DAOBLAO VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 5$
donderd een en dertlgste laarganjj
Uit het PaHement
Oagelijkscli overzichl.
Het militair ferdrag.
Dit nammer besfaaf ntt 2 blades.
1929
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
Abonnementsprijs bij vooruitbetaling per 3 maanden root Alkmaar 2.—, franco door
het gebeele Rijk 2.50.
Afzonderlijke en bewijsnnmmers 5 cents.
PRIJS DER GEWONE ADVERTENTIEN:
Per regel f 0.25, bij groote coniracfen rabat. Groote letters naar plaatsrnimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrakkerij v/h. HERMs, COSTER
ZOON, Voordam C 9.
Directeur: C. KRAK.
WOE1IDAO
Telef.nr. Administrate 3.
Teiefoonnr. Redactie 33.
Postqiro 37060.
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
Den Haag, 5 Maart 1929.
Alvorens de Minister van Financien als
-minister-president' de regeeringsverklaring
over het beruehte verdrag tusschen Frank-
rijk en Belgie, die elders in dit nummer is
icpgenomen, aflegde, heeft de Tweede Ka
mer heden afgerekend met de motie van de
iheeren KerSten en Zandt (St. Ger. P.) inzake
de schrapping van den stemplicht uit de
Kieswet. Zij heeft er niet aan gewild en haar
verworpen met 40 tegen 30 stemmen.
Nadat minister De Geer zijn regeerings
verklaring had voorgelezen en hierna een
reeks van wetjes enz. was aangenomeu, heeft
rnevr. De Vries-Bruins (S.D.A.P.) hare in
terpellate gehouden over de veelbesproken
ziektegevallen aan boord van de mailboot
„Insulinde". Naar hare meening -waren er
niet voldoende maatregclen genomen om het
verschijnen van besmettelijke ziekten aan
boord van de boot tegen te gaan en zij meen-
de, dat een der leden van de bemanning her-
komstig was uit een gezin waar roodvonk
heerschte, toen hij aan boord kwatn. De in-
iterpellante vroeg nu welke maatregclen kon-
den worden genomen om te voorkomen, dat
personen die ziektegevaar opleveren aan
[boord kwamen en drong aan op de instelling
[van een commissie om te onderzoeken wat er
pte doen is en wat er moet gedaan worden in
het belang van de gezondheid van oassagiers
en personeel.
Minister Slotemaker de Bruine gaf een
overzicht van al de zorgen, welke besteed
worden aan de gezondheid van de opvaren-
den op een mailboot en voegde er aan toe, dat
er nog wijzigingen van de Schepenwet en
van de wet op de artsenijbereidkunde in voor-
bereiding zijn om het gevaar van besmetting
zoo gering mogelijk te doen zijn.
Mevr. de Vries-Bruins was met die mede
deeling niet tevreden en stelde een motie
voor, waarbij aan de Regeering verzocht
werd een commissie als zij wenschfe in te
stellen.
De heer De Vos (Vrijheidsb.) zette tegen-
over de interpellate uiteen, dat het tot de
oncnogelijkheden behoort om een vaartuig van
alle calamiteiten op ziektegebied te vrijwaren,
ook al, omdat een schip daartoe nooit vol
doende geoutilleerd kan zijn. Hij vond dan
ook, dat de regeering in dezen doet wat zij
kan en dat dus een commissie volkomen over-
bcdig was.
Mevr. De Vries-Bruins was wel niet heele-
maal bevredigd, doch was zoo verstandig
hare motie weer in te trekken, wel begrij-
pend, dat deze toch niet zou worden aange-
nomen. Waarmee ook deze interpellate
weer tot het verleden behoorde.
De rest van den middag heeft de Kamer
besteed aan de behandeling van de Begroo-
ting van Posterijen, Telegrafie en Telepho
ne voor 1929. Men is er nog lang niet mede
gereed gekomen, zelfs hebben nog niet alle
sprekers in eerste instantie het woord ge-
voerd. Maar dat zal wel morgen gebeuren,
daar ons anders een avondvergadering wacht
en daar zullen de kamerleden wel niet veel
.voor gevoelen.
Bij de besprekingen van heden zijn in het
bijzonder twee punten op den voorgrond ge-
treden. Vooreerst het nieuw ontworpen tele-
foontarief voor locale netten. De minister wil
een gesprekkentarief invoeren en van ver-
scheidene kanten is daartegen geopponeerd.
De heer Van den Heuvel (A.R.) heeft zich in
het bijzonder daartegen gekant en zich daar-
bij beroepen op de bezwaren door de Kamer
van Koophandel te Leiden daartegen ontwik-
keld. In het bijzonder wees hij er op, dat een
dergelijk tarief geen rekening houdt met den
duur der gesprekken en zette uiteen, dat er
geen verhouding bestaat tusschen de kosten
en het aantal gesprekken. Spr. vendees daar-
bij naar de tarieven van Zweden eri Noorwe-
gen, waar de zaak veel beter is geregeld dan
met een gesprekkentarief mogelijk zou zijn.
Ook de heer Kortenhorst kwam op tegen 'n
gesprekkentarief, terwijl de heer van Voorst
tot Voorst (R.K.) zich er voorstander van be-
toonde.
Een tweede punt waaromtrent zich nog
wel n debat zal ontwikkelen, betreft de in-
stallatie van den zender voor ons radiogra-
fisch verkeer met Indie. Het schijnt. dat de
legeering oorspronkelijk het voornemen heeft
gekad om met de levering van de installatie
de Duitsche Telefunken gelukkig te maken.
Philips is daartegen opgekomen, in den boe-
zem van de Commissie van Rapporteurs is
die zaak ook besproken en de heer Knotten-
belt (Vrijjieidsb.) bracht heden de kwestie in
de Kamer ter sprake, waarbij hij voor Philips
partij trok.
Verder is er geklaagd over de lage rente
van de Rijkspostspaarbank, over de te lang-
durige openstelling van postkantoren ten
plattenlande voor het afhalen van brieven
op 'Zondag, heeft mevr. Bakker-Nort (V.D.)
den minister hulde gebracht voor de hand-
having van de vierde postbestelling te Gro-
ningen, heeft de heer Oud (V.D.) de positie
van het iosse personeelder sprake gebracht,
heeft de heer Van Voorst aangedrungeo op
een betere belooning van de bestellers ten
piattenlande. Minister Van der Vegte zal dus
morgen heel wat te antwoord&n hebben.
HET GERUCHTMAKENDE
DOCUMENT.
Is het document valsch of echt
de meeningen verschillen; meerdere
bewijzen gevraagd.
Is het militaire verdrag tusschen Frankrij
en Belgie valsch?
Met deze vraag hebben velen zich bezig
gehouden, toen Franck Heine gearresteerc
was en hem een voorloopig verhoor was af
genomen.
Ook wij hebben ons die vraag gesteld
(men zie't Dag. Overz. van Maandag jl.) en
we twijfelden aan de verklaringen van
Heine.
Dat wij hiermede niet alleen stonden, be
wijst wel een beschouwing, die de N. R. Crt
geeft in het nummer van gisteravond. Dit
blad merkt op, dat Heine in't geheel niet te
vertrouwen is, dat men zelfs in Belgie soms
niet wist, wat men aan hem had.
Terecht heeft de socialistische senator de
Brouckere dan ook in de Peuple opgemerkt
dat het een hopeloos geval lijkt, de Neder-
landers te overtuigen, „dat de falsaris een
eerlijk man is", dus aan zijn verklaringen dat
hij de stukken in tien dagen in elkaar geflanst
heeft, te doen gelooven.
Het cordon politie-agenten zoo gaat
het blad verder dat hem aan het station
te Brussel opwachtte, was berekend op de
aanhouding van een hoogst gevaarlijk indi-
vidu, dat men zich niet wilde laten ontsnap-
pen, maar nu leest men al in berichten uit
Brussel dat Frank Heine, volgens het ge
rucht, „heel wat vroeger in vrijheid zou wor
den gesteld dan men algemeen verwacht".
Waarom dan eerst die machtsont-
wikkeling van de politic? Te Brus
sel erkent men thans naievelijk dat
er van rechtsvervolging wegens spionnage
geen sprake kan zijn. Natuurlijk niet, want
met zulk een vervolging zou men implicite
erkennen dat hit werkelijk militaire geheimen
verraden had Wat heeft de man dan nog te
vreezen? Het feit dat hij met het in omloop
brengen van stukken welke hij, volgens zijn
bekentenis, vervalscht heeft, de Internationale
betrekkingen vergiftigd heeft, wordt hem dan
in Belgie blijkbaar niet zwaar aangerekend
en het eenige wat men hem nog ten iaste zou
willen leggen. heet dat hij in zijn paspoort
geknoeid zou hebben, door er den geldig-
heidsduur van te verlengen. Wordt dit feit
bewezen, dan zou men tegelijk aangetoond
hebben dat hij tot het plegen van valschheid
in staat is, q. e. d., wat te bewijzen was.
Als men ons aan de echtheid van Frank-
Heine's bekentenis wil doen gelooven, mogen
er echter geen dingen in voorkomen die in
strijd zijn met feiten die elders bekend zijn.
Zijn verzekerine b.v. dat hij de stukken (.in
de laatste tien dagen van Januari" in elkaar
heeft geknutseld, klopt namelijk niet, naar
de Nieuwe Utrechtsche Courant in herinne-
ring biengt, met wat prof. Gerretson in een
gesprek met de Standaard gezegd heeft. Daar-
uit viel riamelijl: op te maken dat aan prof
Gerretson de inhoud van de stukken al voor
22 Januari bekend is geweest. De verkhring
van Heine, zegt het blad, kan niet juist-zijn,
als prof. Gerretson waarheid spreekt, wat
wij natuurlijk aannemen.
Neemt dus de N. R. Crt. de vervalsching
nog niet aan, het Hbld. meent, dat de ver
valsching nu niet meer te ontkennen valt
Echter het vindt verontschuldigingen voor
het feit, dat het eerst geloof aan het verdrag
hechtte. Er bestaat n.l. een Fransch-Belgisch
militair verdrag, dat te Geneve wel aange-
kondigd, maar niet publiek gemaakt is; het
gepubliceerde verdrag kon het hier bedoelde,
steeds geheim gehouden tractaat zijn, merkt
het blad op.
Generate staven van verbonden en de zoo-
genaamde notulen van zulk een bijeenkomst
van de betrokken staven schijnen wel zoo
handig te zijn opgemaakt, vermoedelijk
inderdaad met hulp van Belgische generale
stafofficieren dat ook knappe militairen
van andere mogendheden er in konden loo-
pen; het is dus heusch zoo vreemd niet dat
Nederlandsche journalisten ze als waar aan-
namen. Dat mag als een excuus gelden, wat
betreft de verstandelijke beoordeeling van het
stuk.
Maar dit is niet alles. Er zijn andere over-
wegingen, die in aanmerking komen. Een
lezer schrijft aan het blad: „Hier is een ge
val waarin een publicatie wordt gedaan, die
een blaam werpt op de regeering van een be-
vriende natie en die, juist of niet juist, de ge-
moederen prikkelt en wantrouwen veroor-
zaakt Had nu niet onze reactie op die pu
blicatie deze moeten zijn: dit moet gelogen
zijn; wij hebben zooveel vertrouwen in de
eerlijkheid van de bedoelingen der Belgische
regeering, dat dit onjuist moet zijn?"
Inderdaad. zoo hadden wij kunnen reagee- -
ren; in een Ideal e wereld zouden wij ook
zeker die houding hebben aangenomen.
Maar van zulk een wereld zijn wij helaas nog
ver af, wij, en anderen. Een sfeer van ver
trouwen heerscht nog allerminst tusschen de
naties. Onze verhouding in het bijzonder tot
Belgie is in geenen deele zoo als zij moest
wezen. Wij denken niet aan het onlangs ver
worpen verdrag, maar wij mogen ter ver-
klaring van het tusschen de beide volken
heerschende wantrouwen wel wijzen op
zekere annexionistische begeerten, die na den
oorlog in sommige Belgische kringen geble-
ken zijn; van Nederlandsche zijde is daarop
zeker wel eens op minder verstandige wijze
gereageerd.
We hebben hier dus te doen met de mee
ning van twee verschillende bladen. Het
Hbld. is overtuigd van de vervalsching, de
N. R. Crt. niet.
En wij?
Nog steeds wachten wij op meerdere be
wijzen. Nog steeds kunnen we de verklaun-
gen van iemand als Franck Heine niet zoo
maar voor waarheid aannemen.
Waarom moet iemand, die zijn geheele
leven gelogen heeft, die ook door de Belgi
sche regeering als dnbetrouwbaar wordt oe-
schouwd, nu wel de waarheid spreken?
En dan: waarom zwijgt de Belgische re
geering? Onze minister heeft inlichtingen ge
vraagd aan de Belgische regeering De Ne
derlandsche pers stond huiverig tegenover
het antwoord Welnu, waarom vraagt de
Belgische regeering nu niet onmiddellijk uit-
Ieggingen aan onze regeering? Nederiand
heeft nog geen verontschuldigingen aange-
boden, Belgie vraagt ze niet.
Juist dat stilzwijgen der Belgische regee
ring is een vaag t-eeken.
Is er niet een geztgde als: Wie zwijgt
stemttoe?,.
De regeeringsverklaring.
D'e verklaring, die de minister van finan
cien gister in de Tweede Kamer heeft afge-
legd (zie de korte mededeeling onder tele-
grammen in ons vorig no.) luidt als volgt:
Naar aanleiding van het dieptreurige inci
dent, dat de laatste tien dagen de goede ver-
standhouding tusschen de volken dreigt te
verstoren, wenscht de regeering een verkla
ring af te leggen. Zij wenscht daarbij in de
eerste plaats mede te deelen, in hoever zij
zeive in de zaak gemoeid is geweest.
De eerste maal dat ik persoonlijk van de
zaak hoorde, was op Vrijdagavond 22 Febru-
ari te kwart over elf, toen de minister van
buitenlandsche zaken mij bezocht en tnede-
deelde, dat blijkens door hem verkregen in-
lichting, den volgenden avond, Zaterdag 23
Februari, een opzienbarend stuk zou ver
schijnen in het „Utrechtsch Dagblad". Daar
hij den volgenden ochtend naar Londen zou
gaan, voor een bezoek aan de tentoonstelling
stelde hij er prijs op, mij daarop voor te be-
reiden. Hij deelde verder mede, dat dit stuk
een paar weken geleden door den heer Van
Beuningen, te Rotterdam, in originali aan
den secretaris-generaal van zijn departement
was vertoond, terwijl een afschrift daarvan
was achtergelaten. Dit afschrift was hem
vertoond.
Hij had het voor onderzoek in deskundige
handen gesteld en in afwachting daarvan
geen aanleiding gevonden, aan de zaak ver-
dere aandacht te wijden. Later had hem 'n
mededeeling van het „Handelsblad" bereikt,
dat het document aan dat orgaan ter publica
tie was aangeboden, maar dat het dit ge-
weigerd had. Dienzelfden dag Vrijdag 22
Februari had hij echter vernomen, dat het
den volgenden avond in 't „U.)D." zou ver
schijnen.
Door mijn ambtgenoot en mij werd dit
vcoruitzicht in hooge mate betreurd, maar
wij waren beiden overtuigd, dat geen ingrij-
pen van de regeering publicatie zou kunnen
voorkomen.
Het eenige, wat gedaan kon worden, was
de buitenlandsche regeeringen onmiddellijk
in de gelegenheid te stellen zich officieel te
genover onze regeering te verklaren en op
die wijze de schadelijke werking aan de pu
blicatie zooveel doenlijk te notnemen. Een
onvriendelijke bedceling was hierbij uitgeslo-
ten. Dit blijkt ten overvloede uit het feit dat,
waar het verzoek om informatie slechts ge-
richt was tot de beide regeeringen, wier ge
nerale staven volgens het document zouden
hebben geconfereerd, werd zeer kort na de
uublicatie de Engelsche regeering, die ook in
het document was genoemd, eigener bewe-
ging aan onze regeering de informatie kwam
aanbieden, welke aan de beide andere was
verzocht.
De regeering heeft den iphoud van de in-
gekomen antwoorden aan de Kamer medege-
deeld, in antwoord op de schriftelijke vra-
gen van den heer Heemskerk.
Verdere bemoeienis heeft de regeering met
let document niet gehad, afgezien dan van 'n
voorloopig onderzoek, na de publicatie inge-
steld door den minister van justitie
De regeering voegt hieraaa toe, dat zij
overtuigd is, dat ons land van geen enkele
andere natie eenig gevaar bedreigt en zij
spreekt den innigen wensch en het vurig ver
trouwen uit, dat deze rampzalige dagen
spoedig zullen zijn vergeten en dat ons volk
na de droeve ervaring thans opgedaan, zich
meer dan ooit zal voornemen, alle kiem van
internationaal wantrouwen uit te bannen en
in de oude vriendschap met de andere vol
ken samen te werken aan den opbouw van
vrede en welvaart.
Een r.-k. persstem.
DeMaasbode (r.k.) is van meening,dat
er aan dit verdrag allerlei bedenkelijke zijden
zijn, „die redenen te over laten voor een ge-
motiveerd scepticisme."
1. De eerste reden werd al aanstonds aan
gegeven door den Nederlandschen journalist
die op hetzelfde oogenblik, dat de naam van
den „vervalscher" bekend werd, tot de
Brouckere zeide: ,-,Het is jammer, dat Frank
zulk een beruehte schurk is
2. Deze heer zit veilig en wel in Amster
dam, vertelt daar heel het zaakje aan een
correspondent van de „Soir" en vertrekt
dan welgemoed naar Brussel met de volsla-
fen zekerheid, dat hij daar terstond in de
em overigens niet geheel onbekende, „doos"
zal worden gestopt. Immers: zijn arrestatie
was reeds een paar dagen aangekondigd
men krijgt werkelijk den indrdk, dat hij zicti
hiervoor eenvoudig „beschikbaar" stelde. Als
bliksemafleider?
3. De „Soir" zelf twijfelt dan ook aan de
waarheid van zijn verhaal en weet niet wat
er van te gelooven. „In hoeverre is zijn ver
haal in onderdeelen juist? Wij weten het
niet", zoo vraagt en verklaart het blad.
4. Als de verdachte in Brussel aankomt,
wordt op hem het origineele document ge
vonden, dataan het Utrechtsch Dagblad
zou zijn verkocht.
5. De Nieuwe Rotterdamsche Courant kan
„met zekerheid" verklaren, dat het origineele
op het oogenblik nog in Nederland berust.
6. Nog nooit heeft een arrestant zich in
zijn toch altijd min of meer onaangename
ositie zoo welbehaaglijk gevoeld. Hij is vol-
omen gerust en voelt zich kiplekker.
7. Niet alleen de Nederlandsche maar ook
de Duitsche pers blijft sceptisch en denkt aan
„regie".
b. Bij zijn verhoor vertelt Frank, dat hij
het document door betniddeling van een ac-
tivistisch journalist aan het Utrechtsch Dag
blad heeft geleverd wat door dit blad
wordt ontkend terwijl hij tegenover den
correspondent van de „Soir" beweerde, dat
hij het stuk aan een Duitschen Nederland
schen spionnagedienst in handen had ge-
speeld.
lets verder schrijft het blad nog:
Het Utrechtsch Dagblad verklaarde al
aanstonds, dat het nooit eenig contact heeft
gehad met een der gearresteerde personen, en
dat een der organen der overheid de volstrek-
te authenticiteit, ook na de z.g.n. „bekente-
ris" als onaantastbaar handhaaft.
Het is dus geen wonder, dat de Neder
landsche pers volstrekt niet bereid is, zoo
maar aanstonds een „peccavi" te stamelen.
Men zal het haar in Belgie niet euvel kun
nen duiden, dat zij zich in deze onvakwikke-
lijke geschiedenis op de eerste plaats laat lei-
den door de vraagwat eischt het belang van
Nederland?
Maar men zij er van verzekerd, dat haar
streven meteen is: de betrekkingen tusschen
de beide landen, die meer dan welke staten
ter wereld ook, op vriendelijke nabuurschap
zijn aangewezen, te zuiveren van alles wat
deze maar eenigszins zou kunnen vertroebe-
len. En het is onze vaste overtuiging, dat dit
onweer ook werkelijk zuiverend werken zal.
De „onthullingen" van de „Soir".
Spionnage en contra-spionnage.
De Hbld.-medewerker G. Nypels telefoo-
neerde gistermiddag uit Brussel
blad:
aan
In de Belgische „Soir", die weigerde eer-
der daarvan inzage te geven, publiceert he-
denavond A. Wullus (Ruduiger) de aange-
kondigde sensatie, onder het hoofd „Het neu-
trale en loyale Holland. Zij, die onze loyau-
teit in twijfel durfden trekken, aarzelden niet
tijdens den oorlog confidentieele diensten te
bewijzen aan Duitschland? Hoeveel dooderi
hebben deze confidentieele diensten den Ge-
allieerden gekost?"
Deze sensatie bestaat uit een telegram van
dr. Von Rosen, toenmalig gezant van Duitsch
land te Den Haag, aan rijkskanselier graaf
von Hertling, d.d. 7 Sept. 1918. Dit stuk be-
vend zich in een dossier, genaamd „N:eder-
lande, geheimer Band no. 13" in het rijksar-
chief te Potsdam, vanwaar het sindsdien ver-
dwenen is en volgens den schrijver Wuiius-
Rudiger in zijn handen terecht kwam.
In dit telegram deelt de gezant Von Rosen
den rijkskanselier mede, dat de Nederland
sche militaire autoriteiten hem confidentieel
er op hebben gewezen, dat de Duitschers
geen telegrammen moeten sturen, waaruit
blijkt, dat zij oorlogsmateriaal, met name
veldtelefonen en zandsporen, door Nederland
vervoerden naar het front. Von Rosen deelt
aaarin ook mede, dat de Ned. militaire auto
riteiten hem b.v. er op gewezen hebben,, dat
de Duitschers geen telegrammen moesten
sturen als dat, verzonden uit Neuss naar het
station Maastricht, waarin de aankomst van
een etappe-trein werd aangekondigd. De Ne
derlandsche militaire autoriteiten hadden
hem bij deze gelegenheid medegedeeld, dat
men van Nederlandsche zijde niet de bedoe-
ling had den Duitschers in dezen moeilijk-
heden in den weg te leggen, maar dat het
hun van den anderen kant lastig gemaakt
zou worden, indien de Duitschers zelf aan
de Entente bewijzen van het militaire karak-
ter der transpoften gaven.
Verder hebben de Nederlandsche militaire
autoriteiten, dr. Von Rosen confidentieel me
degedeeld, dat te Herenthal, waar de verdee-
ling van de goederen plaats vond, de Enten
te een uitgebreiden geheimen inlichtingen-
dienst, die goed werkte, had georganiseerd,
teneinde na te gaan, waarheen de wagons na
de dislocatie van den trein verzonden wer-
den.
De „Soir" publiceert bij dit artikel drie
facsimiles, twee van den omslag van het ge-
heime dossier en den kop en het einde van T
telegram.
De Scandinaafsche opinie.
De pers van de noordelijke landen heeft
met beiangstelling de onthullingen over het
z.g.n. Fransch-Belgische Verdrag gevolgd
en de commentaren uit de verschillende hoof d-
steden eerlijk weergegeven. Men is hier ge-
woon de dingen koel en objectief te beschou-
wen; het geval ging Scandinavie niet direct
aan en van eenige opwinding viel dus weinie
te bespeuren. Over het algemeen stelde men
zich tamelijk sceptisch tegenover de docu-
menten van het „Utrechtsch Dagblad" al was
dit scepticisme genuanceerd al naar gelang
de orientatie ten opzichte van de buitenland
sche politick. Maar de mogelijkheid dat de
documenten echt waren, verwierp men toch
met en in dat geval besefte men volkomen
den ernst van het geval. Sommige bladen
vonaen daarin dan aanleiding te wijzen op
het groote gevaar, dat de militaire mentaliteit
en de militaire invloeden nog altijd voor
Europa opleveren. Men ziet de geheele kwes
tie ook als een symptoom van het noodlottig
wantrouwen dat ondanks Volkenbond, Locar
no en Kellogg-verdrag, in breede kringen
van Europa blijft heerschen.
Voor „Svenska Dagbladet" is deze zaak
aanleiding voor een hoofdartikel over de be
trekkingen tusschen Belgie en Nederland en
in het bijzonder de Scheldekwestie. Het blad
herinnert aan de aanspraken, welke Belgie
in 1918 meende te mogen doen gelden ten
opzichte van Nederlandsch grondgebied, en
in de verbittering, welke daar door gewekt
is en sindsdien bleef sluimeren, ziet het blad
de verklaring van de uitbarsfing die de publi
catie van de documenten thans gebracht
heeft. Voor de zuivering van de politieke at-
mosfeer acht het blad daarom een regeling
van de Belgisch-Nederlandsche geschilpun-
ten van het hoogste belang.,
Hoe het ook zij, verscheidene bladen geloo
ven, dat het apres tout toch nuttig geweest
kan zijn dat duistere hoeken van den politie-
ken rommelzolder even belicht werden. Ais
alles daar pluis blijkt kan men gerustgesteld
zijn en de mogelijkheid, dat er zich in de toe-
komst ongerechte dingen afspelen, is daar-
door verminderd.
De toestand volgens de Duitsche
bladen nog duisterder geworden.
Voor zoover de Berlijnsche bladen gister-
morgen commentaar leverden op de Brussel-
sche berichten, zijn ze unaniem van oordeel,
dat de kwestie der Utrechtsche documenten
door de „bekentenis" van Frank Heine
geenszins is opgehelderd, doch dat ze inte-
gendeel nog duisterder er door geworden is
Men wijst er op, dat Frank tot dusver drie
verschillende lezingen van het geval heeft
gegeven: Volgens de eene zou hij de docu
menten met medeweten van den Belgischen
Generalen Staf zelf hebben vervaardigd; vol
gens de tweede zou hij het in opdracht van
een Duitsch spionnagebureau hebben gedaan,
en volgens de derde zouden de Belgische
stafofficieren zelf de vervaardigers van de
protocollen zijn.
Verschillende rechtsche bladen verbazen
zich, gezien deze opeenhooping van leugens,
over de lichtgeloovigheid van een deel der
Nederlandsche pers, die voetstoofcs bereid is
om de fantasieen van Frank voor goede munt
aan te nemen. Maar ook de democratische
bladen zijn van oordeel, dat de verklaringen
van dit heerschap al te duidelijk den stempel
der onwaarheid dragen.
De „B. Z. a. M." schrijft: „Zoo langza-
merhand wordt het duidelijk, dat Frank Hei
ne alle mogelijke menschen in de luren heeft.
gelegd. Dat hij naar Brussel terugkeerde, is
niet anders te verklaren, dan dat hij als ho
norarium voor zijn interview in de „Soir"
geld 8 a 10.000 fr.) heeft ontvangen, met de
verplichting naar Brussel te komen en daar
te verklaren, dat hij de falsaris is. Bij een
stylistisch onderzoek van het interview in de
„Soir" blijkt zelfs, dat dit door Frank Heine
zelf is geschreven. De affaire is dus alles
behalve oDiZeheldei'd'V"
KMAARSC
Z1J11