llkiiarsclii Comnt. De Plaatsvervanger FlEUlLLETON. G Ho. 104 I929 Hindird sen in dtrtigsts Jaargang. VrljdaiBr 3 Mel. Klokken Klokkengieters en Klokkenisten. Vervolg. Het gieten der klokken. Men moet zich een gieterij voorstellen als ten ruimte van circa 40 bij 25 meter. Aan het «nde bevindt zich de eigenlijke gietoven, waarboven „de ketel" waarin de klokspijs vloeibaar gemaakt wordt. V6or de oven komen de vormen te staan en aan weerszijden daarvan stelt men de zand- bakken op. De klokvorm wordt in leem ge- tnodeleerd. Met laat een zacht vuurtje inwen- dig van den vorm branden, opdat eene gelei- delijke drooging kan intreden. Wanneer de vorm geheel droog is, plaatst men er een z g, mantel overheen. In het inwendige van deze mantel zijn allerlei figuren, opschriften en randen aangebracht, dien den buitenwand der klok zullen sieren. De mantel is eveneens f»ran leem en'moet geheel droog en sterk ver- hard zijn. Mijn hoorders zullen begrijpen, dat de ruimte tusschen vorm en mantel na (Jiet gieten door de gloeiende metaalmassa in- gcnomen wordt, die later als klok zijne.tonen eal doen klinken. Zoodra de vormen gereed zijn, stampt men de ruimte daaromheen vol met zand en wel zoodanig, dat zij egaal bedolven zijn. Hoe eteviger het zand aangestampt wordt, hoe beter. Immers verleent de zandmassa bij het jgieten flink steun aan den mantel. Onnoodig 5e zeggen, dat hierdoor teleurstelling en on- 'gelukken bij het moeilijk gietwerk worden jvoorkomen. De gloeiende gietmassa kan ont- (Cettende kracht ontwikkelen en zou de niet jrersterkte mantel doen bezwijken. Vanuit den ietel met klokspijs voeren buizen naar den klokvorm om het witgloeiend metaal aan te voeren. Daar, waar de buizen den klokmantel bereiken, bevindt zich het z.g. „gietgat" De klokspijs bestaat uit een mengsel van euiver rood koper en zuiver tin. Dit mengsel moet geheel gesmolten zijn, aleer tot het ope- nen der kranen overgegaan kan worden Langzaam vloeit het metaal in den vorm. Is de ruimte geheel gevuld, dan staakt men iden aanvoer. Soms duurt het dagen lang, al- vorens men met de ontgraving kan beginnen (Het zand wordt opgeruimd en de vorm ver- broken. Dat den gieter hierbij ook niet steeds ieleurstellingen bespaard worden, kan menig pakman getuigen. Nu en dan heeft de gieting «enige „blazen" of „scheuren" achtergelaten in de pas gegoten klok. In zoodanig geval wordt de klok gebroken en opnieuw overgegoten. Meestal weet de gie ter zijn berekening zoodanig te maken, dat uit den gebroken mantel een prachtige klok te voorschijn komt. Alle oneffenheden worden met zandsteen weggeslepen en het kunstwerk is gereed. Van groot belang is wel „de toon", die de klok moet voortbrengen. Het spreekt yan zelf, dat de gieter hiermede rekening moet houden, want niet alleen „de hoofd- toon", maar ook de „bij- of natuurtonen" moeten aanwezig zijn. Uit verschillende geschriften zou men mo- ton opmaken, dat Hemonij zijne klokken zoo danig wist te gieten, dat zij juist den toon hadden, die zij ook moesten voortbrengen Hemonij verklaarde echter, dat hij zijne carillon-klokken steeds nastemde. In een bekend werkje trof ik eenige bijzon- derheden daarover aan. Reeds seaert vele eeuwen had men klokken gegoten, maar nog altijd geen middel gevonden om zeker te zijn, jflat een klok den verlangden toon kon geven Ongetwijfeld waren uit de handen der me- iaalgieters der 15e en 16e eeuw voortreffe- lijke klokken voortgekomen, doch indien zij aan gestelde eischen voldeden, was dit meer een gevolg van het toeval, dan van eenige be rekening. Hemonij goot zijn klokken hooger van toon dan strikt noodig was, daarna plaatste hij ze omgekeerd op een draaitoestel, dat door eenige stevige mannen snel kon wor den rondgedraaid, terwijl hij met een stalen beitel zooveel aan de binnenzijde wegnam, als roodig bleek om den zuiveren toon te verkrij- jpen. Het stemmen der klokken, die daartoe in een afzonderlijk gebouw werden opgehangen, deden de hroeders Hemonij zelf. Hun scherp muzikaal gehoor kwam hun daarbij zeer te stade. Zij waren uiterst nauwgezet, zoodat de toon met slechts eenmaal, doch herhaaldelijk Door RICHARD MARSH. Vrii naar tut Engelsch door C. M. G. de IV. 60' Een merkwaardige stilte volgde; de twee mannen keken elkaar aan met een gezicht dat meer uitdrukte dan woorden haduen kunnen doen. Emdelijk sprak Talbot: „U zegt, dat i" al uw vragen met een we- dervraag beantwoord. Dat doe ik weder. Ik heb u gezegd wie ik ben, wie is u'" Weder een oogenblik stilte. De vreemde- hng wierp zijn sigaret weg. Toen legde hij beide handen op zijn wandelstok, leunde een weimg voorover, zoodat het stokje boog on- der zijn gewicht. .,Ik ben markies Polhurston". Hij sprak dien naam uit op een zeer lucht- hartigen toon, maar met een onbeschrijfeliike onbeschaamdheid Mr. Talbot deinsde abso- luut niet terug; toch was het of hij een sla°- in het gezicht gekregen had, een nonchalan- ten, toornigen slag, als't ware met een handschoen tegen zijn wang. Hij antwoordde niet op die mededeeling. „Dit is Monniksland, zooals u waarschim- lijk weet". „Dat dacht ik wel". „Als u mij het genoegen wilt doen een paar minuten met mij mee te gaan, dan is het misschien mog^'ijk dat wij elkaar iets te zeg gen hebben". Mr. Talbot wees «itnoodigend naar het bak". beproefd werd, omdat het oor niet altijd even- goed gedisponeerd is, en het verschil in tem- peratuur dxende in acht genomen te worden Ala zij hiermede bezig waren, moest het vol- strekt stil zijn en mocht er zelfs niet gespro- ken worden. Tot zoover het aangehaald^- werkje. Voorts decide Harzer mede, dat alle klok ken van het groot hertogelijk slot te Darm stadt, door Hemonij gegoten, van binnen zijn afgedraaid, en daarom alle klokken na het gieten hooger van toon moeten zijn geweest, dan behoorde. Dit is volkomen juist. Van het grootste gewicht is hier echter wel de uitspraak van Hemonij, dat het niet on- mogelijk is, een klok door afdraaien op de be- hoorlijke stemming te brengen, als zij niet de behoorlijke verhouding van afmetingen heeit. Oude sagen verhalen, dat Hemonij in zijn klokkenspijs zilverdeelen deed, om hierdoor zuiverder en edeler toon te krijgen. Verschil lende onderzoekingen en analysen hebben echter bewezen, dat deze verhalen onjuist zijn, en dat hij slechts de gewone verhouding koper en tin gebruikte. Hemonij (1665) stemde zijn carillonklok- ken in de ongelijk zwevende temperatuur, aangezien de gelijkzwevende pas in 1700 in praktijk werd gebracht. Ik zou U heel wat legenden en sagen kunnen vertellen over onze klokken, maar dit zou te ver voeren. Toch wil- len wij dit gedeelte niet sluiten, zonder een en- kele te hebben medegedeeld. Op „de doop der klokken" is men in de R.K. kerk zeer gesteld Volgens een oude legende werd een onge- doopte Wok een prooi van den satan en deze sleept ze bij den eersten klepelslag mede de lucht in, om ze daarna in een poel of moeras te werpen. Alleen in „den heiligen Kerst- nacht" was het ongedoopte klokken vergund, hunne tonen te laten hooren. Zulke klokken liggen in de poelen te Ackel, aan het Honds- bosch te Borkel, in het Malpievin, enz. Te Westerhoven (N -Br.) ligt, naar men weet, in een moeras een prachtige klok. In een zee: drogen zomer was de rijk versierde klokken- kroon zichtbaar, dit was het sein voor de boe- ren om te beproeven haar naar boven te ha- len. „Wij hebben ze, en laten haar niet meer los", zeide een der helpers. Op hetzelfde oogenblik trok echter een onzichtbare macht haar naar beneden en men he^ft nooit eenig spoor meer van de klok gevonden. Op Witte Donderdag gaan de klokken op reis naar Rome en keeren Zaterdags voor Paschen, gevuld met eieren terug, zegt het volksgeloof. Ook heel wat gediehten zijn er op de klok ken gemaakt, b.v. Jonathan in zijn „Waar- heid en Droomen" bij's konings begrafenis: „Klagend klinkt haar traag geluid „Ten bemosten toren uit, „Waar de streng in wordt getrokken; „Zuchtend is hun klank en dof „Als een toon van rouw en smarte, „En zij valt hem zwaar op't harte, „Wien zij de ooren trof." Wie kent niet het lieve liedje: ,,'t Angelus klept in de verte, „In tonen zoo zuiver en hel." En hoe treffend roept Goethe in zijn „Faust" de Paaschmorgen beschrijvende, uit: „Wat diepe galm, wat stroom van tonen treft mijn oogen „En trekt mij met geweld den beker van deii mond? „Doet gij, o klokgeluireeds d'eerste feestklank hooren, „Op Paaschdag's vroegen morgenstond!" Mocht ik in den aanvang dezer lezing de jammerklacht aanheffen, dat de kunst "van klokkengieten door de Hollanders was ver- leerd, en in de laatste 150 jaar in minder doen was geraakt; gelukkig mag ik er aan toevoegen, dat in den laatsten tijd daarin eenige verbetering is gekomen. Nederland be- zit te Aarle-Rixtel (N.-Br.) nog een klokken- gieterij van de firma Petit en Fritzen. Deze firma heeft de laatste jaren niet stil gezeten en verschillende proeven genomen, in hoofd- zaak wat de stemming der klokken betreft. In 1917 kwam deze firma, op de eerste Jaar- beurs te Utrecht, een door haar gegoten caril lon van 20 klokken exposeeren. En al waren de resultaten nog niet volkomen, de eerste schrede was gedaan. Na heel wat proeven heeft zij dan ook onlangs te Kamerik (Utr.) een 3-tal prachtig zuiver gestemde klokken kunnen leveren, waarvoor de Nederlandsche klokkenraad haar een eerste klasse getuig- schrift gaf. Ook de firma Bergen te Heiligerlee houdt zich met klokken gieten onledig. Carillons worden om twee redenen ge- plaatst, n.l.: le. om door middel van een mechanisch werk bij heel uur, half uur en elk kwartier melodieen te spelen ter aanduiding van den tijd; „Dat denk ik ook wel, maar er worden praatjes rondgestrooid omtrent deze schoone verblijfplaats van u". „Ik veronderstel dat dit een onderwerp is waarvan u evengoed op de hoogte is als ik". De markies zag hem eenigszins boosaar- dig aan. Hij had mooie oogen. Talbot dacht hoeveel ze geleken op die van zijn zuster en toch weer zoo verschillend. „Alweder zijn wij het eens: maar binnen dat hek is u thuis, niet waar? Terwijl ik ja, ik weet niet goed wat dat huis voor mij zal wezen". „Houdt u mij voor zulk een man?" Weer schenen de twee mannen elkaar te willen doorgronden. De markies klapte met zijn stokje alsof het een zweep was. „Ja, ik ken a immers niet". Hij wees naar het hek. „Als dat hek gesloten is dan blijft het dicht, zeggen ze. Zou het gesloten blij- ven achter mijn rug en zit ik dan in den val?" „Als u het liever hebt zal ik het open la ten staan, of zoodra u een wocpd spreekt wordt het opengedaan." De markies scheen de zaak te vertrouwen. Hij stapte het hek binnen, de ander volgde, het hek werd gesloten. Mevrouw Talbot en haar dienstmeisje ble- ven vrij wat langer dan drie kwartier uit. Het duurde wel anderhalf uur voordat zij terug- kwamen. Betty scheen niet geheel op haar ge- mak te wezen. Zij keek op haar armbandhor- loge en zag hoe laat het was. „Dat ding loopt natuurlijk weer niet goed Ik geloof dat het stilstaat en ik weet toch zcker, dat ik het giateravond heb opgewonden Of niet? Hot lang roudtn wij uitgebleven xiia?" H»t SMMfe tcbuddr het hoofd. Zii wiet 2e. om door een klokkenist (carillonneur) door middel van een handklavier bij wijze van concertinstrumenten te worden bespeela. Het mechanisch werk der z.g. „speelton" werd vroeger van koper, tegenwoordig van ijzer vervaardigd. In het Kon. Paleis te Am sterdam bevindt zich een speelton van 7 voet hoogte en 3Vi voet breedte, bevattende 7200 gaatjes, die dienen voor het aanbrengen der stalen pennen (het noteeren der melodie) Aan de voorzijde daarvan bevindt zich het klavier met de opwaartsgaande staaldraden, die bevestigd zijn aan de boven de klokken aangebrachte hamers. Vroeger" liet men de melodie voorafgaan door de z.g. „klik", een combinatie van twee tonen (bijv. CG of CF) ongeveer twee minuten voor het spelen der melodie. Later heeft men dit in de meeste steden afgeschaft, in enkele dorpen en kleine steden, vooral in Noord Brabant, b.v. 's-Her- togenbosch, heeft men deze „klik" nog behou- den. Het mechanisch werk nu brengt de speel ton in beweging, de pennen drukl<en de toet- sen naar boven en zoodra deze losgelaten worden, valt de hamer op de klok, waarop h?t klokgeluid weerklinkt. Door het verplaatsen der stalen pennen kan men de melodieen naar willekeur wijzigen. Door verschillende bezwa- ren (vooral bij oude speelwerken) is men ech ter beperkt in de keuze, en ook niet alles is ge- scliikt voor carillonmelodie. De uitvindingen der laatste jaren hebben intusschen belang- rijke verbeteringen gebracht, die gretig toe- gepast worden. Behalve de vernieuwing van een paar tandraderen is het uurwerk en de speelton in het Kon. Paleis aan den Dam ge heel het oorspronkelijk geplaatst speelwerk van 1665. Ook bij dem eeste torens is het oude speelwerk uit dien tijd nog dagelijks in- gebruik. In 1923 heeft het Paleiscarillon echter een grondige herstelling ondergaan. Het werk is uitgevoerd door de firma Addicks, stadsuur- werkmaker te Amsterdam, en deze firma heeft geen moeite ontzien om dit prachtige carillon geheel tot zijn recht te brengen. Vooral wat betreft de dradenaanleg (broeksysteera) van af de speeltafel, deze is voortreffelijk ge- slaagd, en de meest mogelijke nuanceeringen zijn hiermedelaan te brengen. Het tweede geval besprekende (de bespe- ling met het handklavier) vertel ik U dat de klokken aan de binnenzijde een klepel bevat- ten, die verbonden zijn met draden die naar de speeltafel loopen. Deze speeltafel bevat onder en boven toet- sen, evenals een piano of orgel, waaraan echter de lage C. en D kruis ontbreken (Ik sprak hier reeds vroeger over.) Ook deze speeltafel is nog in zijn oorspron- kelijken toestand, als in 1655. Over het plaatsen der klokken loopen de meeningen ook nog al uiteen. In de paleiskoepel heeft men de klokken aan twee boven elkander geplaatste ijzeren ringen in den torenkoepel opgehangen. In de meeste torens heeft men de carillonklokken aan de vier buitenzijden opgehangen, of rondom den koepel alle kleinen en binnen in de groote klokken. Ook wel andersom. M.i. voldoet deze plaatsing niet zoo goed. Wat toch is het geval? Toehoorders, die aan den oostkant staan te luisteren naar het carillonspel, hooren de klokken, die aan dien kant hangen, veel sterker dan de zich aan den Westkant bevindende klokken. Evenzoo gaat het met dengeen, die aan de Noordzijde heeft postgevat; want hij kan de aan de Zuidzijde hangende klokken minder goed hooren. Het carillonspel krijgt hierdoor iets onvolledigs Zelfs wordt het min of meer onduidelijk, als de carillonneur niet voorzichtig met zijne basklokken werkt en deze te hard laat hooren Met de Paleisklokken is dit nu n i e t het geval. Deze manier van opstellen laat het carillonspel in zijn geheel hooren, te meer daar de koepel aan alle zijden geopend is. Op sommige plaatsen is het ook voorgeko- men, dat men een klokkenspel aangebracht heeft in een toren, die absoluut ongeschikt was voor plaatsing van een speelwerk. Dat men met de ruimte moest woekeren en een minder artistiek geheel verkrijgt, behoeft wei geen betoog. Hiermede neem ik afscheid met mijn onder werp over ,,de klokkenspelen" enz., en hoop, door deze bijdrage eenige aangename oogen- blikken te hebben bezorgd en tevens de be- langstelling voor onze „Oud-Hollandsche Kunst", te hebben opgewekt. AMSTERDAM, Nieuwendijk 225-229. UTRECHT, Oude Graoht 151. Provincial! nieuws er niets van. „Wat moesten wij ook weer doen? Met een stok of een steen kloppen? Kan je niets vinden?" Phoebe raapte een flink stuk steen op. Betty keek er van ter zij- de naar. „Je moest liever een hamer hebben Je zult geen geweld genoeg kunnen maken met dien steenals hij niet vlak in de buurt is, zal hij er niets van hooren". Maar deze voorspelling werd niet bewaar- heid. Het geluid werd heel duidelijk verno- men. Ze had maar driemaal zachtjes geklopt en er werd opengedaan. Een heer kwam het hek uit, gevolgd door Talbot. Betty keek dien mijnheer aan met een verbazing alsof ze nog nooit zoo iets aanschouwd had. Hij gaf geen teekenen van verrassing; hij nam zijn groe- nen, vilten hoed af, groette haar met een vroolijk lachje, alsof hij het heel gewoon vond haar daar te zien. Zij bleef hem aanstaren alsof hij een spook was. „Polhurston!" riep zij uit. In de manier waarop zij dezen naam uitsprak was een heele rij van adjectieven. „Wel Betty, wat zie je er goed uit. Je bent een reclame voor de lucht van Cornwallis. Sedert mijn aankomst hebben mijn oogen nog niet zoo iets verrukkelijks aanschouwd." En zich tot Talbot wendena, voegde hij er bij: „Is dat niet kras voor een broeder?" De vroolijke toon van den markies scheen haar verbazing te doen toenemen. „Polhurston wat beteekent dat? Wat voer je hier uit?" SCHOORL. Gemeenteraad. De raad vergaderde Donderdagmorgen voltallig. De voorzitter baron von Frijdagh sprak er in zijn openingswoord zijn vreugde over uit. dat de oudste wethouder, de heer van Lieneu weder geheel gezond na het vieren van zijn gouden bruiloft en feest waarbij wij alien te genwoordig zijn geweest, aanwezig was. Voorts deelde spr. mede, dat B. en W. hun belangstelling in het jubileum van het schoolhoofd te Groet hadden getoond door het aanbieden van een eenvoudig bloemstuk De secretaris, de heer Smits, las hierop de notulen, waarbij de voorzitter mededeelde, dat B. en W. het raadsbesluit om den heer Groothorst het strand voor 1929 en 1930 opnieuw te verpachten, hadden verbetert in een besluit om dit voor 1930 en 1931 te doen, aangezien het tegenwoordig contract nog gold voor 1929 en het contract van de gemeente met de staat ook loopt tot 1931. Het staatsboschbeheer en de losse arbeiders. De voorzitter oordeelde een woord van dank aan het Staatsboschbeheer op zijn plaats. Na de ontvangst van het telegram van het gemeentebestuur heeft het Staats boschbeheer zijn voile medewerking verleend ten aanzien van het te werkstellen en het verstrekken van steun aan de losse werklie- den. Het bleek dat het Staatsboschbeheer te voren niet voldoende was ingelicht. De houtvester van Steijn had zoo lang mogelijk volgehouden en toen van hoogerhand werd geod gevonden dat gedaan werd hetgeen zij met hun goede hart reeds hadden willen doen, hebben de lagere ambtenaren ten voile medegewerkt. De heer D u i n nam aan, dat de betrok- ken menschen van goede wille waren ge weest, doch wilde toch opmerken, dat door aandrang van anderen ze noch laat de com- missie zijn gekomen, wat in deze behoor- lijk was. Spr. betreurde het, dat met het toonen van de goede wil gewacht is tot de winter ten einde was. De heer Schermer gelooide wel dat de medewerking van het Staatsboschbeheer er is, doch deze misten tot nog toe de medewerking van de hoogere autoriteiten. De oogen van deze zijn gelukkig in het laatste oogenblik opengegaan. De voorzitter vond dit in ieder geval gelukkig. in ieder geval was de houtvester en het lager personeel altijd van goede wille geweest en was het noodig in de notulen vast te leggen, dat het de lose arbeiders be- trof. lngekomen stukken. Goedkeuring op het raadsbesluit tot con- versie van een leening; Idem tot het onderhandsche verhuren tot de Oostelijke helft van de Bovenweg; Idem op het besluit tot wijziging van de verordening op het keuren van waren; Het bekende bericht van Ged. Staten, om trent de jaarwedde van burgemeesters, se- cretarissen en ontvangers. De voorzitter merkte hierbij op, dat bij wetswording van het voorstel tot herzie- ning van de financieele verhouding tuschen het Rijk en de Gemeenten Schoorl voor den burgemeester en den secretaris van het Rijk f 3000 in plaats van 600 vergoed krijgt. Met een stem meerderheid besloot de Ka- mer voorts de forensenbelasting te handha- ven, (Niet geheel juist. De kamer besloot aan gemeenten de bevoegdheid te laten om woon- forensenbelasting in te voeren en verwacht mag worden dat Schoorl, die ten hoogste belang heeft bij de bevordering van het vreetndelingenverkeer, niet zoo dwaas zal zijn om daartoe te besluiten, verslaggever), zoodat verwacht mag worden dat Schoorl er niet slechter op wordt. Bericht van Ged. Staten houdendende mededeeling, dat dit col lege de commissie Haringkarspel, door ver schillende gemeenten ingesteld, om te agee- ren tegen de door Ged. Staten gewilde sa- larisverhooging voor burgemeesters. secreta- rissen en ontvangers, niet heeft willen ont- vangen. Werkelijk Betty, dat is te gek al te ;ek!" Hij wuifde haar toe met zijn stok en eek toen Phoebe aan. „Vindt je niet, dat dit e m«iaje verlof heeft hm te gaan?" ..Phoebe, *o* je naar huie willen gaan?" net mei#1e kwam het hek in. Bettr keek de jong beide heeren beurtelings aan, alsof ze niet wist aan wien zij inlichtingen kon vragen. De markies redde haar uit die moeilijkheid door haar een eigenaardige verklaring te geven. „Betty, je hebt je niet goed gedragen; je bent heengegaan en met mijn besten vriend etrouwd, zonder mij, je eenigen mannelijken loedverwant, de geringste inlichting te ge ven omtrent je voornemens. Was dat nu wer kelijk zooals het hoort? Natuurlijk ben ik, zcodra ik er iets van wist, hier een bezoek ko men brengen. Ik ben van plan mij zelf het genoegen te verschaffen zeer spoedig terug te komen. Gelukkig, dat ik je nog even gezien heb. Ik ga juist weg." „Waar naar toe?" „Ach, daar naar toe!" „Waar is dat?" „Lieve Betty, je moet niet zulke vragen doener is niets waar ik zoo'n hekel aan heb. Daar moet je op passen; 't wordt anders een gewoonte. En nu adieu! Ik kan je niet zeggen hoe blij ik ben je in zulk een bloeienden toe stand te zien. Ja, bloeiend, dat is het rechte woord." Waarschijnlijk zou zijn lordsdtap nu heen gegaan zijn, maar Betty hield hem terug. „Polhurston, wees niet zoo dwaas, als je dat ten minste eens laten kunt. Ik dring aan op een verklaring." „Verklaring? Ik! Jij bent het die een ver klaring moest geven. Maar dring ik daar op aan? Neen ik ben edelmoedig. Ik moet da- delijk weg. A propos, Helena doet je veel complknenten en faliciteert ie zeer en nog metr ran dit ding enik de* dat M jv wtldra een eadaautte zal zenden, etn paw zilveao Van hetzelfde college was voorts de goed keuring ingekomen op het besluit tot grond- aankoop voor wegafronding. Uit het verslag van den schoolarts bleek, dat de hygienische toestand in de school wel te wenschen overliet. Het licht, de banken en de privaten laten steeds wel te wenschen over. Ook de inspecteur van het L.O. is over de school niet tevreden, zoodat de raad er tegelegenertijd wel meer van zal hooren. Uit het rapport van de wijkverpleegster bleek, dat het zegenrijke werk van deze functionaresse zich in Schoorl reeds doet kennen. Bij de 27 Februari gehouden kasopname bij den gemeenteontvanger bleek, dat de ont- vangsten 94294.60", de uitgaven f 93448.07"' hadden bedragen, zoodat overeenkomstig de boeken in kas was en moet zijn 846.53. Als een goede tijding deelde de voorzitter mede, dat de kasgeldleening nog maar 7500 bedraagt. Van 1 Jan. tot 13 "April was er door het G.E.B. ontvangen f 6330.74 en uit- gegeven 1028.05, zoodat in kas was 5302.69. Wegens zijn benoeming tot hoofd van een eenmansschool te Werverhoof werd aan den heer S. P. de Vries eervol ontslag als onder- wijzer verleend. In diens plaats was tijdelijk aangesteld mej. J. S. Sluiter. In verband met een ingekcmen verzoek van de Heldersche Vereeniging tot steun aan ver- waarloosde Kinderen, werd besloten in de gemeente Schoorl verblijvende kinderen van liefdadige vereenigingen vrij van schoolgeld te stellen. Dit schoolgeld bedroeg tot nog toe 6.—. De gemeente zal dan dit besluit jaarlijks een bedrag van f 30.— derven. Besloten werd het verzoek van de Federatie tot behoud van het Natuurlijk Landschaps- schoon in Kennemerland om voor 10 per jaar als lid toe te treden bij de behandeling van de begrooting voor 1930 onder de oogen te zien. Met het oog op het buitengewone nut van de 2-jarige tuinbouwcursus werd be sloten aan deze cursus een subsidie van 25 toe te kennen. De voorzitter uitte den wensch, dat spoedig een dergelijke cursus in de gemeente weer gehouden zal worden. Hendrik de Keijser en het oude Raadhuis. Van de vereeniging „Hendrik de Keyser" te Amsterdam was bericht ingekomen, dat het bestuurslid de heer A. A. Kok in Schoorl de situatie van het oude Raadhuis had opge- nomen. De kosten van restauratie en het verrollen waren door deze op 3000 geraamd. De ver eeniging wilde het gebouw als schenking aan- vaarden, en voor restauratie en het verrollen zorg dragen, mits het Rijk en de Provincie ieder 1000 en Schoorl 500 verstrekken. B. en W., zoo zeide de voorzitter zijn een- parig van oordeel dat Schoorl een mooie kans krijgt het oude raadhuisje te behouden en in een behoorlijke staat te brengen. Het Kerk- bestuur had zich reeds in beginsel bereid ver- klaard, grond ten behoeve voor ?t achteruil rollen af te staan, waarom B. en W. voorstel len in principe te besluiten de gevraagde 500 beschikbaar te stellen. De gemeente beschikt nog over een bedrag van"/ 1000 voor buitengewone uitgaven. De heer k'aag vond 500 nog vrij be- langrijk en wenschte het voorstel dan ook aan te houden tot de volgende vergadering. De heer Schermer wilde daarentegen het aanbod met beide handen aanvaarden. Het raadhuisje heeft historische waarde. De onderdeelen kunnen nog nader besproken worden. Spr. vroeg of bij het verrollen nog boomen geoffer moeten worden. De voorzitter: een. De heer S c h e r m er dat zou mij spijten. De voorzitter: misschien kan ook di? behouden blijven, door in de richting naar de zuidkant te verrolllen. De heer D u i n was er verwonderd over, dat de wethouders zoo royaal zijn, dat zij er 500 voor over hebben. Spr. gevoelde er niets voor. Wat hem betreft kon men de oude schuur best afbreken. Hij betwijfelde dan ook of het Rijk en de Provincie er ieder 1000 voor over zullen hebben. Spr. zal zijn stem aan het voorstel niet ge ven, omdat het in ieder geval beteekent het verknoeien van f 3000, die beter besteed kun nen worden. De heer B ij 1 geeft ook niet veel om het behoud van het oude raadhuis. Het kan ech ter niet best gemist worden. De polder vergadert er altijd en als „Hen- dnk de Keijser" het opknapt, doet die het goed en kan het weer gebruikt worden. De gemeente komt op deze wijze voor weinig aan een bruikbaar gebouwtje. Zijn zuster hield hem bij zijn mouw vast; anders was hij zeker ontsnapt. „Is is mijnheer Talbot werkelijk een vriend van je?" Heb ik je dat niet verteld? Waar zijn je oortjes? En je hebt zulke snoezige oortjes' De beste vriend dien ik ooit gehad heb: je had geen huwelijk kunnen sluiten waarmee ik meer was ingenomen. 't Is een wonderbaar- lijk gelukje!" Het scheen, dat Talbot iets meende te zien m de uitdrukking van haar oogen. „Misschien hebt ge elkaar nog iets te zeg gen; je zult mij dicht bij het hek vinden." Hij ging het hek in. Polhurston maakte een eigenaardige opmerking omtrent zijn vertrek. »Hij schijnt te begrijpen, dat je mij allerlei onaangename dingen wenscht te zeggen en daartoe geeft hij je gelegenheid. Die man heeft tact in overtreffende trap. Ach, zeg ze als je blieft maar niets. Het feit alleen, dat ze man je gelegenheid geeft legt je zeker het p-ijgen op. I leve Betty, ik ben zoo blij dat ik je ontmoet lieb; nu moet ik weg." „Je goat niet heen voordat je op een paar vragen antwoord gegeven hebt; doe dus je uiterste best eens ernstig te zijn. Heb je mijn man vroeger gekend?" Betty!" ,.Heb je hem vroeger gekend?" Betty, hoe menigmaal heb ik gedroomd van zulk een man in mijn heerlijkste droo men en je vraagt mij of ik hem vroeger ge kend heb". „Ik heb zoowel door Helena als door iou veel gohoord van P of rival Talbot. Is de Pwcival Talbat, waartfm je zaaveel tt&Mo- km k*t, mta Mfetcttoot?" (INrtlt vervobd.J r 1' WAMMntewaaiflfe rJS ieie

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1929 | | pagina 5