Alkiiirsclit Dinrait. De brooniuweelen. IK DENK ER STERK OVER, TE OAAN ADVERTEEREN! ADVERTEERT IN DE ALKMAARSCHE COURANT. FEU1LLET0N. Niet langer over denken, Mijnheer, DOEN! Ook niettegen de kosten opzien, adverteeren is absoluut niet duur, integen- deel, het is zelfs zeer winstgevend. Begint U nu eens met een paar plaatsingen, U zult zien, uw zaak gaat er door vooruit. Ko. 165 1929 Handerd een en dertigste Jaargang. Dinsda^ 16 Juli. Radio-hoekje Woensdag 17 Juli. x Huizen, 1875 M. 10.10.15 Morgenwij- ding. 12.15—2.Concert door het A. V. R. O.-Kwintet. 2.—2.30 Gramofoonmuziek. 2 30—3.30 Kurhaus te Scheveningen. Kin der-Matinee. 3.30—4.30 Concert door het A. V. R. O.-Kwintet. 5.-5.45 Concert door het Omroeporkest. Jacques van Kinsbergen, viool. 5.456.15 Lezing door Dr. H. L. J. ;M. Willems over: De gevaren van het baden aan onze kust. 6 15 Voortzetting concert. 7.15—7.45 A. V. R. O.-Boekenhalfuurtje Dr. P. H. Ritter Jr. bespreekt „Nederland, spiegel eener beschaving" van dr. Rudolf IVlengelberg. 8 01—8.15 Gramofoonmuziek. 8.15 Kurhaus te Scheveningen. Solisten-con- cert. Het Residentie-orkest. Na afloop pers- berichten. Daarna gramofoonmuziek. 12. ^Sluiting. Hilversum, 1070 M. (Voor 6 uur 298 AT-) (Uitsluitend N. C. R. V.) 11.11.30 Korte Ziekendienst. 12.30—2.— Solistenconcert. 2.2-30 Gramofoonplatenconcert. 2.30 '4.30 Solistenconcert. 4.305.Gramofoon platenconcert. 5.6.Kinderuurtje. 6. 1630 Lezing over: Het Dierenrijk. 6.307.— Gramofoonplatenconcert. 7.7.30 Causerie over: De nieuwsvoorziening en pers. 7.30 8.Praatje tot de luisteraars door den N. C. R. V.-voorzitter. 8.—0.— Solistenconcert. Q.10.Bespeling van het carillon van het Kon. Paleis te Amsterdam. Daarna persbe- richten. Daventry, 1554 M. 10.35 Kerkdienst. 11.05 •Lezing. 11.20 Gramofoonmuziek. 12.20 Bal- ladenconcert, sopraan en tenor. 12.50 Gra mofoonmuziek. 1.20—2.20 Orkestconcert 3 50 Lezing. 4.05 Dansmuziek. 5.05 Concert- orgel bespeling. 5.35 Kinderuurtje. 6.35 Nieuwsberichten. 6.50 Tuinpraatje. 7.Mu- xiek. 7.05 Clavecimbale muziek. 7.20 Lezing. 7.45 Lezing. 8.05 Dansmuziek. 8.35 „Elec- tra", tragedie van Euripides. 10.20 Nieuws- Iberichten. 10.40 „Fifty-fifty", revue. Koor en solisten, 11.20—12.20 Dansmuziek. Parijs „Radio-Paris", 1725 M. 12.50—2.10 Gramofoonmuziek. 4.055.05 Orkestcon cert. 6.55 Gramofoonmuziek. 8.5511.10 Concert. 3e »ymphonie, Schumann. Orkest en solisten. Langeriberg, 473 M. 7.20 Gramofoonmu ziek. 7.50 Orkestconcert. 10.35 en 12.30 Gra mofoonmuziek. 1.25—2.50 Orkestconcert 5.55 Orkestconcert. 8.20 Concert. 8.50 Vroo lijk concert. Eulenspiegeleien. Daarna tot 12.20 Dansmuziek. Zeesen, 1635 M. 6.10—11.05 Berichten en lezingen. 12.201.15 Gramofoonmuziek. 1.155.20 3erichten en lezingen. 5 20 6 20 Concert. 6.20—8.50 Berichten en lezin gen. 8.50 Vroolijk programma. Uitzending vanuit Langenbeig. Daarne persberichten en dansmuziek. Hamburg, 372 M. 4.35 Beethoven-concert 5.20 Orkestconcert. 6.20 Dansmuziek. 8.20 Wetzler-avond. Concert. 9.20 Kamermuziek. 1020 Over d enOceaan. Groeteniv. d. Duit- schen Radio-Omroep aan het s.s. „Bremen" Brussel, 512 M. 5.20—6.20 Trioconcert 6.50 Gramofoonmuziek. 8.35 Orkestconcert. 0 2010.35 Kurhausconcert van Ostende. Orkest onder leiding van T. Sutter. IJit onze Staatsmachine. REGELING VAN HET TOEGEPAST- NATUURWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK. Een van de laaste wetsontwerpen, welke door het thans demissionaire kabinet bij de Tweede Kamer zijn ingediend, is dat tot re- geling van het toegepast-natuurwetenschap- pelijk onderzoek, welk ontwerp ten doel heeft te bevorderen, dat dit onderzoek op de doel- matigste wijze dienstbaar gemaakt wordt aan bet algemeen belang. Aan de hand van de Memorie van Toelich- ting geven we hier een uiteenzetting van een en ander deze wet betreffende. Men zou dit wetsontwerp kunnen noemen een erfenis van den oorlogstijd. Immers in het najaar van 1917 wendde de Koninklijke Academie van Wetenschappen zich tot de re- geering met het voorstel om in de moeilijke omstandigheden, waarin men toen verkeerde, te komen tot een betere organisatie van eigen wetenschappelijke en practische krachten, op- dat daaraan de taak kon worden toever (The crinkled Crown.) Beautoriseerde vertaling uit het Engelsch ^van William le Queux, door Mej. E. H. „Ik ben nooit van mijn leven meer verrast geweest, dan toen ik uit Rusland terug kwam en ontdekte, dat u Engeland verlaten had, sonder een enkelen afscheidsgroet. Ik ben bij Lenoir naar u gaan vragen, maar hij wilde mij geen inlichtingen geven. Zijn optreden tvas zelfs wat onbeschaamd." Hij wachtte op haar antwoord .Het duurde fans, eer dat kwam. Zij hield het gelaat af- gewend en haar stem klonk onvast: „Verwachtte u dan, dat u van mij hooren roudt?" „Natuurlijk. Het was toch de afspraak hi ieder geval had ik den indruk gekregen oat u mij van iedere verandering in uw plan- pen op de hoogte zoudt brengen." Anaermaal was er een lange pauze tus- echen zijn vraag en haar antwoord. Toen kwam het heel zacht: „Ja, ik deed een belofte; maar u is die Jegens mij ook niet nagekomen." Ze keek hem nu strak aan en kon niet twij- lelen aan de oprechtheid van zijn verbazing «j die woorden ,.Mijn belofte niet nagekomen?" herhaalde jij norsch. „Ik begrijp er niets van. Welk- #elofte zou ik dan niet zijn nagekomen?" Haar flinkheid begon haar nu te begeven trouwd urgente problemen op het gebied van de volkswelvaart en weerbaarheid tot oplosing te brengen. Uit aanleiding van dit voorstel werd toen onder voorzitterschap van wijlen proffessor Lorentz ingesteld de „Wetenschappelijke Commissie van Advies en Onderzoek in het Belang van Volkswel vaart en Weerbaarheid". Daarin werden be- noemd geleerden op het gebied der zuivere en der toegepaste wetenschap en vertegen- woordigers van industrie en landbouw. De corlog eindigde weldra. Inmiddels had deze commissie verschillende onderwerpen in stu- die genomen betreffende de voedsel en de brandstoffenvoorziening en wat dies meer zijn. Het bestaan en de werkzaamheden droe- gen natuurlijk het stempel van den oorlogs tijd, zoodat het einde van den oorlog, dat opheffing dier modlijkheden beduidde, de vraag deed rijzen: moet deze commissie wor den opgeheven of in een gewijzigden vorm blijven betaan? Men moet bedenken, dat voorlichting o.a. van de zijde der natuurwe- tenschap in onzen tijd onmisbaar is met be- trekking tot de zoo veelvuldig mogelijke toe- pasing van hare uitkomsten. Bovendien was het aantrekkelijke dezer commissie, dat zij tel- kens, zonder tijdverlies en zonder administra- tieven omhaal, de meest geschikte personen aan zich had kunnen verbinden, waarbij deze ervaring opgedaan was, dat alien, die uitge- noodigd waren daaraan mede te werken, dit met groote toewijding en belangeloos deden. Deze commissie naar eisch der veranderde tijdsomstandigheden, dus was het resultaat der overwegingen, zou zeer veel in het be lang van land en volk kunen doen. Prof. Ir. de Vooys bepleitte ook het voortbestaan op grond der overweging, dat in ons land veel geld en veel van het allerbeste intellect wordt verkwist of ongebruikt gelaten, terwijl een tijd als de onze tot inspaning van alle krach ten en tot zuinigheid dringt. Om iets tot stand te brengen, dat eenheid en grooter ef fect zal verkrijgen door de logische en ratio- neele samenwerking van alle nationale krach ten, zoo uit de zuivere en de technische we tenschap als uit de techniek, moet uit de los- se organen, die voor allerlei of afzonderlijke doeleinden bestemd zijn. een grooter geheel samengebouwd worden. Het resultaat van al lerlei besprekingen en commissoriaal onder zoek was de indiening van dit wetsontwerp Voorgesteld wordt dan allereerst om in te stellen een „Centrale Instelling voor Toege past-Natuurwetenschappelijk Onderzoek", die tot taak heeft te bevorderen, dat dit onder zoek op de doelmatigste wijze dienstbaar ge maakt wordt aan het algemeen belang. Deze instelling dient desgevraagd of uit eigen be- weging de ministers van advies op het gebied van het natuurwetenschappelijk onderzoek, benevens de algemeene samenwerking op dit gebied en verricht voorts werkzaamheden, die haar van regeeringswege worden opgedra- gen. Verder is zij bevoegd op dit gebied vraagstukken te bestudeeren of te doen bestu- deeren, bijzondere personen of lichamen voot te lichten en in het algemeen het bedoelde on derzoek en de toepassing der resultaten te be vorderen en te steunen. Aan deze instelling wordt vanwege het Rijk naar behoefte subsi die verleend. De gewone leden worden door de Kroon benoemd, voor de helft uit perso nen, die geacht worden deskundig te zijn oo natuur-wetenschappelijk gebied en voor de helft uit de deskundigen inzake de econo- mische verhoudingen in het algemeen of de economische belangen, die door de natuur- wetenschappen worden gediend. De leden der eerste helft worden benoemd na een aanbe veling der Kon. Academie van Wetenschap; pen; voor de aanbeveling der leden van de tweede helft worden nader aan te wijzen per sonen, colleges of lichamen uitgenoodigd. Bovendien zijn lid de voorzitters der bijzondere instellingen, waarover straks meer, terwijl met een bijzondere opdracht door de Kroon ook tijdelijk leden kunnen worden be noemd. Behalve deze Centrale Instelling voorziet de wet nog in de vorming van Bijzondere In stellingen voor Toegepast-Natuurwetenschap- pelijk Onderzoek. Op voordracht toch der Centrale Instelling of na haar gehoord te hebben, kunnen, al dan niet in samenwerking met anderen, de ministers bijzondere instel lingen in het leven roepen, waarvan het doel parallel loopt met dat der Centrale. De werk zaamheden dezer bijzondere instellingen staan echter onder toezicht der Centrale In stelling. De reden dezer splitsing is, dat de verschillende groepen der bevolking en hare belangen zoozefer uiteenloopen, dat moeilijk verwacht kan worden, dat ieder der groepen voor zich in die eene instelling op den duur zal zien het lichaam, dat werkt voor haar be langen. Noodig blijft echter en daarin is voorzien eenheid van leiding. Om het ge- wenschte resultaat te bereiken zullen verschil lende Rijksdiensten en instellingen, laborato- „Het is pijnlijk voor mij, om in zulke ver- nederende verklaringen te moeten treden", zei ze, met trillende stem. Eer u ging, heb ik een brief van u gehad, met de belofte, dat een nieuw schrijven zou volgen. Ik wachtte al, maar die tweede brief is nooit gekomen. Nu er was maar een verklaring, die ik aan uw stilzwijgen kon geven Hij begon licht te zien, althans gedeeltelijk licht. Het geheim was opgelost; die tweede brief had haar nooit bereikt! Hij verklaarde, dat hij had geschreven naar haar oude woning in Soho, omdat hij vermoedde, dat zij maatregelen zou hebben genomen, dat haar correspondentie haar na- gestuurd werd. Ineens drong de waarheid tot haar door Zij begreep nu, hoe Lenoir haar misleid had, of uit jalouzie, of uit misplaatste zorg voor haar belangen. Haar houding jegens Easterbee verander de nu ook onmiddellijk. Zij was niet langer de half-spijtige, half-jrotsche Pauline, gereed tot een aanval, en deels verlangend, deels be- schaamd, om het wapen der vergelding te gebruiken. Zij was nu weer het lieve, ver- trouwende meisje, wie hij raad en troost had geboden, in dat uur uit haar leven, toen zij ineens alleen stond tegenover de wereld. Terwijl de jonge man luisterde naar haar verslag: hoe zij aan Lenoir had opgedragen, om naar haar brieven te kijken en hoe die klaarblij kelij k het in hem gestelde vertrouwen had misbruikt, krulde zijn lip zich verachte- lijk. „Wat een schurk toch-" zei hij. „Och, zoo- als ie het eigenlijk .ook niet anders verwach- ria of gedeelten daarvan in beheer moeten overgaan aan die bijzondere instellingen, waarvan natuurlijk uitgesloten zijn die instel lingen, welke de regeering zelf noodig heeft voor de vervulling van de Staatstaak, de la- boratoria der universiteiten enz. Intusschen moet gestreefd worden naar het bereiken van zooveel mogelijk samenwerking van alle in stellingen op dit gebied. In het voorafgaande meenen we voldoende den grooten inhoud van het onderhavige wetsontwerp te hebben uiteengezet. Stadsnieuws EEN DROEVE PLECHTIGHEID. Teraardebestelling wijlen A. R. Mulder. Zeer groote belangstel- ling en buitengewone waardeering. Onder ongekend groote belangstelling is gistermiddag op de algemeene begraaf- plaats het stoffelijk overschot van wijlen den heer A. R. Mulder, hoofd der school voor u. 1. o. alhier, aan den schoot der aarde toevertrouwd. Op de begraafplaats merkten wij o. m. op den burgemeester onzer stad, de inspecteurs van het 1. o. de heeren Rahder en Dun, de meeste hoofden van openbare scho- len hier ter stede, de predikanten Deetman, Baar en Verwaal, verschillende leden van kerkbestuur en kerkeraad der herv. gemeente, bestuursleden van de vereen. van vrijz. her- vormden, een vertegenwoordiging van de u. 1. o.-vereeniging en van de vereen. van oud-Groningers „De Molleboonen", de com missie voor de schoolbioscoop, den commis- saris van politie, het personeel der u. 1. o.- school, directeur en leeraren van de Rijks- kweekschool en de leerlingen van deze beide scholen, alsmede ouders van leerlingen en vele oud-scholieren van den overledene en tal van zijne vrienden, waaronder verschil lende leden van de Loge De Noordstar. De baar was gedekt met vele bloemstuk- ken, terwijl nog tal van kransen op een aparte baar werden meegedragen. In totaa! was zeker een dertigtal bloemstukken gezon- den ter vertolking van de hoogachting en vriendschap, die men den heer Mulder toe- droeg. Ds. Deetman was de eerste die aan de geopende groeve het woord voerde. Hij sprak van den schok, die door de gemeente was gegaan op het vernemen van de mare: Mulder is overleden Juist daarom was de schok zoo groot, omdat hij midden uit zijn werk was weggerukt. Spreker schetste den heer Mulder als een onderwijzer, die van vroeg tot laat werkzaam was, in het belang der kinderen en zich een vriend voelde van de jeugd, een onderwijzer die ook sprak met de ouders over de toekomst der leerlingen, kortom een goed paedagoog en goed raads- man voor de ouders. Ook in het kerkelijk leven zal hij gemist worden, zei spr., omdat hij was een man met een vromen en diepen geest. Hij was ouder- ling met hart en ziel en wij waren altijd zeer gesteld op wat hij over een of ander zou zeggen. Hem, een man met verruimden blik, deed het leed, als er strubbelingen waren in de gemeente en hij was gaarne de eerste om de hand ter verbroedering te reiken. Maar ook streed hij met woord en daad voor de rechten der vrijz. herv. in de kerk. Zeer gaar ne en uit voile overtuiging zong hij mede hun lied van „den broederkring, die wordt ge- trokken over zeeen en gebergten heen". Zich tot de familie wendend, zei spr. over- tuigd te zijn dat zij den man en vader boven- al zal missen, maar bedenk dan, dat gij in de bijna 25 jaren van waarlijk echtelijk ge- luk zooveel hebt bezeten wat duizenden u zullen benijden. Spr. hoopte en vertrouwde dat lieve en vriendelijke herinneringen steeds weer bij de bedroefde familieleden naar vo- ren zullen komen. Hij heeft gebouwd aan zijn leven geheel in den geest des Heeren, hij deed waartoe God hem geroepen had, hij was een krachtig mede-arbeider. Burgemeester Wendelaar, sprekend mede namens het Gemeentebestuur, herdacht den heer Mulder als onderwijzer en hoofd- ambtenaar der gemeente met groote intelli- gentie en een warm hart voor zijn taak, waar- voor spr. groote waardeering had. In tal van conferenties had spr. hem leeren kennen als een man met klaar en helder inzicht, maar ook altijd vroolijk en opgewekt. Alkmaar heeft dankbare herinneringen aan hem. Spr. betuigde zijn hartelijke deelneming met de familie bij het heengaan van een man en vader, die zoo velen tot voorbeeld kon zijn. Ds. Baar bracht namens den kerkeraad een laatsten groet aan den man dien hij had leeren kennen als iemand met warme en vro- me levensopvatting en groote plichtsbe- trachting, als een man met een zelfstandig oordeel en samenbindenden geest. De heer Mulder toch, zocht steeds naar wat de rich- ten kunt van een lid van die eerbiedwaardige Broederschap! Hij was jaloersch en zijn be- doeling daarmee was, dat hij de eenige vriend zou zijn, die u overbleef." Innerlijk kwam haar gemoed totaal in op- stand tegen dien valschen vriend; maar voor het oogenblik gaf zij nog geen blijk van haar verontwaardiging. Wat hielp dat nog! Het kwaad was geschied en viel niet te herstellen Later zou er nog wel een dag aanbreken, dat zii met Lenoir zou afrekenen. "Toen zij weer sprak, na een korte pauze, waarin zij haar gedachten geregeld had, klonk haar stem ernstig en vast: „Toen ik u vanavond zag, deed mij dit eerst niet aangenaam aan, want ik werd liever niet herinnerd aan de dagen, die ik mijn best deed om te vergeten. Maar nu ge- loof ik, dat ik blij ben, dat dit opgehelderd werd. Het verheugd mij, dat ik u in mijn ge- heime gedachten verkeerd beoordeeld heb en dat mijn eerste indrukken van u juist wa ren." Zij stak hem de hand toe, met een glim- lach, die dreigde in tranen over te gaan; mar toch wist ze die nog terug te dringen, of- schoon ze de pijn in het hart niet bezweren kon. „Vaarwel, kapitein Easterbee! Dank u u nog wel voor al de vriendelijkheid, mij be- toond in het verleden, toen ik zoozeer behoefte had aan vriendschap. Ik hoop, dat uw toe- komstig leven zeer gelukkig zal zijn. Een ding hoop ik, dat u mij vergeven zult, als ik dat nu zeggen ga: het is maar het beste, dat wij elkaar niet meer ontmoeten." Dit zecaende. verliet zii hem en ging terug tingen kon samenbinden. Enkele weken gele- I den nog had spr. mogen luisteren naar zijn bezadigd woord over het gebed. Niemann had toen durven denken aan de waarheid van het bijbelwoord: „Er is slechts een schrede tusschen mij en den dood". Thans was het spr., alsof hij uit de groeve een stem hoorde die zeide: „Heden ik, morgen gij". Wij moeten denken aan het woord van den psalmist: „Gelijk het gras is ons kortstondig leven". Het zou echter troosteloos zijn, als wij niets anders van het menschenleven wis- ten, als wij moesten zeggen dat de dood het einde is. Maar goddank, wij kunnen getui- gen van een leven dat sterker is dan de dood, het leven dat ons is geopenbaard door Jezus Christus, het leven der onstevfelijkheid. Spr. haalde aan het gedichr van Vondel, waarin gezegd wordt: „Men klaagt wanneer de kiele strandt", en wenschit dan den over ledene een vaarwel en behouden thuiskomsi. Wij zouden op dit graf kunnen beitelen de uitspraak van Horatius: „Rein van levens- wandel, van alle smeit-n vrij". Moge hem toeklinken het woord: „Gij goede en trouwe dienstknecht, ga in de vreugde uws Heeren". De heer Rahder meende niets meer te moeten toevoegen aan hetgeen gezegd was en aan wat hij de familie reeds schriftelijk had medegedeeld. Hem restten nog slechts woorden van innigen dank voor wat de over ledene voor zeer velen was geweest Spr. was ervan overtuigd dat de heer Mulder nog zeer veel van de school had kunnen maken en wenschte diens kinderen toe, dat zij hun va der tot voorbeeld zullen nemen op hun verder levenspad. Namens de leerlingen en net personeel der school getuigde de heer J. N. K r o o n e, dat alien diep waren getroffen door het heen gaan van het hoofd der school. De tranen der leerlingen waren het beste bewijs van hun achting. Als goed paedagoog had de heer Mulder steeds getracht naar het beste voor zijne leerlingen. Het personeel was hem dankbaar voor de wijze waarop hij met hen had sa- mengewerkt, een samenwerking die berustte op wederkeerige waardeering en daarom zoo prettig was. Spr. noemde het de tragiek van het leven, die oorzaak was dat hij, die door den heer Mulder j.l. Zaterdag met nog een lid van het personeel wegens veranderden werkkring zou worden toegesproken, thans het woord moest voeren aan diens graf. Op- recht kon spr. getuigen, dat de overledene een humaan chef was geweest. Hierop herinnerde spr. aan de zorgvolle dagen voor de school, toen zij sukkelde door herhaalde mutaties onder het personeel. Ge lukkig hadden de laatste paar jaren groote voldoening gegeven met gunstige resultaten van het onderwijs. Met diepen weemoed dacht spr. er aan terug hoe verheugd de heer Mulder was geweest dat eindelijk de toestand van het onderwijs stabiel was geworden en niet meer behoefde te worden gevochten voor het bestaan der school. Helaas hebt gij dezen nieuwen toestand niet meer mogen beleven, maar wat gij hebt gedaan voor de school blijft in dankbare herinnering Rust zacht. Uit naam van de hoofden van scholen in de gemeente sprak de heer A. Wijn een woord van waardeering voor de stoere toewijding en plichtsbetrachting, die de heer Mulder steeds had betoond. Al te snel is deze krachtige werker ontvallen aan gezin en maatschappij, maar het is een heerlijke herinnering hem tot leider voor het leven te hebben gehad en wij, hoofden van scholen, wenschen zijn kinderen dat het voorbeeld van hun vader een heldere naar het podium, daar de pauze bijna voorbij was. En Easterbee moest het wel met haar eens zijn. Er was een gevaarlijke bekoring over Pauline, in haar teedere stemmingen, waaraan een verstandig man zich liever niet incest bloot stellen, hoe sterk hij zich dan ook achten mocht. Hij voegde zich weer bij Pennington, die wachtte, tot het onderhoud was afgeloopen. Met een paar woorden verklaarde hij het ge heim van Pauline's sdhijnbaar onverklaar- baar gedrag en heel verstandigzei zijn vriend hier niets op. Ze bleven er nog even, toen Easterbee's aandacht ineens getrokken werd door een lan gen, slanken man, dicht bij het podium, die sprak met een paar van de vaste bezoekers. Hi] keek hem eens vorschend aan en, terwijl hij zich toen tot Pennington wendde, vroeg hij op zachten toon: ,,Kijk eens naar dien man, die daar recht tegenover ons staat; maar laat het niet mer- ken, want hij moet niet zien, dat wij op hem letten. En vertel dan eens even, of hij niet lijkt op iemand, dien je gekend hebt." Pennington deed, gelijk hem gevraagd werd. Hij nam den vreemdeling op, tot in de kleinste bijzonderheden, maar, na langdurige waarneming, fluisterde hij terug, dat hij den man niet kende, als iemand, dien hij ooit t<; voren had gezien. Wat Easterbee toen zei, deed hem ontstel- len. „0, dat is waar ook; je kunt een vermom ming niet zoo gauw ontdekken als ik en ik geef toe, dat de schurk het meesterlijk ge daan heeft' maar ik zou er miin leven onder fakkel zal zijn op hun verder levenspad. Het moge voor de weduwe een troost zijn dat hij gestorven is als een ridder in het voile har- nas. Het „Requiescat in pace" kan ten voile op zijn graf worden gebeiteld. Spr. besloot met een hartelijk: Collega, rust in vrede daar waar wij u eenmaal alien zullen volgen. De heer Louwaars sprak namens de Evang. Unie en herinnerde er aan, dat het thans voor de tweede maal in vijf jaren tijds was, dat hij een laatsten groet had te bren gen aan een overleden oud-voorzitter. Ook nu is een man heengegaan wien de beweging der E. U. na aan het hart lag en die door zijn leven hare beginselen uitdroeg. Zijn voor beeld was velen een groote steun. Spr. bracht hem oprecht dank voor wat hij voor de ver- eeniging en voor hem als vriend was ge weest. Tot de familie zei spr.: Houdt uw besten man en vader in herinnering, wij zul len hem ook niet vergeten. Namens de loge „De Noordstar" bracht de heer Van der Velde een groet aan hem, die was heengegaan naar de gewesten van onvergankelijk licht, aan den man, dien zij had leeren kennen als iemarid van groote gaven, maar aan wiens hand te vroeg zijn ontvallen de werktuigen om mee te bouwen aan den tempel van humaniteit. In hem gloeide een vonk van het eeuwige vuur. Spr deponeerde een witte roos als zinnebeeld van reinheid in handel en wandel en als symbool van ontplooiing in schoonheid en besloot met te zeggen: Wij gaan voort in naam van den Opperbouwheer des Heelals aan de stichting van den tempel der menschheid. De heer K. Suzenaar, het woord voe- rende voor de vereeniging „De Molleboonen". sprak van het saamhoorigheidsgevoel, dat den heer Mulder tot deze vereeniging had gevoerd. Rust zacht, zei spr. Als lid der Oudercommissie getuigde de heer Van Schaik van de groote waardee ring die niet alleen de leerlingen, maar ook de ouders voor den heer Mulder koesteren, in wien met recht een vriend der kinderen mocht worden gezien. De heer D e B o e r uit Den Haag, directeur der kweekschool van het Haagsche Genoot- schap, waaraan de overledene leeraar was geweest, wist dat deze er in slaagde een eigen sfeer onder de leerlingen te scheppen. Als oud-vriend had spr. veel lief en leed met hem gedeeld en de bloemen, die spr. on- langs bij een huiselijk feest van hem mocht ontvangen, waren nog niet verwelkt. Beste vriend, zei spr., de waarde van een leven zit niet in de lengte, maar in den inhoud, leef uw hooger leven in vrede. De heer G. Tjalsma, directeur der Rijks- kweekschool, sprak uit naam van de leer lingen en de leeraren woorden van dank voor alles wat de heer Mulder voor hen alien was geweest gedurende de jaren van zijn leeraar- schap aan die school. Wel groot noemde spr. de tegenstelling: verleden week nog samen in de examenzaal en nu aan de laatste rust- plaats, een tegenstelling die de broosheid van het leven bewijst. Uw voorbeeld zij ons een lichtpunt, dat wii zullen trachten te volgen. Laatste spreker was de heer Paarde- koper uit Leeuwarden, zwager van den ontslapene. die dezen dank bracht voor alles wat hij voor zijn gezin en familie was geweest. Wij vergeten u nooit, getuigde spr. De heer T. R. Mulder, zoon van den overledene, bracht ook namens zijn moeder en zuster dank voor de eer, zijn vader bewezen. durven verwedden. dat hij geen ander is dan Forbes, die je heeft aangevallen." HOOFDSTUK XV. Pennington keek nog eens en nu nauwkeu- riger dan den vorigen keer. „Ik geloof toch, dat je je vergist, Harold. Ja, hij is lang en slank, maar zoo zijn er honderden. Het gezicht is zeker niet dat van Forbes; hij heeft een groot litteeken op de linkerwang. een dat daar zeker al lang ge- zeten heeft." Easterbee glimlachte. „Hij is listig als geen tweede! Ik verwed er waf onder, dat hij zoo gauw mogelijk naar een sehoonheidsspecialiteit is gedaan; ik denk haast, dat de Broederschap er altijd een bij de hand heeft, voor haar leden, die 'er een noodig mochten hebben; en dat hij zich daar heeft laten behandelen. Dat litteeken heeft hij nog volstrekt niet zoo lang, vriendlief. Het is een onderdeel van de heele omwerking een geniale streek van den operateur. Het zal zeker eer. uiterst pijnlijke behandeling zijn geweest." Pennington keek nog altijd weifclend. Hij geloofde niet, dat iemand ooit zoozeer van uiterlij'k veranderen kon. Easterbee stelde voor, dat ze eens zouden omioopen en dicht genoeg bij hem zouden zien te Vomen. dat ze hem konden hooren spreken. „Je hebt hem al eens meer ontmoet", zei hij. „Heb je zijn stem gehoord?" Ja; Pennington had eens een paar woorden met hem gewisseld Hij wist zeker. dat hij d< stem zou herkennen; het was er een, die jt licht bijbleef TP". (Wordt

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1929 | | pagina 5