D f i eenkomsten met de N.V. Algemeene Licht- blokmaatschappij voor liet plaatsn van 3 lichtzuilen en met de N. V. Handaelsmaat- sciiappij „Mercator" voor het plaatsen van C lichtzuilen, aan te gaan voor den tijd van 15 jaar. De heer Sietsma zeide, dat het zijn aandacht getrokken had, dat 3 zuilen dicht bij elkander kwamen. Hij vond dit onge-- wenscht en zag graag een zuil bij Truitjt. (Gelach). De heer Sietsma Het he-eft met het Hoogheemraadschap niets te maken. B. en W. kunnen de plaatsen aanwijzcn en spr. verzocht de zuil, die zal komen op het Kerk- plein, bij Truitje te plaatsen. De heer W e s t e r h o f oordeelde de bij lage niet juist en toonde aan, dat volgens de bijlage B. en W. zich zelve in gebreke stellen. De heer Veen vroeg of de reddingszuilen niet ondei het toezicht van het Roode Kruis gesteld konden worden. Mr. I< u s t e r s informeerde in verband hiermede hoever de studie van den burge meester was gevorderd ten aanzien van den lsten hulpdienst bij ongelukken. Devoorzitter: Van je politieke vrien- den inoet je het maar hebben. De heer Westerhof Dat zijn toch niet uw politieke vrienden? De voorzitter Neen, maar vrienden zijn wij hier allemaal. Mr. Leesberg was niet voor het plaat sen van een zuil bij Truitje. Een betere lan- taarn is daar wel noodig. Bovendien moet rekening gehouden worden met degenen, die de zuilen plaatsen, aangezien zij 200 per zuil toe betalen. De regeling van het toe zicht wilde spr. aanhouden. De bijlage werd hierop zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De bode kwam onder hoera's met banket- letters binnen. Mr. Sluis werd benoemd tot voorsnijder. VOORSTEL TOT HET VASTSTELLEN VAN VERORDENINGEN REGELENDE HET HEFFEN EN INVORDEREN VAN SCHOOLGELDEN VOOR HET GE- MEENTELIJK NIJVERHEIDSONDER- WIJS Wij publiceerden het in bijlage 137 gedane voorstel reeds in extenso. Voorgesteld wordt te besluiten de reeds gepubliceerde verordeningen vast te stellen: De heer v. Slingerland wilde voor de heffingsverordening de menschen beneden I1000 geheel vrijstellen. Hij deed echter het .voorstel het bedrag voor vrijstelling van if 800 op 900 te brengen, met het oog op de verordening van het L. O., waarin ook tot 900 vrijgesteld is. De heer Westerhof wist, dat de minister wil, dat de opbrengst 4 maal zoo hoog wordt. Het kan niet, doch de minister heeft er herhaaldelijk op aangedrongen. Het voorstel van den heer van Slingerlanc oordeelde spr. wel aannemelijk. Wanneer van 800 tot 1000 er uitvalt is de mindere schoolgeldopbrengst toch niet van beteekenis. 't Is juist dat't maar voor 4 gezinnen geldt, doch er kunnen er meer ko men. Spreker stelde dan ook voor, inplaats van van 800, 1000 te stellen, en noodigde B. en W. uit om voor het L. O. ook de inko- mens beneden 1000 vrij van schoolgeld te stellen. Mr Sluis leek het beter op het oogen blik f 900 te nemen en later het andere te regelen. De heer W esterhof: Als men later 1f 1000 wil, dan gaat spr. er mede accoord om het voorstel-Slingerland over te nemen. De heer T h o m s e n deelde mede, dat B. en W. geen bezwaar hadden het voorstel van Slingerland over te nemen, omdat men daarvan de gevolgen kan overzien. De heer Westerhof oordeelde de ar- gumentatie van den heer Thomsen niet juist. Het college kwam juist met een voorstel om de ongelijkheid voort te zetten. De heer Th o m s e nBij de verandering heeft niets anders voorgezeten dan igevolge den wensch van den minister te komen tot een vermeerderde opbrengst. De heer Westerhof nam zijn voorstel terug, omdat de mogelijkheid gesrhapen wordt om voor het L. O. ook tot 1000 vrij te stellen. De heer Keesom wees nog op het feit, dat er verschil is tusschen zuiver en belasf- baar inkomen. Er was z. i. alle reden de zaak aan te houden. Het voorstel werd hierop met de door den heer van Slingerland voorgestelde wijziging aangenomen. VOORSTEL TOT WIJZIGING DER VERORDENINGEN VOOR DE HAN DELSSCHOOL EN VOOR DE HAN- DELS AVONDSCHOOL. Vorgesteld wordt de reeds gepubliceerde besluiten te nemen. Conform besloten. VERKOOP GROND DAHLI ASTRA AT. In bijlage No. 139 stellen B en W. voor, het volgendeb esluit te nemen: De Raad der gemeente Alkmaar; Gezien het verzoeksehrift van H. Witten berg, timmerman ahlier, om hem of zijn last- gevers te verkoopen een perceel bouwterrein aan de Dahliastraat, zijnde een gedeelte van het kadastrale perceel Sectie E. no. 3434, met een frontbreedfe van 11 M en een diepte van 19 M., ter grootte van ongeveer 210 M2., zooals dit op de bij dit besluit be hoorende teekening in roode kleui is aange- geven, voor den prijs van 8 per M2. Besluit: aan H. Wittenberg of zijne last- gevers te verkoopen het bovenomschreven perceel bouwterrein, groot ongeveer 210 M2 voor den prijs van 8.— per M2. en voorts onder nader aangegeven voorwaarden. Als voren. ONTHEFFING ART. 44 BOUW- EN WONINGVERORDENING. B. en W. schrijven in bijlage No. 140: De heer D. Kaaijk alhier verzoekt ons bij adres d.d. 14 November j.l. hem ver- gunning te verleenen tot het bouwen van een loods op een terrein aan het Zeglis, kadastraal bekend Sectie F, nr. 2031. Deze loods moet dienen voor op- slag van hout. Het grootste gedeelte van de loods blijft aan een zijde geheel open, het overige, dienende voor kantoor en wagenberging, wordt afgesloten door een houten wand. Hierdoor zal het ge- bouw derhalve niet voldoen aan artikel 44 der bouw- en woningverordening, hetwelk voorschrijtt, dat elk gePouw moot zijn ingesloten door daarbij behoo- rende eigen- of gemeenschappelijke mu- ren, die van steen moeten worden Tge- trokken. Van deze bepaling kan Uwe Vergadering volgens de 3e alinea van gemeld artikel der bouw- en woningver ordening ontheffing verleenen. Waar de loods zal worden gebouwd buiten de kom der gemeente in een niet aaneengesloten woonwijk, bestaat onzer- zijds geen bezwaar tegen het verleenen dier ontheffing. Wij geven U mitsdien in overweging de gevraagde onthefing tot wederopzeg- ging te verleenen, met bepaling tevens, dat de ontheffing in elk geval vervalt wanneer in de naaste omgeving wonin- gen worden gebouwd. Als voren. DE ZEVENDUIZEND GULDEN VOOR NEEL. Voorstel inzake beschikking over het bedrag gevonden in het perceel Laal 167. Op grond van een uitvoerige motiveering, die wij in ons nummer van Maandag plaat- sten, stelt de meerderheid van B. en W. den Raad voor B. en W. te machtigen het gevon den kistje met geld tegen ontvangbewijs af te geven aan den heer K. Bruin te Rotterdam, onder vrijwaring, door Notaris Mr. C. J. de Lange alhier, van de gemeente voor het risico van kosten, schadevergoeding en an- dere uitgaven van welken aard ook, waartoe de gemeente als gevo'g van deze afgifte mocht worden genoodzaakt. Mr. K u s t e r s zou er iets over willen zeg- gen. Plicht had hem geroepen om de belangen van den jongen tt behartigen, aangezien hij door het consultatiebureau was aangewezen, om den jongen pro deo rechtskundigen bij- stand te verleenen. Spr. vernam gaarne, uit welken hoofde de meerderheid van B. en W. meent, dat aan den Raad het recht toekomt om te besluiten tot afgifte van het geld, dat de vinder gedeponeerd heeft bij de politie. Van den voorzitter verneemt spr. gaarne, hoe deze denkt, dat de rechtsfiguur is van het geld, dat bij de pohtie is gedeponeerd. Spr. ziet er niets anders in dan een in be waring nemen. Nu is het wel gemakkelijk om de dingen langs zich heen te laten gaan en ook spr. doet dat wel eens, maar als men op de zaak wil ingaan, dan moet men beantwoor- den, welke rechtsfiguur er is ontstaan, toen het geld bij de politie is gedeponeerd. De meerderheid van het college doet nu wel het voorstel om het geld af te geven aan den erf- genaam, maar het is de vraag, welke rechts figuur ontstaan is. Vat U, mijnheer de voor zitter, de zaak zoo op, dat door het raadsbe- sluit een dading met den erfgenaam getrof- fen wordt is de bedoeiing van het slot van de bijlage naar Uw meening een handeling? Ik geloof, dat het een handeling is en ten aan zien daarvan zou ik willen vragen, of U niet meent, dat daarvoor de goedkeuring van Ged. Staten noodig is. Vindt U, mijnheer de voorzitter, dat het een rechtsfiguur is? Mis- schien wil de heer Ringers er wel op ant- woorden, aangezien ook hij tot de meerderheid van B. en \V. behoort. (Gelach). Spr. wijst er nog op, dat het College een- stemmig was in de meening, dat de gemeente er buiten moet b'ijven. Daarmede zuilen alien het troinvens wel eens zijn. Maar heeft U, mijnheer de voorzitter, er wel een oogenblik aan gedacht, dat, wanneer de Raad het stand- punt van de meerderheid van het College zou volgen, en zegt: ,,Wij geven het geld af", de mogelijkheid niet buitengesloten is, dat U een beslag bij de gemeente krijgt? Ik zal dat niet doen, maar het is mogelijk, dat een ander advocaat van het Bureau van Consultatie dit doet. U moet de consequentie bij de gemeente te leggen en dan wordt de jongen het recht heeft, onmiddellijk beslag onder de gemeente te leggen en dan wordt de gemeente er wel degelijk in betrokken. En dit wil men iuist voorkomen. Spr. is benieuwd naar de juridische be- schouwingen van den burgemeester en den heer Ringers over deze kwestie, die voor de juristen een van de moeilijkste van het ge heel e recht is. Devoorzitter: Voor ons is het maar een peulenschilletje. Mr. K u s t e r s De heeren zeggen: Wij nemen in die moeilijke kwestie dit standpunt in. Zij willen het den rechter niet laten uit- maken, maar zij zeggen: „De erfgenaam is met het recht aan den juisten kant". Hii heeft het recht onvoorwaarde'ijk aan zijn zijde. Spr. vraag is, o* het wel verstandig is, wat B. en W. hebben gewild. Het is hier een be- langrijk rechtsgeschil en in dit opzicht ver- dient het toch wel overweging, dat het Bureau van Consultatie alleen iemand a's verdediger toevoegt, a's het overtuigd is, dat de zaak niet van alien grond ontbloot is. In dit Bureau zitten drie oudere juristen en zij hebben alle drie gezegd: „De zaak van den erfgenaam lijkt ons niet zoo sterk, dat de zaak van den vinder van alien grond ontbloot is. Nu zegt een van de juristen uit het Co'lege van B en W., zij het dan geen jurist uit de praktijk, en een ander lid uit het College, dat blijkbaar ook verstand heeft van juridische aangelegen- heden: „Wij nemen het standpunt in, dat den erfgenaam het geld toekomt en wij gaan het op die gronden afgeven." Maar toch zeggen zij: „De mogelijkheid bestaat, dat er nog moeilijkheden over kunnen komen en laten wij daarom Notaris De Lange prive-zekerheid 'ater ste'len voor alle schade, die de gemeente kan lijden." Maar door dit stelling nemen van B. en W. wordt de rechtspositie van den jon gen benadeeld. Op het oogenblik speelt de zaak in Alkmaar en daar is de rechtbank op de hoogte van het geval. Wanneer de ge meente echter het geld afgeeft, dan is het ge- vo'g daarvan, dat de jongen moet procedee- ren voor de rechtbank te Rotterdam. Mr. Sluis: Ook daar is een goede recht bank. Mr. Kusters: Alle rechtbanken zijn goed, maar daar gaat het niet om. Voor den joncen wordt het echter hoogst bezwaarlijk. Mr. S 1 u i s Die kan van mij wel eenige keeren reisgeld krijgen. Mr. Kusters: Naar mijn meening moet de gemeente zich er buiten houden en het aan partijen overlaten om uit te vechten, wie het ge'd toebehoort. De De Loopers (vader van den vinder en diens zoon) hebben aan Notaris de Lange voorgeste'd, om naar de gemeente te gaan en te verklaren, dat zij be- reid waren, het oncerling uit te vechten. doch dat zii wenschten. dat het geld bij een bankin- stelling werd gedeponeerd, opdat liet rente- gevend werd. Naar spr. meening was dit de eenige en juiste weg geweest, waaraan de ge meente had kunnen meewerken. Aan hetgeen thans de meerderheid van B. en W. voorstelt, zitten te onaangename kanten en op die gron den kan spr. zich niet met de bijlage vereeni- gen, al meent hij dan ook, dat hij zich buiten stemming moet houden. Mr. Sluis zou kort zijn, omdat het hier een civiele kwestie betreft en de Raad z. i. niet geschikt is om die uit te maken. Wanneer het een administratieve, rechter- lijke kwestie betrof, dan zou spr. den Raad daarvoor min of meer competent achten, maar in een zuiver civiele kwestie is de Raad dit uit den aard der zaak niet. Als jurist is hij het echter met de bijlage eens, omdat hier niet van een schat gesproken kan worden, althans niet van een verborgen schat. Z.i. zal de rechter ook stellig uitmaken, dat het eigen- domsrecht te bewijzen valt. Waar spr. over tuigd is, dat de rechter zal uitmaken, dat het £e1d behoort aan den heer Bruin, daar is hij vrij om te stemmen voor de bijlage en dit te meer, omdat Notaris De Lange zich garant gesteld heeft tegencver de gemeente. Spr. oordeelt, dat B. en W. vrij uit gaan en dat de gemeente er geen last mee zal krijgen, met het geld aan den heer Bruin af te geven. Men zegt wel eens: „Die heeft geen been aan den grond, maar spr. is overtuigd, dat hier de te- genpartij zelfs geen teen aan den grond heeft. Mr. Kusters Nou, nou. Mr. Sluis :Het zou mij spijten, wanneer de jongen niets van de z.g.n. schat kreeg, maar daar mag ik mijn recbtsgevoel niet door laten beinvloeden. Wel zou ik het op prijs stellen, wanneer de bijlage wordt aangeno men, dat B. en W. lieten merken, dat zij het aangenaam zouden vinden, dat de jongen wat kreeg. De heer G overs Maar dan geen brief je van 25. De heer Westerhof wees erop, dat het hier een juridische kwestie gold. Gelukkig zijri'hier meer advocaten. Wanneer Mr. Kus ters er alleen was, zouden wij ons hebben te buigen voor zijn groote kennis en moeten zeggen: ,,Hij weet het beter". Doch nauwe- lijks had Mr. Kusters gesproken, of 'n andere juridische persoonlijkheid kwam zeggen, dat hij het niet met hem eens was. Als de juristen verschil van meening hebben dan mogen ook leeken wel een woordjc meespreken. Spr. is het met Mr. Sluis eens, hii heeft de stukken nagezien en in het burgerlijk wetboek staat. VERKRUGBAAR \RU Wl ELHANPELARE Mr. Sluis: Dat zou ik er maar niet te veel bij halen, als ik U was. (Gelach). De heer Westerhof betoogde, dat da bezitter wel aan te wijzen is. Op het briefje staat: „Voor Neel" en daarmede moet de vrouw van den gemeentebode bedoeld zijn geweest. Bovendien was die weduwe bekend met het bezit. In het kistje is n.l. een Alkm. Courant gevonden van 4 Mei 1928. De Co rino's waren volkomen geloofwaardige en eerlijke menschen. Bovendien meent men, dat de geschreven woorden van Corino afkom stig waren. Schriftkundigen kunnen dit wel uitmaken. Mr S 1 u i s: Daar zal de rechtbank wel toe besluiten. De heer Westerhof: Maar het s*aat vrijwel vast, dat het de hand van Corino was. Bovendien was die familie zuinig en dus heeft die geld kunnen bewaren. Mr Sluis: Ook geen sterk argument. Dan kan het nog wel van dertien anderen hooren. De heer W esterho f: Als het voor Neels nichtjes bedoeld was, dan kan dat niet, cmdat de Corino's elkanders erfgenamen waren Wanneer het daarvoor echter was be doeld. dan bleef het dus nog voor de vrouw van Corino. Dit alles maakt het voor mij vaststaand, dat het geld van Corino was. Mr. Kusters: De rechtbank zal dit wel allemaal aannemen, maar het gaat nieL over het bezit van Corino, maar het gaat over het bezit van Bruin. De heer W esterhof: Daar kom ik aan toe. Er zijn vele aanwijzingen, die zeg gen, dat het't bezit was van Corino. Het is bekend, dat de weduwe niemand tot haar erf genaam heeft gemaakt. Hieruit volgt, dat, waar zij maar een broer heeft. die leeft. deze erfgenaam is en dus heeft de heer Bruin recht on het geld. Mr. Kusters: Praat eens over art 2014 van het B. W. De heer Westerhof: De meerderheid van B. en W. meent ook, dat wij verplicht zijn, het te geven aan den erfgenaam. Voor het betoog van Mr. Kusters zou nog iets te zeggen zijn, wanneer niet Notaris De Langr- zich voor een jaar garant stelde. Het is na- tuurlijk gewenscht. dat de jongen wat krijgt. maar met nadruk beweer ik, dat wel degelijk ahntoonbaar is, voor zoover menschen iets kunnen aantoonen, dat het't bezit was van de familie Ccrino, zoodat ik het dan ook met de meerderheid van het College eens ben. De heer S i et s m a was van oordeel, da' de raad niet bevoegd i3, hferover een beslis sing te nemen Waar Mr. Kusters heeft voor gesteld om de zaak z'n beloop te laten, daar 1 leek spr. ait gewenscht, zoodat hij zal stem men tegen het voorstel van de meerderheid van het College. De heer Bakker merkte op, dat men zoo juist een betoog Had gehoord van een paar voorstanders van de bijlage over liet recht van den erfgenaam. Het eigenaardige in de betoogen van Mr. Sluis en den heer Westerhof was evenwel, dat beide aan het eind van hun betoog zeggen, dat zij, wanneer het schrijven van Notaris de Lange niet was ingekomen, zouden tegenstemmen. Voor spr. was dit een bewijs, dat er ook bij hen nog wel een beetje twijfel aanwezig is, of het wel recht is, te doen, als wordt voorgesteld Mr. Sluis kon dit van een ander begrij- pen, maar ziet het zoo niet. De heer Bakker: Toch blijkt hieruit, dat U het ook nog mogelijk achtte, dat het toch nog wel eens mis kon wezen. Wanneer men zoo overtuigd is, dat het geld aan den erfgenaam toekomt, dan moet men het niet noodig achten, dat een advocaat de gemeente voor een jaar voor eventueele schade vrlj- waart. Spr. staat dan ook op het standpunt van Mr. Kusters, dat het geld niet eerder moet worden afgegeven dan wanneer de rechtmatige eigenaar door den rechter is aangewezen, al hoopt spr., dat het geld in circulatie wordt gebracht, opdat het rente kan opbrengen. De heer Bonsema was de meening van den heer Bakker toegedaan. De Raad kan zich daarover geen meening vormen. Een advocaat kan wel tien artikelen voor de ver dediging van zijn meening aanvoeren, doch het is evenzeer mogelijk, dat een ander ad vocaat met 12 artikelen aankomt, die het tegenovergestelde verdedigen. „In twijfel, onthoudt U.". En daarom meent spr., dat de Raad als niet competent het maar aan de in stanties moet overlaten, die daarvoor zijn aangewezen. Het kan de gemeente niets kos ten, als deze zegt: „Wij geven het niet af" Andere instanties moeten het dan ook maar uitmaken. De Voorzitter: Wij zijn het er juist over eens, dat, wanneer de gemeente zegt: Wij geven het niet af", het de gemeente wel geld kan kosten, want de winnende partij kan dan zeggen. dat zij die kosten heeft moeten maken, omdat de gemeente het niet heeft wil len afgeven. Het geld moet dan ook onder se<ui"stTatie gesteld worden Mr. Leesberg wenschte geen zuivere juridische beschouwing te geven, omdat de Raad daarvoor niet te plaats is. Hij gevoelde daarvoor echter wel lust, omdat de heer Westerhof wel gepoogd had, dit te doen. Spr. zou daarop toch maar niet ingaan, om dat men er niet mee heeft te maken, wat de heer Westerhof zegt. Het gaat erom, wat de wetgever heeft gezegd. De minderheid van het College wenscht op de meest objectieve wijze te handelen. Zij wil, dat de partijen in overleg sequestreeren en als dat niet door overleg verkregen kan worden, dan kan de gemeente dit aan den rechter vragen. De min derheid wil niets anders dan dat de ge meente en de Raad er buiten blijven. Wij Be- slissen niet voor en niet tegen en vinden het juist een bezwaar, dat de meerderheid van B. en W. in een richting een beslissing neemt. Overigens zijn wij het over de zaak wel eens en het verschil is dan ook niet zoo groot. Omdat wij ons standpunt echter objec- tiever achten, bevelen wij dit bij den Raad aan. De heer Westerhof deelde nog mede, dat Gemeentewerken heeft nagegaan, dat de heer Corino 35 jaar in het buis heeft ge- woond. Vo6r 25 jaar is in het huis de-trap gemaakt. Daar onder de kast en in die kast tusschen een afscheiding met de keuken was een kleine opening en daar is het geld ge vonden. Het moet dus van Corino zijn ge weest. De voorzitter: Maar daarover loopt niet het geschil. Ook Mr. Kusters spreekt dit niet tegen. De minderheid beroept zich op art. 642 van het B. W. Mr. Kusters: Het gaat over een bezit, volgens art. 2014. De voorzitter: De meerderheid oor deelt, dat het algemeen belang bij deze kwes tie in geringe mate is betrokken en eigenlijk is spr. het met dengene eens, die zegt: „Laten de partijen het maar uitvechten voor den rechter." Mr. Leesberg zeide dan ook reeds, dat het standpunt van de meerderheid en de minderheid niet zoover uiteen ligt. Wij zijn het hierom echter niet eens, omdat ik meen, dat er zulke sterke aanwijzingen zijn dat het geld toekomt aan den erfgenaam, dat er niets te zeggen is voor het andere standpunt. Ook de vinder stelde zich aanvankelijk di- rect op dit standpunt en eerst veel later zelfs niet in het begin, toen in de kranten iets gezegd werd, kwam hij op het idee, dat hij er ook recht op had. Mr Kusters: Dat is geen argument. De heer Bonsema: De jongen wist bet niet en wij wisten het ook niet. De voorzitter: Maar zijn rechtsge- voel was het eens met het rechtsbewustzijn in de stad. Het is geen gevonden schat maar een stukje erfenis van den heer Corino. dat achter is gebleven en nu is daartegenover ge- komen een zeer formeel juridisch betoog in de vergadering van B. en W., een zeer scherpzinnig betoog, waarvoor ik groot res pect heb. Maar mijn practijk is deze. Ik vaag niet: „Wat staat er in de wet" maar waar eischt het recht, dat wij heenkomen? De advocaat uit de practijk doet het anders. Mr. Kusters: Zoodra wij een jury heb ben, kan dat standpunt worden ingenomen De voorzitter: Ik zeg daarmee niets ten nadeele van advocaten. Maar mijn taak leidt er toe, recht te krijgen, waar het is. De aanwijzingen, die er zijn, hebben spr er toe gebracht, het eens te zijn met het rechtsbe wustzijn in deze stad en daarom stelt spr. zich tegen fonnalistische, jurisdische be- schouwingen, al moet men het niet zoo ver- staan, dat hij zich perse opwerpt als de kampioen voor den erfgenaam van Corino. Spr. kan niet ontkennen, dat de meerderheid een voorstel doet, dat de erfgenaam in het voordeel stelt. De heer Sietsma Maar daar gaat het juist om. De voorzitter: Maar het voordeel is niet zoo groot. Het feit. dat dan het geval ressorteert onder de rechtbank te Rotterdam, had snr. niet gezien. Mr. Sluis: Dat beduidt ook niets De voorzitter: De objectieve rechter zal het wel uitmaken. Mr. Kusters had spr. met zijn vraag voor de consequentie van zijn eigen standpunt gesteld Spr. wil het geval niet op de spits drijven. Wanneer het een ge vonden schat is, dan komt de gemeente recht- matig de helft toe. Spr. begrijpt de minder heid niet, dat die niet voor dat recht opkomt. In haar standpunt zi dus de mogelijkheid van het afzien van een recht. En afstand van een recht kan alleen de Raad doen. Mr. Kusters: Maar welke rechtspositie is er? U wilt afstand doen van een bepaald recht, maar vraagt: „Vrijwaar mij voor eventueele gevolgen". De voorzitter heeft het niet zoo ge steld. Mr. Kusters: Maar zoo staat het er. Spr. las dienaangaande de bijlage voor. De voorzitter: U bedoelt, dat ik een handeling aanga met den erfgenaam van Corino. Mr. K u s te r s Maar weet U wel, dat U een goed, dat U in bewaring is gegeven, al leen maar mag teruggeven aan dengene, die het U toevertrouwde of die hij daarvoor aan- wijst? De voorzitter: Alle gevonden voor- werpen worden naar de politie gebracht, met de bedoeiing, dat de politie het aan den eige naar afgeeft. Mr. Kusters: Dat kunt U wel doen, maar de wet zegt wat anders U mag het alleen maar afgeven aan dengene, die het U gebracht heeft of aan dengene, die hij daar voor heeft aangewezen. De voorzitter: Dat is een nieuwe kant van de zaak, die ik niet heb bekeken Mr. Sluis: Dat zegt niets. Want, wan neer de client van Mr. Kusters de gemeente aanspreekt, dan draagt Notaris De Lange daarvan de gevolgen. Mr Kusters: Maar dan moet men be- grijpen, dat wij de wet vrijwillig overtreden. Als dat het standpunt van de overheid is, leg dat dan maar eens vast. De voorzitter: Ik word door die vraag overvallen. Zoo kan het onmogelijk zijn. Mr. Kusters is in een ding buitenge- woon vriendelijk geweest, toen hij zeide, dat het mogelijk is, dat er nog vanavond beslag op het geld gelegd wordt Ik zal trachten dien maatregel te voorkomen, al kan ik mij daar verder niet over uitlaten. Mr. Kusters: De deurwaarder kan wel om een hoek van de deur staan. De voorzitter: Dat het optreden van de meerderheid van B. en W. een incorrect- heid zou zijn tegenover het Bureau van con sultatie, ben ik met Mr. Kusters niet eens De toevoeging van een verdediging zegt niets. Nu heb ik iets te veel gezegd. Het zegt iets, maar een heel klein beetje. Zij voegen altijdi een verdediger toe wanneer de vordeting niet van alle gronden ontbloot is Ik geloof dat het Bureau dan ook niet anders heeft kunnen doen en wanneer ik er zitting in had zou ik ook niet anders hebben gedaan. Mr. Sluis tot Mr. Kusters; Heb je het bestudeerd in het Bureau van Consul tatie? Mr. Kusters: Ja. Mr. Sluis: Kijk me eens aan! Gelach! Mr. Kusters: In ieder geval hebben wij het waarschijnlijk beter bestudeerd dan jij. De voorzitter: Zoodra men gaat re- deneeren op grond van wetsartikelen is er wat te zeggen voor hun redeneering, maar als men de zaak op zichzelf beschouwt, dan geloof ik, dat het gelijk aan onzen kant is. De Raad is overigens in alle opzichten vrij, maar ik vind het recht zoo aan de zijde van den erfgenaam, dat ik op geen enkele ma- nier wil mtewerken, dat het geld gebracht wordt aan den kant van den vinder. In de stad is men het er wel over eens, dat de vinder een behoorlijke belooning toekomt, al moet ik hieraan toevoegen, dat ik gehoord heb, dat de houding, die de vinder later is gaan aannemen, niet bepaald aanwakkert de loyaliteit waarmee de belooning wordt vast- gesteld. Mr. Sluis: Dat kan de jongen niet helpen. De voorzitter: Maar wij moeten ons formed op het standpunt stellen, dat hij dit wel kan. De he^r Westerhof was het met Mr. Sluis eens, dat de jongen't niet kan helpen. Wanneer wij eerlijk en overtuigd meenen, dat het geld aan den erfgenaam toekomt, dan is het echter onze plicht om de positie van dien erfgenaam zoo sterk mogelijk te maken. Hierop kwam het voorstel van de meerder heid van B. en W in stemming, met als re- sultaat, dat de stemming staakten. Vo6r steir.den de heeren :Vogelaar, Schats, Govers, Ringers, Klaver, Westerhof, Veen, Dekker en Mr. Sluis; tegen Mr. Leesberg, Keesom, Thomsen, Bonsema, Van Slingerland, WoL dendorp, Bakker, Sietsma en mej. Carels. Mr. Kusters was buiten stemming gebleven. De voorzitter oordeelde, dat men zich nu in een gekke situatie bevond. De vergade ring was voltallig, zooodat het voorstel ge-< acht moest worden niet te zijn aangeno men, maar cok de minderheid heeft geen ge lijk gekregen. De heer Westerhof oordeelde, dat, waar er nu geen uitspraak is, B. en W. kun nen doen wat ze wilden. Hiertegen verzetten zich echter verschil- lende stemmen. Mr. K u s t e r r gaf den burgemeester in overweging om partijen er toe te brengen, onderling een oplossing te vinden. Mr. Leesberg betoogde, dat volgens de wet het voorstel van de meerderheid was verworpen. Het idee van de minderheid was geen positief voorstel geweest en de tijd tus schen de volgende raadszitting kan dan ook worden benut om te trachten, de medewer- king van derden te verkrijgen. De Raad ging hierop in comite voor het volgende voorstel DE VERBETERING VAN DEN TWUIJVERWEG. In bijlage No. 46, die wij Maandag in er- tenso publiceerden, stellen B. en W. den Raad voor, het volgende besluit te nemen: De Raad der gemeente Alkmaar; Besluit: met intrekking van zijn besluit van 26 Juli 1928 no. 4, I. onder voorbehoud, dat met de Raden der gemeenten St. Pan -ras, Brcek op Lan- gendiik, Zuidscharwoude NoordsHjar-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1928 | | pagina 6