lliiiMstlt Eonraot.
De Plaatsvervanger
Opgaaf van adresverandeting.
Brieven uit de hootdstad
Spaansche visioanen en droomen
FEIJ ILL, ETON.
Dienstplicht.
No. 70 1929
Handerd een en dertigste Jaargang.
Katerdag- S3 Maart.
De BURGEMEESTER van ALKMAAR
vestigt de aandacht van de verlofgangers op
de VERPLICHTING tot het doen van op-
gave ter gemeente-secretarie, afd. Militaire
Zaken, van ELKE ADRESVERANDERING,
zoowel bij verhuizing BINNEN DE GE
MEENTE. alswel' bij verhuizing VAN DE
EENE GEMEENTE NAAR EEN ANDERE,
alsmede op de straf welke kan worden ge-
eteld op de niet-nakoming dezer verplichting.
Bij verhuizing binnen de gemeente, deele
men zulks binnen TIEN dagen ter gemeente-
secretarie mede, hetzij schriftelijk, hetzij mon-
deling en bij verhuizing van de eene gemeen
te naar de andere behoort men ook hiervan,
hetzij schriftelijk, hetzij mondeling, kennis te
geven, waarna men zich ter gemeente-secre
tarie der gemeente van vestiging dient aan te
Bidden, uitsluitend persoonlijk, met overleg-
gi-ng van het zakboekje (zonder veldzak-
boekje) De k-ennisgevingen moeten geschie-
den zoo mogelijk onmiddellijk voor het ver-
trek en onmiddellijk na aankomst, in elk ge
val binnen tien dagen daarna.
Artikel 40 der Dienstplichtwet, in het
zakboekje afgedrukt, bevat nadere aan-
wijzingen.
Deze verplichting rust op ALLE verlof
gangers, voor hen, die geen graad of den
graad van korporaal bekleeden tot het be-
reiken van den 40-jarigen leeftijd, en voor
hen, die den graad van onderofficier of den
officiersrang bekleeden, tot den 45-jarigen
leeftijd.
(Wederom is een verlofganger voor den
duur van 4 dagen onder de wapenen geroe-
pen, wegens niet-nakomen zijner verplich
ting tot kennisgeving bij vertrek naar een
sndere gemeente).
Alktnaar, 20 Maart 1029.
De Burgemester voornoemd.
WENDELAAR.
XXIX.
Opera en concert in deh uis-
kamer. De guile muzikant en
draadlooze ellende.' Ondankbare
lidsteraars. Een noodkreet om
pclitie! De beschaamde Stede-
maagd, die een zorgzame verpleeg-
ster Is. Het gouden Burgerziekm-
huis.
Nu het Museum-theater niet gebouwd
wordt, schreven wij in een vorigen brief, is
de kans op goede opera-uitvoeringen zooal
niet verkeken dan tcch verminderd en zal de
Amsterdammer zich vooiioopig tevreden moe-
tes stellen met aria's van de gramofoon of
wat de radio hem uit buitenlandsche zendsta-
iions bieden kan.
De Radio is inderdaad een prachtige uit-
vinding, omdat men een opera-uitvoering,
laat ons zeggen een te Weenen of Praag, of
een concert te Berlijn of Parijs, door maar
even aan een paar knopjes te draaien, midden
in zijn kamer overbrengen kon en, zoo men
wil, met een sterkte van geluid, dath ooren en
zien vergaat.
Maar de Radio is geen Amsterdamsche
aangelegenheid en ik behoef hier dus niet lof
te brengen aan een uitvinding, die, mits be-
leidvol toegepast, niets dan lof verdient
Maar wat wel een Amsterdamsche aange
legenheid is, dat zou ik het vraagstuk van de
Radio-plaag willen noemen, het ontzettende
burengerucht, dat door de gulheid onzer mu-
zikale stadgenooten wordt veroorzaakt en in
derdaad een draadlooze ellende dreigt te
worden.
Wie een gramofoon bezit, of een electrische
piano of een radio en van de mechani-
sche muziek zonder eenige inspanning en
zonder „persoonlijke verantwoordelijkheid"
geniet, heeft een verraderlijke behoefte om
anderen in zijn genot te laten deelen. Hij1 be-
gint zijn huisgenooten met de haren bij het
toestel te sleepen, hij organiseert „avondjes"
©m zijn vrienden en kennissen te teisteren,
teneinde uit hun monden lofprijzingen op te
vangen en als dit hem nog niet geheel bevre-
digd heeft, gooit hij venters of balcon-deuren
Door RICHARD MARSH.
Vrij naar het Engelsch door C. M. G. de W.
26)
Zij keek hem eenige oogenblikken stilzwij-
gend aan met gebalde vuist, gloeiende wan-
gen, samengeperste lippen. Hij had een ge-
voei alsof zij zich een oordeel over hem
scheen te vormen en naar woorden zocht om
haar- gedacht-en uit te drukkeu en dat alles
om te weten te komen wat voor man hij eigen-
•lijk was. Hij begreep dat dit een onderzoek
•was, waarin zij niet kon slagen.
„Ik zal u de geschiedenis van het begin af
aan vertellen alsof u er in het geheel niets
van wist. Terwijl mijn vader nog leefde was
mijn broer gewoon George Fotheringham,
zonder titel, uw oom was geidschieter".
„Een Talbot scheen op het punt ge
weest te zijn iets te zeggen, maar had zien
inog juist bij tijds stil gehouden. Hij zei iets
anders in de plaats. „Ik wil geen vragen
doen, maar ik schijn nog onwetender dan ik
vermoedde U zegt dat mijn oom een geid
schieter was; was dat werkelijk zoo? Ik had
altijd- gedacht, dat hij van zijn geboorte af
aan rijk was geweest en dat ook zijn heele
lev-en was gebleven".
„Dat zal wel zoo wezen, ik geloof wel dat
u gelijk heeft. Ik heb altijd gehoord dat hij
een heel vreemde man was; misschien was
geld uitleenen een liefhebberij van hem; ik
weet zeker, dat hij tegen heel hooge rente
•uitfeepde. Hij heeft mijn broeder ook ge-
wijd open, teneinde zijn ongelukkige voor- of
achterburen, die helaas niet zoo verstandig
zijn, of wier middelen hun niet veroorloven
om zijn voorbeeld te volgen, in zijn muzikale
genietingen te laten deelen.
De verbruiker van mechanische muziek is
in den regel gul en royaal. Wie zelf zingt of
eem instrument bespeelt is over het algemeen
bescheidener. Een natuurlijke schaamachtig-
heid en het bewustzijn van zijn tekortkomin-
gen zijn oorzaak, dat hij zich angstvallig
binnen de muren van zijn studeervertrek op-
sluit als hij zijn kunst beoefent. Hij is per
soonlijk verantwoordelijk voor de muziek,
welke door hem wordt verwekt en weet, dat
zijn buren hem zullen uitlachen of minach-
ten, wanneer zijn kunstuiting beneden hun
verwachtingen blijft.
Maar met radio of gramofoon is dat laat-
ste uitgesloten. De mechanische muziek is al
tijd het neusje van den zalm en wanneer een
radio-concert al eens tegenvalt, welnu niet de
radio-liefhebber, maar het uitzendstation
draagt de schuld.
En zoo gebeurt het dan, dat de ramen of
balcondeuren bij het zomersche weer van
Maart of April worden opengeworpen en
van alle kanten de luidsprekers beginnen te
zingen, b-eginnen te jubelen, ter eere van de
heilige Ceci'ia
Er ziin ev wel ook ondankbare menschen,
die van een n r.yelijk overdadig muzikaal ont-
haal niet g-ecisnd zijn; die de ouverture
Lohengrin niet graag hooren (van links-ach-
ter) tegelijk met de liedjes uit ,„Die Lustige
Wittwe" (van rechts-voor)die op een schoo-
nen zomeravond liever in stilte mijmeren dan
te luisteren naar het perverse geluid van een
negerzanger, die aanhoudend verzekert: „I
wonder, I wonder, I wonder I wonder
how I look when I'm asleep", of naar een zeer
welluidende, maar eentonige voordracht van
een Duitschen geleerde over vraagstukken
van bemesting.
Deze ondankbare menschen nu zouden wil
len, dat de politie een einde maakte, niet aan
het kunstgenot, dat radio of gramofoon kun
nen schenken, maar aan de willekeurige open-
baarheid daarvan, en zij hebben den wensch
te kennen gegeven, dat de politie-verordening
dienovereenkomstig worde aangevuld, zoodat
voortaan hun zomeravonden ongehinderd in de
openlucht van tuintje of balcon zullen kunnen
doorbrengen. Burengerucht, overlast, daar-
tegen willen zij beschermd worden en zij roe-
pen luide om die bescherming. Rotterdam is
ons in dit opzicht reeds verre voor. Volgens
de Rotterdamsche politie-verordening is het
verboden ,.door middel van een mechanisch
bewogen of een electrisch instrument, waar-
mede muziek of de menschelijke stem kan
worden hoorbaar gemaakt, geluid te maken
of te doen maken, hetzij in de buitenlucht. het
zij in een geheel of gedeeltelijk afgesloten
ruimte, wanneer het geluid door openstaande
deuren, vensters etc. de buitenlucht kan berei-
ken."
Alle hulde aan de Rotterdamsche overheid,
die aan haar stadgenooten met een zoo een-
voudige bepaling de zomersche rust voor
zoover rust in een groote stad dan mogelijk
is gewaaTborgd heeft. En de Amsterdam
sche Stedemaagd heeft reden hare oogen be-
schaamd neer te slaan, nu zij dit verzuim
heeft in te halen. Is deze jonkvrouw doof en
blind? Ziet zij niet, dat in iedere straat op
ieder dak een mast is verrezen? dat een net-
werk van draden langs alle pannen en tinnen
de „draadlooze" verraadt?, hoort zij niet de
cacophonie van alle wereldsteden door de
sfeer van haar stad daveren? Zij heeft zich
veel moeite gegeven voor „geruischlooze"
wegbedekking, voor een asphalteering, die
millioenen verslindt en die ten doel heeft het
dreunend geluid der donderende wagens
eeniffszins te dempen. Zij zint op middelen
om het schorre claxon-geproest en het over
dadig belsrerinkel, dat boven het steeds druk-
ker wordend verkeer zweeft, eenigermate
tegen te gaan. En zou zij niets doen tegen de
radio en de gramofoon?
Laten wij haar niet te hard vallen en op
haar welwillendheid vertrouwen! Voor de
lente of de zomer onze stevig dichtgeschroef-
de ramen en deuren openen op de zoele zon,
zal zij ongetwijfeld een verlossend woord ge-
sproken hebben.
En zij, de blozende Amsterdamsche, mag
de oogen fier opslaan nu wij haar lof gaan
zineen ten aanzien van een harer karakter-
trekken: haar liefderijke en goede zorgen
voor de zieke stadgenooten. Het gouden feest
van het Burgerziekenhuis, dat 16 Maart. dus
juist een week geleden, gevierd is, geeft daar-
toe aanleiding. Want weliswaar is de stich-
ting van dr. Berns geen gemeentelijke, maar
een particuliere, doch ook de particuliere zie-
kenhuizen zijn Amsterdamsch en als zoo-
danig voortreffelijk. Wie hier ooit onder het
leend, totdat mijn broer meer geld van hem
had geleend dan hij kon terugbetalen. Toen
wou hij hem niet meer geven, totdat mijn
broer promessen noemen ze dat geloof ik,
van hem aannam, waarop hij weer kon
leenen. Ik hoorde, dat u en George in dien
tijd geassocieerd waren."
„Ik verzeker u, dat het vandaag voor het
eerst is, dat ik ooit van hem gehoord heb".
„Dan, dan begrijp ik er niets van; het is
alles een mysterie voor mij. Waarom zouden
ze zulke dingen vertellen als er niets van
waar is?"
„Dat is meer dan ik u zeggen kan. De men
schen vertellen maar wat".
„Die promessen waren valsch. Ik weet niet
precies wat er toen gebeurd is, maar mijn va
der wou niet betaien; ik geloof dat hij het niet
kon. Hij was nooit rijk geweest; hij had een
heel buitensporigen of weelderigen smaak.
Zijn eigen liefhebberijen en die van mijn
broer hadden hem arm gemaakt. In ieder
geval, uw oom vervolgde mijn broer en
klaagde hem aan. Ik heb altijd gehoord, dat
u even goed vervoigd had kunnen worden.
ik weet niet waarom, ik heb geen verstand
van die dingen, maar u maakte u uit de voe-
ten, zei men, met uw ooms toestemming".
„Ze hebben mij een prachtig karakter toe-
bedeeld. Wilt u mij gelooven, als ik u mijn
woord van eer geef?"
„Wat u mij vertelt zal ik onvoorwaardelijk
gelooven."
„Dank umet die woorden heeft u mij den
grootsten dienst bewezen dien een vrouw
ooit aan een man gedaan heeft Ik zal het
nooit vergeten. Lady Betty Fotheringham, i<k
hem uw broer nooit in mijn leven g-ezien. Ik
teb noftit zgjpi mi hem gedaaa m heb
vlijmscherpe mes van den chirurg gelegen
heeft en daarna door zorgzame handen ver-
pleegd en tot een beter mensch gemaakt werd,
weet er van mee te praten.
Vijftig jaar geleden werd het Burgerzie
kenhuis in een ouderwetsch heerenhuis op de
Keizersgracht bij de Westermarkt geopend
Dr. Berns begon met de hulp van twee ver-,
pleegsters en met 45 bedden, waar de niet
gegoede, de kleine burger, zich voor een daal-
aer per etmaal kon laten opknappen. In de
eerste maanden liep het niet druk, maar wel-
dra was het Burgerziekenhuis ingeburgerd
en twaalf jaar later, in Maart 1891 nioest
het groote en modern ingerichte gebouw aan
de Linnaeusstraat reeds in gebruik genomen
worden, een gebouw, dat 140 patienten her-
bergen kan en, in geval van nood, zelfs 200.
Het Burgerziekenhuis is nu geen inrichting
meer voor de kleine burgerij, iedereen kan er
cpgenomen worden en wordt er verpleegd, ar-
men en rijken. En wie er veroleegd werd keert
dankbaar gestemd huiswaarts en vergeet niet
licht de goede zorgen, die hem daar ten dee!
gevallen zijn. Uitnemende doctoren, uitste-
kende verpleegsters, een goede keuken, ruime
en rustige kamer, een zonnige tuin, wat wil
men meer?
Het gouden feest is bescheiden gevierd en
niet te uitbundig, om geen zieken te hinderen.
Maar met groote hartelijkheid hebben oud-
verpkegden hun belangstelling en hun dank
getocnd. De doktoren hebben de bestuurska-
mer met een nieuw ameublement gesierd en
de bestuurderen hebben de werkzaamheid der
slovende, onbaatzuchtige verpleegsters ver-
licht, door het geschenk van een radio.
Amsterdam, Maart'29. EM ERGO.
nooit -iets van promessen afgeweten. Ik heb
nooit gevaar geloopen rechterlijk vervoigd
te worden. Ik ben nooit weggeloopen, zoo-
als u meende te weten met de hulp van mijn
oom. Ik heb merkwaardige dingen uitgehaald,
maar nooit van die soqrt."
„Ik ben volkomen zeker dat u het niet ge
daan heeft nu ik u ken".
„Dat is het grootste compliment dat mij
nog ooit gedaan is. Ook dat zal ik mij steeds
herinneren. U geeft mij zooveel prettige d-ift-
gen te onthouden".
„Mijn broer kreeg twee jaar gevangenis-
strag".
„Door de schuld van mijn oom?"
„Ja, door uw oom. Mijn vader is dien slag
nooit te boven gekomen. Het was vreeselijk
voor ons aiiemaal, maar voor hem het ergste
het was zijn eenige zoon. Hij is gestor-
ven, terwijl George nog in de geyangenis
zat; toen hij er uit kwam was hij het hoofd
van de familie Markies van Polkurston".
Met meisje zei dat op eenigszins verachte-
lijken toon, die hem aan haar zuster herinner-
de.
Mijn vader had niet veel meer dan schul-
den nagelaten. Het landgoed was bezwaard;
zooals u weet brengt een landgoed niet veel
op in Engeland. Grondbezit was altijd de
eenige bron van inkomsten geweest van de
Polkurstons; het goed was duizenden bun
ders groot, veel van dien grond brengt niets
op, andere gedeelten wat, maar ni-et veel
Helena en ik waren zoo arm als kerkratten.
Het kon ons niet zoo heel veel schelen, wij
waren er langzamerhand aan gewend, wij
hadden zelden geld gehad, maar voor Ge
orge was het wat anders. Hij had schuld en;
geld mm m 4k scituMse te bp
talen en dan moest hij toch leven. Hoe hij
leefde, weet ik niet, maar ik kan het raden".
„Ik heb altijd begrepen dat er een redmid-
del isvoor een man in zijn toestand. Kon hij
niet trouwen?"
„U meent met een meisje met geld? In de
eerste plaats, welk meisje met v-eel geld, veel
geld alleen zou van eenig nut kunnen wezen,
zou lust hebben te trouwen met een man met
zulk een verleden? En in de-tweede plaats,
hij was al getrouw-d met een meisje van niets
Ach ik kan er niets aan doen dat ik het zeg
gen moet, maar het lij'kt wel dat de Pol
kurstons onder een ongelukster geboren zijn.
Hij heeft heel goed zijn verstand^ ik denk wel
eens dat hij veel te verstandig is; misschien
is dat de reden. Hij heeft nooit succes gehad
in de wereld. Zoover ik weet eens in heel zijn
leven, en toen deed hij prcies wat hij bepaald
hoorde te doen. Maar hij iiep er altijd om de
een of andere reden in, soms in heel leelijke
gevallen. Pas toen hij in de grootst mogelij-
ke moeilijkheden zat, kwamen wij er achter,
dat hij getrouwd was en hij was toen al een
heelen tijd getrouwd en het had hem moeite
genoeg gekost, geloof ik, haar op den achter-
grond te houden. Zij wou volstrekt niet op
den achtergrond blijven."
Het jonge meisje zuchtte. „In ieder geval,
met een meisje met geld kon hij niet trouwen,
als hij al een vrouw had zonder eenig for-
tuin."
„Die broeder van u schijnt al een heel on-
gelukkig man. Het is hem niet meegeloopen."
„En nu is hij van kwaad tot erger verval-
len; hij heeft een nieuwen geidschieter gevon-
den en is van voren af aan begonnen, zoo mo
gelijk og erger. Ik beweer niet er veel ver-
jaa te jk
rechfe waarheid te weten; ik weet alleen wat
ze mij verteld hebben. Ze zullen mij de voile
waarheid wel niet meegedeeld hebben, maar
alleen wat in hun kraam te pas komt."
Zij zweeg en keerde zich potseling om. Zij
keek naar het raam alsof ze hem niet wou
aanzien.
„Die nieuwe geidschieter heet Herbert
Claude Herbert; maar ik begrijp dat niet
goed, want kort geleden waszijn naam
Lewinsky Izak Lewinsky. Hij was uit Pool-
sche ouders geboren in Polen, maar kwam als
klein kind in Engeland, zoodat hij nu eigen-
lijk even Engelsch is als ik; dat herhalen z%
maar voortdurend. Hij is heel rijk; zijn vader
heeft hem een massa geld nagelaten, en hij
heeft er nog veel meer bij verdiend. Hij- wil de
zaken aan kant doen en in de wereld of in de
conversatie komen, daarom heeft hij. kort ge
leden een anderen naam aangenomen, hij
heet nu Claude Herbert. Hij schijnt te denken,
dat het niet gemakkelijk voor hem zal wezen
in den kring dien hij begeert te worden op-
genomen; misschien gaat het gemakkelijker,
meent hij, als hij een vrouw heeft en nu wil
hij met mij trouwen."
Weder zweeg zij en bleef heel stil staan.
Hij haalde diep adem.
„Nu begin ik het te begrijpen! Een prach
tig karakter, dunk mij, die mijnheer Claude
Herbert!"
Hij zag haar rug even trillen.
„Hij is ja, dat is moeilijk te zeggen. Ik
dacht eerst, of soms, dat ik het doen zou; ik
wou natuurlijk graag wat doen voor. Pol
kurston, om niet van Helena te spreken
,A vervoigd).
A y
door
Marcus Ehrenprcis.
3
Toen ik midden onder het spel de arena
verliet, had ik een gevoel, alsof het publiek
mij beschouwde als een barbaar. Ik kon nu
zoo goed begrijpen, dat mijn vrienden in
Granada hadden gepoogd mij te bewegen
niet naar het stierengevecht te gaan. „Het
is niets opbouwends voor u" hadden ze ge-
zegd. ,,Wij zelf gaan er nooit ,ieen; het is
iets voor koningen en voor het gepeupel.
De eersten moeten er heen gaan om de
toreadores als nationale helden te eeren en
de laatsten gaan, omdat zij niets anders te
vereeren hebben".
iiet behoort tot den goeden toon bij ve-
len, die over Spanje schrijven, om de stie-
rengevcten te bewonaeren als iets esthe-
tisch moois, en als de uitdrukking voor
mannelijkheid en dapperheid. Dat zij een
zedelijken of veredelenden invloed hebben,
kan wel niemand beweren. Maar het ruwe
kan nooit mooi zijn. In dezen absoluut on-
gelijken strijd kon ik al evenmin de uit
drukking vinden voor edele mannelijkheid
of we-kelijke ridderlijkheid. Hij is alleen in
de alierhoogste mate spannend, zenuw-
prikkelend, schokkend; en hij werkt onge
twijfeld verwilderend. Hij wekt donkere,
atavistische oerinstincten tot nieuw leven.
Het stierengevecht heft het in den besten
zin menschelijke en godsdienstige gevoel
van tolidariteit met alle creaturen op, wat
echter niet verhindert, dat deze gevechten
vark in dienst der barmhartigheid gesteld
worden, (in Cordoba las ik pathetisch ge-
stileerde affiches, die uitnoodigden om het
stierengevecht bij t; wonen, dat gehouden
werd ten voordeele van het Spaansche Roo-
de Kruis).
Een ding staat verre boven alien twijfel:
het stierengecht is de tweelingbroeder van
het analfabethisme. De arena is de vijand
van de volksontwikkeling. Deze geweldige
paleizen konden ideale tempels worden
voor geestelijke kultuur. Hier konden deze
tienduizenden analfabethen luisteren naar
veredelende muziek, naar de openbaringen
der poezie; van hier konden kunsten en we-
tenschappen verbreid worden onder deze
blinde scharen, die in het donker rond-
tasten. Welk een ontzaggelijke winst voor
Spanje zou het zijn, wanneer eenmaal de
strijd des geestes kon gestreden worden,
waar nu op het gele zand van de arena de
toreadoren hun triumfen vieren
4.
Het is wel heel weinig waarschijnlijk, dat
deze regels ter kennis zullen komen van
generaal Primo de Rivera. Maar wanneer ik
een stierengevecht had bijgewoond, voor-
dat ik de eer had hem te mogen ontmoe-
ten, dan zou ik ongeveer het volgende tegen
hem gezegd hebben: Excellence, u is een
onbcvreesd man en de wereld bewondert
uwe onoverwinnelijke wilskracht. In de vier
jaren, aan U het lot van Spanje alleen hebt
geleid, heeft u veel afgeschaft, wat u rot
scheen, en gij hebt u om critiek of opposi-
tie niet veel bekommerd. Zoudt gij het ook
riiet kunnen wagen de stierengevechten af
te schaffen? Koningin Isabella, wier geest
gij onlangs hebt aangeroepen als symbool
van Spanjes grootheid, heeft ze willen af-
schaften. Pius V dreigde alle vorsten, die ze
in hun rijk toelieten, met den ban. Een van
uwe voorgangers, Godoy, minister van Ka-
rel IV, een krachtig en onvervaard man,
verbood in 1805 bij de wet de stierenge
vechten. U zoudt uw heerlijk mooie land
en de zaak van de menschheid een onwaar-
deerbaren dienst bewijzen, wanneer u nu,
honderd en twintig jaar na Godoy, het ver-
bod vernieuwdet tegen dit barbaarsche
spel, dat uw, overigens zoo edel volk, ver-
ruwt, en dat n schaduw werpt op zijn schit-
tercnde kultuur. U neeft getoond, dat een
enkel man met eerliiken wil en gezond ver
stand, aan een land r.ieuw leven kan in-
blazen zonder parlement, zonder ioli ie-
ke partijen. Zou Spanje, uw Spanje, dat zich
omhoog werkt en dat steeds krachtiger
wordt, het niet kunnen klaren zonder stie-
rerngevechten?
VIII.
Door een middeleeuwsch
Jodenkwartier.
Het eenmaal wereldberoemde Joden
kwartier van Toledo, Juderia mayor, neemt
een bijzondere plaats in in de geschiedenis
van het nabijbelsche Jodendom. Op deze
plaats voel ik mij niet langer toerist. Paseo
del Transito is een stuk van mijn geestelijk
tehuis, het is ,,been van mijn been en
vleesch van mijn vleesch". Hier vind ik
krachten terug, die mijn ziel hebben ge-
vormd, en bronnen, uit welke ik eenmaal
heb gedronken. En hier bevind ik mij tege
lijk op de plaats, waar de meest hartstoch-
telijke strijd tegen het Jodendom heeft ge-
woed. Het Santo Officio van Toledo is een
van de donkerste punten in de donkere
geschiedenis van de Spaansche inkwisitie.
Met aandoening sta ik voor de synagogen,
waarin zooveel geleden is, Santa Maria la
Blanca en El Transito. Alleen ter wille van
deze synagogen was het de moeite waard
om een bedevaart hierheen te doen. Zij zijn
voor mij oude bekenden; sedert mijn jeugd
heb ik over ze hooren spreken.
Het was in het begin van de tachtiger-
jaren. In dien tijd werden deze synagogen
nog gebruikt voor kerkelijke of communale
doeleinden. Eerst ongeveer in 1888 werden
ze hersteld in hun oorspronkelijke gedaan-
te en werden ze Spaansch nationaal eigen-
dom verklaard. Met mijn jongensfantasie
kon ik mij moeielijk dat onnatuurlijke en
ondenkbare voorstellen gedoopte syna
gogen, die gedwongen waren den doop te
ondergaan, maar die in het geheim een
glimp v|i hun oorspronkelijk karakter heb
ben bewa'ard. Nu is het een gebeurtenis,
van welke suggestieve invloed uitgaat, van
oog tot oog te staan tegenover deze met
legenden omsponnen tempels. Zij stralen
nog in oude schoonheid; zij brengen mij
een boodschap van een door God gezegen-
den tijd in het verleden van mijn stam. Bij
het aanschouwen van deze gebouwen heb ik
iets van net bovenpersoonlijke gevoel, dat
ik had voor den tempelmuur in Jeruzalem
en voor den triumfboog van Titus te Rome,
„een smart van duizend geslachten", zooals
een Joodsch dichter het noemt. Deze syna
gogen zijn ten offer gevallen aan den meest
afschuwelijken van alle oorlogen aan den
godsdienstoorlog. Eenmaal waren ze de ze-
tels voor levende vroomheid, voor vurig
godsgevoel, voor intense geestelijkheid en
verdiept zieleleven. Hier juichten gelukki-
ge geslachten, hunne van dank vervulde
zielen opheffend tot God. Maar over dat
jubelende leven strekte zich de schaduw
van de inkwisitie uit, eeuwen lang. Nu
staan deze tempels stom en zwijgend, ge-
huld in onuitsprekelijke droefenis, een ob
ject voor de i^dringerige nieuwsgierigheid
der touristen.
Ik sta mij af te vragen, waarom toch dit
bloeiende leven moest ondergaan. Waarom
moest hier zegen veranderd worden in ver-
banning? Ik heb het gevoel, alsof ik bloed-
roode vraagteekens zie oprijzen uit deze
doodstille plaatsen, verontrustend en be-
klemmend. Het is alsof ik van deze kale
muren de aanklacht van den Psalmist ver-
neem: „0 God, zij hebben Uwen heiligen
tempel verontreinigdzij hebben de lij-
ken Uwer kneehten gegeven tot spijze voor
de vogelen des hemels". Ps. 79 1 en 2).
Met wat men het Jodenkwartier van To
ledo en Andalusie heeft aangedaan, is als
t ware ^ruzalem voor de derde maal ver-
woest, Maar hier vindt men geen klaag-
muur, geen rui'nes, geen doode steenen. Als
door een wonder zijn deze synagogen bii
alle verwoestingen onbeschadigd gebleven,
en ondanks de tragische verlatenheid
schijnt het, alsof ze nog steeds hun eiger
leven voortzetten, omschaduwd door d<
donkere herinneringen aan de inkwisitie.
2
Deze tempels getuigen van een naar ver-
houding gelukkige periode van Israels ge
schiedenis op het Pyreneesche schiereiland.
Onder bescherming van welwillende heer-
schers met een wijden blik konden de Jo-
den van Toledo haast vier eeuwen lang een
belangrijk aandeel nemen in de ontwikke-
ling van het kultureele en economische le
ven van Kastilie, evenals ze ook den eigen
religieusen en geestelijken arbeid in de
grootste vrijheid konden ontwikkelen, tot
dat deze een indrukwekkende hoogte had
bereikt. Zij schonken het land bekwame en
hoogelijk gewaardeerde dokters, wereldbe-
roemde politici en financiers. Koningen en
kerkvorsten hadden vaak Joodsche lijfarts-
sen, die niet zelden verheven werden tot de
waardigheid van ministers of viziers. Onder
de regeering van Alfons VIII, den edelen
(116612,14), bereikte de Joodsche gemeen
te van Toledo het toppunt van haar macht.
Het was vermoedelijk onder zijn verstan-
dige rej.eering, dat de witte tempel, d*
oudste van de twee synagogen van Toledo,
gebouwd werd. Hij benoemde geleerde en
vrome Joden tot ministers en diplomalen,
o.a. Ibn-Schoschan en Alfachar. Zijn miid-
heid v/erkte aanstekelijk en schiep on
danks den eigenzinnigen tegenstand van de
kerk en tie ingewortelde vooroordeelen
van breede kringen overal een atmosfeer
van godsdiens.ige verdraagzaamheid en
burgerlijke solidariteit. In de geschiedenis
van Toledo komt een buitengewoon zeld-
zame, misschien wel geheel eenige gebeur
tenis voor. Toen Fransche troepen, die in
het jaar 1212 naar Kastilie gekomen waren
om deel te nemen aan den striid tegen den
Islam, zich wilden werpen op de Joden van
Toledo, grepen de Christelijke ridders van
Toledo naar de wapenen om hun landslie-
Alfons VIII moet ook zijn hart hebben
geschonken aan een schoone Jodin Rachel,
of zooals zij in andere bronnen heet
Fermosa. Deze roman moet dan in het jaar
1180 een tragisch einde hebben genomen,
toen Rachel en met haar vele vooraan-
staande Joden van Toledo vermoord
werd door een volksmenigte, die opgehitsl
was door aanhangers van de verbitterde
koningin. Deze schoone Rachel leeft voort
in sage en gedicht. Lopo de Vega en Grill-
parzer dramatiseerden haar tragisch levens
lot.
In deze drama's vinden we eenige van
de welbekende argumenten terug, die ook
in dien ouden tijd in Toledo werden ge
bruikt voor en tegen het Jodendom. Grill-
parzer laat honing Alfons zijn waardeering
uitspieken vour zijn Joodsche onderdanen,
van wie hij geloefde, dat hun overoude re-
ligieuse traditie hen geadeld had,
Ook Alfons X, de wijze (12521284.
had grooten eerbied voor de geleerdheid
der Joden en voor hun tro^w aan de tradi
tie. Hij was een vorst met breeden blik en
verzamelde geleerde en vijzc nnen om
zich heen zonder aanzien van gelcofsver-
schillen. Daar hij een bijzondere voorliefde
had voor de astroncmie, vroeg hij den voor-
zanger van de synagoge te Toledo, Don Zag
Ibn-Said, een Lundig astronoom, als mede-
arbeider voor hi-t uitwerken van de astro-
nomische tabellen, die onder den naam van
,,Alfonische tabellen" later zoo bekend zijn
geworden. Onder zijn bescherming konden
de in Toledo bestaande vertaalscholen hun
werkzaamheid uitbreiden, en de vertalin-
gen dier scholen uit het Arabisch in het
Hebreeuwsch, Latijn en Spaansch werden
ove.-al bekend. Het was een Joodsch ver-
taler, die het buitengewoon belangrijke
werk over ue meJicijnen van Galenu- voor
het Westen toegankelijk maakte.
Toledo had toen een aanzienlijke Jood
sche gemeente van meer dan zeventig dui
zend menschen. De stad was in die dagen
hel toevluchtsoord voor Joodsche vluchte-
linger, uit Andalusie, dat geregeerd werd
door fanatieke Almuhaden, die, in teg^n-
stelling met e beschaafde Mooren, vijan-
dig stonden tegenover vreemde geloofsbe-
lijder.issen. Sedert eeuwen middelpunt van
een intensief geestelijk leven, waren in
deze gemeente als van zelf zeer groote
geestelijke kultuurschatten opgehoopt. Uit
haar midden zijn beroemde mannen voort-
gekomen, wier namen nog heden ten dage
stralen aan het firmament der wetenschap.