Openingsslagzet.
Hoe dikwijls gebeurt het niet, dat zwart
in de partij op 3328 antwoordt? Als wi?
dan 3127 speelt en zwart 1318 kan wit
door 3430 de foutzet 2025 uitlokken
Is deze gespeeld dan is de volgende positie
ontstaan
Zw. 20 sch. op: 1/12, 14/19, 23, 25.
W. 20 sch. op: 27, 28, 30, 32, 35/50.
Wit speelt nu 28—22. Zwart dwingende tot
17 28. Hierna wit 38—33. Zw. 25 34 en
Wit 33 24 met twee schijven winst.
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 1038 van P. Kleute Jr., den Haag.
mm, ■mm, cam
Zw. 14 sch. op: 1, 5, 6, 7, 9, 10, 13, 14,
19, 20, 23, 24, 36, 45.
W. 14 sch. op: 12 22, 26, 27, 28, 30,
32/35, 37, 38, 40, 48.
In onze volgende rubriek geven wij de op
lossing.
Uit onze Staatsmachine.
WULPEGSHQUDEHS vanaf 90 cent.
Vragen, deze rubriek betreffende, kunnen
door de abonne's worden gezonden aan Dr
te Hennepe, Dieraardesingel 96 Rotterdam
Postzegel voor antwoord insluiten en blad
vermelden.
EENDENHOUDERIJ.
Hoe men snel een hoop slechte
eenden fokken kan.
Naar aanleiding van rnijn artikelen over de
eendenhouderij kreeg ik van alle kanten brie-
ven om inlichtingen. De een wii weten welk
ras het beste is, ander weer wil een becij-
fering hoeveel voordeelen hij met een paar
honderd eenden ha'en kan, hoe de hokken ge-
bouwd moeten worden, hoe de controlenesten
ingericht moeten zijn enz. In mijn artikelen
kom ik langzamerhand wel over al deze pun-
ten te spreken.
Eenden kunnen zonder zwemwater, zonder
groenvoer en in kleine ruimten gehouden wor
den, zooals ik te Volendam bewezen heb. Dit
heb ik echter pas na eenige jaren zorgvuldig
proeven nemen en zorgvuldig fokken bereikt.
Ik heb daar thans een Campbelleend broed
1927 die tot 1 Juli 286 eieren gelegd had en
in Juli iederen da? nog een ei, dus die einde
Juli op 317 stond. Daarnaast verschillende
jonge eenden die boven de 250 kwamen, bene-
vens tweede legs eenden die in haar eerste
jaar de 250 te boven gingen en thans de 200
ook al weer gepasseerd zijn Ik "'ijs er echter
uitdrukkelijk op, dat ik dit zelf als iets bijzon-
ders beschouw dat na zeer veel moeite en stu-
die pas bereikt is en dat ik jaarliiks ook van
de beste stam moeders en vaders nog dieren
fok die veel minder opleveren. Dit kan ik
weer bewijzen uit de result?ten van den leg-
wedstrijd van de Kon. Vereeniging „Avicul-
tura" te Nijmegen. Het eigenuardige van
dezen legwedstrijd is dat alle kippen en een
den apart zitten in kleine hokjes, dus een z.g.
een hen wedstrijd. Hierdoor krijgen fokkers
en liefhebbers die niet veel dieren hebben ge-
legenheid'toch eens met een enkel of een paar
dieren aan een legwedstrijd deel te nemen en
eer.s te zien wat hun dieren waard zijn.
Wdnu de resultaten zijn als volgt: Vanaf
1 Nov., dus erg laat, tot en met 10 Juli.
De beste 10 jonge hennen legden resp 197,
186, 183, 183, 180, 180, 179, 175, 175, 173
eieren en de beste drie oude hennen 163, 142,
140 eieren.
De beste drie eenden legden resp. 240, 239
en 203 eieren, en ga ik van boven af de tien
beste opnoemen dan krijg ik 240, 239, 203,
198, 185, 184, 162, 158, 152 tn 149.
We zien dus dat de vierde eend met 198
eieren nog meer legde dan de beste jonge
hen en dat de beste eend nu al 43 eieren meer
gelegd heeft dan de beste hen. De eenden no.
1, 3, 4, 7 en 9 zijn alien van mij afkomstig
en ik schrijf dit succes dan ook toe aan het
feit dat mijn eenden al jaren lang gefokt zijn
in Heine rennen zonder groenvoer en zwem
water.
Nu ga ik echter de zaak weer anders bekij-
ken en schrijf dan alle eenden eens op die op
den legwedstrijd zijn en door mij gefokt zijn.
Ik krijg dan het volgende: Reebonte loop-
eenden zes stuks legden resp.: 240, 203,198,
162, 136 en 130. Deze eenden zijn echter
voile zusters, drie aan drie een week na el-
kaar geboren van dezelfde moeder en voder.
Campbell eenden, drie stuks legden resp.
152, 137, 130 eieren, dus veel minder Deze
drie zijn echter voile zusters en stammen af
van een moeder die in haar eerste leg jaar
329 eieren gelegd heeft en in haar tweede
jaar 200, dus een geweldige productie De
vader is een der beste Engelsche woerden die
ik kon krijgen en heeft mij nu al die jaren
prachtige kuikens geleverd. Eenige zusters
dezer Cambell eenden die op den legwedstrijd
zijn, legden bij mij te Volendam resp. tot 1
Juli: 241, 219, 203, 199 en 185 eieren, dus
weer veel meer.
Welnu, voor den aandachtigen lezer ligt in
deze cijfers feitelijk een groot deel van het
geheele eendenprobleem en geheim opgeslo-
ten. Uit een fokoogpunt zijn ze allerbelang-
rijkst. De gewone fokker zegt eenvoudig: Ik
begin met een paar beste eenden en een beste
woerd en ik ben klaar. Ze komen b.v. bij mij
jonge eenden en woerden koopen van beste
afstamming. Stel nu voor oat ik aan een fok
ker in 1927 geleverd had een foktoom be-
staande uit de genoemdi zes reebonte loop-
eenden die nu te Nijmegen zijn benevens een
goede woerd. De man raapt een geweldig
aantal eieren, vooral als bij deze eenden, die
aan de at'erongunstigste omstandigheden ge-
wend zijn en daar speciaal voor gefokt ziin in
beste omstandigheden brengt (in vrijheid in
slooten, plassen, weiland, of in groote gras-
rennen). Mijn ervaring is al eenige jaren dat
mijn eenden bij dergelijke klanten veel beter
leggen dan bij mij' zelf, wat geen wonder is.
Ik schat het verschil wel op ongeveer 3050
eieren per eend. De man heeft nu dus een fok
toom die prachtig legt en in het voorjaar
slaat hij aan het broeden. Wat gebeurt er nu?
Hij heeft een eend die 240 eieren legde en een
eend die maar 130 legde. De ervaring heeft
nu allang weer geleerd dat de eieren van een
eend die veel gelegd heeft, veel slechter be-
vrucht ziin en veel slechter uitkomen dan
van een tend die weinig gelegd heeft.
Resulfaat na het broedseizoen: De man
heeft veel meer kuikens van de eend van 130
eieren dan van die van 240 eieren. Maar we
gaan door, ik ben nog niet aan het einde van
mijn fokleer. De kuikens van de hoog leg-
gende eend zijn veel zwakker dan van de
slecht leggen. eend. Ze zijn gevoeliger voor
allerlei invloeden en bij zulk ellendig weer als
wij in het voorjaar gehad hebben sterven ze
bij bosjes aan longontsteking, darmontste-
king, enz. als ze niet zeer zorgvuldig behan-
deld worden.
Gevoig: tegen de acht weken als de dieren
al een heel eind opschieten heeft hij een
flink aantal prachtig ontwikkelde jonge een
den en woerden en een aantal kleinere, zwak-
kere. De sterkere, grootere zijn de kleinere
ver de baas, ook bij de etensbak, dus als het
een beetje wil gaat onze klant zijn tweede
fokjaar in met een pracht stel eenden en woer
den diealien afkomstig zijn van de
slechtste legsters. Ziedaar dus de les die we
voor ditmaal trekken en die we honderden
malen bewaarheid zien.
Het koopen van z.g. best fokmateriaal is
geen cent waard als we er niet oordeelkun-
dig mee om weten te gaan We bereiken er
niets dan schade door en doen anderen
grocte schade Wat toch is het geval? Onze
fokker is het tweede fokjaar verrukt met ziin
DE STAATSBEGROOTING VOOR 1929.
Gelijk sedert jaren het geval pleegt te
zijn, zullen onze lezers in een tweetal arti-
kelen in deze serie een en ander vinden
over de Staatsbegrooting voor 1929. We
zeggen met opzet „een en ander", omdat
het natuurlijk niet doenlijk is in deze 'erie
iets anders dan de hoofdzaken en de voor-
naamste cijfers te geven. De geheele ge-
drukte begrooting, waarbij niet hoort die
voor Oost- en West-Indie, is een papieren
stapel van 11 X 24 X 35 c.M., wegende in
het geheel ongeveer 8 pond. Men kan dus
nagaan, dat daarin heel wat feiten en cijfers
zijn verwerkt.
Allereerst iets over het eindcijfer der be
grooting. Dit bedraagt voor 1929 wat be-
treft den gewonen dienst 601.797.758, ter-
wijl de uitgaven voor den kapitaaldienst
werden begroot op 189.221.078. Alleen de
millioenen bij elkander tellende komen we
tot een bedrag van 790 millioen gulden.
Nemen we het begrootingscijfer uit het jaar
1908, dan zien we, dat de geheele begroo
ting toen nog geen 200 millioen gulden be-
droeg 194.768.959), Zelfs wanneer de
geldswaarde sedert met 100 percent geste-
gen is, dan nog blijft een restant van bijna
vier millioen, waaruit valt waar te nemen,
hoezeer de staatshuishouding in de laatste
jaren en tot welk een prijs ze werd uitge-
breid. Voor de merkwaardigheid voegen
we daar nog aan toe, dat ruim 75 jaar gele-
den, n.l. in 1850, toen de eerste jaarlijksche
begrooting ingediend werd, deze een totaal-
cijfer van 69.576.608 aanwees. Wei is Sen
en ander veranderd.
Eveneens interessant is het na te gaan
uit de begrootingen, hoe op de verschillen-
de departementen van algemeen bestuur de
bezuiniging heeft gewerkt. Het duurste jaar
voor den staat is het jaar 1922 ge
weest, toen de uitgaven bedroegen
1.084.429.853.11H, daarna komt 'tjaar
1918, toen de Staat 1.050.936.640.19 uit-
gaf. Alleen in deze jaren werd het milliard
overschreden. Voor het loopende jaar De-
droeg het eindcijfer der begrooting
821.480.252 en, gelijk we reeds mededeel-
den, voor het komende jaar 791.018.836,
zoodat ook thans weer een lager bedrag ge-
raamd werd.
Nu blijkt uit de ministerieele Nota om-
trent den Toestand van 's Lands Finarcien,
dat in 1928, voor zoover thans r^ Is kan
worden nagegaan, minder werd uitgegeven
dan geraamd werd ruim 27 millioen gulden.
Verminderen we het begrootingsbedrag van
1928 met dit bedrag, dan blijkt, dat boveu-
dien op de begrooting voor 1929 nog drie
millioen werd bezuinigd. Deze bezuinigin-
gen beginnen zich reeds af te teekenen op
de belastingbiljetten. Het schijnt echter wel,
dat we met dit cijfer het eindpunt der be
zuiniging hebben bereikt. Immers de minis
ter becijfert, dat de uitgaven in 1929 rllen
bedragen 593.650.930, zoodat een batig
saldo geraamd kon worden van 8.146.828.
Maar dit is slechts een schijnbaar batig
slot, daar volgens de toelichting dit bedrag
noodig zal wezen tot dekking van de uitga
ven, die nog niet op de begrooting konden
geraamd worden, maar die wel in 1929 ziin
te wachten. We mogen dus aannemen, dat
wanneer geen buitengewone omstandighe-
den zich zullen voordoen, de Staatsbegroo
ting zich in de eerste jaren zal bewegen
rondom het cijfer, dat ze voor 1929 aan-
wijst.
Gaan we thans na, hoeveel de verschil-
lende departementen van algemeen bestuur
van de totaalsom der begrooting vragen.
Het ligt in onze bedoeling uit de memorie
van toelichting dit en dat aan te stippen,
omdat de betrokken minister in die me
morie elk voor zijn departement min of
meer nauwkeurig aangegeven hebben, wel-
ke nieuwe posten zij hebben opgenomen en
welke oude posten beduidend werden ge-
wijzigd.
Hoofdstuk I (Huis der Koningin), dat zijn
vaste posten heeft, die aan weinig of geen
schommelingen onderhevig zijn, wijst weder
een cijfer aan van 1.850.000.
Hoofdstuk II (Hooge Colleges van Staat
en Kabinet der Koningin) vraagt 1.980.907.
Dit is 22.484 meer dan voor 1928. Meer
is uitgetrokken 16.254 voor de Staten-Ge-
neraal, waarvan 11.680 voor de Eerste
Kamer en 5794 voor de Tweede Kamer.
Het is niet onaardig te weten, wat de ver-
schillende hooge bestuurscolleges den lan-
de kosten. De Eerste Kamer vraagt
169.757; de Tweede Kamer 941.438; de
Raad van State f 229.306; de Algemecne
Rekenkamer 357.111; de Kanselarij der
Nederlandsche Orden 22.448 en het Kabi
net der Koningin 73.274.
Hoofdstuk III (Buitenlandsche Zaken)
vraagt minder dan ten vorigen jare
143.381 en stelt zich in totaal tevreden
met 4.128.554. Ofschoon de kosten van
het departement zelf met 7480 en de bui
tenlandsche zendingen en consulaten met
45.839 moesten worden verhoogd, kon
toch een minder totaalcijfer worden bereikt
omdat de post bevordering van belangen
van Nederland en Nederlanders in het bui-
tenland met 7200 kon worden vermin-
derd. De Algemeene Internationale Samen-
werking zal 189.500 minder vragen. Dit
ligt niet aan vermindering van samenwer-
king, maar aan het feit, dat een no*t ui*
Reparaties onder voile garantie.
vorige begrooting voor een verbeterde
huisvesting van het Permanente Hof van
Internationale Justitie in den Haag kon
worden ingetrokken. Daartegenover staat,
dat 50.000 meer is uitgetrokken voor het
aandeel van Nederland in de kosten van
den Volkenbond.
Hoofdstuk IV (Justitie) vraagt voor 1929
28.431.039, dat is op drie gulden na
330.000 gulden meer dan voor 1928 werd
geraamd en dat terwijl op verschillende
posten werd bezuinigd. In totaal werd min
der gevraagd voor de kosten van het de
partement zelf; voor gevangenissen en
rijkswerkinrichtingen; voor het Rijks
Tucht- en Opvoedingswezen en voor pen-
sioenuitgaven 335.922. De stijging van de
kosten voor dit departement werd teweeg-
gebracht doordat de Burgerlijke en Militai-
re Rechtspraak, de Centrale Raad van Be-
roep en de Raden van Beroep, de Politie en
de Reclasseering, waaronder de uitvoeri g
der Psychopathen-wetten is onderge-
bracht, het Georganiseerd Overleg en het
Centraal Bureau voor Ambtenaarszaken, de
uitvoering van de wet op het Levensverze-
keringsbedrijf, en de overige uitgaven,
waaronder speciaal die voor het politiever-
voer, samen pl.m. 665.000 hooger ge-
taxeerd moesten worden,
Hoofdstuk V (Binnenlandsche Zaken en
Landbouw) zal in 1929 21.025.128 kosten,
dat is 68.119 minder dan voor het looper.-
de dienstjaar noodig werd geoordeeld. De
oorzaak dezer vermindering ligt hoofdzake-
lijk in een minder totaal bedrag voor trac-
tementen, toelagen, subsidien en wachtgel-
den. Onder dit hoofdstuk ressorteert ook de
landbouw, waarvoor op de begrooting en-
kele posten werden verhoogd, tot een to
taal bedrag van 557.541. Memoreeren we,
dat de posten voor landbouwonderwijs,
voor akkerbouw, tuinbouw, veeteelt, pluim-
veeteelt, bijenteelt, den Plantenziektenkun-
digen Dienst, ontwatering, boschbouw, Vee-
artsenijkundigen Dienst en uitvoering der
Ruilverkavelingswet alle werden verhoogd.
Wat Binnenlandsche Zr' n zelf betreft,
meer werd uitgetrokken voor statistiek
(ruim 64.000), voor het krankzinnigenwe-
zen (ruim 24.000), terwijl het Armwezen
ruim 46.000 en de Nederl. Staatscourant
en de Handelingen der Staten-Generaal
ruim 32.000 lager gesteld werd. De vis-
scherijen worden met 21.684 en de pensi-
oenen met 5500 meer begiftigd.
Hoofdstuk VI (Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen), het allerduurste paardje
op stal, is weer duurder dan ten vorigen
jare. Het bedrag der vorige begrooting
werd verhoogd met 1.752.801 en dus ge-
bracht op 150.588.789. Exusez du peu!
Dit bedrag is liefst zes millioen gulden meer
dan vermoedelijk in 1927 voor dezen dienst
noodig geweest is. Er is op dit deel der be
grooting geen totaal onderdeel, dat niet
hooger geraamd werd. Geven we enkele
cijfers. De kosten van het departement zelf
zijn meer, die voor Hooger Onderwijs zijn
f 695.949 meer; die voor Voorbereidend-,
Hooger- en Middelbaar Onderwijs zijn
598.577 meer; die voor Nijverheidsonder-
wijs zijn 479.504 meer; die voor Lager On
derwijs 1.302.826 meer, terwijl afdeeling
Kunsten en Wetenschappen verhoogd
wordt met f 158.718.
Hoofdstuk VII (Financien) wordt steeds
verdeeld in twee deelen: Vila Nationale
Schuld en Vllb Departement van Finan
cien. De uitgaven van het eerste deel wer
den begroot op f 82.018.838, dat is
10.371.913 minder dan voor 1928. De oor
zaak daarvan is o. m, het feit, dat voor de
rente der geconsolideerde schuld minder
noodig is 6.653.20, terwijl voor amortisa-
tie van leeningen ruim twee millioen op de
ze begrooting minder werd uitgetrokken.
De noodige gelden voor dit doel zijn op den
kapitaaldienst geraamd, terwijl ock voor
kasvoorzieningen de raming 1.385.000 la
ger is, omdat minder schatkistDapier zal
behoeven uitgegeven te worden. De begroo
ting voor het Departement van Financien is
met een verhooging van f 666.683 gebracht
op 67.721.032. De verschillende diensten
van dit departement moesten hooder ge
raamd worden, terwijl alleen het Muntwe-
zen, de Eerediensten, de Rijksgebouwen-
dienst en de pensioenuitgaven latfer ge
raamd konden worden.
Hoofdstuk VIII (Defensie) vraagt
98.777.168, dat is 123.482 lager dan voor
het loopende jaar. Voor de Marine werd
30.880 meer gevraagd; voor de Landmacht
119.362 en voor de overige uitgaven
f 35.000 minder.
Hoofdstuk IX (Waterstaat) is 4.194.426
meer dan ten vorigen jare en pareert nu
met een eindcijfer van 55.285.645. Deze
niet geringe stijging staat in verband met
het feit, dat ditmaal ten laste van dit
hoofdstuk werden gebracht de kosten der
pensioenen van alle onder dit departement
ressorteerende bedrijven en instellingen,
die vroeger bij Financien waren thuis ge
bracht. Meer werd verder gevraagd voor
het departement zelf 9430), voor Spoor-
en Tramwegen 86.790), voor het Mijnwe-
zen 4440), voor de Rijkspostspaarbank
18.541), de speciale Waterstaatsafdeeling
146.438). De afdeeling Luchtvaart vraagt
46,247 en het Zuiderzeefonds 150.000
meer. Andere posten waren nog te noemen.
Hoofdstuk X (Arbeid, Handel en Nijver-
heid) vraagt meer 4.194.246. Deze ver
hooging werd veroorzaakt doordat meer
geraamd moest worden voor Arbeid; Ar-
beids- en Haveninspectie, Arbeidersverze-
kering, Werkloosheidsverzekering en Ar-
beidsbemiddeling, subsidies aan Werkloo-
zenkassen, Handel en Nijverheid, terwijl
minder gevraagd kon worden voor Volksge-
zondheid, wegens vermindering van bijdra-
gen in de gemeentelijke keuringsdiensten
en wegens het vervallen van de uitgaven
voor premiebouw en het minder worden
der pensioensuitgaven.
Hoofdstuk XI (Kolonien) vraagt
5.957.546, dat is 57.382 meer dan ten
vorigen jare. De begrootingen voor de ko
lonien zelf worden afzonderlijk gegeven.
Hoofdstuk XII (Onvoorziene uitgaven)
vraagt evenveel als ten vorigen jare, n.l.
50.000.
Een volgend maal iets over de begroote
Inkomsten.