Alkiiirsclit Dinrait.
De brooniuweelen.
IK DENK ER STERK OVER, TE OAAN
ADVERTEEREN!
ADVERTEERT
IN DE ALKMAARSCHE COURANT.
FEU1LLET0N.
Niet langer over denken, Mijnheer, DOEN! Ook niettegen
de kosten opzien, adverteeren is absoluut niet duur, integen-
deel, het is zelfs zeer winstgevend. Begint U nu eens met
een paar plaatsingen, U zult zien, uw zaak gaat er door vooruit.
Ko. 165 1929
Handerd een en dertigste Jaargang.
Dinsda^ 16 Juli.
Radio-hoekje
Woensdag 17 Juli. x
Huizen, 1875 M. 10.10.15 Morgenwij-
ding. 12.15—2.Concert door het A. V.
R. O.-Kwintet. 2.—2.30 Gramofoonmuziek.
2 30—3.30 Kurhaus te Scheveningen. Kin
der-Matinee. 3.30—4.30 Concert door het A.
V. R. O.-Kwintet. 5.-5.45 Concert door het
Omroeporkest. Jacques van Kinsbergen,
viool. 5.456.15 Lezing door Dr. H. L. J.
;M. Willems over: De gevaren van het baden
aan onze kust. 6 15 Voortzetting concert.
7.15—7.45 A. V. R. O.-Boekenhalfuurtje
Dr. P. H. Ritter Jr. bespreekt „Nederland,
spiegel eener beschaving" van dr. Rudolf
IVlengelberg. 8 01—8.15 Gramofoonmuziek.
8.15 Kurhaus te Scheveningen. Solisten-con-
cert. Het Residentie-orkest. Na afloop pers-
berichten. Daarna gramofoonmuziek. 12.
^Sluiting.
Hilversum, 1070 M. (Voor 6 uur 298 AT-)
(Uitsluitend N. C. R. V.) 11.11.30 Korte
Ziekendienst. 12.30—2.— Solistenconcert.
2.2-30 Gramofoonplatenconcert. 2.30
'4.30 Solistenconcert. 4.305.Gramofoon
platenconcert. 5.6.Kinderuurtje. 6.
1630 Lezing over: Het Dierenrijk. 6.307.—
Gramofoonplatenconcert. 7.7.30 Causerie
over: De nieuwsvoorziening en pers. 7.30
8.Praatje tot de luisteraars door den N. C.
R. V.-voorzitter. 8.—0.— Solistenconcert.
Q.10.Bespeling van het carillon van het
Kon. Paleis te Amsterdam. Daarna persbe-
richten.
Daventry, 1554 M. 10.35 Kerkdienst. 11.05
•Lezing. 11.20 Gramofoonmuziek. 12.20 Bal-
ladenconcert, sopraan en tenor. 12.50 Gra
mofoonmuziek. 1.20—2.20 Orkestconcert
3 50 Lezing. 4.05 Dansmuziek. 5.05 Concert-
orgel bespeling. 5.35 Kinderuurtje. 6.35
Nieuwsberichten. 6.50 Tuinpraatje. 7.Mu-
xiek. 7.05 Clavecimbale muziek. 7.20 Lezing.
7.45 Lezing. 8.05 Dansmuziek. 8.35 „Elec-
tra", tragedie van Euripides. 10.20 Nieuws-
Iberichten. 10.40 „Fifty-fifty", revue. Koor en
solisten, 11.20—12.20 Dansmuziek.
Parijs „Radio-Paris", 1725 M. 12.50—2.10
Gramofoonmuziek. 4.055.05 Orkestcon
cert. 6.55 Gramofoonmuziek. 8.5511.10
Concert. 3e »ymphonie, Schumann. Orkest en
solisten.
Langeriberg, 473 M. 7.20 Gramofoonmu
ziek. 7.50 Orkestconcert. 10.35 en 12.30 Gra
mofoonmuziek. 1.25—2.50 Orkestconcert
5.55 Orkestconcert. 8.20 Concert. 8.50 Vroo
lijk concert. Eulenspiegeleien. Daarna tot
12.20 Dansmuziek.
Zeesen, 1635 M. 6.10—11.05 Berichten en
lezingen. 12.201.15 Gramofoonmuziek.
1.155.20 3erichten en lezingen. 5 20
6 20 Concert. 6.20—8.50 Berichten en lezin
gen. 8.50 Vroolijk programma. Uitzending
vanuit Langenbeig. Daarne persberichten en
dansmuziek.
Hamburg, 372 M. 4.35 Beethoven-concert
5.20 Orkestconcert. 6.20 Dansmuziek. 8.20
Wetzler-avond. Concert. 9.20 Kamermuziek.
1020 Over d enOceaan. Groeteniv. d. Duit-
schen Radio-Omroep aan het s.s. „Bremen"
Brussel, 512 M. 5.20—6.20 Trioconcert
6.50 Gramofoonmuziek. 8.35 Orkestconcert.
0 2010.35 Kurhausconcert van Ostende.
Orkest onder leiding van T. Sutter.
IJit onze Staatsmachine.
REGELING VAN HET TOEGEPAST-
NATUURWETENSCHAPPELIJK
ONDERZOEK.
Een van de laaste wetsontwerpen, welke
door het thans demissionaire kabinet bij de
Tweede Kamer zijn ingediend, is dat tot re-
geling van het toegepast-natuurwetenschap-
pelijk onderzoek, welk ontwerp ten doel heeft
te bevorderen, dat dit onderzoek op de doel-
matigste wijze dienstbaar gemaakt wordt aan
bet algemeen belang.
Aan de hand van de Memorie van Toelich-
ting geven we hier een uiteenzetting van een
en ander deze wet betreffende.
Men zou dit wetsontwerp kunnen noemen
een erfenis van den oorlogstijd. Immers in
het najaar van 1917 wendde de Koninklijke
Academie van Wetenschappen zich tot de re-
geering met het voorstel om in de moeilijke
omstandigheden, waarin men toen verkeerde,
te komen tot een betere organisatie van eigen
wetenschappelijke en practische krachten, op-
dat daaraan de taak kon worden toever
(The crinkled Crown.)
Beautoriseerde vertaling uit het Engelsch
^van William le Queux, door Mej. E. H.
„Ik ben nooit van mijn leven meer verrast
geweest, dan toen ik uit Rusland terug kwam
en ontdekte, dat u Engeland verlaten had,
sonder een enkelen afscheidsgroet. Ik ben bij
Lenoir naar u gaan vragen, maar hij wilde
mij geen inlichtingen geven. Zijn optreden
tvas zelfs wat onbeschaamd."
Hij wachtte op haar antwoord .Het duurde
fans, eer dat kwam. Zij hield het gelaat af-
gewend en haar stem klonk onvast:
„Verwachtte u dan, dat u van mij hooren
roudt?"
„Natuurlijk. Het was toch de afspraak
hi ieder geval had ik den indruk gekregen
oat u mij van iedere verandering in uw plan-
pen op de hoogte zoudt brengen."
Anaermaal was er een lange pauze tus-
echen zijn vraag en haar antwoord. Toen
kwam het heel zacht:
„Ja, ik deed een belofte; maar u is die
Jegens mij ook niet nagekomen."
Ze keek hem nu strak aan en kon niet twij-
lelen aan de oprechtheid van zijn verbazing
«j die woorden
,.Mijn belofte niet nagekomen?" herhaalde
jij norsch. „Ik begrijp er niets van. Welk-
#elofte zou ik dan niet zijn nagekomen?"
Haar flinkheid begon haar nu te begeven
trouwd urgente problemen op het gebied
van de volkswelvaart en weerbaarheid tot
oplosing te brengen. Uit aanleiding van dit
voorstel werd toen onder voorzitterschap
van wijlen proffessor Lorentz ingesteld de
„Wetenschappelijke Commissie van Advies
en Onderzoek in het Belang van Volkswel
vaart en Weerbaarheid". Daarin werden be-
noemd geleerden op het gebied der zuivere
en der toegepaste wetenschap en vertegen-
woordigers van industrie en landbouw. De
corlog eindigde weldra. Inmiddels had deze
commissie verschillende onderwerpen in stu-
die genomen betreffende de voedsel en de
brandstoffenvoorziening en wat dies meer
zijn. Het bestaan en de werkzaamheden droe-
gen natuurlijk het stempel van den oorlogs
tijd, zoodat het einde van den oorlog, dat
opheffing dier modlijkheden beduidde, de
vraag deed rijzen: moet deze commissie wor
den opgeheven of in een gewijzigden vorm
blijven betaan? Men moet bedenken, dat
voorlichting o.a. van de zijde der natuurwe-
tenschap in onzen tijd onmisbaar is met be-
trekking tot de zoo veelvuldig mogelijke toe-
pasing van hare uitkomsten. Bovendien was
het aantrekkelijke dezer commissie, dat zij tel-
kens, zonder tijdverlies en zonder administra-
tieven omhaal, de meest geschikte personen
aan zich had kunnen verbinden, waarbij deze
ervaring opgedaan was, dat alien, die uitge-
noodigd waren daaraan mede te werken, dit
met groote toewijding en belangeloos deden.
Deze commissie naar eisch der veranderde
tijdsomstandigheden, dus was het resultaat
der overwegingen, zou zeer veel in het be
lang van land en volk kunen doen. Prof. Ir.
de Vooys bepleitte ook het voortbestaan op
grond der overweging, dat in ons land veel
geld en veel van het allerbeste intellect wordt
verkwist of ongebruikt gelaten, terwijl een
tijd als de onze tot inspaning van alle krach
ten en tot zuinigheid dringt. Om iets tot
stand te brengen, dat eenheid en grooter ef
fect zal verkrijgen door de logische en ratio-
neele samenwerking van alle nationale krach
ten, zoo uit de zuivere en de technische we
tenschap als uit de techniek, moet uit de los-
se organen, die voor allerlei of afzonderlijke
doeleinden bestemd zijn. een grooter geheel
samengebouwd worden. Het resultaat van al
lerlei besprekingen en commissoriaal onder
zoek was de indiening van dit wetsontwerp
Voorgesteld wordt dan allereerst om in te
stellen een „Centrale Instelling voor Toege
past-Natuurwetenschappelijk Onderzoek", die
tot taak heeft te bevorderen, dat dit onder
zoek op de doelmatigste wijze dienstbaar ge
maakt wordt aan het algemeen belang. Deze
instelling dient desgevraagd of uit eigen be-
weging de ministers van advies op het gebied
van het natuurwetenschappelijk onderzoek,
benevens de algemeene samenwerking op dit
gebied en verricht voorts werkzaamheden, die
haar van regeeringswege worden opgedra-
gen. Verder is zij bevoegd op dit gebied
vraagstukken te bestudeeren of te doen bestu-
deeren, bijzondere personen of lichamen voot
te lichten en in het algemeen het bedoelde on
derzoek en de toepassing der resultaten te be
vorderen en te steunen. Aan deze instelling
wordt vanwege het Rijk naar behoefte subsi
die verleend. De gewone leden worden door
de Kroon benoemd, voor de helft uit perso
nen, die geacht worden deskundig te zijn oo
natuur-wetenschappelijk gebied en voor de
helft uit de deskundigen inzake de econo-
mische verhoudingen in het algemeen of de
economische belangen, die door de natuur-
wetenschappen worden gediend. De leden der
eerste helft worden benoemd na een aanbe
veling der Kon. Academie van Wetenschap;
pen; voor de aanbeveling der leden van de
tweede helft worden nader aan te wijzen per
sonen, colleges of lichamen uitgenoodigd.
Bovendien zijn lid de voorzitters der
bijzondere instellingen, waarover straks meer,
terwijl met een bijzondere opdracht door de
Kroon ook tijdelijk leden kunnen worden be
noemd.
Behalve deze Centrale Instelling voorziet
de wet nog in de vorming van Bijzondere In
stellingen voor Toegepast-Natuurwetenschap-
pelijk Onderzoek. Op voordracht toch der
Centrale Instelling of na haar gehoord te
hebben, kunnen, al dan niet in samenwerking
met anderen, de ministers bijzondere instel
lingen in het leven roepen, waarvan het doel
parallel loopt met dat der Centrale. De werk
zaamheden dezer bijzondere instellingen
staan echter onder toezicht der Centrale In
stelling. De reden dezer splitsing is, dat de
verschillende groepen der bevolking en hare
belangen zoozefer uiteenloopen, dat moeilijk
verwacht kan worden, dat ieder der groepen
voor zich in die eene instelling op den duur
zal zien het lichaam, dat werkt voor haar be
langen. Noodig blijft echter en daarin is
voorzien eenheid van leiding. Om het ge-
wenschte resultaat te bereiken zullen verschil
lende Rijksdiensten en instellingen, laborato-
„Het is pijnlijk voor mij, om in zulke ver-
nederende verklaringen te moeten treden",
zei ze, met trillende stem. Eer u ging, heb ik
een brief van u gehad, met de belofte, dat een
nieuw schrijven zou volgen. Ik wachtte al,
maar die tweede brief is nooit gekomen. Nu
er was maar een verklaring, die ik aan uw
stilzwijgen kon geven
Hij begon licht te zien, althans gedeeltelijk
licht. Het geheim was opgelost; die tweede
brief had haar nooit bereikt!
Hij verklaarde, dat hij had geschreven
naar haar oude woning in Soho, omdat hij
vermoedde, dat zij maatregelen zou hebben
genomen, dat haar correspondentie haar na-
gestuurd werd.
Ineens drong de waarheid tot haar door
Zij begreep nu, hoe Lenoir haar misleid had,
of uit jalouzie, of uit misplaatste zorg voor
haar belangen.
Haar houding jegens Easterbee verander
de nu ook onmiddellijk. Zij was niet langer de
half-spijtige, half-jrotsche Pauline, gereed tot
een aanval, en deels verlangend, deels be-
schaamd, om het wapen der vergelding te
gebruiken. Zij was nu weer het lieve, ver-
trouwende meisje, wie hij raad en troost had
geboden, in dat uur uit haar leven, toen zij
ineens alleen stond tegenover de wereld.
Terwijl de jonge man luisterde naar haar
verslag: hoe zij aan Lenoir had opgedragen,
om naar haar brieven te kijken en hoe die
klaarblij kelij k het in hem gestelde vertrouwen
had misbruikt, krulde zijn lip zich verachte-
lijk.
„Wat een schurk toch-" zei hij. „Och, zoo-
als ie het eigenlijk .ook niet anders verwach-
ria of gedeelten daarvan in beheer moeten
overgaan aan die bijzondere instellingen,
waarvan natuurlijk uitgesloten zijn die instel
lingen, welke de regeering zelf noodig heeft
voor de vervulling van de Staatstaak, de la-
boratoria der universiteiten enz. Intusschen
moet gestreefd worden naar het bereiken van
zooveel mogelijk samenwerking van alle in
stellingen op dit gebied.
In het voorafgaande meenen we voldoende
den grooten inhoud van het onderhavige
wetsontwerp te hebben uiteengezet.
Stadsnieuws
EEN DROEVE PLECHTIGHEID.
Teraardebestelling wijlen A. R.
Mulder. Zeer groote belangstel-
ling en buitengewone waardeering.
Onder ongekend groote belangstelling is
gistermiddag op de algemeene begraaf-
plaats het stoffelijk overschot van wijlen den
heer A. R. Mulder, hoofd der school voor
u. 1. o. alhier, aan den schoot der aarde
toevertrouwd. Op de begraafplaats merkten
wij o. m. op den burgemeester onzer stad, de
inspecteurs van het 1. o. de heeren Rahder en
Dun, de meeste hoofden van openbare scho-
len hier ter stede, de predikanten Deetman,
Baar en Verwaal, verschillende leden van
kerkbestuur en kerkeraad der herv. gemeente,
bestuursleden van de vereen. van vrijz. her-
vormden, een vertegenwoordiging van de
u. 1. o.-vereeniging en van de vereen. van
oud-Groningers „De Molleboonen", de com
missie voor de schoolbioscoop, den commis-
saris van politie, het personeel der u. 1. o.-
school, directeur en leeraren van de Rijks-
kweekschool en de leerlingen van deze beide
scholen, alsmede ouders van leerlingen en
vele oud-scholieren van den overledene en
tal van zijne vrienden, waaronder verschil
lende leden van de Loge De Noordstar.
De baar was gedekt met vele bloemstuk-
ken, terwijl nog tal van kransen op een
aparte baar werden meegedragen. In totaa!
was zeker een dertigtal bloemstukken gezon-
den ter vertolking van de hoogachting en
vriendschap, die men den heer Mulder toe-
droeg.
Ds. Deetman was de eerste die aan
de geopende groeve het woord voerde. Hij
sprak van den schok, die door de gemeente
was gegaan op het vernemen van de mare:
Mulder is overleden Juist daarom was de
schok zoo groot, omdat hij midden uit zijn
werk was weggerukt. Spreker schetste den
heer Mulder als een onderwijzer, die van
vroeg tot laat werkzaam was, in het belang
der kinderen en zich een vriend voelde van
de jeugd, een onderwijzer die ook sprak met
de ouders over de toekomst der leerlingen,
kortom een goed paedagoog en goed raads-
man voor de ouders.
Ook in het kerkelijk leven zal hij gemist
worden, zei spr., omdat hij was een man met
een vromen en diepen geest. Hij was ouder-
ling met hart en ziel en wij waren altijd zeer
gesteld op wat hij over een of ander zou
zeggen. Hem, een man met verruimden blik,
deed het leed, als er strubbelingen waren in
de gemeente en hij was gaarne de eerste om
de hand ter verbroedering te reiken. Maar
ook streed hij met woord en daad voor de
rechten der vrijz. herv. in de kerk. Zeer gaar
ne en uit voile overtuiging zong hij mede hun
lied van „den broederkring, die wordt ge-
trokken over zeeen en gebergten heen".
Zich tot de familie wendend, zei spr. over-
tuigd te zijn dat zij den man en vader boven-
al zal missen, maar bedenk dan, dat gij in
de bijna 25 jaren van waarlijk echtelijk ge-
luk zooveel hebt bezeten wat duizenden u
zullen benijden. Spr. hoopte en vertrouwde
dat lieve en vriendelijke herinneringen steeds
weer bij de bedroefde familieleden naar vo-
ren zullen komen. Hij heeft gebouwd aan zijn
leven geheel in den geest des Heeren, hij
deed waartoe God hem geroepen had, hij was
een krachtig mede-arbeider.
Burgemeester Wendelaar, sprekend
mede namens het Gemeentebestuur, herdacht
den heer Mulder als onderwijzer en hoofd-
ambtenaar der gemeente met groote intelli-
gentie en een warm hart voor zijn taak, waar-
voor spr. groote waardeering had. In tal van
conferenties had spr. hem leeren kennen als
een man met klaar en helder inzicht, maar
ook altijd vroolijk en opgewekt. Alkmaar
heeft dankbare herinneringen aan hem. Spr.
betuigde zijn hartelijke deelneming met de
familie bij het heengaan van een man en
vader, die zoo velen tot voorbeeld kon zijn.
Ds. Baar bracht namens den kerkeraad
een laatsten groet aan den man dien hij had
leeren kennen als iemand met warme en vro-
me levensopvatting en groote plichtsbe-
trachting, als een man met een zelfstandig
oordeel en samenbindenden geest. De heer
Mulder toch, zocht steeds naar wat de rich-
ten kunt van een lid van die eerbiedwaardige
Broederschap! Hij was jaloersch en zijn be-
doeling daarmee was, dat hij de eenige vriend
zou zijn, die u overbleef."
Innerlijk kwam haar gemoed totaal in op-
stand tegen dien valschen vriend; maar voor
het oogenblik gaf zij nog geen blijk van haar
verontwaardiging. Wat hielp dat nog! Het
kwaad was geschied en viel niet te herstellen
Later zou er nog wel een dag aanbreken, dat
zii met Lenoir zou afrekenen.
"Toen zij weer sprak, na een korte pauze,
waarin zij haar gedachten geregeld had,
klonk haar stem ernstig en vast:
„Toen ik u vanavond zag, deed mij dit
eerst niet aangenaam aan, want ik werd
liever niet herinnerd aan de dagen, die ik
mijn best deed om te vergeten. Maar nu ge-
loof ik, dat ik blij ben, dat dit opgehelderd
werd. Het verheugd mij, dat ik u in mijn ge-
heime gedachten verkeerd beoordeeld heb en
dat mijn eerste indrukken van u juist wa
ren."
Zij stak hem de hand toe, met een glim-
lach, die dreigde in tranen over te gaan;
mar toch wist ze die nog terug te dringen, of-
schoon ze de pijn in het hart niet bezweren
kon.
„Vaarwel, kapitein Easterbee! Dank u u
nog wel voor al de vriendelijkheid, mij be-
toond in het verleden, toen ik zoozeer behoefte
had aan vriendschap. Ik hoop, dat uw toe-
komstig leven zeer gelukkig zal zijn. Een
ding hoop ik, dat u mij vergeven zult, als ik
dat nu zeggen ga: het is maar het beste, dat
wij elkaar niet meer ontmoeten."
Dit zecaende. verliet zii hem en ging terug
tingen kon samenbinden. Enkele weken gele- I
den nog had spr. mogen luisteren naar zijn
bezadigd woord over het gebed. Niemann
had toen durven denken aan de waarheid van
het bijbelwoord: „Er is slechts een schrede
tusschen mij en den dood". Thans was het
spr., alsof hij uit de groeve een stem hoorde
die zeide: „Heden ik, morgen gij".
Wij moeten denken aan het woord van den
psalmist: „Gelijk het gras is ons kortstondig
leven". Het zou echter troosteloos zijn, als
wij niets anders van het menschenleven wis-
ten, als wij moesten zeggen dat de dood het
einde is. Maar goddank, wij kunnen getui-
gen van een leven dat sterker is dan de dood,
het leven dat ons is geopenbaard door Jezus
Christus, het leven der onstevfelijkheid.
Spr. haalde aan het gedichr van Vondel,
waarin gezegd wordt: „Men klaagt wanneer
de kiele strandt", en wenschit dan den over
ledene een vaarwel en behouden thuiskomsi.
Wij zouden op dit graf kunnen beitelen de
uitspraak van Horatius: „Rein van levens-
wandel, van alle smeit-n vrij". Moge hem
toeklinken het woord: „Gij goede en trouwe
dienstknecht, ga in de vreugde uws Heeren".
De heer Rahder meende niets meer te
moeten toevoegen aan hetgeen gezegd was
en aan wat hij de familie reeds schriftelijk
had medegedeeld. Hem restten nog slechts
woorden van innigen dank voor wat de over
ledene voor zeer velen was geweest Spr. was
ervan overtuigd dat de heer Mulder nog zeer
veel van de school had kunnen maken en
wenschte diens kinderen toe, dat zij hun va
der tot voorbeeld zullen nemen op hun verder
levenspad.
Namens de leerlingen en net personeel der
school getuigde de heer J. N. K r o o n e,
dat alien diep waren getroffen door het heen
gaan van het hoofd der school. De tranen
der leerlingen waren het beste bewijs van hun
achting. Als goed paedagoog had de heer
Mulder steeds getracht naar het beste voor
zijne leerlingen.
Het personeel was hem dankbaar
voor de wijze waarop hij met hen had sa-
mengewerkt, een samenwerking die berustte
op wederkeerige waardeering en daarom zoo
prettig was. Spr. noemde het de tragiek van
het leven, die oorzaak was dat hij, die door
den heer Mulder j.l. Zaterdag met nog een
lid van het personeel wegens veranderden
werkkring zou worden toegesproken, thans
het woord moest voeren aan diens graf. Op-
recht kon spr. getuigen, dat de overledene een
humaan chef was geweest.
Hierop herinnerde spr. aan de zorgvolle
dagen voor de school, toen zij sukkelde door
herhaalde mutaties onder het personeel. Ge
lukkig hadden de laatste paar jaren groote
voldoening gegeven met gunstige resultaten
van het onderwijs. Met diepen weemoed
dacht spr. er aan terug hoe verheugd de heer
Mulder was geweest dat eindelijk de toestand
van het onderwijs stabiel was geworden en
niet meer behoefde te worden gevochten voor
het bestaan der school. Helaas hebt gij dezen
nieuwen toestand niet meer mogen beleven,
maar wat gij hebt gedaan voor de school
blijft in dankbare herinnering Rust zacht.
Uit naam van de hoofden van scholen in de
gemeente sprak de heer A. Wijn een woord
van waardeering voor de stoere toewijding en
plichtsbetrachting, die de heer Mulder steeds
had betoond. Al te snel is deze krachtige
werker ontvallen aan gezin en maatschappij,
maar het is een heerlijke herinnering hem tot
leider voor het leven te hebben gehad en wij,
hoofden van scholen, wenschen zijn kinderen
dat het voorbeeld van hun vader een heldere
naar het podium, daar de pauze bijna voorbij
was. En Easterbee moest het wel met haar
eens zijn. Er was een gevaarlijke bekoring
over Pauline, in haar teedere stemmingen,
waaraan een verstandig man zich liever niet
incest bloot stellen, hoe sterk hij zich dan ook
achten mocht.
Hij voegde zich weer bij Pennington, die
wachtte, tot het onderhoud was afgeloopen.
Met een paar woorden verklaarde hij het ge
heim van Pauline's sdhijnbaar onverklaar-
baar gedrag en heel verstandigzei zijn
vriend hier niets op.
Ze bleven er nog even, toen Easterbee's
aandacht ineens getrokken werd door een lan
gen, slanken man, dicht bij het podium, die
sprak met een paar van de vaste bezoekers.
Hi] keek hem eens vorschend aan en, terwijl
hij zich toen tot Pennington wendde, vroeg hij
op zachten toon:
,,Kijk eens naar dien man, die daar recht
tegenover ons staat; maar laat het niet mer-
ken, want hij moet niet zien, dat wij op hem
letten. En vertel dan eens even, of hij niet lijkt
op iemand, dien je gekend hebt."
Pennington deed, gelijk hem gevraagd
werd. Hij nam den vreemdeling op, tot in de
kleinste bijzonderheden, maar, na langdurige
waarneming, fluisterde hij terug, dat hij den
man niet kende, als iemand, dien hij ooit t<;
voren had gezien.
Wat Easterbee toen zei, deed hem ontstel-
len.
„0, dat is waar ook; je kunt een vermom
ming niet zoo gauw ontdekken als ik en ik
geef toe, dat de schurk het meesterlijk ge
daan heeft' maar ik zou er miin leven onder
fakkel zal zijn op hun verder levenspad. Het
moge voor de weduwe een troost zijn dat hij
gestorven is als een ridder in het voile har-
nas. Het „Requiescat in pace" kan ten voile
op zijn graf worden gebeiteld. Spr. besloot
met een hartelijk: Collega, rust in vrede daar
waar wij u eenmaal alien zullen volgen.
De heer Louwaars sprak namens de
Evang. Unie en herinnerde er aan, dat het
thans voor de tweede maal in vijf jaren tijds
was, dat hij een laatsten groet had te bren
gen aan een overleden oud-voorzitter. Ook
nu is een man heengegaan wien de beweging
der E. U. na aan het hart lag en die door zijn
leven hare beginselen uitdroeg. Zijn voor
beeld was velen een groote steun. Spr. bracht
hem oprecht dank voor wat hij voor de ver-
eeniging en voor hem als vriend was ge
weest. Tot de familie zei spr.: Houdt uw
besten man en vader in herinnering, wij zul
len hem ook niet vergeten.
Namens de loge „De Noordstar" bracht de
heer Van der Velde een groet aan hem,
die was heengegaan naar de gewesten van
onvergankelijk licht, aan den man, dien zij
had leeren kennen als iemarid van groote
gaven, maar aan wiens hand te vroeg zijn
ontvallen de werktuigen om mee te bouwen
aan den tempel van humaniteit. In hem
gloeide een vonk van het eeuwige vuur. Spr
deponeerde een witte roos als zinnebeeld van
reinheid in handel en wandel en als symbool
van ontplooiing in schoonheid en besloot met
te zeggen: Wij gaan voort in naam van den
Opperbouwheer des Heelals aan de stichting
van den tempel der menschheid.
De heer K. Suzenaar, het woord voe-
rende voor de vereeniging „De Molleboonen".
sprak van het saamhoorigheidsgevoel, dat
den heer Mulder tot deze vereeniging had
gevoerd. Rust zacht, zei spr.
Als lid der Oudercommissie getuigde de
heer Van Schaik van de groote waardee
ring die niet alleen de leerlingen, maar ook
de ouders voor den heer Mulder koesteren,
in wien met recht een vriend der kinderen
mocht worden gezien.
De heer D e B o e r uit Den Haag, directeur
der kweekschool van het Haagsche Genoot-
schap, waaraan de overledene leeraar was
geweest, wist dat deze er in slaagde een
eigen sfeer onder de leerlingen te scheppen.
Als oud-vriend had spr. veel lief en leed met
hem gedeeld en de bloemen, die spr. on-
langs bij een huiselijk feest van hem mocht
ontvangen, waren nog niet verwelkt. Beste
vriend, zei spr., de waarde van een leven zit
niet in de lengte, maar in den inhoud, leef
uw hooger leven in vrede.
De heer G. Tjalsma, directeur der Rijks-
kweekschool, sprak uit naam van de leer
lingen en de leeraren woorden van dank voor
alles wat de heer Mulder voor hen alien was
geweest gedurende de jaren van zijn leeraar-
schap aan die school. Wel groot noemde spr.
de tegenstelling: verleden week nog samen
in de examenzaal en nu aan de laatste rust-
plaats, een tegenstelling die de broosheid van
het leven bewijst.
Uw voorbeeld zij ons een lichtpunt, dat
wii zullen trachten te volgen.
Laatste spreker was de heer Paarde-
koper uit Leeuwarden, zwager van den
ontslapene. die dezen dank bracht voor
alles wat hij voor zijn gezin en familie was
geweest. Wij vergeten u nooit, getuigde spr.
De heer T. R. Mulder, zoon van den
overledene, bracht ook namens zijn moeder
en zuster dank voor de eer, zijn vader
bewezen.
durven verwedden. dat hij geen ander is dan
Forbes, die je heeft aangevallen."
HOOFDSTUK XV.
Pennington keek nog eens en nu nauwkeu-
riger dan den vorigen keer.
„Ik geloof toch, dat je je vergist, Harold.
Ja, hij is lang en slank, maar zoo zijn er
honderden. Het gezicht is zeker niet dat van
Forbes; hij heeft een groot litteeken op de
linkerwang. een dat daar zeker al lang ge-
zeten heeft."
Easterbee glimlachte.
„Hij is listig als geen tweede! Ik verwed er
waf onder, dat hij zoo gauw mogelijk naar
een sehoonheidsspecialiteit is gedaan; ik
denk haast, dat de Broederschap er altijd een
bij de hand heeft, voor haar leden, die 'er een
noodig mochten hebben; en dat hij zich daar
heeft laten behandelen. Dat litteeken heeft hij
nog volstrekt niet zoo lang, vriendlief. Het is
een onderdeel van de heele omwerking een
geniale streek van den operateur. Het zal
zeker eer. uiterst pijnlijke behandeling zijn
geweest."
Pennington keek nog altijd weifclend. Hij
geloofde niet, dat iemand ooit zoozeer van
uiterlij'k veranderen kon. Easterbee stelde
voor, dat ze eens zouden omioopen en dicht
genoeg bij hem zouden zien te Vomen. dat ze
hem konden hooren spreken.
„Je hebt hem al eens meer ontmoet", zei
hij. „Heb je zijn stem gehoord?"
Ja; Pennington had eens een paar woorden
met hem gewisseld Hij wist zeker. dat hij d<
stem zou herkennen; het was er een, die jt
licht bijbleef
TP". (Wordt