lliiiMstlt Eonraot. De Plaatsvervanger Opgaaf van adresverandeting. Brieven uit de hootdstad Spaansche visioanen en droomen FEIJ ILL, ETON. Dienstplicht. No. 70 1929 Handerd een en dertigste Jaargang. Katerdag- S3 Maart. De BURGEMEESTER van ALKMAAR vestigt de aandacht van de verlofgangers op de VERPLICHTING tot het doen van op- gave ter gemeente-secretarie, afd. Militaire Zaken, van ELKE ADRESVERANDERING, zoowel bij verhuizing BINNEN DE GE MEENTE. alswel' bij verhuizing VAN DE EENE GEMEENTE NAAR EEN ANDERE, alsmede op de straf welke kan worden ge- eteld op de niet-nakoming dezer verplichting. Bij verhuizing binnen de gemeente, deele men zulks binnen TIEN dagen ter gemeente- secretarie mede, hetzij schriftelijk, hetzij mon- deling en bij verhuizing van de eene gemeen te naar de andere behoort men ook hiervan, hetzij schriftelijk, hetzij mondeling, kennis te geven, waarna men zich ter gemeente-secre tarie der gemeente van vestiging dient aan te Bidden, uitsluitend persoonlijk, met overleg- gi-ng van het zakboekje (zonder veldzak- boekje) De k-ennisgevingen moeten geschie- den zoo mogelijk onmiddellijk voor het ver- trek en onmiddellijk na aankomst, in elk ge val binnen tien dagen daarna. Artikel 40 der Dienstplichtwet, in het zakboekje afgedrukt, bevat nadere aan- wijzingen. Deze verplichting rust op ALLE verlof gangers, voor hen, die geen graad of den graad van korporaal bekleeden tot het be- reiken van den 40-jarigen leeftijd, en voor hen, die den graad van onderofficier of den officiersrang bekleeden, tot den 45-jarigen leeftijd. (Wederom is een verlofganger voor den duur van 4 dagen onder de wapenen geroe- pen, wegens niet-nakomen zijner verplich ting tot kennisgeving bij vertrek naar een sndere gemeente). Alktnaar, 20 Maart 1029. De Burgemester voornoemd. WENDELAAR. XXIX. Opera en concert in deh uis- kamer. De guile muzikant en draadlooze ellende.' Ondankbare lidsteraars. Een noodkreet om pclitie! De beschaamde Stede- maagd, die een zorgzame verpleeg- ster Is. Het gouden Burgerziekm- huis. Nu het Museum-theater niet gebouwd wordt, schreven wij in een vorigen brief, is de kans op goede opera-uitvoeringen zooal niet verkeken dan tcch verminderd en zal de Amsterdammer zich vooiioopig tevreden moe- tes stellen met aria's van de gramofoon of wat de radio hem uit buitenlandsche zendsta- iions bieden kan. De Radio is inderdaad een prachtige uit- vinding, omdat men een opera-uitvoering, laat ons zeggen een te Weenen of Praag, of een concert te Berlijn of Parijs, door maar even aan een paar knopjes te draaien, midden in zijn kamer overbrengen kon en, zoo men wil, met een sterkte van geluid, dath ooren en zien vergaat. Maar de Radio is geen Amsterdamsche aangelegenheid en ik behoef hier dus niet lof te brengen aan een uitvinding, die, mits be- leidvol toegepast, niets dan lof verdient Maar wat wel een Amsterdamsche aange legenheid is, dat zou ik het vraagstuk van de Radio-plaag willen noemen, het ontzettende burengerucht, dat door de gulheid onzer mu- zikale stadgenooten wordt veroorzaakt en in derdaad een draadlooze ellende dreigt te worden. Wie een gramofoon bezit, of een electrische piano of een radio en van de mechani- sche muziek zonder eenige inspanning en zonder „persoonlijke verantwoordelijkheid" geniet, heeft een verraderlijke behoefte om anderen in zijn genot te laten deelen. Hij1 be- gint zijn huisgenooten met de haren bij het toestel te sleepen, hij organiseert „avondjes" ©m zijn vrienden en kennissen te teisteren, teneinde uit hun monden lofprijzingen op te vangen en als dit hem nog niet geheel bevre- digd heeft, gooit hij venters of balcon-deuren Door RICHARD MARSH. Vrij naar het Engelsch door C. M. G. de W. 26) Zij keek hem eenige oogenblikken stilzwij- gend aan met gebalde vuist, gloeiende wan- gen, samengeperste lippen. Hij had een ge- voei alsof zij zich een oordeel over hem scheen te vormen en naar woorden zocht om haar- gedacht-en uit te drukkeu en dat alles om te weten te komen wat voor man hij eigen- •lijk was. Hij begreep dat dit een onderzoek •was, waarin zij niet kon slagen. „Ik zal u de geschiedenis van het begin af aan vertellen alsof u er in het geheel niets van wist. Terwijl mijn vader nog leefde was mijn broer gewoon George Fotheringham, zonder titel, uw oom was geidschieter". „Een Talbot scheen op het punt ge weest te zijn iets te zeggen, maar had zien inog juist bij tijds stil gehouden. Hij zei iets anders in de plaats. „Ik wil geen vragen doen, maar ik schijn nog onwetender dan ik vermoedde U zegt dat mijn oom een geid schieter was; was dat werkelijk zoo? Ik had altijd- gedacht, dat hij van zijn geboorte af aan rijk was geweest en dat ook zijn heele lev-en was gebleven". „Dat zal wel zoo wezen, ik geloof wel dat u gelijk heeft. Ik heb altijd gehoord dat hij een heel vreemde man was; misschien was geld uitleenen een liefhebberij van hem; ik weet zeker, dat hij tegen heel hooge rente •uitfeepde. Hij heeft mijn broeder ook ge- wijd open, teneinde zijn ongelukkige voor- of achterburen, die helaas niet zoo verstandig zijn, of wier middelen hun niet veroorloven om zijn voorbeeld te volgen, in zijn muzikale genietingen te laten deelen. De verbruiker van mechanische muziek is in den regel gul en royaal. Wie zelf zingt of eem instrument bespeelt is over het algemeen bescheidener. Een natuurlijke schaamachtig- heid en het bewustzijn van zijn tekortkomin- gen zijn oorzaak, dat hij zich angstvallig binnen de muren van zijn studeervertrek op- sluit als hij zijn kunst beoefent. Hij is per soonlijk verantwoordelijk voor de muziek, welke door hem wordt verwekt en weet, dat zijn buren hem zullen uitlachen of minach- ten, wanneer zijn kunstuiting beneden hun verwachtingen blijft. Maar met radio of gramofoon is dat laat- ste uitgesloten. De mechanische muziek is al tijd het neusje van den zalm en wanneer een radio-concert al eens tegenvalt, welnu niet de radio-liefhebber, maar het uitzendstation draagt de schuld. En zoo gebeurt het dan, dat de ramen of balcondeuren bij het zomersche weer van Maart of April worden opengeworpen en van alle kanten de luidsprekers beginnen te zingen, b-eginnen te jubelen, ter eere van de heilige Ceci'ia Er ziin ev wel ook ondankbare menschen, die van een n r.yelijk overdadig muzikaal ont- haal niet g-ecisnd zijn; die de ouverture Lohengrin niet graag hooren (van links-ach- ter) tegelijk met de liedjes uit ,„Die Lustige Wittwe" (van rechts-voor)die op een schoo- nen zomeravond liever in stilte mijmeren dan te luisteren naar het perverse geluid van een negerzanger, die aanhoudend verzekert: „I wonder, I wonder, I wonder I wonder how I look when I'm asleep", of naar een zeer welluidende, maar eentonige voordracht van een Duitschen geleerde over vraagstukken van bemesting. Deze ondankbare menschen nu zouden wil len, dat de politie een einde maakte, niet aan het kunstgenot, dat radio of gramofoon kun nen schenken, maar aan de willekeurige open- baarheid daarvan, en zij hebben den wensch te kennen gegeven, dat de politie-verordening dienovereenkomstig worde aangevuld, zoodat voortaan hun zomeravonden ongehinderd in de openlucht van tuintje of balcon zullen kunnen doorbrengen. Burengerucht, overlast, daar- tegen willen zij beschermd worden en zij roe- pen luide om die bescherming. Rotterdam is ons in dit opzicht reeds verre voor. Volgens de Rotterdamsche politie-verordening is het verboden ,.door middel van een mechanisch bewogen of een electrisch instrument, waar- mede muziek of de menschelijke stem kan worden hoorbaar gemaakt, geluid te maken of te doen maken, hetzij in de buitenlucht. het zij in een geheel of gedeeltelijk afgesloten ruimte, wanneer het geluid door openstaande deuren, vensters etc. de buitenlucht kan berei- ken." Alle hulde aan de Rotterdamsche overheid, die aan haar stadgenooten met een zoo een- voudige bepaling de zomersche rust voor zoover rust in een groote stad dan mogelijk is gewaaTborgd heeft. En de Amsterdam sche Stedemaagd heeft reden hare oogen be- schaamd neer te slaan, nu zij dit verzuim heeft in te halen. Is deze jonkvrouw doof en blind? Ziet zij niet, dat in iedere straat op ieder dak een mast is verrezen? dat een net- werk van draden langs alle pannen en tinnen de „draadlooze" verraadt?, hoort zij niet de cacophonie van alle wereldsteden door de sfeer van haar stad daveren? Zij heeft zich veel moeite gegeven voor „geruischlooze" wegbedekking, voor een asphalteering, die millioenen verslindt en die ten doel heeft het dreunend geluid der donderende wagens eeniffszins te dempen. Zij zint op middelen om het schorre claxon-geproest en het over dadig belsrerinkel, dat boven het steeds druk- ker wordend verkeer zweeft, eenigermate tegen te gaan. En zou zij niets doen tegen de radio en de gramofoon? Laten wij haar niet te hard vallen en op haar welwillendheid vertrouwen! Voor de lente of de zomer onze stevig dichtgeschroef- de ramen en deuren openen op de zoele zon, zal zij ongetwijfeld een verlossend woord ge- sproken hebben. En zij, de blozende Amsterdamsche, mag de oogen fier opslaan nu wij haar lof gaan zineen ten aanzien van een harer karakter- trekken: haar liefderijke en goede zorgen voor de zieke stadgenooten. Het gouden feest van het Burgerziekenhuis, dat 16 Maart. dus juist een week geleden, gevierd is, geeft daar- toe aanleiding. Want weliswaar is de stich- ting van dr. Berns geen gemeentelijke, maar een particuliere, doch ook de particuliere zie- kenhuizen zijn Amsterdamsch en als zoo- danig voortreffelijk. Wie hier ooit onder het leend, totdat mijn broer meer geld van hem had geleend dan hij kon terugbetalen. Toen wou hij hem niet meer geven, totdat mijn broer promessen noemen ze dat geloof ik, van hem aannam, waarop hij weer kon leenen. Ik hoorde, dat u en George in dien tijd geassocieerd waren." „Ik verzeker u, dat het vandaag voor het eerst is, dat ik ooit van hem gehoord heb". „Dan, dan begrijp ik er niets van; het is alles een mysterie voor mij. Waarom zouden ze zulke dingen vertellen als er niets van waar is?" „Dat is meer dan ik u zeggen kan. De men schen vertellen maar wat". „Die promessen waren valsch. Ik weet niet precies wat er toen gebeurd is, maar mijn va der wou niet betaien; ik geloof dat hij het niet kon. Hij was nooit rijk geweest; hij had een heel buitensporigen of weelderigen smaak. Zijn eigen liefhebberijen en die van mijn broer hadden hem arm gemaakt. In ieder geval, uw oom vervolgde mijn broer en klaagde hem aan. Ik heb altijd gehoord, dat u even goed vervoigd had kunnen worden. ik weet niet waarom, ik heb geen verstand van die dingen, maar u maakte u uit de voe- ten, zei men, met uw ooms toestemming". „Ze hebben mij een prachtig karakter toe- bedeeld. Wilt u mij gelooven, als ik u mijn woord van eer geef?" „Wat u mij vertelt zal ik onvoorwaardelijk gelooven." „Dank umet die woorden heeft u mij den grootsten dienst bewezen dien een vrouw ooit aan een man gedaan heeft Ik zal het nooit vergeten. Lady Betty Fotheringham, i<k hem uw broer nooit in mijn leven g-ezien. Ik teb noftit zgjpi mi hem gedaaa m heb vlijmscherpe mes van den chirurg gelegen heeft en daarna door zorgzame handen ver- pleegd en tot een beter mensch gemaakt werd, weet er van mee te praten. Vijftig jaar geleden werd het Burgerzie kenhuis in een ouderwetsch heerenhuis op de Keizersgracht bij de Westermarkt geopend Dr. Berns begon met de hulp van twee ver-, pleegsters en met 45 bedden, waar de niet gegoede, de kleine burger, zich voor een daal- aer per etmaal kon laten opknappen. In de eerste maanden liep het niet druk, maar wel- dra was het Burgerziekenhuis ingeburgerd en twaalf jaar later, in Maart 1891 nioest het groote en modern ingerichte gebouw aan de Linnaeusstraat reeds in gebruik genomen worden, een gebouw, dat 140 patienten her- bergen kan en, in geval van nood, zelfs 200. Het Burgerziekenhuis is nu geen inrichting meer voor de kleine burgerij, iedereen kan er cpgenomen worden en wordt er verpleegd, ar- men en rijken. En wie er veroleegd werd keert dankbaar gestemd huiswaarts en vergeet niet licht de goede zorgen, die hem daar ten dee! gevallen zijn. Uitnemende doctoren, uitste- kende verpleegsters, een goede keuken, ruime en rustige kamer, een zonnige tuin, wat wil men meer? Het gouden feest is bescheiden gevierd en niet te uitbundig, om geen zieken te hinderen. Maar met groote hartelijkheid hebben oud- verpkegden hun belangstelling en hun dank getocnd. De doktoren hebben de bestuurska- mer met een nieuw ameublement gesierd en de bestuurderen hebben de werkzaamheid der slovende, onbaatzuchtige verpleegsters ver- licht, door het geschenk van een radio. Amsterdam, Maart'29. EM ERGO. nooit -iets van promessen afgeweten. Ik heb nooit gevaar geloopen rechterlijk vervoigd te worden. Ik ben nooit weggeloopen, zoo- als u meende te weten met de hulp van mijn oom. Ik heb merkwaardige dingen uitgehaald, maar nooit van die soqrt." „Ik ben volkomen zeker dat u het niet ge daan heeft nu ik u ken". „Dat is het grootste compliment dat mij nog ooit gedaan is. Ook dat zal ik mij steeds herinneren. U geeft mij zooveel prettige d-ift- gen te onthouden". „Mijn broer kreeg twee jaar gevangenis- strag". „Door de schuld van mijn oom?" „Ja, door uw oom. Mijn vader is dien slag nooit te boven gekomen. Het was vreeselijk voor ons aiiemaal, maar voor hem het ergste het was zijn eenige zoon. Hij is gestor- ven, terwijl George nog in de geyangenis zat; toen hij er uit kwam was hij het hoofd van de familie Markies van Polkurston". Met meisje zei dat op eenigszins verachte- lijken toon, die hem aan haar zuster herinner- de. Mijn vader had niet veel meer dan schul- den nagelaten. Het landgoed was bezwaard; zooals u weet brengt een landgoed niet veel op in Engeland. Grondbezit was altijd de eenige bron van inkomsten geweest van de Polkurstons; het goed was duizenden bun ders groot, veel van dien grond brengt niets op, andere gedeelten wat, maar ni-et veel Helena en ik waren zoo arm als kerkratten. Het kon ons niet zoo heel veel schelen, wij waren er langzamerhand aan gewend, wij hadden zelden geld gehad, maar voor Ge orge was het wat anders. Hij had schuld en; geld mm m 4k scituMse te bp talen en dan moest hij toch leven. Hoe hij leefde, weet ik niet, maar ik kan het raden". „Ik heb altijd begrepen dat er een redmid- del isvoor een man in zijn toestand. Kon hij niet trouwen?" „U meent met een meisje met geld? In de eerste plaats, welk meisje met v-eel geld, veel geld alleen zou van eenig nut kunnen wezen, zou lust hebben te trouwen met een man met zulk een verleden? En in de-tweede plaats, hij was al getrouw-d met een meisje van niets Ach ik kan er niets aan doen dat ik het zeg gen moet, maar het lij'kt wel dat de Pol kurstons onder een ongelukster geboren zijn. Hij heeft heel goed zijn verstand^ ik denk wel eens dat hij veel te verstandig is; misschien is dat de reden. Hij heeft nooit succes gehad in de wereld. Zoover ik weet eens in heel zijn leven, en toen deed hij prcies wat hij bepaald hoorde te doen. Maar hij iiep er altijd om de een of andere reden in, soms in heel leelijke gevallen. Pas toen hij in de grootst mogelij- ke moeilijkheden zat, kwamen wij er achter, dat hij getrouwd was en hij was toen al een heelen tijd getrouwd en het had hem moeite genoeg gekost, geloof ik, haar op den achter- grond te houden. Zij wou volstrekt niet op den achtergrond blijven." Het jonge meisje zuchtte. „In ieder geval, met een meisje met geld kon hij niet trouwen, als hij al een vrouw had zonder eenig for- tuin." „Die broeder van u schijnt al een heel on- gelukkig man. Het is hem niet meegeloopen." „En nu is hij van kwaad tot erger verval- len; hij heeft een nieuwen geidschieter gevon- den en is van voren af aan begonnen, zoo mo gelijk og erger. Ik beweer niet er veel ver- jaa te jk rechfe waarheid te weten; ik weet alleen wat ze mij verteld hebben. Ze zullen mij de voile waarheid wel niet meegedeeld hebben, maar alleen wat in hun kraam te pas komt." Zij zweeg en keerde zich potseling om. Zij keek naar het raam alsof ze hem niet wou aanzien. „Die nieuwe geidschieter heet Herbert Claude Herbert; maar ik begrijp dat niet goed, want kort geleden waszijn naam Lewinsky Izak Lewinsky. Hij was uit Pool- sche ouders geboren in Polen, maar kwam als klein kind in Engeland, zoodat hij nu eigen- lijk even Engelsch is als ik; dat herhalen z% maar voortdurend. Hij is heel rijk; zijn vader heeft hem een massa geld nagelaten, en hij heeft er nog veel meer bij verdiend. Hij- wil de zaken aan kant doen en in de wereld of in de conversatie komen, daarom heeft hij. kort ge leden een anderen naam aangenomen, hij heet nu Claude Herbert. Hij schijnt te denken, dat het niet gemakkelijk voor hem zal wezen in den kring dien hij begeert te worden op- genomen; misschien gaat het gemakkelijker, meent hij, als hij een vrouw heeft en nu wil hij met mij trouwen." Weder zweeg zij en bleef heel stil staan. Hij haalde diep adem. „Nu begin ik het te begrijpen! Een prach tig karakter, dunk mij, die mijnheer Claude Herbert!" Hij zag haar rug even trillen. „Hij is ja, dat is moeilijk te zeggen. Ik dacht eerst, of soms, dat ik het doen zou; ik wou natuurlijk graag wat doen voor. Pol kurston, om niet van Helena te spreken ,A vervoigd). A y door Marcus Ehrenprcis. 3 Toen ik midden onder het spel de arena verliet, had ik een gevoel, alsof het publiek mij beschouwde als een barbaar. Ik kon nu zoo goed begrijpen, dat mijn vrienden in Granada hadden gepoogd mij te bewegen niet naar het stierengevecht te gaan. „Het is niets opbouwends voor u" hadden ze ge- zegd. ,,Wij zelf gaan er nooit ,ieen; het is iets voor koningen en voor het gepeupel. De eersten moeten er heen gaan om de toreadores als nationale helden te eeren en de laatsten gaan, omdat zij niets anders te vereeren hebben". iiet behoort tot den goeden toon bij ve- len, die over Spanje schrijven, om de stie- rengevcten te bewonaeren als iets esthe- tisch moois, en als de uitdrukking voor mannelijkheid en dapperheid. Dat zij een zedelijken of veredelenden invloed hebben, kan wel niemand beweren. Maar het ruwe kan nooit mooi zijn. In dezen absoluut on- gelijken strijd kon ik al evenmin de uit drukking vinden voor edele mannelijkheid of we-kelijke ridderlijkheid. Hij is alleen in de alierhoogste mate spannend, zenuw- prikkelend, schokkend; en hij werkt onge twijfeld verwilderend. Hij wekt donkere, atavistische oerinstincten tot nieuw leven. Het stierengevecht heft het in den besten zin menschelijke en godsdienstige gevoel van tolidariteit met alle creaturen op, wat echter niet verhindert, dat deze gevechten vark in dienst der barmhartigheid gesteld worden, (in Cordoba las ik pathetisch ge- stileerde affiches, die uitnoodigden om het stierengevecht bij t; wonen, dat gehouden werd ten voordeele van het Spaansche Roo- de Kruis). Een ding staat verre boven alien twijfel: het stierengecht is de tweelingbroeder van het analfabethisme. De arena is de vijand van de volksontwikkeling. Deze geweldige paleizen konden ideale tempels worden voor geestelijke kultuur. Hier konden deze tienduizenden analfabethen luisteren naar veredelende muziek, naar de openbaringen der poezie; van hier konden kunsten en we- tenschappen verbreid worden onder deze blinde scharen, die in het donker rond- tasten. Welk een ontzaggelijke winst voor Spanje zou het zijn, wanneer eenmaal de strijd des geestes kon gestreden worden, waar nu op het gele zand van de arena de toreadoren hun triumfen vieren 4. Het is wel heel weinig waarschijnlijk, dat deze regels ter kennis zullen komen van generaal Primo de Rivera. Maar wanneer ik een stierengevecht had bijgewoond, voor- dat ik de eer had hem te mogen ontmoe- ten, dan zou ik ongeveer het volgende tegen hem gezegd hebben: Excellence, u is een onbcvreesd man en de wereld bewondert uwe onoverwinnelijke wilskracht. In de vier jaren, aan U het lot van Spanje alleen hebt geleid, heeft u veel afgeschaft, wat u rot scheen, en gij hebt u om critiek of opposi- tie niet veel bekommerd. Zoudt gij het ook riiet kunnen wagen de stierengevechten af te schaffen? Koningin Isabella, wier geest gij onlangs hebt aangeroepen als symbool van Spanjes grootheid, heeft ze willen af- schaften. Pius V dreigde alle vorsten, die ze in hun rijk toelieten, met den ban. Een van uwe voorgangers, Godoy, minister van Ka- rel IV, een krachtig en onvervaard man, verbood in 1805 bij de wet de stierenge vechten. U zoudt uw heerlijk mooie land en de zaak van de menschheid een onwaar- deerbaren dienst bewijzen, wanneer u nu, honderd en twintig jaar na Godoy, het ver- bod vernieuwdet tegen dit barbaarsche spel, dat uw, overigens zoo edel volk, ver- ruwt, en dat n schaduw werpt op zijn schit- tercnde kultuur. U neeft getoond, dat een enkel man met eerliiken wil en gezond ver stand, aan een land r.ieuw leven kan in- blazen zonder parlement, zonder ioli ie- ke partijen. Zou Spanje, uw Spanje, dat zich omhoog werkt en dat steeds krachtiger wordt, het niet kunnen klaren zonder stie- rerngevechten? VIII. Door een middeleeuwsch Jodenkwartier. Het eenmaal wereldberoemde Joden kwartier van Toledo, Juderia mayor, neemt een bijzondere plaats in in de geschiedenis van het nabijbelsche Jodendom. Op deze plaats voel ik mij niet langer toerist. Paseo del Transito is een stuk van mijn geestelijk tehuis, het is ,,been van mijn been en vleesch van mijn vleesch". Hier vind ik krachten terug, die mijn ziel hebben ge- vormd, en bronnen, uit welke ik eenmaal heb gedronken. En hier bevind ik mij tege lijk op de plaats, waar de meest hartstoch- telijke strijd tegen het Jodendom heeft ge- woed. Het Santo Officio van Toledo is een van de donkerste punten in de donkere geschiedenis van de Spaansche inkwisitie. Met aandoening sta ik voor de synagogen, waarin zooveel geleden is, Santa Maria la Blanca en El Transito. Alleen ter wille van deze synagogen was het de moeite waard om een bedevaart hierheen te doen. Zij zijn voor mij oude bekenden; sedert mijn jeugd heb ik over ze hooren spreken. Het was in het begin van de tachtiger- jaren. In dien tijd werden deze synagogen nog gebruikt voor kerkelijke of communale doeleinden. Eerst ongeveer in 1888 werden ze hersteld in hun oorspronkelijke gedaan- te en werden ze Spaansch nationaal eigen- dom verklaard. Met mijn jongensfantasie kon ik mij moeielijk dat onnatuurlijke en ondenkbare voorstellen gedoopte syna gogen, die gedwongen waren den doop te ondergaan, maar die in het geheim een glimp v|i hun oorspronkelijk karakter heb ben bewa'ard. Nu is het een gebeurtenis, van welke suggestieve invloed uitgaat, van oog tot oog te staan tegenover deze met legenden omsponnen tempels. Zij stralen nog in oude schoonheid; zij brengen mij een boodschap van een door God gezegen- den tijd in het verleden van mijn stam. Bij het aanschouwen van deze gebouwen heb ik iets van net bovenpersoonlijke gevoel, dat ik had voor den tempelmuur in Jeruzalem en voor den triumfboog van Titus te Rome, „een smart van duizend geslachten", zooals een Joodsch dichter het noemt. Deze syna gogen zijn ten offer gevallen aan den meest afschuwelijken van alle oorlogen aan den godsdienstoorlog. Eenmaal waren ze de ze- tels voor levende vroomheid, voor vurig godsgevoel, voor intense geestelijkheid en verdiept zieleleven. Hier juichten gelukki- ge geslachten, hunne van dank vervulde zielen opheffend tot God. Maar over dat jubelende leven strekte zich de schaduw van de inkwisitie uit, eeuwen lang. Nu staan deze tempels stom en zwijgend, ge- huld in onuitsprekelijke droefenis, een ob ject voor de i^dringerige nieuwsgierigheid der touristen. Ik sta mij af te vragen, waarom toch dit bloeiende leven moest ondergaan. Waarom moest hier zegen veranderd worden in ver- banning? Ik heb het gevoel, alsof ik bloed- roode vraagteekens zie oprijzen uit deze doodstille plaatsen, verontrustend en be- klemmend. Het is alsof ik van deze kale muren de aanklacht van den Psalmist ver- neem: „0 God, zij hebben Uwen heiligen tempel verontreinigdzij hebben de lij- ken Uwer kneehten gegeven tot spijze voor de vogelen des hemels". Ps. 79 1 en 2). Met wat men het Jodenkwartier van To ledo en Andalusie heeft aangedaan, is als t ware ^ruzalem voor de derde maal ver- woest, Maar hier vindt men geen klaag- muur, geen rui'nes, geen doode steenen. Als door een wonder zijn deze synagogen bii alle verwoestingen onbeschadigd gebleven, en ondanks de tragische verlatenheid schijnt het, alsof ze nog steeds hun eiger leven voortzetten, omschaduwd door d< donkere herinneringen aan de inkwisitie. 2 Deze tempels getuigen van een naar ver- houding gelukkige periode van Israels ge schiedenis op het Pyreneesche schiereiland. Onder bescherming van welwillende heer- schers met een wijden blik konden de Jo- den van Toledo haast vier eeuwen lang een belangrijk aandeel nemen in de ontwikke- ling van het kultureele en economische le ven van Kastilie, evenals ze ook den eigen religieusen en geestelijken arbeid in de grootste vrijheid konden ontwikkelen, tot dat deze een indrukwekkende hoogte had bereikt. Zij schonken het land bekwame en hoogelijk gewaardeerde dokters, wereldbe- roemde politici en financiers. Koningen en kerkvorsten hadden vaak Joodsche lijfarts- sen, die niet zelden verheven werden tot de waardigheid van ministers of viziers. Onder de regeering van Alfons VIII, den edelen (116612,14), bereikte de Joodsche gemeen te van Toledo het toppunt van haar macht. Het was vermoedelijk onder zijn verstan- dige rej.eering, dat de witte tempel, d* oudste van de twee synagogen van Toledo, gebouwd werd. Hij benoemde geleerde en vrome Joden tot ministers en diplomalen, o.a. Ibn-Schoschan en Alfachar. Zijn miid- heid v/erkte aanstekelijk en schiep on danks den eigenzinnigen tegenstand van de kerk en tie ingewortelde vooroordeelen van breede kringen overal een atmosfeer van godsdiens.ige verdraagzaamheid en burgerlijke solidariteit. In de geschiedenis van Toledo komt een buitengewoon zeld- zame, misschien wel geheel eenige gebeur tenis voor. Toen Fransche troepen, die in het jaar 1212 naar Kastilie gekomen waren om deel te nemen aan den striid tegen den Islam, zich wilden werpen op de Joden van Toledo, grepen de Christelijke ridders van Toledo naar de wapenen om hun landslie- Alfons VIII moet ook zijn hart hebben geschonken aan een schoone Jodin Rachel, of zooals zij in andere bronnen heet Fermosa. Deze roman moet dan in het jaar 1180 een tragisch einde hebben genomen, toen Rachel en met haar vele vooraan- staande Joden van Toledo vermoord werd door een volksmenigte, die opgehitsl was door aanhangers van de verbitterde koningin. Deze schoone Rachel leeft voort in sage en gedicht. Lopo de Vega en Grill- parzer dramatiseerden haar tragisch levens lot. In deze drama's vinden we eenige van de welbekende argumenten terug, die ook in dien ouden tijd in Toledo werden ge bruikt voor en tegen het Jodendom. Grill- parzer laat honing Alfons zijn waardeering uitspieken vour zijn Joodsche onderdanen, van wie hij geloefde, dat hun overoude re- ligieuse traditie hen geadeld had, Ook Alfons X, de wijze (12521284. had grooten eerbied voor de geleerdheid der Joden en voor hun tro^w aan de tradi tie. Hij was een vorst met breeden blik en verzamelde geleerde en vijzc nnen om zich heen zonder aanzien van gelcofsver- schillen. Daar hij een bijzondere voorliefde had voor de astroncmie, vroeg hij den voor- zanger van de synagoge te Toledo, Don Zag Ibn-Said, een Lundig astronoom, als mede- arbeider voor hi-t uitwerken van de astro- nomische tabellen, die onder den naam van ,,Alfonische tabellen" later zoo bekend zijn geworden. Onder zijn bescherming konden de in Toledo bestaande vertaalscholen hun werkzaamheid uitbreiden, en de vertalin- gen dier scholen uit het Arabisch in het Hebreeuwsch, Latijn en Spaansch werden ove.-al bekend. Het was een Joodsch ver- taler, die het buitengewoon belangrijke werk over ue meJicijnen van Galenu- voor het Westen toegankelijk maakte. Toledo had toen een aanzienlijke Jood sche gemeente van meer dan zeventig dui zend menschen. De stad was in die dagen hel toevluchtsoord voor Joodsche vluchte- linger, uit Andalusie, dat geregeerd werd door fanatieke Almuhaden, die, in teg^n- stelling met e beschaafde Mooren, vijan- dig stonden tegenover vreemde geloofsbe- lijder.issen. Sedert eeuwen middelpunt van een intensief geestelijk leven, waren in deze gemeente als van zelf zeer groote geestelijke kultuurschatten opgehoopt. Uit haar midden zijn beroemde mannen voort- gekomen, wier namen nog heden ten dage stralen aan het firmament der wetenschap.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1929 | | pagina 5