DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Metitscti SGfeooltoezicM Honderd eer. en dertigste laargang Hit het Parlement Mo. 5 Hit nummer besfaaf ait 3 blades. 929 Deze Conrant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs bij vooruitbetaling per 3 maanden voor Alkmaar 2.—, franco door het geheele Rijk 2.50. Afzonderlijke en bewijsnummers 5 cenis. PRIJS DER GEWONE ADVERTENTIEN Per regel f 0.25, bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handeisdrukkerij v/h. HERMs, COSTER ZOON, Voordam C 9. Dlrecteur: C. ERAS. Telet.nr. Adminlstratie 3. Telefoonnr. Redacfie 33. Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA. ZATERDAG Voor de V.D. raadsleden in den kieskring Den Helder heeft Dr. Van der Hoeve, school- arts te Amersfoort, kort geleden een interes- sante lezing gehouden waarin hij uitvoerig Posttjiro 37060. 2 MA.4RT msmm schen arts Dr. Ellinger een brochure getiteld „De medische schoolinspecteur als aavocaat van de mishandelde schooljeugd", waarin voor het e-rst het wcord „Scnoolarts" ge- bruikt wordt. De leeraren der middelbare en gymnasia'e de geschiedenis en de beteekenis van het me- scholen wilden van al die nieuwigheden disch schooltoezicht uiteengezet heeft. Het was niet voor de eerste maal, dat Dr Van der Hoeve dit cnderwerp behandelde, hij heeft er vroeger wel eens op andere plaat- sen en ook op andere wijze over gesproken, xnaar wat hij gezegd heeft is zeker belang- rijk genoeg om er hier eens de aandacht voor te vragen. niets weten. Zij verzetten zich daartegen, tnaar de in- zichien waren niet meer te negeeren en in 1883 werd te Frankfort am Main de eerste schoolarts aangesteld, welk voorbeeld wel- dra in vele anctere plaatsen gevolgd werd. Evenwel werd eerst in 1897 te Wiesbaden het juiste stelsel ingevoerd waarbij een regel- Hoeve naar voren gebrachte aanleiding geeft hier verbeteringen te bepleiten. Meer en meer wordt ook in kleinere ge- meenten de wenschelijkheid van medisch schooltoezicht uitgesproken. I>e tijd is voorbij, dat men een schoolarts een overbodigen dwarskijker vond, men is ook ten plattelande doordrongen van de wen schelijkheid naast het staatsschooltoezicht dat zich tot opleiding en leermiddelen be- paalt, nog een ander toezicht te hebben, dat zich in het bijzonder met den lichamelijken toestand der leerlingen bezig houdt, dat voor het zoo noodige evenwicht tusschen lichaain en geest zorgt, dat het kind den weerstand geeft de leerjaren ongestoord te kunnen voi- gen en dat, last pot least, de klasse in haar geheel beschermt tegen elk besmettingsge- vaar, dat de scholen zou kunnen ontvolken. Alvorens na te gaan wat in dit opzicht in Alkmaar reeds tot stand is gekomen, is het zeker interessant in het kort te vermelden wat Dr. Van der Hceve in zijn rede over het instituut van den schoolarts hoofdzakelijk naar voren gebracht heeft. Wie thans de ruime, hygienisch ingerichte en aan alle moderne eischen voldoende schoolgebouwen bekijkt, kan zich moeilijk in- denken, dat nog slechts anderhalve eeuw ge leden van eenig toezicht op onderwijs en schoollokalen geen sprake was. Omstre&ks 1770 werden de kinderen in ka mers of schuren onderwezen waar allerlei liuisdieren rondliepen en waar de vrouw van den schoolmeester dikwijls nog Inishou delijke bezigheden moest verrichten. De onderwijzer was een man, die naast zijn ambacht van koster, kleermaker, kloklui- der of schoenmaker, nog tijd en lust had om voor een kleine tegemoetkoming het allesbe- halve begeerenswaardige baantje van school meester op te knappen en in Oostenrijk wa ren in sommige dorpen alleen schaapherders of nachtwachts voor dit baantje te vinden. Toch waren er toen ook al medici, die tot de ontdekking kwamen, dat er, wat de inrich- ting der scholen en de gezondheid der kin deren betreft, iets niet hvelemaal in den haak was. In 1799 verscheen er namelijk een werk van den Duitscnen arts Johann Pieter Frank, getiteld „Een systeem van medische politie", waarin hij, beter en vcllediger dan iemand dat voor hem gedaan had, voorschriften gat voor maatregelen van hygienischen aard voor onderwijs en scholen. Hij schreef over den toelalingsleeftijd, den duur der schooltijden, kleeding, verwarming, verlicliting, ventiiatie, ziektenbestrijding, va- c..nties, beroepskeuze, zelfs over co-educati en scholen voor meer begaafden en gaf blijk zoover in de toekomst te kunnen zien, dat veel van wat hij geschreven heeft nog heden ten dage van belang kan genoemd worden Een zekert Dr. Faust, een tijdgenoot van Frank, schreef een Gezondheids Catechismus, die in duizenden exemplaren over de Duit- sche scholen werd verspreid, maar de Fran- sche revolutie, en de daarop volgende oorlo- gen maakten dat er van hervormmgen voor- eerst niet veel zou komen. In 1836 werd er weer ten ernstige poging gedaan om medisch schooltoezicht in te voe- ren, toen de Deutsche Dr. Lerinzer een boek- je uitgaf getiteld „Over bescherming der ge zondheid in de scholen". Hij wees er op hoe- veel ziekelijke kinderen er op school waren, hoeveel bijzienden, hoeveel ernstige storingen er te constateeren waren in bioedsomloop, ademhaling en zenuwgestel, hoe de tubercu- lose vermeerderde als gevclg van een slechte schoolinrichting. Zijn werkje veroorzaakte zooveel beroe- ring, dat er een enquete werd ingesteld, met het gevolg, dat er in 1841 in Baden een ver- ordening verscheen, die, naast voorwaarden waaraan nieuwe scholen moesten voldoen, ook een scprt van medisch toezicht invoerde. In 1844 werd aan controleerende artsen opgedragen, na te gaan of er ook ziekelijke gezichten onder de leerlingen voorkwamen, om de oorzaken van de ziekten op te sporen, ja zelfs om op bijziendheid, huiswerk en lichaamsoefeningen te letten. Andere steden en landen volgden en in 1877 verscheaa van de hand van den Duit- Wij kunnen dan nagaan hoe de toestand matxg systematisch onderzoek van alie leer- in Alkmaar is en of het door Dr. Van der iingen op bepaalde tijden werd voorgeschre- ven, wat thans overal tot een der voornaam- ste plichten van den schoolarts is geworden. Vrijwel overal is dit toezicht thans inge voerd en, ondanks vele moeilijkheden door oorlog of revolutuie, in stand gebleven. Wat ons land betreft, werd in 1904 in Zaandam de eerste schoolarts benoemd, waarna andere plaatsen als Arnhem en Schiedam spoedig volgden. Geldt in het buitenland veelal een Rijks- regeling, in ons land interesseeren de ge- meentebesturen zich, geheel los van elkaar voor het instituut van den schoolarts, wat het nadeel heeft, dat hierdoor eenheid van methode ontbreekt. Dr. Van der Hoeve heeft er op gev/ezen, dat er, naast de zorg voor het medisch schooltoezicht, reeds voor 1904 wettelijke regelingen bestonden op het gebied van schoolhygiene. De wet op het L.O. en het zoogenaamde Bouwbesluit, de wet op de besmettelijke ziekten en de vaccinatiewet hadden reeds verplichtingen van hygienischen aard opge- lega en in de L.O.-wet van 1920 is een nieuw artikel ingevoegd, waarin de rechten van den Inspecteur der Volksgezondheid omschreven worden ten aanzien van scholen en klasselo- kalen. Daarnaast zijn er thans in meer dan 200 gemeenten van ons land, waaronder in bij- na alle steden, schoolartsen werkzaam en het gunstige resultaat daarvan is niet onop- gemerkt gebleven. Maar toch betreurt Dr. Van der Hoeve het, dat de slechte financieele toestand na den oorlog de,oorzaak geweest is, dat in enkele provincies de plannen mislukt zijn om pro vincial- of districts-schcolartsen aar. te stel- len, omdat hij het medisch schooltoezicht in dezen vorm het beste en doeltreffendste noemt. tiseerende arts, zijn zieken in het middelpunt zijner belangstelling plaatsen en Dr. Van der Hoeve acht dit buitengewoon moeilijk voor een arts uit de practijk, die door de ge- lijktijdige be'nandeling zijner patienten nog niet geleerd heeft zich aan te passen aan den toestand, dat hij afwijkingen moet opsporen bij de schijnbaar gezonden, die hem niet ge- roepen hebben. Plicht, tijd en aandachtsvorm maken, vol- gens Dr. Van der Hoeve, den behandelenden arts met onbeperkte practijk tot den man, die niet met voile aandacht het schoolartsschap kan bekleeden. Hij acht daarom voor het platteland en voor de kleine steden het instituut van den districtsschoolarts noodzakelijk voor een combinatie van verschillende gemeenten. Men zou z. i. een schoolarts kunnen aan- stellen met toezicht op plus minus 6000 leer lingen of over een kleineren kring en daar- aan verbinden het toezicht op zuigelingen en kleuters. Ofwel men zou hem een grooter district kunnen opdragen en doen samenwerken met de plaatselijke artsen, welke samenwerking vooral in tijden van besmettelijke ziekten noodig is, doordat de districtsschoolarts met meerdere gemeenten onder zijn toezicht veel tijd met vervoer verliest. Ten slotte bepleit Dr. Van der Hoeve een organisch verband tusschen den districts schoolarts en de wijkverpleegster. In dezen tijd, nu het vraagstuk van den schoolarts overal aan de orde komt, is de le zing van Dr. Van der Hoeve zeker van groo te beteekenis, niet alleen, zooals hij het heeft verkondigd, voor menschen van „gelijke po- litieke beginselen", maar voor iedereen, die in dezen tijd naar de beste wijze van uitvoe- ring van het medisch schooltoezicht zoekt Het platteland werkt remmend op de in- stelling van districisschoolartsen. Men acht schooltoezicht voor de gezonde buitenkinde- ren niet noodig en wijst er op, dat de dokter daar toch in alle gezinnen komt en de kinde ren dus Kent. Hier en daar stelt men den plattelands geneesheer tot schoolarts aan, wat Dr. van der Hoeve ongeyenscht oordeelt. In Utrecht hebben de kleinere gemeenten geen gebruik gemaakt van het aanbod der provincie, voor hygienisch schooltoezicht aanvullenden steun te verleenen en slechts het zoo „achterlijke" Drente heeft het goedc voorbeeld gegeven en heeft met regeerings- steun 2 districtsschoolartsen aangesteld, die daar in goede samenwerking met de plaatse lijke artsen hun werk verrichten. Dr. Van d$r Hoeve wijst ten slotte op de groote beteekenis van het medisch schooitoe zicht, hij herinnert er aan, dat in de jeugd de eerste oorzaak is te vinden van verminde- ring van weerstandsvermogen, van afwijkin gen,. die misschien later leven en werkkracht kunnen bedreigen en thans reeds dikwijls oorzaak zijn, dat het kind van het onderwijs niet voldoende profijt trekt. Afwijkingen spoedig te herkennen en tij- dig te waarschuwen tot voorzorg, is de taak van het medisch schooltoezicht, dat dikwijls het leven van het kind kan redden of het voor invaliditeit kan bewaren. Alle reeds getroffen wettelijke maatregelen maken het medisch schooltoezicht zoowel op gebouwen, klassen, banken, op ventiiatie en verwarming en vooral op de kinderen en de onderwijzers niet overboaig. De schoolarts onderzoekt de kinderen als zij op school komen en daarna nog eenige malen gedurende den leertijd. Hij let daar- bij op alle bijzonderheden en mogelijke afwij kingen, welke door de onderwijzers te zijner kennis worden gebracht en verwijst de kin deren zoo noodig naar hun huisarts, daar hij ze zelf niet behandelt. Op geregelde tijden bezoekt hij de scholen voor een oppervlakkige controle, terwijl hi] streng controleert bij het heerschen van een epidemie. De schoolarts moet nagaan in hoeverre een afwijking, welke hij vindt een symptoom kan zijn, hij moet nagaan of ze ook bij de andere kinderen voorkomt, de oorzaak opspo ren en de bedreiging van verergering wegne- men, hii mag dus niet meer, zooals de prac- In verband met een en ander hebben wi] een onderhoud gehad met den schoolarts te dezer stede, Dr. J. H. Pameijer, die in ver band met het werk, dat in onze gemeente door den schoolarts verricht wordt, gaarne bereid was zijn zienswijze mede te deelen over wat door Dr. Van der Hoeve naar voren ge bracht is. Dr. Pameijer acht het aanstellen van districtsschoolartsen mogelijk en nuttig voor een kleinen kring van niet te ver uiteenlig- gende plattelandsgemeenten en voor groote steden waar men tal van scholen met duizen den leerlingen bij elkaar heeft. Daar kan inderdaad een arts zich volko men aan het schooltoezicht wijden, al blijven er twee groote bezwaren, ten eerste de bezol diging en ten tweede de omstandigheid, dat een arts die niets anders dan schoolarts is, en dus buiten de gewone practijk staat, een zeer eentonigen werkkring heeft. Neemt men Alkmaar als maatstaf waar de schoolarts over niet minder dan 4740 kinde ren gaat en daarvoor een salaris van 2500 krijgt, dan is het te begrijpen, dat bij een toewijzing van 6000 kinderen aan een districtsschoolarts, naar denzelfden maat staf een zoo onvoidoend salaris zou worden gegeven, dat men er geen sollicitanten voor zou vinden. Maar zelfs al is de bezoldiging heel wat ruimer, dan nog zou men voor een kring van betrekkelijk ver uiteen liggende buitengemeen- ten voor groote moeilijkheden staan, voorna- melijk wanneer in geval van een epidemie snel gehandeld moet worden. Men kan de schoolkinderen slechts tusschen 9 en 12 en 2 en 4 uur bezoeken en een districtsschool arts zou over een auto moeten beschikken om in tijd van nood alle scholen op denzelfden dag te kunnen bezoeken en er zijn maatrege len te kunnen nemen. Valt in een zoodanig district een gemeente als Alkmaar, dan is het duidelijk, dat de arts daar de handen zoo vol heeft, dat hij aan de buitengemeenten niet meer toekomt. In steden van dezen omvang is het noodig een arts ter plaatse ter directe beschikking te hebben en waar deze steden weer niet zoo groot zijn, dat een schoolarts er een zelf- standigen werkkring kan vinden, blijft men hier steeds aangewezen op den schoolarts, die tijd en gelegenheid moet hebben voor het uitoefenen van particuliere practijk. Is een arts in een gemeente van een om vang als Alkmaar eenige jaren schoolarts geweest, dan behoeft zijn particuliere practijk geen beletsel te zijfi om zijn schoolartsentaak evengoed te kennen en uit te oefenen als de beroepsschoolarts dat zou kunnen doen en men voelt te Alkmaar dan ook meer voor de vroegere opvatting van Dr Van der Hoeve, dat het wenschelijk is, dat de schoolarts als practiseerend geneesheer in het voile leven staat Dat heeft zijn voordeelen, want de school arts, die tevens huisarts is komt hier en daar in gezinnen waar hij opmerkzaam gemaakt wordt op toestanden of afwijkingen, die bij een altijd vluchtige scboolcontrole wellicht niet zoo spoedig zouden opgemerkt worden. Ondanks particuliere practijk vindt de schoolarts in een stad als Alkmaar wel gele genheid zijn werk goed te doen al vergt dit natuurlijk heel wat van zijn tijd en moeite. De kinderen die op school komen moeten nage- keken worden en daarna onder medische con trole blijven, kinderen die afwijken of waarop zijn aandacht wordt gevestigd, moet hij op zijn spreekuur laten komen en zoo noodig naar den huisarts verwijzen en bij geregelde schoolbezoeken moet hij zijn aandacht schen- ken aan alles wat in hygienisch opzicht ver- betering behoeft. Wat hier zeker niet alleen wenschelijk, maar ook noodig is, dat is de aanst&lling van een schoolverpleegster, die den schoolarts kan bijstaan. Voornamelijk voor controle op de hoofden een controle, die altijd noodzakelijk blijft geven thans drie zusters van Gezinsver- pleging op geregelde tijden haar belangeloo- ze medewerking. Maar deze zusters zijn daarnaast niet in de gelegenheid de kinderen met levend hoofd- onrein afdoend te helpen. Zij kunnen ze slechts uitzoeken en moeten de behandeling aan de ouders overlaten. Sommige ouders knappen het zaakje in twee dagen op, maar uit de gegevens van den schoolarts van den laatsten tijd blijkt, dat het voorkomt, dat kinderen 14 en soms 22 dagen de school verzuimen voor de ouders ze als genezen weer terugsturen of de school ze als genezen kan accepteeren. Werd een schoolverpleegster op een sala ris van pi. m. 1800 aangesteld en kreeg zij een lokaal met badkamer en verband te harer beschikking, dan zou het mogelijk zijn, de kinderen zelf vlug en afdoend te behandelen waardoor aan langdurig schoolverzuim een einde gemaakt werd. Door aanstelling van een schoolverpleeg ster zou nog intensiever en vaker dan thans gecontroleerd kunnen worden en zij zou door haar routine dadelijk de ernstiger afwijkin gen kunnen constateeren waarop zoo spoe dig mogelijk de aandacht vafl den schoolarts moet gevestigd worden. Met alle waardeering voor het nuttige en belangelooze werk van de zusters van de ge- zinsverpleging, zou de benoeming van een speciale schoolverpleegster bij een totaal van ruim 4700 kinderen zeker een goeden maat- regel blijken. log werkelijk wordt uitgebannen, een verdrag als dit kra-chtig kan werken tot verhooging van den afkeer van den oorlog en d-en volks- geest kan vaardig maken tot verwerping van let oorlogsgeweld. De Kamer heeft getoond dit mede in te zien en zonder verder debat of stemming heeft zij hare goedkeuring gehecht aan het voorstel, waarbij alleen de heer Kersten en zijn partijgenoot Zandt aanteekening ver- zochten, dat zij er niet mede instemden. Laten wij hopen, dat de Eerste Kamer nu even vlot de zaak afdoet als hare zuster. De Kamer is heden begonnen met, zonder er een enkel woord aan te verspillen het voor stel van den heer Braat (Plattel.) om den Zo- mertijd af te schaffen af te stemmen. Van de 64 aanwezige leden was alleen de voorsteller ook de eenige voorstemmer. Maar een woord ten gunste van zijn geesteskind deed hij niet hooren. Blijkbaar gevoelde hij zelf, dat het weer dit stokpaardje gaan berijden wanneer de Kamer na de verkiezingen weer samen komt. Misschien maakt hij dan evenwel geen deel meer uit van het college. De Kamer heeft zich ook nog bezig gehou den met een motie van de heeren Kersten en Zandt, waarbij aan de regeering werd ver zoeht den Stemplicht uit de Kieswet te lich- ten. Reeds vroeger heeft de Minister-presi dent, de heer De Geer, verklaard, dat dit in- termezzo-kabinet aan den Stemp'icht niet wil- de tornen omdat de Kieswet buiten de sfeer van werkzaamheden er van viel. Heden heeft hij dit weder verklaard en toen nu de heer ntr. Beumer (A.R.) met een reeks van sar- casmen het ook wel wat onbeholpen voorstel kraakte, was het lot van de motie besiist. Daar intusschen nog maar een handvol leden aanwezig was, is de afstemming tot Dins- dag aangehouden. Uit het onderhoud met Dr. Pameijer is ons gebleken, dat het aanstellen van districts schoolartsen voor plaatsen als Alkmaar, min der gewenscht moet worden geoordeeld. Het medisch schooltoezicht is, met betrek kelijk geringe kosten, in onze gemeente op het oogenblik zoo goed als het maar zijn kan en wanneer de Raad binnen afzienbaren tijd nog eens tot aanstelling van een school verpleegster zou kunnen besluiten, die hoofd zakelijk met de controle op de reinheid en de behande1ing der hoofden dat wil zeggen de hoofden der schoolkinderen belast zou kunnen worden, dan is er geen enkele reden in het thans beproefd gebleken stelsel eenige verandering aan te brengen. DEN HAAG, 1 Maart 1929. Het is een verstandige daad van de Tweede Kamer geweest om zich niet te laten influen- ceeren door de stemming bij ons volk tenge- volge van de onthullingen omtrent een ge- heim tegen ons gericht tractaat tusschen Belgie en Frankrijk om toch maar het voor stel tot goedkeuring van de onderhandelin- gen van een ander tractaat, het zoogenaamde Kellogg-pact, in behandeling te nemen. Men heeft bij de besprekingen van dit voorstel zelfs geen oogenblik over die onthullingen gesproken, hoewel dat toch voor de hand lag, zich ten hoogste een enkele maal bepaald tot een lichte toespeling. Over de aansluiting bij het Kellogg-pact, het tractaat dat bedoelt te bes'luiten tot wat men noemt de uitbanning van den oorlog, is op de meest sympathieke wijze gesproken. Ontwapenaars zooals de sociaal-democraat Vliegen en de vrijzinnig- democraat mr. Mar chant, lieten zich guns tig er over uit, de katholiek Nolens toonde zich er een groot voorstander van, de liberaal mr Knottenbdt was er warm vriend van evenals de anti-revolutionnair mr. Heemskerk en al leen de christelijk-historische dr. Schokking deed een aarzelenden klank hooren, terwijl de leider -der Staatkundig-ge.eformeerde partij, ds. Kersten, zich er tegen verklaarde omdat hij de zaak niet vertrouwde! 'Met een Kamer waarin een dergelijke stem ming heerscht valt gemakkelijk zaken te doen en de Minister van Buitenlandsche Zaken, de heer Beelaerts van Blokland, heeft dan ook daarvan gebruik gemaakt. Hij heeft in een waarlijk welsprekende rede d'e wording en de beteekenis van het pact geschetst, erkend, dat het nu wel niet direct gedaan zou zijn met al •wat oorlog heet, het goed recht van zelfver- dediging ten voile fceaamd, doch er den na- druk op gelegd, dat als men wil, dat de oor- 3$) verto^ss zaak was. Doch laat bij nu niet DaggeSiJkscE? owetrzicthf. HET PUBLICEEREN VAN DE NOTULEN DER BERAADSLAGINGEN TUSSCHEN DE BELGISCHE EN FRANSCHE GENERALE STAVEN. Moeilijke oogenblikken voor di regeeringen van Belgie en Frank rijk. Zullen zij zich rehab'li- teeren. De Engelsche regeering weer „handig"? We hebben het gisteren reeds betoogd, dat de publicatie van de notulen van de beraad- slagingen tusschen de generate staven van Belgie en Frankrijk deze beide landen in een zeer moeilijk parket brengt. Immers, de re geeringen van beide landen zullen nu genood- zaakt zijn, ook deze notulen als valsch te verklaren en dat zal haar, vooral nu ook de namen der onderteekenaars bekend zijn ge worden, niet gemakkelijk valien. In zooverre heeft de Belgisch-e pers haar zin gekregen, dat het U. D. er toe overging, deze notulen te publiceeren. Dat het blad daartoe zoo grif overging, is een bewijs te meer. dat van vervalsching geen sprake kan zijn. Het ontbreekt nu alleen nog maar, dat cliches van het verdrag en van de handteekc- ningen in het blad worden opgenomen En dan za< zelfs de Belgische regeering moeite hebben met haar vasthouden aan verval sching. Intusschen zijn de verontwaardigde de mentis, die in de Belgische Kamer zijn ge geven, in een zonderling licht komen te staan; immers uit de onderteekening der no tulen blijkt nu, dat de Belgische regeering, of wil men liever, de minister de Broqueville wel degelijk bekend was met het verdrag! Heeft men dan „willens en wetens" in- Belgie de Kamerleden en het geheele volk om den tuin geleid? Het moet wel zoo zijn. Erger nog is het, dat die verklaringen van de Belgische regeering ook het buitenland golden. Daardoor is men zoo ver gekomen, dat zoolang niet overtuigend is bewezen, dat het verdrag en zijn aanhang valsch zijn. de Belgische regeering onbetrouwbaar ge- acht moet worden. Welke waarde zullen of- ficieele dementis in het vervolg hebben? Wei- nig of geen. Daarom is de Belgische regeering aan zich zelf verplicht, de wereld te overtuigen, dat het verdrag valsch is. En dat zal haar wel niet gelukken. Trouwens, de Belgische regeering staat niet alleen. In Frankrijk is men precies zoo ver. Ook daar heeft men officieel het be- staan van zoo'n verdrag ontkent, Ook daar heeft men het dus al heel ruim met de waar- heid en eerlijkheid genomen. En ook voor de Fransche regeering zal het zaak zijn, haar handelingen met bewijzen te staven. Het zou ons niet verwonderen, dat we- gens het ontbreken van de macht om zich t< rehabiliteeren de beide regeeringen binnen afzienbaren tijd aftraden. En dan Engeland! Voor het Engelsche volk moet het een spannende lectuur zijn te vern-emen, hoe in het Fransch-Belgisch militair conclaaf bij het opstellen van hun offensief tegen Duitsch- land door Nederlandsch Limburg heen over een „sterk gemoioriseerd" Britsch contingent eg m.x talrijke Bri&Uje jvb.terij betchfls* f 1LKMAARSC1E GOURANT. s® ii i;i_ 1 1rr»*i o 11 1 ant-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1929 | | pagina 1