DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Metitscti SGfeooltoezicM
Honderd eer. en dertigste laargang
Hit het Parlement
Mo. 5
Hit nummer besfaaf ait 3 blades.
929
Deze Conrant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
Abonnementsprijs bij vooruitbetaling per 3 maanden voor Alkmaar 2.—, franco door
het geheele Rijk 2.50.
Afzonderlijke en bewijsnummers 5 cenis.
PRIJS DER GEWONE ADVERTENTIEN
Per regel f 0.25, bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handeisdrukkerij v/h. HERMs, COSTER
ZOON, Voordam C 9.
Dlrecteur: C. ERAS.
Telet.nr. Adminlstratie 3.
Telefoonnr. Redacfie 33.
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
ZATERDAG
Voor de V.D. raadsleden in den kieskring
Den Helder heeft Dr. Van der Hoeve, school-
arts te Amersfoort, kort geleden een interes-
sante lezing gehouden waarin hij uitvoerig
Posttjiro 37060.
2 MA.4RT
msmm
schen arts Dr. Ellinger een brochure getiteld
„De medische schoolinspecteur als aavocaat
van de mishandelde schooljeugd", waarin
voor het e-rst het wcord „Scnoolarts" ge-
bruikt wordt.
De leeraren der middelbare en gymnasia'e
de geschiedenis en de beteekenis van het me- scholen wilden van al die nieuwigheden
disch schooltoezicht uiteengezet heeft.
Het was niet voor de eerste maal, dat Dr
Van der Hoeve dit cnderwerp behandelde,
hij heeft er vroeger wel eens op andere plaat-
sen en ook op andere wijze over gesproken,
xnaar wat hij gezegd heeft is zeker belang-
rijk genoeg om er hier eens de aandacht voor
te vragen.
niets weten.
Zij verzetten zich daartegen, tnaar de in-
zichien waren niet meer te negeeren en in
1883 werd te Frankfort am Main de eerste
schoolarts aangesteld, welk voorbeeld wel-
dra in vele anctere plaatsen gevolgd werd.
Evenwel werd eerst in 1897 te Wiesbaden
het juiste stelsel ingevoerd waarbij een regel-
Hoeve naar voren gebrachte aanleiding
geeft hier verbeteringen te bepleiten.
Meer en meer wordt ook in kleinere ge-
meenten de wenschelijkheid van medisch
schooltoezicht uitgesproken.
I>e tijd is voorbij, dat men een schoolarts
een overbodigen dwarskijker vond, men is ook
ten plattelande doordrongen van de wen
schelijkheid naast het staatsschooltoezicht
dat zich tot opleiding en leermiddelen be-
paalt, nog een ander toezicht te hebben, dat
zich in het bijzonder met den lichamelijken
toestand der leerlingen bezig houdt, dat voor
het zoo noodige evenwicht tusschen lichaain
en geest zorgt, dat het kind den weerstand
geeft de leerjaren ongestoord te kunnen voi-
gen en dat, last pot least, de klasse in haar
geheel beschermt tegen elk besmettingsge-
vaar, dat de scholen zou kunnen ontvolken.
Alvorens na te gaan wat in dit opzicht in
Alkmaar reeds tot stand is gekomen, is het
zeker interessant in het kort te vermelden
wat Dr. Van der Hceve in zijn rede over het
instituut van den schoolarts hoofdzakelijk
naar voren gebracht heeft.
Wie thans de ruime, hygienisch ingerichte
en aan alle moderne eischen voldoende
schoolgebouwen bekijkt, kan zich moeilijk in-
denken, dat nog slechts anderhalve eeuw ge
leden van eenig toezicht op onderwijs en
schoollokalen geen sprake was.
Omstre&ks 1770 werden de kinderen in ka
mers of schuren onderwezen waar allerlei
liuisdieren rondliepen en waar de vrouw
van den schoolmeester dikwijls nog Inishou
delijke bezigheden moest verrichten.
De onderwijzer was een man, die naast
zijn ambacht van koster, kleermaker, kloklui-
der of schoenmaker, nog tijd en lust had om
voor een kleine tegemoetkoming het allesbe-
halve begeerenswaardige baantje van school
meester op te knappen en in Oostenrijk wa
ren in sommige dorpen alleen schaapherders
of nachtwachts voor dit baantje te vinden.
Toch waren er toen ook al medici, die tot de
ontdekking kwamen, dat er, wat de inrich-
ting der scholen en de gezondheid der kin
deren betreft, iets niet hvelemaal in den haak
was.
In 1799 verscheen er namelijk een werk
van den Duitscnen arts Johann Pieter Frank,
getiteld „Een systeem van medische politie",
waarin hij, beter en vcllediger dan iemand
dat voor hem gedaan had, voorschriften gat
voor maatregelen van hygienischen aard
voor onderwijs en scholen.
Hij schreef over den toelalingsleeftijd, den
duur der schooltijden, kleeding, verwarming,
verlicliting, ventiiatie, ziektenbestrijding, va-
c..nties, beroepskeuze, zelfs over co-educati
en scholen voor meer begaafden en gaf blijk
zoover in de toekomst te kunnen zien, dat
veel van wat hij geschreven heeft nog heden
ten dage van belang kan genoemd worden
Een zekert Dr. Faust, een tijdgenoot van
Frank, schreef een Gezondheids Catechismus,
die in duizenden exemplaren over de Duit-
sche scholen werd verspreid, maar de Fran-
sche revolutie, en de daarop volgende oorlo-
gen maakten dat er van hervormmgen voor-
eerst niet veel zou komen.
In 1836 werd er weer ten ernstige poging
gedaan om medisch schooltoezicht in te voe-
ren, toen de Deutsche Dr. Lerinzer een boek-
je uitgaf getiteld „Over bescherming der ge
zondheid in de scholen". Hij wees er op hoe-
veel ziekelijke kinderen er op school waren,
hoeveel bijzienden, hoeveel ernstige storingen
er te constateeren waren in bioedsomloop,
ademhaling en zenuwgestel, hoe de tubercu-
lose vermeerderde als gevclg van een slechte
schoolinrichting.
Zijn werkje veroorzaakte zooveel beroe-
ring, dat er een enquete werd ingesteld, met
het gevolg, dat er in 1841 in Baden een ver-
ordening verscheen, die, naast voorwaarden
waaraan nieuwe scholen moesten voldoen,
ook een scprt van medisch toezicht invoerde.
In 1844 werd aan controleerende artsen
opgedragen, na te gaan of er ook ziekelijke
gezichten onder de leerlingen voorkwamen,
om de oorzaken van de ziekten op te sporen,
ja zelfs om op bijziendheid, huiswerk en
lichaamsoefeningen te letten.
Andere steden en landen volgden en in
1877 verscheaa van de hand van den Duit-
Wij kunnen dan nagaan hoe de toestand matxg systematisch onderzoek van alie leer-
in Alkmaar is en of het door Dr. Van der iingen op bepaalde tijden werd voorgeschre-
ven, wat thans overal tot een der voornaam-
ste plichten van den schoolarts is geworden.
Vrijwel overal is dit toezicht thans inge
voerd en, ondanks vele moeilijkheden door
oorlog of revolutuie, in stand gebleven.
Wat ons land betreft, werd in 1904 in
Zaandam de eerste schoolarts benoemd,
waarna andere plaatsen als Arnhem en
Schiedam spoedig volgden.
Geldt in het buitenland veelal een Rijks-
regeling, in ons land interesseeren de ge-
meentebesturen zich, geheel los van elkaar
voor het instituut van den schoolarts, wat
het nadeel heeft, dat hierdoor eenheid van
methode ontbreekt.
Dr. Van der Hoeve heeft er op gev/ezen,
dat er, naast de zorg voor het medisch
schooltoezicht, reeds voor 1904 wettelijke
regelingen bestonden op het gebied van
schoolhygiene.
De wet op het L.O. en het zoogenaamde
Bouwbesluit, de wet op de besmettelijke
ziekten en de vaccinatiewet hadden reeds
verplichtingen van hygienischen aard opge-
lega en in de L.O.-wet van 1920 is een nieuw
artikel ingevoegd, waarin de rechten van den
Inspecteur der Volksgezondheid omschreven
worden ten aanzien van scholen en klasselo-
kalen.
Daarnaast zijn er thans in meer dan 200
gemeenten van ons land, waaronder in bij-
na alle steden, schoolartsen werkzaam en
het gunstige resultaat daarvan is niet onop-
gemerkt gebleven.
Maar toch betreurt Dr. Van der Hoeve
het, dat de slechte financieele toestand na den
oorlog de,oorzaak geweest is, dat in enkele
provincies de plannen mislukt zijn om pro
vincial- of districts-schcolartsen aar. te stel-
len, omdat hij het medisch schooltoezicht in
dezen vorm het beste en doeltreffendste
noemt.
tiseerende arts, zijn zieken in het middelpunt
zijner belangstelling plaatsen en Dr. Van
der Hoeve acht dit buitengewoon moeilijk
voor een arts uit de practijk, die door de ge-
lijktijdige be'nandeling zijner patienten nog
niet geleerd heeft zich aan te passen aan den
toestand, dat hij afwijkingen moet opsporen
bij de schijnbaar gezonden, die hem niet ge-
roepen hebben.
Plicht, tijd en aandachtsvorm maken, vol-
gens Dr. Van der Hoeve, den behandelenden
arts met onbeperkte practijk tot den man, die
niet met voile aandacht het schoolartsschap
kan bekleeden.
Hij acht daarom voor het platteland en
voor de kleine steden het instituut van den
districtsschoolarts noodzakelijk voor een
combinatie van verschillende gemeenten.
Men zou z. i. een schoolarts kunnen aan-
stellen met toezicht op plus minus 6000 leer
lingen of over een kleineren kring en daar-
aan verbinden het toezicht op zuigelingen
en kleuters.
Ofwel men zou hem een grooter district
kunnen opdragen en doen samenwerken met
de plaatselijke artsen, welke samenwerking
vooral in tijden van besmettelijke ziekten
noodig is, doordat de districtsschoolarts met
meerdere gemeenten onder zijn toezicht veel
tijd met vervoer verliest.
Ten slotte bepleit Dr. Van der Hoeve een
organisch verband tusschen den districts
schoolarts en de wijkverpleegster.
In dezen tijd, nu het vraagstuk van den
schoolarts overal aan de orde komt, is de le
zing van Dr. Van der Hoeve zeker van groo
te beteekenis, niet alleen, zooals hij het heeft
verkondigd, voor menschen van „gelijke po-
litieke beginselen", maar voor iedereen, die
in dezen tijd naar de beste wijze van uitvoe-
ring van het medisch schooltoezicht zoekt
Het platteland werkt remmend op de in-
stelling van districisschoolartsen. Men acht
schooltoezicht voor de gezonde buitenkinde-
ren niet noodig en wijst er op, dat de dokter
daar toch in alle gezinnen komt en de kinde
ren dus Kent. Hier en daar stelt men den
plattelands geneesheer tot schoolarts aan,
wat Dr. van der Hoeve ongeyenscht oordeelt.
In Utrecht hebben de kleinere gemeenten
geen gebruik gemaakt van het aanbod der
provincie, voor hygienisch schooltoezicht
aanvullenden steun te verleenen en slechts
het zoo „achterlijke" Drente heeft het goedc
voorbeeld gegeven en heeft met regeerings-
steun 2 districtsschoolartsen aangesteld, die
daar in goede samenwerking met de plaatse
lijke artsen hun werk verrichten.
Dr. Van d$r Hoeve wijst ten slotte op de
groote beteekenis van het medisch schooitoe
zicht, hij herinnert er aan, dat in de jeugd
de eerste oorzaak is te vinden van verminde-
ring van weerstandsvermogen, van afwijkin
gen,. die misschien later leven en werkkracht
kunnen bedreigen en thans reeds dikwijls
oorzaak zijn, dat het kind van het onderwijs
niet voldoende profijt trekt.
Afwijkingen spoedig te herkennen en tij-
dig te waarschuwen tot voorzorg, is de taak
van het medisch schooltoezicht, dat dikwijls
het leven van het kind kan redden of het
voor invaliditeit kan bewaren.
Alle reeds getroffen wettelijke maatregelen
maken het medisch schooltoezicht zoowel op
gebouwen, klassen, banken, op ventiiatie en
verwarming en vooral op de kinderen en de
onderwijzers niet overboaig.
De schoolarts onderzoekt de kinderen als
zij op school komen en daarna nog eenige
malen gedurende den leertijd. Hij let daar-
bij op alle bijzonderheden en mogelijke afwij
kingen, welke door de onderwijzers te zijner
kennis worden gebracht en verwijst de kin
deren zoo noodig naar hun huisarts, daar
hij ze zelf niet behandelt.
Op geregelde tijden bezoekt hij de scholen
voor een oppervlakkige controle, terwijl hi]
streng controleert bij het heerschen van een
epidemie.
De schoolarts moet nagaan in hoeverre
een afwijking, welke hij vindt een symptoom
kan zijn, hij moet nagaan of ze ook bij de
andere kinderen voorkomt, de oorzaak opspo
ren en de bedreiging van verergering wegne-
men, hii mag dus niet meer, zooals de prac-
In verband met een en ander hebben wi]
een onderhoud gehad met den schoolarts te
dezer stede, Dr. J. H. Pameijer, die in ver
band met het werk, dat in onze gemeente
door den schoolarts verricht wordt, gaarne
bereid was zijn zienswijze mede te deelen over
wat door Dr. Van der Hoeve naar voren ge
bracht is.
Dr. Pameijer acht het aanstellen van
districtsschoolartsen mogelijk en nuttig voor
een kleinen kring van niet te ver uiteenlig-
gende plattelandsgemeenten en voor groote
steden waar men tal van scholen met duizen
den leerlingen bij elkaar heeft.
Daar kan inderdaad een arts zich volko
men aan het schooltoezicht wijden, al blijven
er twee groote bezwaren, ten eerste de bezol
diging en ten tweede de omstandigheid, dat
een arts die niets anders dan schoolarts is,
en dus buiten de gewone practijk staat, een
zeer eentonigen werkkring heeft.
Neemt men Alkmaar als maatstaf waar de
schoolarts over niet minder dan 4740 kinde
ren gaat en daarvoor een salaris van 2500
krijgt, dan is het te begrijpen, dat bij een
toewijzing van 6000 kinderen aan een
districtsschoolarts, naar denzelfden maat
staf een zoo onvoidoend salaris zou worden
gegeven, dat men er geen sollicitanten voor
zou vinden.
Maar zelfs al is de bezoldiging heel wat
ruimer, dan nog zou men voor een kring van
betrekkelijk ver uiteen liggende buitengemeen-
ten voor groote moeilijkheden staan, voorna-
melijk wanneer in geval van een epidemie
snel gehandeld moet worden. Men kan de
schoolkinderen slechts tusschen 9 en 12 en
2 en 4 uur bezoeken en een districtsschool
arts zou over een auto moeten beschikken om
in tijd van nood alle scholen op denzelfden
dag te kunnen bezoeken en er zijn maatrege
len te kunnen nemen.
Valt in een zoodanig district een gemeente
als Alkmaar, dan is het duidelijk, dat de
arts daar de handen zoo vol heeft, dat hij
aan de buitengemeenten niet meer toekomt.
In steden van dezen omvang is het noodig
een arts ter plaatse ter directe beschikking te
hebben en waar deze steden weer niet zoo
groot zijn, dat een schoolarts er een zelf-
standigen werkkring kan vinden, blijft men
hier steeds aangewezen op den schoolarts,
die tijd en gelegenheid moet hebben voor het
uitoefenen van particuliere practijk.
Is een arts in een gemeente van een om
vang als Alkmaar eenige jaren schoolarts
geweest, dan behoeft zijn particuliere practijk
geen beletsel te zijfi om zijn schoolartsentaak
evengoed te kennen en uit te oefenen als de
beroepsschoolarts dat zou kunnen doen en
men voelt te Alkmaar dan ook meer voor de
vroegere opvatting van Dr Van der Hoeve,
dat het wenschelijk is, dat de schoolarts als
practiseerend geneesheer in het voile leven
staat
Dat heeft zijn voordeelen, want de school
arts, die tevens huisarts is komt hier en daar
in gezinnen waar hij opmerkzaam gemaakt
wordt op toestanden of afwijkingen, die bij
een altijd vluchtige scboolcontrole wellicht
niet zoo spoedig zouden opgemerkt worden.
Ondanks particuliere practijk vindt de
schoolarts in een stad als Alkmaar wel gele
genheid zijn werk goed te doen al vergt dit
natuurlijk heel wat van zijn tijd en moeite. De
kinderen die op school komen moeten nage-
keken worden en daarna onder medische con
trole blijven, kinderen die afwijken of waarop
zijn aandacht wordt gevestigd, moet hij op
zijn spreekuur laten komen en zoo noodig
naar den huisarts verwijzen en bij geregelde
schoolbezoeken moet hij zijn aandacht schen-
ken aan alles wat in hygienisch opzicht ver-
betering behoeft.
Wat hier zeker niet alleen wenschelijk,
maar ook noodig is, dat is de aanst&lling van
een schoolverpleegster, die den schoolarts
kan bijstaan.
Voornamelijk voor controle op de hoofden
een controle, die altijd noodzakelijk blijft
geven thans drie zusters van Gezinsver-
pleging op geregelde tijden haar belangeloo-
ze medewerking.
Maar deze zusters zijn daarnaast niet in
de gelegenheid de kinderen met levend hoofd-
onrein afdoend te helpen. Zij kunnen ze
slechts uitzoeken en moeten de behandeling
aan de ouders overlaten.
Sommige ouders knappen het zaakje in
twee dagen op, maar uit de gegevens van den
schoolarts van den laatsten tijd blijkt, dat
het voorkomt, dat kinderen 14 en soms 22
dagen de school verzuimen voor de ouders ze
als genezen weer terugsturen of de school
ze als genezen kan accepteeren.
Werd een schoolverpleegster op een sala
ris van pi. m. 1800 aangesteld en kreeg zij
een lokaal met badkamer en verband te harer
beschikking, dan zou het mogelijk zijn, de
kinderen zelf vlug en afdoend te behandelen
waardoor aan langdurig schoolverzuim een
einde gemaakt werd.
Door aanstelling van een schoolverpleeg
ster zou nog intensiever en vaker dan thans
gecontroleerd kunnen worden en zij zou door
haar routine dadelijk de ernstiger afwijkin
gen kunnen constateeren waarop zoo spoe
dig mogelijk de aandacht vafl den schoolarts
moet gevestigd worden.
Met alle waardeering voor het nuttige en
belangelooze werk van de zusters van de ge-
zinsverpleging, zou de benoeming van een
speciale schoolverpleegster bij een totaal van
ruim 4700 kinderen zeker een goeden maat-
regel blijken.
log werkelijk wordt uitgebannen, een verdrag
als dit kra-chtig kan werken tot verhooging
van den afkeer van den oorlog en d-en volks-
geest kan vaardig maken tot verwerping van
let oorlogsgeweld.
De Kamer heeft getoond dit mede in te
zien en zonder verder debat of stemming
heeft zij hare goedkeuring gehecht aan het
voorstel, waarbij alleen de heer Kersten en
zijn partijgenoot Zandt aanteekening ver-
zochten, dat zij er niet mede instemden. Laten
wij hopen, dat de Eerste Kamer nu even vlot
de zaak afdoet als hare zuster.
De Kamer is heden begonnen met, zonder
er een enkel woord aan te verspillen het voor
stel van den heer Braat (Plattel.) om den Zo-
mertijd af te schaffen af te stemmen. Van de
64 aanwezige leden was alleen de voorsteller
ook de eenige voorstemmer. Maar een woord
ten gunste van zijn geesteskind deed hij niet
hooren. Blijkbaar gevoelde hij zelf, dat het
weer dit stokpaardje gaan berijden wanneer
de Kamer na de verkiezingen weer samen
komt. Misschien maakt hij dan evenwel geen
deel meer uit van het college.
De Kamer heeft zich ook nog bezig gehou
den met een motie van de heeren Kersten en
Zandt, waarbij aan de regeering werd ver
zoeht den Stemplicht uit de Kieswet te lich-
ten. Reeds vroeger heeft de Minister-presi
dent, de heer De Geer, verklaard, dat dit in-
termezzo-kabinet aan den Stemp'icht niet wil-
de tornen omdat de Kieswet buiten de sfeer
van werkzaamheden er van viel. Heden heeft
hij dit weder verklaard en toen nu de heer
ntr. Beumer (A.R.) met een reeks van sar-
casmen het ook wel wat onbeholpen voorstel
kraakte, was het lot van de motie besiist.
Daar intusschen nog maar een handvol leden
aanwezig was, is de afstemming tot Dins-
dag aangehouden.
Uit het onderhoud met Dr. Pameijer is ons
gebleken, dat het aanstellen van districts
schoolartsen voor plaatsen als Alkmaar, min
der gewenscht moet worden geoordeeld.
Het medisch schooltoezicht is, met betrek
kelijk geringe kosten, in onze gemeente op
het oogenblik zoo goed als het maar zijn
kan en wanneer de Raad binnen afzienbaren
tijd nog eens tot aanstelling van een school
verpleegster zou kunnen besluiten, die hoofd
zakelijk met de controle op de reinheid en de
behande1ing der hoofden dat wil zeggen
de hoofden der schoolkinderen belast zou
kunnen worden, dan is er geen enkele reden
in het thans beproefd gebleken stelsel eenige
verandering aan te brengen.
DEN HAAG, 1 Maart 1929.
Het is een verstandige daad van de Tweede
Kamer geweest om zich niet te laten influen-
ceeren door de stemming bij ons volk tenge-
volge van de onthullingen omtrent een ge-
heim tegen ons gericht tractaat tusschen
Belgie en Frankrijk om toch maar het voor
stel tot goedkeuring van de onderhandelin-
gen van een ander tractaat, het zoogenaamde
Kellogg-pact, in behandeling te nemen. Men
heeft bij de besprekingen van dit voorstel
zelfs geen oogenblik over die onthullingen
gesproken, hoewel dat toch voor de hand lag,
zich ten hoogste een enkele maal bepaald tot
een lichte toespeling. Over de aansluiting
bij het Kellogg-pact, het tractaat dat bedoelt
te bes'luiten tot wat men noemt de uitbanning
van den oorlog, is op de meest sympathieke
wijze gesproken. Ontwapenaars zooals de
sociaal-democraat Vliegen en de vrijzinnig-
democraat mr. Mar chant, lieten zich guns tig
er over uit, de katholiek Nolens toonde zich
er een groot voorstander van, de liberaal mr
Knottenbdt was er warm vriend van evenals
de anti-revolutionnair mr. Heemskerk en al
leen de christelijk-historische dr. Schokking
deed een aarzelenden klank hooren, terwijl de
leider -der Staatkundig-ge.eformeerde partij,
ds. Kersten, zich er tegen verklaarde omdat
hij de zaak niet vertrouwde!
'Met een Kamer waarin een dergelijke stem
ming heerscht valt gemakkelijk zaken te doen
en de Minister van Buitenlandsche Zaken, de
heer Beelaerts van Blokland, heeft dan ook
daarvan gebruik gemaakt. Hij heeft in een
waarlijk welsprekende rede d'e wording en de
beteekenis van het pact geschetst, erkend, dat
het nu wel niet direct gedaan zou zijn met al
•wat oorlog heet, het goed recht van zelfver-
dediging ten voile fceaamd, doch er den na-
druk op gelegd, dat als men wil, dat de oor-
3$) verto^ss zaak was. Doch laat bij nu niet
DaggeSiJkscE? owetrzicthf.
HET PUBLICEEREN VAN DE NOTULEN
DER BERAADSLAGINGEN TUSSCHEN
DE BELGISCHE EN FRANSCHE
GENERALE STAVEN.
Moeilijke oogenblikken voor di
regeeringen van Belgie en Frank
rijk. Zullen zij zich rehab'li-
teeren. De Engelsche regeering
weer „handig"?
We hebben het gisteren reeds betoogd, dat
de publicatie van de notulen van de beraad-
slagingen tusschen de generate staven van
Belgie en Frankrijk deze beide landen in een
zeer moeilijk parket brengt. Immers, de re
geeringen van beide landen zullen nu genood-
zaakt zijn, ook deze notulen als valsch te
verklaren en dat zal haar, vooral nu ook de
namen der onderteekenaars bekend zijn ge
worden, niet gemakkelijk valien.
In zooverre heeft de Belgisch-e pers haar
zin gekregen, dat het U. D. er toe overging,
deze notulen te publiceeren. Dat het blad
daartoe zoo grif overging, is een bewijs
te meer. dat van vervalsching geen sprake kan
zijn. Het ontbreekt nu alleen nog maar, dat
cliches van het verdrag en van de handteekc-
ningen in het blad worden opgenomen En
dan za< zelfs de Belgische regeering moeite
hebben met haar vasthouden aan verval
sching.
Intusschen zijn de verontwaardigde de
mentis, die in de Belgische Kamer zijn ge
geven, in een zonderling licht komen te
staan; immers uit de onderteekening der no
tulen blijkt nu, dat de Belgische regeering, of
wil men liever, de minister de Broqueville
wel degelijk bekend was met het verdrag!
Heeft men dan „willens en wetens" in-
Belgie de Kamerleden en het geheele volk
om den tuin geleid? Het moet wel zoo zijn.
Erger nog is het, dat die verklaringen van
de Belgische regeering ook het buitenland
golden. Daardoor is men zoo ver gekomen,
dat zoolang niet overtuigend is bewezen,
dat het verdrag en zijn aanhang valsch zijn.
de Belgische regeering onbetrouwbaar ge-
acht moet worden. Welke waarde zullen of-
ficieele dementis in het vervolg hebben? Wei-
nig of geen.
Daarom is de Belgische regeering aan zich
zelf verplicht, de wereld te overtuigen, dat
het verdrag valsch is. En dat zal haar wel
niet gelukken.
Trouwens, de Belgische regeering staat
niet alleen. In Frankrijk is men precies zoo
ver. Ook daar heeft men officieel het be-
staan van zoo'n verdrag ontkent, Ook daar
heeft men het dus al heel ruim met de waar-
heid en eerlijkheid genomen. En ook voor
de Fransche regeering zal het zaak zijn, haar
handelingen met bewijzen te staven.
Het zou ons niet verwonderen, dat we-
gens het ontbreken van de macht om zich t<
rehabiliteeren de beide regeeringen binnen
afzienbaren tijd aftraden.
En dan Engeland!
Voor het Engelsche volk moet het een
spannende lectuur zijn te vern-emen, hoe in
het Fransch-Belgisch militair conclaaf bij het
opstellen van hun offensief tegen Duitsch-
land door Nederlandsch Limburg heen over
een „sterk gemoioriseerd" Britsch contingent
eg m.x talrijke Bri&Uje jvb.terij betchfls*
f
1LKMAARSC1E GOURANT.
s®
ii i;i_ 1 1rr»*i o 11 1 ant-