Alkniaaische Curait.
Landbouw en Veeteelt.
EEN OUDEJMRSAVOND.
No. 307 1929.
Hinderd een an dertigste Jaargang.
Dinsdasr .It Iteceinber.
Hij zat in een gemakkelijken stoel bij
bet vuur; hij was alleen in de kamer.
Een enkel schemerlampje brandde op
den sehoorsteenmantel; de rest van de
kamer lag in halfdonker. Hij nam een
sigaar en stak die aan, langzaam, met
vi elgevallen, als iemand die den ti]d had
en zich tevreden gevoelde.
Ja, tijd had hij, nu, vanavond, voor
eenige urcn. Oudejaarsavond is een
avond, waarin men ophoudt met werken
en, daar het een lange avond is, wan-
neer men Oud in Nieuw wil vieren,
schijnt het alsof men uren en uren vodr
rich heeft. En tevreden was hi] ook,
meer dan dat; "nii voelde zich gelukkig.
In d Oudejaar vondpreek. die vroeg
was geeindigd, had de dominee iets ge-
zegd, dat hem getroffen had, omdat het
ir. een mooi beeld precies weergaf wat
hi; soms, of liever, wat hij zoo vaak
dacht. De dominee had het gehad over
het vinden van het geluk in eigen huis
en toen een versje aangehaald van een
Zweedschen dichter, dat, vertaald, hier-
op neerkwam:
Boven 1t eigen dierbaar huis
Stralen toch de mooiste sterren.
Ja, dat was zoo, dat was volkomen
waar. Je kunt zoo iets zelf niet zoo pre
cies en zoo kort zeggen, maar dat kun-
nen de dichters wel en deze Zweed had
gelijk, volkomen gelijk„Boven t
eigen dierbaar huis stralen toch de mooi
ste sterrenDie dominee was toch
zoo drommels belezen
Hij strekt zijn beenen nog eens uit,
liet zich wat dieper in den stoel zakken.
Lekker, die sigaar! Nog een cadeautje
van Sint-Nicolaas! Over een half uurtje
zal het belletje voor de thee wel gaan;
dan begint de gezelligheid van den laat-
sten avond van het jaar, eerst tusschen
zijn vrouw en hem alleen en dan later,
tegen twaalf uur, met de getrouwde kin-
deren or bij, die nu met de schoon-
ouders mee gegaan zijn. Zijn vrouw
zorgt nog even voor het soupeetje
Ja, ja, „boven't eigen dierbaar huis..."
Dat had hij ook niet altijd kunnen
zeggen. Een eigen huis en wat voor
een! En dan 'n verduiveld lekkere si
gaar; dat merk moet ik onthouden!
de rest't Was hem goed gegaan in
de wereld. Maar t was niet altijd zoo ge-
weest. O nee heelemaal niet. Hij heeft
andere tijden gekend, tijden waarin hij
den Sylvesteravond niet zoo warm, zoo
omgeven van goede dingen, kon door-
brengen. Nu kon hij er zoo kalm, zoo
met een innerlijken glimlach over spre-
ken. Vroeger was hem dat onmogelijk.
het leven was t e moeilijk geweest en
scheen wel een ongestuwde stroom, die
altijd, altijd maar door, zou voortgol-
venNu een eigen huis. een eigen ge-
zin en, naar menschelijke berekening,
een onbezorgde toekomst
Hij sloot de oogen, niet om te slapen,
maar om zich te herinneren en te ver-
gelijktn. Het was nu zoo behagelijk om
hem heen. Dat was de echte stemming
om Oudejaarsavond in te vieren. E6n
Oudejaarsavond zal hij nooit vergeten:
daaraan kan hij nooit denken, zonder
iets terug te voelen van wat hem toen
wedervoer. Die was heel anders dan
deze. Juist het contrast maakt, dat hij er
aan denken moet, zooals hij er jaar in,
jaar uit, aan gedacht heeft, sedert hij
zijn eigen huis, zijn eigen dak, zijn eigen
gezin heeft. Hoewel die andere 31e De
cember al zoo lang geleden is, is geen
indruk er van verloren gegaan. Hij ziet
en weet en herdenkt alles en nu, in zijn
dankbaar geluk, kan hij het zonder
bitterheid doen. De mooiste sterren im-
mers dat stemt dankbaar en mild.
In het halfdonker, waar hij warm zit,
gloeit de sigaar. Peinzend over het verleden
ziet hij weer het groote, sombere huis in de
voorstad, de huurkazerne, waar het zoo vol
was, zoo yol, zoo rumoerig en zoo vuil. Be-
neden aan de deur hing een ijzeren klopper:
een hand, die een bal vasthield. Op de kron-
kelende trap waren hier en daar kleine nis-
sen, waarin hij zich menigmaal verborg,
wanneer de conciergevrouw op of af zeulde.
Het was beter haar maar niet onder de oogen
te komen, want in een volkswijk, in zoo'n
groot huis, wordt altijd genoeg kattekwaad
bedreven, om er niet, te recht of ten onrechte,
van beschuldigd te worden. Was ze niet dik-
wijls onverwachts op hem af gesprongen:
„Jij, je hebt gisteren een ruit ingeworpen.
Ik heb het wel gezien!"
Of iets van dergeiijken aard. Ennu
ja, ze had niet altijd ongelijkZelfs, toen
er eens brand was geweest op een bovenver-
dieping, had zij het hem kwalijk genomen,
dat hij zoo opgewonden was en dat door een
nijdigen draai om zijn ooren getoond Toen
hij later zijn vader hielp bij het rondbrengen
en aanplakken van theater-affiches, was ze
vriendelijker geworden, al scheen ze hem nog
niet heelemaal te vertrouwen en als achtte ze
hem nog altijd wel in staat een emmer met
water om te gooien of een hond van buiten
mee te nemen en de portierswachterswoning
binnen te loodsen Een kleine rakker van
een jongen, ja, dat was hij, dat was hij
Maar die e£ne Oudejaarsavond, ja, die
eene, die was gruwelijk. De kinderen hadden
allang begrepen, dat er wat ernstigs dreigde.
Al van 5 December was vader niet meer aan
het werk. De Kerstdagen waren voorbijge-
gaan zonder dat er beterschap gekomen was
en op dien laatsten dag van het jaar was het
gebeurd, het vreeselijke. En het was er in de
kleine kamer z66 droevig, z66 drukkend, dat
hij, de oudste jongen, de trappen was afge-
■#nd. Hij kon het er niet uithouden: hij
ufoeet waar batten. d< atraat qq. frissche
lucht hebben, beweging om zich zien. Maar
juist toen hij langs de portiersloge de huis-
deur wilde bereiken, greep een hand hem
beet;
„Hoe gaat het met vader."
Vader is dood!"
rfij hoort het zich nog zeggen. Vijandig
had hij het gezegd. Wat had ze er mee te ma-
ken! Hij wou de straat op en hij rukte zich
los.
Toen hij terugkwam werd hij er binnen ge-
roepen, vriendelijk toegesproken. Ze hadden
medelijden met hem gehad, dat was duide-
lijk. En ze spraken over wat hij nu zou moe-
ten doen. Wist hij dat! Hij had geen ge-
dachten, alleen maar eene, en die was vree-
selijk.
Ja, zoo was het toen geweest. Een Oude
jaarsavond om nooit te vergeten tot in de
kleinste bijzonderheden niet. En eerst later
had hij bemerkt, dat reeds t o e n de weg was
begonnen, die hem, na jaren en jaren, zou
brengen tot het geluk van nu. Daar, in die
zoo gevreesde portiersloge was de eerste po-
ging gedaan en met succes bekroond
om hem in een ambacht onder te brengen,
waar een jongen, die heel wat kattekwaad op
zijn geweten had, de handen uit de mouwen
kon steken, aanpakken, werken, doorzetten,
vooruitkomen
't Waren geen gemakkelijke jaren geweest
en het waren er ook niet weinige, maar ze
hadden hem verder gebracht dan hij ooit had
kunnen vermoeden. Hij was eigenlijk precies
als de man, waarover de dominee vanavond
gepreekt had en op wien hij het Zweedsche
versje had toegepast, net als Jacob, die arm
over den Joraaan trok en als een gezeten
man terugkwam„gezeten", de man in
den stoel glimlacht even als hij bedenkt wat
een langen tijd Jacob achter den rug en nog
voor zich had nu ja, als een welgesteld,
een rijk man. „Tot twee heiren geworden",
had Jacob gezegd. Z66 rijk, zoo'n Croesus
was hij nu wel niet, maar wat een onder-
scheid toch tusschen dat sobere begin van
van toen en den voorspoed van nu, tusschen
dien lang-voorbijen Oudejaarsavond en dien
van heden.
De sigaar is uitgegaan. De man in den
stoel kijkt er naar, zonder haar opnieuw aan
te steken. Dan kijkt hij rond, om zich heen, en
strijkt de breede hand over zijn voorhoofd.
Met een ruk staat hij op. Zoo dadelijk gaan
ze theedrinken. Er moet licht zijn en vroolijk-
heid in de kamer, licht en vroolijkheid in huis,
want er is niets, wat droevig zou stemmen.
Herinneringen zijn niet altijd blijde, herinne-
ringen zijn niet altijd opwekkend, maar hier,
hier, in dit eigen huis met het eigen gezin en
de vreugde van samen leven en samen den
ken, hier ontsteken zij bij het naar voren
brengen van het contrast tusschen wat was
en is het licht, waarop de dominee wees:
Boven't eigen dierbaar huis,
Stralen toch de mooiste sterren.
En wie zou, met zulk een hemel boven zich,
niet dankbaar het Oude Jaar uit- en niet
moedig het Nieuwe Jaar ingaan?
A. J. B. B.
PRO VINCI ALE COMMISSIE UIT
DE VEILINGEN IN NOORD-HOL-
LAND.
Jaarvergadering.
(Vervolg.)
Uit het
verslag van de handelingen
der provinciate commissie stippen we aan,
dat de opstelling van dit verslag werd bei'n-
vloed door den toestand, waarin den laatsten
tijd, de zaken ziet, meeleeft en dan is dat
heden verre van rooskleurig, terwijl, gezien
de omzetten der aangesloten veilingen, be-
hoorende bij dit dienstjaar, een meerderen om-
zet laat zien van rond 5 54 millioen, verge-
leken bij het voorafgaande jaar. Was de toe-
stand, zooals in het vorig verslag staat opge-
schreven, vrij normaal, kan dus 1928 als een
goed tuindersjaar worden opgeteekend.
Gaat men dus op die gegevens door, dan
is dit in flagranten strijd met het oogenblik.
Voor nadere illustratie votgden hierna de
omzetten der veilingen, waaruit door eene ver-
gelijking een verschil in ongunstigen zin, een
verschil in het nadeel van de meeste indivi-
dueele tuinbouwers deed zien.
De omzetten gaven aan een totale omzet
van 25.541.271.30. De omzet in 1927 be-
droeg 19.808.274.82, alzoo een vermeer-
derde omzet van 5.732.996.48, of ruim
25
Hieruit valt dus op te maken, dat 1928 in
doorsnee voor de tuinders een goed jaar is
geweest.
Natuurlijk zijn niet alle culturen in die
mate beter geweest; een groote tegenvaller
b.v. was de teelt van tomaten in koude kassen.
Hoewel niet belangrijk, zou toch onder
normale omstandigheden de totaal-omzet hoo-
ger zijn geworden, omdat de glasteelt, vooral
de teelt in warenhuizen, ook in deze provin-
cie, zeer snel toeneemt.
Gaat men evenwel de totaaluitkomsten van
verschillende der hoofdproducten uitpluizen
en nader beoordeelen, dan komt men tot de
conclusie, dat er ieder jaar teelten zijn, die,
tengevolge van minder goeden oogst, of en
vooral niet minder groote prijsschommeling,
meer of minder goed zijn geweest.
Is het weer voor een speciaal product bij
onze afnemers, of bij concurreerende staten op
dezelfde markten, gunstig geweest, dan zal
die omstandigheid vaak oorzaak zijn van be
langrijke prijsdaling, van groote sehomme-
ling.
Een sprekend voorbeeld hebben wij daarbij
aan het verloop van onze vroege aardappelen.
Het zijn Belgie en Italie, die ons geweldig
hebben beconourreerd en de kweekers van het-
zelfde product bij onze afnemers hebben het
weten gedaan te krijgen, dat onze producten
bij1 het passeeren hunner grenzen meer of
minder zwaar worden belast en al deze maat
regelen worden getroffen met het doel, onze
producten te weren en niet om hunne cultuur
te vrijwaren van die plagen, die zij zelf, vaak
in heviger mate, bezitten dan onze teelten.
Al die kunstmatige maatregelen zijn voor
den uitvoer van ons product zeer belemme-
rend en drukkend.
Wij kunnen echter zorgen voor goede en
zuivere kwaliteit en moeten het als een ze-
gen beschouwen, dat onze instelling, het
Uitvoer Controle Bureau, daarbii behulp-
zaam is en ook opvoedend werkt.
Hoewel men in het algemeen huiverig is
voor wettelijke bepalingen, die den uitvoer
kunnen belemmeren, moet men zich toch ver-
heugen, dat de regeering een wet heeft aan-
genomen, waarin de mogelijkheid is vastge-
legd, om den uitvoer van minderwaardige
producten, die aan den naam van ons product
schade kunnen doen, te verbieden.
Tengevolge van het meerder gebruik van
het controlemerk, is het aantal tijdelijke con-
troleurs belangrijk vergroot en zijn meerdeT
vasten aangesteld, onder toezicht van een
hoofdcontroleur.
Natuurlijk gaan wij den laatsten tijd hoe
-laager hoe meer begrijpen, dat naast maat
regelen ten aanzien van de deugdelijkheid van
ons product, eene voorafgaande, goed opge-
zette reclame, bevorderlijk moet zijn voor
den afzet, zoowel in het binnen- als in het
buitenland.
Door het stichten van een afzonderlijke
Afdeeling zou men het kunnen noemen, bij
de Landelijke Organisatie is het mogelijk
gemaakt door het storten van een verplichte
bijdrage door alle Veilingen, een persoon aan
te stellen, die zich officieel aan deze. voor
ons zoo belangrijke aangelegenheid gaat
wijden.
Naast de Landelijke reclame, is het der
Provinciate Afdeeling ook mogelijk gemaakt
reclame voor speciaal Noord-Hollandsche
producten te maken.
Elk jaar wordt uit de Provinciate kas even-
veel bijgedragen voor de reclame, als belang-
hebbenden zelf voor deze belangrijke zaak of-
feren, tot een maximum van 10.000.
In dit dienstjaar heeft de offervaardigheid
der Veilingen het mogelijk gemaakt, de voile
10.000 te mogen ontvangen.
De wenschelijkheid werd betoogd. dat
ook deze bijdrage verplichtend werd gesteld
Naast reeds genoemde reclame door het
Centraal lichaam, is er in dit jaar ook speciaal
door deze organisatie reclame gemaakt.
In September 1928 heeft men deelgenomen
aan eene tentoonstelling in Purmerend en
ook aan de tentoonstelling te Utrecht ge-
houden tijdens de opening van een nieuw
veilingsgebouw aldaar. Van minder belang
was de deelname aan de tentoonstelling te
Medemblik.
Zooals bekend, strekt de steun van de Pro-
vincie zich ook verder uit, door de stichting
van drie demonstratie-bedrijven en door de
stookinrichtingen op de Proeftuinen te Alk-
maar en te Hoorn.
De geldelijke resultaten van de demon
stratie-bedrijven zijn jammer genoeg, niet
gunstig geweest.
Hoewel de bedrijven niet zijn gesticht uit
een oogpunt van winst te maken, doch voor
al om te demonstreeren, hoe deze nieuwe
culturen moeten worden beoefend, hebben
deze bedrijven, als voorbeeld, zeer veel nut
gesticht, omdat zij door velen worden be-
zocht om de behandeling der planten te
leeren.
Een andere belangrijke cultuuraangelegen-
heid, n.l. de teelt van reuzenbloemkoolzaad in
Italie, heeft ook dit jaar weer teleurstelling
gegeven, Door de geringe hoeveelheid heeft
men het bekomen zaad weer spaarzaam on
der de verschillende Veilingen moeten ver-
deelen.
Bij de opstelling van dit verslag was het
mogelijk het resultaat van het te bekomen
zaad voor het oogstjaar 1930 vrij juist te
kennen en het werd verblijdend genoemd te
kunnen vermelden, dat, wat No. 12 betreft,
een groote hoeveelheid zaad is geoogst.
Jammer evenwel, dat van No. 5, de kortbeen,
niet hetzelfde kan worden gezegd.
Wat de Zilvernep betreft, zal men voor de
teelt in 1930 eene hoeveelheid bekomen, die
het nemen van proeven op groote schaal mo
gelijk maakt. Met de soort Le Cerf is men
met de proef, in Italie zaad te telen. niet ge
lukkig, ook mede tengevolge van de aldaar
geheerscht hebbende koude.
Het onderzoek naar goede, betere soorten
aardbeien is nog in vollen gang en hiervan
kunnen nog geen resultaten worden vermeld.
Evenals vorige jaren is ten opzichte van
andere cultuurvraagstukken, het kantoor
veel geraadpleegd.
Een ander, zeer belangrijk vraagstuk, is ook
geworden het voorkomen of bestrijden der
wratziekte in de aardappelen. Het onderzoek
op den proeftuin te Hoorn, n.l. het bekomen
van wratziektevrije soorten, is aldaar in vol
len gang. Men tracht aldaar door zaaiing
nieuwe soorten te bekomen, die, naast het
bezitten van alle voor ons gewenschte eigen-
schappen die men aan een soort kan. neen
moet stellen, ook onvatbaar zijn voor wrat
ziekte.
Door hare belangrijkheid werden ook nog
eens vermeld de cijfers van de inventarioatie
van Stapelproducten; door eenige controle
daarop blijkt, dat de opgaven der voor-
raden op dit tijdstippen vrij nauwkeurig
zijn opgegeven.
Bij de eerste inventarisatie, evenals voor-
heen gehouden op 15 December, waren aan-
wezig 3625 wagons Roode kool, 2561 'A
wagons Gele kool, 307554 wagons Deensche
witte, 392 wagons Uien en 163 wagons Peen,
totaal 9817 wagons product; de wagons be-
rekend a 10,000 K.G.
In 1927 waren op dat tijdstip aanwezig
7054 wagons product, zoodat in 1928 op
dienzelfden datum 2763 wagons meer aan
wezig waren.
Op 15 Februari 1929, de 2e inventarisatie
voor hetzelfde seizoen, waren nog aan
wezig 186254 wagons Rood, 1525 wagons
Geel, 1691 wagons Deensche Witte, 161
wagons Uien en 106 wagons Peen, totaal
5335 Vt wagons of verminderd met 448154
wagons.
Op 15 Februari 1928 bedroeg de totaal
voorraad 336654 wagons, waaruit blijkt. dat
in dat voorjaar op hetzelfde tijdstip, nog
1969 wagons product meer aanwezig was.
Hoewel de voorraden ook afhangen van
meer of mindere uitplant van dat product,
kan evenwel veilig worden gezegd, dat deze
meerdere voorraad mede het gevolg was van
goeden oogst.
Evenals de laatste jaren, is ook nu weer
gebleken, dat de vraag naar ons product en
de daarmede verband houdende te maken
prijs, lang niet afhangt van de voorraden in
ons land. Wij hangen met de meeste, zoo niet
met alle producten, af van de vraag in het
buitenland.
De vraag en de prijs onzer vroege aard
appelen heeft zich b.v. geregeld naar andere
omstandigheden.
Ook dit jaar hebben de betalingen aan de
Veilingen geen stoomis gegeven.
Van de zoo gevreesde ziekte in de aard
appelen is men gelukkig vrij gebleven.
Van beide kanten, zoowel van den Expor-
teursbond als van ons Bestuur, is getracht
eene regeling te treffen, welke al te groote
schade aan beide partijen zou kunnen voor
komen.
Het stopzetten van alle veilingen, waarover
in de Jaarvergadering van het vorig jaar
breedvoerig is gesproken scheen niet uitvoer-
baar en van de voorgenomen fondsvorming
is niets gekomen.
Er werd gehoopt, dat door de tuinders
zelven, door het toepassen van bestrijding der
zoo gevreesde ziekte, het optreden daarvan
tot een minimum kan worden beperkt.
Gememoreerd werd verder de opening
van het nieuwe veilingsgebouw te Warmen-
huizen, dat te Bussum, uitbreiding van ge-
bouwen eomplexen bij anderen, enz.
In dit jaar zijn gehouden een Algemeene
Vergadering, de Jaarvergadering, 7 Bestuurs-
vergaderingen en bovendien verschillende
Commissievergaderingen met verschillende
belanghebbenden.
In het Bestuur kwam geen verandering,
omdat de aftredende leden, de heeren D Kool
haas, Th. Roosje en W. Gutker weer werden
herkozen.
Het getal aangesloten Veilingen is dit jaar
met een vermeerderd. door het toetreden van
de Exportveiling te Beverwijk, waardoor het
aantal leden is gestegen tot 35, terwijl bo
vendien weldra de veiling te Hoofddorp, die
j.l. weer is opgericht, als lid zal worden in-
geschreven.
De keuring van pootaardappelen is, in over-
leg met verschillende keuringscommissies, be
langrijk uitgebreid, doch met den verkoop
daarvan gaat het niet rooskleurig.
Evenals vorige malen, werd in dit verslag
een overzicht te geven van den stand der
Provinciate tuind ersvoorschotten
Aan het einde van dit verslag werd den
wensch uitgesproken, dat men in de naaste
toekomst minder zal hebben te lijden van
allertei belemmeringen bij den uitvoer en
dat de geldelijke belooning evenredig moge
zijn aan den noesten ijver en vlijt, den Tuin
bouwers in het algemeen eigen.
Het verslag werd met een woord van
dank aan den secretaris, den heer W. Balk,
onveranderd goedgekeurd.
Het
fmancieel verslag
over het dertiende boekjaar, loopende van 1
Juli 1928 tot en met 30 Juni 1929 gaf de vol-
gende cijfers aan:
De balans sloot op een bedrag aan activa
en passiva van 36109.52.
De exploitatie-rekening sloot op 5977.13.
De begrooting van het dienstjaar 1929—
1930 gaf aan in ontvangst en uitgaaf een
bedrag van 6300.
Namens de commissie tot het nazien der
administratie deelde de heer R u s t e n -
burg mede, dat alle bescheiden nauwkeurig
waren nagezien en in orde bevonden. Spr.
stelde dan ook goedfteuring voor, waarmede
de vergadering door applaus instemde.
Devoorzitter bracht den secretaris
een woord van dank voor het gehouden be-
heer.
Aan de orde was vervolgens de
vasfstelling der coniributie, voor
1929-1930.
Het bestuur stelde voor, de contribute te
bepalen op 1/40 pCt. van den omzet, met
een minimum van 10.
De voorzitter voegde hieraan toe, dat
de contribute het vorig jaar 1/50 pCt. be
droeg. Het bestuur meende tot de v;rhoo-
ging te moeten overgaan in verband met de
verliezen der veorbeeldbedrijven.
Het voorstel werd z.h.st. aangenomen.
De aardappelwratziekte.
Vervolgens hield ir. Van Poeteren een in-
leiding over de aardappelwratziekte, welke
rede we voor korten tija reeds in ons blad
opnamen.
De voorzitter bracht ir. Van Poeteren
dank voor de gehouden inleiding en wees
erop, dat dit onderwerp in Noord-HollAd
groote belangstelling ondervindt. Spr. had
echter liever gezien dat deze zaak niet was
aangepakt door de Ver. voor Bloembollen-
cultuur, die hierbij niet de NoordHolland-
sche tuinbouwers had geraadpleegd. Spr.
legde nog eens den nadruk op den ernst der
wratziekte, waarna de discussie over dit
punt werd opengesteld.
Op een vraag van den heer Schoenma-
k e r deelde ir. Van Poeteren mede, dat
de mogelijkheid bestaat bij de invoering van
bloembollen met de aardappelwratziekte be-
smet te worden. Dit gevaar is echter niet zoo
groot, omdat het percentage besmette grond
toch niet aanzienlijk is. Het gevaar van over-
brenging der wratziekte door bollen is daar-
om zoo klein, omdat de ziekte niet in den bol
maar in den grond zit.
De heer V a 1 s t a r oordeelde het jammer,
dat ir. Van Poeteren zich niet eerder in ver-
binding had gesteld met de Noord-Holland
sche tuinbouwers. Spr. wees erop, dat in
tuinbouwkringen het belang der kwestie
reeds lang was ingezien en het Centraal bu
reau voor de veilingen in 1927 al 1000 be-
schikbaar stelde voor het zoeken van een
voor de wratziekte onvatbare aardappei-
soort. Spr. betreurde het dat de regeering
zich niet krachtiger met dit vraagstuk be-
moeide en hij had zich ongerust gemaakt
over het feit, dat men de kans loopt over 5
of 6 jaar met een zieke boel te zitten. Heeft
men immune soorten dan wordt toch de ex
port door het buitenland verboden omdat
de grond nog besmet is.
Is het niet mogelijk onze kaart, die er t.a.v.
de aardappelwratziekte zeer verontrustend
uitziet, te gaan verbeteren? We hebben ons
er over verwonderd, dat de wetenschappe-
lijke personen en de Plantenziektenkundige
Dienst hiervan de belangrijkheid niet inge
zien.
Men kan door de aardappelwratziekte de
export geheel verliezen, omdat besmette
grond vele jaren besmet verklaard blijft.
Spr. wees erop, dat ook Zweden verleden
jaar de kaart wijzigde, zoodat men in't ge
heel geen aardappelwratziekte meer had.
Naast de pogingen om de immune soorten
te kweeken. moet men. volgens spr., in sa-
menwerking met den Plantenziektenkundigen
Dienst trachten de heele zaak althans
voor een belangrijk deel aan den kant te
zetten.
Wij hebben voor een ding te passen n.l.
dat we al zoekende niet heelemaal in een
zieke boel versukkelen. Als we zoo door gaan
houden we een door en door zielcen grond
over en daar moeten we af.
Spr. hoopte dat het resultaat van deze
besprekingen zou zijn, dat de zaak van den
verstandigen kant werd bekeken en er een
einde aan kon worden gemaakt door lpyale
samenwerking van den Plantenziektekundi-
gen Dienst. Naast de instelling van gemeen-
telijke verordeningen moet nog veel meer ge
daan worden. (Instemming.)
Ir. VanPoeteren antwoordde hierop,
dat de Plantenziektenkundge Dienst veel
tegen de wratziekte doet en spr. vroeg
voorzichtig te zijn om niet heel Nederland
overhoop te halen. Als men de een waar-
schuwt zonder dit de ander te doen, dan komt
dit, omdat men de mogelijkheid en noodzake-
lijkheid om iets te doen op dit punt op ds
eene plaats beter geschikt acht dan op de an
dere.
Wat Zweden betreft, merkte spr. op., dat in
1913 aldaar drie besmette perceelen werden
gevonden, die aangepakt werden, zoodat in
1924 werd aangekondigd, dat men geen wrat
ziekte had gezien. Doch in 1928 bleek over
heel Zuid-Zweden de ziekte verspreid te zijn
Ook in Nocrwegen had men dezelfde on-
aangename ervaring. Zweden is op't oogen
blik niet vrij van wratziekte en mag op t
oogenblik niet naar Amerika exporteeren.
Daar is de zaak verkeerd aangepakt In Bel
gie heeft de aardappelwratziekte zich even-
eens plotseling op vele piaatsen vertoond.
Spr. raadde aan deze zaak dan ook zeer
voorzichtig aan te pakken. Een geweldig
wratziektegevaar in het buitenland zou ons
veel meer in de kaart spelen, dan de weinige
gevallen, die men zegt te hebben.
Bij het verzwijgen der wratziekte waar-
schuwde spr. ervoor, dat wanneer de bom
barst, dat dan ook geweldig is. Als we ermede
gaan scharrelsn, krijgt Nederland, als de bom
barst, de klap. Spr. gaf den raad niet over te
gaan tot gescharrel.
Wanneer iemand van ons tegenover buiten-
landsche regeeringen een verklaring moet
geven, dat dit en dat het geval is, wat moeten
we dan doen? In strijd met de waarheid ant-
woorden? Ik vraag U als menschen, wat uw
antwoord zou zijn.
Wanneer de betrouwbaarheid van de instel
ling, die deze verklaringen geeft, aan twijfel
onderhevig is, werkt dit dan bevorderlijk op
uw export?
Devoorzitter had uit de rede van den
heer Valstar niet opgemaakt, dat hij wilde
scharrelen in deze zaak. Dit is tenminste al-
lerminst de bedoeling van mij, aldus spr. In
het betoog van den heer Valstar had spr. den
raad gezien, dat de kweekers en Plantenziek-
tekundige Dienst de handen ineen moeten
slaan om de kaart zoo zuiver mogelijk te ma
ken.
Spr. zou verder op deze vergadering de
houding der vereeniging willen bepalen.
Struisvogelpolitiek achtte spr. onverstandig.
hoewel in publiciteit wel eenig gevaar schuilf.
Het aanbevelen van de instelling van ge-
meentelijke verordeningen, waarbii de teelt
van bepaalde soorten wordt verboden, brengt
ons er toch nog niet. Schakelen we al een of
twee soorten uit, dan zijn we er nog niet.
Daarom was spr. van oordeel, dat men er
met verordeningen vooralsnog niet zou ko
men. In de eerste plaats hebben we vervan-
gers noodig en spr. zou willen, dat elke tuin
bouworganisatie er in eigen kring op zou
aandringen de vatbare soorten door anderen
te vervangen. Ingrijpen van de regeering
achtte spr. aantasting van het persoonlijk
cigendom en initiatiefwaarvoor spr. wel wat
huiverig was.
De heer O o t j e r s was van oordeel, dat
het maken van gemeente-verordeningen een
paskwil is. Op den weg der tuinbouworgani-
saties ligt de inburgering van de onvatbare
soorten met medewerking van den Planten-
ziektekundigen Dienst. Anders voorzag spr.
groote moeilijlcheden. Een verordening zal
dan eerst uitvoerbaar zijn als de onvatban
soorten genoegzaam ingeburgerd zijn.
De heer Valstar zeide, de bedoeling te
hebben gehad te zeggen het uiterste te doen
Daarom zou spr. het toejuichen, dat de Bravo
er spoedig zou worden uitgewerkt. Spr. had
de eerlijkheid niet tekort willen doen, doch er
op willen aandringen, dat men met alle
kracht op praktische wijze de sporadige geva!
ten terug tracht te dringen.
Ir. H a z e 1 o o p bracht ir. Van Poeteren
allereerst dank voor de uiteenzetting. Spr.
wees erop, dat hij op de vergadering van 16
dezer ongeveer hetzelfde had gezegd als nu
door den voorzitter en den heer Ootjers was
medegedeeld.
Al verschillende malen was gesproken oyer
de invoering van een teeltverbod. Naar mijn
overtuiging is Noord-Holland hierdoor nog
niet voldoende voorbereid. De aardappelen
worden geteeld als bedrijf en hier domineeren
de minder vatbare soorten. Het komt aller
eerst aan op de verwijdering van de late soor
ten. De vervangende onvatbare soorten zijn
nog niet voldoende in Noord-Holland bekend.
Een plotseling verbod van alle vatbare soor
ten zal de bedrijven teveel benadeelen en een
verbod van een enkel soort is onvoldoende.
Om toch op den duur tot het verbod van de
vatbare aardappelen te komen, moet men
thans de invoering der onvatbare soorten be-
vorderen. Dringen de land- en tuinbouworga-
nisaties hierop aan, dan zullen later ter aan-
vulling de verordeningen moeten worden in
gesteld om de niet-aangesloten particulieren
hierin te betrekken.
De heer Hoeben vroeg of het niet moge
lijk was een commissie in te stellen, waarin
zijn vertegenwoordigd het Centraal Bureau,
de Plantenziektenkundige Dienst en de Alg
Ven voor Bloembollencultuur, die de gemeea-
ten van voorlichting kan dienen.
De heer M a k wees erop, dat wanneer hij
in zijn terrein de aardappelwratziekte ontdek-
te, hij zijn product in den grond zou spitten,
doch de ziekte niet zou aangeven. Spr. vroeg
in overleg met den Plantenziekentenkundigen
Dienst een middel te beramen om besmetti
grond af te sluiten en niet een groot terreili
van export uit te sluiten. De kring van 5 K M.
moet verkleind worden en alleen de besmette
grond hermetisch worden afgesloten.
Ir. VanPoeteren wees erop, dat