mkiHimht Count.
P. A.D E GEIEiTFiT.
Radio-hoekje
FEUILLETON.
DEKANG-HE VAAS.
No. 275
1929.
Honderd een en dertigste Jaargang.
Donderdag 21 November.
Vrijdag 22 November.
Hdversum, 1071 M. (Van 12.6.n.m.
298 M.) 10.—10.15 Morgenwijding. 12.15—
2.Concert door de Hong. Kapel van de
Gebr. Elemer en Bela Ruha. 2.052.45 Uit-
zending voor scholen. 2.453.Gramo
foonmuziek. 3.-4.— Maak het zelf, cursus.
4 305.30 Orgelconcert door Willem Zon-
derland. 5.30—6.30 Van Dijk's Origineele
Volendammers en Henri Durand. 6.30 Koer-
sen. Vaz Dias. 6.45—7.15 Spaansch voor
beginners 7.15—7.45 Radiocursus vanwege
fiet Onderwijsfonds voor de Binnenvaart.
•Spreker: C. A. M. C. van Kasteel. 8.01
Grand Theatre te Amsterdam. Uitzending
van de eerste acte der Operette „Rose-Marie"
van R. Friml. 10.-10.30 Frans Hulleman
draagt voor uit werken van Herman Heijer-
mans. 10.30 Persberichten. Na afloop gramo
foonmuziek. 12.Sluiting.
Huizen, 1875 M. 10.3011.N. C. R. V.
Ziekendienst. 11.3012.K. R. O. Gods-
dienstig halfuurtje. 12.151.15 K. R. O.
Concert door het K. R. O.-Trio. 1.152.50
Gramofoonmuziek. K. R. O. 4.5.N. C.
R. V. Gramofoonmuziek. 5.6.30 N C. R. V.
Concert. Sopraan, hoorn, piano en orgel. 7.—
7.30 K. R- O. Cursus schriftverbetering.
7.35 V. P. R. O. Persberichten. 7.40 V. P. R.
O. Persberichten. 7.40 V. P. R. O. Cathechi-
satie. Onderwerp: Andere Gelijkenissen. 8.15
V. P. R. O. Concert, alt, piano en viool. 8.50
iV. P. R. O. Cursus. Onderwerp: Tagore a's
thervormer. 9.30 V. P. R. O. Voortzetting
concert. 10.— V. P. R. O. Muziekcursus. On
derwerp: Klassicis me en Romantiek. 10.20
V. P. R. O. Voortzetting concert.
Daventry, 1554.4 M. 10.35 Morgenwij-
ding. 11.05 Lezing. 11.2012.20 Gramo
foonmuziek. 12.20 Concert. M. Stotesbury,
viool. A. de Lara, piano. 12.50 Orgelconcert.
I.202.20 Gramofoonmuziek. 2.45 Berich-
ten. 2.50 Uitzending voor scholen. 3.20 Le
zing. 3.45 Lezing. 4.05 Tooneeluitz. voor
scholen. „Richard II", opgevoerd door het
gezelschap van „01d Vic". 4.50 Orkestcon-
cert. 5.35 Kinderuurtje. 6.20 Lezing. 6.35
Nieuwsberichten. 6.50 Lezing. 7.05 Piano-
recital. 7.20 Lezing. 7.45 Lezing. 8.05 Zang
door S. Logan, bariton. 8.20 Symphonie-
concert. Paul Hindemith, viola. Symphonie
Orkest. 9.20 Nieuwsberichten. 9.35 Toespra-
ken aan het Pilgrim's Diner ter eere van
Frank B. Kellogg. 10.20 Nieuwsberichten.
10.25 Concert door Vocaal Sextet 10.40
Verrassing. 10.55 Dansmuziek. 11.3512 20
Dansmuziek.
Parijs „Ra<Uo'Paris", 1725 M. 12.20—
2 20 Gramofoonmuziek. 4.05 Concert. Orkest
en soli. 6.55 Gramofoonmuziek. 8.20 Cause-
rie muzikaal geillustr. met gramofoonplaten.
8 55 Concert door orkest.
Langenberg, 473 M- 6.207.20 Gramo
foonmuziek. 9.3510.45 Gramofoonmuziek.
II.30 Gramofoonmuziek. 12.251.50 Or
kestconcert. 4.505.50 Orkestconcert. 7.20
Gramofoonmuziek. 8.10 „Kater Lampe"
Blijspel van Emil Rosenow. Daama tot
11.20 Orkestconcert.
Kalurtdborg, 1153 M. 11.201.20 Orkest
concert. 2 —4.Concert. Orkest en zang.
4.5.Kinderuurtje. 7.209.40 „Pigemes
Jens". Blijspel in 7 bedrijven van Ch.
Klerulf en P. Nansen. Muziek van Ch
Kjerulf. 9.5511.20 Her-uitzen'ding van bui-
tenlandsche stations.
Brussel, 508.5 M. 5.20 Orkestconcert. 6.50
Gramofoonmuziek. 8.35 Gramofoonmuziek.
9.05 Concert. Orkest en vocale solist.
Zeesen, 1635 M. 6.159.50 Lezingen.
11.201215 Gramofoonmuziek. 12.15
12.50 Berichten. 1.201.50 Gramofoonmu
ziek. 1.503.50 Lezingen. 3.504.50 Con
cert uit Leipzig. 4.50—7.20 Lezingen. 7.20
Concert. Vocale solisten, orgel en strijkorkest.
8.20 „Hier spricht Berlin" m. m. v. solisten.
Daama berichten en Orkestconcert, m. m. v.
sopraan.
SPOEDIG ADVIES VAN DEN
RADIORAAD
De verdeeling van den zendtijd.
In de memorie van antwoord aan de Twee-
de Kamer over de P.T.T.-begrooting voor
1930 zegt de minister van Waterstaat, dat in
zake de definitieve verdeeling van den voor
radio-uitzending beschikbaren diensttijd over
de omroeporganisaties door hem geen be-
slissing kan worden genomen dan nadat
overeenkomstig het bepaalde in art. 3ter der
Telegraaf- en Telefoonwet 1904 de Radio-
raad daaromtrent advies heeft uitgebracht
Verwacht mag worden dat dit advies thans
spoedig zal worden ontvangen.
17
Uit het Engelsch door J. S. Flitscher.
Geautoriseerde vertaling door v. d. W.
Ook omtrent het vraagstuk van den om-
roep NederlandIndie is door 's ministers
ambtsvoorganger het advies verzocht van
den Radioraad. Dit advies wenscht hij af te
wachten alvorens in deze aangelegenheid
een beslissing te nemen. Intusschen merkt hij
op, dat aan de N.V. Philips' Holland-Indie-
Omroep (Phohi) geen machtiging tot exploi-
tatie van een omroep Nederland-Indie is
verleend, doch dat de N.V. Philips' Radio te
Eindhoven machtiging heeft tot het doen
van proefnemingen met den voor een derge
lijken omroep te leveren zender.
Voor de motieven, welke geleid hebben tot
het verbreken van de eerste radio-uitzending
van den Vrijdenkersomroep verwijst de mi
nister naar de antwoorden op de door den
heer Wijnkoop schriftelijk daaromtrent ge-
stelde vragen. De minister stemt in met de
meening der leden die van oordeel zijn, dat
in het bijzonder ten aanzien van de radio-
uitzending de bevoegdheid tot preventief in-
grijpen en in aansluiting daarmede de be
voegdheid tot onderbreking van een radio-uit
zending niet kan worden gemist.
Een spoedige verschijning van den alge-
meenen maatregel van bestuur, welke tevens
in uitzicht stelt een regeling ten aanzien van
de controle op de uitzendingen, wordt door
alle daarbij betrokkenen nagestreefd. Ook
omtrent deze laatste belangrijke aangelegen
heid is het advies van den Radioraad ge-
vraagd
Met betrekking tot de vervulling van de
vacature in den Radioraad ontstaan, door het
ontslag van mr. Verschuur, heeft de minister
zich na rijp beraad gesteld op het standpunt
van zijn ambtsvoorganger, dat die raad
moet bestaan uit personen die geen bemoeie-
nis hebben met den radio-omroep.
Op de vraag of de openstelling van de ge-
legenheid tot rechtstreeksch telefoonverkeer
met Ned.-lndie uitzicht biedt op een spoedige
verbetering van de financieele b.drijfsresul-
taten zou de minister zich een stellig ant
woord nog willen voorbehouden. Aan de
radio-telefonieverbinding met Ned.-lndie,
welke 8 Januari van dit iaar voor het publiek
weid opengesteld, worden nog bij voort-
during en met groote zorg technische ver-
'beteringen aangebracht.
De voorzieningen doen verwachten, dat zij
stimuleerend zullen werken op het gebruik,
dat door het publiek van dezen radio-telefoon-
dienst zal worden gemaakt.
Intusschen kunnen ook thans reeds, in ver-
houding tot de buitenlandsche radio-telefonie-
verbindingen over grooten afstand de resul-
taten van den nog jongen dienst niet onbe-
vredigend worden geacht.
DE REGELING VAN DEN ZEND-
TIJD.
Door de A.V.R.O. is gister, zooals in een
deel onzer vorige oplaag reeds is gemela,
het volgende telegram aan den Radio-raad
verzonden.
Aan den vooravond van den dag, waarop
uw raad een advies zal opstellen aan den
minister van mijn bestuur een laatste beroep
op uw raad, om te verhinderen, dat de A.V.
R.O. in haar zendtijd beknot wordt. Deze be-
knotting kan geen andere dan betreurens-
waardige gevolgen hebben voor het bedrijf
van de A.V.R.O. en voor het vertrouwen in
wat recht en billijk is bij honderdduizenden
radio-luisteraars, die van den omroep be-
geeren, verstrooiing, leering, zielsverheffing
en informaties.
Het laatste woord van de V. A. R. A.
Het hoofdbestuur van de V. A. R. A. heeft,
naar wij in „Het Volk" lezen, gisteren een
open brief gezonden aan den Radio-Raad,
waaraan wij het volgende ontleenen:
Donderdag zal uw Raad opnieuw in ver-
gadering bijeen komen, ter vaststelling van
zijn advies inzake de verdeeling van den
zendtijd. Het V. A. R. A.-bestuur wenscht
daarom nog een enkel woord tot u te richten.
Dat de beslissing, waarvoor uw Raad
staat, mi niet meer moeilijk is, toont het door
uwen Raad ontworpen schema, hetgeen uit-
gaat van de billijkheid waarvan de wet
spreekt. Hoewel de verlangens van de V. A.
R A. daarin niet ten voile worden verwezen-
lijkt, heeft zij toch gemeehd, zich bij het com-
promis, waarvan uw plan een uitvloeisel is,
te moeten neerleggen.
De V. A- R- A. heeft thans 65.000 luiste-
raars in hare organisatie vereenigd, hetgeen
ongeveer een vierde deel van het totale aantal
georganiseerde luisteraars uitmaakt. Wan-
neer bij de beoordeeling van dit laatste cijfer
er rekening mede wordt gehouden, dat de
V. A. R. A. over slecht acht uren per
week beschikt, de A. V. R. O over ongeveer
t a c h t i g uren en de K. R. O. en de N. C.
R. V. ieder over ongeveer veer tig uren,
springt de krachtige aanhang, dien de V. A.
R. A. bij de georganiseerde luisteraars heeft,
des te duidelijker in het oog.
Op grond van een en ander meent de V A.
R. A. dat haar dan ook 'n vierde van den to-
taal beschikbaren zendtijd toekomt.
1829 24 Hovember 1929
k-
'k Heb een wereld voor mijn spelen,
Klinkt een stem reeds van weleer:
1 Wordt VfiTCCtllKU
-
„Neen!" antwoordde juffrouw Ellingham
treurig. „Het was niet gesloten! Daaraan heb ik
nooit gedacht ik kon niet denken, dat
iemand laat ons zeggen van de bedienden
of iemand anders hier iets van de waarde
van de vaas kon weten. Neen! het kastje
was niet gesloten!"
„Men had dus niet anders te doen, dan het
kastje te openen en de vaas weg te nemenl"
merkte Cherry op. „Juist! Juffrouw Ellingham,
ik acht het hoogst waarschijnlijk, dat anderen
dan uw bedienden en de menschen hier van uw
vaas hebben gehoord. Hoe lang heeft u haar en
hoe kwam u er aan?"
„Ik zal u haar geschiedenis vertellen. Ten
minste voor zoover die mij bekend is. Laat ik
u dan mededeelen, dat ik dokter ben. Ik werk-
te voornamelijk in Indie gedurende vijftien ja-
ren. In het laatste jaar, dat ik daar was, werd
ik geroepen bij de lievelingsdochter van een
rijken Parsi. Het is van geen belang u alles in
bijzonderheden te vertellen, maar ik redde
haar leven zij was door andere doktoren op-
gegeven. Haar vad«r,was mij innig dankbaar
en dwong mij, om behalve een groot honorari
um die Kang-he vaas aan te nemen. Hij had
een pracht-verzameling porselein. Dit was een
enkeling een van een paar. Als de andere
bestond
„Misschien is dat het geval, mevrouw", viel
Cherry in de rede. „Wisten andere personen
dan u, dat u dat zeldzame en waardevolle voor-
werp kreeg?"
„Eenige menschen in Bombay wisten het.
Persoonlijke vrienden,"
„Juist. Maar toen u in Engeland kwam, werd
toen uw bezit hier bekend?"
„Ja, eenigen tijd, nadat ik hier was, werd mij
gevraagd een onderhoud te willen toestaan aan
een medewerker van de Lady's Circle het
geillustreerde weekblad. Deze ondervroeg mij
omtrent mijn werk in Indie. Ik stond hem toe
foto's te maken van mijn belangrijkste kunst-
schatten dingen, die ik had medegebracht
en daaronder was natuurlijk ook de Kang-he
vaas".
„Juist!" merkte Cherry op, „en natuurlijk
vertelde u dien medewerker hoe u aan die vaas
kwam! Dat is duidelijk. Zoo kwamen vele men
schen te weten, dat u haar bezat. Want de La
dy's Circle wordt, geloof ik, veel gelezen. Heeft
u misschien een aflevering van het tijdschrift,
waarin het artikel en de foto's verschenen? U
zult mij een genoegen doen door mij die afleve
ring te geven. En nu, mevrouw, ga ik met u
mede naar huis om het kastje en uw salon te
Zooals vroeger, misschien ook nu nog,
naast den Statenbijbel, in ieder geloovig Hol-
landsch gezin, de gedichten van vader Cats
een plaats hadden, en hebben gevonden, zoo
ligt, naast het Boek der Boeken, op de tafel
van den schrijver van dit herinneringsartikel,
den bundel gedichten van de Genestet voor
het grijpen.
Het zal hem wel gaan, als menigeen. De ge
dichten van den in-geloovigen, op God vertrou-
wenden dichter, zijn een vertroosting voor
hem geworden.
In menig oogenblik van smart, van verdriet,
van wanhoop, in menig droevig oogenblik van
het leven, kunnen deze gedichten zijn, alsof
de dichter zelf spreekt woorden van troost,
woorden van opbeuring, woorden van vertrou
wen. Hij weet te wijzen naar boven.
Wie aan zijn hand kan wandelen, wij bedoe-
len te zeggen, wie den weg kan vinden in zijn
gedichten, vindt wel een woord, niet altijd
ernstig, doch vaak blijmoedig, dat versterkt, dat
doet staren naar wat verleden werd, doch ook
doet berusten en'aanvaarden.
De Genestet, wiens honderdjarige sterfdag
op den 21sten November a.s. valt, is een dich
ter, is waarlijk een dichter, die ook een wijs-
geer moet zijn, die weet te grijpen, naar het
woord van Goethe, in het „volle Menschenle-
ben", die ons vasthoudt door een gedachte,
weet te ontroeren door een beeld, ons doet
nadenken door een woord.
Niet hij is een dichter, die een rijmwoord
vinden kan, weet te rijmen, doch hij, die zijn
gedachten, zijn kijk op het leven en op de
menschen, weet uit te zeggen, in voor ieder
verstaanbare taal, die den mensch uit zijn
gewone, alledaagsohe sfeer weet te voeren
naar een plek, waar hij kan mediteeren over
de levensdingen. Zulk een dichter was de Ge
nestet. Hij had niet de verheven taal, wel is
waar, van een Bilderdijk of een Da Costa, hij
had den eenvoud lief, den eenvoud, die ook
meer tot de eenvoudigen des harten spreekt. Hij
wist daardoor beter door te dringen tot het
hart, wist daardoor meer te ontroeren. In zijn
verlangen naar natuurlijkheid en waarheid, had
hij een woordkeuze, die niet zonder uitwerking
kon blijven op de massa.
Zijn godsdienstzin hielp hem daarbij. De na-
tuur, die hij liefhad, als het werkstuk van zijn
Schepper, gaf hem de beelden, die aan zijn
gedachten vorm gaven.
Wordt niet van hem getuigd, dat geheel
Bloemendaal, waar hij werkte, aan den dichter
behoorde, dat daar schier elke plek de geboor-
tegrond van een vers of van een dichterlijken
inval was. En dat de zachte Hollandsche na-
tuur de lijst is, waarin zijn beeld moet worden
gezien?
In bijna al zijn gedichten, waar hij als troos I
ter optreedt, komt zijn geloof tot uiting, doch
ook waar hij spot, wordt die spot verzacht
door een blijmoedigheid, die alleen degene be
zit die het vertrouwen in God heeft.
Hij kan critiseeren, kan afbreken, maar ook
daarin ontdekt ge telkens weer zijn liefde voor
den mensch. Hij wil waarheid in den omgang
onder de menschen. Hij kant zich tegen den
schijn, tegen het gemaakte en het manierlijke.
In zijn „Handdruk", waarschijnlijk reeds in
1857 geschreven en opgenomen in zijn: „eerste
gedichten", de jonge dichter was nog geen
twintig jaar, vindt gij reeds zijn devies:
0, tintel' uw hart in den druk van Uw hand:
Ik dank voor een vinger twee, drie!
Ik walg van een kneepje, koket en pedant,
Een pink van een man van genie
En, vrindlief, uw bevende, klevende hand
Is waarlijk mijn antipathie!
bekijken."
„Ik gaf Cherry een duw en hij begreep daar-
van dadelijk de bedoeling.
„En als u het goed vindt, gaat Ben mede.
Ben is hier mijn rechterhand geworden."
„0, laat Ben gerust medegaan."
Zij sprak nog enkele woorden met Keziah en
daarna gingen wij op weg.
„Ik ben benieuwd, mijnheer Cherry, of deze
diefstal iets te maken heeft met dien moord
daar op Gallowstree Point."
Cherry glimlachte, en zeide: „het zal mij niet
verwonderen, indien dat het geval is. Het heeft
er veel van."
„Dat zou dan wijzen op een bepaald plan",
merkte juffrouw Ellingham op. „Een goed be-
raamd plan ook!"
„Misschien op meer dan een plan, mevrouw.
Het is ongetwijfeld van beteekenis, dat op, of
omstreeks den tijd van den diefstal iemand
werd vermoord en een ander op geheimzinnige
wijze verdween. Maar uw vaas begint mij te
interesseeren. Ik raaakte op uit hetgeen u ver
telde, dat die vazen gewoonlijk in paren wor
den gemaakt. Hoe is het mogelijk, dat die Parsi
niet de tweeling-vaas had?"
Juffrouw Ellingham lachtte eenigszins cy-
nisch.
„0!" antwoordde zij. „Hoe dankbaar aan-
doenlijk dankbaar hij ook was, geloof ik
toch niet, dat hij mij de vaas zou hebben gege-
ven, als hi) de tweede nog had gehad! De twee-
Verstijve de hand, die den hoveling speelt;
Beleefde, verneed'rende hand!
Verdorre de hand, die verraderlijk streelt;
'Voel liever een klauw of een tand!
Den handdruk, die louter een „gunstje"
verbeeldt,
Dien wijs ik bepaald van de hand!
en dan verder:
Neen, 'k vraag U geen woorden, geen ijdel
verhaal,
Uw hand zij mij tolk van Uw hartl
Uw handdruk, mijn vriend, zij welsprekende
taal,
Bij weerzien en blijdschap en smart!
Ja feeder en trouw, of veerkrachtig als staal
Uw hand zij de tolk van Uw hart!
Een hand zij een pand van een hart'lijk gemoed,
Waarachtige troost in den rouw!
Gastvrijheid, uw welkom, uw zegen, uw groet,
Het zegel der liefde, der trouw.
En 't kusje te-met zij verleidende zoet
Uw handdruk zij heilig, o vrouw!
Men kan in het werk van de Genestet de ge-
moedsstemming van het oogenblik volgen. Zijn
blijmoedigheid, we wezen er reeds op, vindt ge
telkens terug, al blijft op den achtergrond de
ernst van het Godsgeloof.
Neem het „Speelgoed van mijn kinderjaren",
waarvan het slot luidt:
'kWandel met een lied door 't leven,
Blij als't kind aan moeder's hand
Kennis door Uwe rijke dreven,
Kunst door Uw gelukkig land!
En vermoeid van spel en lust,
Of van menschen, die krakeelen,
Ook een Hemel voor mijn rust.
Ge vindt hetzelfde terug in „Dagelijksch
Brood", als hij zegt:
O, 'k weet, dat het brood der smarte,
Ook mij, als ieder sterv'ling wacht;
En dan laat volgen:
Ik mag van t brood der weelde zingen,
Van zegen, dien mij God bereidt.
Ook in „Gelukkige Dagen", komt het tot
uiting:
In gelukkige dagen.
Zachte, frissche lentestralen,
Liefdegfeur en levensgloed
Stroomen door dees rijke dalen,
Stroomen in mijn blij gemoed.
Zegen heb ik mild ontvangen
Nochtans in mijn eenzaamheid
Heb ik bij mijn blijdste zangen
Menig stillen traan geschreid.
Neen, in 't groote rijk der smarte
Ben ik lang geen vreemd'ling meer.
In mijn pas ontloken harte
Waar ik van Gods gunst verhaalde,
Dacht ik: Hoe 't mij wezen zou,
Als Uw blik mijn lot bestraalde,
Moederliefde, moedertrouw!
Maar niet luide zal ik klagen,
Voor de menschen zeker niet,
Vriend'lijk, als dees blijde dagen,
Klink' voor elk mijn dankbaar lied.
Gij slechts-geesten van 't verleden
Voert mijn diepe, stille klacht
Voor den Hoorder der gebeden,
In dees stillen lentenacht!
de vaas was hem eenige jaren geleden ont-
stolen."
„Gestolen? Hm! Heeft men daar in het land
veel op met die dingen met die Kang-he
vazen?"
„Veel mede op!" riep juffrouw Ellingham uit.
„Lieve hemel! Ze worden daar als iets hei-
ligs beschouwd! Het is verboden ze uit te voe
ren. Zij worden van geslacht tot geslacht be-
waard. Er zijn levens in de waagschaal gesteld
om ze te verdedigen ja, en om ze in bezit te
krijgen. Ik herinner mij", voegde zij er aan toe
met een lach, „dat toen mij die vaas werd ge-
geven en ik die toonde aan een vriend in Bom
bay, hij mij zeide, dat hij voor geen geld zoo'a
ding in huis zou willen hebben en dat ik goed
zou doen aan geen Oosterling te vertellen, dat
ik die vaas had! Maar ik ben niet spoedig
bang."
„En u begreep, dat u terugkeerde naar een
land, waar men geen halzen afsnijdt of in-
breekt in huizen om der wille van een stuk
aardewerk. Toch mevrouw is er iets, dat u
vergeet!"
„Wat dan?" vroeg juffrouw Ellingham.
„Er zijn Oosterlingen in Engeland! heel
veel. En u maakte het bezit van dat heilige
voorwerp alom bekend, toen u zijn geschiede
nis aan den journalist vertelde en toestond, dat
er foto's verschenen in een wijd en zijd ver-
spreid weekblad!"
Juffrouw Ellingham schudde het hoofsL
We citeeren dit gedicht in zijn geheel om t«
doen uitkomen het lieflijke, het teere in het
werk van de Genestet.
Geven we hier even het woord aan Ailard
Pierson, den aesteticus, die in Wetenschappe-
lijke bladen, twee maanden voor den dood van
den dichter deze stierf 2 Juli 1861 o. m.
het volgende schreef, na herinnerd te hebben
aan het oordeel van Goethe over Mendels
sohn:
En aan Mendelssohn herinnert de Genestet,
zooveel als een dichter aan een componist kan
herinneren.
Het zangerige, het doorzichtige, de zachte
weemoed, het algemeen verstaanbare, de gave
van populair te zijn, zonder oj>pervlakkig le
wezen, het bezit van het geheim, dat alle krin-
gen ontsluit en tevens alle kringen boven hun
gewoon peil verheft, de Godsdionstige wijding,
zijn ook van toepassing op de Genestet's poe-
zie.
„In gelukkige dagen", hierboven afgedrukt,
geeft steun aan de woorden van Allard Pier-
son.
De Genestet is ook vermaner. Zelfs nog heel
jong wordt hij gedragen door een benijdens-
waardig geloof in God. En vindt daardoor het
woord om als prediker op te trcden.
Leest zijn „Geduld" en Zachtheid" en men
begrijpt, wat we bedoelen.
Het liefste is de Genestet ons als trooster.
Wreed getroffen door het lot, behoedt zijn van
nature godsdienstige gemoedsstemming hem,
zich geheel aan den twijfel over te geven.
Hij spreekt het uit in zijn Peinzensmoede:
Daar is geen priester,
Die Hem verklaart!
In raads'len wandelt
De mensch op aard.
Doch voor hem is het raadsel opgelost alt
hij aan het einde verklaart:
Daar is geen priester
Die U verklaart,
Doch U zoekt niemand
Vergeefs op aard.
Heeft hij misschien getwijfeld, dan heeft hfj
dien twijfel overwonnen. Wij lezen in:
Gij en Wij.
Naar Uw eng, fantastisch Hemelpoortje
Strumpelt gij op 'tafgebakend pad,
En Uw reisweg schijnt U woord voor woordje
Uitgeschreven op een heilig blad.
Op des Geestes breede, diepe stroomen,
Drijven, zwerven, zoeken, lijden wij;
Nachten dalen, hooge waat'ren komen.,,
En-we zijn zoo rustig niet als gij!
Toch vooruit steeds streven wij en staren.
Als Columbus, 't hoofd omhoog gericht,
Reizen wij op de went'lende baren,
In 't geloof dat ginds een wereld ligt!
En zoo wordt hij een trooster.
Een trooster in „Terugblik", in „De liefste
plek", in „Toen ik een knaap was", in „Waar
het meest wordt geleden", in het zoo overbe-
kende „Komen en Gaan", in „Niet voor de
menschen", in het korte „Rouwbeklag", in
„Bij Meer-en-Berg", in „Onvergankelijk", met
de innig vrome slot-verzen:
Toch, het woord gaat niet verloren
Voor het hart, des Twijfels roof,
Uit den kampstrijd als herboren,
Rijst het kinderlijk geloof!
Ander licht valle op de blaeren
Van de schriften, die weleer.
Hem zijn moeder moest verklaren,
Ook dat licht is van den Heer!
Met apost'len en profeten,
Leert hij straks het hopend oog,
Smachtend, moedig, roodgekreten
Vroolijk richten naar omhoog!
En voor 't diep gevoel van "t harte,
Is daar wonder groot, noch schoon,
Als de stille Man der Smarte
Met zijn een'ge doornenkroon".
En ook in „Een kruis met rozen", waarin g«
zacht hoort fluisteren:
„Ik weet de rozen,
Zij vallen aft
Het kruis nu, legt ge
Pas neer aan 't graf,
Toch-welk' uw gaarde
En treure uw huis
Merk op de bloeme
Die blijft aan 't kruis",
Er is veel door de Genestet geschreven dat
eigenlijk alleen past in de lijst van den tijd,
waarin het werd geschreven. 0. m. zijn Lee-
kedichtjes, hoe vaak ook geestig en op den
man af, niet meer door de menschen van on-
zen tijd kunnen worden gewaardeerd.
Intusschen, het grootste deel van zijn ge
dichten zijn kostbaar goed voor alle tijden.
Laat ons hier leentjebuur spelen bij den
scherpzinnigen criticus Busken Huet, die in
zijn „Nieuwe Litteraire Fantasieen", uitgegeven
„Ik geloof niet, dat Chineesche waschbazen
en houders van opiumkitten in aanmerking ko
men om zich te abonneeren op de Lady's
Circle, mijnheer Cherry? Neen ik geloof
niet, dat mijn vaas is gestolen door een Chinees
of Oosterling."
„Chineezen hebben lange armen!" merkte
Cherry op met een veelbeteekenden lach. „Ik
hoorde, dat die zich uitstrekken van Peking
naar Piccadilly en zij houden de einden goed
vast ook, mevrouw. „Er moet intusschen nog
veel ontsluierd worden!"
Bij deze geheimzinnige opmerking, waarover
mijn beide metgezellen lachten, waren wij bij
de deur van het landgoed aangekomen. Carsie,
de butler, was toevallig daar, toen wij binncn
kwamen en juffrouw Ellingham wendde zich
onmiddellijk tot hem.
„Iets gehoord of iets ontdekt, Carsie?"
„Niets, mevrouw. Ik heb een onderzoek in-
gesteld in en buiten het huis en het is mij niet
gelukt eenige inlichting te verkrijgen."
„Van welke soort?" vroeg Cherry scherp.
Carsie keek hem kalm aan.
,,Of er een vreemde hier is gezien tusscheft
Maandagmiddag en vandaag", hernam hij op
gelijkmatigen toon. Er is overdag niemand ge
zien door een der bedienden, noch binnenshui*
noch buitenshuis."