DAGBLAD
ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Honderd eer. en dertigste Jaargang
Hit het Paplemenl
P®geli|ksch ©sres*zl©lit.
Met getseim milftair verdrag.
Eet militaSr verdrag.
No. 19
Dit nununer besfaaf uit 2 bladen.
1229
ELKEN AVOND, behaJve Zon- en Feestdagen, uiigegeven.
Deze Conrant wordt
Abonnementsprijs bij vooruitbctaling per 3 maanden voor Alkmaar /2.-
liei geheele Rijk 2.50.
Afzonderlijke en bewijsnnmmers 5 cents.
franco door
PRIJS DER GEWONE ADVERTENTIEN
Per regel 0.25, bij groote contracten rabat. Groote letters naar plantsrulmte.
Erieven franco aan de N. V. Book- en Handelsdrukkerij v/b. HERMs. COSTER
ZOON, Voordam C 9.
Direcfeur: C. KRAK.
Telef.nr. Administrate 3.
Telefoonnr. Redacfie 33.
Fostgiro 37060.
Booldredacteur; Tj. N. ADEMA.
25 FEBKI AKI
Den Haag, 26 Febr. 1929.
Het menu der Tweede Kamer voor heden-
ciiddag bestond uit anderhalve interpellate
die van den heer Hiemstra (S.D.A.P.) was
nog niet geheel aigehandeld en de agenda
vermeldde daarna .en interpellate van den
heer L. de Visser (Comm.).
Men zal zich herinneren, dat de heer
Hiemstra zijn interpellatie had besloten met
een motie, waarbij aan den minister van De-
fensie werd verzocht alvorens mede te gaan
met het advies van een commissie van des-
kundigen om de marinewerf te Hellevoets.uio
op te heffen, alsnog een onderzoek in te stel-
len naar de mogelijkheid van behoud zoowei
van de werf te Willemsoord als van die .e
Hellevoet.
Minister Lambooy had reeds Vrijdag 1.1.
verklaard, dat hij geen onderzoek meer noo-
dig had, hij wist er alles van en was ovcr-
tuigd, dat de werf te Hellevoet moest wor
den opgeheven. Er was geen voldoende werk
voor, uit een strategisch oogpunt was het
behoud van de werf ongewenscht en, wat de
deur dicht deed, de opheffing zou een bezui-
niging van meer dan vier ton beteekenen
Daarom achtte hij het zoo dwaas, dat van
sociaal-democratische zijde juist op behoud
van de instelling werd aangedrongen.
Heden heeft hij dit nader aangedikt. Ie-
genover de militaire specialiteiten hield hi]
vol, dat de werf werkelijk niet aan meer werk
is te he!pen, dat er lijntrekkerij wordt ge-
pleegd uit angst, dat er anders personeel we-
rrens werkgebrek zal worden ontslagen. le-
genover de sociaal-democraten herinnerde de
minister aan het rapport van wijlen hun par-
tijgenoot Hugenholtz, die ook tot opheffing
had geadviseerd, hun die medelijden hadden
met het tot werkeloosheid gedoemde perso
neel beloofde hij, dat hij voor een positie van
het ontslagen personeel zou zorgen, doch dat
alles heeft hem niet mogen baten: de Kamer
heeft met 37 tegen 29 stemmen de motie-
Hiemstra aangenomen, en dus den minister
om een nieuw onderzoek verzocht omtrent de
instandhouding van de Hellevoetsche werf
verzocht. De minister is met een verstoord
gelaat heengegaan. Prettig was de houding
dan ook niet voor hem en het wil ons niet
onwaarschijnlijk lijken, dat hij dit besluit
kalmweg naast zich neerlegt, doch de werf
te Hellevoetsluis in stand houdt zoolang zijn
ministerscliap duurt.
De tweede interpellatie, van den heer L
de Visser, betrof de-toepassing van de Vreem-
delingenwT van 1849. Men weet, dat de
autoriteiten zich niet bijzonder storen aan de
formaliteiten, welke die wet voorschrijft om
trent de toelating van vreemdelingen. de heer
De Visser was evenwel yan oordeel^ dat er
met twee maten werd gemeten. De weiwillen-
de maat was toegepast tegenover den Duit-
scher Kurt Vogel, die onder vaischen naam
naar hier was gevlucht toen hij verdacht
werd van den moord op Rosa Luxemburg en
Karl Liebknecht in 1919. Onwelwillend zou
evenwel de regeering optreden tegenover lie-
den welke zij van revolutionnaire neigingen
verdacht.
Minister Donner heeft aangetoond dat de
behandeling van Kurt Vogel volkomen in den
haak is geweest. Hij is eerst geinterneerd.
T:en daarna het verzoek tot uitlevering
kwam, is hij in voorlocpige hechtenis gezet.
De rechtbank van Haarlem, die in dezen
competent was, heeft tot niet-uitlevering ge
adviseerd omdat de uitlevering was gevraagd
wegens moord, terwijl Vogel bij i.'.stele we-
gens begunstiging was veroordeeld. Dat
Hopte niet met elkaar en dus mocht er geen
uitlevering plaats vinden. De regeering had
dit advies opgevolgd en de betrokkene was
tiians hier te lande werkzaam onder een
schuilnaam, welke de minister niet zou ver-
klapnen (wat de heer De Visser had ge
vraagd), omdat geen enkcl openbaar belang
daarbij was betrokken.
Wat nu de houding tegenover revolutio-
naire elementen betrefi, zetle de minister uit-
een, dat de uitvoerende macht reeds lang niet
meer vasthoudt aan de veie formalteiten der
Vreemdelingenwet van 1849, maar bij haar
beslissing omtrent toelatir.g of uitzetting zich
alieen laat leiden door de eischen der open-
bare orde en dat daarbij de grootst mogelij-
ke billijkheid werd betracht. De lieer De Vis
ser had een aantal voorbeelden van zijns in-
ziens cnrechtmafig optreden der autoriteiten
opgesomd, doch minister Donner heeft voor
de meeste een aannemelijke toelichting kun-
nen geven.
In een enkel geval, betreffende uitzetting
van een typograaf, die aan de „Tribune"
medewerkte, leek ons en ook aan verschillen-
de kamerleden de uiteenzetting niet afdoende,
maar minister Donner hield voet bij stuk. In-
tusschen had ziin verklaring, dat de Vreem
delingenwet niet stipt werd opgevolgd de
verontwaardiging van den heer De Visser
gaande gemarrkt en hij noemde dat willekeur
van de ergste soort. Hij diende daarom een
motie in, waarbij aan den minister werd ver
zocht een herziening van de Vreemdelingen
wet ter hand te nemen. De vorrn dier motie
was niet gelukkig en de heeren Kleerekooper
en mr. joekes wezen daarop ook, al waren
zij het in beginsel ditmaal eens met den com
munist. Die vorm zal wellicht oorzaak zijn,
dat de motie zal worden verworpen, wanneer
zij morgen in stemming komt, tenzi] de heer
De Visser nog wijziging er in brengt. Dan
zou hij een zege kunnen behalen.
Het is evenwel te vreezen, dat de mimstei
haar naast zich neder legt. In de Eerste Ka
mer heeft hij indertijd tegenover prof. Van
Embden de meening verdedigd, dat de wet
'n BelgischNederlandsch verdrag. Het re-
sultaat was heel bedroevend. Van een ver-
drag kwam niets, van een toenadering was
weinig te bespeuren.
Ja toch! Toch mocht men meenen, dat er
eenige toenadering kwam. Ging niet't Belgi-
sche kroonorinselijk paar 'n reis naar Neder-
landsch-Indie maken? Ging die reis met met
een Nederlandsch schip? Werd het vorstelijk
echtpaar niet met de meeste hartelijkheid in
Indie ontvangen? Wei moet het ook voor
hen bedroevend zijn, in een vreemd land ie
n0Q- Wat mede kon en heden heeft hij van I verblijven, gastvrij en als yrienden te worden
dezelfde opvatting blijk gegeven. Dat hij i behandeld en dan zoo'n tijding te vernemen
dfarin het gelijk aan zijn zijde heeft, zouden En wel moet het ook voor ons ontgoochelend
wij echter niet gaarne willen beweren
Men blijft in Belgie en Frankrijk
de echtheid van het verdrag dntken-
nen; valsch, valsch, valsch!
Nog enkele beschouwingen.
Dat de bladen, zoowei in binnen- als bui-
tenland gisteren vol stonden met beschou
wingen over het geheime verdrag tusschen
Frankrijk en Belgie. behoeft geheel geen ver-
wondering te wekk.n en het bewijst tevens,
dat de kwestie van internationale beteekems
geworden is.
Tevergeefs hebben we echter uitgezien
naar een mededeeling in het een of ander
Belgisch of Fransch blad, waarin ook maar
de mogelijkheid van zoo'n verdrag bespro-
ken wordt. Al die persstemmen uit beide
landen luiden eensgezind: het geheele ver-
haal is uit den duim gezogen! En bleef het
nog maar bij deze bewering. Helaas! het
eene blad na't andere stapelt beschuldigingen
op het Utrechtsch Dagblad, d.wz. op ge
heel Nederland.
Zeer fraai bijv. drukt de „Etoile Beige" 't
uit. Zij noemt alles valsch, maar dan ook ab
solute valsch. En hetzelfde blad rakelt het
vuur in den ouden doofpot van 1914 nog
eens weer op, door te herinneren, dat in '14
en '18 Nederland niet het minst geprotes-
teerd heeft, toen de Duitsche stammen zou
den de grenzen hebben geschonden
Moeten we er nog eens weer aan herinne
ren, dat na den vrede ellenlange discussies
zijn gehouden, waaruit toen zeer duidelijk
naar voren is gekomen, dat van schending
onzer neutraliteit geen sprake is geweest?
Maar het zelfde blad gaat nog veel ver-
der en zegt:
„De waarheid is, dat de Nederlanders ons
nog niet hebben vergeven hun nederlaag
van honderd jaar geleden, noch hun verraad
van 1914 en 1918.
Zij, die zooveel op hun kerfstok hebben,
wagen het nu de houding van beschuldigers
aan te nemen. Zij schreeuwen, alsof zij gev'ld
worden".
We zullen elders op deze pagina nog rneer-
dere persstemmen opnemen, en men zal zien,
dat het regent van logens'.raffingen. Dat be-
lweft trouwens niemand te verwonderen. Men
moet in B.lgie en Frankrijk zoo lang zoeken,
dat de bewijzen, die het verdrag van a tot z
ljgenstraffen, overtuigend zijn. Kan men dat
niet, dan rust op de generate staven van de
beide landen een zware beschuldiging, een
scher ling van het Volkenbondsverdrag. Dan
zou dit verdrag niets minder kunnen beteeke
nen dan een uit elkaar spatten van alles, wat
te Geneve en Locarno tot stand is gebracht.
Dan zou dus niet alieen een groote verwij-
dering kunnen ontstaan tusschen meerdere
Europeesche landen, maar dan zou ook de
Volkenbond zwaar beleedigd zijn.
Hoewel de kwestie dus van internationale
beteekenis is, zijn toch Beigie en Nederland er
het nauwste bij betrokken. Tusschen beide
landen zullen wel weer de noodige nota's
gewisseld worden en 'n diplomatieken strijd
zal men eerlang kunnen v rwachten. Dat ook
de beweging van Groot-Nederland daarin
genoemd zal worden, behoeft geen nader be-
toog. En natuurlijk zal Nederland verwijien
moeten hooren naar aanleiding van dr.
Borms' aanwezigheid in ons land.
zijn, te ontdekken, dat we ons in een toena
dering vergist hebben.
De kroonprins en kroonprinses zullen ook
verder behandeld worden zooals dat hoort.
Daar staa de Nedelandsche moraal borg
voor. Maar de jongste gebeurtenissen wer-
pen ook voor hen een schaduw op hun reis.
Toch kan dit verdrag ook nog zijn goede
zijde hebben. Immers, als de eerste opgewon-
denheid voorbij is, als straks alles kalm
wordt nagelezen, dan kan het al niet anders,
of de geest van de geheele wereld za! zich
keeren tegen zulk een verdrag. En diezelfae
geest kan dan misschien zoo sterk worden,
dat men gaat inzien, dat dergelijke verdra-
gen een gevaar zijn voor den vrede, een ge-
vaar zijn voor de rust van de geheele we
reld.
Voor den Volkenbond is dus een schoo ie
taak weggelegd. Hij kan nu de bezwangerde
lucht zuiveren en ons een grooten stap nader
brengen tot den zoo begeerden wereldvrede!
Om den inhoud van het verdrag even ter
zijde te leggen, dat er tusschen Belgie en
Nederland geen al te vriendschappelijke ver-
houdingen waren, was overbekend. Alles wat
ons land gedaan heeft tijdens den wereld-
oorlog, alle steun, dien de Belgische vluchte-
lingen hier in Nederland ondervonden heb
ben, wat hebben we er voor terug gekregen?
Bij duizenden tegelijk kwamcn de vluchte-
lingen onze grenzen over en ze werden ge-
holpen van ganscher harte, met g:en andere
bedoeiing, dan om hun ellende eenigszins te
verzachten.
Maar nauw was de oorlog voorbij, of
Belgie vergat, wat Nederland gedaan had.
Zeker een belooning werd niet gevraagd,
mocht achterwege blijven. Maar een stille
dankbaarheid was toch zeker niet te veel ge
weest.
De dankbaarheid bestond uit haat, bittere
haat
Toen kwatnen de onderhanddingen over
De ,,Nederlander" keurt
publicatie ten sterkste a}.
De „Nederlander" (c. h.) heeft ook be
schouwingen gegeven over het geheime mili
taire verdrag, beschouwingen, die voor het
biad ernstige gevo'gen hebben meegebracht.
Het blad was in hooge mate verontrust.
Het zag in de publicatie „een gevaar voor ons
volk en den vrede".
Is het gepubliceerde werkelijk authentiek?
vraagt het blad.
De verrad'er, die slecht genoeg was dit ge
heime stuk van zijn eigen land aan den
vreemde'ing te verkcopen, zal zeker ook te
gen teen vreemdeling niet al te nauw van
geweten zijn. In de Staats-archieven bevinden
zich vaak tientailen schet.sen en voorontwer-
pen omtrent eenig belangriik punt van beleid.
En meriig onderdeel van zulk een ontwerp is
reeds lang door de beslissende macht verwor
pen ten dage der vasistelling van de eind-
redactie. Wie de archieven van den Duitschen
Generalen Staf van voor 1914 doorzocht,
zou zeker ook ontwerpen hebben gevonden
voor een veldtocht tegen Frankrijk, waarbij
het Nederlandsch grondgebied niet was ont-
zien.
Toch heeft in 1914 geen enkele Duitsche
soldaat de Limburgsche grens overschreden.
Als het authentiek is, had1 het blad daar-
mee naar den minister-president moeten gaan
(volgens de „Resicrentiebo-de" is het stuk aan
Buitenl. Zaken meegedeeld door het „U.
D".)
Niet aan de nieuwsgierigheid van het
sensatie-begeerige pub'iek in binnen- en bui-
tcaiand maar uitsluitend aan het oordeel
en de waakzaamheid der Nederlandsche Re
geering dient de inhoud van zulk een stuk
als het waarde heeft te worden onderwor-
pen.
Gelijk nu van uit Utrecht in deze zaak
werd gehandted, kunnen wij in deze daad niet
anders zien, dan een ernstige fout, eene be-
wuste schending van den eisch, dat Neder
land vermijde elke inmenging in den oorlog-
zoekenden na-ijver tusschen de Europeesche
grootmachten.
De laatste daad uit Uti'echt, de publicatie
van een door spionnage verkregen stuk van
twiifelachtige waarde, maar van onrustwek-
kerden aard, iijkt ons eene bedenkelijke voort-
zetting van een gevaarliike reeks.
Naar aanleiding van deze persstem zeggen
de heeren dr. Th. de Visser, lid der hoofd-
redactie en Snoeck Henkemans, commissaris
van het blad', o.m., dat zij van oordeel zijn,
dat de mannen, die de publiciteit van dat
verdrag bewerkstelligdeh wel een dank der
natie verdienen nu zij voor het forum der
openbare meening daigene naar voren brach-
ten, wat door de generate staven ten opzichte
van ons land was overeengekomen.
Zij betreuren dan ook zoo zeer de onvader-
landslievende houding van den schrijver van
dat artikel, dat zij de verantwoordelijkheid
daarvan niet kunnen dragen en derhalve gis-
ter zijn afgetreden resp. als I'd van de
hoofdredactie en als commissaris van dat
biad.
De heer Snoeck Henkemans schrijft hier-
over.
„Bovenstaande mededeeling van de heereti
De Visser en De Vos van Steenwijk werd
j ontvangen, nadat het hieiwolgend hooidarti
kel reeds was geschreven en gezet.
Hoe diep door ondergeteekende ook wordt
betreurd het besluit dezer beide mannen en
hun bepaald verlangen dit besluit heden en
in dezen vorm te publiceeren, zoo meent hij
toch na rijp beraad, dat dit hem geen aanlei
ding mag geven, een woord uit zijn artikei
van gisteren terug te nemen noch iets in zijn
artikel van heden te veranderen".
w g. J. R. SNOECK HENKEMANS
In het tweede artikel, dat de heer Snoeck
Henkemans gisteravond in „De Nederlander"
publiceert, zegt hij iets nauwkeuriger het me
degedeelde omtrent den inhoud van het ver
drag en van zijn interpretatie te willen be
zien. Hij wijst er op, dat „de interpretatie van
de Generale Staven van 1927, zoo het stuk
echt mocht blijken, schaamteloos oorlogs-
zuchtig en beslist gevaarlijk voor Nederland
is. Echter zelfs bespiegeiingen van oorlogs-
zuchtige generaals zijn nog geen regeerings-
besluiten".
Geniepig en oorlog-zoekend acht de schrij
ver de gegeven uitlegging van 't woora
„agressief". Voorts merkt de heer Snoeck
Henkemans nog het voigende op: „De inhoud
van deze militaire uitlegging van een diplo
matieke overeenkomst is, ware het stuk echt,
uitdagend voor Nederland, noodlottig voor
het internationaal vertrouv/en en fnuikend
voor den vrede". Onze conciusie zoo be
sluit hij na rustige overweging van deze
stukken is drieerlei:
Het is noodzakelijk dat de Nederlandsche
Regeering zich vergewisse bij de Regeerin-
gen van Frankrijk en van Belgie of het ge
publiceerde stuk overeenkomt met de werke-
lijkheid en zoo ja, in hoeverre de beide ge-
noemde regeeringen instemmen met de in
terpretatie van het jaar 1927 van haar gene-
rale staven. Zoolang omtrent de gezindheid
der Belgisiche Regeering ten opzichte der
eerbiediging van de integriteit van ons grond
gebied twijfel mocht bestaan, zal van voort
zetting der vriendschappelijke onderhande-
lingen bezwaarlijk sprake kunnen zijn. Er
ligt in de publicatie van de als authentiek
aangegeven interpretatie een benadeeling van
den geest van vriendschap en vertrouwen,
welke geest zoozeer noodig is bij het verkeer
tusschen de twee kleine nabuurschappenNe
derland en Belgie.
En wij blijven zegt het blad betreuren dat
zoodanige publicatie plaats had inplaats dar
de bezitters van het stuk eerst de Nederland
sche Regeering in staat stelden zich van zijn
echtheid of valschheid te vergewissen".
Het Utrechtsch Dagblad wraakt
de officieele tegenspraken en moti-
veert die wraking.
Het Utrechtsch Dagblad schrijft onder het
hoofd „De regeeringsverklaringen"
„Naar aanleiding van onze publicatie van
het geheime Fransch-Belgische verdrag met
de interpretatie van 1927 heeft onze Regee
ring aan de Nederlandsche gezanten te Brus-
sel en Parijs opgedragen, aan de Regeerin
gen aldaar te vragen, of de in het Utrechtsch
Dagblad gepubliceerde tekst van een Bel
gisch-Eransche militaire conventie authenuek
is en of de in dat blad weergegeven uittrek-
sels uit de interpretatie der artikelen van de
conventie juist zijn. Deze stap is correct, en
niemand had iets anders van onze Regee
ring verwacht. Intusschen behoeft de Re
geering zich niet te veel illusies te maken
omtrent de antwoorden. Hetgeen met zeker-
heid vooraf kon worden vastgesteld is ge-
schied: De Belgische, Fransche en Britsche
Regeeringen hebben een dementi gegeven
dementi dat intusschen niet alieen door ons
maar waaraan door een groot aantal binnen-
en buitenlandsche pers-organen van beteeke
nis bij voorbaat bewijskracht is ontzegd En
zeer terecht dringt de pers er allerwegen op
aan, dat men, indien er kritiek is op de juist-
heid van onze publicaties, thans gehouden is
om den sluiter der geheimzinnigheid over
deze zaak op te lichten, en dan te zeggen wat
wel juist is. Afgezonderd nog van den in
houd der publicatie is de verontwaardiging
groot over de wijze waarop, in strijd met den
geest van den Volkenbond, dergelijke geheime
onderhanddingen plaats hebben.
Wie als wij, het authentieke stuk met eigen
oogen gezien heeft, haalt de schouders op over
elke mogelijke ontkenning. Aangezien echter
te verwachten valt, dat onze Regeering zal
worden ingelicht in den geest der reeds gepu
bliceerde officieele verklaringen, is het de
moeite waard die verklaringen eens even
onder de loupe te nemen.
Eerst dan de Belgische. Er worden mede-
deelingen in gedaan, die ieder wist Herinne-
ringen aan verklaringen, die Belgische minis
ters hebben gegeven. Omtrent de interpreta-
ties, waar de eigenlijke bedreigingen in voor-
komen, wordt alieen gezegd, dat ze „uiter-
aard geheim zijn". Ja. maar nu zijn ze met
meer geheim, gelukkig voor Nederland. Een
formeel dementi, dat uiteraard in omstandig-
heden ais deze reeds wantrouwen wekt, kon
niet wankeler zijn geredigeerd dan hetgeen
ons van officieele Belgische zijde bereikt,
In de Fransche verklaring wordt niet van
„valschv documented' gesproken. maar alieen
van documenten die „apocrief" zouden zijn,
hetgeen de mogelijkheid van echtheid msluit.
Het Fransche dementi is niet eens katego-
risch, laat mogelijkheden open. Verder wordt
er in gezegd, dat het geheim militair ver
drag siechts voor het geval van een geprovo-
ceerden oorlog is gesloten, hetgeen natuur
lijk niets zegt, want iedere oorlogjtan als ge-
provoceerd worden beschouwd. lerwijl ten
slotte, verklaard wordt dat sedert 1920 geen
andere geheime overeenkomst tusschen Frank
rijk en Belgie is gesloten Wij zouden haast
zeggen: dat moest er nog bij komen Maar
wij hebben alieen van de overeenkomst van
'20 gesproken De Fransche Regeering zegt
hetzelfde als wij. Maar de Fransche Regee
ring zwijgt overde zaak waar het op
aankomt. de interpretaties.
Ten slotte: de Britsche regeering. Zii iaat
offici-eel verldaren, dat in het Ministerie niets
bekend is van de aan Engeland in de Neder
landsche pubiicaties tc-egedichte overeenkom-
sten Zooals uit onze publicatie blijkt is er
geen sprake van overeenkomsten van Engei,.
maar van een overeenkomst vermeld in art 1
en art. V van de interpretatie. die van 7 Juii
1927, die, naar wij weten nog niet door En
geland is geratificeerd. Klopt dus de Britsche
verklaring eenerzijds niet met onze Publica
tie, anderzijds is het siechts zijdelings betrok
ken zijn van Engeland in de kwestie aan ons
bekend. Wij komen hier nader op terug.
De bovenstaande analyse is gegeven de
stellige waarborgen die wij bezitten omtrent
de echtheid van het gepubliceerde document,
eigenlijk overbodig. Maar het is wel tne:k-
waardig, dat de reeds door hun aard te wan
trouwen dementi's zoo uiterst zwak en door-
zichtig zijn Een gezaghebbende MogendhUd
als de Vereenigde Staten van Amerika ver-
klaart dat zij hoopt. dat de publicatie on-
iuist is Heiaas! die hoop bestaat niet en kan
ook niet gewted worden door het antwoord
der betrokken mogendheden dat te verwachten
is. Geen officieel demete' kan deze publicatie
verlammen".
De Koln. Ztg. over de houding
van Engeland.
De Koinische Ztg. wijdt aandacht aan de
rol, die Engeland in de publicatie van het
Utrechtsch Dagblad is toebedeeld en die
blijkt uit den zin in de aanvullingsovereen-
komst van 1927: „Het Belgische leger.
wordt aan zijn linkervleugel met Engelsche
troepen versterld". Iiet blad schrijft hierom-
trent:
„Dezelfde staat, die in Locarno als waar-
borgende mogendheid voor de veiligheid van
Duitschland optrad, heelt zich daarna
bijna in een adem, want de tijd die tusschen
beide yerdragen ligt is heel kort aan de
zijde van een der verdragsluitende partijen
geplaatst. Terwijl Duitschland de goede
trouw van Engeland als vanzelfsprekenct
aanvaardde, heelt derhalve datzelfde Enge
land onder denzelfden minister van buiten
landsche zaken het verdrag gebroken, waar
in het de rol van scheidsrechter had te spe-
len.
De Engelsche pers loochent zulks welis-
waar en wij hooren bekende tonen als dat er
„geenerlei verplichtingen" van dien aard zijn
aangegaan, maar daaromtrent vraagt men
zich af: Hoe was het ook weer ten vorigen
jare, toen de onderteekening van het pact van
Kellogg bijna samenviel met de publicatie
van de Engelsch-Fransche militaire overeen
komst? Ook toen heette het dat Engeland
zich niet had gebonden. Laat dat zoo zijn,
ons interesseert niet zoozeer de letter. Wat
wij willen weten is: Acht Engeland zich ge
bonden aan de verplichtingen die het te Ge
neve, te Locarno, te Parijs bij het pact van
Kellogg, heeft aangegaan? Verplichtingen
die in rechte lijn tot verzoening, tot vrede
moeten leiden? Of gaat de Engelsche diplo
matie den tegengestelden weg? De militaire
overeenkomsten met Belgie uit 1927 en met
Frankrijk uit 1928 mogen dan nog zoozeer
het karakter van „nietbindende besprekingen
hebben, zij staan niettemin in krasse tegen-
spraak met de officieele politick, omdat zij
den oorlogs-geest handhaven en alle pogin
gen van Duitschland, om tot een vergelijk te
komen, illusoir maken. Is de publicatie van
het Nederlandsche blad ook siechts naar den
geest juist, en daaraan valt nauwelijks te
twijfelen, dan speelt Engeland met het ver
drag van Locarno een gruwelijk spel".
De Engelsche bladen zijn over't algemeen
kalmer in hun beschouwingen, al willen ook
zij niet aannemen, dat het verdrag echt is.
De Morning Post (cons.) plaatst als op-
schrift boven een hoofdartikel over het gehei
me Fransch-Belgische militaire verdrag:
Veel drukte om niets. Het blad zegt: De ge
nerale staven hebben een-voudig plannen ge
wisseld met het oog op zekere gebeurlijkhe-
den. Dit was zuiver defensief en in geen en
kel en zin agressief.
Wat de vermeende Engelsch-Belgische over
eenkomst betreft, deze is een verdichtsel Zulk
een overeenkomst bestaai niet. Het verhaal
LIMAARSC1B
OURANT.
sea