Ilkiancki Etnanl. Mfr ook 4x Westfriesse vertellingen KEMLLETON. DE KANG-HE VAAS ho. 259 1929 r. endird een en dertigste iaargang. Zatcrdag' November door dr. T. P. Merkrid. Graaf Wullem II Roomsch Kcning en „de Hanestap" Azze we nou de Enkhuizer Courant van 27 Sept. 1924, le blad, no. 112 in- kaike, die de Redaksie mein stuurd het, toe derom vroegen is (nog w61 bedankt), den ziene we 'n legende: „De Hanestap" gkreven deur de heer D. Pijper van Op- meer: „Een Westfriesche legende, be- sproken tusschen twee Hoogwonder Boer en". Nou slane we deeruit over: de aardige vertellinkies van n potlam- metje, dat stolen was, en van Jaap Skel- levis en aare dinge. „Je wete wel, dat de Westfriezen vroe ger nog alders ruzie hadden mit de Graven van Holland, en dat op zekere keer, in bet jaar 1256, Graaf Willem II mit z'n leger kwam om de Westfriezen te overwinnen, maar in de Berkmeer bai Hoogwoud mit z'n peerd deur 't ijs zakte en dat de Westfriezen hem toe vermoord hewwe. Dat was niet ridder- lijk, want dat was misbruik maken van kracht. Dut begrepe ze wel en deerom lewwe ze hem maar heel gouw begra ven in't „Kreilerbosch", in 'n huis, on- <ler de heerdplaat, tusschen de Langereis en de Zuierpaad, deer in de buurt, weer „Jaap Schellevis" (Jakob Kuiper) weunt het". (De Langereis bestond toen nog niet; in de Enkhuizer Courant van 23 April 1929, 2e blad staat: „en het is hertog (Albrecht van Beieren geweest, die in 1386 octrooi had gegeven tot het graven van de Langereis, het nog bestaande af- yoerkanaal van Westfrieslands Weste- lijk deel, dat door alien, die op het meer het watervlak, de Heer Huijgen Waard of korvweg de Waard geheeten) uitwaterden, onderhouden moest wor- den". M.) En nou veerder: „Toe Wullem II jturven was, had ie 'n zeun, en dat was toe nog maar 'n klain joonje. Toe Flo- ris grooter wier, begon bij hem de ge- dachte te komen, om de Westfriezen te overvinnen en het graf van zijn vader te zoeken, wat onbekend was. Slechts enkele nog in leven zijnde Westfriezen, die hem mede hadden begraven, wisten de plek, maar zij hadden den duren eed zworen, om dit geheim te bewaren. Graaf Floris prebeerde alders an de Westkant, maar dat lukte niet. Later bedocht ie om mit z'n leger te landen an de oostkant en wel te Wijdenes". (Zie uitvoeriger hierover: Willem II, Roomsch Koning; Is z'n loik terugvon- den en opdolven? in: Het Nieuwsblad voor Westfriesland, Medemblikker Cou rant enz., van 20 Juli '29). ,.Deer waren de Westfriezen niet op verdacht en toe ware ze teugen de Hol landers niet opwassen. Om kort te gaan, de Westfriezen verloren het en deermee ok hun vrijhpid en onafhanke- lijkheid. De oudste onder hun en voor- namelijk zij, die meedein hadde, om Floris zijn Vader te vermoorden, ware toe zeer bevreesd voor den veroveraar. Eenige kropen schuil in de Kerk te Hoogwoud, weeronder ok de oppera- teurs van vroeger, zoo as „Heineman" van Hoogwoud, „Bartsing" van Barre- gom en „Doedijn" van Westerblokker. Maar Graaf Floris wist ze ok deer te vin- den. Het bleek echter al dadeluk dat Floris geen bloeddorstig of wraakne- mend map was, want hij sprak: „Man- nm sta op, wijs mij mijns vaders graf en u zal geen' leed geschieden." Die woorden klonken as 'n engelenstem in de ooren van de oude Westfriezen en boezemde vertrouwen in Floris de Vijf- de. En later het ie ok toont, dat ie 'n rechtschapen man was en 'n goed be- stuurder. Hij schonk hooge posten en ambten an vertrouwde Westfriezen, ver- beterde dijken en wegen enz. en toe ware ur veul Westfriezen, vooral onder Uit het Engelsch door J. S. Flitscher. Geautoriseerde vertaling door v. d. W. HOOFDSTUK I. Middernachtelijke voetstappen. Ik geloof, dat het eerste, dat dient opgetee- kend te worden in dit verhaal over een duis- tere misdaad (waarin veel geheimzinnigs en S -a a w°rdt geboekt) is de omstandig- heid, dat omstreeks vier uur van een zekeren lente-achtermiddag, ongeveer tien jaren ge- leden, Nellie Aps, die de post in onze buurt rondbracht, aan het tuinhek van ons huis kwam met iets, dat wij zelden ontvingen een telegram. Ik zat in de waranda toen zij kwam en lk was dien dag voor den eersten Iceer beneaen na een ziekte, die de oorzaak was, dat ik geen gevolg kon geven aan da plannen om mijn loopbaan te beginnen bij d;n klerk Philbrick te Kingshaven en ik nam du# de gele enveloppe in ontvangst Maar zij was even spoedig weer uit mijn" handen ver- dwenen; mijn zuster Keziah, twintig jaren ouder dan ik, had het openen van het tuinhek gchoord, Nellie Aps uit een raam gezien, was door de gang naar de buitendeur gegaan en bad het telegram in haar handen, voor je tot tien had kunnen tellen. Zij scheurde de en vcloppe open en sprak haastig, voor zij daar mede klaar was; ie ouderen, die gewetenswroeging kre- gen, omdat ze zen vader zoo onbarm- hartig doodsloegen hadde. Zoo as ik straks al verteld heb, hewwe ze hem begraven tusschen de Paad en de Langereis en wel in 't Kreilerbosch. Nou hewwe we in Hoogwoud twee Pa- den: de Zuier- en de Noorderpaad. En an die Paden staan ongeveer 25 boerde- raien en allegaar an de Westkant. Som- mige staan heel hoog, veer boven de weg. Vooral twei: ien an de Noorder paad mit dat mooie deurkozijn uit de zeuventiende eeuw, denk ik, weerop die uitgesneden manjes en peerdjes, weer vroeger „Luitje Glas" weunt het, en an de Zuierpaad de boereplaats van „Gert Kes". Dat huis stond bekend as het spookhuis; as's nachts de klok van de Hoogwouder Kerk twaalf uur sloeg, den zou gien starveling 't wage, om deer voorbai te loupe. Deer beurde den ok rare dingen. As ze bijvoorbeeld's eivens de rakke dicht dede, den ware ze 's ochens open; as ze's eivens de deure vast maakte, ware *s ochens de schotels ur of; as de koeie en peerde 's eivens vast stonde, den ware ze's ochens weer los, en alzoo meer van die rarigheden. En op 'n goeie keer, lang en lang voor dat Gert Kos ur vveunde, ware deer es koffiegasten in dat huis en toe dat die weggaan zouwe, zage ze onder tafel 'n groot beest, 'n monster, mit rooie oogen. Toe ware ze allegaar confuus en stonden verslagen, totdat ur ien op't idee kwam om de domine te halen, misschien wist die wel reid. Domine kwam mit z'n stok, maar bai de minste anraking beet 't monster de stok an garlement. Dat Do mine had ur gouw genog van en ging nei huis. Toe hewwe ze de pastoor haalt, endie kwam, die zag en over- won. Hij haalde 'n lange stroohalm uit de hooiberg en deermee laidde ie't mon ster de deur uit, de Leige Hoek in, nei 't Kreilerbosch tot de plek weer Wul lem II Aegraven is. En nou komt het jaarlijks 'n Hanestap weerom van 't graf tot't huis, weer Gert Kos weunt het. Dat is nou de legende van de Hane stap an de Zuierpaad te Hoogwoude, 'n zonderling verhaal, maar toch opmerke- lijk, dat t voortleeft in de gedachten van veel Westfriezen, 'n legende die nog altijd gaat van mond tot mond en van geslacht tot geslacht. Er wordt zelfs nog bij vertelt, dat op de plek, waar Willem II begraven is geweest, de koeien nim- mer gaan liggen. Niemand weet echter de plaats aan te wijzen, ofschoon er toch een kapel heeft gestaan, welke Graaf Floris heeft laten bouwen, zooals ver meld wordt in: „Vader en Zoon, het volk der Westfriezen in 1256—1296, door M. P. Rosmade". Ik geef dit verhaal, deze legende, zoo als ik haar meermalen heb gehoord en of dit nu slaat op de gewetenswroeging der oude Westfriezen of dat de R. K. Kerk hierin een woordje heeft mee te spreken, hierover kan ik niet oordeelen en laat dit gaarne over aan meer be- voegden". Opmeer, Sept. 1924. (D. Pijper.) In de Handelingen en Mededeelingen van de „Maatschappij der Ned. Letter- kunde" te Leiden over 't jaar 1872, ge- houden aldaar den 20 Juni 1872 in't ge- bouw der Maatschappij tot Nut van het Algemeen, sprak de voorzitter Mr. L. A. J. W. Baron Sloet van de Beele over den op 23 Oct. 1871 overleden letterkun- dige, taalgelgerde en geschiedvorscher: E(vert) Masdorp, 'n bakkerszoon uit Alkmaar, die onder't pseudoniem M. P. Rosmade heeft geschreven: „Vader en Zoon" of Het Volk der Westfriezen, 12561296, uitgegeven te Enkhuizen in 1871, 2e druk in 1874. Dut mooie verhaal, in boek of mengel- werk, is in gien iene bibliotheek te krai- ge, ok niet in de nuuwe of ouwe boek- handel. Maar de Hanestap staat der niet in hoor; dat is dan ok maar zoo'n be- denkseltje, want: „Evenals bij zoo vele legenden en sa- gen, houdt 'n rustelooze spookgestalte de herinnering levendig aan een ge- pleegde misdaad, of is, als boetedoe- nirtg, gedoemd steeds rond te waren" (Fr. de Witt Huberts in de N. R. C. van 25 Nov. '28. Ochtendblad A: Onopgeloste raadsels en vreemde gebeurtenissen in vroegere jaren: „De witte vrouw".) Gane we „iou .'.a boer op en je vrage an protestame of ze weldeHs van de Hane stap hoord hewwe: tien teugen ien, de meiste wete der gien snars van; ok niet de Blootbienelanders. En skraive je „Ben!" riep zij uit op haar bekende, be- sliste wijze, „het zou mij niets verwonderen, of het gaat niet goed met mevrouw Hozier!" Mevrouw Hozier was Keziah's beste vrien- din, een dorpsgenoote, die onlangs was ge- trouwd en trans woonde in Kingshaven. Keziah veronderstelde, dat ik als jongen van achttien jaar niet veel van die dingen afwist, doch ik kreeg een idee, dat mijnheer en mevr. Hozier d.e komst verwachtten van een zoon en erfgenaam of ten minste van een dochter, en een argwaan kwam bij mij op, dat die gebeurtenis misliep of op het punt stond mis te loopen, toen Keziah het telegram open vouwde. Maar Keziah maakte mij niets wij- zer; haar valkenoogen hadden het bericht ge- lezen en een oogenblik daarna verdween het -apier in haar zak. Zij draaide zich om naar fellie Aps, die haar tusschen de stokrozen door stond aan te staren. „Je behoeft niet te wachten!" zeide zij kort- af. „Een antwoord is niet noodig". Toen Nel lie was heengegaan, wendde zij zich weer tot mij. „Ben", zeide zij, „ik moet naar Kingsha ven! En onmiddellijk! Ik heb beloofd om te komen en daarom moet ik gaan! Ik moet een nacht wegblijven en misschien voor een ge deelte van den morgen! Kan ik op jou ver trouwen, Ben?" „Mij vertrouwen, Keziah?" vroeg ik met verwondering; „op welk gebied?" Zij keek rond, alsof zij bang was dat de lijsters en merels ons zouden hooren en zij verviel in een fluistertoon een plechtigen fluistertoon. „Het familiezilver!" zeide zij. „Nog nooit heb ik dat achtergelaten! En als daarmede deerover: „nooit van hoord" kroig je as antwoord of: „mit zukke flouwe rommel hou ik me niet op." „Jo, dat is 'n bonsing weest, op 'n pandooreivendje, toe ze zatte te mezerre mit 'n praatje mit harten zes derin, in een oud huis; dat beist kon niet deur z'n gat kome nei z'n nest onder de vloer, omdat op de ouwe vloer 'n spoormandje v6or sting van ien van de vrollie; in 'n kamer weerin aars nooit zeten wier. Toe binne der twei vrollie flouw vallen en toe hewwe ze de dok'er liaalt, midden in den nacht, die al t '-ei nachte niet sleipen had en kwaad wier, omdat ie voor zoo'n wissewassie roenen was. Die het toe de aker van de bak haald uit koejes en over de bonsing smeten en**'n tweide aker mit water skept en over de gezichte leeg gooid van de flouw vallen waive en toe op iens 'n smeert, in de ar- repik eer ze baikwamme; de inanne zatte de bonsing achternei nei buiten toe, dus dat kon; 'm smere, bedoel ik, mit de groetenis." Die dut skreven het, is 'n protestant. Op 7 Oct.: twei Westfrieze in de wacht- kamer van 't station; 'n buitenkanssie. om nou ders 'n „steekproef" te neme! Groentehandelaars, die oftig bier op de Bern s kome, om zake te doen. Nommer ien: uit de Langedoik, spreekt van „vlouk", azzie „ondiep" bedoelt; 'n ras echte Westfries dus. „Hew je welderis hoord van „de Hane stap?" Van de „wat?" Wat bedoele je deer- mei? „Nou, van de Hanestap, 'n legende, „spouk". Nooit van hoord, hoor. Bai navraag: protestant. Nommer twei: uit Warmenhuizen. Vraag: Hew je welderis hoord van de Hanestap Antwoord: Nou, en of. Dat spouk zit nou al in't melkbon! Bai navraag: katteliek. Nou, dat klopt! want Graaf Willem II was Roomsch Koning en deer hewwe de protestante niks mee te make. Weerom skroif je niet ers an de aige- naar of beweuner van 't spoukhuis zelf?" Tjonge, tjonge; het ai van Kolumbus. Vrouwe kinne nou en dan van die goeie invalle hewwe, weer 'n mansper- soon oftig niet an denkt! Je begraipe zeker, "dat uit't antwoord iets gebeurde Zij hield op en ik keek op naar haar slank, mager figuur, zelfs op mijn leeftijd verbaasd, dat een volwassen vrouw zoo dwaas kon zijn Het familiezilver was Keziah's zwak. Ik be- twijfel of er ooit een nacht voorbijging, dat zij niet in doodelijken angst verkeerde voor het familiezilver. Meer dan eens, als zij slo- ten, grendels en andere sluitingen naging, heb ik het familiezilver naar den bodem van de zee verwenscht. Zij sprak er over alsof het een enorme waarde vertegenwoordigde; de nuchtere waarheid was, dat het bestond uit een zilveren trekpot, een melkkan en een sui- kerpot; zes groote en zes kleine vorken, zes grocte en zes kleine lepels, een dozijn thee- lepeltjes en een paar soeplepels. Het is waar, het had toebehoord aan onze overgrootmoeder en aan onze betovergrootmoeder en Keziah beweerde zelfs, dat het dateerde uit den tijd van koningin Anna, maar ondanks dat vond ik het niet noodig, dat ons leven steeds werd vergald door de aanwezigheid in ons huis van dat zilver. En ik antwoordde Keziah droogjes weg en op spottenden toon „Er is niet veel kans op, dat er iets mede gdbeurt, zou ik denken, Keziah. Jij hebt er te goed voor gezorgd." Ik dacht aan haar uitstekende voorzorgs- maatregelcn voor de veiligheid van het zilver. Het lag verpakt in een onnoemelijke hoeveel- heid vloeipapier en in zeemleer in een houten kist, met ijzer beslagen, voorzien van twee sloten en de kist stond vastgeschroefd op de vloer van Keziah's slaapkamer, onder naar bed. De duizel zelve zou geen kans hebben om er bij te komen als Keziah thuis was en tot nog toe was zij altijd thuis geweest, omdat zij deerop niet alles verteld worre mag, want dat is klikke. De man den weunt al 24 jaar in het zoogenaamde spookhuis, skroift ie, maar heb nog nooit 'n spouk zien, maar: „dat bij ons onder de Katholieke be- volking zeker de meening bestaat, dat er zoo iets bestaat" en „dat z'n vrouw in dit huis geboren is, 70 jaar geleden, en clat ze nooit van een spook of vreemd verschijnsel het ontdekt". O! zoo „Dat spouk" skroift 'n aar, „dat spouk is Kioonstein, de Vlaamsche basterd, de verrader van Graaf Wullem, die 'm nei die ienzame plek lokt had en 'm toe in de steek leiten!" Maar dat kan niet best waar weze, omdai die Krodnstein op 'n heel aire plaas, veer van dein, in de buurt van Haarlem, levend begraven is voor z'n straf (Zie: „Vader en Zoon"), maar meskien is deer meer verstand van spcuke voor noodig, „Er schijnt bij ons op de Hofstede" ('t spoukhuis, den) ook nog een kostbare schat verborgen te liggen, maar hebben hem jammer genoeg nog nooit kunnen vinden, ik kon het zoo best gebruiken." Jammer he? 'n Gedichgie, tot troost? Aardsche Schat: Wat is dat? Deugd of eer, Is veel medr! As ie in z'n vessietassie nog 'n oud dubbeltje vind, dan verwed ie dat er om, datte je's nachts om twaalf uur op 21 Januari 1930 niks ziene of vinde in 't melkbon, want op die dag is't §74 jaar lejen en dus de verjaardag van de moord op Graaf Willem II, Roomsch Koning! Kuiere je nou ders efkus mee, de Rotterdamsche Maasbrug op, die Rech- ter en Linker Maasoever verbindt? Tjonge, tjonge, wat 'n drok verkeer; deerom: goed uitkaike hoor, dat je gien ongeluk kraige, aars loup je de kans, dat strakkies, wat er nog van je over- bleven is, in een leeg segaarekissie bai je thuisbrocht word; nog al wiedes, dat je dat den niet meer beleve! As die breg nou deres kapot raakte, den zou dat 'n skade weze van honderd duizende gul dens per dag. Deerom houwe de Rotter- dammers groot van die breg. Deer neist loit de spoorbreg; deer onder, op de pailers nog 'n houp name en nommers uit de verkiezingsdage, mit wit kalk; uit de verkiezingsstroid, bedoele we, de behoorde tot het slag van vrouwen, dat nooit eens vacantie neemt en zich ellendig zouden voelen als zij dat deden. ,,Dat weet ik dat weet ik", gaf zij haas tig toe. „Natuurlijk moet je heel voorzichtig zijn, als je erfstukken als wij bezit! Maar ge loof me, Ben, dat jij niet over dezen drempel zult komen tot ik terug ben en dat je de beide buitendeuren goed gesloten zult houden!" „Dat kan ik je gemakkelijk beloven. Keziah", zei ik. „Ik geloof niet, dat ik tot het eind van den tuin zou kunnen loopen." „0, dat zul je heel gauw kunnen doen", antwoordde zij geruststellend. Jij gaat prachtig vooruit en dat mooie lenteweer zal je veel goed doen. Je ziet er vandaag al vee! beter uit dan gisteren ik zou je zeker niet alleen laten, als dat niet zoo was, zelfs niet voor mevrouw Hozier. En je kunt gemakke lijk voor je zelf zorgen; je kunt vanavond ie eigen avondeten klaar maken en morgenocn- tend je ontbijt, je kunt zelfs zorgen voor je middageten, als ik niet tijdig terug ben. Maar je moet niet uitgaan, Ben!" ..Daarvan kun je zeker zijn", verzekerde ik „Ik zal het heusch niet doen, Keziah". „Dan gaan wij theedrinken en ik zal alles in orde maken en ga met den trein van zes uur", zeide zij. „Ik houd niet van uitgaan, Ben, maar als je aan een vriendin hebt be loofd om haar te helpen in tijden van nood „Is er dan iets met mevrouw Hozier?" vroeg ik. „Je zult er wel meer van hooren, als ik terug ben. Het is mogelijk dat alles goed af loopt, maar in ieder geval moet ik gaan. Maar eerst onze thee". Wij dronken thee en Keziah, dje altjjd zee;' beruchte Nederlandsche Godsdienstoor- loge, die elke 4 jaar „slachtveld" viere. Nog 36 verskillende soorte stane der weer klaar voor 'n volgende veehtpertai! Lewaaierend, proestend en steunend komt deer, langzaam, 'n Pullmantroin anrolle over de breg; hoestend en kreu- nend't loikt wel 'n ouwe man, die de rimmetiek het; zoo'n anstellerai; 't daverend geraas houdt in iens op; nou geeft ie'm van ketoen, zet de sokke der in en kilometervratert nei Brussel, 't katholieke Belgie, weer onlangs de Pro testante president van de Katholieke Fransche republiek is inhaald „Vive Doumergue! Vive Monsieur le Presi dent!" Hoeveel godsdienste zitte der nou wel in zoo'n Pcllmannetje? As je thuis kome en je kaike deur't glas van de erker'n nauw merakel! Nelly, 't katholieke dienstmoidje, (vroe ger hiette ze: Neeltje) mit bloote biene, bloote arme, blootek hals, staat te klesse mit de groenteboer, 'n faine; deer komt 'n jonge postlouper an, 'n socialist, mit de „Voorwaarts" tusken z'n jas stoken en geeft an 't roomsche moidje van den protestanten huisheer 'n brief met de be kende envelop: 'n bedelpertai voor 't be- hoeftige joodsche kind! Je kop loupt er van om, van al die gosdienste! As we 't ouwe dienstmoidje, Neeltje te Langedoik, ders gonge opzoeke? Je hewwe deer 'n heele houp breggies en breggebouwers: honderd duizende kin ie verdiene, azzie 'n breg bonwt tus ken Links en Rechts, want dat skeelt ons allegaar honderde miljoene in 't jaar; je kinne den goedkouper leve en Wedde dat ze zal zegge: ,,'t Is toch begrooti Ilk, azze je zoo oud worren binne, en je hewwe den nag wurreme in de kop!" Den kinne we mitien deras an der vrage, of der nag meer spouke in 't Blootebienelaud binne, die opruimd motte worre, want de „Bullebak", de „Tientoon-Elfrib" en de „Hanestap'" binne nou harstikke dood". Deer net kroige we 'n brieffie, niet van tien hoor! maar van de post, uit't Bloo- tebieneland, dat de ^Tientoon-Elfrib" weer neerploft is in de kolk en weer zien is op skemereivende; den is „de Bullebak" ok weer terug; zeker ver- langst had! Dat is voor de „pervinsie" wel gelukkig, zoolang der nag skemer eivende binne en houge walle mit diepe slodte en klaine kindere, in 't Bloote bienelaud! Damrubriek Aan de Dammers! In onze vorige rubriek gaven wij ter oplossing probleem 1092. Stand. Zvv. 11 sch. op: 6, 10, 12, 13, 18, 20, 23, 30, 33, 35, 39. W. 11 sch. op: 11, 22, 27, 32, 40, 41, 42, 44, 45, 49, 50. Oplossing. 1. 42—37 1. 6 28 2. 49—43 2. 39 48 3. 44—39 3. 48 22 4. 40—34 4. 28 46 5. 39 28 5. 46 40 6. 45 5 Wit kan bij den vierden zet ook spelent 4. 39-34 4. 28:46 5. 34 5 5. 35 44 6. 50 28 6. 46 23 7. 5 28 De Nieuwe Speelwijze. In 1923 kwam H. Hoogland met zijA bekend voorstel ter beperking van het aantal remise partijen. Met groote be- langstelling en waardeering is toen van het werk van Hoogland kennis geno- men. Het eenige artikel dat hij aan't re- glement wilde zien toegevoegd was: Dammen mogen elkaar ook horizon- taal en verticaal slaan. Na een poos van rust is deze beweging voor de nieuwe speelwijze weer sterk in 't middelpunt der belangstelling geko- men. speciaal door een grooten wed- strijd in Utrecht, waarbij volgens het nieuwe systeem werd gespeeld en waar op ruim 30 partijen slechts een paar re mises voorkwamen. Met deze speelwijze is n.l. twee dammen tegen een dam al tijd gewonnen. Heel veel eindspelstudies sullen natuurlijk alle beteekenis verlie- zen als deze nieuwe spelregel werd aan. genomen. Maar daar staat tegenover, dat een nieuw veld voor fraaie combina- ties en eindspelen wordt geopend, dat de precies was, waschte alles af en borg het op, voor zij haar goede kleeren aantrok. Daar zij die weinig droeg, zag zij er vreemd in uit. Zij scharrelde nog lang rond voor zij vertrok. Zij keek na of vensters en deuren goed gesloten waren en zij gaf mij de noodige raadgevingen en waarschuwingen, zooals wat te doen als er inbrekers kwamen, om geregeld mijn medicij- nen in te nemen en vooral de goede hoevee! - heid, zoodat ik blij was, toen zij eindelijk met haar parapluie in een hand en een ouderwet- sche handtasch in de andere in groote haast wegging om den trein naar Kingshaven nog te halen. Mijn zuster Keziah was een best mensch, maar zij had meer de aard van Martha dan van Maria en het huis was nu heerlijk rustig, toen haar ouderwetsch hoedje uit het gezicht was verdwenen achter de tuin- haag. Het was een schitterende lenteavond en ik bleef nog lang zitten in mijn gemakkelijke stoel in de met jasmijnen begroeide waranda. Ik had boeken bij mij en couranten, maar ik keek ze niet in; er waren mooier dingen om naar te kijken. Ons oude huis, waarin volgens Keziah ten minste negen geslachten van de familie Heckitt waren geboren en gestorveij, stond als een eigenaardig overblijfsel uit vroeger dagen in het midden van een halve cirkel van de kustlijn, die naar bin nen boog van de hooge rotsen in het Westen naar een voorgefoergte in het Oosten. De zee lag onge veer vijftig meter van onzen tuin; op een m$' afstand in zee lag een bank, die den geheeleit dag door kenbaar was aan de branding eft waarvan de ligging des nachts werd aang^ geven door een vuurtoren; buiten de bair* strekte zich het mjrne Engelsche Kanaai (Wordt vervolgdj. Zeg eens, wat is dat todi voor een veelbegeerd boek, waarnaar zoo vele handen grijpen en wat reeds millioenen bezitten? Dat is het beroemde geneesmiddelen-boek van Pastoor Heumann, dat veel wetenswaardigs en waardevols bevat over de voornaamste ziekten en hunnen genezing. P. H. wiide, dat aile zieken geholpen werden. Daarom werkte hij jaren lang dag en nacht, om nieuwe betrouwbare geneesmiddelen aan de menschheid te brengen en daarom schreef hij dit 352 biz. dikke boek, dat op aanvraag voor iedereen frails verkrijgbaar is, Zijn levenswerk is dan ook met ongekend succes bekroond geworden. 175.000 schrit'telijke dankbetuigingen ontvingen wij tot op heden van zieken, die door zijn geneesmiddelen van hunne ziekten bevrijd werden. b. v. Aambefen flderverkalklng Asthma Blaas- en NIerzickten Bloedarmoede, Bleekzucht Breuken Bronchiaalcatarrh Gal- en Leverziekten Hoesten Hoofdpijn Jicht Kwaad bloed Rheumatlek (Jitslag Verkoudheld Verstopping Waterzudit Maag- en Ingewandszlcktcn j Zenuwlijden Open beenen enz. Daarom, grijpt ook Gij toe en laat U kosteloos en zonder verplichting het boek "P. H. Nieuwe Geneeswijze" toezenden door de firma L. Heumann Co, Staalkade 4, Amsterdam C 47 Gellcve at te scheuren! Duldelljk sdirift! 9eheel kostelooze toezending van een Pastoor Heumann ■VCLB'KiB Boek wordt gewenscht door: Naam en voornaam Beroep Straat en huisnummer. Woonplaats

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1929 | | pagina 9