mkiHimht Count. P. A.D E GEIEiTFiT. Radio-hoekje FEUILLETON. DEKANG-HE VAAS. No. 275 1929. Honderd een en dertigste Jaargang. Donderdag 21 November. Vrijdag 22 November. Hdversum, 1071 M. (Van 12.6.n.m. 298 M.) 10.—10.15 Morgenwijding. 12.15— 2.Concert door de Hong. Kapel van de Gebr. Elemer en Bela Ruha. 2.052.45 Uit- zending voor scholen. 2.453.Gramo foonmuziek. 3.-4.— Maak het zelf, cursus. 4 305.30 Orgelconcert door Willem Zon- derland. 5.30—6.30 Van Dijk's Origineele Volendammers en Henri Durand. 6.30 Koer- sen. Vaz Dias. 6.45—7.15 Spaansch voor beginners 7.15—7.45 Radiocursus vanwege fiet Onderwijsfonds voor de Binnenvaart. •Spreker: C. A. M. C. van Kasteel. 8.01 Grand Theatre te Amsterdam. Uitzending van de eerste acte der Operette „Rose-Marie" van R. Friml. 10.-10.30 Frans Hulleman draagt voor uit werken van Herman Heijer- mans. 10.30 Persberichten. Na afloop gramo foonmuziek. 12.Sluiting. Huizen, 1875 M. 10.3011.N. C. R. V. Ziekendienst. 11.3012.K. R. O. Gods- dienstig halfuurtje. 12.151.15 K. R. O. Concert door het K. R. O.-Trio. 1.152.50 Gramofoonmuziek. K. R. O. 4.5.N. C. R. V. Gramofoonmuziek. 5.6.30 N C. R. V. Concert. Sopraan, hoorn, piano en orgel. 7.— 7.30 K. R- O. Cursus schriftverbetering. 7.35 V. P. R. O. Persberichten. 7.40 V. P. R. O. Persberichten. 7.40 V. P. R. O. Cathechi- satie. Onderwerp: Andere Gelijkenissen. 8.15 V. P. R. O. Concert, alt, piano en viool. 8.50 iV. P. R. O. Cursus. Onderwerp: Tagore a's thervormer. 9.30 V. P. R. O. Voortzetting concert. 10.— V. P. R. O. Muziekcursus. On derwerp: Klassicis me en Romantiek. 10.20 V. P. R. O. Voortzetting concert. Daventry, 1554.4 M. 10.35 Morgenwij- ding. 11.05 Lezing. 11.2012.20 Gramo foonmuziek. 12.20 Concert. M. Stotesbury, viool. A. de Lara, piano. 12.50 Orgelconcert. I.202.20 Gramofoonmuziek. 2.45 Berich- ten. 2.50 Uitzending voor scholen. 3.20 Le zing. 3.45 Lezing. 4.05 Tooneeluitz. voor scholen. „Richard II", opgevoerd door het gezelschap van „01d Vic". 4.50 Orkestcon- cert. 5.35 Kinderuurtje. 6.20 Lezing. 6.35 Nieuwsberichten. 6.50 Lezing. 7.05 Piano- recital. 7.20 Lezing. 7.45 Lezing. 8.05 Zang door S. Logan, bariton. 8.20 Symphonie- concert. Paul Hindemith, viola. Symphonie Orkest. 9.20 Nieuwsberichten. 9.35 Toespra- ken aan het Pilgrim's Diner ter eere van Frank B. Kellogg. 10.20 Nieuwsberichten. 10.25 Concert door Vocaal Sextet 10.40 Verrassing. 10.55 Dansmuziek. 11.3512 20 Dansmuziek. Parijs „Ra<Uo'Paris", 1725 M. 12.20— 2 20 Gramofoonmuziek. 4.05 Concert. Orkest en soli. 6.55 Gramofoonmuziek. 8.20 Cause- rie muzikaal geillustr. met gramofoonplaten. 8 55 Concert door orkest. Langenberg, 473 M- 6.207.20 Gramo foonmuziek. 9.3510.45 Gramofoonmuziek. II.30 Gramofoonmuziek. 12.251.50 Or kestconcert. 4.505.50 Orkestconcert. 7.20 Gramofoonmuziek. 8.10 „Kater Lampe" Blijspel van Emil Rosenow. Daama tot 11.20 Orkestconcert. Kalurtdborg, 1153 M. 11.201.20 Orkest concert. 2 —4.Concert. Orkest en zang. 4.5.Kinderuurtje. 7.209.40 „Pigemes Jens". Blijspel in 7 bedrijven van Ch. Klerulf en P. Nansen. Muziek van Ch Kjerulf. 9.5511.20 Her-uitzen'ding van bui- tenlandsche stations. Brussel, 508.5 M. 5.20 Orkestconcert. 6.50 Gramofoonmuziek. 8.35 Gramofoonmuziek. 9.05 Concert. Orkest en vocale solist. Zeesen, 1635 M. 6.159.50 Lezingen. 11.201215 Gramofoonmuziek. 12.15 12.50 Berichten. 1.201.50 Gramofoonmu ziek. 1.503.50 Lezingen. 3.504.50 Con cert uit Leipzig. 4.50—7.20 Lezingen. 7.20 Concert. Vocale solisten, orgel en strijkorkest. 8.20 „Hier spricht Berlin" m. m. v. solisten. Daama berichten en Orkestconcert, m. m. v. sopraan. SPOEDIG ADVIES VAN DEN RADIORAAD De verdeeling van den zendtijd. In de memorie van antwoord aan de Twee- de Kamer over de P.T.T.-begrooting voor 1930 zegt de minister van Waterstaat, dat in zake de definitieve verdeeling van den voor radio-uitzending beschikbaren diensttijd over de omroeporganisaties door hem geen be- slissing kan worden genomen dan nadat overeenkomstig het bepaalde in art. 3ter der Telegraaf- en Telefoonwet 1904 de Radio- raad daaromtrent advies heeft uitgebracht Verwacht mag worden dat dit advies thans spoedig zal worden ontvangen. 17 Uit het Engelsch door J. S. Flitscher. Geautoriseerde vertaling door v. d. W. Ook omtrent het vraagstuk van den om- roep NederlandIndie is door 's ministers ambtsvoorganger het advies verzocht van den Radioraad. Dit advies wenscht hij af te wachten alvorens in deze aangelegenheid een beslissing te nemen. Intusschen merkt hij op, dat aan de N.V. Philips' Holland-Indie- Omroep (Phohi) geen machtiging tot exploi- tatie van een omroep Nederland-Indie is verleend, doch dat de N.V. Philips' Radio te Eindhoven machtiging heeft tot het doen van proefnemingen met den voor een derge lijken omroep te leveren zender. Voor de motieven, welke geleid hebben tot het verbreken van de eerste radio-uitzending van den Vrijdenkersomroep verwijst de mi nister naar de antwoorden op de door den heer Wijnkoop schriftelijk daaromtrent ge- stelde vragen. De minister stemt in met de meening der leden die van oordeel zijn, dat in het bijzonder ten aanzien van de radio- uitzending de bevoegdheid tot preventief in- grijpen en in aansluiting daarmede de be voegdheid tot onderbreking van een radio-uit zending niet kan worden gemist. Een spoedige verschijning van den alge- meenen maatregel van bestuur, welke tevens in uitzicht stelt een regeling ten aanzien van de controle op de uitzendingen, wordt door alle daarbij betrokkenen nagestreefd. Ook omtrent deze laatste belangrijke aangelegen heid is het advies van den Radioraad ge- vraagd Met betrekking tot de vervulling van de vacature in den Radioraad ontstaan, door het ontslag van mr. Verschuur, heeft de minister zich na rijp beraad gesteld op het standpunt van zijn ambtsvoorganger, dat die raad moet bestaan uit personen die geen bemoeie- nis hebben met den radio-omroep. Op de vraag of de openstelling van de ge- legenheid tot rechtstreeksch telefoonverkeer met Ned.-lndie uitzicht biedt op een spoedige verbetering van de financieele b.drijfsresul- taten zou de minister zich een stellig ant woord nog willen voorbehouden. Aan de radio-telefonieverbinding met Ned.-lndie, welke 8 Januari van dit iaar voor het publiek weid opengesteld, worden nog bij voort- during en met groote zorg technische ver- 'beteringen aangebracht. De voorzieningen doen verwachten, dat zij stimuleerend zullen werken op het gebruik, dat door het publiek van dezen radio-telefoon- dienst zal worden gemaakt. Intusschen kunnen ook thans reeds, in ver- houding tot de buitenlandsche radio-telefonie- verbindingen over grooten afstand de resul- taten van den nog jongen dienst niet onbe- vredigend worden geacht. DE REGELING VAN DEN ZEND- TIJD. Door de A.V.R.O. is gister, zooals in een deel onzer vorige oplaag reeds is gemela, het volgende telegram aan den Radio-raad verzonden. Aan den vooravond van den dag, waarop uw raad een advies zal opstellen aan den minister van mijn bestuur een laatste beroep op uw raad, om te verhinderen, dat de A.V. R.O. in haar zendtijd beknot wordt. Deze be- knotting kan geen andere dan betreurens- waardige gevolgen hebben voor het bedrijf van de A.V.R.O. en voor het vertrouwen in wat recht en billijk is bij honderdduizenden radio-luisteraars, die van den omroep be- geeren, verstrooiing, leering, zielsverheffing en informaties. Het laatste woord van de V. A. R. A. Het hoofdbestuur van de V. A. R. A. heeft, naar wij in „Het Volk" lezen, gisteren een open brief gezonden aan den Radio-Raad, waaraan wij het volgende ontleenen: Donderdag zal uw Raad opnieuw in ver- gadering bijeen komen, ter vaststelling van zijn advies inzake de verdeeling van den zendtijd. Het V. A. R. A.-bestuur wenscht daarom nog een enkel woord tot u te richten. Dat de beslissing, waarvoor uw Raad staat, mi niet meer moeilijk is, toont het door uwen Raad ontworpen schema, hetgeen uit- gaat van de billijkheid waarvan de wet spreekt. Hoewel de verlangens van de V. A. R A. daarin niet ten voile worden verwezen- lijkt, heeft zij toch gemeehd, zich bij het com- promis, waarvan uw plan een uitvloeisel is, te moeten neerleggen. De V. A- R- A. heeft thans 65.000 luiste- raars in hare organisatie vereenigd, hetgeen ongeveer een vierde deel van het totale aantal georganiseerde luisteraars uitmaakt. Wan- neer bij de beoordeeling van dit laatste cijfer er rekening mede wordt gehouden, dat de V. A. R. A. over slecht acht uren per week beschikt, de A. V. R. O over ongeveer t a c h t i g uren en de K. R. O. en de N. C. R. V. ieder over ongeveer veer tig uren, springt de krachtige aanhang, dien de V. A. R. A. bij de georganiseerde luisteraars heeft, des te duidelijker in het oog. Op grond van een en ander meent de V A. R. A. dat haar dan ook 'n vierde van den to- taal beschikbaren zendtijd toekomt. 1829 24 Hovember 1929 k- 'k Heb een wereld voor mijn spelen, Klinkt een stem reeds van weleer: 1 Wordt VfiTCCtllKU - „Neen!" antwoordde juffrouw Ellingham treurig. „Het was niet gesloten! Daaraan heb ik nooit gedacht ik kon niet denken, dat iemand laat ons zeggen van de bedienden of iemand anders hier iets van de waarde van de vaas kon weten. Neen! het kastje was niet gesloten!" „Men had dus niet anders te doen, dan het kastje te openen en de vaas weg te nemenl" merkte Cherry op. „Juist! Juffrouw Ellingham, ik acht het hoogst waarschijnlijk, dat anderen dan uw bedienden en de menschen hier van uw vaas hebben gehoord. Hoe lang heeft u haar en hoe kwam u er aan?" „Ik zal u haar geschiedenis vertellen. Ten minste voor zoover die mij bekend is. Laat ik u dan mededeelen, dat ik dokter ben. Ik werk- te voornamelijk in Indie gedurende vijftien ja- ren. In het laatste jaar, dat ik daar was, werd ik geroepen bij de lievelingsdochter van een rijken Parsi. Het is van geen belang u alles in bijzonderheden te vertellen, maar ik redde haar leven zij was door andere doktoren op- gegeven. Haar vad«r,was mij innig dankbaar en dwong mij, om behalve een groot honorari um die Kang-he vaas aan te nemen. Hij had een pracht-verzameling porselein. Dit was een enkeling een van een paar. Als de andere bestond „Misschien is dat het geval, mevrouw", viel Cherry in de rede. „Wisten andere personen dan u, dat u dat zeldzame en waardevolle voor- werp kreeg?" „Eenige menschen in Bombay wisten het. Persoonlijke vrienden," „Juist. Maar toen u in Engeland kwam, werd toen uw bezit hier bekend?" „Ja, eenigen tijd, nadat ik hier was, werd mij gevraagd een onderhoud te willen toestaan aan een medewerker van de Lady's Circle het geillustreerde weekblad. Deze ondervroeg mij omtrent mijn werk in Indie. Ik stond hem toe foto's te maken van mijn belangrijkste kunst- schatten dingen, die ik had medegebracht en daaronder was natuurlijk ook de Kang-he vaas". „Juist!" merkte Cherry op, „en natuurlijk vertelde u dien medewerker hoe u aan die vaas kwam! Dat is duidelijk. Zoo kwamen vele men schen te weten, dat u haar bezat. Want de La dy's Circle wordt, geloof ik, veel gelezen. Heeft u misschien een aflevering van het tijdschrift, waarin het artikel en de foto's verschenen? U zult mij een genoegen doen door mij die afleve ring te geven. En nu, mevrouw, ga ik met u mede naar huis om het kastje en uw salon te Zooals vroeger, misschien ook nu nog, naast den Statenbijbel, in ieder geloovig Hol- landsch gezin, de gedichten van vader Cats een plaats hadden, en hebben gevonden, zoo ligt, naast het Boek der Boeken, op de tafel van den schrijver van dit herinneringsartikel, den bundel gedichten van de Genestet voor het grijpen. Het zal hem wel gaan, als menigeen. De ge dichten van den in-geloovigen, op God vertrou- wenden dichter, zijn een vertroosting voor hem geworden. In menig oogenblik van smart, van verdriet, van wanhoop, in menig droevig oogenblik van het leven, kunnen deze gedichten zijn, alsof de dichter zelf spreekt woorden van troost, woorden van opbeuring, woorden van vertrou wen. Hij weet te wijzen naar boven. Wie aan zijn hand kan wandelen, wij bedoe- len te zeggen, wie den weg kan vinden in zijn gedichten, vindt wel een woord, niet altijd ernstig, doch vaak blijmoedig, dat versterkt, dat doet staren naar wat verleden werd, doch ook doet berusten en'aanvaarden. De Genestet, wiens honderdjarige sterfdag op den 21sten November a.s. valt, is een dich ter, is waarlijk een dichter, die ook een wijs- geer moet zijn, die weet te grijpen, naar het woord van Goethe, in het „volle Menschenle- ben", die ons vasthoudt door een gedachte, weet te ontroeren door een beeld, ons doet nadenken door een woord. Niet hij is een dichter, die een rijmwoord vinden kan, weet te rijmen, doch hij, die zijn gedachten, zijn kijk op het leven en op de menschen, weet uit te zeggen, in voor ieder verstaanbare taal, die den mensch uit zijn gewone, alledaagsohe sfeer weet te voeren naar een plek, waar hij kan mediteeren over de levensdingen. Zulk een dichter was de Ge nestet. Hij had niet de verheven taal, wel is waar, van een Bilderdijk of een Da Costa, hij had den eenvoud lief, den eenvoud, die ook meer tot de eenvoudigen des harten spreekt. Hij wist daardoor beter door te dringen tot het hart, wist daardoor meer te ontroeren. In zijn verlangen naar natuurlijkheid en waarheid, had hij een woordkeuze, die niet zonder uitwerking kon blijven op de massa. Zijn godsdienstzin hielp hem daarbij. De na- tuur, die hij liefhad, als het werkstuk van zijn Schepper, gaf hem de beelden, die aan zijn gedachten vorm gaven. Wordt niet van hem getuigd, dat geheel Bloemendaal, waar hij werkte, aan den dichter behoorde, dat daar schier elke plek de geboor- tegrond van een vers of van een dichterlijken inval was. En dat de zachte Hollandsche na- tuur de lijst is, waarin zijn beeld moet worden gezien? In bijna al zijn gedichten, waar hij als troos I ter optreedt, komt zijn geloof tot uiting, doch ook waar hij spot, wordt die spot verzacht door een blijmoedigheid, die alleen degene be zit die het vertrouwen in God heeft. Hij kan critiseeren, kan afbreken, maar ook daarin ontdekt ge telkens weer zijn liefde voor den mensch. Hij wil waarheid in den omgang onder de menschen. Hij kant zich tegen den schijn, tegen het gemaakte en het manierlijke. In zijn „Handdruk", waarschijnlijk reeds in 1857 geschreven en opgenomen in zijn: „eerste gedichten", de jonge dichter was nog geen twintig jaar, vindt gij reeds zijn devies: 0, tintel' uw hart in den druk van Uw hand: Ik dank voor een vinger twee, drie! Ik walg van een kneepje, koket en pedant, Een pink van een man van genie En, vrindlief, uw bevende, klevende hand Is waarlijk mijn antipathie! bekijken." „Ik gaf Cherry een duw en hij begreep daar- van dadelijk de bedoeling. „En als u het goed vindt, gaat Ben mede. Ben is hier mijn rechterhand geworden." „0, laat Ben gerust medegaan." Zij sprak nog enkele woorden met Keziah en daarna gingen wij op weg. „Ik ben benieuwd, mijnheer Cherry, of deze diefstal iets te maken heeft met dien moord daar op Gallowstree Point." Cherry glimlachte, en zeide: „het zal mij niet verwonderen, indien dat het geval is. Het heeft er veel van." „Dat zou dan wijzen op een bepaald plan", merkte juffrouw Ellingham op. „Een goed be- raamd plan ook!" „Misschien op meer dan een plan, mevrouw. Het is ongetwijfeld van beteekenis, dat op, of omstreeks den tijd van den diefstal iemand werd vermoord en een ander op geheimzinnige wijze verdween. Maar uw vaas begint mij te interesseeren. Ik raaakte op uit hetgeen u ver telde, dat die vazen gewoonlijk in paren wor den gemaakt. Hoe is het mogelijk, dat die Parsi niet de tweeling-vaas had?" Juffrouw Ellingham lachtte eenigszins cy- nisch. „0!" antwoordde zij. „Hoe dankbaar aan- doenlijk dankbaar hij ook was, geloof ik toch niet, dat hij mij de vaas zou hebben gege- ven, als hi) de tweede nog had gehad! De twee- Verstijve de hand, die den hoveling speelt; Beleefde, verneed'rende hand! Verdorre de hand, die verraderlijk streelt; 'Voel liever een klauw of een tand! Den handdruk, die louter een „gunstje" verbeeldt, Dien wijs ik bepaald van de hand! en dan verder: Neen, 'k vraag U geen woorden, geen ijdel verhaal, Uw hand zij mij tolk van Uw hartl Uw handdruk, mijn vriend, zij welsprekende taal, Bij weerzien en blijdschap en smart! Ja feeder en trouw, of veerkrachtig als staal Uw hand zij de tolk van Uw hart! Een hand zij een pand van een hart'lijk gemoed, Waarachtige troost in den rouw! Gastvrijheid, uw welkom, uw zegen, uw groet, Het zegel der liefde, der trouw. En 't kusje te-met zij verleidende zoet Uw handdruk zij heilig, o vrouw! Men kan in het werk van de Genestet de ge- moedsstemming van het oogenblik volgen. Zijn blijmoedigheid, we wezen er reeds op, vindt ge telkens terug, al blijft op den achtergrond de ernst van het Godsgeloof. Neem het „Speelgoed van mijn kinderjaren", waarvan het slot luidt: 'kWandel met een lied door 't leven, Blij als't kind aan moeder's hand Kennis door Uwe rijke dreven, Kunst door Uw gelukkig land! En vermoeid van spel en lust, Of van menschen, die krakeelen, Ook een Hemel voor mijn rust. Ge vindt hetzelfde terug in „Dagelijksch Brood", als hij zegt: O, 'k weet, dat het brood der smarte, Ook mij, als ieder sterv'ling wacht; En dan laat volgen: Ik mag van t brood der weelde zingen, Van zegen, dien mij God bereidt. Ook in „Gelukkige Dagen", komt het tot uiting: In gelukkige dagen. Zachte, frissche lentestralen, Liefdegfeur en levensgloed Stroomen door dees rijke dalen, Stroomen in mijn blij gemoed. Zegen heb ik mild ontvangen Nochtans in mijn eenzaamheid Heb ik bij mijn blijdste zangen Menig stillen traan geschreid. Neen, in 't groote rijk der smarte Ben ik lang geen vreemd'ling meer. In mijn pas ontloken harte Waar ik van Gods gunst verhaalde, Dacht ik: Hoe 't mij wezen zou, Als Uw blik mijn lot bestraalde, Moederliefde, moedertrouw! Maar niet luide zal ik klagen, Voor de menschen zeker niet, Vriend'lijk, als dees blijde dagen, Klink' voor elk mijn dankbaar lied. Gij slechts-geesten van 't verleden Voert mijn diepe, stille klacht Voor den Hoorder der gebeden, In dees stillen lentenacht! de vaas was hem eenige jaren geleden ont- stolen." „Gestolen? Hm! Heeft men daar in het land veel op met die dingen met die Kang-he vazen?" „Veel mede op!" riep juffrouw Ellingham uit. „Lieve hemel! Ze worden daar als iets hei- ligs beschouwd! Het is verboden ze uit te voe ren. Zij worden van geslacht tot geslacht be- waard. Er zijn levens in de waagschaal gesteld om ze te verdedigen ja, en om ze in bezit te krijgen. Ik herinner mij", voegde zij er aan toe met een lach, „dat toen mij die vaas werd ge- geven en ik die toonde aan een vriend in Bom bay, hij mij zeide, dat hij voor geen geld zoo'a ding in huis zou willen hebben en dat ik goed zou doen aan geen Oosterling te vertellen, dat ik die vaas had! Maar ik ben niet spoedig bang." „En u begreep, dat u terugkeerde naar een land, waar men geen halzen afsnijdt of in- breekt in huizen om der wille van een stuk aardewerk. Toch mevrouw is er iets, dat u vergeet!" „Wat dan?" vroeg juffrouw Ellingham. „Er zijn Oosterlingen in Engeland! heel veel. En u maakte het bezit van dat heilige voorwerp alom bekend, toen u zijn geschiede nis aan den journalist vertelde en toestond, dat er foto's verschenen in een wijd en zijd ver- spreid weekblad!" Juffrouw Ellingham schudde het hoofsL We citeeren dit gedicht in zijn geheel om t« doen uitkomen het lieflijke, het teere in het werk van de Genestet. Geven we hier even het woord aan Ailard Pierson, den aesteticus, die in Wetenschappe- lijke bladen, twee maanden voor den dood van den dichter deze stierf 2 Juli 1861 o. m. het volgende schreef, na herinnerd te hebben aan het oordeel van Goethe over Mendels sohn: En aan Mendelssohn herinnert de Genestet, zooveel als een dichter aan een componist kan herinneren. Het zangerige, het doorzichtige, de zachte weemoed, het algemeen verstaanbare, de gave van populair te zijn, zonder oj>pervlakkig le wezen, het bezit van het geheim, dat alle krin- gen ontsluit en tevens alle kringen boven hun gewoon peil verheft, de Godsdionstige wijding, zijn ook van toepassing op de Genestet's poe- zie. „In gelukkige dagen", hierboven afgedrukt, geeft steun aan de woorden van Allard Pier- son. De Genestet is ook vermaner. Zelfs nog heel jong wordt hij gedragen door een benijdens- waardig geloof in God. En vindt daardoor het woord om als prediker op te trcden. Leest zijn „Geduld" en Zachtheid" en men begrijpt, wat we bedoelen. Het liefste is de Genestet ons als trooster. Wreed getroffen door het lot, behoedt zijn van nature godsdienstige gemoedsstemming hem, zich geheel aan den twijfel over te geven. Hij spreekt het uit in zijn Peinzensmoede: Daar is geen priester, Die Hem verklaart! In raads'len wandelt De mensch op aard. Doch voor hem is het raadsel opgelost alt hij aan het einde verklaart: Daar is geen priester Die U verklaart, Doch U zoekt niemand Vergeefs op aard. Heeft hij misschien getwijfeld, dan heeft hfj dien twijfel overwonnen. Wij lezen in: Gij en Wij. Naar Uw eng, fantastisch Hemelpoortje Strumpelt gij op 'tafgebakend pad, En Uw reisweg schijnt U woord voor woordje Uitgeschreven op een heilig blad. Op des Geestes breede, diepe stroomen, Drijven, zwerven, zoeken, lijden wij; Nachten dalen, hooge waat'ren komen.,, En-we zijn zoo rustig niet als gij! Toch vooruit steeds streven wij en staren. Als Columbus, 't hoofd omhoog gericht, Reizen wij op de went'lende baren, In 't geloof dat ginds een wereld ligt! En zoo wordt hij een trooster. Een trooster in „Terugblik", in „De liefste plek", in „Toen ik een knaap was", in „Waar het meest wordt geleden", in het zoo overbe- kende „Komen en Gaan", in „Niet voor de menschen", in het korte „Rouwbeklag", in „Bij Meer-en-Berg", in „Onvergankelijk", met de innig vrome slot-verzen: Toch, het woord gaat niet verloren Voor het hart, des Twijfels roof, Uit den kampstrijd als herboren, Rijst het kinderlijk geloof! Ander licht valle op de blaeren Van de schriften, die weleer. Hem zijn moeder moest verklaren, Ook dat licht is van den Heer! Met apost'len en profeten, Leert hij straks het hopend oog, Smachtend, moedig, roodgekreten Vroolijk richten naar omhoog! En voor 't diep gevoel van "t harte, Is daar wonder groot, noch schoon, Als de stille Man der Smarte Met zijn een'ge doornenkroon". En ook in „Een kruis met rozen", waarin g« zacht hoort fluisteren: „Ik weet de rozen, Zij vallen aft Het kruis nu, legt ge Pas neer aan 't graf, Toch-welk' uw gaarde En treure uw huis Merk op de bloeme Die blijft aan 't kruis", Er is veel door de Genestet geschreven dat eigenlijk alleen past in de lijst van den tijd, waarin het werd geschreven. 0. m. zijn Lee- kedichtjes, hoe vaak ook geestig en op den man af, niet meer door de menschen van on- zen tijd kunnen worden gewaardeerd. Intusschen, het grootste deel van zijn ge dichten zijn kostbaar goed voor alle tijden. Laat ons hier leentjebuur spelen bij den scherpzinnigen criticus Busken Huet, die in zijn „Nieuwe Litteraire Fantasieen", uitgegeven „Ik geloof niet, dat Chineesche waschbazen en houders van opiumkitten in aanmerking ko men om zich te abonneeren op de Lady's Circle, mijnheer Cherry? Neen ik geloof niet, dat mijn vaas is gestolen door een Chinees of Oosterling." „Chineezen hebben lange armen!" merkte Cherry op met een veelbeteekenden lach. „Ik hoorde, dat die zich uitstrekken van Peking naar Piccadilly en zij houden de einden goed vast ook, mevrouw. „Er moet intusschen nog veel ontsluierd worden!" Bij deze geheimzinnige opmerking, waarover mijn beide metgezellen lachten, waren wij bij de deur van het landgoed aangekomen. Carsie, de butler, was toevallig daar, toen wij binncn kwamen en juffrouw Ellingham wendde zich onmiddellijk tot hem. „Iets gehoord of iets ontdekt, Carsie?" „Niets, mevrouw. Ik heb een onderzoek in- gesteld in en buiten het huis en het is mij niet gelukt eenige inlichting te verkrijgen." „Van welke soort?" vroeg Cherry scherp. Carsie keek hem kalm aan. ,,Of er een vreemde hier is gezien tusscheft Maandagmiddag en vandaag", hernam hij op gelijkmatigen toon. Er is overdag niemand ge zien door een der bedienden, noch binnenshui* noch buitenshuis."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1929 | | pagina 9