ALKMAARSCHE COURANT Honderd een en dertigste Jaargang. No. 113. l929, WOENSDAG 15 WIEI. B. en W. schrijven in bijlage No. 50 aan den Raad: Organisatie Stads-Ziekenhuls. Nu het tijdstip nadert, waarop het stadsziekenhuis naar het nieuwe gebouw aan de Wilhelminalaan zal kunnen worden overgebracht, zullen eenige aangelegenheden moeten warden eeregeld, die met het beheer en de organisatie van het zieken huis verband houden. Hieronder hebben wij puntsgewijze aange- ceven, welke onderwerpen de aandacht vragen en welke oplos- sing wij U met betrekking tot elk punt in overweging zouden willen geven. In zoover voorlichting gewenscht was van het college van Regenten, hebben wij met dat college oveileg ge- pleegd. I. Rechtsvorm. i Het is Uwe Vergadering bekend, dat bij de voorbereiding van den ziekenhuisbouw voor en na de vraag is opgeworpen, b.v. in het eerste rapport der z.g. Ziekenhuiscommissie d.d. 1~ Februari 1925 bijl. 18, biz. 8, of het nieuwe ziekenhuis rechtstreeks door de gemeente moet worden geexploiteerd dan wel of de bestaande instelling met de exploitatie moet belast blijven. De ziekenhuis commissie. was, op grond van de overweging, dat alleen bij een exploitatie van het ziekenhuis als een bedrijf een zuiver econo- mische opzet mogelijk was, van oordeel, dat de instelling, aan welke het tegenwoordige stadsziekenhuis toebehoort, moet wor den opgeheven. Wij hebben ons aanvankelijk met die gedachte [vereenigd en hebben o.a. bij het voeren der onderhandelingen '"met de omliggende gemeenten over toekenning van een bijdrage ,in de exploitatiekosten ons op het standpunt gesteld, dat het zie kenhuis in rechtstreeksch beheer door de gemeente zou worden geexploiteerd. Nadere bestudeering en overweging van deze aangelegenheid hebben ons intusschen tot de slotsom gebracht, f'dat de boven weergegeven gedachtengang niet noodzakelijk de opheffing der instelling tengevolge behoeft te hebben en dat er anderzijds motieven gelden, die handhaving van den tegenwoor- digen rechtsvorm zelfs raadzaam maken. Wij stellen op den voorgrond, dat wij er aan hechten ook in de toekomst het ziekenhuisbeheer over te laten aan een insti- tuut, dat, beheerd door een bestuur dat door den Raad wordt aangewezen, een zekere zelfstandigheid bezit. De exploitatie van een ziekenhuis vereischt een zekere vrijheid van handelen. Allerlei bemoeiingen, die verband houden met het eigenaardig karakter van een dergelijke inrichting, kunnen het best worden toevertrouwd aan een orgaan, dat zich uitsluitend aan de be- hartiging der ziekenhuisbelangen wijdt en daardoor over een rijke ervaring beschikt. Aanraking met andere takken van ge- meentedienst heeft het ziekenhuis weinig of niet. De inrichting van den dienst is op geheel andere leest geschoeid. Zonder nu te willen beweren, dat, wanneer de zelfstandige instelling niet reeds bestond, de gemeente haar voor dit doel in het leven zou moeten roepen, meenen wij toch de gedachte die aan deze orga nisatie uitsluitend of mede ten grondslag ligt en die sedert eeuwen het ziekenhuis als een afzonderlijk beheerd instituut deed voortbestaan, ook thans nog als juist te moeten erkennen. Naar ons voorkomt, leent zich deze organisatie-vorm in het bij- zonder voor de regeling van alles wat op het ziekenhuisbeheer betrekking heeft. Daarbij komt, dat de wet aan deze instellin- gen, die rechtspersoonlijkheid bezitten, bijzondere bescherming verleent en opheffing slechts in bijzondere omstandigheden on- der goedkeuring van Gedeputeerde Staten mogelijk is. Handha ving der instelling behoeft niet uit te sluiten, dat er een econo- mische exploitatie wordt gevoerd. Ook de Ziekenhuiscommissie stelde zich niet op het standpunt, dat baten en lasten tegen elkaar zouden opwegen: jaarlijks zal ook naar den opzet der Commissie een subsidie uit de openbare kas aan de instelling ten goede moeten komen. Financieel onafhankelijk zal de instel ling wel nooit worden, wat derhalve beteekent, dat er altijd een categorie patienten zal blijven, die tegen een economisch gespro- ken te laag tarief worden verpleegd. II. Samenstelling bestuur. Intusschen, op een punt hebben de omstandigheden een wijzi ging noodig gemaakt. Het aantal regenten zal moeten worden uitgebreid in verband met de voorwaarde, welke de subsi- dieerende gemeenten aan haar toezegging van financieelen steun hebben verbonden. De Raden dier gemeenten (Barsinger- horn, Broek op Langendijk, Callantsoog, Egmond aan Zee, Graft, Heiloo, Hensbroek, Koedijk, St. Maarten, Nieuwe Niedorp, Noord-Scharwoude, Oterleek, Oudkarspel, Petten, de Rijp, Schermerhorn, Schoorl, Wieringen, Wieringerwaard, Winkel, Zuid- en Noordschermer, Zuid-Scharwoude en Zijpe) hebben uitdrukkelijk o.a. het volgende bedongen: „In de Commissie van Advies over de exploitatie eg het be- „stuur van het ziekenhuis zullen twee vertegenwoordigers der ,,bijdragende buitengemeenten, door deze aan te wijzen, zitting „hebben". In dezen vorm zal deze voorwaarde, wanneer Uwe Vergade ring m&t ons de voorkeur geeft aan handhaving der bestaande instelling, niet kunnen worden nageleefd. Zij is trouwens een terugslag op het in den tijd, waarin de subsidieaanvragen wer- den verzonden, ook bij ons college bestaand vermoeden, dat de nieuwe inrichting zou worden bestuurd door Burgemeester en Wethouders, bijgestaan door een commissie van advies, in welke commissie de andere gemeenten twee plaatsen voor zich opvor- derden. Nu wij bij nadere overweging geen reden hebben, er toe mede te werken dat het beheer aan de bestaande instelling ont- trokken wordt, zal, wanneer Uwe Vergadering zich met onze meening vereenigt, moeten worden getracht met de subsidieeren- de gemeenten tot overeenstemming te komen omtrent een nieu we formuleering. Daarbij moet in aanmerking worden genomen, dat de buiten gemeenten zich nimmer een medebesturende funetie hebben toegedacht. Zij hebben invloed bedongen in een adviseerend college. Reeds daarom kan het niet in de bedoeling der buiten gemeenten liggen, eenzelfden invloed te verlangen in het Regen- tencollege als in de indertijd verwachte adviescommissie. Daar bij komt, dat het aantal subsidieerende gemeenten aanmerkelijk geringer is dan men zich aanvankelijk had voorgesteld en dat van de subsidieerende gemeenten verschillende een geringer bedrag, sommigt zelfs oen aanmerkelijk geringer bedrag, hebben toegezegd dan waarop was gerekend. Alkmaar zal dus een groo- ter deel van het financieele risico moeten dragen dan men inder tijd verwachtte. Wij meenen daarom te mogen hopen op de in- stemming der bovengenoemde gemeenten, wanneer wij U voor- stellen aan die gemeenten e6n plaats in het Regentencollege aan te bieden. Nu derhalve toch tot uitbreiding van het aantal Regenten moet \yorden overgegaan, achten wij het raadzaam, van deze gelegenheid gebruik te maken om een nauwer contact tot stand te brengen tusschen het ziekenhuisbestuur en ons college. On- danks onze voorkeur voor het behoud der zelfstandige instelling beschouwen wij het toch wel als een gemaentebelang, dat ons college door tusschenkomst van een zijner leden zich gersgeld op de hoogte kan stellen van den gang van zaken. Daarmede is dan het bezwaar dat van den teaenwoordigen exploitatievorm een onvermijdelijk gevolg is, n.l. dat het centrale bestuursorgaan niet uit eigen ervaring kan oordeel en over ziekenhuisaangelegenheden, voorzoover het daarin wordt be- trokken, opgeheven. Naar ons voorkomt, zou de Burgemeester ambtshalve het gemeentebestuur behooren te vertegenwoordi- gen en als voorzitter in het Regentencollege zitting behooren te nemen, hetgeen in het reglement zou kunnen worden vast- gelegd. Voor den eersten tijd schijnt ons ook overigens verster- king van het college gewenscht, omdat wij het niet onwaar- schijnlijk achten, dat de talrijke bemoeiingen, die in de eerste jaren der nieuwe exploitatie van het Regentencollege zullen worden gevorderd, zullen medebrengen dat sub-commissies voor speciale onderdeelen zullen moeten worden gevormd. Of intusschen op den duur een belangrijk grooter aantal Regenten dan thans zal noodig blijken, zal de toekomst moeten leeren. Vandaar, dat wij er de voorkeur aan zouden geven, in het re glement geen streng bindende bepaling op dat punt op te nemen, doch het aantal regenten vast te stellen op ten hoogste 9, ten- minste 7 (het tegenwoordige aantal van 5, vermeerderd met den Burgemeester en den vertegenwoordiger der andere gemeenten). Naar gelang van omstandigheden zal Uwe Vergadering dan telkens het aantal kunnen bepalen. Nu het hier een toevoeging geldt van 4 leden aan het bestaan de college en derhalve een overgang naar een geheel nieuwen staat van zaken, ligt het, naar wij meenen, voor de hand, dat de keuze der nieuwe leden voor den eersten keer geschiedt enkel op aanbeveling van ons College, voorzoover mogelijk. De Burge meester zou n.l., gelijk wij reeds opmerkten, ambtshalve in* het ziekenhuisbestuur zitting nemen, terwijl voor de benoeming van een vertegenwoordiger der andere gemeenten met de besturen dier gemeenten overeenstemming moet zijn verkregen. De be noeming van dezen vertegenwoordiger zal zoo spoedig mogelijk worden voorbereid. Voor de benoeming der beide door Uwe Vergadering aan te wijzen Alkmaarsche Regenten hebben wij de volgende aanbeve- lingen opgemaakt: A. G. C. DUN. G. GRONDSMA. B. M. VAN DER WEIJST. W. S. WIJNANDS. III. Verhouding tot de subsidieerende gemeenten. Behalve hetgeen onder II is vermeld ten aanzien van den in vloed, dien de subsidieerende gemeenten hebben bedongen op den gang van zaken, zijn er nog een tweetal voorwaarden ge steld en wel: A. dat de gemeente bij de „oprichting" zoodanige regelen stelt, dat het ziekenhuis bij voortduring op neutralen grondslag zal worden geexploiteerd; B. dat ten aanzien van de opneming en verpleging van pa tienten uit de bijdragende gemeenten dezelfde regelen zul len gelden als voor de Alkmaarsch§ patienten, zoo b.v. ten opzichte van volgorde van opname, verpleging en tarieven. Ad A. Deze voorwaarde komt feitelijk overeen met de reeds door den Raad aanvaarde voorwaarde voor de met de stichting „Alkmaarsch Neutraal Ziekenhuis" te sluiten leeningsovereen- komst. Het reglement der instelling zal met een daarop betrek king hebbende bepaling kunnen worden aangevuld. 3 Ad B. Ook hieromtrent zal in het reglement een bepaling kun nen worden opgenomen. De gelijkstelling ten opzichte van de tarieven kan, gelijk voor de hand ligt, alleen gelden voor die ge meenten, die het haar in 1925 gevraagde subsidie ten voile heb ben verleend. Wij komen hierna op dit onderwerp terug. IV. Organisatie van het ziekenhuis als verplegings-inrichting. De organisatie van den geneeskundigen, den verplegings-, den huishoudelijken, den administratieven en den algemeenen dienst vraagt nog bijzondere aandacht. Wel zijn daarover be- schouwingen opgenomen in de rapporten der ziekenhuiscom missie dd. 12 Februari 1925 (bijlage nr. 18) en 4 Februari 1927 (bijl. nr. 14), doch het was uiteraard niet de bedoeling van die rapporten, stelling te nemen ten opzichte van vraagstukken als vrije huisartsen- en specialistenkeuze en bovendien kon de commissie geen rekening houden met Uw na de verschijning van haar laatste rapport genomen besluit van 16 Febr. 1928, waarbij tot wijziging van het bouwplan werd besloten. Zoowel de toevoeging van een waschinrichting als de uitbreiding met een kinder- en een zenuwafdeeling zullen wijziging van de per- soneelbezetting tengevolge hebben. Het ligt dus voor de hand dat Uwe Vergadering zich in dit opzicht niet meer gebonden behoeft te achten door het bij het rapport van 4 Februari 1927 (bijl. 14) overgelegde en in de Raadsvergadering van 3 Maart 1927 aanvaarde z.g. plan A. A. GENEESKUNDIGE DIENST. Wij stipten in de eerste plaats aan het vraagstuk der vrije huisartsen- en specialistenkeuze. Dit vraagstuk en in het alge- meen alles wat met den medischen dienst samenhangt, kan worden ontleed in de volgende vraagpunten: 1. Moet aan alle huisartsen, evenals aan de specialisten vrije toegang tot het ziekenhuis worden gegeven ter behandeling van hun patienten? 2. Indien ja, welke gevolgen heeft dit voor de organisatie van den medischen dienst? 3. Zal in dat geval ook aan armlastige patienten vrije keuze van den huisarts, zoonoodig van den specialist, worden ge geven? 4. Hoe zal, in verband met de beantwoording der bovenstaande vragen, in de medische leiding van het ziekenhuis moeten worden voorzien? 5. Is het noodig, aan het ziekenhuis te verbinden een inwonen- den assistent? Ad 1. De vereeniging van huisartsen heeft zich bij adres van 20 Februari 1928 tot Uwe Vergadering gewend met het verzoek, de hier gestelde vraag bevestigend te beantwoorden. Regenten hebben geadviseerd het verzoek in te willigen. Ook ons College is van oordeel, dat aan het verzoek moet worden voldaan. Wij zien niet voorbij, dat dit beteekent een volledig breken met de tot dusver hier gevolgde gedragslijn. In medische krin- gen heerscht omtrent dit punt een diepgaand verschil van mee ning. Of opname van een patient in het ziekenhuis moet gepaard gaan met het ontheffen van den huisarts van zijn verantwoor- delijkheid voor de verdere behandeling en het overbrengen er- van op een aan het ziekenhuis te verbinden medicus, is cen vraag die voor verschillende beantwoording vatbaar is, waarbij het van het grootste belang is op welk standpunt men zich plaatst ten aanzien van de taak van een ziekenhuis in het alge- meen. Vordert men, dat het ziekenhuis zal zijn een inrichting die zich belast met de behandeling en de verpleging van de patienten, dan is daaraan onverbrekelijk verbonden, dat aan het ziekenhuis een vaste medische staf werkzaam is, die met uit- sluiting van anderen de verantwoordelijkheid voor die behande ling en verpleging draagt. Volstaat men met van het ziekenhuis alleen te verlangen, dat het de verpleging op zich neemt en dat het aan anderen gelegenheid biedt, patienten te behandelen, dan kan de vraag, hoe in de medische hulp wordt' voor zien, van weinig, althans niet overwegend, belang zijn, al zou ook dan nog op practische gronden behoud van een vasten staf zijn te verdedigen. E«n uitvoarig plait v66r het handhaven van een medischen staf heeft Dr. A. J. Korteweg alhier geleverd in een in „Het Ziekenhuis' van October 1927 geplaatste bijdrage, getiteld „Strijdvragen uit de ziekenliuispolitiek", welk geschrift wij voor U ter inzage hebben gelegd. Wij willen ons niet begeven in een beoordeeling van een der beide stelsels in abstracto. Wij meenen eclrter wel te kunnen vaststelleu, dat hier algemeen de wensch leeft, dat alle huis artsen in de gelegenheid worden gesteld, hun patienten in het stadsziekenhuis te behandelen. Nu Regenten daartegen geen be zwaar opperen en daarvoor dus blijkbaar de verantwoordelijk heid aanvaarden, hebben wij geen reden U een andere beslissing in overweging te geven. Een belangrijke stap in deze richting is trouwens al gedaan door Uw besluit van 5 Mei 1927 (gem. blad 1061), waarbij aan specialisten werd vergund, hun eigen patienten in het Stadszie kenhuis te onderzoeken en volledig te behandelen. De gemeente^ onttrok zich uitdrukkelijk aan de verantwoordelijkheid voor de behandeling van deze patienten. Een doorvoering van dit beginsel ook voor andere patienten dan die van specialisten brengt ons tot het overwegen van de boven in de tweede plaats gestelde vraag: Ad 2. Welke gevolgen moet dit hebben voor de organisatie van den medischen dienst? 4 Met Regenten zijn wij van oordeel, dat er dan geen reden is, den vasten internist in het ziekenhuis te handhaven. En de con- sequentie zal moeten zijn, dat ook de aan het ziekenhuis ver bonden specialisten van hun funetie worden ontheveo. Ook Regenten wijzen op deze mogelijkheid, waarbij zfj ken, dat bij opheffing van den specialistenstaf met alle hier ge- vestigde specialisten overeenkomsten zouden moeten worden gesloten met betrekking tot de behandeling van armlastige pa tienten. Wij hebben daartoe overleg gepleegd met de specialis- ten-organisatie alhier en haar de vraag voorgelegd of de specia listen bereid zouden zijn, de stadspatienten te behandelen tegen het tarief, geldend voor de bij het Alg. Afd. Ziekenfonds aange- slotenen. De organisatie heeft geantwoord, dat de specialisten, behoudens een kleine minderheid, bereid zijn de stadspatienten tegen de volgende tarieven te behandelen: a. hen die doorloopend voor gewone contributie in het Alg. ziekenfonds zijn verzekerd volgens het tarief van dat fonds, n.l. 1.20 per ziel per jaar voor de gemeentelijke specialisten; b. hen, die in het algemeen ziekenfonds verzekerd zullen wor den tegen een hoogere contributie dan de normale, voor een zelfde meervoud van 1.20 als de contributie de normale zal overtreffen c. voor hen, die niet in het afdeelings-ziekenfonds zijn verze kerd, een bedrag per verrichting als tot 1 Januari 1929 gold voor behandeling van de verzekerden bij het algemeen ziekenfonds. De mogelijkheden sub a. en b. kunnen op dit oogenblik worden uitgeschakeld. Wel hebben wij met het algemeen ziekenfonds een overleg geopend omtrent de vraag of de stadspatienten in dat fonds zouden kunnen worden opgenomen, doch, zooals wij hierna zullen vermelden, kleeft aan de daaraan verbonden vrije artsenkeuze voor de stadspatienten een groot bezwaar, zoodat wij van een oplossing in dien zin hebben afgezien. Er blijft dus alleen over de mogelijkheid van het sluiten van een overeen- komst enkel op den sub c. aangegeven voet. Wij meenen, dat op dien grondslag een overeenkomst behoort te worden gesloten. Thans komt de derde hiervoor gestelde vraag ter sprake. Ad 3. Zal er zijn vrije keuze van huisarts en specialist ook voor de armlastige patienten? In een bespreking met Regenten hebben de stadsartsen aange- boden, de armlastige patienten ook in het ziekenhuis te behan delen. Hetzelfde zal ongetwijfeld gelden voor de behandeling van de R. K. stadspatienten in het St. Elisabeth-Ziekenhuis. Dit vergemakkelijkt de beantwoording van de hiergestelde vraag. Immers bij handhaving van de stadsartsen is men dan, ook al is er geen medische staf aan het ziekenhuis verbonden, voor alle gevallen verzekerd van de bij de Armenwet vereischte genees- kundige voorziening voor behoeftigen, zij het dan, dat de patien ten evenmin als tot dusver vrij zijn in de keuze van den arts. Wij zouden evenwel bereid zijn, zoo er bij een patient een voorkeur, voor een bepaalden stadsarts mocht bestaan, met die voorkeur zooveel mogelijk rekening te houden ook bij de behandeling bui- ten het ziekenhuis. Wij hebben ons dit aldus voorgesteld, dat ieder, die bij het Burgerlijk Armbestuur geneeskundige hulp vraagt, daarbij opgeeft door welken van de drie stadsartsen (wij hebben bij Uwe Vergadering een aanbeveling ingediend ter ver- vulling van de vacature-Conijn) hij wenscht te worden behan-t deld. Gedurende het jaar waarin hij de bemid deling van het Burgerlijk Armebestuur heeft gevraagd, kan hij niet van keuze veranderen. Evenmin is dit mogelijk ten aanzien van het ziekte- geval waarvoor een patient op het eind van het jaar wordt be- handeld, ook al duurt de behandeling in het tweede jaar voort. Dit stelsel moet een wijziging in de salarieering der stadsart sen ten gevolge hebben. Immers het is nu niet te voorzien van welken omvang de taak van iederen stadsarts in verhouding tot die van zijn collega over een bepaald jaar zal zijn. Wij zouden dan ook de jaarwedde der stadsartsen willen doen bestaan uit een vast en een wisselend bedrag. Het vaste bedrag (thans be- draagt de jaarwedde 1000.—) ware te bepalen op f 400.—, ter wijl het resteerende deel der wedden, in totaal derhalve drie- maal 600 is 1800.—, over de drie stadsartsen ware te verdee- len in verhouding tot het aantal patienten, dat ieder in een be paald jaar heeft behandeld. Wij hebben nog overwogen de wen- schelijkheid, algeheele vrije artsenkeuze in te voeren voor de behoeftige patienten. Aan de vereeniging van huisartsen hebben wij de vraag voorgelegd, of de huisartsen bereid zouden zijn, de stadspatienten te behandelen met inachtneming van het be ginsel van vrije artsenkeuze, tegen een gezamenlijk honorarium, gelijk aan het totaal van de jaanvedden der stadsartsen. De ver eeniging heeft hierop ontkennend geantwoord. Daarna hebben wij ons in verbinding gesteld met het Algemeen afdeelingszie- kenfonds der Maatschappij tot bevordering der geneeskunde, om te overleggen de mogelijkheid van opneming der stads patienten in dat fonds. Tijdens dit overleg namen wij kennis van de ervaring, met vrije artsenkeuze der stadspatienten elders opgedaan. Te Hilversum werd n.l. in 1926 een beslissing geno men, waarbij de daar in 1920 ingevoerde vrije artsenkeuze voor behoeftigen werd ingetrokken. De daarop betrekking hebbende stukken, die wij voor U ter inzage leggen, hebben ons over- tuigd van de noodzakelijkheid, het stelsel van vaste stadsartsen te handhaven. Te Hilversum kwam een com missie, bestaande uit de heeren Prof. Dr. H. Aldershoff. hoog- leeraar te Utrecht, Dr. L. Heijermans, directeur van den Gemcen- telijken Geneeskundigen dienst te Amsterdam en Dr. A. H. J. Hintzen, geneesheer-directeur van het gesticht Calvarienberg te Maastricht tot de conclusie, dat „ofschoon geen sterk sprekemle „feiten aan het licht zijn gekomen, welke het gevolgde stelsel „(nl. dat der vrije artsenkeuze voor behoeftigen) scherp veroor- „deelen of de artsen die zich met de huidige verzorging belast „hebben, toch de indruk is gekregen, dat de geneeskundige ar- „menverzorging niet goed genoemd kan worden". Aan een dergelijk risico mag de gemeente niet worden bloot- gesteld. In het stelsel waaraan wij de voorkeur geven, ligt opgesloten dat alleen met medewerking van den stadsarts en onder goed keuring van het Burgerlijk Armbestuur specialistische hulp kan worden ingeroepen. Ook dit geldt zoowel voor de behandeling in als buiten het ziekenhuis. Natuurlijk is er geen bezwaar, bij het raadplegen van een specialist met de voorkeur van den patient, wtnnMr daarvan blijkt, rekening te houden. Ac! 4. De vraag, hoe in de medische leiding van het ziekenhuis moet worden voorzien, heeft een punt van langdurig beraad uit- gemaakt. Het betreft hier een der voornaamste punten van de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1929 | | pagina 5