Alkiiiischi) (unit.
n nieuwe
mantel
De geheimzinnige voetstappen
De moord te Giessen-Nieuwkerk,
FEU1LLET0N.
1929
Hinderti een en dertigste Jaargang.
Woensdag IS September
Radio-hoekje
Dotiderdag 19 September.
Hilversum, 1875 M. 10.-10.15 Morgenwij-
ding. 12.15—1.45 Concert door het Tu-
echinski-orkest. 1.45-2.45 Maak het zelf,
cursus 2 45—4.— Concert door het A. V. K.
O -Kwartet 4.-5.— Ziekenuurtje. 5.—5.30
Sportpraatje door H. Hollander. 6 01—7.15
Concert door het A. V R O.-Kwartet. 7 15—
7 45 Lezing door J. C. P. W. A. Steenkamp
over- Heraldische sprokkels I. 8.01—8.15
Praatie door mevr. Ketelaar—van Gogh
over: „Zonnestraal". 8.15 A. V. R. O.-Radio
Toorieel. Opvoering van „De Getemde
Feeks" Blijspel van William Shakespeare
De N.V. Nieuw Ned. Tooneel onder leiding
van Louis Saalborn. In de pauze: Praatje
door Fred. Fry over: Taalles 1929—1930
Persberichten. Na afloop van de tooneeluit-
zending: Gramofoonmuziek. 12.— Sluiting.
Huizen, 298 M. (Na 6 uur 1071 M.)
(Uitsluitend N. C. R. V.) 10.3011.Zie-
kendienst. 12.30--2.— Concert. Sopraan en
pi2no. 2.-2.35 Uitzending voor scholen.
2.35—4—Speciaal concert Instrumental en
rvocale solisten. 4.5.Ziekenuurtje. 5.—
6 30 Concert door Instrumentaal Trio. 0.30
7 Lezinn over: Russische muziek en
componfsten g7.-8.- Orgelconcert 8.- Le-
zing over: Amerika. Muzikale medewerking
door Instrumentaal kwartet. Na afloop pers
berichten.
Daventry, 1554.4 M. 10.35 Morgenwij-
ding. 11.05 Lezing. 11.20 Gramofoonmu
ziek. 12.20 Concert. H. Taylor, alt. N. Joel,
viool. J. Smith, piano. 1.20 Orgelrecital door
R. Foort. 2.20—2.45 Beelduitzending. 3.20
Vesper. 4.05 Lezing. 4.20 Concert. M. Thom
son, sopraan, Octet. 5.35 Kinderuurtje. 6.20
Lezing. 6.35 Nieuwsberichten. 6.50 Markt-
berichten. 7.05 Pianorecital door E. Baintop.
7.20 Lezing. 7.45 Voorlezing. 8.05 Vaude
ville. 9.30 Gramofoonmuziek. 10.Nieuws
berichten. 10.20 Lezing. 10.35 Verrassing
10.5012.20 Dansmuziek.
parijs „Radio-Paris", 1725 M. 12.50
2.20 Gramofoonmuziek. 4.05 Orkest. 6.50
Gramofoonmuziek. 8.20 Concert en tooneel.
Zang en vocale solisten.
Langenberg, 473 M. 7.358.15 Gramo
foonmuziek. 8.20—9.20 Orkestconcert. 10.35
—11.35 Gramcfoonmuziek. 11.4012.10
Phonola-concert. 12.30 Gramofoonmuziek.
1.25—2.50 Orkestconcert m. m. v. bariton.
5.556.50 Orkestconcert. 8.20—9.Gra-
mofoorfmuziek. 9.05 „Die Durchgangerin"
Blijspel in 3 bedrijven van L. Fulda. Daarna
tot 12.20 Dansmuziek.
Brussel, 508.5 M. 5.20 Gramofoonmuziek.
6.20 Pianorecital. 6.55 Gramofoonmuziek
8 35 Fragmenten uit „Faust' m. m. v. solis
ten.
Zeesen, 1635 M. 6.10—11.05 Lezingen.
12.20—1.15 Gramofoonmuziek. 1.15—1.50
Lezingen. 2.20—2.50 Gramofoonmuziek.
2.50—5.20 Lezingen. 5.20—6.20 Concert uit
Berlijn. 6.20—8.15 Lezingen. 8.20 Piano
recital door Ph. Jarnach. 8.50 Voorlezing.
9.20 Trioconcert en voorlezing. Daarna tot
12.50 Dansmuziek.
Kalundborg, 1153 M. 12.20—2.20 Concert
door het Strijkorkest uit Rest. „Wivel". 3.51)
—5.50 Concert door Preil's Radio-Dans-
orkest. Einar Juhl, zang. 8.35—10.35 Con-
tert door het Versterkte Radio-orkest. Mw.
Charles Cahier, alt. 10.50—1.20 Dansmu-
1 ziek.
De dag wan het requisitoir Van het
verhoor wan eenige getuigen afgezien
Gunstige getuigenissen woor de beklaag-
den Een lichtpunt woor rechercheur
De Jong.
Vervolg van de zitting van
ig i s t e r.
Een draaibank.
(Vervolg van het verslag van het ver
hoor van getuige De Caluwe)
President: En als je dan aan vrouw Kroon
vroeg of ze de waarheid had gesproken, wat
zei ze dan?
Getuige De Caluwe: Ja.
President: Dat gaf dan niet veel. Op die
manier bleef ze in een kringetje rond-
draaien! Bij den rechtercommissaris heeft u
niet van een draai- en pijnbank gesproken.
Getuige De Caluwe meent van wel.
Getuige Walkier, kraandrijver te Rotter
dam, zei dat Kroon hem bij een bezoek zei,
dat hij een verklaring moest afleggen, die
niet in den haak was, daar hij er anders zelf
zou indraaien. Dit zeggende, huilde Kroon.
Getuige H. van Deutekom, portier te Eind
hoven, verklaarde met Klunder bij vrouw
Bouwmcester in den kost te zijn geweest. Hij
kreeg niet den indruk, dat Klunder door Teu-
nissen werd geprotegeerd.
Een man uit een stuk.
Vervolgens werden eenige getuigen ge-
hoord, die met Teunissen in aanraking kwa-
men. Hun indruk was gunstig. Een vroegere
patroon, bij wien Teunissen in betrekking
was tot aan zijn arrestatie, zei hem volko-
men te hebben vertrouwd. Toen hij hem in
dienst nam, had hij eerst goed geinformeerd.
Hij vertouwde hem 't geld voor de uitbeta-
ling van het werkvolk toe; er mankeerde
nooit iets aan en ook uit zijn omgang met
het werkvolk kreeg hij den indruk, dat hij
een man uit een stuk was.
President: Vindt u dat hij een beestmensch
was? (Hilariteit).
Getuige: In geen geval.
Getuige ds. A. Wickel, docent te Apel-
doorn, verklaarde Klunder en Teunissen te
hebben leeren kennen in de gevangenis te
Leeuwarden. Steeds kreeg getuige een goe-
den indruk van hen en hij was van hun on-
schuld overtuigd. Klunder was gedurende
de eerste jaren met een groote blijmoedig-
heid vervuld en leefde in het vaste vertrou-
wen, dat de waarheid eens aan het licht zou
komen. Teunissen was meer verbitterd, doch
vond steun in de gedachte, dat zijn zwager,
de heer Stuy, achter hem stond.
Nadat de advocaat-generaal en de verde-
diging van het hooren der nog resteerende
getuigen hadden afgezien, verhoorde mr.
jolles de verdachten nogmaals. Zij bleven er
bij onschuldig te zijn.
De president wees Klunder er nog op, dat
hi] van 1913 tot 1919 in 35 zaken van we-
derspannigheid, vernieling en mishandeling
heeft ondergaan. Teunissen Meek nimmer
geautoriseerde vertaling uit het Engelsch van
Mevrouw Belloc Lowndes,
door OSWALDI.
En nu? Nu werd zij ontslagen als een on-
eerlijke dienstbode en Raydon was niet eens
geneigd haar kostgeld te geven, wat hij iederj
fatsoenlijke meid had moeten betalen, die met
zoo'n korten termijn was opgezegd.
Eindelijk stond zij op. Zij had de auto uit
de garage hooren brengen. Eva ging wijselijk
naar de stad, voor haar man opstond.
Wat was het toch afschuwelijk wreed, dat
zoo'n zelfzuchtige Eva en zoo'n kleinzielige,
hartelooze Birtley in hun zorgelooze leventje
maar over het wel en wee van anderen konden
beschikken.
Als aanrollende golven kwamen de herin-
neringen weer over haar, herinneringen aan
den korten tijd welken zij had doorgebracht
in die schamel gemeubelde kamer in de Aas-
ton Road, voor zij het baantje had aangeno
men van oppasseres bij dien zenuwlijder en
waar zij gebleven was tot zij naar Swanmere
Lsyas gekomen. .Wat schreeu.wend onrechtyaar*
veroordeeld te zijn.
Wie de moordenaar wel is, zeggen ver
dachten niet te weten.
Mr. Jolles maakte rechercheur De Jong
nog opmerkzaam op de verklaring van Mein-
tjes, dat hij het brief je met de verklaring
van Klein opzettelijk in de keuken had la-
ten liggen en hem, Meintjes, had verzocht
het aan Klein te geven.
Rechercheur De Jong: Dit is een vergis-
sing. Ik heb het bij ongeluk laten liggen.
Rapporten in duplo.
Raadsheer mr. Boekhoudt vraagt hoe
zit, dat rechercheur De Jong steeds de rap
porten in duplo opmaakte.
De Jong: Het tweede exemplaar was voor
den procureur-generaal te Den Haag.
Mr. Boekhoudt: Gaf die u opdracht geen
processen-verbaal op te maken?
Rechercheur De Jong: Ja.
Mr. Boekhoudt: Dat strekt dan te uwen
gunste. De schuld dat de stukken niet in
handen der verdediging kwamen, ligt dus
bij uw hoogste superieuren.
Hierna pauze.
HET REQUISITOIR.
De belangstelling in de zaal is tegen de
opening der middagzitting zoo groot, dat
velen geweigerd moeten worden. Na ver
zocht te hebben, dat het publiek zich van
goed- of afkeuring zal onthouden, geeft de
president het woord aan den advocaat-gene
raal mr. P. M. F. Bauduin, voor het ne-
men van zijn requisitoir. Spreker zegt
dat wel niemand zal twijfelen tot wel-
ke slotsom hij zal komen, namelijk het
vragen van vernietiging van het vonnis van
het gerechtshof te Den Haag en van de vrij
spraak der oorspronkelijke verdachten en
daarna veroordeelden.
Vervolgens hulde br;engende aan den tact
van den president, die zich zoo geheel in de
mental iteit der getuigen wist te verplaatsen,
gaat spr. zeer uitvoerig na, op we'ke wijze
het vonnis der Dordtsche rechtbank is tot
stand gekomen en hoe het daarbij gebruikte
bewijsmateriaal, ontstaan is, met name de
verklaringen van de Kroons.
Verschillende omstandigheden bespreken
de, wijst de advocaat-generaal er aan de
hand daarvan op dat de rijksrechercheur De
Jong een buitengewoon, gevaarlijk fantast
is, lijdende aan grenzenlooze zelfoverschat-
ting. De Jong is er van uitgegaan, dat de
vermoedelijke daders absoluut de daders wa
ren.
Hij heeft Zich schuldig gemaakt aan pres-
sie en suggestie.
Spr. leest ten bewijze van een en ander
passages voor uit rapporten van De Jong,
waaruit blijkt dat geen conclusie hem te ge-
waagd is. De Jong, zegt spr. is een man met
bitter weinig inzicht in strafzaken. Bewijzen
voor pressie en suggestie van den kant
van De Jong ziet spr. o.m. in het geval van
het zoogenaamd door vrouw Kroon aan
haar man geschreven brief je over den Ea
rner, in de Jong's verhoor van Kroon op 15
September en in het beruchte briefje van
„jij kunt zeggen".
Uit alles blijkt wel dat vrouw Kroon te
Dordrecht verklaringen heeft afgelegd, wel-
ke niet geacht kunnen worden te zijn afge-
iegd in vrijheid.
Wat vrouw Kroon's verklaringen voor het
Amsterdamsche Hof betreft, heeft spr. daar
van den vasten indruk gekregen dat deze
verklaringen waar waren en in dit verband
verheugt het spr. dat prof. Waterink deze
meening deelt.
Spr. komt dan tot den echtgenoot van
vrouw Kroon en diens verklaringen over den
hacner. Ook van dezen heeft spr. den indruk
gekregen dat hij alleen voor het Amsterdam
sche Hof waarheid heeft gesproken.
De advocaat-generaal bespreekt vervol
gens de kwestie van het eigendom van den
hamer, waarbij hij tracht aan te toonen dat
de mededeelingen van getuige Mijnster daar-
omtrent met alle mogelijke reserve dienen te
worden aanvaard. Ook de verklaringen van
de andere getuigen te dien aanzien zijn niet
steekhoudend, zooda*t naar spr. meent bet
H.aagsche gerechtshof ook hier ten onrech-
te deze verklaringen als bewijsmiddel heeft
gebruikt.
Spr. komt dan tot de verklaringen van den
gewezen agent Meintjes betreffende het ge-
zien hebben in den moordnacnt van Klun
der en Teunissen op den dijk.
Twee jaren, aldus spr., heeft Meintjes ge-
wacht om daarvan proces-verbaal op te ma
ken, zoodat spr. meent dat Meintjes' verkla
ringen niet kunnen worden gebruikt. Het
komt spr. voor dat bij Meintjes zucht tot
sensatie en het verlangen om zich op den
voorgrond te stellen hebben voorgezeten.
En wat Klein betreft, die is al een heel won-
derlijke getuige!
Spr. heeft den indruk gekregen dat Mein
tjes zich zwak voelde en daarom den niet
zeer snuggeren Klein er heeft bijgehaald,
waartoe deze zich gewillig heeft geleend.
Ook de kwestie vift de bloedvlekken,
waarop het .vonnis mede is gebaseerd, kan,
naar spr. meent, niet in aanmerking komen.
Het vonnis der rechtbank en later het arrest
van het Hof zijn dus volgens den advocaat-
generaal, op onjuiste grondslagen gewezen
Het kan dus niet anders dan dat het ar
rest van het Haagsche Hof moet worden ver-
nietigd en Klunder en Teunissen moeten
worden vrijgesproken.
Er is echter ook nog een persoot.lijk in
zicht en dan is het eerste wat spr. wil zeg
gen: „Cui bolo?" Wie heeft er van geprofi
teerd
In dit verband wijst spr. er op hoe hij van
Teunissen den indruk heeft gekregen dat
deze een zeer fatsoenlijk man En niet aJ-
leen fatsoenlijk, maar ook ontwikkeld, dat
hebben zijn brieven, in de gevangenis ge
schreven, wel bewezen. Bovendien verdiende
Teunissen 'n behoorlijk loon, er is dus, naar
spr. meent, voor Teunissen geen enkel mo-
tief geweest om zulk een gruwelijk misdrijf
te plegen.
Ook voor Klunder geldt dit laatste. Al is
zijn verleden niet zoo gunstig, kan spr. toch
niet aannemen dat hij tot een dergelijken
moord in staat is.
Ook brengt spr. hierna den persoon van
Vermeer ter sprake. Vermeer is de man ge
weest, die door alles heen zijn oorspronke
lijke voor Klunder en Teunissen gunstige
verklaringen heeft volgehouden, op een latere
afwijking na, toen hij sprak van „geruimen
tijd".
Voor spr. zijn Klunder en Teunissen on
schuldig en zij hebben er recht op te weten
dat dit spr.'s meening is. Spr. heeft veel
groote strafzaken meegemaakt, een zaak als
deze echter nog niet en hij hoopt
dat dit ook niet meer gebeuren zal. Spr. re-
quireert dat het arrest van het gerechtshof
te Den Haag vernietigd zal worden en Klun
der en Teunissen alsnog zullen worden vrij
gesproken.
PLEIDOOI VAN MR. ROOBOL.
Mr. Roobol zei ongeveer het volgende:
Ik heb een oogenblik geaarzeld mij met
deze zaak in te laten. Het leed, dat mij de
moordzaak Culemborg had gebracht, stond
mij nog te frisch voor den geest. Toen zaten
er ook twee onschuldigen bijna twee jaar in
de gevangenis. Medewerking had ik toen
niet, tegenwerking had ik wel. Als een mis-
dadiger ben ik gevolgd door de politie, op
last van de justitie, toen ik in Assen mijn on-
derzoek deed.
Op de zitting veel leed en na de zitting
klachten bij de Orde van Advocaten. Ik heb
toen het besluit genomen een ander beroep te
nemen.
Toen werd mij gevraagd of ik Teunissen
en Klunder wilde helpen en ik prijs mij ge-
lukkig dat ik niet lang heb geaarzeld. Ik
dig, dat zoo'n man als Birtley Raydon, zon
der zweem van eigen kracht of verdienste, in
staat was geweest haar heele denken en doen
in beslag te nemen, een jaar lang enkel om
haar nu weg te smijten, als een uitgeknepen
citroen! Ja, eigenlijk verlangde zij, hoe eer-
der hoe liever, van The Mill House weg te
komen. Na eenige oogenblikken van overleg
besloot zij om aadelijk naar het paviljoen
ziekenhuis te gaan en eens te praten met juf
frouw Jameson, de apothekeres daar, die eem
ge jaren ouder was dan zij en zich gedurende
het afgeloopen jaar als een hartelijke vrien
din had getoond.
Misschien wist juffrouw Jameson er raad
op, wat zij, Adelaide, het best kon doen, als
zij de volgende week The Mill House had ver-
laten. Half September is een ongunstige tijd
om een betrekking te vinden van een salaris
van drie pond wekelijks met vollen kost en in
woning.
Terwijl zij haar hoed opzette, moest zij er
met bitterheid aan denken en was zij be
nieuwd hoe lang het zou duren vo6r de man
die nu boven nog vast lag te slapen, zou ont
dekken dat hij een fout had begaan door haar
weg te zenden. En door al de vragen, de ang
stige, onbestemde vragen, die in haar opwel
den, maalde de alles overheerschende, benau
wende gedachte aan haar zoontie en aan zijn
thans bedreigde tockoms^
dacht: „Vooruit dan maar weer, om den
draak te gaan dooden". Veel tegenstand heb
ik ontmoet, veel leed gehad.
Het werd mij kwaliijk genomen, dat ik
revisie vroeg. Ik mcest mij met b:moeien met
zulke zaken, werd mij gezegd. Maar toen
ik't vonnis had gelezen, toen ik inlichtingen
kreeg, toen is het mij al te machtig gewor-
den. Toen ik hoorde van de handelingen van
den i "ksrechercheur, geloofde ik niet, dat
het zoo erg kon zijn. Ik hoorde ook van
Drost uit Numansdorp, een majoor van de
eidwacht. Ik hoop dat er eens onderzocht
zal worden of ook die man bij de politie
hoort.
Het was alles leed
Ik hoorde, dat na zeer tang wachten al
een revisie-verzoek was afgewezen. Hoe het
met mijn revisie-verzoek ging? Schouderop-
halend werd het door de autoriteiten ont-
vangen. Er werd mij gevraagd of Vermeer
mijn sUunpilaar was. Vermeer, die 71 dagen
in de gevangenis had gezucht, omdat hij de
waarheid bleef spreken.
Een flink man, die Vermeer. Ik spreek van
een flink man en ik wil even spreken van den
held Stuy! Hij deed herhaaldelijk een aan-
val op het cnrecht en op hen, die het zagen
en die het niet zagen. Stuy deed opnieuw
aanvallen en eindelijk viel de burcht! Altijd
had hij volgehouden te zeggen: eens zal ko
men de dag, dat Troje verwoest wordt! Als
een triompha'ter zit hij nu bij de gevallen
veste.
Mij werd door den Advocaat-Generaal ge
vraagd, wie het- dan wel gedaan had. Of dit
iets met een revisie-verzcek heeft te maken.
Of een revisie-verzoek behandeld moet wor
den zooals dit behandeld is, laat ik aan an
deren over ter beoordeeling.
Altijd maar weer leed
Toen de bekentenis kwam van de Kroons
dacht ik: de zaak is gewonnen, men zal
haast maken het onrecht te herstellen.
Na ongeveer twee maanden wachten kwa
men de stukken pas bij den Hoogen Raad
terug. Dat wachten deed mij leed. Waren
de stukken voor het eerste revisie-verzoek
niet bestudeerd? Want voor het tweede re
visie-verzoek waren veel weken noodig ge
weest. Wij hebben staan trappc'en van on-
geduld. Toen kwam de groote dag bij den
Hoogen Raad. „Listige kunstgrepen", klonk
het, van „tarten" werd gesproken.
Ik vraag aan den Procureur-Generaal mr.
Tak of er genoeg ten nadeele van de justitie
is gezegd. Ik heb het niet gedaan. Betere
krachten hebben zich vrijwillig aangemeld.
Klunder en Teunissen werden een gevaar
genoemd voor de maatschappij. Nooit heb
ik het den menschen durven zeggen, hoe de
ontvangst bij den Hoogen Raad is geweest.
Dat de stukken niet goed bestudeerd waren,
is uit het antwoord van den president ge-
bleken. Het slot was: revisie!
Maar een nieuw bevel werd gegeven, om
deze menschen, die een gevaar waren voor
de maatschappij, vast te houden. Toen kwam
de vacantie. Er wachtte een moeder van 84
jaar op haar zoon, die vijf jaar onschuldig
had gezeten. Een vader wachtte op het te-
rugzien van zijn kinderen na vijf lange ja
ren. Hij had zijn kinderen in de gevangenis
niet willen zien. Een moeder moest blijven
aanhooren, dat de kinderen vroegen, of het
waar was, dat hun vader een moordenaar
was.
Er werd gemompeld, dat het Hof in Am
sterdam knap was, maar dat het den raad
van het hoogste rechtscollege zop opvol-
gen.
De eerste leugen van de Kroons was dan
de waarheid. „Listige kunstgrepen" had het
geklonken.
Wij hebben onzen nood dikwijls geklaagd
bij Professor Waterink; in hem hebben wij
een steun en een vriend gevonden. Wij heb
ben ons in de moeilijke tijden aan hem vast-
geklampt en ik geloof, dat wij hem zoo vast
hebben, dat wij hem nooit meer los zullen
laten. Ik heb mijn nood geklaagd bij mr
Pauwels, die mij troostte met de woorden:
„Je bent een beste vent, je zult een steen krij-
gen op je graf, maar pas op, dat je dien
steen niet te gauw krijgt!"
En nu zeg ik tegen mr. Pauwels, wiens
boeken op dergelijke misstanden hebben ge
wezen en van welke boeken men gezegd
heeft, dat ze overdreven zijn, ronduit, dat de
schrijver van Boeven en Burgers en van
Ambtsgeheim niet heeft gelogen, maar eer-
der de zaken te rooskleurig heeft voorge-
steld.
Allemaal leed
Wij kwamen in Amsterdam. Wij bestu-
deerden de stukken. Wij vonden het gehei-
me dossier, met een briefje er bij, dat het
niet voor iedereen bestemd is geweest. Wij
waren eerst geweest bij den Hoogen Raad
en daar lag ook een briefje bij de stukken.
In dat briefje stond, dat mr. Roobol aan het
werken was in de Giessen-Nieuwkerk-zaak
en dat mr. Roobol een gevaarlijk individu
was!
Dat briefje was niet verscheurd! Dat
briefje had de procureur-generaal van het
Hof in Den Haag opgestuurd naar den Hoo-
HOOFDSTUK XI.
„De rechter nam een slokje
water..."
Bijna altijd, voor zij uitging, zelfs als zij
even den tuin inliep, belde de dames-huis-
houdster van The Mill House het kamer-
meisje, om op de telefoon te letten. Maar van-
daag vergat zij dat, want haar hoofd was te
zeer in beslag genomen door het pas gebeurde
en de onmiddellijk daaraan verbonden gevol
gen voor haar zelf, om nog aan iets anders te
kunnen denken.
Toen zij de tuinkamer was uitgegaan en
vlug het pad af liep, dat naar het boothuis
leidde, om zoo, langs een achterweg het dorp
te bereiken, bedacht zij, niet zonder een gevoel
van zelfverwijt, dat zij juist een nieuwe
avondjapon, voor de som van drie guinjes
had gekocht.
Gek, meer dan gek was zij geweest! Die
drie guinjes waren voldoende geweest, om
mee rond te komen, stellig veertien dagen
lang, terwijl zij een andere betrekking moest
zoeken.
Zij verliet het terrein van The Mill House
door een deur, welke enkel door den tuinman
en den tuinmansjongen werd gebruikt en toe-
gang gaf tot een nauw gangetje tusschen
hooge muren, dat in de dorpsstraat uitkwam;
fip fialvsraege djie gang gag zij iejg, daj haaj
gen Raad. Een commissaris van politie had
het geschreven en de politie was toen nog
betrouwbaar. De commissaris van politie te
Culemborg, aan wien de president van het
Hof in Arnhem vroeg of hij nog commissa
ris was. Een briefje van Blok, die, voordat
hij was gaan kijken, al tegen een recher
cheur zei: „Daar vind je twee lijkjes".
Allemaal leed, veel leed
Ik ben gevaarlijk, mijnheer de president!
Dat weet ik. En dat wil ik weten. Ik ben ge
vaarlijk voor Blok. En ik ben gevaarlijk ge
weest voor den rijksrechercheur De Jong.
Ik heb dikwijls gezegd: ..Si non Superos
acheronta movebo" (Als ik de goden niet kan
bewegen, ga ik de onderwereld bewegen).
Toen was de nood het hoogst. Toen zijn
de superi gekomen. Eerst u, mijnheer de pre
sident! Uw vriendelijke ontvangst, uw be-
iangstelling in deze zaak uw opmerkingen te
gen ons over deze zaak, uw hoofdschudden
over het geheele dossier. Het viel ons op,
dat u nog geloof hechtte aan advocaten. Wij
zijn naar Teunissen en Klunder gegaan en
wij hebben gejuicht: „De president heeft de
zaak door, jullie bent gered!"
In Amsterdam hebben wij de superos ge
vonden.
Dit gedeelte van mijn verhaal bevat niet
veel leed meer. Wij hebben gevoeld: wij zijn
nog veilig. In Amsterdam hebben wij Raads-
heeren gevonden. Wij hebben een Hof ge
vonden, dat aanklager is, dat beoordeelt en
dat pleit.
In Amsterdam behoeft men voor strafza
ken voor dat Hof niet te pleiten. Als advo
caten zouden wij ons belachelijk maken, als
wij aan het Hof een overzicht in ons plei-
dooi over getuigen a charge en a decharge
gingen geven en als wij iets gingen vragen.
Uw Hof geeft zonder vragen wat recht is!
Iedereen is vol lof. Nu is er geen leed
meer, maar vreugde.
De menschen zijn gered voor zoover ze
nog te redden zijn! Er is veel gebeurd in 'n
paar dagen. Er is nog veel geleden, maar
ook veel gejuicht.
Mijnheer de president, ik ben blij, dat ik
deze zaak aangedurfd heb en met mijn knap-
pen confrere heb onderzocht. Ik ben blij, dat
ik advocaat was voor uw Hof. Eerst veel
leed, maar later veel vreugde.
Ik hoor op straat door iedereen praten over
Jolles". Als men spreekt over Boerhaave of
Edison of andere groote mannen, dan hoort
men geen titels, dan hoort men een naam.
Die onderscheiding is u te beurt gevallen.
Die onderscheiding hebt u verdiend met uw
Raadsheeren en uw Procureur-Generaal!
Uw Hof heeft het geschokte vertrouwen in
de justitie hersteld. Voor de Nederlandsche
justitie hebt u opgericht een monument, har
der dan van staal.
PLEIDOOI MR. DEN HOLLANDER.
Na mr. Roobol spreekt, na een niet te be-
dwingen applaus van het publiek, diens me-
depleiter mr. Den Hollander.
Een moord zet men in een rouwrand, al
dus pi., en om dezen moord heen is een an
dere mooid gezet: een moord, op het recht
gepleegd Den lijstenmaker hebben wij hier
op de zitting gezien, dat was de rechercheur
De Jong en velen waren zijn medewerkers,
o.w. ae substituut-officier van justitie en de
rechtercommissaris.
Maar gtlukkig heeft dit Hof de schilderij
van Giessen-Nieuwkerk uit de zwarte lijst
genomen, waarin zij was gezet en heeft dit
Hof haar in een nieuwe lijst geplaatst, een
lijst van goud!
De procureur-generaal mr. Tak heeft in<
dertijd in de Papendrechtsche zaak gespro
ken van een „boeket van jenever en mis-
daad". Spr. zal zich niet aan verdere oeeld-
spraak wagen, slechts wil hij uiting geven
aan zijn overtuiging dat het Nederlandsche
volk. een gelukkig volk is, omdat het wcet en
zeggen mag: Er zijn hier nog rechters en er
is hier nog recht! (Krachtig applaus).
Nadat Klunder en Teunissen gelegen-
heid hebben gekregen voor 't laatste woord
waarvan zij maar een moment gebruik ma
ke n, sluit president mr. Jolles het ondeczoek
en bepaalt hij de uitspraak op heden over
veeitien dagen.
Terwijl velen Klunder en Tenrt.sstn de
hand drukken, stroomt de zaal langzaam
leeg
wanhopige stemming
beklemming en haar
nog verergerde.
Een klein, jong muisje lag daar op het
asphalt, half verscheurd, te zieltogen; de
groote kater, die er mee aan het spelen was,
werd namelijk opgeschrikt door de nadering
van vlugge voetstappen, maar zat, met fon
kelende oogen te loeren om naar zijn ellen
dige prooi terug te keeren.
Adelaide wendde den blik af van het ake-
lige g^zicht en haastte zich naar de dorps
straat. Moet een bijna misselijk gevoel van
afgrijzen moest zij erkennen, dat de Natuur
in het algemeen monsterachtig wreed is voor
de hulpeloozen, de onbeschermden, de zwak-
ken.
Het ziekenhuis lag niet ver van Swanmere
aan een betrekkelijk nieuwen weg, die naar
het station leidde. Het gebouw was laag en
bevatte slechts twee afdeelingen. Nu waren
beide afdeelingen leeg, daar, met uitzonde
ring van juffrouw Jameson, de apothekeres,
het personeel met vacantie was.
Een gevoel van kalmte verdrong de schrij-
nende pijn in Adelaide's hart, toen zij einde
lijk voor de deur van het hospitaal stond. Het
was heerlijk te weten, dat zij zich eenige
oogenblikken later in warme, weldadige sym-
pathie kon koesteren, en zij hield zooveel van
haar kind, dat elke ontmoeting met kleinen
Gaily, zeljs na een hgel korte scheiding, haa;
Amsterdam
Nieuwendijk 225/229
Utrecht
Oude Gracht 151.
opnieuw vreugde en verrassing bereidde.
Zij schelde aan en een buitenmeisje, voor
wie zij altijd vriendelijk was geweest en die
zij soms mild bedacht had, voor haar aandeel
in de zorg voor haar zoontje, glimlachte op-
getogen, toen zij zag, dat mevrouw Strain
daar stond.
„Ik geloof, dat u jongeheer Gilly en juf
frouw Jameson in de apotheek zult vinden.
Ze :s bezig geweest, hem pillen te leeren ma
ken
„Goed, dan zal ik daar heen gaan, Alice.
Je heeft niet met me mee te gaan".
Het meisje ging linksaf, terwijl de bezoek-
ster vlug naar rechts liep, door een lange,
zonnige gang.
Zij was dikwijls in de apotheek geweest,
maar altijd slechts een oogenblik, om haar
vriendin te spreken, die daar gewoonlijk druk
bezig was.
De deur van de apotheek was dicht. Me
vrouw Strain klopte, maar toen er geen ant
woord kwam, opende zij de deur en ging naar
binnen. Het was maar een klein vertrek, met
lambrizeeringen van pijnhout en een raam
tegenover de deur. Alles was er kraakzinde-
lijk, al rook het er naar allerlei kruiden, zoo
als in een drogistwinkel. De wanden waren
bezet door twee plankc i, waarop rijen fles-
schen, potten, mec.cijnen, en ook stond er een)
kast, die gewoonlijk was afgesloten.
L\
Ho. 220
281