llkiiarsclii Comnt.
De Plaatsvervanger
FlEUlLLETON.
G
Ho. 104 I929
Hindird sen in dtrtigsts Jaargang.
VrljdaiBr 3 Mel.
Klokken Klokkengieters
en Klokkenisten.
Vervolg.
Het gieten der klokken.
Men moet zich een gieterij voorstellen als
ten ruimte van circa 40 bij 25 meter. Aan het
«nde bevindt zich de eigenlijke gietoven,
waarboven „de ketel" waarin de klokspijs
vloeibaar gemaakt wordt.
V6or de oven komen de vormen te staan en
aan weerszijden daarvan stelt men de zand-
bakken op. De klokvorm wordt in leem ge-
tnodeleerd. Met laat een zacht vuurtje inwen-
dig van den vorm branden, opdat eene gelei-
delijke drooging kan intreden. Wanneer de
vorm geheel droog is, plaatst men er een z g,
mantel overheen. In het inwendige van deze
mantel zijn allerlei figuren, opschriften en
randen aangebracht, dien den buitenwand
der klok zullen sieren. De mantel is eveneens
f»ran leem en'moet geheel droog en sterk ver-
hard zijn. Mijn hoorders zullen begrijpen,
dat de ruimte tusschen vorm en mantel na
(Jiet gieten door de gloeiende metaalmassa in-
gcnomen wordt, die later als klok zijne.tonen
eal doen klinken.
Zoodra de vormen gereed zijn, stampt men
de ruimte daaromheen vol met zand en wel
zoodanig, dat zij egaal bedolven zijn. Hoe
eteviger het zand aangestampt wordt, hoe
beter. Immers verleent de zandmassa bij het
jgieten flink steun aan den mantel. Onnoodig
5e zeggen, dat hierdoor teleurstelling en on-
'gelukken bij het moeilijk gietwerk worden
jvoorkomen. De gloeiende gietmassa kan ont-
(Cettende kracht ontwikkelen en zou de niet
jrersterkte mantel doen bezwijken. Vanuit den
ietel met klokspijs voeren buizen naar den
klokvorm om het witgloeiend metaal aan te
voeren. Daar, waar de buizen den klokmantel
bereiken, bevindt zich het z.g. „gietgat"
De klokspijs bestaat uit een mengsel van
euiver rood koper en zuiver tin. Dit mengsel
moet geheel gesmolten zijn, aleer tot het ope-
nen der kranen overgegaan kan worden
Langzaam vloeit het metaal in den vorm.
Is de ruimte geheel gevuld, dan staakt men
iden aanvoer. Soms duurt het dagen lang, al-
vorens men met de ontgraving kan beginnen
(Het zand wordt opgeruimd en de vorm ver-
broken. Dat den gieter hierbij ook niet steeds
ieleurstellingen bespaard worden, kan menig
pakman getuigen. Nu en dan heeft de gieting
«enige „blazen" of „scheuren" achtergelaten
in de pas gegoten klok.
In zoodanig geval wordt de klok gebroken
en opnieuw overgegoten. Meestal weet de gie
ter zijn berekening zoodanig te maken, dat uit
den gebroken mantel een prachtige klok te
voorschijn komt. Alle oneffenheden worden
met zandsteen weggeslepen en het kunstwerk
is gereed. Van groot belang is wel „de toon",
die de klok moet voortbrengen. Het spreekt
yan zelf, dat de gieter hiermede rekening
moet houden, want niet alleen „de hoofd-
toon", maar ook de „bij- of natuurtonen"
moeten aanwezig zijn.
Uit verschillende geschriften zou men mo-
ton opmaken, dat Hemonij zijne klokken zoo
danig wist te gieten, dat zij juist den toon
hadden, die zij ook moesten voortbrengen
Hemonij verklaarde echter, dat hij zijne
carillon-klokken steeds nastemde.
In een bekend werkje trof ik eenige bijzon-
derheden daarover aan. Reeds seaert vele
eeuwen had men klokken gegoten, maar nog
altijd geen middel gevonden om zeker te zijn,
jflat een klok den verlangden toon kon geven
Ongetwijfeld waren uit de handen der me-
iaalgieters der 15e en 16e eeuw voortreffe-
lijke klokken voortgekomen, doch indien zij
aan gestelde eischen voldeden, was dit meer
een gevolg van het toeval, dan van eenige be
rekening. Hemonij goot zijn klokken hooger
van toon dan strikt noodig was, daarna
plaatste hij ze omgekeerd op een draaitoestel,
dat door eenige stevige mannen snel kon wor
den rondgedraaid, terwijl hij met een stalen
beitel zooveel aan de binnenzijde wegnam, als
roodig bleek om den zuiveren toon te verkrij-
jpen.
Het stemmen der klokken, die daartoe in
een afzonderlijk gebouw werden opgehangen,
deden de hroeders Hemonij zelf. Hun scherp
muzikaal gehoor kwam hun daarbij zeer te
stade. Zij waren uiterst nauwgezet, zoodat de
toon met slechts eenmaal, doch herhaaldelijk
Door RICHARD MARSH.
Vrii naar tut Engelsch door C. M. G. de IV.
60'
Een merkwaardige stilte volgde; de twee
mannen keken elkaar aan met een gezicht dat
meer uitdrukte dan woorden haduen kunnen
doen. Emdelijk sprak Talbot:
„U zegt, dat i" al uw vragen met een we-
dervraag beantwoord. Dat doe ik weder. Ik
heb u gezegd wie ik ben, wie is u'"
Weder een oogenblik stilte. De vreemde-
hng wierp zijn sigaret weg. Toen legde hij
beide handen op zijn wandelstok, leunde een
weimg voorover, zoodat het stokje boog on-
der zijn gewicht.
.,Ik ben markies Polhurston".
Hij sprak dien naam uit op een zeer lucht-
hartigen toon, maar met een onbeschrijfeliike
onbeschaamdheid Mr. Talbot deinsde abso-
luut niet terug; toch was het of hij een sla°-
in het gezicht gekregen had, een nonchalan-
ten, toornigen slag, als't ware met een
handschoen tegen zijn wang. Hij antwoordde
niet op die mededeeling.
„Dit is Monniksland, zooals u waarschim-
lijk weet".
„Dat dacht ik wel".
„Als u mij het genoegen wilt doen een
paar minuten met mij mee te gaan, dan is het
misschien mog^'ijk dat wij elkaar iets te zeg
gen hebben".
Mr. Talbot wees «itnoodigend naar het
bak".
beproefd werd, omdat het oor niet altijd even-
goed gedisponeerd is, en het verschil in tem-
peratuur dxende in acht genomen te worden
Ala zij hiermede bezig waren, moest het vol-
strekt stil zijn en mocht er zelfs niet gespro-
ken worden. Tot zoover het aangehaald^-
werkje.
Voorts decide Harzer mede, dat alle klok
ken van het groot hertogelijk slot te Darm
stadt, door Hemonij gegoten, van binnen zijn
afgedraaid, en daarom alle klokken na het
gieten hooger van toon moeten zijn geweest,
dan behoorde. Dit is volkomen juist.
Van het grootste gewicht is hier echter wel
de uitspraak van Hemonij, dat het niet on-
mogelijk is, een klok door afdraaien op de be-
hoorlijke stemming te brengen, als zij niet de
behoorlijke verhouding van afmetingen heeit.
Oude sagen verhalen, dat Hemonij in zijn
klokkenspijs zilverdeelen deed, om hierdoor
zuiverder en edeler toon te krijgen. Verschil
lende onderzoekingen en analysen hebben
echter bewezen, dat deze verhalen onjuist
zijn, en dat hij slechts de gewone verhouding
koper en tin gebruikte.
Hemonij (1665) stemde zijn carillonklok-
ken in de ongelijk zwevende temperatuur,
aangezien de gelijkzwevende pas in 1700 in
praktijk werd gebracht. Ik zou U heel wat
legenden en sagen kunnen vertellen over onze
klokken, maar dit zou te ver voeren. Toch wil-
len wij dit gedeelte niet sluiten, zonder een en-
kele te hebben medegedeeld. Op „de doop der
klokken" is men in de R.K. kerk zeer gesteld
Volgens een oude legende werd een onge-
doopte Wok een prooi van den satan en deze
sleept ze bij den eersten klepelslag mede de
lucht in, om ze daarna in een poel of moeras
te werpen. Alleen in „den heiligen Kerst-
nacht" was het ongedoopte klokken vergund,
hunne tonen te laten hooren. Zulke klokken
liggen in de poelen te Ackel, aan het Honds-
bosch te Borkel, in het Malpievin, enz. Te
Westerhoven (N -Br.) ligt, naar men weet, in
een moeras een prachtige klok. In een zee:
drogen zomer was de rijk versierde klokken-
kroon zichtbaar, dit was het sein voor de boe-
ren om te beproeven haar naar boven te ha-
len. „Wij hebben ze, en laten haar niet meer
los", zeide een der helpers. Op hetzelfde
oogenblik trok echter een onzichtbare macht
haar naar beneden en men he^ft nooit eenig
spoor meer van de klok gevonden.
Op Witte Donderdag gaan de klokken op
reis naar Rome en keeren Zaterdags voor
Paschen, gevuld met eieren terug, zegt het
volksgeloof.
Ook heel wat gediehten zijn er op de klok
ken gemaakt, b.v. Jonathan in zijn „Waar-
heid en Droomen" bij's konings begrafenis:
„Klagend klinkt haar traag geluid
„Ten bemosten toren uit,
„Waar de streng in wordt getrokken;
„Zuchtend is hun klank en dof
„Als een toon van rouw en smarte,
„En zij valt hem zwaar op't harte,
„Wien zij de ooren trof."
Wie kent niet het lieve liedje:
,,'t Angelus klept in de verte,
„In tonen zoo zuiver en hel."
En hoe treffend roept Goethe in zijn
„Faust" de Paaschmorgen beschrijvende, uit:
„Wat diepe galm, wat stroom van tonen treft
mijn oogen
„En trekt mij met geweld den beker van deii
mond?
„Doet gij, o klokgeluireeds d'eerste
feestklank hooren,
„Op Paaschdag's vroegen morgenstond!"
Mocht ik in den aanvang dezer lezing de
jammerklacht aanheffen, dat de kunst "van
klokkengieten door de Hollanders was ver-
leerd, en in de laatste 150 jaar in minder
doen was geraakt; gelukkig mag ik er aan
toevoegen, dat in den laatsten tijd daarin
eenige verbetering is gekomen. Nederland be-
zit te Aarle-Rixtel (N.-Br.) nog een klokken-
gieterij van de firma Petit en Fritzen. Deze
firma heeft de laatste jaren niet stil gezeten
en verschillende proeven genomen, in hoofd-
zaak wat de stemming der klokken betreft. In
1917 kwam deze firma, op de eerste Jaar-
beurs te Utrecht, een door haar gegoten caril
lon van 20 klokken exposeeren. En al waren
de resultaten nog niet volkomen, de eerste
schrede was gedaan. Na heel wat proeven
heeft zij dan ook onlangs te Kamerik (Utr.)
een 3-tal prachtig zuiver gestemde klokken
kunnen leveren, waarvoor de Nederlandsche
klokkenraad haar een eerste klasse getuig-
schrift gaf.
Ook de firma Bergen te Heiligerlee houdt
zich met klokken gieten onledig.
Carillons worden om twee redenen ge-
plaatst, n.l.:
le. om door middel van een mechanisch
werk bij heel uur, half uur en elk kwartier
melodieen te spelen ter aanduiding van den
tijd;
„Dat denk ik ook wel, maar er worden
praatjes rondgestrooid omtrent deze schoone
verblijfplaats van u".
„Ik veronderstel dat dit een onderwerp is
waarvan u evengoed op de hoogte is als ik".
De markies zag hem eenigszins boosaar-
dig aan. Hij had mooie oogen. Talbot dacht
hoeveel ze geleken op die van zijn zuster en
toch weer zoo verschillend.
„Alweder zijn wij het eens: maar binnen
dat hek is u thuis, niet waar? Terwijl ik
ja, ik weet niet goed wat dat huis voor mij
zal wezen".
„Houdt u mij voor zulk een man?" Weer
schenen de twee mannen elkaar te willen
doorgronden. De markies klapte met zijn
stokje alsof het een zweep was.
„Ja, ik ken a immers niet". Hij wees naar
het hek. „Als dat hek gesloten is dan blijft
het dicht, zeggen ze. Zou het gesloten blij-
ven achter mijn rug en zit ik dan in den
val?"
„Als u het liever hebt zal ik het open la
ten staan, of zoodra u een wocpd spreekt
wordt het opengedaan."
De markies scheen de zaak te vertrouwen.
Hij stapte het hek binnen, de ander volgde,
het hek werd gesloten.
Mevrouw Talbot en haar dienstmeisje ble-
ven vrij wat langer dan drie kwartier uit. Het
duurde wel anderhalf uur voordat zij terug-
kwamen. Betty scheen niet geheel op haar ge-
mak te wezen. Zij keek op haar armbandhor-
loge en zag hoe laat het was.
„Dat ding loopt natuurlijk weer niet goed
Ik geloof dat het stilstaat en ik weet toch
zcker, dat ik het giateravond heb opgewonden
Of niet? Hot lang roudtn wij uitgebleven
xiia?" H»t SMMfe tcbuddr het hoofd. Zii wiet
2e. om door een klokkenist (carillonneur)
door middel van een handklavier bij wijze van
concertinstrumenten te worden bespeela.
Het mechanisch werk der z.g. „speelton"
werd vroeger van koper, tegenwoordig van
ijzer vervaardigd. In het Kon. Paleis te Am
sterdam bevindt zich een speelton van 7 voet
hoogte en 3Vi voet breedte, bevattende 7200
gaatjes, die dienen voor het aanbrengen der
stalen pennen (het noteeren der melodie)
Aan de voorzijde daarvan bevindt zich het
klavier met de opwaartsgaande staaldraden,
die bevestigd zijn aan de boven de klokken
aangebrachte hamers. Vroeger" liet men de
melodie voorafgaan door de z.g. „klik", een
combinatie van twee tonen (bijv. CG of
CF) ongeveer twee minuten voor het spelen
der melodie. Later heeft men dit in de meeste
steden afgeschaft, in enkele dorpen en kleine
steden, vooral in Noord Brabant, b.v. 's-Her-
togenbosch, heeft men deze „klik" nog behou-
den. Het mechanisch werk nu brengt de speel
ton in beweging, de pennen drukl<en de toet-
sen naar boven en zoodra deze losgelaten
worden, valt de hamer op de klok, waarop h?t
klokgeluid weerklinkt. Door het verplaatsen
der stalen pennen kan men de melodieen naar
willekeur wijzigen. Door verschillende bezwa-
ren (vooral bij oude speelwerken) is men ech
ter beperkt in de keuze, en ook niet alles is ge-
scliikt voor carillonmelodie. De uitvindingen
der laatste jaren hebben intusschen belang-
rijke verbeteringen gebracht, die gretig toe-
gepast worden. Behalve de vernieuwing van
een paar tandraderen is het uurwerk en de
speelton in het Kon. Paleis aan den Dam ge
heel het oorspronkelijk geplaatst speelwerk
van 1665. Ook bij dem eeste torens is het
oude speelwerk uit dien tijd nog dagelijks in-
gebruik.
In 1923 heeft het Paleiscarillon echter een
grondige herstelling ondergaan. Het werk is
uitgevoerd door de firma Addicks, stadsuur-
werkmaker te Amsterdam, en deze firma heeft
geen moeite ontzien om dit prachtige carillon
geheel tot zijn recht te brengen. Vooral wat
betreft de dradenaanleg (broeksysteera) van
af de speeltafel, deze is voortreffelijk ge-
slaagd, en de meest mogelijke nuanceeringen
zijn hiermedelaan te brengen.
Het tweede geval besprekende (de bespe-
ling met het handklavier) vertel ik U dat de
klokken aan de binnenzijde een klepel bevat-
ten, die verbonden zijn met draden die naar
de speeltafel loopen.
Deze speeltafel bevat onder en boven toet-
sen, evenals een piano of orgel, waaraan
echter de lage C. en D kruis ontbreken (Ik
sprak hier reeds vroeger over.)
Ook deze speeltafel is nog in zijn oorspron-
kelijken toestand, als in 1655.
Over het plaatsen der klokken loopen de
meeningen ook nog al uiteen.
In de paleiskoepel heeft men de klokken aan
twee boven elkander geplaatste ijzeren ringen
in den torenkoepel opgehangen. In de meeste
torens heeft men de carillonklokken aan de
vier buitenzijden opgehangen, of rondom den
koepel alle kleinen en binnen in de groote
klokken. Ook wel andersom.
M.i. voldoet deze plaatsing niet zoo goed.
Wat toch is het geval? Toehoorders, die aan
den oostkant staan te luisteren naar het
carillonspel, hooren de klokken, die aan dien
kant hangen, veel sterker dan de zich aan den
Westkant bevindende klokken. Evenzoo gaat
het met dengeen, die aan de Noordzijde heeft
postgevat; want hij kan de aan de Zuidzijde
hangende klokken minder goed hooren. Het
carillonspel krijgt hierdoor iets onvolledigs
Zelfs wordt het min of meer onduidelijk, als
de carillonneur niet voorzichtig met zijne
basklokken werkt en deze te hard laat hooren
Met de Paleisklokken is dit nu n i e t het
geval. Deze manier van opstellen laat het
carillonspel in zijn geheel hooren, te meer
daar de koepel aan alle zijden geopend is.
Op sommige plaatsen is het ook voorgeko-
men, dat men een klokkenspel aangebracht
heeft in een toren, die absoluut ongeschikt
was voor plaatsing van een speelwerk.
Dat men met de ruimte moest woekeren en
een minder artistiek geheel verkrijgt, behoeft
wei geen betoog.
Hiermede neem ik afscheid met mijn onder
werp over ,,de klokkenspelen" enz., en hoop,
door deze bijdrage eenige aangename oogen-
blikken te hebben bezorgd en tevens de be-
langstelling voor onze „Oud-Hollandsche
Kunst", te hebben opgewekt.
AMSTERDAM,
Nieuwendijk 225-229.
UTRECHT,
Oude Graoht 151.
Provincial! nieuws
er niets van. „Wat moesten wij ook weer
doen? Met een stok of een steen kloppen?
Kan je niets vinden?" Phoebe raapte een
flink stuk steen op. Betty keek er van ter zij-
de naar. „Je moest liever een hamer hebben
Je zult geen geweld genoeg kunnen maken
met dien steenals hij niet vlak in de buurt
is, zal hij er niets van hooren".
Maar deze voorspelling werd niet bewaar-
heid. Het geluid werd heel duidelijk verno-
men. Ze had maar driemaal zachtjes geklopt
en er werd opengedaan. Een heer kwam het
hek uit, gevolgd door Talbot. Betty keek dien
mijnheer aan met een verbazing alsof ze nog
nooit zoo iets aanschouwd had. Hij gaf geen
teekenen van verrassing; hij nam zijn groe-
nen, vilten hoed af, groette haar met een
vroolijk lachje, alsof hij het heel gewoon vond
haar daar te zien. Zij bleef hem aanstaren
alsof hij een spook was.
„Polhurston!" riep zij uit. In de manier
waarop zij dezen naam uitsprak was een
heele rij van adjectieven.
„Wel Betty, wat zie je er goed uit. Je bent
een reclame voor de lucht van Cornwallis.
Sedert mijn aankomst hebben mijn oogen nog
niet zoo iets verrukkelijks aanschouwd." En
zich tot Talbot wendena, voegde hij er bij:
„Is dat niet kras voor een broeder?"
De vroolijke toon van den markies scheen
haar verbazing te doen toenemen.
„Polhurston wat beteekent dat? Wat
voer je hier uit?"
SCHOORL.
Gemeenteraad.
De raad vergaderde Donderdagmorgen
voltallig.
De voorzitter baron von Frijdagh sprak er
in zijn openingswoord zijn vreugde over uit.
dat de oudste wethouder, de heer van Lieneu
weder geheel gezond na het vieren van zijn
gouden bruiloft en feest waarbij wij alien te
genwoordig zijn geweest, aanwezig was.
Voorts deelde spr. mede, dat B. en W.
hun belangstelling in het jubileum van het
schoolhoofd te Groet hadden getoond door
het aanbieden van een eenvoudig bloemstuk
De secretaris, de heer Smits, las hierop de
notulen, waarbij de voorzitter mededeelde,
dat B. en W. het raadsbesluit om den heer
Groothorst het strand voor 1929 en 1930
opnieuw te verpachten, hadden verbetert in
een besluit om dit voor 1930 en 1931 te
doen, aangezien het tegenwoordig contract
nog gold voor 1929 en het contract van de
gemeente met de staat ook loopt tot 1931.
Het staatsboschbeheer en de losse
arbeiders.
De voorzitter oordeelde een woord
van dank aan het Staatsboschbeheer op zijn
plaats. Na de ontvangst van het telegram
van het gemeentebestuur heeft het Staats
boschbeheer zijn voile medewerking verleend
ten aanzien van het te werkstellen en het
verstrekken van steun aan de losse werklie-
den. Het bleek dat het Staatsboschbeheer
te voren niet voldoende was ingelicht. De
houtvester van Steijn had zoo lang mogelijk
volgehouden en toen van hoogerhand werd
geod gevonden dat gedaan werd hetgeen zij
met hun goede hart reeds hadden willen
doen, hebben de lagere ambtenaren ten voile
medegewerkt.
De heer D u i n nam aan, dat de betrok-
ken menschen van goede wille waren ge
weest, doch wilde toch opmerken, dat door
aandrang van anderen ze noch laat de com-
missie zijn gekomen, wat in deze behoor-
lijk was.
Spr. betreurde het, dat met het toonen van
de goede wil gewacht is tot de winter ten
einde was.
De heer Schermer gelooide wel dat de
medewerking van het Staatsboschbeheer er is,
doch deze misten tot nog toe de medewerking
van de hoogere autoriteiten. De oogen van
deze zijn gelukkig in het laatste oogenblik
opengegaan.
De voorzitter vond dit in ieder geval
gelukkig. in ieder geval was de houtvester
en het lager personeel altijd van goede wille
geweest en was het noodig in de notulen
vast te leggen, dat het de lose arbeiders be-
trof.
lngekomen stukken.
Goedkeuring op het raadsbesluit tot con-
versie van een leening;
Idem tot het onderhandsche verhuren tot
de Oostelijke helft van de Bovenweg;
Idem op het besluit tot wijziging van de
verordening op het keuren van waren;
Het bekende bericht van Ged. Staten, om
trent de jaarwedde van burgemeesters, se-
cretarissen en ontvangers.
De voorzitter merkte hierbij op, dat
bij wetswording van het voorstel tot herzie-
ning van de financieele verhouding tuschen
het Rijk en de Gemeenten Schoorl voor den
burgemeester en den secretaris van het Rijk
f 3000 in plaats van 600 vergoed krijgt.
Met een stem meerderheid besloot de Ka-
mer voorts de forensenbelasting te handha-
ven, (Niet geheel juist. De kamer besloot aan
gemeenten de bevoegdheid te laten om woon-
forensenbelasting in te voeren en verwacht
mag worden dat Schoorl, die ten hoogste
belang heeft bij de bevordering van het
vreetndelingenverkeer, niet zoo dwaas zal
zijn om daartoe te besluiten, verslaggever),
zoodat verwacht mag worden dat Schoorl
er niet slechter op wordt. Bericht van Ged.
Staten houdendende mededeeling, dat dit col
lege de commissie Haringkarspel, door ver
schillende gemeenten ingesteld, om te agee-
ren tegen de door Ged. Staten gewilde sa-
larisverhooging voor burgemeesters. secreta-
rissen en ontvangers, niet heeft willen ont-
vangen.
Werkelijk Betty, dat is te gek al te
;ek!" Hij wuifde haar toe met zijn stok en
eek toen Phoebe aan. „Vindt je niet, dat dit
e m«iaje verlof heeft hm te gaan?"
..Phoebe, *o* je naar huie willen gaan?"
net mei#1e kwam het hek in. Bettr keek de
jong
beide heeren beurtelings aan, alsof ze niet
wist aan wien zij inlichtingen kon vragen.
De markies redde haar uit die moeilijkheid
door haar een eigenaardige verklaring te
geven.
„Betty, je hebt je niet goed gedragen; je
bent heengegaan en met mijn besten vriend
etrouwd, zonder mij, je eenigen mannelijken
loedverwant, de geringste inlichting te ge
ven omtrent je voornemens. Was dat nu wer
kelijk zooals het hoort? Natuurlijk ben ik,
zcodra ik er iets van wist, hier een bezoek ko
men brengen. Ik ben van plan mij zelf het
genoegen te verschaffen zeer spoedig terug
te komen. Gelukkig, dat ik je nog even gezien
heb. Ik ga juist weg."
„Waar naar toe?"
„Ach, daar naar toe!"
„Waar is dat?"
„Lieve Betty, je moet niet zulke vragen
doener is niets waar ik zoo'n hekel aan heb.
Daar moet je op passen; 't wordt anders een
gewoonte. En nu adieu! Ik kan je niet zeggen
hoe blij ik ben je in zulk een bloeienden toe
stand te zien. Ja, bloeiend, dat is het rechte
woord."
Waarschijnlijk zou zijn lordsdtap nu heen
gegaan zijn, maar Betty hield hem terug.
„Polhurston, wees niet zoo dwaas, als je
dat ten minste eens laten kunt. Ik dring aan
op een verklaring."
„Verklaring? Ik! Jij bent het die een ver
klaring moest geven. Maar dring ik daar op
aan? Neen ik ben edelmoedig. Ik moet da-
delijk weg. A propos, Helena doet je veel
complknenten en faliciteert ie zeer en nog
metr ran dit ding enik de* dat M jv wtldra
een eadaautte zal zenden, etn paw zilveao
Van hetzelfde college was voorts de goed
keuring ingekomen op het besluit tot grond-
aankoop voor wegafronding.
Uit het verslag van den schoolarts bleek,
dat de hygienische toestand in de school wel
te wenschen overliet. Het licht, de banken
en de privaten laten steeds wel te wenschen
over. Ook de inspecteur van het L.O. is over
de school niet tevreden, zoodat de raad er
tegelegenertijd wel meer van zal hooren.
Uit het rapport van de wijkverpleegster
bleek, dat het zegenrijke werk van deze
functionaresse zich in Schoorl reeds doet
kennen.
Bij de 27 Februari gehouden kasopname
bij den gemeenteontvanger bleek, dat de ont-
vangsten 94294.60", de uitgaven f 93448.07"'
hadden bedragen, zoodat overeenkomstig de
boeken in kas was en moet zijn 846.53.
Als een goede tijding deelde de voorzitter
mede, dat de kasgeldleening nog maar 7500
bedraagt. Van 1 Jan. tot 13 "April was er
door het G.E.B. ontvangen f 6330.74 en uit-
gegeven 1028.05, zoodat in kas was
5302.69.
Wegens zijn benoeming tot hoofd van een
eenmansschool te Werverhoof werd aan den
heer S. P. de Vries eervol ontslag als onder-
wijzer verleend. In diens plaats was tijdelijk
aangesteld mej. J. S. Sluiter.
In verband met een ingekcmen verzoek van
de Heldersche Vereeniging tot steun aan ver-
waarloosde Kinderen, werd besloten in de
gemeente Schoorl verblijvende kinderen van
liefdadige vereenigingen vrij van schoolgeld
te stellen. Dit schoolgeld bedroeg tot nog
toe 6.—. De gemeente zal dan dit besluit
jaarlijks een bedrag van f 30.— derven.
Besloten werd het verzoek van de Federatie
tot behoud van het Natuurlijk Landschaps-
schoon in Kennemerland om voor 10 per
jaar als lid toe te treden bij de behandeling
van de begrooting voor 1930 onder de oogen
te zien.
Met het oog op het buitengewone
nut van de 2-jarige tuinbouwcursus werd be
sloten aan deze cursus een subsidie van 25
toe te kennen.
De voorzitter uitte den wensch, dat
spoedig een dergelijke cursus in de gemeente
weer gehouden zal worden.
Hendrik de Keijser en het oude
Raadhuis.
Van de vereeniging „Hendrik de Keyser"
te Amsterdam was bericht ingekomen, dat
het bestuurslid de heer A. A. Kok in Schoorl
de situatie van het oude Raadhuis had opge-
nomen.
De kosten van restauratie en het verrollen
waren door deze op 3000 geraamd. De ver
eeniging wilde het gebouw als schenking aan-
vaarden, en voor restauratie en het verrollen
zorg dragen, mits het Rijk en de Provincie
ieder 1000 en Schoorl 500 verstrekken.
B. en W., zoo zeide de voorzitter zijn een-
parig van oordeel dat Schoorl een mooie kans
krijgt het oude raadhuisje te behouden en in
een behoorlijke staat te brengen. Het Kerk-
bestuur had zich reeds in beginsel bereid ver-
klaard, grond ten behoeve voor ?t achteruil
rollen af te staan, waarom B. en W. voorstel
len in principe te besluiten de gevraagde
500 beschikbaar te stellen. De gemeente
beschikt nog over een bedrag van"/ 1000
voor buitengewone uitgaven.
De heer k'aag vond 500 nog vrij be-
langrijk en wenschte het voorstel dan ook
aan te houden tot de volgende vergadering.
De heer Schermer wilde daarentegen
het aanbod met beide handen aanvaarden.
Het raadhuisje heeft historische waarde. De
onderdeelen kunnen nog nader besproken
worden. Spr. vroeg of bij het verrollen nog
boomen geoffer moeten worden.
De voorzitter: een.
De heer S c h e r m er dat zou mij spijten.
De voorzitter: misschien kan ook di?
behouden blijven, door in de richting naar
de zuidkant te verrolllen.
De heer D u i n was er verwonderd over,
dat de wethouders zoo royaal zijn, dat zij
er 500 voor over hebben. Spr. gevoelde er
niets voor. Wat hem betreft kon men de oude
schuur best afbreken. Hij betwijfelde dan
ook of het Rijk en de Provincie er ieder 1000
voor over zullen hebben.
Spr. zal zijn stem aan het voorstel niet ge
ven, omdat het in ieder geval beteekent het
verknoeien van f 3000, die beter besteed kun
nen worden.
De heer B ij 1 geeft ook niet veel om het
behoud van het oude raadhuis. Het kan ech
ter niet best gemist worden.
De polder vergadert er altijd en als „Hen-
dnk de Keijser" het opknapt, doet die het
goed en kan het weer gebruikt worden. De
gemeente komt op deze wijze voor weinig
aan een bruikbaar gebouwtje.
Zijn zuster hield hem bij zijn mouw vast;
anders was hij zeker ontsnapt.
„Is is mijnheer Talbot werkelijk een
vriend van je?"
Heb ik je dat niet verteld? Waar zijn je
oortjes? En je hebt zulke snoezige oortjes'
De beste vriend dien ik ooit gehad heb: je
had geen huwelijk kunnen sluiten waarmee ik
meer was ingenomen. 't Is een wonderbaar-
lijk gelukje!"
Het scheen, dat Talbot iets meende te zien
m de uitdrukking van haar oogen.
„Misschien hebt ge elkaar nog iets te zeg
gen; je zult mij dicht bij het hek vinden."
Hij ging het hek in. Polhurston maakte een
eigenaardige opmerking omtrent zijn vertrek.
»Hij schijnt te begrijpen, dat je mij allerlei
onaangename dingen wenscht te zeggen en
daartoe geeft hij je gelegenheid. Die man
heeft tact in overtreffende trap. Ach, zeg ze
als je blieft maar niets. Het feit alleen, dat ze
man je gelegenheid geeft legt je zeker het
p-ijgen op. I leve Betty, ik ben zoo blij dat
ik je ontmoet lieb; nu moet ik weg."
„Je goat niet heen voordat je op een paar
vragen antwoord gegeven hebt; doe dus je
uiterste best eens ernstig te zijn. Heb je mijn
man vroeger gekend?"
Betty!"
,.Heb je hem vroeger gekend?"
Betty, hoe menigmaal heb ik gedroomd
van zulk een man in mijn heerlijkste droo
men en je vraagt mij of ik hem vroeger ge
kend heb".
„Ik heb zoowel door Helena als door iou
veel gohoord van P of rival Talbot. Is de
Pwcival Talbat, waartfm je zaaveel tt&Mo-
km k*t, mta Mfetcttoot?"
(INrtlt vervobd.J
r 1'
WAMMntewaaiflfe rJS ieie