Iluimli Couiant.
De Plaatsvervanger
Brieven ait de hooidstad
FEUILLETON.
tflfllHEEREN BMl
No. 121 1929.
Honderd ten en dertigste Jaargang.
y>aterdag £5 Mei.
GYMNASIUM.
Aangifte van nieuwe leerlingen yoor
15 Juni lederen Maandag en Vrijdag
van 11—12.15 op het Gymnasium, of
schriftelijk met opgave van naam en
voornamen van de(n) candidaat, datum
en plaats van geboorte, laatstbezochte
school, naam, beroep en adres van
ouders en verzorgers.
De rooster voor het examen, dat op 12
en 13 Juli gehouden wordt, zal aan de
candidaten worden toegezonden. De
school omvat een literair-historische en
een wis- en natuurkundige afdeeling; de
splitsing valt na het 4e leerjaar.
Nadere inlichtingen ven advies ver-
strekt gaarne de rector: Maandags en
Vrijdags 11—12.15 of buiten de school-
tijden aan zijn huis te Bergen, De Spar,
Eeuvvige Laan 28.
De schoolgeldregeling verstrekt de
rector op verzoek.
De rector,
J. HEMELRIJK.
XXXVIII.
Paleis en Raadhuis. Ruimte-
vrees. - Een nieuwe koninklijk ver-
bli,f? Het oude Raadhuis in eere
hersteld? Pinksterdrukte en gees-
telijke engte.
De Paleis-Raadhuis-kwestie is, door de
dsarover in de Eerste Kamer gevoerde be-
sprekingen, weer eens in het brandpunt der
belangstelling gebracht.
11c wil geen kwaad spreken van mijn stad-
genooten, maar men kan moeilijk ontkennen,
dat zij in zeker opzicht kleingeestig zijn, d w
z. dat hun geest zelden in staat is tot groote
of grootsch'e concepties. Onlangs werd hier
voor de Zweedsche Vereeniging een Zweed-
sche propaganda-film vertoond, die ons een
aantal beelden uit dat schoone land met zijn
schoone steden voor oogen voerde en toen ik
enkele fraaie, ruime gebouwen te Stockholm
aan buiten- en binnenzijde bewonderd had,
kon ik mij een gevoel van ontmoediging niet
ontveinzen. Want, nietwaar, men is geneigd
tot vergelijken en men vraagt zich af: waar
om kan dat niet bij ons?
Het is of de Amsterdammer en welhcht
geldt dit voor den Nederlander in het alge
m€en doodsbang is voor ruimte. Misschien
is dit psychologisch te verklaren uit den aard
van ons land. Wij hebben buiten al zooveel
ruimte om ons heen, zulke uitgestrekte vlak-
ten, zulke onbeperkte vergezichten in ons pol-
derland, dat wij, bij wijze van reactie ,op enge
be'huizingen verzot zijn. Alleen in een zeer
beperkte ruimte voelen wij ons van het bui-
♦en-leven afgesloten en waarlijk thuis. Hier-
uit zou dan te verklaren zijn, dat wij in den
ouden tijd in de steden kleine en smalle huis
jes bouwden met looze trap-geveltjes en smal
le deuren en tot op dezen tijd afkeerig zijn
geweest van flatwoningen in gemeenschappe-
lijke blokken. Doch deze, redeneering gaat
niet geheel en al op, want in de zeventiendc-
en achttiende eeuw werden aan de grachtsn
wel degelijk ruime paleizen gebouwd. De
prachtige heerenhuizen aan de singels, thans
voor het meerendeel in kantoorgebouwen
herscliapen, bezitten ruime gangen, portalen
en zalen. Zoodat ik maar liever af zal zier,
van iedere psychologiscfte verklaring en al
leen de feiten constateeren zal. Die feiten ge-
tuigen steeds van een geestelijk engte-com-
plex.
Wie in groote buitenlandsche steden uit den
trein stapt of om te vertrekken, kaartjes koopt,
komt in een rotme en vorstelijke hal en be
hoeft niet te dringen. Maar reeds de hal van
het Centraal-Station getuigt van een anderen
geest. Op stille weekdagen is het daar juist
ruim genoeg, maar er behoeft niet veel bij
zonders te gebeuren of het is er een gedrang
van je-welste. Bij den bouw heeft men niet
met de toekomst gerekend, men heeft geen
royaliteit betracht, men heeft juist de toen
hoognoodige ruime beschikbaar gesteld. Het
zelfde geldt voor het hoofdpostkantoor. Toen
dat gebouw verrees, was het groot genoeg,
maar het duurde niet lang of men kon zich in
de hal nauwelijks roeren. Bovendien was men
niet op ruimte voor kantoren bedacht geweest
Het gevolg was, dat men het postkantoor met
een afzonderlijk geld-kantoor moest flankee-
Door RICHARD MARSH.
Vrij naar het Engelsch door C. M. G. de W.
„Begrijp je iets van de dingen die ik toen
voorzag? En ik voorzag nog lang niet alles.
Indien ik begrepen had wat mijn „zwakke-
ling" van een vriend bedoelde met zijn toe-
speling op de moeilijkheden, die hij graag
ontwijken wou, dan geloof ik heusch, dat ik
hem zijn eigen gang had laten gaan".
„Hoe is het met hem afgeloopen?"
.,Wat je zei, dat je broer moeilijkheden had
gehad met Percival Talbot, was volkomen
waar, ofschoon ik het toen niet wist en ik
was de Percival Talbot niet dien je veronder-
stelde Het schijnt, dat je broer naar Messina
gegaan is om naar je te informeeren. Toen ik
van hem vandaan ging kreeg mijn weldoener
lust om uit te gaan; misschien had hij weer
kwaad in den zin. Je broer liep daar rond..."
,.Waarschijnlijk ook met iets kwaads in den
zin".
,,Dat kan ik niet zeggen, misschien deed hij
onderzoek naar jou. Hij ontmoette Talbot en
toen ontstonden er onaangenaamheden Wat
er precies gebeurd is weet ik niet, dat weet
Polhuiston alleen; ik geloof dat hij niet de
man is om meer te zeggen dan hij verant-
woorden kan. Iemand schijnt begrepen te heb
ben, dat je broer hem haast vermoord heeft,
maar ik geloof. dat hij meer te lijden
maar ik geloof, dat hij meer te lijden heeft
gehad van de aardbeving dan van Polhure-
ren en nog een groot kantoor naaat het Cen
traal-Station moest bouwen.
Dezelfde bekrompen conceptie spreekt uit
Concertgebouw en Stadsschouwburg. Ook
daar heeft men geen rekening gehouden met
de toekomst. De zalen zijn op zichzelf vrij
ruim, maar wee wie de zaal in de pauze ver-
laten wil om zich te vertreden. Hij zal zich
door de nauwe gangen voetje voor voetje
moeten bewegen en moeten dringen om de
foyers te bereiken. En toen een paar onderne-
mende Amsterdammers het vorstelijke Mu
seum-theater concipieerden kwam er een ge-
weldig gekrijt los tegen zooveel lichtvaardig-
heid, tegen de waaghalzerij om een schouw-
burgpubliek zooveel ruimte te bieden.
Sarphati was zijn tijd wel heel ver vooruif,
toen hij het Paleis voor Volksvlijt ontwierp,
maar het duurde dan ook niet lang of de enor-
me zaal tusschen Oost- en West-ende werd in
tweeen gesplitst en in een schouwburgzaal en
een tentoonstellings-zaal verdeeld. De bezoe-
kers mochten anders eens duizelig worden
Een der schoonste Amsterdamsche gebou-
wen, dat wel eens een wereldwonder wordt
genoemd en dat inderdaad door een zeer
grooten en ruimen geest geconcipieerd werd
door den geest van Jacob van Campen
is op kunstmatige wijze hokkerig gemaakt en
is daarna aan zijn ocrspronkelijke bestem-
ming onttrokken. Het oude Amsterdamsche
Raadhuis werd koninklijk paleis. Doch zoo
koninklijk als het geweest zou zijn, wanneer
het raadhuis gebleven ware, zoo weinig
koninklijk is het als paleis. De staat van ver-
val, waarin dit bouwwerk verkeert, de nood
zakelijkheid van krachtig herstel, heeft weer
eens aanleiding gegeven om de bestemming
van het gebouw ter spralte te brengen. Wij
zullen hier nici over dit verval spreken. Vroeg
of laat zal men wel ingrijpen en zal de regec-
ring wel het half millioen beschikbaar stel-
len, dat voor afdoende verbetering noodig is,
want de Amsterdamsche Kamerleden zullen
deze zaak niet laten rusten. Maar de Paleis-
RaacLhuis-kwestie, wanneer zal deze opgelost
worden. Het Kamerlld, dat deze kwestie op-
nieuw ter sprake bracht, de heer Henri Polak,
gewaagde van een ..Chinoiserie", welke alleen
in ons land mogelijk is: „dat het oude stad-
huis van de hoofdstad, het symbool van haar
macht, de trots van haar burgerij, leeg staat,
terwijl de vroedschap gehuisvest wordt in een
verzameling van hokken".
Hiermede is inderdaad niet te veel gezegd.
Leiden betreurt haar stadhuis, dat door een
ramp werd verwoest en de hoofdstad legt er
zich bij neer, dat haar raadhuis van jaar to:
jaar ledig staat, en ziet het langzaam maar
zeker in verval geraken. Het zou inderdaad
een fraai gebaar zijn als de regeering kon be-
sluiten om de hoofdstad wederom de beschik-
king te geven over haar historisch bezit, het
eigen, aloude, monumentale raadsgebouw.
Het argument van den minister, dat het
oude Raadhuis als stadhuis onbruikbaar zou
zijn, houdt natuurlijk geen steek. Het spreekt
vanzelf, dat men aan een modern raadhuis
eischen stelt, waaraan Jacob van Campen's
gebouw niet beantwoorden kan. Maar dat
behoeft ook niet. Doch als zetel van het stads
bestuur zou het oude Raadhuis ongetwijfeld
dienst kunnen doen, zoo goed als voorheen.
Ons stadsbestuur zou op vorstelijke wijze
kunnen recipieeren in de burgerzaal, het zou
een eigen woning hebben en de administrati
ve functies zouden, als nu, elders uitgeoefend
kunnen worden.
En dat het Raadhuis als koninklijk paleis
onmisbaar is, ook dit kan men niet volhouden.
Eerder kan men zeggen, dat het als voretelijk
verblijf onbruikbaar is. Wanneer de regeering
het initiatief nam, er zou spoedig in onze stad
geestdrift zijn voor den bouw van een vorste
lijke woning, ter beschikking van de Koningin
tijdens haar jaarlijksch bezoek. De bevolking
van de hoofdstad is waarlijk gehecht aan hst
Vorstenhuis en zou niets liever willen dan de
Koningin een woning aanbieden, die haar
waardig is. De weldenkenden schamen zich
erover, dat onze Koningin zich, als zij de
hoofdstad bezoekt, behelpen moet met een be-
buizing, die het karakter van een noodwoning
heeft. In den tijd van Lodewijk Napoleon kon
men het met dergelijke noodmaatregelen voor
lief nemen. Maar nu, ruim een eeuw later?
Als het oude Raadhuis niet geschikt meer Is
als zetel van de vroedschap, is het zeker nie*
bruikbaar als vorstelijk verblijf.
Wij hebben ach en wee geklaagd toen
Paschen verregend was, wij moeten de ele-
menten en moeder Natuur recht laten weder-
varen eere wien eere toekomt! nu wij
zulk een schoon Pinksterfeest hebbep geno-
ten.
Genoten? Ach, vele stadgenooten zullen
hun gaan en komen hebben berouwd, al was
het intermezzo van de lange en moeizame
ton. Ik had ieman uitgezonden om Talbot te
zoeken en hij vond hem. Hij was stervende."
„Tengevolge van hetgeen mijn broer hem
gedaan had?''
„Neen, voor zoover ik kan nagaan dat vol-
strekt niet. Hij heeft daar waarschijnlijk uren
gelegen. Er was een gedeelte van een ge
bouw op hem terechtgekomen en hij wist dat
hij sterven ging. Dat bewustzijn schijnt een
ander mensch van hem gemaakt te hebben
Hij drukte het verlanj^n uit naar Engeland
getransporteerd te worcien, naar Monniks-
land, en ik schr-eef dat hij komen kon. Dat hij
zoo opzag tegen terugkeeren naar Engeland
was omdat hij vervolgd werd door de politic.
Indien hij ontsnapte dan zouden anderen,
veen misdadig als hij, ook gevaar loopen en
hem dooden zoodra zij er kans toe zagen.
Daarom gaf ik de politie kennis dat hij zou
komen en droeg den inspecteur op hem bij
zijn komst af te halen. Hij was eigenlijk een
gevangene; de inspecteur was zijn opzichter.
Ik had hem hier naar toe laten brengen. Ik
wist wat John Eva en zijn vrienden van plan
waren, want ik '-ad informatiebureaux waar
zij geen idee van hadden. Ik wist, dat de aan-
slag dien nacht zou plaats hebben. Den vori-
gen nacht, toen Eva uit was om de laatste
schikkingen te maken voor mijn vernietiging,
had ik Talbot hier in huis laten brengen en
ander toezicht gesteld van een inspecteur en
den dokter; de man, dien je naast zijn bed
hebt zien staan was de dokter. Ik liet hen alle
drie naar de z.g. safe brengen, waar zijn
vrouw al aanwezig was."
„Dus je wist, dat hij getrouwd was?"
„Ja, daar wist ik alles van en ook hoe
slecht hij haar behandeld had. Ik geloof, dat
somtijds, hoe slechter een man een vrouw be-
reis, het intermezzo op de hei of in het boscb
op zichzelf verrukelijk. Want reeds op gewo-
ne Zondagen zijn de wegen naar buiten niet
op normalen aandrang berekend. Hoe moest
het dan worden op tweeden Pinksterdag, den
eersten zoelen zomerdag na dezen strengcr.
winter! Ik zal niet gemakkelijk den aanblik
vergeten, die bijv. de hei tusschen Amers-
foort en Doorn opleverde. Langs den Leus-
denschen weg stonden de motor-fietsen, rij-
wielen en auto's naast elkaar als op een par-
keer-terrein en voor zoover men zien kon was
de hei met kleurige japonnetjes bedekt. Een
feestelijke aanblik zeker, maar hoe moesten
deze Amsterdammers voor een zeer groot
deel waren het Amsterdammers huistoe?
De verkeersagent bij Birkhoven, die de einde-
looze rij auto's en fietsen naar Amsterdam
moest'dirigeeren, staande in de warme zon
en temidden van een altijd voortwentelender.
stroom, werd tegen zes uur in den namiddag
onpasselijk. en dat was waarlijk niet te ver-
wonderen. Het was een oorverdoovend lawaai
van claxons en rinkelende bellen, en snorren-
de motoren. En op den Muiderstraatweg,
waar spoorweg-overgang en kanaalbrug nu
en dan den stroom tot stilstand brachten
om van de stoemtram maar niet te gewagen
lag een file auto'$ als een lang en bevend
lint, onafzienbaar van lengte. Want uit den
Achterhoek en uit het Gooi en uit de Betuwc
stuwde hier alles samen. Tram en spoor en
bus-diensten konden de menschen-massa niet
verwerken. Was het wonder, dat voor vele
Pinkter-gangers de uittocht en de terugtoch!
tot een ware marteling werd? Helaas, het zal
nog wel een of twee jaren duren eer de weger.
rondom de hoefdstad op de hoogte van den
tijd zijn. En wie weet, wellicht zal dan blijken,
dat zij nog niet breed en ruim genoeg gecon
cipieerd werden. Want de ruimte-vrees en de
geestelijke engte, waarover wij hierboven
schreven, zijn niet denkbeeldig.
Amsterdam, Mei '29. EMERGO.
ProvinciaaB nieuws
BERGEN.
(Vervolg Gemeenteraad)
Nog steeds het slachthws.
Aan de orde was vervolgens de behande-
ling van het aanvullingsrapport der raads-
commissie voor de slachthuisplannen, als-
mede van de memorie van antwoord van B.
en W. op het rapport en nader rapport dier
commissie.
De voorzitter deelde mede, dat van
d-e slagers eCn schrijven was ingekomen om
de slachturen niet vast te stellen zooals de
commissie dit wilde, doch hiervoor andere,
nader in dit adres genoemde uren te be-
palen.
Pleidooi van den heer Den Das.
De heer Den Das wilde allereerst een
vraag stellen aan den burgemeester, die deze
misschien wel namens het college van B. en
W. wilde beantwoorden. Hecht het college
nog eenigerlei beteekenis aan dit schrijven
van de slagers, vroeg spr.
Hoewel ons rapport volgens wethouder
Bogtman een leekenrapport was, hebben B
en W. er niet veel aanmerking op gemaakt
Een ding dient besproken te worden en wel
een zeer ingrijpende kwestie, n.l. de open-
stelling van het slachthuis. Wij hadden ge-
dacht eerst de vertegenwoordigers van de
slagers practisch mogelijk is, het slachten in
dat des zomers 4 slachtdagen en des winters
2 slachtdagen voldoende waren. Nadien
moest de commissie helaas ontwaren, dat die
vertegenwoordigers niet zijn opgetreden als
vertegenwoordigers van de slagers
In de commissie kwam de zaak weer in be-
handeling en men concludeerde dat des win
ters en in het voor- en najaar drie slacht
dagen en in den zomer vier slachtdagen vol
doende waren B. en W. meenen evenwel dat
vijf dagen noodig zijn.
De commissie had opdracht deze z^ak
economisch op te zetten. De gebouwen-
dienst is nu zoo ingericht, dat het voor de
slagers practisch mogelijk is. hun slachten in
2 dagen af te doen. Er is gelegenheid om in
een middag 6 koeien en 16 varkens af te
maken.
Wij kwamen tot de conclusie dat er in die
2 dagen's winters en 3 dagen's zomers nog
al heel wat gedaan kon worden.
De slagers achtten resp. 2 en 4 dagen vol
doende. In de maanden Januari, Februari en
Maart wordt er 2/3 deel minder geslacht dan
in den zomer. Dit was voor ons de reden, dat
we meenden in den winter met 2 dagen te
kunnen volstaan.
B en W. oordeelen echter in overeenstem-
ming met de slagers 5 dagen noodig.
Ons rapport is opgemaakt in overleg met
het hoofd van dienst en deze achtte zelfs een
nog kleiner aantal uren voldoende. De re-
handelt, hoe meer zij hem liefheeft".
„Verklaart dat misschien, dat ik daarom
een weinig met je op hebt?"
Een glimlach, die misschien veel moest be-
teekenen, was zijn eenige antwoord.
„De oude Talbot had meer dan een bedoe-
ling met die safe; onder anderen schijnt hij
het mogelijk geacht te heben het verblijf als
een schuilplaats te kunen gebruiken wanneer
de vervolging te gevaarlijk werd. Het vertrek
kon uitstekend verlicht, verwarmd en geven-
tileerd worden. Het was Talbot's eigen ver-
kiezing, hij drong er op aan in de safe ge
huisvest te worden, want hij dacht daar al
leen beveiligd te zijn tegen zijn vrienden. De
dokter zei, dat het geen «rschil maakte. Het
was een kwestie van eenige uren in ieder ge-
val; hij mocht dus zijn zin hebben. Ziedaar
weer een gedeelte van de geschiedenis, die
je nu zeker wel begrijpen zult".
„Er is nog een ding, dat ik niet begrepen
heb: welke rol heeft Polhurston er in ge-
speeld? Je schijnt oogen en ooren voor ieder-
een gehad te hebben. Je weet zeker welk
soort van man mijn broeder is ook hij is
een zwakkeling een kreupele hond".
„Ik heb goede verwachting van je broer".
„Dat is heel lief van je. Ik ben bang meer
dan jij".
„Ik heb maatregeeln genomen voor het be-
talen van zijn schulden".
„Was dat de beteekenis van het onderhoud,
dat je met hem gehad hebt dien morgen toen
ik met Phoebe naar Penance geweest bent?
Kwam het daardoor, dat je van elkaar scheid-
de als een paar goede vrienden?"
„Dat zal er wel mee in verband gestaan
hebben. Hij heeft karakter, die broer van je.
Ik weet zeker, dat hjj goede eigenschappen
geling van B. en W. lijkt mij dan ook on-
logisdi
Deze komt practisch hierop neer, dat er
's winters al heel vroeg iemand in de slacht-
inrichting moet zijn. Ook is het onlogisch dat
het slachthuis alle vijf dagen geopend zal
zijn. Door de zaak een beetje te regelen,
kan het hierheen worden gestuurd, dat het
grootste gedeelte's Maandags en's Dinsdags
wordt geslacht en er dan nog ruimte wordt
overgelaten op Woensdag.
Hiermede is rekening gehouden bij onze
plannen betreffende de uitvoering van het
bedrijf. Wij hadden ons de aanschaffing van
een stoomketel gedacht, doch als het slacht
huis vijf dagen geopend zal zijn en de sla
gers op willekeurige tijden zullen kunnen
slachten, is het gebruik van een stoomketel
onuitvoerbaar.
Het lijkt mij trouwens voor de slagers ook
veel economischer op bepaalde uren te
slachten, waarop zij zich dan ook kunnen in-
stellen. Het is mij onduidelijk, waarom er
de geheele week gelegenheid toe moet wcjr-
den gegeven. Deze kwestie op zich zelf is niet
zoo belangrijk, maar het kost ruim f 400
meer aan arbeidsloon, wat niet noodig is en
ook niet in het voordeel van de slagers en
het vleeschetend publiek, dat toch die ver-
hooging zal moeten betalen.
Tenslotte gaf spr. den raad ernstig in
overweging de plannen der commissie te
aanvaarden.
Het oordeel van B. en IV.
Wethouder Apeldoorn zeide, dat alle
slagers waren gehoord en dat de z.g. afge-
vaardigden lang niet den indruk hadden gege
ven, dat zij door de slagers waren afgevaar-
digd met wie ze ook niet geconfereerd hadden.
Het aantal slachtdagen is altijd vijf geweest
en. spr wist in de verste verte niet, hoe men
er too was kunnen komen, nu minder dagen
voor te stellen. De mogelijkheid moet be-
staan,, dat de beesten er gevoerd worden,
wat bij Gebrs Hoogvorst ook gebeurde Ik
begrijp niet dat de commissie't de menschen
moeilijk wil maken, door vaste dagen vast te
stellen.
De voorzitter deelde mede, dat het
college van B. en W. er geen bezwaar tegen
hadden met de slagers te confereeren. De
heer Den Das doelde op de zinsnede in het
rapport, waar staat dat twee slagers accoord
gaan met het rapport van de commissie Ook
wij vonden dit vreemd. De slagers hadden
de technische inrichting gezien en waren
hiermede tevreden. Terloops was gesproken
over de slachtdagen en de heer Swaag had
nog gezegd, dat hierover later nog gespro
ken kon worden. Spr. geloofde dat er hier
een misverstand heerschte.
Wat de kwestie van de bezuiniging aan-
gaat, B en W. hebben de bevoegdheid de
uren vast te stellen, waarop het slachthuis
geopend is. Wij hebben ons echter afge-
vraagd, ging spr. verder, wat de commissie
erop voor heeft, de openstelling te verslech-
teren. Wij waren bang, dat dit verband hield
met den hulpkeurmeester.
Er is ons evenwel gezegd, dat dit verband
niet bestaat. Dan moet het zijn dat de dienst
wordt ingekrompen terwille van de kosten.
Op het oogenblik staat het slachthuis voor
ieder en altijd open, alleen voor de keuring
niet Practisch gesproken moet elke slager
iederen dag vleesch kunnen weghalen en
hierbij dient toezicht te zijn, wat door den
knecht kan worden uitgeoefend.
Voor de slagers is het een groot econo
misch belang, vooral des winters, dadelijk de
beesten te kunnen slachten.
Van half Februari tot half Mei moet het
slachthuis voor het slachten van nuchtcre
kalveren geopend zijn en ook voor het weg
halen en het invoeren van vleesch moet het
veel vaker open zijn.
Wat van den hulpkeurmeester wordt ge-
vraagd voor het loon, dat wij betalen aan
Alkmaar, is een minimum. Als het evenwel
noodig is, dan zal er een knecht bij moeten
komen.
Sternrnen u't den raad.
De heer Z e i 1 e r had met eenige verwon-
dering het afschrift van het request der sla
gers ontvangen, omdat nu bleek, dat de z.g.
vertegenwoordigers geen vertegenwoordi
gers van de slagers waren.
De heer Den Das: Dan zijn het kwa-
jongens.
De heer Ze i 1 er oordeelde dat het vooral
hierop neerkomt, dat voor het weghalen van
het vleesch meer uren beschikbaar worden
gesteld. Niet alleen de tijdelijke bewoners,
maar ook de dagjesmenschen maken. dat men
niet vooruit weet, hoeveel vleesch er noodig
is.
In ieder geval was spr het eens met B en
W. en hechtte hij waarde aan het schrijven
der slagers.
heeft Als hij maar eerst iets heeft als een
vast inkomen
„En zal jij daar voor zorgen?"
„Hoe dan ook, ik geloof dat je vertrouwen
in hem zult krijgen".
„En heeft mijnheer Herbert zijn nagels in-
getrokken?"
„Lieve kind, vergel-eken bij dien bedrieger,
dien schavuit is je broer een heilige. Claude
Herbert, alias Isaac Lewinsky( was in het
begin van zijn loopbaan een woekeraar; het
spreekt vanzelf, dat het voornaamste wat hij
deed was het in ontvangst nemen van gesto-
len goederen. De oude Talbot, zooals je weet,
had echter plezier in schatten verzamelen; hij
deed het voor zijn genoegen. Hij schijnt een
merkwaardig man geweest te zijn, die oude
Talbot; hij had iets in zich van den ouder-
wetschen stranddief van Cornwallis. Hij
schijnt allerlei ongeoorloofde dingen gedaan
te hebben. alleen voor zijn plezier, uit pure
duivelachtigheid. Door zijn uitleenen van
geld maakte hij kennis met Izaac Lewinsky
't Schijnt dat Lewinsky hem het eerst op het
denkbeeld gebracht heeft, bij wijze van sport,
op te treden als ontvanger van gestolen goe
deren. Dat mooie paar schijnt begonnen te
zijn als compagnons. Maar toen moet er een
kink in de kabel gekomen zijn. Talbot, een
echte oude waaghals, kreeg standjes met
iedereen. Zijn smaak in kibbelen scheen steeds
met de jaren toe te nemen. Hij twistte met
Lewinsky en daagde hem uit. De heele inge-
nieuse inrichting van zijn huis schijnt ten
doel gehad te hebben als verdediging tegen
zijn lieve vrienden, van Lewinsky's soort als
tegen iedereen".
..Zooals ik al meer heb opgemerkt. het
schijnt een lieve oude m^n geweest te ayjn".
De heer Swaag zeide, dat men voor de
vaststelling der uren, dat het slachthuis wordt
geopend, in overleg nad meenen te moeten
treden met het hoofd van dienst en de sla
gers. Deze waren dan ook uitgenoodigd en
o.m. was de vaststelling der slachtdagen be
sproken en een der slagers had nog gezegd,
dat de voorgestelde dagen ruim voldoende
waren
Als man tegenover man hebben we aange-
nomen dat deze menschen volmondig zijn
voor de slagers. Ze gingen voldaan weg en
later hoorden we, dat ze het er niet met hun
collega's over gehad hebben.
De heer Z e i 1 e r bedoelde de commissie
geen verwijt te maken en hij vond het bij-
zonder frappant, dat Maassen de eerste on-
derteekenaar was.
Dr. H e m e I r ij k Dan is het totaai waar-
deloos.
De voorzitter: Mij is verteld, dat er
maar terloops over de slachtdagen was ge
sproken.
Op verzoek deelde desecretaris mede,
dat zoowel over de slachtdagen als de an
dere dingen was gesproken en dat de slagers
geen bezwaar hadden.
Dr. H e m e 1 r ij k Dan hebben ze hun
mond voorbijgepraat.
De heer Z e i 1 e r merkte op, dat men het
over alles roerend eens was, met uitzondering
van een kwestie, loopende over een bedrag
van f 400. Dit kan toch geen doorslag ge
ven. Spr raadde de commissie aan het voor-
stel van B en W. over tt nemen en voorloo-
pig het slachtgeid te verhoogen.
De heer Swaag was er niet voor. het
aantal slachtdagen onnoodig uit te breiden.
De voorzitter vroeg of het er bij het
minder vaak openstellen van het slachthuis
ook om te doen was den keurmeester te ont-
lasten.
De heer Den Das verzekerde, dat, wan
neer men met een o neconomische uitvoering
rekening had moeten houden, er voorgesteld
was geworden het slachthuis op alle uren
open te stellen Hier echter, aldus spr vieren
de belangen der slagers hoogtij.
De voorzitter zeide, dat, wanneer de
hulpkeurmeester hier woonde en in onzen
dienst was, voor die 3400, de commissie er
niet tegen zou zijn dat het abattoir alle dagen
open is. Nu is er een knecht noodig omdat
de hulpkeurmeester in Alkmaar is. Er moet
echter ook geregeld toezicht zijn.
De heer B a 11 u s vond dat Maassen tegen
over de commissie een heel belabberd figuur
sloeg en hiermede was voor spr. de kwestie
met de slagers afgedaan. De door de com
missie voorgestelde slachttijden achtte spr..
voldoende.
De heer Swaag zeide, dat deze in over-
leg met het hoofd van dienst waren vasrge-
steld. Spr. vond het aan het slachthuis op 't
oogenblik een ongeregelde troep.
De voorzitter: Het ligt zuiver aan
de leiding van den directeur.
De heer Swaag was van oordeel, dat als
de zaak hier goed geregeld was, men aan de
voorgestelde tijden genoeg had
Hierna ontspon zich eenige discussie over
een uitlating van wethouder Bogtman in
verband met een vroeger voorgestelde actie
van de slagers om de invoerrechten kwijt te
raken.
De heer Den Das zeide hierna, dat prac
tisch is voldaan aan het bezwaar van den
heer Z e i 1 e r, dat het slachthuis niet alle
dagen open is.
Is het nu te veel gevraagd, aldus spr.. als
de slagers op tijd aanwezig moeten zijn? Er
is nog het bezwaar dat 's Zaterdagsavonds
het slachthuis niet geopend is, doch wie hier
de behartiging van den dienst kent, weet, dat
hier altijd meegewerkt en de noodige soepei-
heid betracht wordt, in't bijzonder waar het
betreft kleine dingen, waarvoor geen rege-
ling te treffen is.
Praktisch gesproken is het slachthuis de
heele week open, doch op vastgestelde uren.
Dit brengt regelmaat en orde en vockomt.
dat een knecht den heelen dag aanwezig moet
zijn, zonder dat er werk voor hem is
De heer Z e i 1 e r vond de sop de kool niet
waard en hij begreep niet, waarom de com
missie zich niet bij de zaak neerlegde. Spr.
stelde zich voor dat er voor den knecht altijd
wat te schoonmaken valt. En ook de slagers
stellen vaste uren voor, alleen andere dan Je
commissie. Hiertoe komen zij toch door de
practijk.
Wij zijn niet overgeleverd aan den willekeur
„0 ja, dat was hij. Maar ondertusschen
heeft hij Lewinsky en zijn vrienden er leelijk
in laten loopen, of liever in het nauw ge
bracht, en zij wisten het. Er zijn bewijsgron-
den genoeg tegen hem hier in huis en als ik
er gebruik van wou maken kon ik Claude
Herbert een levenslange gevangenisstraf be-
zorgen of hem in een ander land nog een
erger lot laten ondergaan. Daar hij begrijpt,
dat ik weet wat ik doe, zal hij evenmin eetj
vingerdurven uitsteken noch naar Polhurston
noch naar mij. Je broer is voor goed van die
nachtmerrie af".
„En bestaat al de rijkdom, dien de lieve
oude man voor zijn beminnelijken neef be-
stemde en die door dien neef aan jou ver-
maakt is, uit gestolen goederen?"
„Voor een groot gedeelte tenminste. Er
zijn hier prachtige dingen in huis en vooral
in de brandkast zal je wonderen van schoon-
heid zien. Prachtige juweelen! Geen ge-
kroond hoofd kan mooier kostbaarheden be
zitten. Ik denk, dat verscheidene van die din
gen aan gekroonde hoofden hebben toebe-
hoord. Wij zullen alle pogingen doen om de
bron vanwaar zij komen op te sporen; in
sommige gevallen zal dat niet gemakkelijk
zijn. Maar wanneer de eigenaars of hun erf-
genamen gevonden worden, dan zullen deze
kieinighedenhun teruggegeven worden en
als ij dat verlangen een sop geld bovendien
tot vergoeding voor den tijd dat zii ze moes
ten wissen. Ik beloof je, dat ik een AugiasstaT
zal zuiveren en Monniksland weer een fat-
soenlijken naam bezorgen. Maar als dat ge
daan is en alles zooveel mogelijk terugge-
geven zal zijn, dan blijft er nog genoeg over;
je hebt geen idee hoeveel!"
(Wordt vervpJsjty.
771
VII rAl ECHTE FRIESCHE
Jnp/aaTs vangewo/te /aSakfi