Ilkiiimkt CurmL anient dsrtigsft Jatf. tug. Voor de hnisvrouw. Rechtszaken StadswSeMws 1 No 291 1928 Zaflcrdajr 8 Oecember. INSCHRIJVING VOOR DEN DIENST- PLICHT. Do BURGEMEESTER van ALKMAAR maakt bekend, dat in JANUARI as voor den dienstplicht moeten worden ingeschreven personen, die geboren zijn in 1910. Voor de aangifte ter inschrijving zal in het BIJZONDER gelegenheid worden gegeven ter GEMEENTESECRETARIE voor hen wier geslachtsnamen aanvangen met de letters: A—C op Donderdag 3 Januari 1929. D—G Vrijdag 4 H—J Zaterdag 5 K—L Maandag 7 M—P Dinsdag 8 Q—U Woensdag 9 V—Z Donderdag 10 telkens des morgens van 10 tot des namid- dags half een. VOOR SCHOLIEREN ZAL BOVENDIEN GELEGENHEID WORDEN GEGEVEN OP WOENSDAG, 9 JANUARI 1929, DES NA- MIDDAGS VAN 3—4^ UUR. Bij de inschrijving gelieve men mede te brengen het trouwboekje der ouders of an- dere familie-papieren; is een der ouders of zijn beide ouders overleden, dan moeten worden overgelegd de stukken, die betrekking hebben op de voorziening in de voogdij, Zij, die in aanmerking komen voor vrijstelling wegens broederdienst, leggen tevens over aile stukken betreffende den dienst hunner oudere broeders. Omtrent deze inschrijving en omtrent de inschrijving, die in sommige gevallen binnen een anderen termijn moet plaats hebben gel- den de voigende bepalingen van de Dienst- plichtwet en van het Dienstplichtbesluit. Wie wel en wie niet ingeschreven moeten worden. Art. 6 der wet. 1. Behoudens de bepaling can het tweede lid wordt voor den dienst- plich. ingeschreven a. de Nederlander, die op 1 Januari van het jaar, waarin hij 19 jaar oud wordt, woonpiaats heeft in Nederland of in een plaats in het buitenland, welke niet meer dan 15 K M. van de Nederlandsche grens is ge- legen, of wiens wettige vertegenwoordiger op genoemd tijdstip aldaar woonpiaats heeft; b. de niet-Nederlander, die op genoemd tijdstip ingezetene is. 2. Voor den dienstplicht wordt niet in geschreven de ingezetene, niet Nederlander, die: a. is geboren in Nederlandsch-Indie, Suri- name of Cura?ao; b. biijkt te behooren tot een Staat, waar de Nederlanders niet aan verplichten krijgs- dienst zijn onderworpen of waar ten aan- zien van den dienstplicht het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen. In welke gemeenten de inschijving moet geschieden. Art. 8 van het Dienstplichtbesluit. 1. De fnschrijving voor den dienstplicht geschiedt: a. indien de wettige vertegenwoordiger in Nederland woonpiaats heeft, in de gemeente, waarin deze woonpiaats is gelegen; b. indien de in te schiijven persoon in Nederland woonpiaats heeft, in de gemeente, waarin deze woonpiaats is gelegen, tenzij hij een wettige vertegenwoordiger heeft, die in een andere gemeente in Nederland woon piaats heeft; 2 Voor de toepassing van het vorig lid wordt in aanmerking genomen de woon piaats, die de ingevolge art. 6 der wet in te schrijven persoon of zyi wettige vertegen woordiger had op 1 Januari van het jaar, waarin eerstbedoelde persoon 19 jaar oud wordt, of de woonpiaats, die de ingevolge art 7 der wet in te schrijven persoon of zijn wettige vertegenwoordiger had op den dag, waarop het in dat artikel bepaalde van toe- passing is geworden. Aangifte ter inschrijving. Art 8 der wet. 1. Behoudem, de door Ons vast te stellen uitzonderingen geschiedt de inschrijving voor den dienstplicht op aangif te bij den burgemeester der door Ons aan te wijzen gemeente. 2. De aangifte geschiedt door den in te schrijven persoon zelf of bij verhindering door zijn wettigen vertegenwoordiger; zij kan geschieden door tusschenkomst van een daartoe schriftelijk gemachtigde. 3. de aangifte geschiedt: a. voor zooveel betreft de ingevolge art. 6 in te schrijven personen, in de maand Januari van het jaar, waarin zij 19 jaar oud worden; b. voor zooveel betreft de ingevolge art. 7 in te schrijven personen (zie hierna), binnen dertig dagen na den dag, waarop het in dat artikel bepaalde op hen van toepassing is geworden. Inschrijving zonder aangifte. Art. 9 van het Dienstplichtbesluit. 1. Zon der aangifte wordt voor den dienstplicht in geschreven hij die: a. is opgenomen in een krankzinnigen-, idioten-, doofstommen- of blindengesticht, een rijksopvoedingsgesticht, een tuchtschool. een gevangenis of een rijkswerkinrichting; b. ingevolge art. 39 van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking van de Regeering is gesteld en niet in een rijksopvoedingsge- ticht is opgenomen; c. als vrijwilliger behoort tot de land- macht, de zeemacht of de overzeesche weer- macht, uitgezond-erd den vrijwilligen land- storm. Inschrijving voor den gewonen tijd. Art. 14 van het Dienstplichtbesluit. 1. Hij, die een jaar eerder wenscht te worden inge schreven dan naar zijn leeftijd zou moeten geschieden, vraagt daartoe met opgaaf van redenen toestemming bij een verzoekschrift, dat hij aan den Minister van Defensie zendt, voor 10 Januari van het jaar, waarin hij 18 jaar oud wordt. Hij legt daarbij over een be- wijs van instemming van zijn wettigen ver tegenwoordiger. be Minister stelt den be- langhebbende in de gelegenheid een onder- zoek te ondergaan ter zake van lichamelijke geschiktheid en lichamelijke geoefendheid, een en ander voor zoover niet bij het verzoek schrift verklaringen zijn overgelegd, waaruit de geschiktheid en de mate van geoefendheid voldoende blijken. Inschrijving na den gewonen tijd. Art. 7 der wet 1. Voor den dienstplicht wordt ook of wordt opnieuw ingeschreven voor zoover hij niet reeds ingevolge art. b is ingeschreven a. de Nederlander, die na 1 Januari van het jaar, waarin hij 19 jaar oud wordt, en voor 1 Jan. van het jaar, waarin hij 25 jaar wordt, zijn woonpiaats in Nederland of in een plaats in het buitenland, welke niet meer dan 15 K. M. van de Nederlandsche grens is gelegen, heeft gevestigd of wiens wettige vertegenwoordiger in dat tijdvak zijn woon piaats aldaar heeft gevestigd; b. hij, die in bedoeld tijdvak Nederlander of opnieuw Nederlander is geworden, indien hij of zijn wettige vertegenwoordiger in Europa of in een plaats, als onder a bedoeld woonpiaats heeft; c. de niet-Nederlander, die in bedoeld tijd vak ingezetene of opnieuw ingezetene is ge worden; d. de ingezetene niet-Nederlander, die in bedoeld tijdvak ophoudt te behooren tot een staat als bedoeld in art. 6, tweede lid, oader b (zie hiervodr). 2. Met betrekking tot het bepaalde onder c g-eldt art. 6 tweede lid. Strafbepalingen. Art. 48 (oud 46) der wet. 1. Met hechte- nis van ten hoogste veertien dagen of geld- boete van ten hoogste honderd vijftig gulden wordt gestraft: a. hij, die niet voldoet aan een ingevolge art. 4, tweede of derde lid, art 8, tweede lid, of art. 22 op hem rustende verplichting; b degene, die de in verband met deze wet van hem gevraagde opgaven niet of niet naar waarheid verstrekt; c. diegene der bestuurders van krankzinni gen-, idioten-, doofstommen- of blindenge- stichten, rijksopvoedingsgestichten, tueht- scholen, gevangenissen of rijkswerki.irch- tingen, die niet voldoet aan een inge^oige art. 8, tweede lid, op de bestuurders rustende verplichting of die niet overeenkomstig door Ons te geven voorschriften opgaven ver strekt ter inschrijving voor den dienstplicht van in die gestichten opgenomen personen 2. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden wordt gestraft hij, die op- zettelijk een der in het eerste lid bedoelde fei- ten pleegt. Opmerking omtrent vrijstelling. Bij de aangifte ter inschrijving bestaat ge legenheid om op te geven de reden van vrij stelling die de in te schrijven persoon ver- moedelijk zal kunnen doen gelden. Beteekenis van de uitdrukking „wettige vertegenwoordiger". Waar in de Dienstplichtwet of in het Dienstplichtbesluit wordt gebezigd de uit drukking „wettige vertegenwoordiger", wordt daaronder verstaan degeen, die de ouderlijke macht, de voogdij of de curateele uitoefent. Bij twijfel omtrent de gemeente, waar men zich ter inschrijving moet aanmelden, wende men zich persoonlijk tijdig tot de afdeeling Militaire Zaken ter gemeente-secretarie om inlichtingen. Alkmaar, 8 December 1928. De Burgemeester voornoemd, WENDELAAR. Wintertijd is spelletjes-tijd: spelletjes op Zondag als het regent, spelletjes voor lange avonden, spelletjes als de kleintjes ziek zijn. Van spelletjes krij- gen de kinderen nooit genoeg. Als u maar zorgt voor variatie en als u voor- al de kinderen maar zblf laat meespe- len! A1 te dikwijls hoor je tegenwoor- dig, nu het speelgoed zoo gecompliceerd kan zijn (electr. motoortjes, meccano's e. d.), dat de ouders en speciaal de vaders zich zoo in het geknutsel ver- diepen, dat de kleine speelkameraad voor wie het spelletje is, er geheel door wordt vergeten! Dat is natuurlijk een averechtsche methode, die onlangs in een Engelsch geillustreerd tijdschrift geestig aan de kaak werd p-esteld: Twee kinderen han- gen in clubfauteuils voor het vuur; de vader en moeder zijn op den achter- grond met een electrisch treintje bezig: „Stil Betty", zegt de oudste, „blijf nu maar rustig hier zitten. Phps en Mams spelen zoo prettig; laat ze hun gang maar gaan; nu kibbelen ze ten minste niet!" Tot de spelletjes, die door alle eeuwen heen steeds weer het liefst door de kin deren gespeeld worden, behooren: ver- kleedpartijen en comediespelen! Geen grooter genot bestaanbaar! Geen beter uitlaatklep voor hun fantasie! Geen ge- schikter manier om een week-end met slecht weer door te komen! Er is tegen- woordig vooral veel liefhebberij voor het schimmenspel! De tooverlantaarn heeft zich altijd in de bijzondere gunst van de jeugd mogen verheugen, maar dan waren het plaatjes, die werden ver- toond; nooit speelden daar de kinderen zblf mee. Bij het schimmenspel is het iets anders; daar kunnen ze wel zelf bij meedoen. Het is een kwestie van geduld voor de ouderen, om dit den kleintjes te leeren. Doch als ze eenmaal zoo ver zijn, dat ze het snappen, dan fantasee- ren zij zelf heele schimmenspellen vol! U heeft er weinig voor noodig om dit spel te doen slagen: een groot wit laken en een sterke electrische lamp of een goede carbidlantaarn, dat is alles! En dan wat acteurs en actricetjes! Moeten er drie acteurs optreden, dan behoort uw laken 3 a 4 vierkante meter groot zijn. Is het gezelschap spelers ech- ter grooter, dan mag het laken wel 6 meter breed zijn en 21/4 M. hoog; dat zijn dus flinke bedden- of tafellakens. Denk er om: ze moeten gaaf zijn zonder gat of stop, want die mankementen zou- den storend werken bij de vertooning! Bevestig nu een touw in de porte- brisSe tusschen twee kamers en span daar het laken over heen; ook van onde- ren moet het goed worden vastgemaakt. 't Beste is nog wanneer u het laken van boven en van onderen op ronde stokken bevestigd met punaises of kleine spij- kertjes; dan is het gelijk gespannen; maar dan kunt u het niet steeds weer los maken; dus dan moet u het laken na de voorstelling om de stokken gerold ergens opbergen. Do 6£ne kamer wordt „tooneel"; de andere: de zaal met de toeschouwers. De verlichtingslamp staat op het too- neel. Hij moet het witte laken gelijkma- tig verlichten; een sterke lamp is vol doende en veel beter dan een paar klei- nere lampen; want die verflauwen het beeld en geven vage, onduidelijke scha- duwen. Nu moet u de asnirant-acteurtjes lee ren, dat zii steeds op denzelfden afstand van het doek behooren te blijven, want anders zou de eene speler kleiner dan de andere zijn. Wanneer u bii de repetities goed heeft opgelet, hoever zij achter het doek moe ten staan, opdat zij goed belicht worden, moet u op die hoogte over den grond een krijtstreep trekken; dan weten de menschen en kinderen waar zij moeten blijven staan. Ik raad u aan om de kin- ders het spelen eerst voor te doen. Laat hen dan toeschouwers zijn en ga met een paar ooms en tantes achter het la ken om de kleintjes uit te leggen wat het schimmenspel is. U moet hun dan o.a. laten zien, dat een speler nooit onder't spel naar het doek of de lantaarn mag kijken, ze moe ten, zoolang zij op 't tooneel staan, al tijd „en profil" naar't publiek gekeerd zijn; anders is hun gezicht te zien. Dan moeten alle bewegingen en gebaren so ber en ongecompliceerd zijn. Juist de stijve maar eenvoudige bewegingen ko men uitstekend op het doek. In 't begin wordt daar natuurlijk nog al eens tegen gezondigd. Het is daarom verstandig, als u de gewoonste bewegingen dikwijls repeteert. Dan wennen de jonge acteur- tjes aan de kleine eigenaardigheden, die behooren bij het schimmenspel. Laat ze b.v. eenige malen rustig binnen komen, elkaar begroeten, een stoel nemen en gaan zitten, weer opstaan en heengaan, steeds maar „en profil". Wanneer deze eenvoudige beginselen er goed inzitten is het niet moeilijk het programma uit te breiden b.v. met eten, drinken, roo- ken, theeschenken, naaien enz. Al die kleinigheden worden een verrassing op het witte doek, het dunne straaltje uit de trekpot en dergelijke details. Hoe kalmer en eenvoudiger men speelt, des te aardiger wordt het resultaat op het doek. Wanneer u het gespannen laken even vdor het spel begint wat vochtig maakt, zult u de beelden nog verscher- pen. Als de kinderen begrijpen waar het bij het spel op aan komt, kunt u met een „echte" vertooning beginnen. Bijvoor- beeld van een der bekende sprookjes: de Schoone Slaapster, Klein Duimpje, Asschepoester, Dit moet dikwijls van te voren worden gerepeteerd. Een moe der, vader of tante moet de sprookjes voorlezen, langzaam, zin voor zin, en de kinderen moeten die zinnen dan „spe- len". Als u zelf handig is, knipt u van oude kranten het noodige decor: een bosch, een kasteel, een troonhemel en anders vraagt u hulp van een handiger kennis. Van ouwe lappen en lakens fatsoeneert u sleepjaponnen, vleugeltjes en kronen! Bij een schimmenspel be- hoeft er niet op mooie stoffen of kleu- ren gelet te worden. Daarom is het zoo'n goedkoope en gemakkelijke kinder- vreugdEn er behoeft ook niets uit het hoofd geleerd te worden: de kinderen moeten eenvoudig spelen wat de voorle- zer zegt! Natuurlijk kunnen de repetities ge- woon zonder laken worden gehouden. Alleen moet er wel de krijtstreep zijn op den grond; anders leeren de kleuters niet, dat zij daarop moeten bewegen. En als't lesje er goed in zit, span dan uw groote laken maar; draai het licht uit in de toeschouwerszaal, ontsteek de projectielamp en... 't spel kan begin nen! VERDUISTERING. Men herinnert zich wellicht nog, dat op 2 Oct. 1.1. de 48-jarige kooman J. H. uit Die men zich voor de Vierde Kamer der rechtbank te Amsterdam te verantwoorden heeft gehad, terzake van paging van moord. -Hij zou op 11 Mei 1.1., orgeveer middernacht, zekere Aaltje Maria S. van het Jaagpad langs de Weespertrekvaart, nabii het spoorwegviaduct over die vaart aar. den Omval opzettelijk en met voorbedachten rade in het water hebben geduwd, teniit.de de vrouw door verdrinking van het leven te berooven. Dit gebeurde edi tor niet, doordat het s'achtoffer zich aan een ducdalf vastgreep en door op haar hulpge- roep ioegeschoten personep uit het water water werd gehaald De offkier van justffie had verband ge- legd tusschen cezen opzet van verdachte en de omstandigheid, dat hij van de vrouw, die hij eenige jaren kende, op 10 Mei 1.1. ten ha- ren huizen een bankbiljet van 1000 zou hebben ontvangen teneinde daarmede op het bijkantoor van de Incassoban-k een door haar bestelde obligatie, groot 1000, te betalen. Dit geldt nu zou verd. zich hebben toege- eigend. De poging tot moord bewezen achtend, had de officier twaalf jaar gevangenisstraf geeischt; bij haar uitspraak verklaarde de rechtbank het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en sprak verd. vrij, met last tot zijn onmiddellijke invrijheidstelling Het O. M. teekende hooger beroep aan, doen achtte bovendien termen aanwezig om een af- zonderlijke vervolging tegen H. in te stellen, terzake van de boven gememoreerde geld- kwestie. Donderdagmiddag verscheen H. voor de Vierde Kamer der Amsterdamsehe rechtbank, verdacht van v.-rddisk-ring of oplichting van het aan mejuffouw S toebehoorend bankbil jet van 1000. Verd. ontkende dat de vrouw hem 1000 had ter hand gesteld. Ook zat hij destijds niet zooals vermoedt wordt in geldver- legenheid; hij had n.l. een sommetje achter een loodsje in zijn tuin verstopt. Er werden 15 getuig-en gehoord. Het O. M., mr. Reilingh, was van mee ning, dat ook met uitschakeling van het ge beurde aan den Omval het bewijs is te leveren dat verd. de 1000 verduisterd heeft. Spr. achtte het feit van zeer emstig-en aard en hij eisehte een japr vangenisstraf. Na raadkamer dee de president mede, dat de rechtbank terrr i aanwezig achtte om verd.'s onmiddellijke gevangenneming te ge- lasten. Dadelijk schoot een veldwachter toe, die verd. gevankelijk wegvoerde. Uitspraak 20 December a.s. te half twee POGING TOT DOODSLAG. Voor de arrondissements-rechtbank te Breda stend gister terecht een wever uit Til- burg, de in een cafe een bezoekers. onder be- dreiging dat hij ,er aan moest", een ernstige snede aan den hals toebracht. Wegens po ging tot doodslag werd 2 jaar gevangenis straf geeischt. OP WELKE WITZE MOETEN NA DE DROOGMAKING DE ZUIDERZEEGRONDEN WORDEN UITGEGEVEN. Over bovenstaand vraagstuk hield de beer dr. S. E. B. Bierema uit Usquert, lid der Tweede Kamer, een lezing in de Harmonie voor den Ring Alkmaar van de Broederschap der Notarissen in Nederland. De dancing van de Harmonie was flink be- zet met een belangstellend gehoor, dat vol aan daciht luisterde naar de reae van dr. Bierema. Dit is trouwens geen wonder, want het Zui- derzeevraagstuk is belangwekkend' en dr Bierema is een expert op landbouwgebied. De belangrijk van deze vergadering bleek ook wel uit de aanwezigheid van verschillende leidende figuren uit de Noord-Hollandschc Landbouwwereld, uit de vele advocaten van Alkmaar en omgeving, uit de leden van Ka mers van Koophandel, uit de Rijksconsulen- ten van land- en tuinbouw en veeteelt en vele anderen. Het was ruim twee uur, toen de voorzitter. de heer J. Tillema, de vergadering met een enkel woord opende. Spr. wees er op, dat in- tegenstelling met anders, deze vergadering openbaar was. Dit kwam om de belangrijk- heid van het onderwerp. „Het is meer dan tijd, dat de zaak wordt aangepakt", zei de heer Smeding en dat is waar. Een vraag stuk, zoo belangrijk voor onze nationale wel- vaart behoort te staan in het centrum der al- gemeene belangstelling. Daarom werd een vergadering belegd, vele uitnoodigingen rondgestuurd, zooals aan de burgemeesters der gemeenten langs de Zuiderzee in N.-H., verschillende inspecteurs en ontvangers in onze provincie, besturen van Kamers van Koophandel, idem van Hoogheemraad- schappen, dijkgraven, enz., enz. Spr. stelde het op hoogen prijs, dat er zoo- velen gehoor hadden gegeven^aan die uitnoo- diging. Hij1 riep dan ook alien een welkom toe, in't bijzonder den heer Bierema, die hier het woord zou voeren. De rede van dr. Bierema Nu het Zuiderzeewerk snel vordert en het volgend jaar missdiien reeds de Wieringer- meerpolder droog zal worden, aldus spr., nu is 'het tijd, om er ons thans mee bezig te hou- den met het oog op de uitgifte der droogge- legde landen. Het vraagstuk der drooglegglng is moei lijk, maar nog veel moeilijker is het, te komen tot de juiste uitgifte der gronden. Elke uit gifte zal haar verdedigers, maar ook haar vijanden hebben. Vroeger maakt men er rich niet zoo druk over. Toen waren landbouwkundige overwe- gingen niet de eerste punten, die onder de oogen werden gezien. Het gevolg was toen dikwijls, dat de eerste jaren veel mislukkin- gen waren. Dat mag nu niet gefoeuren. Het zou thans een groot debacle worden, ook al, omdat thans een zeer groote oppervlakte droogge- legd wordt. Daarom moet men trachten, dat t£ voorkomen. De Staat moet de eerste jaren de grond in handen houden. Het in-cultuur stellen zal niet zoo gemakkelijk gaan. Het zal vele jaren duren voor de nieuwe grond haar hoogste waarde zal hebben verkregen. Men moet dus rekening houden met buiten- gewoon groote moeilijkheden. De proefpolder te Andijk heeft men ingericht, om te zien en te bestudeeren, welke de beste methode zal zijn. Bij nieuwe poldergronden is het wensche- lijik, zoo weinig mogelijk met de grond te werken Dat heeft spr. bij1 ervaring ondervon- den bij de polders in Noord-Groningen. Het is dus verstandig, de eerste jaren de Zuider- zeegronden groen te maken, opdat de grond zelf tijd genoeg heeft, om bruikbaar te wor den voor den landbouw. Dat zal verschillen de jaren dhren, afhankelijk van de soort van bodem en afhankelijk o.m. van het zoutgehal- te. In die jaren moet de verkaveling ter hand worden genomen. Wegen en kanalen moeten worden gemaakt. De Staat moet ook daarom de gronden in de eerste jaren in de hand hou den. Ook de exploiiatie is gemakkeljjkpr als alles groen is. De vraag kan worden gesteld, of deze ex- ploitatie moet uitgaan van een der departe. menten. Spr moet dit ontkennen, omdat dan ook de polbiek een woordje meespreekt Spr. gelooft, dat men verstandig zal doen om bijv een N. V. in het leven te roepen. Dat is ook gebeurd met de heideontginningen te Drente. Een N. V. dus, met de aandeelen grootendeels aan den Staat en de rest bij de prov. Noord- Holland, bij Landbouwmaatschappijen e.d. Als een dergelijke organisatie in het leven worden geroepen, dan moeten den leiders de handen vrij worden gelaten. Zoo moeten in de eerste jaren de Zuiderzee- gronden worden geexoloiteerd. Het is bekend, dat men in den laatsten tijd dikwijls aandrang op industrialiseering van den landbouw. Ook Ford meent, dat er meer machines moeten worden gebruikt. Hiermee is spr. het niet eens. Zoowel in ons land als elders, biijkt dat de bedrij-ven voortdurend kleiner worden. Te groote versnippering is echter niet goed. Dat leert ons Rusland, waar te veel kleine bedrij- ven zijn. Versnipping, die niet samengaat met een hoogere opvoering der intensiviteit is nooit goed. Hier in Nederland gaan beide samen en hier is het klein-grondbedrijf een volkomen gegronde verschijnsel. De ervaring heeft geleerd, dat in het zee- kleigebied een bedrijfsgrootte van 40—60 H.A. voor bouwland als gewenscht kan wor den beschouwd en voor wetland van 2040 H.A. Een verkaveling van 20 H.A. is dus al heel gewenscht. Gaat de ontwikkeling dan naar het klein- bedrijf, dan worden daardoor geen belemms- ring in den weg gelegd. Het beste is, dat groot- en kleinbedrijf naast elkaar voor komen. Als op deze wijze in de toekomst de gron den verkaveld zullen zijn, dan is de tijd ge- komen om over te gaan tot de definitieve uit gifte der gronden. De uitgifte der gronden Hoe moeten de gronden uitgegeven wor den? Spr. geeft 4 voorbeelden aan: le. Staatsexploitatie; 2e. verkoop der gronden; 3e. erfpacht; 4e. een gewone, tijdelijke pacht. De S. D. A. P. zal op lo. aan drijven. Zij wil de gronden niet aan groot-eigenaars in handen geven. Albarda bijvoorbeeld dronger indertijd op aan en zeide dat de grond moest worden geexploi- teerd door den Staat. Dan werd de grond het beste beheerd. Men moet echter niet ver geten, dat de Staat zich weinig heeft bezig gehouden met exploitatie van gronden. Wel beschikt de Ned. Staat over groote domeinen, maar Ned. heeft die gronden steeds verpacht. Staatsbezit kan wel goed werken; zie maar naar de stad Groningen. Men komt daar echter meer en meer terug op de verpach- ting. Maar hoe vindt die exploitatie daar plaats? De stad heeft de exploitatie in han den gegeven van iemand, die hart voor en verstand van de zaak heeft Deze is dan ook geheel vrij in handelen. De stad zelf be- moeit zich er in 't geheel niet mee. Dit stel- sel mag men echter niet generaliseeren. Onder socialisatie verstaan we heel wat anders. Dan krijgen we een groote ambtena- rij en spr. vreest, dat dit fataal zal blijken, juist in het landbouwbedrijf. Nog een gevaar is er: Als de Staatsexploi tatie plaats vindt, moet de Staat ook de tuin bouw ter hand nemen. Dat lijkt spr. niet aan- trekkelijk. Spr. is niet tegen Staatsexploitati; bij boschbedrijven e.d. Maar een boschbezit behoeft niet zoo streng economisch te worden beheerd als de landbouw. En dan de toekom- stige gemeenten! Die zouden dan bestaan uit arbeiders en enkele bedrijfsleiders. Deze ge meenten zouden zich dus niet zelf kunnen bedrunen en hulp van den Staat noodig zul len hebben. De staat zal dus verstandig doen afstand te doen van Staatsexploitatie. Het is wenschelijk, de grond uit te geven aan anderen door verkoop. Er Ajn menschen geweest, die meenden, dat de Staat de gron den moest afstaan aan anderen op gemak kelijke afbetalingssystemen. Men is het niet eens, of de exploitatie in handen moet wor den gegeven aan paehters of cv^naar. In 1910 was 52 pet. der gronden in han den van eigenaars en in 1921 58 pet. Daaruit is een belangrijke wijziging te zien. De exploitatie is het beste in handen van eigenaars. Deze worden meer geprik keld dan paehters, omdat deze laatste meet onmiddellijke voordeelen wenschen. Een eige* naar kan zelf bepalen, hoe hij zijn grond wil exploileeren, een pachter niet altijd. Dit is wel niet heelemaal juist. De pacht maakt ook goede exploitatie van den grond mogelijk. Ook een pachter heeft drijfveereii om goed te exploiteeren. Spr. heeft niet den indruk, daA een pachter minder goed zijn grond verzorgd als een eigenaar. Beide ma- nieren kunnen best naast elkaar staan. Bij beide vormen hebben we de hoogste results? ten kunnen waarnemen. Wat de oroductie betreft kan de pacht ge lijk worden gesteld met den eigendom. De eigendom oefen een groote bekoring uit. Spr. meent dan ook, dat de gronden moeteo worden verkocht, als de grond daarna eigendom zal blijven, Maar daar is spreker lang niet zeker van. De boer moet den grond blijven behouden. Dan komen de kosten, die hij aan den grond besteed, aan hem terug. Daarom moet men het altijd-durend erf- recht aanvaarden. Verhuren aan derden moel echter worden buitengesloten. Op deze wijze zal men gronden verkrijgen voor altijd. Men moet de grond uifgeven op voorwaar- den, zooals men ze in Groningen kent, dut met een soort beklemrecht en als men dap den erfpachter in de gelegenheid brengt, ge- regeld een gedeelte van zijn schuld af te talen, dan krijgt deze de grootste prikkel om bet als een gehee! eigendom te verkrijgen. Als men bet bjeklerarecht gelijk at«K met OP AANVRAGE WORDT U GRATIS TOEGg. ZONDEN DE BROCHURE OVER GRANUUNE, HET MIDDEL VAN Dr. J H. VAN GRAFHORST. ARTS, TEGEN TUBERCULOSE EN KLIER. ZIEKTE. Middelburgschastr.Z)7. Schevonlngen,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1928 | | pagina 9