Ilkiiimkt CurmL
anient dsrtigsft Jatf. tug.
Voor de hnisvrouw.
Rechtszaken
StadswSeMws
1
No 291 1928
Zaflcrdajr 8 Oecember.
INSCHRIJVING VOOR DEN DIENST-
PLICHT.
Do BURGEMEESTER van ALKMAAR
maakt bekend, dat in JANUARI as voor
den dienstplicht moeten worden ingeschreven
personen, die geboren zijn in 1910.
Voor de aangifte ter inschrijving zal in het
BIJZONDER gelegenheid worden gegeven
ter GEMEENTESECRETARIE voor hen
wier geslachtsnamen aanvangen met de
letters:
A—C op Donderdag 3 Januari 1929.
D—G Vrijdag 4
H—J Zaterdag 5
K—L Maandag 7
M—P Dinsdag 8
Q—U Woensdag 9
V—Z Donderdag 10
telkens des morgens van 10 tot des namid-
dags half een.
VOOR SCHOLIEREN ZAL BOVENDIEN
GELEGENHEID WORDEN GEGEVEN OP
WOENSDAG, 9 JANUARI 1929, DES NA-
MIDDAGS VAN 3—4^ UUR.
Bij de inschrijving gelieve men mede te
brengen het trouwboekje der ouders of an-
dere familie-papieren; is een der ouders of
zijn beide ouders overleden, dan moeten
worden overgelegd de stukken, die betrekking
hebben op de voorziening in de voogdij, Zij,
die in aanmerking komen voor vrijstelling
wegens broederdienst, leggen tevens over
aile stukken betreffende den dienst hunner
oudere broeders.
Omtrent deze inschrijving en omtrent de
inschrijving, die in sommige gevallen binnen
een anderen termijn moet plaats hebben gel-
den de voigende bepalingen van de Dienst-
plichtwet en van het Dienstplichtbesluit.
Wie wel en wie niet ingeschreven
moeten worden.
Art. 6 der wet. 1. Behoudens de bepaling
can het tweede lid wordt voor den dienst-
plich. ingeschreven
a. de Nederlander, die op 1 Januari van
het jaar, waarin hij 19 jaar oud wordt,
woonpiaats heeft in Nederland of in een
plaats in het buitenland, welke niet meer dan
15 K M. van de Nederlandsche grens is ge-
legen, of wiens wettige vertegenwoordiger
op genoemd tijdstip aldaar woonpiaats
heeft;
b. de niet-Nederlander, die op genoemd
tijdstip ingezetene is.
2. Voor den dienstplicht wordt niet in
geschreven de ingezetene, niet Nederlander,
die:
a. is geboren in Nederlandsch-Indie, Suri-
name of Cura?ao;
b. biijkt te behooren tot een Staat, waar
de Nederlanders niet aan verplichten krijgs-
dienst zijn onderworpen of waar ten aan-
zien van den dienstplicht het beginsel van
wederkeerigheid is aangenomen.
In welke gemeenten de inschijving moet
geschieden.
Art. 8 van het Dienstplichtbesluit. 1. De
fnschrijving voor den dienstplicht geschiedt:
a. indien de wettige vertegenwoordiger in
Nederland woonpiaats heeft, in de gemeente,
waarin deze woonpiaats is gelegen;
b. indien de in te schiijven persoon in
Nederland woonpiaats heeft, in de gemeente,
waarin deze woonpiaats is gelegen, tenzij
hij een wettige vertegenwoordiger heeft, die
in een andere gemeente in Nederland woon
piaats heeft;
2 Voor de toepassing van het vorig lid
wordt in aanmerking genomen de woon
piaats, die de ingevolge art. 6 der wet in te
schrijven persoon of zyi wettige vertegen
woordiger had op 1 Januari van het jaar,
waarin eerstbedoelde persoon 19 jaar oud
wordt, of de woonpiaats, die de ingevolge
art 7 der wet in te schrijven persoon of zijn
wettige vertegenwoordiger had op den dag,
waarop het in dat artikel bepaalde van toe-
passing is geworden.
Aangifte ter inschrijving.
Art 8 der wet. 1. Behoudem, de door Ons
vast te stellen uitzonderingen geschiedt de
inschrijving voor den dienstplicht op aangif
te bij den burgemeester der door Ons aan
te wijzen gemeente.
2. De aangifte geschiedt door den in te
schrijven persoon zelf of bij verhindering
door zijn wettigen vertegenwoordiger; zij
kan geschieden door tusschenkomst van een
daartoe schriftelijk gemachtigde.
3. de aangifte geschiedt:
a. voor zooveel betreft de ingevolge art. 6
in te schrijven personen, in de maand
Januari van het jaar, waarin zij 19 jaar oud
worden;
b. voor zooveel betreft de ingevolge art.
7 in te schrijven personen (zie hierna), binnen
dertig dagen na den dag, waarop het in dat
artikel bepaalde op hen van toepassing is
geworden.
Inschrijving zonder aangifte.
Art. 9 van het Dienstplichtbesluit. 1. Zon
der aangifte wordt voor den dienstplicht in
geschreven hij die:
a. is opgenomen in een krankzinnigen-,
idioten-, doofstommen- of blindengesticht,
een rijksopvoedingsgesticht, een tuchtschool.
een gevangenis of een rijkswerkinrichting;
b. ingevolge art. 39 van het Wetboek van
Strafrecht ter beschikking van de Regeering
is gesteld en niet in een rijksopvoedingsge-
ticht is opgenomen;
c. als vrijwilliger behoort tot de land-
macht, de zeemacht of de overzeesche weer-
macht, uitgezond-erd den vrijwilligen land-
storm.
Inschrijving voor den gewonen tijd.
Art. 14 van het Dienstplichtbesluit. 1. Hij,
die een jaar eerder wenscht te worden inge
schreven dan naar zijn leeftijd zou moeten
geschieden, vraagt daartoe met opgaaf van
redenen toestemming bij een verzoekschrift,
dat hij aan den Minister van Defensie zendt,
voor 10 Januari van het jaar, waarin hij 18
jaar oud wordt. Hij legt daarbij over een be-
wijs van instemming van zijn wettigen ver
tegenwoordiger. be Minister stelt den be-
langhebbende in de gelegenheid een onder-
zoek te ondergaan ter zake van lichamelijke
geschiktheid en lichamelijke geoefendheid, een
en ander voor zoover niet bij het verzoek
schrift verklaringen zijn overgelegd, waaruit
de geschiktheid en de mate van geoefendheid
voldoende blijken.
Inschrijving na den gewonen tijd.
Art. 7 der wet 1. Voor den dienstplicht
wordt ook of wordt opnieuw ingeschreven
voor zoover hij niet reeds ingevolge art.
b is ingeschreven
a. de Nederlander, die na 1 Januari van
het jaar, waarin hij 19 jaar oud wordt, en
voor 1 Jan. van het jaar, waarin hij 25 jaar
wordt, zijn woonpiaats in Nederland of in
een plaats in het buitenland, welke niet meer
dan 15 K. M. van de Nederlandsche grens
is gelegen, heeft gevestigd of wiens wettige
vertegenwoordiger in dat tijdvak zijn woon
piaats aldaar heeft gevestigd;
b. hij, die in bedoeld tijdvak Nederlander
of opnieuw Nederlander is geworden, indien
hij of zijn wettige vertegenwoordiger in
Europa of in een plaats, als onder a bedoeld
woonpiaats heeft;
c. de niet-Nederlander, die in bedoeld tijd
vak ingezetene of opnieuw ingezetene is ge
worden;
d. de ingezetene niet-Nederlander, die in
bedoeld tijdvak ophoudt te behooren tot een
staat als bedoeld in art. 6, tweede lid, oader
b (zie hiervodr).
2. Met betrekking tot het bepaalde onder c
g-eldt art. 6 tweede lid.
Strafbepalingen.
Art. 48 (oud 46) der wet. 1. Met hechte-
nis van ten hoogste veertien dagen of geld-
boete van ten hoogste honderd vijftig gulden
wordt gestraft:
a. hij, die niet voldoet aan een ingevolge
art. 4, tweede of derde lid, art 8, tweede lid,
of art. 22 op hem rustende verplichting;
b degene, die de in verband met deze wet
van hem gevraagde opgaven niet of niet naar
waarheid verstrekt;
c. diegene der bestuurders van krankzinni
gen-, idioten-, doofstommen- of blindenge-
stichten, rijksopvoedingsgestichten, tueht-
scholen, gevangenissen of rijkswerki.irch-
tingen, die niet voldoet aan een inge^oige
art. 8, tweede lid, op de bestuurders rustende
verplichting of die niet overeenkomstig door
Ons te geven voorschriften opgaven ver
strekt ter inschrijving voor den dienstplicht
van in die gestichten opgenomen personen
2. Met gevangenisstraf van ten hoogste
twee maanden of geldboete van ten hoogste
zeshonderd gulden wordt gestraft hij, die op-
zettelijk een der in het eerste lid bedoelde fei-
ten pleegt.
Opmerking omtrent vrijstelling.
Bij de aangifte ter inschrijving bestaat ge
legenheid om op te geven de reden van vrij
stelling die de in te schrijven persoon ver-
moedelijk zal kunnen doen gelden.
Beteekenis van de uitdrukking
„wettige vertegenwoordiger".
Waar in de Dienstplichtwet of in het
Dienstplichtbesluit wordt gebezigd de uit
drukking „wettige vertegenwoordiger",
wordt daaronder verstaan degeen, die de
ouderlijke macht, de voogdij of de curateele
uitoefent.
Bij twijfel omtrent de gemeente, waar men
zich ter inschrijving moet aanmelden, wende
men zich persoonlijk tijdig tot de afdeeling
Militaire Zaken ter gemeente-secretarie om
inlichtingen.
Alkmaar, 8 December 1928.
De Burgemeester voornoemd,
WENDELAAR.
Wintertijd is spelletjes-tijd: spelletjes
op Zondag als het regent, spelletjes
voor lange avonden, spelletjes als de
kleintjes ziek zijn. Van spelletjes krij-
gen de kinderen nooit genoeg. Als u
maar zorgt voor variatie en als u voor-
al de kinderen maar zblf laat meespe-
len! A1 te dikwijls hoor je tegenwoor-
dig, nu het speelgoed zoo gecompliceerd
kan zijn (electr. motoortjes, meccano's
e. d.), dat de ouders en speciaal de
vaders zich zoo in het geknutsel ver-
diepen, dat de kleine speelkameraad
voor wie het spelletje is, er geheel door
wordt vergeten!
Dat is natuurlijk een averechtsche
methode, die onlangs in een Engelsch
geillustreerd tijdschrift geestig aan de
kaak werd p-esteld: Twee kinderen han-
gen in clubfauteuils voor het vuur; de
vader en moeder zijn op den achter-
grond met een electrisch treintje bezig:
„Stil Betty", zegt de oudste, „blijf nu
maar rustig hier zitten. Phps en Mams
spelen zoo prettig; laat ze hun gang
maar gaan; nu kibbelen ze ten minste
niet!"
Tot de spelletjes, die door alle eeuwen
heen steeds weer het liefst door de kin
deren gespeeld worden, behooren: ver-
kleedpartijen en comediespelen! Geen
grooter genot bestaanbaar! Geen beter
uitlaatklep voor hun fantasie! Geen ge-
schikter manier om een week-end met
slecht weer door te komen! Er is tegen-
woordig vooral veel liefhebberij voor
het schimmenspel! De tooverlantaarn
heeft zich altijd in de bijzondere gunst
van de jeugd mogen verheugen, maar
dan waren het plaatjes, die werden ver-
toond; nooit speelden daar de kinderen
zblf mee. Bij het schimmenspel is het
iets anders; daar kunnen ze wel zelf bij
meedoen. Het is een kwestie van geduld
voor de ouderen, om dit den kleintjes
te leeren. Doch als ze eenmaal zoo ver
zijn, dat ze het snappen, dan fantasee-
ren zij zelf heele schimmenspellen vol!
U heeft er weinig voor noodig om dit
spel te doen slagen: een groot wit laken
en een sterke electrische lamp of een
goede carbidlantaarn, dat is alles! En
dan wat acteurs en actricetjes!
Moeten er drie acteurs optreden, dan
behoort uw laken 3 a 4 vierkante meter
groot zijn. Is het gezelschap spelers ech-
ter grooter, dan mag het laken wel 6
meter breed zijn en 21/4 M. hoog; dat
zijn dus flinke bedden- of tafellakens.
Denk er om: ze moeten gaaf zijn zonder
gat of stop, want die mankementen zou-
den storend werken bij de vertooning!
Bevestig nu een touw in de porte-
brisSe tusschen twee kamers en span
daar het laken over heen; ook van onde-
ren moet het goed worden vastgemaakt.
't Beste is nog wanneer u het laken van
boven en van onderen op ronde stokken
bevestigd met punaises of kleine spij-
kertjes; dan is het gelijk gespannen;
maar dan kunt u het niet steeds weer
los maken; dus dan moet u het laken na
de voorstelling om de stokken gerold
ergens opbergen.
Do 6£ne kamer wordt „tooneel"; de
andere: de zaal met de toeschouwers.
De verlichtingslamp staat op het too-
neel. Hij moet het witte laken gelijkma-
tig verlichten; een sterke lamp is vol
doende en veel beter dan een paar klei-
nere lampen; want die verflauwen het
beeld en geven vage, onduidelijke scha-
duwen.
Nu moet u de asnirant-acteurtjes lee
ren, dat zii steeds op denzelfden afstand
van het doek behooren te blijven, want
anders zou de eene speler kleiner dan
de andere zijn.
Wanneer u bii de repetities goed heeft
opgelet, hoever zij achter het doek moe
ten staan, opdat zij goed belicht worden,
moet u op die hoogte over den grond
een krijtstreep trekken; dan weten de
menschen en kinderen waar zij moeten
blijven staan. Ik raad u aan om de kin-
ders het spelen eerst voor te doen. Laat
hen dan toeschouwers zijn en ga met
een paar ooms en tantes achter het la
ken om de kleintjes uit te leggen wat
het schimmenspel is.
U moet hun dan o.a. laten zien, dat
een speler nooit onder't spel naar het
doek of de lantaarn mag kijken, ze moe
ten, zoolang zij op 't tooneel staan, al
tijd „en profil" naar't publiek gekeerd
zijn; anders is hun gezicht te zien. Dan
moeten alle bewegingen en gebaren so
ber en ongecompliceerd zijn. Juist de
stijve maar eenvoudige bewegingen ko
men uitstekend op het doek. In 't begin
wordt daar natuurlijk nog al eens tegen
gezondigd. Het is daarom verstandig,
als u de gewoonste bewegingen dikwijls
repeteert. Dan wennen de jonge acteur-
tjes aan de kleine eigenaardigheden, die
behooren bij het schimmenspel. Laat ze
b.v. eenige malen rustig binnen komen,
elkaar begroeten, een stoel nemen en
gaan zitten, weer opstaan en heengaan,
steeds maar „en profil". Wanneer deze
eenvoudige beginselen er goed inzitten
is het niet moeilijk het programma uit
te breiden b.v. met eten, drinken, roo-
ken, theeschenken, naaien enz. Al die
kleinigheden worden een verrassing op
het witte doek, het dunne straaltje uit
de trekpot en dergelijke details. Hoe
kalmer en eenvoudiger men speelt, des
te aardiger wordt het resultaat op het
doek. Wanneer u het gespannen laken
even vdor het spel begint wat vochtig
maakt, zult u de beelden nog verscher-
pen.
Als de kinderen begrijpen waar het bij
het spel op aan komt, kunt u met een
„echte" vertooning beginnen. Bijvoor-
beeld van een der bekende sprookjes:
de Schoone Slaapster, Klein Duimpje,
Asschepoester, Dit moet dikwijls van
te voren worden gerepeteerd. Een moe
der, vader of tante moet de sprookjes
voorlezen, langzaam, zin voor zin, en de
kinderen moeten die zinnen dan „spe-
len". Als u zelf handig is, knipt u van
oude kranten het noodige decor: een
bosch, een kasteel, een troonhemel en
anders vraagt u hulp van een handiger
kennis. Van ouwe lappen en lakens
fatsoeneert u sleepjaponnen, vleugeltjes
en kronen! Bij een schimmenspel be-
hoeft er niet op mooie stoffen of kleu-
ren gelet te worden. Daarom is het zoo'n
goedkoope en gemakkelijke kinder-
vreugdEn er behoeft ook niets uit het
hoofd geleerd te worden: de kinderen
moeten eenvoudig spelen wat de voorle-
zer zegt!
Natuurlijk kunnen de repetities ge-
woon zonder laken worden gehouden.
Alleen moet er wel de krijtstreep zijn
op den grond; anders leeren de kleuters
niet, dat zij daarop moeten bewegen.
En als't lesje er goed in zit, span dan
uw groote laken maar; draai het licht
uit in de toeschouwerszaal, ontsteek de
projectielamp en... 't spel kan begin
nen!
VERDUISTERING.
Men herinnert zich wellicht nog, dat op
2 Oct. 1.1. de 48-jarige kooman J. H. uit Die
men zich voor de Vierde Kamer der rechtbank
te Amsterdam te verantwoorden heeft gehad,
terzake van paging van moord. -Hij zou op
11 Mei 1.1., orgeveer middernacht, zekere
Aaltje Maria S. van het Jaagpad langs de
Weespertrekvaart, nabii het spoorwegviaduct
over die vaart aar. den Omval opzettelijk en
met voorbedachten rade in het water hebben
geduwd, teniit.de de vrouw door verdrinking
van het leven te berooven. Dit gebeurde edi
tor niet, doordat het s'achtoffer zich aan een
ducdalf vastgreep en door op haar hulpge-
roep ioegeschoten personep uit het water
water werd gehaald
De offkier van justffie had verband ge-
legd tusschen cezen opzet van verdachte en
de omstandigheid, dat hij van de vrouw, die
hij eenige jaren kende, op 10 Mei 1.1. ten ha-
ren huizen een bankbiljet van 1000 zou
hebben ontvangen teneinde daarmede op het
bijkantoor van de Incassoban-k een door haar
bestelde obligatie, groot 1000, te betalen.
Dit geldt nu zou verd. zich hebben toege-
eigend.
De poging tot moord bewezen achtend,
had de officier twaalf jaar gevangenisstraf
geeischt; bij haar uitspraak verklaarde de
rechtbank het ten laste gelegde niet wettig en
overtuigend bewezen en sprak verd. vrij, met
last tot zijn onmiddellijke invrijheidstelling
Het O. M. teekende hooger beroep aan, doen
achtte bovendien termen aanwezig om een af-
zonderlijke vervolging tegen H. in te stellen,
terzake van de boven gememoreerde geld-
kwestie.
Donderdagmiddag verscheen H. voor de
Vierde Kamer der Amsterdamsehe rechtbank,
verdacht van v.-rddisk-ring of oplichting van
het aan mejuffouw S toebehoorend bankbil
jet van 1000.
Verd. ontkende dat de vrouw hem 1000
had ter hand gesteld. Ook zat hij destijds
niet zooals vermoedt wordt in geldver-
legenheid; hij had n.l. een sommetje achter
een loodsje in zijn tuin verstopt. Er werden
15 getuig-en gehoord.
Het O. M., mr. Reilingh, was van mee
ning, dat ook met uitschakeling van het ge
beurde aan den Omval het bewijs is te leveren
dat verd. de 1000 verduisterd heeft.
Spr. achtte het feit van zeer emstig-en aard
en hij eisehte een japr vangenisstraf.
Na raadkamer dee de president mede,
dat de rechtbank terrr i aanwezig achtte om
verd.'s onmiddellijke gevangenneming te ge-
lasten. Dadelijk schoot een veldwachter toe,
die verd. gevankelijk wegvoerde.
Uitspraak 20 December a.s. te half twee
POGING TOT DOODSLAG.
Voor de arrondissements-rechtbank te
Breda stend gister terecht een wever uit Til-
burg, de in een cafe een bezoekers. onder be-
dreiging dat hij ,er aan moest", een ernstige
snede aan den hals toebracht. Wegens po
ging tot doodslag werd 2 jaar gevangenis
straf geeischt.
OP WELKE WITZE MOETEN NA
DE DROOGMAKING DE
ZUIDERZEEGRONDEN WORDEN
UITGEGEVEN.
Over bovenstaand vraagstuk hield de beer
dr. S. E. B. Bierema uit Usquert, lid der
Tweede Kamer, een lezing in de Harmonie
voor den Ring Alkmaar van de Broederschap
der Notarissen in Nederland.
De dancing van de Harmonie was flink be-
zet met een belangstellend gehoor, dat vol aan
daciht luisterde naar de reae van dr. Bierema.
Dit is trouwens geen wonder, want het Zui-
derzeevraagstuk is belangwekkend' en dr
Bierema is een expert op landbouwgebied. De
belangrijk van deze vergadering bleek ook
wel uit de aanwezigheid van verschillende
leidende figuren uit de Noord-Hollandschc
Landbouwwereld, uit de vele advocaten van
Alkmaar en omgeving, uit de leden van Ka
mers van Koophandel, uit de Rijksconsulen-
ten van land- en tuinbouw en veeteelt en vele
anderen.
Het was ruim twee uur, toen de voorzitter.
de heer J. Tillema, de vergadering met een
enkel woord opende. Spr. wees er op, dat in-
tegenstelling met anders, deze vergadering
openbaar was. Dit kwam om de belangrijk-
heid van het onderwerp. „Het is meer dan
tijd, dat de zaak wordt aangepakt", zei de
heer Smeding en dat is waar. Een vraag
stuk, zoo belangrijk voor onze nationale wel-
vaart behoort te staan in het centrum der al-
gemeene belangstelling. Daarom werd een
vergadering belegd, vele uitnoodigingen
rondgestuurd, zooals aan de burgemeesters
der gemeenten langs de Zuiderzee in N.-H.,
verschillende inspecteurs en ontvangers in
onze provincie, besturen van Kamers van
Koophandel, idem van Hoogheemraad-
schappen, dijkgraven, enz., enz.
Spr. stelde het op hoogen prijs, dat er zoo-
velen gehoor hadden gegeven^aan die uitnoo-
diging. Hij1 riep dan ook alien een welkom toe,
in't bijzonder den heer Bierema, die hier het
woord zou voeren.
De rede van dr. Bierema
Nu het Zuiderzeewerk snel vordert en het
volgend jaar missdiien reeds de Wieringer-
meerpolder droog zal worden, aldus spr., nu
is 'het tijd, om er ons thans mee bezig te hou-
den met het oog op de uitgifte der droogge-
legde landen.
Het vraagstuk der drooglegglng is moei
lijk, maar nog veel moeilijker is het, te komen
tot de juiste uitgifte der gronden. Elke uit
gifte zal haar verdedigers, maar ook haar
vijanden hebben.
Vroeger maakt men er rich niet zoo druk
over. Toen waren landbouwkundige overwe-
gingen niet de eerste punten, die onder de
oogen werden gezien. Het gevolg was toen
dikwijls, dat de eerste jaren veel mislukkin-
gen waren.
Dat mag nu niet gefoeuren. Het zou thans
een groot debacle worden, ook al, omdat
thans een zeer groote oppervlakte droogge-
legd wordt. Daarom moet men trachten, dat
t£ voorkomen. De Staat moet de eerste jaren
de grond in handen houden. Het in-cultuur
stellen zal niet zoo gemakkelijk gaan. Het zal
vele jaren duren voor de nieuwe grond haar
hoogste waarde zal hebben verkregen.
Men moet dus rekening houden met buiten-
gewoon groote moeilijkheden. De proefpolder
te Andijk heeft men ingericht, om te zien en
te bestudeeren, welke de beste methode zal
zijn.
Bij nieuwe poldergronden is het wensche-
lijik, zoo weinig mogelijk met de grond te
werken Dat heeft spr. bij1 ervaring ondervon-
den bij de polders in Noord-Groningen. Het
is dus verstandig, de eerste jaren de Zuider-
zeegronden groen te maken, opdat de grond
zelf tijd genoeg heeft, om bruikbaar te wor
den voor den landbouw. Dat zal verschillen
de jaren dhren, afhankelijk van de soort van
bodem en afhankelijk o.m. van het zoutgehal-
te. In die jaren moet de verkaveling ter hand
worden genomen. Wegen en kanalen moeten
worden gemaakt. De Staat moet ook daarom
de gronden in de eerste jaren in de hand hou
den. Ook de exploiiatie is gemakkeljjkpr als
alles groen is.
De vraag kan worden gesteld, of deze ex-
ploitatie moet uitgaan van een der departe.
menten. Spr moet dit ontkennen, omdat dan
ook de polbiek een woordje meespreekt Spr.
gelooft, dat men verstandig zal doen om bijv
een N. V. in het leven te roepen. Dat is ook
gebeurd met de heideontginningen te Drente.
Een N. V. dus, met de aandeelen grootendeels
aan den Staat en de rest bij de prov. Noord-
Holland, bij Landbouwmaatschappijen e.d.
Als een dergelijke organisatie in het leven
worden geroepen, dan moeten den leiders de
handen vrij worden gelaten.
Zoo moeten in de eerste jaren de Zuiderzee-
gronden worden geexoloiteerd.
Het is bekend, dat men in den laatsten tijd
dikwijls aandrang op industrialiseering van
den landbouw. Ook Ford meent, dat er meer
machines moeten worden gebruikt. Hiermee
is spr. het niet eens.
Zoowel in ons land als elders, biijkt dat de
bedrij-ven voortdurend kleiner worden. Te
groote versnippering is echter niet goed. Dat
leert ons Rusland, waar te veel kleine bedrij-
ven zijn.
Versnipping, die niet samengaat met een
hoogere opvoering der intensiviteit is nooit
goed. Hier in Nederland gaan beide samen
en hier is het klein-grondbedrijf een volkomen
gegronde verschijnsel.
De ervaring heeft geleerd, dat in het zee-
kleigebied een bedrijfsgrootte van 40—60
H.A. voor bouwland als gewenscht kan wor
den beschouwd en voor wetland van 2040
H.A. Een verkaveling van 20 H.A. is dus
al heel gewenscht.
Gaat de ontwikkeling dan naar het klein-
bedrijf, dan worden daardoor geen belemms-
ring in den weg gelegd. Het beste is, dat
groot- en kleinbedrijf naast elkaar voor
komen.
Als op deze wijze in de toekomst de gron
den verkaveld zullen zijn, dan is de tijd ge-
komen om over te gaan tot de definitieve uit
gifte der gronden.
De uitgifte der gronden
Hoe moeten de gronden uitgegeven wor
den? Spr. geeft 4 voorbeelden aan: le.
Staatsexploitatie; 2e. verkoop der gronden;
3e. erfpacht; 4e. een gewone, tijdelijke pacht.
De S. D. A. P. zal op lo. aan drijven. Zij
wil de gronden niet aan groot-eigenaars in
handen geven.
Albarda bijvoorbeeld dronger indertijd op aan
en zeide dat de grond moest worden geexploi-
teerd door den Staat. Dan werd de grond
het beste beheerd. Men moet echter niet ver
geten, dat de Staat zich weinig heeft bezig
gehouden met exploitatie van gronden.
Wel beschikt de Ned. Staat over groote
domeinen, maar Ned. heeft die gronden
steeds verpacht.
Staatsbezit kan wel goed werken; zie maar
naar de stad Groningen. Men komt daar
echter meer en meer terug op de verpach-
ting. Maar hoe vindt die exploitatie daar
plaats? De stad heeft de exploitatie in han
den gegeven van iemand, die hart voor en
verstand van de zaak heeft Deze is dan ook
geheel vrij in handelen. De stad zelf be-
moeit zich er in 't geheel niet mee. Dit stel-
sel mag men echter niet generaliseeren.
Onder socialisatie verstaan we heel wat
anders. Dan krijgen we een groote ambtena-
rij en spr. vreest, dat dit fataal zal blijken,
juist in het landbouwbedrijf.
Nog een gevaar is er: Als de Staatsexploi
tatie plaats vindt, moet de Staat ook de tuin
bouw ter hand nemen. Dat lijkt spr. niet aan-
trekkelijk. Spr. is niet tegen Staatsexploitati;
bij boschbedrijven e.d. Maar een boschbezit
behoeft niet zoo streng economisch te worden
beheerd als de landbouw. En dan de toekom-
stige gemeenten! Die zouden dan bestaan uit
arbeiders en enkele bedrijfsleiders. Deze ge
meenten zouden zich dus niet zelf kunnen
bedrunen en hulp van den Staat noodig zul
len hebben. De staat zal dus verstandig doen
afstand te doen van Staatsexploitatie.
Het is wenschelijk, de grond uit te geven
aan anderen door verkoop. Er Ajn menschen
geweest, die meenden, dat de Staat de gron
den moest afstaan aan anderen op gemak
kelijke afbetalingssystemen. Men is het niet
eens, of de exploitatie in handen moet wor
den gegeven aan paehters of cv^naar.
In 1910 was 52 pet. der gronden in han
den van eigenaars en in 1921 58 pet.
Daaruit is een belangrijke wijziging te
zien. De exploitatie is het beste in handen
van eigenaars. Deze worden meer geprik
keld dan paehters, omdat deze laatste meet
onmiddellijke voordeelen wenschen. Een eige*
naar kan zelf bepalen, hoe hij zijn grond wil
exploileeren, een pachter niet altijd.
Dit is wel niet heelemaal juist. De pacht
maakt ook goede exploitatie van den grond
mogelijk. Ook een pachter heeft drijfveereii
om goed te exploiteeren. Spr. heeft niet den
indruk, daA een pachter minder goed zijn
grond verzorgd als een eigenaar. Beide ma-
nieren kunnen best naast elkaar staan. Bij
beide vormen hebben we de hoogste results?
ten kunnen waarnemen.
Wat de oroductie betreft kan de pacht ge
lijk worden gesteld met den eigendom. De
eigendom oefen een groote bekoring uit.
Spr. meent dan ook, dat de gronden moeteo
worden verkocht, als de grond
daarna eigendom zal blijven,
Maar daar is spreker lang niet zeker van.
De boer moet den grond blijven behouden.
Dan komen de kosten, die hij aan den grond
besteed, aan hem terug.
Daarom moet men het altijd-durend erf-
recht aanvaarden. Verhuren aan derden moel
echter worden buitengesloten.
Op deze wijze zal men gronden verkrijgen
voor altijd.
Men moet de grond uifgeven op voorwaar-
den, zooals men ze in Groningen kent, dut
met een soort beklemrecht en als men dap
den erfpachter in de gelegenheid brengt, ge-
regeld een gedeelte van zijn schuld af te
talen, dan krijgt deze de grootste prikkel om
bet als een gehee! eigendom te verkrijgen.
Als men bet bjeklerarecht gelijk at«K met
OP AANVRAGE WORDT U GRATIS TOEGg.
ZONDEN DE BROCHURE OVER GRANUUNE,
HET MIDDEL VAN Dr. J H. VAN GRAFHORST.
ARTS, TEGEN TUBERCULOSE EN KLIER.
ZIEKTE. Middelburgschastr.Z)7. Schevonlngen,