Mkmaafsctfi Cmrnt kki ii.i.i:to\. De Plaatsvervanger Weslfriese vertellingen No. 46 Hndird een en dertissie 1929 'aargang, Zaterdag '23 Februari Radio-hoekje Zondag 24 Februari. Hilversum, 1071 M. 9.30 V. A. R- A. Gra mofoonmuziek. Krontjongliedjes. 10.10 V. A. R. A. Lezing door Hr. Sierenberg de Boer: De eevaren van installaties voor autogene metaalbewerking. 10.30 V. P. R. O. Dienst in de Ned. Herv. Kerk te Naarden. Voorgan- ser- Ds H. H. Enklaar: Als een die dient (Luc 22 27). Koor en H. V. P. Schoonder- beek, orgel. 12—12.30 Schaakles. 12.30— o Concert. Het Omrcep-orkest. P. Pul, bariton 2—2.30 Bespreking van tooneel- werken door C. A. Schilp. 2.30 Aansluitmg van het Concertgebouw te Amsterdam. Or- kest onder leiding van Dr. W Mengelberg. 4.5.Populair concert. A. V. R. u.-lno. In de pauze wedstrijd-uitslagen. 5—6— V A. R. A. Kinderuurtje. o.7.30 Concert. Versterkt Cinema Royal-Orkest onder leiding van Hugo de Groot. 7.45 Pers- en sportber. 8.— „Lohengrin", rom. opera in 3 bedr van Rich Wagner. Met medewerking van Greta Manders, Chris de Vos, H. Bloemgarten, R. van He'voirt Pel e. a. 11.11-30 Gramo foonmuziek. Huizen, 336.3 M. (Na 6 uur 1852 M.) 8 30—9.30 K. R. O. Morgenwijding. Gewijde muziek. Mej. Seraphie, declamatie. 9.50 N. C. R. V. Dienst in het Gebouw Prediker te Leiden. Voorganger Ds. H. C. v. d. Brink: 'Jezus' kruisiging. 12.30—1.30 K. R. O. Con cert door het K. R. O.-Trio. 1.30-2— Spr. W v d Lugt: Verkeer en vooruihgang 2— 2 30 Spr. W. StenhoffMiguel de Cervante's leven en werk. 2.30—5— Concert m het R.K. Ver. Geb. „Unitas", Nijmegen. Mevr. A. BotlingkBaning, piano. Mevr. Jas pers—Vos, sopraan. Mevr. R. van Rand- wyck alt. C. Wygers, tenor. R. Haffmans, bariton. J. Bartels, bas. J. Besselink, tenor. G Harmsen, bariton. Concert- en opera- programma. 5.50 N. C- R V. Dienst in de Ned. Herv. Kerk te Oosterend. Voorganger Ds. H. Guittart. 7.30—8.10 K. R. O. Spr.: Prof. Dr. Alph. Mulders v. Hoeven: Onze verlossing. 1. Gods Liefdeplan tEph. 1, 4 en 6 8.10 Concert. Amsterdamsche Orkestver onder leiding van F. van Diepenbeek. Solo- kwartet uit Eindhoven onder leiding van H. Notermans. 9.30 Nieuwsberichten. 1045 Epiloog door het Klein-Koor onder leiding van Jos. H. Pickkers. Daventry, 1562 M. 3.50 Concert door het radio-orkest. P. Honing, bariton. 5 20 Cello- concert door Gaspar Cassado. 5.50 Vertel- ling uit het Oude Testament. 6.05—6.35 Bach's kerkcantate no. 113. L. Cooper, so praan. E Celeman. alt. J. Armstrong, tenor. H Wil'iams, bariton. C. Christopher, Cen- itinue. Koor. 8.20—9.05 Kerkdienst. 9.05 Liefdadigheidsoproep. 9.10 Nieuwsberichten 9.25 Emilie Colombo's orkest. O. Kavann en P. Kahn, soli en duetten. 10.50 Epiloog Parijs „Radio-Paris", 1750 M. 12.20 Mor genwijding. Causerie en muziek met zang. I.05—2.10 Orkestconcert. 3.504.50 Gra- mofoonmuziek. 7.05—7.50 Gramofoonmu ziek. 8.35—11.10 Concert. Orkest. Mile. Gregeryy en Mile. Duvernay, zang. Langenberg, 462 M. 8.259.20 Morgen wijding. 11.2012.20 Herd, feest v d „Volksbund Deutsche Kriegsgraberfursor- ge". 12.201.50 Kamermuziek. W. Strienz, bas. 4.20—5.50 Concert. Koor v. d. Luther- kirche. 7.20 „Das Rheingold", Ric. Wagner. Daama tot 11.20 Dansmuziek. Zeesen, J649 M. 11.20—3.50 Lezingen. 3.50 Orge'concert. 3.20—6.40 Lezingen. 6.50 Operauitzending. Hamburg, 395 M. 10.20 Feestelijke ope ning van de Reichs-Unfallvorhiitungs Woche. 3.20 „Reauien" van Mozart. 5 20 Orkestconcert. 7.20 Hoorspel „Glaube und Heimat". 10.Orkestconcert Brussel, 511.9 M. 5.20 Dansmuziek. 6.50 Trioconcert. 8.35 Orkestconcert. Maandag 25 Februari. Hilversum, 1071 M. 10.10.15 Morgen wijding. 10.30—10.45 Gramofoonmuziek. 10.4511.45 Concert door het Kling-Trio. II.45—12.Gramofoonmuziek 12 15 2.Concert door het A. V. R. O.-Trio. 2. 2.30 Gramofoonmuziek. 2.304.30 Aanslui- ting van het Rembrandt-Theater te Amster dam Filmmuziek onder leiding van D. Har- togs. 4.4.30 Gramofoonmuziek. 5.6. Kinderuurtje. 6—7.15 Concert door het A. V R. O.-Trio 7.15—7.45 Enge'sche les. 8. „Wonder boven wonder", revue van Bouw- meester in de Tivoli-Schouwburg te Rotter dam. Met medewerking van Buziau. Nieu- wenhuizen en andere. Orkest onder leiding v. A. Blokland In de pauze persberichten. Daarna gramofoonmuziek. Door RICHARD MARSH. Vrij naar het Engelsch door C. M. G. de W. „Mijn hemeM Wat is er met mijn kleeren gebeurd, met mijn tascn en al mijn bezittin- gen? Ja, veel waard waren ze niet, maar het was toch beter dan in het geheel niets. Ik herinner mij duidelijk dat ik de kleeren, die ik uitdeed, op een sioel heb neergelegd, die toch ergens staan moet. Nu, als er niets meer van de kamer over is, vaarwel dan stoel en k'eeren en de heele rommel! Als ik dien ar- men Talbot maar vinden kon en zien dat hij nog leeft! Opnieuw begon hij te roepen. „Talbot! Talbot! Waarom ter wereld wil je niet ant woorden? Moet ik dan gi'len totdat ik geen geluid meer kan geven?" Wederom greep hij de knop van de deur en begon er uit alle „Dat ding Huizen, 336.3 M. (Ha 6 uur 1852 M.) (Uitsluitend N. C. R. V.) 11.11.30 Korte Ziekendienst. 12.30—1.30 Orgelconcert door Jan Zwart. 2—2.30 Schooluitzending. Prac- tische Gezondheidsleer door Drs. Schilp. 4—5— Ziekenuurtje onder leiding van Ds. A. J. Wormgoor. Zang en orgelspel. 6— 6 30 Gramofoonmuziek. Zang van kanarie- vogels. 6.30—7— Literaire causerie door J. H. de Groot. 7—7.30 Stenografieles. 7.30 Concert. Arnhemsch dubbelmannenkwartet onder leiding van A. Kattelary. Chr. Radio- orkest onder leiding van J. Pouwels. Spr.: Ds. Hey da: De Toovenaar van Pethor en de waarzegster van Endor. Daarna persberich ten. Daventry, 1562 M. 10.35 Kerkdienst. 11.05 Lezing. 11.20 Gramofoonmuziek. 12.20 Bal- ladenconcert, sopraan en bariton. 12.50 Dansmuziek. 1.20—2.20 Orgelconcert. 2.20 Vcor de scho'en. 2.40 Muziek. 2.50 Hist, causerie. 3.15 Muziek. 3.25 Mythologie. 3.40 Muziek. 3.50 Balladenconcert, alt, tenor en vicol. 4.35 Orkestconcert. 5.35 Kinderuur tje. 6.20 Lezing. 6.35 Nieuwsberichten 6.50 Voor padvinders. 7.05 Pianomuziek van Beethoven. 7.20 Lit. critiek. 7.35 Muziek. 7.45 Italiaansche les. 8.05 De militaire ka- pel en T. Kinniburgh, bas. B. Sheaff en A. Cammeyer, banjo. 9.20 Nieuwsberichten. 9.35 Crimineele causerie. 9.50 Nieuwsberich ten. 9.55 Kamermuziek. A. M. Wall, viool. C Fuchs, cello. E. L. Bainton. piano. 11.05 Een verrassing. 11.20—12.20 Dansmuziek. Parijs „Radio-Paris", 1750 M. 12.50— 2.10 Orkestconcert 4.05—5.05 Concert. Sym- phoniemuziek, zang en dans. 7.05—7.50 Gra mofoonmuziek. 8.35 ..Barberine", radiotoo- neel, Musset. Het Dresdener Kwartet en Mile. Guionie, zangeres. Langenberg ,462 M. 9.3510.30 Gramo foonmuziek. 11.30 Gramofoonmuziek. 12.25 1.50 Operetteconcert. 5.055.50 Solisten- concert. 7.20 Cellegium musicum. Mozart- concert. F. Bauer, sopraan. Orkest. Daarna tot 11.20 Dansmuziek. Zeesen, 1649 M. 11.20—3.50 Lezingen. 3 so— 4.50 Orkestconcert. 4.50—7.20 Lezin gen. 7.20 ..Rundfunkkomodie". Hoorspel van M. F. Mendelssohn. 8.20 Orkestconcert. Daarna tot 11.50 Dansmuziek. Hamburg, 395 M. 10.20—11.20 Grama- phoonp'aten. 4.20 Koorconcert. 5.20 Vroolijk allerlei. 7.20 Afrika-avond. Brussel, 511.9 M. 5.20 Dansmuziek. 6.50 Trioconcert. 7.20 Gramaphoonplaten. 8.35 Orkestconcert. sluit, Zaterdag 2 Maart begint dus weer een nieuwe serie. TJw oplossing van puzzle no. 6 was goed. J. B. te A. De oplossing van no. 5 door u aangegeven was niet goed. Bedoeld was een geheel getal. Op uw ma- nier kan men nog vcel verder gaan, en des noods de breuk laten repeteeren, zoodat we dan zelfs het getal 889 zouden knjgen! Wat uw oplossing van no. 7 betreft, deze is foutief. Bii eenig onderzoek zal het u ook wel blijken. Zooals u het aangeeft, krijgt men geen 3 vierkanten, maar 3 rechthoeken. Een volgende keer meer succes! OIIOHOHOIICDIIOHOUCaiiOHOU Eertswoude. PtiK/Jen. De oplossing van nuzzle no. 6 is als volgt: Gevraagd was, vier rechte lijnen van gelij ke lengte en vier rechte lijnen, die slechts hal" zoo lang zijn, zoo te trekken, dat er drie even groote vierkanten ontstaan. We ontvingen zeer veel goede oplossingen, echter daarnaast ook enkele, die foutief wa ren. Een paar van de oplossers hebben zich blijkbaar hun schooltijd herinnerd, hun op lossing geleek althans zeer veel op een meet- kundige! Bij het lezen daarvan verwachtten we min- stens een min of meer meetkundig bewijs, dal de gevraagde vierkanten even groot zijn! Zoover heeft niemand het (gelukkig) ge- bracht. Thans volgt nummer 7. PUZZLE No. 7. Gevraagd, bovenstaande figuur door mid- del van vier lijnen, die elkaar niet mogen snijden,,in vier even groote en gelijkvormige stukken te verdeelen. Oplossingen te zenden aan den Puzzle- redacteur der Alkm. Crt. We zijn benieuwd, hoeveel oplossingen we krijgen van puzz'e No. 7. Voor de wiskunde-liefhebbers is de oplossing bijzonder aardig! Correspcndentie. L. G. te H. Sedert Januari geven we elken Zaterdag een puzzle in onze courant, terwijl eens per maand een prijs uitgeloofd wordt voor de meeste goede oplossingen. Zijn er een aantal mededingers, die eenzelfde ge tal oplossingen per maand hebben, dan be- slist het lot. Om een prijs te winnen, moet U dus gere- geld oplossingen inzenden. Puzzle No. 7 is voor de Februari-prijs, e Vrijdag 1 Maart door Dr. T. P. Merkrid van IX. De: „Teutjes-Zoeker". Sehokschuivend sloft daar ginds [„de Zoeker" heen In't havelooze kleed, In 't schemerdonker. Stramen oud, Met grijzen kop, verweerd en koud, Die nimmer lacht of weent Met rimpels van doorworsteld leed. Z'n starend cog, waaruit de glans ver- jloren, Zoekt naar 'n Thuis, waar men hem [Welkom heet. 1. Longontsteking „He moeder. toe nou, steek de lamp nou an; toe nou", dransde de Bloedtoet. „Nei hoor, nag efkus wachte; strakkies, as de Teutjes-Zoeker voorbai gaan is". Dat was zoo veul as de klok in ft durp; asze je in't skemerdonker niet meer op de huisklok zien kon, hoe laat 't was. En deer ging ie weraggies weer voorbai, net as altoid, jekker an mit pieloose broek, op hullefte, de ouwe krol op de ouwe kop, vooroverbogen, poip in de mond, die ie deur gebrek an tande mit z'n lippe vasthield en 'n opgerolde ouvve zak c nder de linkerarm, altoid mit z n hande in de diezakke, altoid allien; keek niet links of rechts maar loerde mit z'n verstiende ouge langs de streitstiene nei peukies segaare; „teutjes" wiere ze noemd. De meiste vond ie op de plointjes van de vier herberge en in de deurrai- stalle, vooral van de „Rooie Leeuw" an de Zeidoik, as't keismarkt weest was in Memelik, deer neergooid deur de boere, die der staid hadde en efkus opstoken op de lange terugrois nei de polders van Waard en Groet, Klorren en aare durpe. En ok voor't anplakbord bai de kerk la'gge der 'n houp, en achter 't brand- spuithuissie op't Krorn tusken Zuidend en Noordend! Dat gaf toch ommers niks niemendal, asze ze in de nattigheid legen haddee; ze wiere ommers wel droug in de diezak of aars op z'n knai- nehokke in't zontje in de zeumer of op z'n potkacheltje in winterse dage. De terugrois gong gewoonlik langs't, kerke- pad, *t Groene Paadje over, langs de Mienakker nei huis, maar aszie den thuis kwam was z'n zak niet meer op- rold, maar hong over z'n reg en den zatte der dinge in, die der niet in wasze, toe ie van huis gong. Want de Teutjes- Zoeker had ok 'n groot skarp mes in 'n leeren koker an de zaikant van z'n broek zitte, die zoo hard as 'n spaiker was en alle kleure had, want aszie z'n tondel- doos niet gebruike kon bai regen of wind en hai most z'n poip opsteke, den haaldie 'n losso Zweedsche lucifer uit z'n diezak en streek'm an an z'n broek, wat nooit miste. Mit dat mes sneed ie 'n knol; ok wel biete of wortels, maar deervoor had ie z'n skerpe mes niet iens noodig. Van elke boer wistie, hoeveul koeie of ie had, persies, mit de hokkelinge en twinters deerbai, hoeveul oonskeipe en overhouwers en van elk stik land ok persies de aigenaar of huurder te noe- me. Maar nou motte je niet denke, dat de Teutjes-Zoeker 'n lanterfanter of 'n dangelaar was, want as 'n aar nei bed gong, den vonge zoin aigenleke bezighe- den pas an. Was ie niet de skildwacht van de heele eendebuurt in 't Indiane- durp van 't Blootebieneland? Over menschen enover bonsings? Wie most de'- aars voor zurge, as hai zuks niet deed, dat de ofsloufde jonge manne roepen wiere, om drie uur in de ochgend, die in zeumersche toid seivens om 9 uur pas thuis kommen wasze uit de polders van Waard en Groet, weer ze werkte; die, nooit uitrust, weer opnuuw hard werke moste, louf nag van zoo'n end loupe? Was dat ok niet te veul vergd van heulie stikkebuultje, om de honger te stille van 'n heele dag? En nei hfloup deervan vong de tweidc tocht an van de Teutjes-Zoekei-, bai t eerste ochgendgiore, ok mit zoin stikke buultje, de leege opr die zak under do linkerarm de ouwe man, die nooit lachte, nei de bakker om 'n oud skootje, nei de kruienier die De Teutjes-Zoeker sprak altoid over z'n: ,,boereplaas". Noumit ien en aar zou de Bloedtoet gouw en grondig en on- verwachs kinnis make. Nag nooit had ie de stem lioorct van de Zoeker, as al lien op die nachteleke tocht, toe ie mit twei jonge haze in z'n blouwe kiel maar je weete nag ommers we!, van die doodskrik: Hallo, wat mot dat deer, met die pols?" En dat de Bloedtoet zoo bang was, dat Belloo zou blaifen De week voor Pinkster, toe Sire bai Maar- tje te waskip kwam. En nou was 't groote vekansie van twei weke; en den mocht je doen, wat je wouwenetuurlik geen kattekwaad en voor donker binne, v6ov dat de Tien- toon-Elfrib verskeen. 't, Was lekker warm weest, 'n mooie dag en op de Mienakker kon je-den de zon zoo mooi bloedrood zien ondergaan, in 't Westen, achter de doik van de Ringsloot, weer Winkel loit. En de Bloedtoet had die eivend z'n hengel meenomen, mit't netje voor de visch en ouwe hulft mit wurme; had n foin Paadje, dag te Hij trad een heel klein eindje naar voren, met zijn rechter schouder vooruit en viel tegen de deur aan met al de kracht waarover hij kon beschikken. En tegen zijn verwachting ge'ukten zijn pogingen. Niet alleen week de deur, maar iets dat er boven aan had gezeten kwam ook mee; het bleek, dat de deur tot steun had gediend vcor den muur in de on- middellijke nabij-heid. Steenen, kalk en allerlei puin overstelpten hem. Hij ging zoo snel mogelijk achteruit en schudde zichzelf ai!s een hond. „Dat is een mooie boelik heb mijn ver- diende loon. Als ik nog wat verder gecaan was zou ik alles, wat er nog over is. misschien hebben doen instorten. Maar de deur is nu ten minste weg." De kaars brandde nog met een flikkerend vlammetje. Hij kon precies nog zien, dat er een groot gat was, waar eens de deur ge- weest was. Er viel nog steeds meer puin naar beneden; het was niet omrogelijk, dat er nog meer omlaag zou storten. Vlak bij de opening staande, begon hij opnieuw den naam te roe pen "an dm man dien hij zocht. „Zeg eens, jij ezel van een Talbot, als di( ie nu nog niet wakker gemaakt heeft, dan be- Hoor n plekkie uitzocht op 't Groene vlak bai 't breggie, weer ie n vore 'n houp beerze zien had. „Skai uit, io, de vissche sleipe temet ai!" Gossiemaine, wat verskoot de Bloed toet deervan. Vlak achter hem stond de Teutjes-Zoeker! Weer kwam die nou vandaan? Hai had hem niet hoord of zien, want't was allemaal gras op t groene paadje. „Bin jai dat, Bloedtoet?" „Ok geneivend, Zoeker". Hai dorst gien Teutjes-Zoeker te zeg- gen: aszie ders kwaad wier! Trouwes hij wist ok niet hoe ie liiette, van z'n fam en z'n voornaam ok niet. De Zoeker stong te haige, laide z'n zak in 't gras en gong er bai zitte. „.Je loike er wel louf van te weze; en je zweitte er van; je hewwe gras haald voor je knaine?" „Ja, vanzellis". En hai bleef maar nei lueht happe; bai elke hap gouge z'n dunne lippe nei binne. En z'n wange leeke wel op ouwe goudrenette, in t voorjaar, zoo'n houp rimpels zatte der in. Voor't eerst zag de Bloedtoet, dat ie aizeren ringetjes in z'n oore droeg en dat er uit z'n krol 'n stik van 'n poip stak, mit 'n vies lappie derom, op 't end; t leek wel zwart geren. En wat 'n lucht van bonsings had ie bai hem! Nei, 't was den toch wel 'n heele ouwe man „Wat bin je vroeg veneivend, Zoeker?" ,,'k Hew de koors, glouf 'k, Bloedtoet en deerom bin ik der maar uitloupen, van de benouwdighoid; en poin in m'n zai, en nou kroig ik kouwe rillings ok nag; bin niet erg goed en nag nooit ziek weest". „As je de koors hewwe is't toch niet goed om seivens an de slootkant te zit te; m'n moeder zoit 't". Z'n lippe trilde; z'n mond ging als maar od en neer. „Je moste nei huis gaan. Zoeker; 'k denk ok, dat je ziek binne". Maar de Zoeker wou niet nei huis. „Deer sterve de meiste riensche", zai die, en maakte anstalte om te rouken, want hai greep nei z'n poip onder z'n krol, haalde 'n lange spaiker uit z'n die zak en begon nou hem langzaam uit te rooie en te stoppe uit 'n grootblikken tabaksdoos, die ie in z'n jekker opdiept had; mit 'n vuurstien en de ronde kant van zoo'n magneet sloeg ie der vonke mee uit in z'n tondeldoSssie. Nei maar zeg, wat kon de Zoeker dat foin. En rouke, nou, dat kon ie. „De poip smaakt me v'neivend niks, Bloedtoet; kom-an, den maar". En toe ie mit moeite opsting en nei z'n zak greep, zag de Bloedtoet, dat er wat spartelde in die zak, dat er bewe- ging en leven in was. Nou, dat kon toch niet allien deur 't gras kome? Meskien wel feendepulle Maar 't was net of ie drcnken wa; zoo stuntelig. En bai't breggie bleef ie staan; hield 'm vast an 't aizeren hek- kie De hut mit wurme wier ienbons in 't netje stopt en mit de hengel in de hand der op 6f, want, docht de Bloedtoet, as- sie op de smalle Mienakker deres in de sloSt plofte, den kon ie hem er uit hale, a.1 most ie ook zwumme. ,Zeg, Zoeker, je laike wel dronken, zoflas je slingere" macht aan te rukken „Dat ding za" open gaan, al moest ik hem ins'aan. Het plafond o-rijo ik niet hoe je ooit ruit ontwaken is zeker ingestort, daar zit de deur in vast. I je mij? Spreek dan tochr Het ellendige is, dat ik niets heb om als stonnram te gebruiken, ik zal er met mitn louder tugea aice-ten drukkea"# Maar rreen antwoord hoegenaamd. „Dus daar dient onderzoek naar gedaan te gemakkelijk zal het het niet zijn voor iemand op bloote voeten." Hij nam de kaars heel voorzichtig op en begon over het puin te strompelen, daar waar de deur geweest was. Neen, gemakkelijk loo- pen was het niet, over kalk en ander puin Meer dan eens sneed en schramde hij zich voordat hij aan den anderen kant was. Zoo- dra hij in de aangrenzende kamer was, keek hij om zich heen. Het tochtte vreeselijk, het was een heele toer de kaars niet te laten uit- gaan. Het was weliswaar een flauw lichtje. maar toch aanschouwde hij een tooneel van verwoesting, zoo mogelijk nog vreeselijker dan in de kamer die hij verlaten had. „Waar ter wereld is het bed? En waar is Talbot?" Van een bed was niets te besperen. De heele kamer was verdwenen, met uitzond ring van een smal randje van den vloer, langs den wand waar hij stond. Niet alleen was de kamer verdwenen, maar het plafond en ook de kamer daar boven eveneens; die ka mer scheen naar beneden gestort te zijn in de diepe kloof beneden. Het dak van het gebouw was zelfs verdwenen; de vroege och tend wind bhes naar binnen. Zoover hij het beoordeelen kon was het gedeelte van het gebouw aan den anderen kant ook geheel verdwenen, de eene kamer voor en de andere na, de geheele corn- doir langs. Hij kreeg een gewaarwording, die hij tot nu toe nooit ondervonden had, ceil ge Maar de doodzieke ouwe man w a niet, dronken! „Zestig jaar lejen was ie dronken weest, in Winkel, bai de loting en van of die toid had ie nooit meer u droppel bier of starke drank over z'n lippe had en nooit meer in 'n herberg weest; 't was zweer vergift", zaide de Zoeker. Den waszie nouvx 79, want asze je lootte wasze je 19. Nou. nou. zoo'n ouwe man had ie nag nooit van dichtbai zien, en den mit die zak op z'n rcg aszie niet op 'n urtMaar de Tientoon- Eifrib had ie ommers nag nooit zelf zien, allien maar van afire hoord. Zeg Zoeker, asze je op m'n skouwer steune wille, den wil 'k wel mit je mee loupe, den gane we samen nei huis". 't Was nag 'n heel end, de Mienakker of, voetje voor voetje. Ien keer stroffelde de Zoeker, toe we dicht bai huis wasze; deur de skok viel z'n poippie uit z'n mond, tusken z'n opien knepen lippe vandaan, op de stiene, an garlemente. Op dat otigenblik wier der 'n hortje op zai skoven en toe zag de Bloedtoet, dat 'n vrouw mit 'n hul op, dut zien had: dat ie stroffelde en dat ie zoin poip op de stiene vallen leiten had! Achter 'n houge groene beg, tusken vlierboume, lag verskGlen de boerehut; „z'n boereplaas"; 'n beetje de hougte in; n streitje van stikkende rooie tegels liep skuin nei boven; 'n raampie mit. 'u kapot- groezelig gordointje deervoor, vroeger misskien wit weest: twei zonne- bloeme. Deur de buitendeur kwam je in 'n portaaltje; de vloer: Moeder aarde; in n hoek 'n groot vat mit 'n nappie der bai; deer naast lagge inollevalle en klemme voor bonsens. Nou gane we de selon binne: vloerkleid, ok Moeder aar de; ien stoel, ien tafel; 'n leege flesch mit 'n vetkeers derin; in 'n hoek 'n bed- stee mit oude zakke en dekens vol visitekaartjes van de tamme aakster, die op de Bloedtoet mit veul geskreeuw ofvloog en hem in z'n biene baite wou. Zuchtend en steunend was de Zoeker ankomen, kermend van de poin Het ie zich in z'n bedstee valle Zeg, mond vol praas, weeram zeg jai nou niks teugen de Zoeker? Zeg, bientjes van de Bloedtooet, w eer- om loupe je nou zoo hard in 't skemer donker? Toe ie, 'n heel end uitwaardan, onder Opmeer, an 't weunhuis van de dokter, naast de Roomsche kerk, skelle wou, kwam die net opperdan, in z'n tilburrie, van de aare kant. „Wat doene jij hier zoo leit, Bloedtoet; wat is er, dat je zoo achter je asem bin ne? En wie is er den zoo ziek worren? Op deuze vraag kon de Bloedtoet niet antwoorde; hai wist allien, dat ie 'u hee le ouwe arme man was, die de skooi- loupers de 3'eutjeszoeker noemde en dat ie 79 jaar was, in 'n boerehut weunde* achter vlierboume in t, begin van "t durp en dat ie veul poin had en bloed spogen had in 't kwispedoor en dat t deer erg was en alles stonk nei bonsings en „hai is ok katteliek". Toe wist de dok ter 't wel, want die was ok katteiiek en vertelde toe in de kar, dat er maar drie wasze in 't Blootebieneland, de vrouw van de Rikketik van't Zwaide Pad, die in 'n skuit weunde. Piet, Grooteboer en den deuze man, maar de dokter- had'm nag nooit zien, want hai was nag nooit ziek weest en hai kwam nooit in de kerk. As de Bloedtoet nou maar efkies bai t peerd bleef, den zou de dokter 'm strakkies rei buis raie, omdat 't zoo donker en laat was; want onderweg had ie zoid der erg over in te zitten, dat ie niet voor donker thuis weest was en datte ze wel erg ongerust weze zouwe. „Wat skeSlt de Zceker nou?" vroeg de Bloedtoet, toe de dokter uit de boerehut stapte, nei buiten, „en is't erg?" Koud vat,; an de lonae. Nou, dat was puur erg voor zoo'n ouwe man, om deer deur heen te kome. En de dokter brocht de Bloedtoet thuis, weer ze erg ongerust weest wasze, weer of de Bloedtoet zat, en ie kreeg 'n pak op z'n falie van de Magere Sliet van bloidskip. die mit de Witbig derop uitstuurd was, die't Groe ne Paadje en t Noorderpaadje ofzocht hadde en niks aar vonde hadde as 'n houpie tebak en asch op't plekkie, weer de Teutjeszoeker zeten had en weer ie z'n poip uitrooid had! tastrophe was zoo onverwacht, zoo vreeselijl- zoo volkomen. Was het heele hotel weg; was zijn kamer het eenige wat er van overgeble ven was? En de menschen, de loge's, waar waren die gebleven? Den vorigen avoria was het hotel vol; hij had de laatst overgebleven kamer gekregen. Waren de bewoners en de gasten van het hotel, mannen, vrouwen en kinderen, genotzoekers, reizigers, die er voor hun gezondheid logeerden, waren die alle maal verdwenen, vernietigd misschien? Al die personen! Hij herinnerde zich nog een paar aardige meisjes, die aan een tafeltje zaten dicht bij het zijne. Ze zaten bij een dame met grijs haar, die hij voor de moeder van het tweetal had aangezien en ze hadden den hee len tijd door zitten lachen en praten. Hij hac veel verstaan van wat ze zeiden, maar dat was zijn schuld niet. Ze spraken over den heerlijken tijd, dien ze gehad hadden en de nog heerlijker dagen, die haar nog wachtten Ze hadden kamers in denzelfden corridor als hij; hij had ze naar binnen zien gaan. Was die kamer ook weg? En de twee jonge meisjes en haar moeder ook? Hij deed de oogen dicht om de tranen te bedwingen, die deze voorstel ling plotseling had doen opwellen. Hij had wel tegen den muur willen gaan staan en uit huilen. Hij was geworden als een kind, dat bang is in't donker; hij was geen man meer Maar daar moest hij zich overhecn zettcn foxdenj ik zal er eens oq afgaaa. Qlsciiooa, voel^ dat iieej ysei liad yaa yre^i du sa* tiil tn ait zaw, \k-. was mannenwerk te doen. Hij moest niet lan- ger dralen. Talbot was er niet meer. Als hij in bed had liggen slapen toen de sclirok kwam, dan was er menschelijkenvijze gespro- ken een eincl aan zijn leven gekomen. Die dwaze Talbot, erger dan dwaas! Met zijn malle voorstellen, zijn aansporing tot mis- daden, zijn duivelachtige verzoeking Het eenige solide feit, dat overbleef, was dat hij leefde en dat hij kleeren noodig had. Op deu smal'.en rand, waar hij stond, waren kleeren genoeg, een open kast vol. Ze waren van Tal bot, maai wat deed dat er toe? Alles wat aan Talbct toebehoorde was van hem; de man had dat eenige uren geleden zelf zoo gewild Het zou dwaas zijn daar compiimenten over te maken. Voor de securiteit zette hij de kaars op den grond en begon zich zoo snel mogelijk aan te kleeden in de kleeren van Talbot; hij nam het eerste het bests kleedingstuk dat hem in handen kwam, of de kleeren hem pasten ja of neen. Maar dat ging best: 't was alsof ze voor nem gemaakt waren. Dat had liij voor uit geweten, daar had hij goede redenen voor.' Zelfs de laarzen zaten hem best. Toen hij ge heel gekh-ed was, keerde hij terug naar het- geen zijn kamer geweest was, verzamelde het geld, de juweelen, alles wat op het tafeltje lag en stak het in zijn zakaken. Daarna stond hij een -oogenblik stil om te overdenken waf hij nu w,eer gm doep. OIIOIIOHO IIC3 IIOIIOIIOIIOIIOII ooo ,,L/US U<daV aienr OnuclZUvJv llddl il4J l»xUf/JQ

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1929 | | pagina 5