Iluimli Couiant. De Plaatsvervanger Brieven ait de hooidstad FEUILLETON. tflfllHEEREN BMl No. 121 1929. Honderd ten en dertigste Jaargang. y>aterdag £5 Mei. GYMNASIUM. Aangifte van nieuwe leerlingen yoor 15 Juni lederen Maandag en Vrijdag van 11—12.15 op het Gymnasium, of schriftelijk met opgave van naam en voornamen van de(n) candidaat, datum en plaats van geboorte, laatstbezochte school, naam, beroep en adres van ouders en verzorgers. De rooster voor het examen, dat op 12 en 13 Juli gehouden wordt, zal aan de candidaten worden toegezonden. De school omvat een literair-historische en een wis- en natuurkundige afdeeling; de splitsing valt na het 4e leerjaar. Nadere inlichtingen ven advies ver- strekt gaarne de rector: Maandags en Vrijdags 11—12.15 of buiten de school- tijden aan zijn huis te Bergen, De Spar, Eeuvvige Laan 28. De schoolgeldregeling verstrekt de rector op verzoek. De rector, J. HEMELRIJK. XXXVIII. Paleis en Raadhuis. Ruimte- vrees. - Een nieuwe koninklijk ver- bli,f? Het oude Raadhuis in eere hersteld? Pinksterdrukte en gees- telijke engte. De Paleis-Raadhuis-kwestie is, door de dsarover in de Eerste Kamer gevoerde be- sprekingen, weer eens in het brandpunt der belangstelling gebracht. 11c wil geen kwaad spreken van mijn stad- genooten, maar men kan moeilijk ontkennen, dat zij in zeker opzicht kleingeestig zijn, d w z. dat hun geest zelden in staat is tot groote of grootsch'e concepties. Onlangs werd hier voor de Zweedsche Vereeniging een Zweed- sche propaganda-film vertoond, die ons een aantal beelden uit dat schoone land met zijn schoone steden voor oogen voerde en toen ik enkele fraaie, ruime gebouwen te Stockholm aan buiten- en binnenzijde bewonderd had, kon ik mij een gevoel van ontmoediging niet ontveinzen. Want, nietwaar, men is geneigd tot vergelijken en men vraagt zich af: waar om kan dat niet bij ons? Het is of de Amsterdammer en welhcht geldt dit voor den Nederlander in het alge m€en doodsbang is voor ruimte. Misschien is dit psychologisch te verklaren uit den aard van ons land. Wij hebben buiten al zooveel ruimte om ons heen, zulke uitgestrekte vlak- ten, zulke onbeperkte vergezichten in ons pol- derland, dat wij, bij wijze van reactie ,op enge be'huizingen verzot zijn. Alleen in een zeer beperkte ruimte voelen wij ons van het bui- ♦en-leven afgesloten en waarlijk thuis. Hier- uit zou dan te verklaren zijn, dat wij in den ouden tijd in de steden kleine en smalle huis jes bouwden met looze trap-geveltjes en smal le deuren en tot op dezen tijd afkeerig zijn geweest van flatwoningen in gemeenschappe- lijke blokken. Doch deze, redeneering gaat niet geheel en al op, want in de zeventiendc- en achttiende eeuw werden aan de grachtsn wel degelijk ruime paleizen gebouwd. De prachtige heerenhuizen aan de singels, thans voor het meerendeel in kantoorgebouwen herscliapen, bezitten ruime gangen, portalen en zalen. Zoodat ik maar liever af zal zier, van iedere psychologiscfte verklaring en al leen de feiten constateeren zal. Die feiten ge- tuigen steeds van een geestelijk engte-com- plex. Wie in groote buitenlandsche steden uit den trein stapt of om te vertrekken, kaartjes koopt, komt in een rotme en vorstelijke hal en be hoeft niet te dringen. Maar reeds de hal van het Centraal-Station getuigt van een anderen geest. Op stille weekdagen is het daar juist ruim genoeg, maar er behoeft niet veel bij zonders te gebeuren of het is er een gedrang van je-welste. Bij den bouw heeft men niet met de toekomst gerekend, men heeft geen royaliteit betracht, men heeft juist de toen hoognoodige ruime beschikbaar gesteld. Het zelfde geldt voor het hoofdpostkantoor. Toen dat gebouw verrees, was het groot genoeg, maar het duurde niet lang of men kon zich in de hal nauwelijks roeren. Bovendien was men niet op ruimte voor kantoren bedacht geweest Het gevolg was, dat men het postkantoor met een afzonderlijk geld-kantoor moest flankee- Door RICHARD MARSH. Vrij naar het Engelsch door C. M. G. de W. „Begrijp je iets van de dingen die ik toen voorzag? En ik voorzag nog lang niet alles. Indien ik begrepen had wat mijn „zwakke- ling" van een vriend bedoelde met zijn toe- speling op de moeilijkheden, die hij graag ontwijken wou, dan geloof ik heusch, dat ik hem zijn eigen gang had laten gaan". „Hoe is het met hem afgeloopen?" .,Wat je zei, dat je broer moeilijkheden had gehad met Percival Talbot, was volkomen waar, ofschoon ik het toen niet wist en ik was de Percival Talbot niet dien je veronder- stelde Het schijnt, dat je broer naar Messina gegaan is om naar je te informeeren. Toen ik van hem vandaan ging kreeg mijn weldoener lust om uit te gaan; misschien had hij weer kwaad in den zin. Je broer liep daar rond..." ,.Waarschijnlijk ook met iets kwaads in den zin". ,,Dat kan ik niet zeggen, misschien deed hij onderzoek naar jou. Hij ontmoette Talbot en toen ontstonden er onaangenaamheden Wat er precies gebeurd is weet ik niet, dat weet Polhuiston alleen; ik geloof dat hij niet de man is om meer te zeggen dan hij verant- woorden kan. Iemand schijnt begrepen te heb ben, dat je broer hem haast vermoord heeft, maar ik geloof. dat hij meer te lijden maar ik geloof, dat hij meer te lijden heeft gehad van de aardbeving dan van Polhure- ren en nog een groot kantoor naaat het Cen traal-Station moest bouwen. Dezelfde bekrompen conceptie spreekt uit Concertgebouw en Stadsschouwburg. Ook daar heeft men geen rekening gehouden met de toekomst. De zalen zijn op zichzelf vrij ruim, maar wee wie de zaal in de pauze ver- laten wil om zich te vertreden. Hij zal zich door de nauwe gangen voetje voor voetje moeten bewegen en moeten dringen om de foyers te bereiken. En toen een paar onderne- mende Amsterdammers het vorstelijke Mu seum-theater concipieerden kwam er een ge- weldig gekrijt los tegen zooveel lichtvaardig- heid, tegen de waaghalzerij om een schouw- burgpubliek zooveel ruimte te bieden. Sarphati was zijn tijd wel heel ver vooruif, toen hij het Paleis voor Volksvlijt ontwierp, maar het duurde dan ook niet lang of de enor- me zaal tusschen Oost- en West-ende werd in tweeen gesplitst en in een schouwburgzaal en een tentoonstellings-zaal verdeeld. De bezoe- kers mochten anders eens duizelig worden Een der schoonste Amsterdamsche gebou- wen, dat wel eens een wereldwonder wordt genoemd en dat inderdaad door een zeer grooten en ruimen geest geconcipieerd werd door den geest van Jacob van Campen is op kunstmatige wijze hokkerig gemaakt en is daarna aan zijn ocrspronkelijke bestem- ming onttrokken. Het oude Amsterdamsche Raadhuis werd koninklijk paleis. Doch zoo koninklijk als het geweest zou zijn, wanneer het raadhuis gebleven ware, zoo weinig koninklijk is het als paleis. De staat van ver- val, waarin dit bouwwerk verkeert, de nood zakelijkheid van krachtig herstel, heeft weer eens aanleiding gegeven om de bestemming van het gebouw ter spralte te brengen. Wij zullen hier nici over dit verval spreken. Vroeg of laat zal men wel ingrijpen en zal de regec- ring wel het half millioen beschikbaar stel- len, dat voor afdoende verbetering noodig is, want de Amsterdamsche Kamerleden zullen deze zaak niet laten rusten. Maar de Paleis- RaacLhuis-kwestie, wanneer zal deze opgelost worden. Het Kamerlld, dat deze kwestie op- nieuw ter sprake bracht, de heer Henri Polak, gewaagde van een ..Chinoiserie", welke alleen in ons land mogelijk is: „dat het oude stad- huis van de hoofdstad, het symbool van haar macht, de trots van haar burgerij, leeg staat, terwijl de vroedschap gehuisvest wordt in een verzameling van hokken". Hiermede is inderdaad niet te veel gezegd. Leiden betreurt haar stadhuis, dat door een ramp werd verwoest en de hoofdstad legt er zich bij neer, dat haar raadhuis van jaar to: jaar ledig staat, en ziet het langzaam maar zeker in verval geraken. Het zou inderdaad een fraai gebaar zijn als de regeering kon be- sluiten om de hoofdstad wederom de beschik- king te geven over haar historisch bezit, het eigen, aloude, monumentale raadsgebouw. Het argument van den minister, dat het oude Raadhuis als stadhuis onbruikbaar zou zijn, houdt natuurlijk geen steek. Het spreekt vanzelf, dat men aan een modern raadhuis eischen stelt, waaraan Jacob van Campen's gebouw niet beantwoorden kan. Maar dat behoeft ook niet. Doch als zetel van het stads bestuur zou het oude Raadhuis ongetwijfeld dienst kunnen doen, zoo goed als voorheen. Ons stadsbestuur zou op vorstelijke wijze kunnen recipieeren in de burgerzaal, het zou een eigen woning hebben en de administrati ve functies zouden, als nu, elders uitgeoefend kunnen worden. En dat het Raadhuis als koninklijk paleis onmisbaar is, ook dit kan men niet volhouden. Eerder kan men zeggen, dat het als voretelijk verblijf onbruikbaar is. Wanneer de regeering het initiatief nam, er zou spoedig in onze stad geestdrift zijn voor den bouw van een vorste lijke woning, ter beschikking van de Koningin tijdens haar jaarlijksch bezoek. De bevolking van de hoofdstad is waarlijk gehecht aan hst Vorstenhuis en zou niets liever willen dan de Koningin een woning aanbieden, die haar waardig is. De weldenkenden schamen zich erover, dat onze Koningin zich, als zij de hoofdstad bezoekt, behelpen moet met een be- buizing, die het karakter van een noodwoning heeft. In den tijd van Lodewijk Napoleon kon men het met dergelijke noodmaatregelen voor lief nemen. Maar nu, ruim een eeuw later? Als het oude Raadhuis niet geschikt meer Is als zetel van de vroedschap, is het zeker nie* bruikbaar als vorstelijk verblijf. Wij hebben ach en wee geklaagd toen Paschen verregend was, wij moeten de ele- menten en moeder Natuur recht laten weder- varen eere wien eere toekomt! nu wij zulk een schoon Pinksterfeest hebbep geno- ten. Genoten? Ach, vele stadgenooten zullen hun gaan en komen hebben berouwd, al was het intermezzo van de lange en moeizame ton. Ik had ieman uitgezonden om Talbot te zoeken en hij vond hem. Hij was stervende." „Tengevolge van hetgeen mijn broer hem gedaan had?'' „Neen, voor zoover ik kan nagaan dat vol- strekt niet. Hij heeft daar waarschijnlijk uren gelegen. Er was een gedeelte van een ge bouw op hem terechtgekomen en hij wist dat hij sterven ging. Dat bewustzijn schijnt een ander mensch van hem gemaakt te hebben Hij drukte het verlanj^n uit naar Engeland getransporteerd te worcien, naar Monniks- land, en ik schr-eef dat hij komen kon. Dat hij zoo opzag tegen terugkeeren naar Engeland was omdat hij vervolgd werd door de politic. Indien hij ontsnapte dan zouden anderen, veen misdadig als hij, ook gevaar loopen en hem dooden zoodra zij er kans toe zagen. Daarom gaf ik de politie kennis dat hij zou komen en droeg den inspecteur op hem bij zijn komst af te halen. Hij was eigenlijk een gevangene; de inspecteur was zijn opzichter. Ik had hem hier naar toe laten brengen. Ik wist wat John Eva en zijn vrienden van plan waren, want ik '-ad informatiebureaux waar zij geen idee van hadden. Ik wist, dat de aan- slag dien nacht zou plaats hebben. Den vori- gen nacht, toen Eva uit was om de laatste schikkingen te maken voor mijn vernietiging, had ik Talbot hier in huis laten brengen en ander toezicht gesteld van een inspecteur en den dokter; de man, dien je naast zijn bed hebt zien staan was de dokter. Ik liet hen alle drie naar de z.g. safe brengen, waar zijn vrouw al aanwezig was." „Dus je wist, dat hij getrouwd was?" „Ja, daar wist ik alles van en ook hoe slecht hij haar behandeld had. Ik geloof, dat somtijds, hoe slechter een man een vrouw be- reis, het intermezzo op de hei of in het boscb op zichzelf verrukelijk. Want reeds op gewo- ne Zondagen zijn de wegen naar buiten niet op normalen aandrang berekend. Hoe moest het dan worden op tweeden Pinksterdag, den eersten zoelen zomerdag na dezen strengcr. winter! Ik zal niet gemakkelijk den aanblik vergeten, die bijv. de hei tusschen Amers- foort en Doorn opleverde. Langs den Leus- denschen weg stonden de motor-fietsen, rij- wielen en auto's naast elkaar als op een par- keer-terrein en voor zoover men zien kon was de hei met kleurige japonnetjes bedekt. Een feestelijke aanblik zeker, maar hoe moesten deze Amsterdammers voor een zeer groot deel waren het Amsterdammers huistoe? De verkeersagent bij Birkhoven, die de einde- looze rij auto's en fietsen naar Amsterdam moest'dirigeeren, staande in de warme zon en temidden van een altijd voortwentelender. stroom, werd tegen zes uur in den namiddag onpasselijk. en dat was waarlijk niet te ver- wonderen. Het was een oorverdoovend lawaai van claxons en rinkelende bellen, en snorren- de motoren. En op den Muiderstraatweg, waar spoorweg-overgang en kanaalbrug nu en dan den stroom tot stilstand brachten om van de stoemtram maar niet te gewagen lag een file auto'$ als een lang en bevend lint, onafzienbaar van lengte. Want uit den Achterhoek en uit het Gooi en uit de Betuwc stuwde hier alles samen. Tram en spoor en bus-diensten konden de menschen-massa niet verwerken. Was het wonder, dat voor vele Pinkter-gangers de uittocht en de terugtoch! tot een ware marteling werd? Helaas, het zal nog wel een of twee jaren duren eer de weger. rondom de hoefdstad op de hoogte van den tijd zijn. En wie weet, wellicht zal dan blijken, dat zij nog niet breed en ruim genoeg gecon cipieerd werden. Want de ruimte-vrees en de geestelijke engte, waarover wij hierboven schreven, zijn niet denkbeeldig. Amsterdam, Mei '29. EMERGO. ProvinciaaB nieuws BERGEN. (Vervolg Gemeenteraad) Nog steeds het slachthws. Aan de orde was vervolgens de behande- ling van het aanvullingsrapport der raads- commissie voor de slachthuisplannen, als- mede van de memorie van antwoord van B. en W. op het rapport en nader rapport dier commissie. De voorzitter deelde mede, dat van d-e slagers eCn schrijven was ingekomen om de slachturen niet vast te stellen zooals de commissie dit wilde, doch hiervoor andere, nader in dit adres genoemde uren te be- palen. Pleidooi van den heer Den Das. De heer Den Das wilde allereerst een vraag stellen aan den burgemeester, die deze misschien wel namens het college van B. en W. wilde beantwoorden. Hecht het college nog eenigerlei beteekenis aan dit schrijven van de slagers, vroeg spr. Hoewel ons rapport volgens wethouder Bogtman een leekenrapport was, hebben B en W. er niet veel aanmerking op gemaakt Een ding dient besproken te worden en wel een zeer ingrijpende kwestie, n.l. de open- stelling van het slachthuis. Wij hadden ge- dacht eerst de vertegenwoordigers van de slagers practisch mogelijk is, het slachten in dat des zomers 4 slachtdagen en des winters 2 slachtdagen voldoende waren. Nadien moest de commissie helaas ontwaren, dat die vertegenwoordigers niet zijn opgetreden als vertegenwoordigers van de slagers In de commissie kwam de zaak weer in be- handeling en men concludeerde dat des win ters en in het voor- en najaar drie slacht dagen en in den zomer vier slachtdagen vol doende waren B. en W. meenen evenwel dat vijf dagen noodig zijn. De commissie had opdracht deze z^ak economisch op te zetten. De gebouwen- dienst is nu zoo ingericht, dat het voor de slagers practisch mogelijk is. hun slachten in 2 dagen af te doen. Er is gelegenheid om in een middag 6 koeien en 16 varkens af te maken. Wij kwamen tot de conclusie dat er in die 2 dagen's winters en 3 dagen's zomers nog al heel wat gedaan kon worden. De slagers achtten resp. 2 en 4 dagen vol doende. In de maanden Januari, Februari en Maart wordt er 2/3 deel minder geslacht dan in den zomer. Dit was voor ons de reden, dat we meenden in den winter met 2 dagen te kunnen volstaan. B en W. oordeelen echter in overeenstem- ming met de slagers 5 dagen noodig. Ons rapport is opgemaakt in overleg met het hoofd van dienst en deze achtte zelfs een nog kleiner aantal uren voldoende. De re- handelt, hoe meer zij hem liefheeft". „Verklaart dat misschien, dat ik daarom een weinig met je op hebt?" Een glimlach, die misschien veel moest be- teekenen, was zijn eenige antwoord. „De oude Talbot had meer dan een bedoe- ling met die safe; onder anderen schijnt hij het mogelijk geacht te heben het verblijf als een schuilplaats te kunen gebruiken wanneer de vervolging te gevaarlijk werd. Het vertrek kon uitstekend verlicht, verwarmd en geven- tileerd worden. Het was Talbot's eigen ver- kiezing, hij drong er op aan in de safe ge huisvest te worden, want hij dacht daar al leen beveiligd te zijn tegen zijn vrienden. De dokter zei, dat het geen «rschil maakte. Het was een kwestie van eenige uren in ieder ge- val; hij mocht dus zijn zin hebben. Ziedaar weer een gedeelte van de geschiedenis, die je nu zeker wel begrijpen zult". „Er is nog een ding, dat ik niet begrepen heb: welke rol heeft Polhurston er in ge- speeld? Je schijnt oogen en ooren voor ieder- een gehad te hebben. Je weet zeker welk soort van man mijn broeder is ook hij is een zwakkeling een kreupele hond". „Ik heb goede verwachting van je broer". „Dat is heel lief van je. Ik ben bang meer dan jij". „Ik heb maatregeeln genomen voor het be- talen van zijn schulden". „Was dat de beteekenis van het onderhoud, dat je met hem gehad hebt dien morgen toen ik met Phoebe naar Penance geweest bent? Kwam het daardoor, dat je van elkaar scheid- de als een paar goede vrienden?" „Dat zal er wel mee in verband gestaan hebben. Hij heeft karakter, die broer van je. Ik weet zeker, dat hjj goede eigenschappen geling van B. en W. lijkt mij dan ook on- logisdi Deze komt practisch hierop neer, dat er 's winters al heel vroeg iemand in de slacht- inrichting moet zijn. Ook is het onlogisch dat het slachthuis alle vijf dagen geopend zal zijn. Door de zaak een beetje te regelen, kan het hierheen worden gestuurd, dat het grootste gedeelte's Maandags en's Dinsdags wordt geslacht en er dan nog ruimte wordt overgelaten op Woensdag. Hiermede is rekening gehouden bij onze plannen betreffende de uitvoering van het bedrijf. Wij hadden ons de aanschaffing van een stoomketel gedacht, doch als het slacht huis vijf dagen geopend zal zijn en de sla gers op willekeurige tijden zullen kunnen slachten, is het gebruik van een stoomketel onuitvoerbaar. Het lijkt mij trouwens voor de slagers ook veel economischer op bepaalde uren te slachten, waarop zij zich dan ook kunnen in- stellen. Het is mij onduidelijk, waarom er de geheele week gelegenheid toe moet wcjr- den gegeven. Deze kwestie op zich zelf is niet zoo belangrijk, maar het kost ruim f 400 meer aan arbeidsloon, wat niet noodig is en ook niet in het voordeel van de slagers en het vleeschetend publiek, dat toch die ver- hooging zal moeten betalen. Tenslotte gaf spr. den raad ernstig in overweging de plannen der commissie te aanvaarden. Het oordeel van B. en IV. Wethouder Apeldoorn zeide, dat alle slagers waren gehoord en dat de z.g. afge- vaardigden lang niet den indruk hadden gege ven, dat zij door de slagers waren afgevaar- digd met wie ze ook niet geconfereerd hadden. Het aantal slachtdagen is altijd vijf geweest en. spr wist in de verste verte niet, hoe men er too was kunnen komen, nu minder dagen voor te stellen. De mogelijkheid moet be- staan,, dat de beesten er gevoerd worden, wat bij Gebrs Hoogvorst ook gebeurde Ik begrijp niet dat de commissie't de menschen moeilijk wil maken, door vaste dagen vast te stellen. De voorzitter deelde mede, dat het college van B. en W. er geen bezwaar tegen hadden met de slagers te confereeren. De heer Den Das doelde op de zinsnede in het rapport, waar staat dat twee slagers accoord gaan met het rapport van de commissie Ook wij vonden dit vreemd. De slagers hadden de technische inrichting gezien en waren hiermede tevreden. Terloops was gesproken over de slachtdagen en de heer Swaag had nog gezegd, dat hierover later nog gespro ken kon worden. Spr. geloofde dat er hier een misverstand heerschte. Wat de kwestie van de bezuiniging aan- gaat, B en W. hebben de bevoegdheid de uren vast te stellen, waarop het slachthuis geopend is. Wij hebben ons echter afge- vraagd, ging spr. verder, wat de commissie erop voor heeft, de openstelling te verslech- teren. Wij waren bang, dat dit verband hield met den hulpkeurmeester. Er is ons evenwel gezegd, dat dit verband niet bestaat. Dan moet het zijn dat de dienst wordt ingekrompen terwille van de kosten. Op het oogenblik staat het slachthuis voor ieder en altijd open, alleen voor de keuring niet Practisch gesproken moet elke slager iederen dag vleesch kunnen weghalen en hierbij dient toezicht te zijn, wat door den knecht kan worden uitgeoefend. Voor de slagers is het een groot econo misch belang, vooral des winters, dadelijk de beesten te kunnen slachten. Van half Februari tot half Mei moet het slachthuis voor het slachten van nuchtcre kalveren geopend zijn en ook voor het weg halen en het invoeren van vleesch moet het veel vaker open zijn. Wat van den hulpkeurmeester wordt ge- vraagd voor het loon, dat wij betalen aan Alkmaar, is een minimum. Als het evenwel noodig is, dan zal er een knecht bij moeten komen. Sternrnen u't den raad. De heer Z e i 1 e r had met eenige verwon- dering het afschrift van het request der sla gers ontvangen, omdat nu bleek, dat de z.g. vertegenwoordigers geen vertegenwoordi gers van de slagers waren. De heer Den Das: Dan zijn het kwa- jongens. De heer Ze i 1 er oordeelde dat het vooral hierop neerkomt, dat voor het weghalen van het vleesch meer uren beschikbaar worden gesteld. Niet alleen de tijdelijke bewoners, maar ook de dagjesmenschen maken. dat men niet vooruit weet, hoeveel vleesch er noodig is. In ieder geval was spr het eens met B en W. en hechtte hij waarde aan het schrijven der slagers. heeft Als hij maar eerst iets heeft als een vast inkomen „En zal jij daar voor zorgen?" „Hoe dan ook, ik geloof dat je vertrouwen in hem zult krijgen". „En heeft mijnheer Herbert zijn nagels in- getrokken?" „Lieve kind, vergel-eken bij dien bedrieger, dien schavuit is je broer een heilige. Claude Herbert, alias Isaac Lewinsky( was in het begin van zijn loopbaan een woekeraar; het spreekt vanzelf, dat het voornaamste wat hij deed was het in ontvangst nemen van gesto- len goederen. De oude Talbot, zooals je weet, had echter plezier in schatten verzamelen; hij deed het voor zijn genoegen. Hij schijnt een merkwaardig man geweest te zijn, die oude Talbot; hij had iets in zich van den ouder- wetschen stranddief van Cornwallis. Hij schijnt allerlei ongeoorloofde dingen gedaan te hebben. alleen voor zijn plezier, uit pure duivelachtigheid. Door zijn uitleenen van geld maakte hij kennis met Izaac Lewinsky 't Schijnt dat Lewinsky hem het eerst op het denkbeeld gebracht heeft, bij wijze van sport, op te treden als ontvanger van gestolen goe deren. Dat mooie paar schijnt begonnen te zijn als compagnons. Maar toen moet er een kink in de kabel gekomen zijn. Talbot, een echte oude waaghals, kreeg standjes met iedereen. Zijn smaak in kibbelen scheen steeds met de jaren toe te nemen. Hij twistte met Lewinsky en daagde hem uit. De heele inge- nieuse inrichting van zijn huis schijnt ten doel gehad te hebben als verdediging tegen zijn lieve vrienden, van Lewinsky's soort als tegen iedereen". ..Zooals ik al meer heb opgemerkt. het schijnt een lieve oude m^n geweest te ayjn". De heer Swaag zeide, dat men voor de vaststelling der uren, dat het slachthuis wordt geopend, in overleg nad meenen te moeten treden met het hoofd van dienst en de sla gers. Deze waren dan ook uitgenoodigd en o.m. was de vaststelling der slachtdagen be sproken en een der slagers had nog gezegd, dat de voorgestelde dagen ruim voldoende waren Als man tegenover man hebben we aange- nomen dat deze menschen volmondig zijn voor de slagers. Ze gingen voldaan weg en later hoorden we, dat ze het er niet met hun collega's over gehad hebben. De heer Z e i 1 e r bedoelde de commissie geen verwijt te maken en hij vond het bij- zonder frappant, dat Maassen de eerste on- derteekenaar was. Dr. H e m e I r ij k Dan is het totaai waar- deloos. De voorzitter: Mij is verteld, dat er maar terloops over de slachtdagen was ge sproken. Op verzoek deelde desecretaris mede, dat zoowel over de slachtdagen als de an dere dingen was gesproken en dat de slagers geen bezwaar hadden. Dr. H e m e 1 r ij k Dan hebben ze hun mond voorbijgepraat. De heer Z e i 1 e r merkte op, dat men het over alles roerend eens was, met uitzondering van een kwestie, loopende over een bedrag van f 400. Dit kan toch geen doorslag ge ven. Spr raadde de commissie aan het voor- stel van B en W. over tt nemen en voorloo- pig het slachtgeid te verhoogen. De heer Swaag was er niet voor. het aantal slachtdagen onnoodig uit te breiden. De voorzitter vroeg of het er bij het minder vaak openstellen van het slachthuis ook om te doen was den keurmeester te ont- lasten. De heer Den Das verzekerde, dat, wan neer men met een o neconomische uitvoering rekening had moeten houden, er voorgesteld was geworden het slachthuis op alle uren open te stellen Hier echter, aldus spr vieren de belangen der slagers hoogtij. De voorzitter zeide, dat, wanneer de hulpkeurmeester hier woonde en in onzen dienst was, voor die 3400, de commissie er niet tegen zou zijn dat het abattoir alle dagen open is. Nu is er een knecht noodig omdat de hulpkeurmeester in Alkmaar is. Er moet echter ook geregeld toezicht zijn. De heer B a 11 u s vond dat Maassen tegen over de commissie een heel belabberd figuur sloeg en hiermede was voor spr. de kwestie met de slagers afgedaan. De door de com missie voorgestelde slachttijden achtte spr.. voldoende. De heer Swaag zeide, dat deze in over- leg met het hoofd van dienst waren vasrge- steld. Spr. vond het aan het slachthuis op 't oogenblik een ongeregelde troep. De voorzitter: Het ligt zuiver aan de leiding van den directeur. De heer Swaag was van oordeel, dat als de zaak hier goed geregeld was, men aan de voorgestelde tijden genoeg had Hierna ontspon zich eenige discussie over een uitlating van wethouder Bogtman in verband met een vroeger voorgestelde actie van de slagers om de invoerrechten kwijt te raken. De heer Den Das zeide hierna, dat prac tisch is voldaan aan het bezwaar van den heer Z e i 1 e r, dat het slachthuis niet alle dagen open is. Is het nu te veel gevraagd, aldus spr.. als de slagers op tijd aanwezig moeten zijn? Er is nog het bezwaar dat 's Zaterdagsavonds het slachthuis niet geopend is, doch wie hier de behartiging van den dienst kent, weet, dat hier altijd meegewerkt en de noodige soepei- heid betracht wordt, in't bijzonder waar het betreft kleine dingen, waarvoor geen rege- ling te treffen is. Praktisch gesproken is het slachthuis de heele week open, doch op vastgestelde uren. Dit brengt regelmaat en orde en vockomt. dat een knecht den heelen dag aanwezig moet zijn, zonder dat er werk voor hem is De heer Z e i 1 e r vond de sop de kool niet waard en hij begreep niet, waarom de com missie zich niet bij de zaak neerlegde. Spr. stelde zich voor dat er voor den knecht altijd wat te schoonmaken valt. En ook de slagers stellen vaste uren voor, alleen andere dan Je commissie. Hiertoe komen zij toch door de practijk. Wij zijn niet overgeleverd aan den willekeur „0 ja, dat was hij. Maar ondertusschen heeft hij Lewinsky en zijn vrienden er leelijk in laten loopen, of liever in het nauw ge bracht, en zij wisten het. Er zijn bewijsgron- den genoeg tegen hem hier in huis en als ik er gebruik van wou maken kon ik Claude Herbert een levenslange gevangenisstraf be- zorgen of hem in een ander land nog een erger lot laten ondergaan. Daar hij begrijpt, dat ik weet wat ik doe, zal hij evenmin eetj vingerdurven uitsteken noch naar Polhurston noch naar mij. Je broer is voor goed van die nachtmerrie af". „En bestaat al de rijkdom, dien de lieve oude man voor zijn beminnelijken neef be- stemde en die door dien neef aan jou ver- maakt is, uit gestolen goederen?" „Voor een groot gedeelte tenminste. Er zijn hier prachtige dingen in huis en vooral in de brandkast zal je wonderen van schoon- heid zien. Prachtige juweelen! Geen ge- kroond hoofd kan mooier kostbaarheden be zitten. Ik denk, dat verscheidene van die din gen aan gekroonde hoofden hebben toebe- hoord. Wij zullen alle pogingen doen om de bron vanwaar zij komen op te sporen; in sommige gevallen zal dat niet gemakkelijk zijn. Maar wanneer de eigenaars of hun erf- genamen gevonden worden, dan zullen deze kieinighedenhun teruggegeven worden en als ij dat verlangen een sop geld bovendien tot vergoeding voor den tijd dat zii ze moes ten wissen. Ik beloof je, dat ik een AugiasstaT zal zuiveren en Monniksland weer een fat- soenlijken naam bezorgen. Maar als dat ge daan is en alles zooveel mogelijk terugge- geven zal zijn, dan blijft er nog genoeg over; je hebt geen idee hoeveel!" (Wordt vervpJsjty. 771 VII rAl ECHTE FRIESCHE Jnp/aaTs vangewo/te /aSakfi

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1929 | | pagina 9