Ilkiancki Etnanl.
Mfr ook
4x
Westfriesse vertellingen
KEMLLETON.
DE KANG-HE VAAS
ho. 259
1929
r.
endird een en dertigste iaargang.
Zatcrdag' November
door
dr. T. P. Merkrid.
Graaf Wullem II Roomsch Kcning
en
„de Hanestap"
Azze we nou de Enkhuizer Courant
van 27 Sept. 1924, le blad, no. 112 in-
kaike, die de Redaksie mein stuurd het,
toe derom vroegen is (nog w61 bedankt),
den ziene we 'n legende: „De Hanestap"
gkreven deur de heer D. Pijper van Op-
meer: „Een Westfriesche legende, be-
sproken tusschen twee Hoogwonder
Boer en". Nou slane we deeruit over: de
aardige vertellinkies van n potlam-
metje, dat stolen was, en van Jaap Skel-
levis en aare dinge.
„Je wete wel, dat de Westfriezen vroe
ger nog alders ruzie hadden mit de
Graven van Holland, en dat op zekere
keer, in bet jaar 1256, Graaf Willem II
mit z'n leger kwam om de Westfriezen
te overwinnen, maar in de Berkmeer
bai Hoogwoud mit z'n peerd deur 't ijs
zakte en dat de Westfriezen hem toe
vermoord hewwe. Dat was niet ridder-
lijk, want dat was misbruik maken van
kracht. Dut begrepe ze wel en deerom
lewwe ze hem maar heel gouw begra
ven in't „Kreilerbosch", in 'n huis, on-
<ler de heerdplaat, tusschen de Langereis
en de Zuierpaad, deer in de buurt, weer
„Jaap Schellevis" (Jakob Kuiper) weunt
het".
(De Langereis bestond toen nog niet;
in de Enkhuizer Courant van 23 April
1929, 2e blad staat: „en het is hertog
(Albrecht van Beieren geweest, die in
1386 octrooi had gegeven tot het graven
van de Langereis, het nog bestaande af-
yoerkanaal van Westfrieslands Weste-
lijk deel, dat door alien, die op het meer
het watervlak, de Heer Huijgen
Waard of korvweg de Waard geheeten)
uitwaterden, onderhouden moest wor-
den". M.)
En nou veerder: „Toe Wullem II
jturven was, had ie 'n zeun, en dat was
toe nog maar 'n klain joonje. Toe Flo-
ris grooter wier, begon bij hem de ge-
dachte te komen, om de Westfriezen te
overvinnen en het graf van zijn vader
te zoeken, wat onbekend was. Slechts
enkele nog in leven zijnde Westfriezen,
die hem mede hadden begraven, wisten
de plek, maar zij hadden den duren
eed zworen, om dit geheim te bewaren.
Graaf Floris prebeerde alders an de
Westkant, maar dat lukte niet. Later
bedocht ie om mit z'n leger te landen an
de oostkant en wel te Wijdenes". (Zie
uitvoeriger hierover: Willem II,
Roomsch Koning; Is z'n loik terugvon-
den en opdolven? in: Het Nieuwsblad
voor Westfriesland, Medemblikker Cou
rant enz., van 20 Juli '29).
,.Deer waren de Westfriezen niet op
verdacht en toe ware ze teugen de Hol
landers niet opwassen. Om kort te
gaan, de Westfriezen verloren het en
deermee ok hun vrijhpid en onafhanke-
lijkheid. De oudste onder hun en voor-
namelijk zij, die meedein hadde, om
Floris zijn Vader te vermoorden, ware
toe zeer bevreesd voor den veroveraar.
Eenige kropen schuil in de Kerk te
Hoogwoud, weeronder ok de oppera-
teurs van vroeger, zoo as „Heineman"
van Hoogwoud, „Bartsing" van Barre-
gom en „Doedijn" van Westerblokker.
Maar Graaf Floris wist ze ok deer te vin-
den. Het bleek echter al dadeluk dat
Floris geen bloeddorstig of wraakne-
mend map was, want hij sprak: „Man-
nm sta op, wijs mij mijns vaders graf
en u zal geen' leed geschieden." Die
woorden klonken as 'n engelenstem in
de ooren van de oude Westfriezen en
boezemde vertrouwen in Floris de Vijf-
de. En later het ie ok toont, dat ie 'n
rechtschapen man was en 'n goed be-
stuurder. Hij schonk hooge posten en
ambten an vertrouwde Westfriezen, ver-
beterde dijken en wegen enz. en toe
ware ur veul Westfriezen, vooral onder
Uit het Engelsch door J. S. Flitscher.
Geautoriseerde vertaling door v. d. W.
HOOFDSTUK I.
Middernachtelijke voetstappen.
Ik geloof, dat het eerste, dat dient opgetee-
kend te worden in dit verhaal over een duis-
tere misdaad (waarin veel geheimzinnigs en
S -a a w°rdt geboekt) is de omstandig-
heid, dat omstreeks vier uur van een zekeren
lente-achtermiddag, ongeveer tien jaren ge-
leden, Nellie Aps, die de post in onze buurt
rondbracht, aan het tuinhek van ons huis
kwam met iets, dat wij zelden ontvingen
een telegram. Ik zat in de waranda toen zij
kwam en lk was dien dag voor den eersten
Iceer beneaen na een ziekte, die de oorzaak
was, dat ik geen gevolg kon geven aan da
plannen om mijn loopbaan te beginnen bij
d;n klerk Philbrick te Kingshaven en ik nam
du# de gele enveloppe in ontvangst Maar zij
was even spoedig weer uit mijn" handen ver-
dwenen; mijn zuster Keziah, twintig jaren
ouder dan ik, had het openen van het tuinhek
gchoord, Nellie Aps uit een raam gezien, was
door de gang naar de buitendeur gegaan en
bad het telegram in haar handen, voor je tot
tien had kunnen tellen. Zij scheurde de en
vcloppe open en sprak haastig, voor zij daar
mede klaar was;
ie ouderen, die gewetenswroeging kre-
gen, omdat ze zen vader zoo onbarm-
hartig doodsloegen hadde.
Zoo as ik straks al verteld heb, hewwe
ze hem begraven tusschen de Paad en
de Langereis en wel in 't Kreilerbosch.
Nou hewwe we in Hoogwoud twee Pa-
den: de Zuier- en de Noorderpaad. En
an die Paden staan ongeveer 25 boerde-
raien en allegaar an de Westkant. Som-
mige staan heel hoog, veer boven de
weg. Vooral twei: ien an de Noorder
paad mit dat mooie deurkozijn uit de
zeuventiende eeuw, denk ik, weerop die
uitgesneden manjes en peerdjes, weer
vroeger „Luitje Glas" weunt het, en an
de Zuierpaad de boereplaats van „Gert
Kes". Dat huis stond bekend as het
spookhuis; as's nachts de klok van de
Hoogwouder Kerk twaalf uur sloeg, den
zou gien starveling 't wage, om deer
voorbai te loupe. Deer beurde den ok
rare dingen. As ze bijvoorbeeld's eivens
de rakke dicht dede, den ware ze
's ochens open; as ze's eivens de deure
vast maakte, ware *s ochens de schotels
ur of; as de koeie en peerde 's eivens
vast stonde, den ware ze's ochens weer
los, en alzoo meer van die rarigheden.
En op 'n goeie keer, lang en lang voor
dat Gert Kos ur vveunde, ware deer es
koffiegasten in dat huis en toe dat die
weggaan zouwe, zage ze onder tafel 'n
groot beest, 'n monster, mit rooie oogen.
Toe ware ze allegaar confuus en stonden
verslagen, totdat ur ien op't idee kwam
om de domine te halen, misschien wist
die wel reid. Domine kwam mit z'n stok,
maar bai de minste anraking beet 't
monster de stok an garlement. Dat Do
mine had ur gouw genog van en ging
nei huis. Toe hewwe ze de pastoor
haalt, endie kwam, die zag en over-
won. Hij haalde 'n lange stroohalm uit
de hooiberg en deermee laidde ie't mon
ster de deur uit, de Leige Hoek in, nei
't Kreilerbosch tot de plek weer Wul
lem II Aegraven is. En nou komt het
jaarlijks 'n Hanestap weerom van 't
graf tot't huis, weer Gert Kos weunt het.
Dat is nou de legende van de Hane
stap an de Zuierpaad te Hoogwoude, 'n
zonderling verhaal, maar toch opmerke-
lijk, dat t voortleeft in de gedachten
van veel Westfriezen, 'n legende die nog
altijd gaat van mond tot mond en van
geslacht tot geslacht. Er wordt zelfs nog
bij vertelt, dat op de plek, waar Willem
II begraven is geweest, de koeien nim-
mer gaan liggen. Niemand weet echter
de plaats aan te wijzen, ofschoon er toch
een kapel heeft gestaan, welke Graaf
Floris heeft laten bouwen, zooals ver
meld wordt in: „Vader en Zoon, het
volk der Westfriezen in 1256—1296, door
M. P. Rosmade".
Ik geef dit verhaal, deze legende, zoo
als ik haar meermalen heb gehoord en
of dit nu slaat op de gewetenswroeging
der oude Westfriezen of dat de R. K.
Kerk hierin een woordje heeft mee te
spreken, hierover kan ik niet oordeelen
en laat dit gaarne over aan meer be-
voegden".
Opmeer, Sept. 1924. (D. Pijper.)
In de Handelingen en Mededeelingen
van de „Maatschappij der Ned. Letter-
kunde" te Leiden over 't jaar 1872, ge-
houden aldaar den 20 Juni 1872 in't ge-
bouw der Maatschappij tot Nut van het
Algemeen, sprak de voorzitter Mr. L.
A. J. W. Baron Sloet van de Beele over
den op 23 Oct. 1871 overleden letterkun-
dige, taalgelgerde en geschiedvorscher:
E(vert) Masdorp, 'n bakkerszoon uit
Alkmaar, die onder't pseudoniem M. P.
Rosmade heeft geschreven: „Vader en
Zoon" of Het Volk der Westfriezen,
12561296, uitgegeven te Enkhuizen in
1871, 2e druk in 1874.
Dut mooie verhaal, in boek of mengel-
werk, is in gien iene bibliotheek te krai-
ge, ok niet in de nuuwe of ouwe boek-
handel. Maar de Hanestap staat der niet
in hoor; dat is dan ok maar zoo'n be-
denkseltje, want:
„Evenals bij zoo vele legenden en sa-
gen, houdt 'n rustelooze spookgestalte
de herinnering levendig aan een ge-
pleegde misdaad, of is, als boetedoe-
nirtg, gedoemd steeds rond te waren"
(Fr. de Witt Huberts in de N. R. C. van
25 Nov. '28. Ochtendblad A: Onopgeloste
raadsels en vreemde gebeurtenissen in
vroegere jaren: „De witte vrouw".)
Gane we „iou .'.a boer op en je vrage an
protestame of ze weldeHs van de Hane
stap hoord hewwe: tien teugen ien, de
meiste wete der gien snars van; ok niet
de Blootbienelanders. En skraive je
„Ben!" riep zij uit op haar bekende, be-
sliste wijze, „het zou mij niets verwonderen,
of het gaat niet goed met mevrouw Hozier!"
Mevrouw Hozier was Keziah's beste vrien-
din, een dorpsgenoote, die onlangs was ge-
trouwd en trans woonde in Kingshaven.
Keziah veronderstelde, dat ik als jongen van
achttien jaar niet veel van die dingen afwist,
doch ik kreeg een idee, dat mijnheer en
mevr. Hozier d.e komst verwachtten van een
zoon en erfgenaam of ten minste van een
dochter, en een argwaan kwam bij mij op, dat
die gebeurtenis misliep of op het punt stond
mis te loopen, toen Keziah het telegram open
vouwde. Maar Keziah maakte mij niets wij-
zer; haar valkenoogen hadden het bericht ge-
lezen en een oogenblik daarna verdween het
-apier in haar zak. Zij draaide zich om naar
fellie Aps, die haar tusschen de stokrozen
door stond aan te staren.
„Je behoeft niet te wachten!" zeide zij kort-
af. „Een antwoord is niet noodig". Toen Nel
lie was heengegaan, wendde zij zich weer tot
mij.
„Ben", zeide zij, „ik moet naar Kingsha
ven! En onmiddellijk! Ik heb beloofd om te
komen en daarom moet ik gaan! Ik moet een
nacht wegblijven en misschien voor een ge
deelte van den morgen! Kan ik op jou ver
trouwen, Ben?"
„Mij vertrouwen, Keziah?" vroeg ik met
verwondering; „op welk gebied?"
Zij keek rond, alsof zij bang was dat de
lijsters en merels ons zouden hooren en zij
verviel in een fluistertoon een plechtigen
fluistertoon.
„Het familiezilver!" zeide zij. „Nog nooit
heb ik dat achtergelaten! En als daarmede
deerover: „nooit van hoord" kroig je as
antwoord of: „mit zukke flouwe rommel
hou ik me niet op."
„Jo, dat is 'n bonsing weest, op 'n
pandooreivendje, toe ze zatte te mezerre
mit 'n praatje mit harten zes derin, in
een oud huis; dat beist kon niet deur z'n
gat kome nei z'n nest onder de vloer,
omdat op de ouwe vloer 'n spoormandje
v6or sting van ien van de vrollie; in 'n
kamer weerin aars nooit zeten wier. Toe
binne der twei vrollie flouw vallen en
toe hewwe ze de dok'er liaalt, midden
in den nacht, die al t '-ei nachte niet
sleipen had en kwaad wier, omdat ie
voor zoo'n wissewassie roenen was. Die
het toe de aker van de bak haald uit
koejes en over de bonsing smeten en**'n
tweide aker mit water skept en over de
gezichte leeg gooid van de flouw vallen
waive en toe op iens 'n smeert, in de ar-
repik eer ze baikwamme; de inanne
zatte de bonsing achternei nei buiten
toe, dus dat kon; 'm smere, bedoel ik,
mit de groetenis."
Die dut skreven het, is 'n protestant.
Op 7 Oct.: twei Westfrieze in de wacht-
kamer van 't station; 'n buitenkanssie.
om nou ders 'n „steekproef" te neme!
Groentehandelaars, die oftig bier op de
Bern s kome, om zake te doen. Nommer
ien: uit de Langedoik, spreekt van
„vlouk", azzie „ondiep" bedoelt; 'n ras
echte Westfries dus.
„Hew je welderis hoord van „de Hane
stap?"
Van de „wat?" Wat bedoele je deer-
mei?
„Nou, van de Hanestap, 'n legende,
„spouk".
Nooit van hoord, hoor. Bai navraag:
protestant.
Nommer twei: uit Warmenhuizen.
Vraag: Hew je welderis hoord van de
Hanestap
Antwoord: Nou, en of. Dat spouk zit
nou al in't melkbon!
Bai navraag: katteliek.
Nou, dat klopt! want Graaf Willem II
was Roomsch Koning en deer hewwe de
protestante niks mee te make.
Weerom skroif je niet ers an de aige-
naar of beweuner van 't spoukhuis
zelf?"
Tjonge, tjonge; het ai van Kolumbus.
Vrouwe kinne nou en dan van die
goeie invalle hewwe, weer 'n mansper-
soon oftig niet an denkt!
Je begraipe zeker, "dat uit't antwoord
iets gebeurde
Zij hield op en ik keek op naar haar slank,
mager figuur, zelfs op mijn leeftijd verbaasd,
dat een volwassen vrouw zoo dwaas kon zijn
Het familiezilver was Keziah's zwak. Ik be-
twijfel of er ooit een nacht voorbijging, dat
zij niet in doodelijken angst verkeerde voor
het familiezilver. Meer dan eens, als zij slo-
ten, grendels en andere sluitingen naging,
heb ik het familiezilver naar den bodem van
de zee verwenscht. Zij sprak er over alsof het
een enorme waarde vertegenwoordigde; de
nuchtere waarheid was, dat het bestond uit
een zilveren trekpot, een melkkan en een sui-
kerpot; zes groote en zes kleine vorken, zes
grocte en zes kleine lepels, een dozijn thee-
lepeltjes en een paar soeplepels. Het is waar,
het had toebehoord aan onze overgrootmoeder
en aan onze betovergrootmoeder en Keziah
beweerde zelfs, dat het dateerde uit den tijd
van koningin Anna, maar ondanks dat vond
ik het niet noodig, dat ons leven steeds werd
vergald door de aanwezigheid in ons huis van
dat zilver. En ik antwoordde Keziah droogjes
weg en op spottenden toon
„Er is niet veel kans op, dat er iets mede
gdbeurt, zou ik denken, Keziah. Jij hebt er te
goed voor gezorgd."
Ik dacht aan haar uitstekende voorzorgs-
maatregelcn voor de veiligheid van het zilver.
Het lag verpakt in een onnoemelijke hoeveel-
heid vloeipapier en in zeemleer in een houten
kist, met ijzer beslagen, voorzien van twee
sloten en de kist stond vastgeschroefd op de
vloer van Keziah's slaapkamer, onder naar
bed. De duizel zelve zou geen kans hebben om
er bij te komen als Keziah thuis was en tot
nog toe was zij altijd thuis geweest, omdat zij
deerop niet alles verteld worre mag,
want dat is klikke.
De man den weunt al 24 jaar in het
zoogenaamde spookhuis, skroift ie, maar
heb nog nooit 'n spouk zien, maar:
„dat bij ons onder de Katholieke be-
volking zeker de meening bestaat, dat
er zoo iets bestaat" en „dat z'n vrouw
in dit huis geboren is, 70 jaar geleden,
en clat ze nooit van een spook of vreemd
verschijnsel het ontdekt".
O! zoo
„Dat spouk" skroift 'n aar, „dat spouk
is Kioonstein, de Vlaamsche basterd, de
verrader van Graaf Wullem, die 'm nei
die ienzame plek lokt had en 'm toe in
de steek leiten!" Maar dat kan niet best
waar weze, omdai die Krodnstein op 'n
heel aire plaas, veer van dein, in de
buurt van Haarlem, levend begraven is
voor z'n straf (Zie: „Vader en Zoon"),
maar meskien is deer meer verstand
van spcuke voor noodig,
„Er schijnt bij ons op de Hofstede"
('t spoukhuis, den) ook nog een kostbare
schat verborgen te liggen, maar hebben
hem jammer genoeg nog nooit kunnen
vinden, ik kon het zoo best gebruiken."
Jammer he? 'n Gedichgie, tot troost?
Aardsche Schat:
Wat is dat?
Deugd of eer,
Is veel medr!
As ie in z'n vessietassie nog 'n oud
dubbeltje vind, dan verwed ie dat er om,
datte je's nachts om twaalf uur op 21
Januari 1930 niks ziene of vinde in 't
melkbon, want op die dag is't §74 jaar
lejen en dus de verjaardag van de moord
op Graaf Willem II, Roomsch Koning!
Kuiere je nou ders efkus mee, de
Rotterdamsche Maasbrug op, die Rech-
ter en Linker Maasoever verbindt?
Tjonge, tjonge, wat 'n drok verkeer;
deerom: goed uitkaike hoor, dat je gien
ongeluk kraige, aars loup je de kans,
dat strakkies, wat er nog van je over-
bleven is, in een leeg segaarekissie bai
je thuisbrocht word; nog al wiedes, dat
je dat den niet meer beleve! As die breg
nou deres kapot raakte, den zou dat 'n
skade weze van honderd duizende gul
dens per dag. Deerom houwe de Rotter-
dammers groot van die breg. Deer neist
loit de spoorbreg; deer onder, op de
pailers nog 'n houp name en nommers
uit de verkiezingsdage, mit wit kalk;
uit de verkiezingsstroid, bedoele we, de
behoorde tot het slag van vrouwen, dat nooit
eens vacantie neemt en zich ellendig zouden
voelen als zij dat deden.
,,Dat weet ik dat weet ik", gaf zij haas
tig toe. „Natuurlijk moet je heel voorzichtig
zijn, als je erfstukken als wij bezit! Maar ge
loof me, Ben, dat jij niet over dezen drempel
zult komen tot ik terug ben en dat je de beide
buitendeuren goed gesloten zult houden!"
„Dat kan ik je gemakkelijk beloven.
Keziah", zei ik. „Ik geloof niet, dat ik tot het
eind van den tuin zou kunnen loopen."
„0, dat zul je heel gauw kunnen doen",
antwoordde zij geruststellend. Jij gaat
prachtig vooruit en dat mooie lenteweer zal je
veel goed doen. Je ziet er vandaag al vee!
beter uit dan gisteren ik zou je zeker niet
alleen laten, als dat niet zoo was, zelfs niet
voor mevrouw Hozier. En je kunt gemakke
lijk voor je zelf zorgen; je kunt vanavond ie
eigen avondeten klaar maken en morgenocn-
tend je ontbijt, je kunt zelfs zorgen voor je
middageten, als ik niet tijdig terug ben. Maar
je moet niet uitgaan, Ben!"
..Daarvan kun je zeker zijn", verzekerde ik
„Ik zal het heusch niet doen, Keziah".
„Dan gaan wij theedrinken en ik zal alles
in orde maken en ga met den trein van zes
uur", zeide zij. „Ik houd niet van uitgaan,
Ben, maar als je aan een vriendin hebt be
loofd om haar te helpen in tijden van nood
„Is er dan iets met mevrouw Hozier?"
vroeg ik.
„Je zult er wel meer van hooren, als ik
terug ben. Het is mogelijk dat alles goed af
loopt, maar in ieder geval moet ik gaan.
Maar eerst onze thee".
Wij dronken thee en Keziah, dje altjjd zee;'
beruchte Nederlandsche Godsdienstoor-
loge, die elke 4 jaar „slachtveld" viere.
Nog 36 verskillende soorte stane der
weer klaar voor 'n volgende veehtpertai!
Lewaaierend, proestend en steunend
komt deer, langzaam, 'n Pullmantroin
anrolle over de breg; hoestend en kreu-
nend't loikt wel 'n ouwe man, die
de rimmetiek het; zoo'n anstellerai; 't
daverend geraas houdt in iens op; nou
geeft ie'm van ketoen, zet de sokke der
in en kilometervratert nei Brussel, 't
katholieke Belgie, weer onlangs de Pro
testante president van de Katholieke
Fransche republiek is inhaald „Vive
Doumergue! Vive Monsieur le Presi
dent!" Hoeveel godsdienste zitte der nou
wel in zoo'n Pcllmannetje?
As je thuis kome en je kaike deur't
glas van de erker'n nauw merakel!
Nelly, 't katholieke dienstmoidje, (vroe
ger hiette ze: Neeltje) mit bloote biene,
bloote arme, blootek hals, staat te klesse
mit de groenteboer, 'n faine; deer komt
'n jonge postlouper an, 'n socialist, mit
de „Voorwaarts" tusken z'n jas stoken
en geeft an 't roomsche moidje van den
protestanten huisheer 'n brief met de be
kende envelop: 'n bedelpertai voor 't be-
hoeftige joodsche kind!
Je kop loupt er van om, van al die
gosdienste!
As we 't ouwe dienstmoidje, Neeltje
te Langedoik, ders gonge opzoeke?
Je hewwe deer 'n heele houp breggies
en breggebouwers: honderd duizende
kin ie verdiene, azzie 'n breg bonwt tus
ken Links en Rechts, want dat skeelt
ons allegaar honderde miljoene in 't
jaar; je kinne den goedkouper leve en
Wedde dat ze zal zegge:
,,'t Is toch begrooti Ilk, azze je zoo oud
worren binne, en je hewwe den nag
wurreme in de kop!"
Den kinne we mitien deras an der
vrage, of der nag meer spouke in 't
Blootebienelaud binne, die opruimd
motte worre, want de „Bullebak", de
„Tientoon-Elfrib" en de „Hanestap'"
binne nou harstikke dood".
Deer net kroige we 'n brieffie, niet van
tien hoor! maar van de post, uit't Bloo-
tebieneland, dat de ^Tientoon-Elfrib"
weer neerploft is in de kolk en weer
zien is op skemereivende; den is „de
Bullebak" ok weer terug; zeker ver-
langst had! Dat is voor de „pervinsie"
wel gelukkig, zoolang der nag skemer
eivende binne en houge walle mit diepe
slodte en klaine kindere, in 't Bloote
bienelaud!
Damrubriek
Aan de Dammers!
In onze vorige rubriek gaven wij ter
oplossing probleem 1092.
Stand.
Zvv. 11 sch. op: 6, 10, 12, 13, 18, 20, 23,
30, 33, 35, 39.
W. 11 sch. op: 11, 22, 27, 32, 40, 41, 42,
44, 45, 49, 50.
Oplossing.
1. 42—37 1. 6 28
2. 49—43 2. 39 48
3. 44—39 3. 48 22
4. 40—34 4. 28 46
5. 39 28 5. 46 40
6. 45 5
Wit kan bij den vierden zet ook spelent
4. 39-34 4. 28:46
5. 34 5 5. 35 44
6. 50 28 6. 46 23
7. 5 28
De Nieuwe Speelwijze.
In 1923 kwam H. Hoogland met zijA
bekend voorstel ter beperking van het
aantal remise partijen. Met groote be-
langstelling en waardeering is toen van
het werk van Hoogland kennis geno-
men. Het eenige artikel dat hij aan't re-
glement wilde zien toegevoegd was:
Dammen mogen elkaar ook horizon-
taal en verticaal slaan.
Na een poos van rust is deze beweging
voor de nieuwe speelwijze weer sterk in
't middelpunt der belangstelling geko-
men. speciaal door een grooten wed-
strijd in Utrecht, waarbij volgens het
nieuwe systeem werd gespeeld en waar
op ruim 30 partijen slechts een paar re
mises voorkwamen. Met deze speelwijze
is n.l. twee dammen tegen een dam al
tijd gewonnen. Heel veel eindspelstudies
sullen natuurlijk alle beteekenis verlie-
zen als deze nieuwe spelregel werd aan.
genomen. Maar daar staat tegenover,
dat een nieuw veld voor fraaie combina-
ties en eindspelen wordt geopend, dat de
precies was, waschte alles af en borg het op,
voor zij haar goede kleeren aantrok. Daar zij
die weinig droeg, zag zij er vreemd in uit. Zij
scharrelde nog lang rond voor zij vertrok. Zij
keek na of vensters en deuren goed gesloten
waren en zij gaf mij de noodige raadgevingen
en waarschuwingen, zooals wat te doen als er
inbrekers kwamen, om geregeld mijn medicij-
nen in te nemen en vooral de goede hoevee! -
heid, zoodat ik blij was, toen zij eindelijk met
haar parapluie in een hand en een ouderwet-
sche handtasch in de andere in groote haast
wegging om den trein naar Kingshaven nog
te halen. Mijn zuster Keziah was een best
mensch, maar zij had meer de aard van
Martha dan van Maria en het huis was nu
heerlijk rustig, toen haar ouderwetsch hoedje
uit het gezicht was verdwenen achter de tuin-
haag. Het was een schitterende lenteavond en
ik bleef nog lang zitten in mijn gemakkelijke
stoel in de met jasmijnen begroeide waranda.
Ik had boeken bij mij en couranten, maar ik
keek ze niet in; er waren mooier dingen om
naar te kijken. Ons oude huis, waarin volgens
Keziah ten minste negen geslachten van de
familie Heckitt waren geboren en gestorveij,
stond als een eigenaardig overblijfsel uit
vroeger dagen in het midden van een halve
cirkel van de kustlijn, die naar bin nen boog
van de hooge rotsen in het Westen naar een
voorgefoergte in het Oosten. De zee lag onge
veer vijftig meter van onzen tuin; op een m$'
afstand in zee lag een bank, die den geheeleit
dag door kenbaar was aan de branding eft
waarvan de ligging des nachts werd aang^
geven door een vuurtoren; buiten de bair*
strekte zich het mjrne Engelsche Kanaai
(Wordt vervolgdj.
Zeg eens, wat is dat todi voor een veelbegeerd boek, waarnaar zoo vele
handen grijpen en wat reeds millioenen bezitten?
Dat is het beroemde geneesmiddelen-boek van Pastoor Heumann, dat
veel wetenswaardigs en waardevols bevat over de voornaamste ziekten en
hunnen genezing.
P. H. wiide, dat aile zieken geholpen werden. Daarom werkte hij jaren lang
dag en nacht, om nieuwe betrouwbare geneesmiddelen aan de menschheid
te brengen en daarom schreef hij dit 352 biz. dikke boek, dat op aanvraag
voor iedereen frails verkrijgbaar is,
Zijn levenswerk is dan ook met ongekend succes bekroond geworden. 175.000
schrit'telijke dankbetuigingen ontvingen wij tot op heden van zieken,
die door zijn geneesmiddelen van hunne ziekten bevrijd werden. b. v.
Aambefen
flderverkalklng
Asthma
Blaas- en NIerzickten
Bloedarmoede, Bleekzucht
Breuken
Bronchiaalcatarrh
Gal- en Leverziekten
Hoesten
Hoofdpijn
Jicht
Kwaad bloed
Rheumatlek
(Jitslag
Verkoudheld
Verstopping
Waterzudit
Maag- en Ingewandszlcktcn j Zenuwlijden
Open beenen enz.
Daarom, grijpt ook Gij toe en laat U kosteloos en zonder verplichting
het boek "P. H. Nieuwe Geneeswijze" toezenden door de firma L. Heumann Co,
Staalkade 4, Amsterdam C 47
Gellcve at te scheuren! Duldelljk sdirift!
9eheel kostelooze toezending van een Pastoor Heumann
■VCLB'KiB Boek wordt gewenscht door:
Naam en voornaam
Beroep
Straat en huisnummer.
Woonplaats