miMirsili! Cumul.
DE DU DEUM
Keuring voor den Dienstplicht.
FEUILLETON.
Stadsnieuws
nintfard twee en dsrtigjfg Jaargang.
Donderdag 13 Waart
Radio-hoekje
WIE MET VOOR DEN KEURINGSRAAD
BEHOEVEN TE VERSCHIJNEN.
Voor den keuringsraad behoeven niet te
verschijnen de ingeschrevenen:
adie zijn opgenomen in een krankzinni
gen-, idioten-, doofstommen- of biindenge-
sticht;
b. die doen blijken door ziekte of gebre
ken tot die verschijning buiten staat te zijn en
niet rijn opgenomen in een gesticht als on
der a bedoekt:
De hier bedoelde personen worden onder
zocht op de plaats, waar zij zich bevinden,
mits deze binnen het Rijk gelegen is; zij zijn
verplicht zich aan dit onderzoek te onderwer
pen Het onderzoek geschiedt door een door
den Voorzitter van den keuringsraad aan te
wijzen geneeskundige.
c. ene zijn opgenomen in een rijksopvoe
dingsgesticht. een tuchtschool, edn ge\ange-
nis of een rijkswerkinrichting;
Voor het onderzoek van deze categorie van
ingeschrevenen gelden dezelfde bepalingen
als voor de categorie onder b gemeld.
d. die hun beroep maken van de buiten-
landsche zeevaart of van de zeeiisscherij bui
tenslands.
Deze ingeschrevenen kunnen, zoo zij keu
ring wenschen, zich voor den keuringsraad
aan het onderzoek onderwerpen, voor zoovet
zij geen gebruik hebben gemaakt van de ge
legenheid om tot en met 31 Maart een derge
lijk onderzoek te ondergaan vanwege den
garnizoenscommandant in een garnizoen of
den commandant der afdeeling mariniers te
Rotterdam.
e. die langer dan een maand in het bui
tenland verblijven in een plaats, welke meer
dan 15 K-M. van de Nederlandsche grens is
gelegen.
Deze ingeschrevenen kunnen niettemin
zoo zij keuring wenschen, zich bij den keu
ringsraad aan het onderzoek onderwerpen
Zij kunnen bovendien op de hiervoor aange
geven wijze met een eigenhandig geteekend
verzoekschrift vragen om het onderzoek voor
een anderen keuringsraad te ondergaan.
die een geestelijk of een godsdienstig-
menschlievend ambt bekleeden of tot zoo
danig ambt worden opgeleid in den zin van
art. 10 der wet.
Deze ingeschrevenen kunnen zich evenwel,
indien zij dit wenschen, aan het onderzoek
voor den keuringsraad onderwerpen.
g. die als vrijwilliger behoort tot de land
macht uitgezonderd den vrijwilligen land
storm tot de zeemacht of tot de overzee-
sche weermacht.
NIET-VERSCHIJNING NA INZENDING
GENEESKUNDIGE VERKLARING.
Voor den ingeschrevene, op wien de ver
plichting rust voor den keuringsraad te ver
schijnen, doch die aan den raad een verkla
ring zendt, welke den raad voldoende grond
geeft om den ingeschrevene voorgoed of tij
delijk ongeschikt te verklaren, komt bedoelde
verplichting te vervallen.
De verklaring moet op of na 1 Maart zijn
afgegeven, bij voorkeur door TWEE genees
kundigen, en worden ingezonden zoo spoedig
mogelijk nadat de ingeschrevene is opgeroe
pen om voor den keuringsraad te verschijnen
Adres: Voorzitter Keuringsraad, stadhuis,
Alkmaar.
Uit de verklaring moet, zoo mogelijk, blij
ken:
a. dat de ingeschrevene met geslachts
naam, voornamen en leeftijd aan te duiden
voorgoed of tijdelijk ongeschikt voor den
dienst wordt geoordeeld;
b. de aard en de graad van de ziekte of
het gebrek, op grond waarvan de ongeschikt
heid aanwezig wondt geacht, alsmede de be
zwaren, door de ziekte of het gebrek veroor
zaakt.
HERKEURING.
Ten aanzien van eiken ingeschrevene, om
trent wien de keuringsraad uitspraak heeft
gedaan, kan bij den keurigsraad een nieuw
geneeskundig onderzoek worden aange
vraagd:
a. door den ingeschrevene, wien de uit
spraak geldt, of diens wettigen vertegenwoor
diger;
b. door elk der overige voor de gemeente
ingeschreven personen of hun wettigen ver
tegenwoordiger.
De aanvraag moet berusten op aannemelij
ke in het verzoekschrift omschreven gron
den en uiterlijk den tienden dag na den dag
waarop de uitspraak in het openbaar is me
degedeeld, zijn ingeleverd bij den burgemees
ter der gemeente, waar de ingeschrevene,
wien de uitspraak geldt, voor den dienst
plicht ingeschreven is.
Verschijnt de ingeschrevene niet voor den
herkeuringsraad, dan wordt de aanvraag,
indien zij is gedaan door den ingeschrevene,
wien de uitspraak geldt, of door zijn wetti
gen vertegenwoordiger, als vervallen be
schouwt!, behoudens de door de Kroon vast
te stellen uitzonderingen.
Indien het vanwege den herkeuringsraad te
-houden onderzoek niet mocht kunnen plaats
hebben, wordt de ingeschrevene voor geschikt
gehouden.
WENSCHEN OMTRENT INLIJVING ENZ.
De voorzitter van den keuringsraad ver
zamelt tijdens de zitting gegevens omtrent
de indeehng.
De ingeschrevenen hebben bij de keuring
de gelegenheid hunne wenschen met betrek
king tot de inlijving, het garnizoen en het
tijdvak van inlijving kenbaar te maken.
De ingeschrevene kan den voorzitter eene
schriftelijke verklaring ter hand stellen, ten
bewijze, dat hij voor eenig vak of eenigen ar
beid bijzondere geschiktheid bezit.
Met de wenschen kan evenwel slechts re
kening worden gehouden, voor zoover de
dienstbelangen het toelaten.
Alkmaar, 12 Maart 1930.
De Burgemeester voornoemd,
WENDELAAR
DE HOUDING IN DE SAMENLEVING.
Een lezing voor „Mercurius".
Voor de afd. van het Mercurius-instituut
voor algemeene- en vakontwikkeling trad
gisteravond in de dancing van de Harmonie
als spreker op de heer dr. P. H. Ritter Jr.,
letterkundige en journalist uit Utrecht, lid
van het curatorium van Mercurius, met als
onderwierp: „Hoe moeten wij ons in de sa
menleving gedragen om succes te hebben?"'
Er was een matig bezoek. In een kort in
leidend woord heette de heer J. Smit de
aanwezigen welkom, waarna hij de bedoe
ling van Mercurius uiteenzette: het wekken
van belangstelling voor allerlei vraagstuk
ken, waarvoor de handels- en kantoorbe
dienden geplaatst worden. Hij ontkende
daarbij, dat Mercurius zich hierbij zou
plaatsen op de lijn van de Volksuniversitei
ten.
Dr. Ritter, hierna het woord krijgende,
begon met te herinneren aan een wenk van
zijn gymnastiekleeraar, waarbij die zei, dat
elke leerling bij het lezen van een boek ook
van de voorrede dient kennis te nemen. De
spr. hield in verband hiermee ook een voor
rede, waarin hij er op wees hoe de vakveree-
niging zich bezig houdt met de economische
belangen der leden en hun cultureele ont
wikkeling en verheffing, de intellectueele zij
de van de vakbeweging. Deze kant van de
vakbeweging beantwoordt de vraag: „hoe
kan men er komen?"
Spr. stelde in het licht, dat de vakbewe
ging tot taak heeft niet alleen te pogen ver
betering in de arbeidsvoorwaarden te krij
gen, waarvan alle vakgenooten profiteeren,
maar zij heeft ook 'n voorlichtende taak voor
de aangesloten leden in 't bijzonder, om hun
te leeren hoe zij zich hebben te gedragen in
de samenleving.
Voor wie carrière wil maken is plichtge
trouw werken alleen niet voldoende, maar
men moet tevens doordrongen zijn van de
beteekenis van het werk, liefde er voor heb
ben, wat alleen zal geschieden als we dat
werk zien in grooter verband. Zelfs het een
voudigste werk kan men dan met liefde ver
richten, al is het ook dor en saai, omdat men
dan de waarde ervan begrijpt.
het maatschappelijk leven wordt hoe
langer hoe meer een samenvoeging van al
lerlei functies, de tijd is voorbij dat een
kring kon zeggen„de staat ben ik" en zelfs
de dictaturen in onzen tijd beroepen zich in
laatste instantie op verschillende functies uit
de massa. De ideologie heeft afgedaan en
dit heeft ontzaggelijke gevaren in zich. Ver
schillende geleerden zijn het er over eens,
dat men niet meer leidt, maar geleid wordt.
Zelfs waar men spreekt van een gemeen
schapsgevoel ,is er sprake van een persoon
lijkheidsgevoel. Dit eischt dwingend, dat de
mensch zich richt op het eeuw igheidsgevoel,
dat zich verzet tegen de voortgaande ver
vlakking en mecaniseering der maatschappe
lijke functies.
Hij die in zijn werk een stukje ziet van
het geheel, heeft een voorsprong op den weg
naar carrière.
De verhouding tot den chef is een belang
rijke vraag. Dat de mensch een chef noodig
heeft, is onlangs door een Amerikaan in een
boek nadrukkelijk betoogd omdat de mensch
een leider noodig heeft. Spr. stelde vast. dat
er vele chefs zijn, die hun taak als functie
beschouwen en met dezen, die een goed in
zicht hebben in het geheele werk, is het goed
samenwerken.
Hoe moet men staan tegenover chefs, die
dat goede inzicht missen?
61 1930
Vrijdag 14 Maart.
fjilversunt, 1875 M. 10.10.15 Morgen
wijding. 10.30—12.— Gramofoonmuziek.
1215—2 Concert. A. V. R. O.-Trio 2.05—
2.45 Uitz. voor scholen. 2.45—3.— Gramo
foonmuziek. 3.4.— Maak het zelf! cursus.
4.-5.— Gramofoonmuziek. 5.30—6.— Di-
nermuziek uit Cabaret „La Gaité" te Am
sterdam. 6.Tijdsein. 6 01 Vervolg Diner-
in u ziek 6.457.15 Spaansch: Beginners.
7.15—7.45 M. Braam: De verkeersregelen
die bij het bevaren op „breede" en „nauwe"
vaarwaters in acht genomen moeten worden.
8.01—11— Concert Omroeporkest. 10.—
persberichten. 11.— Gramofoonmuziek. 12.
Sluiting.
Huizen, 298 M. (Na 6 uur 1071 M.)
10 30—11.— N. C. R. V. Ziekendienst. 11.30
_-12.K. R. O. Godsdienstig halfuurtje.
.12.15—1-15 Concert. K. R. O.-Trio. 1.15—
2 Gramofoonmuziek. 2.3.— Gramofoon.
3.305.Solistenconcert. N. C. R. V. 6.—
6.30 N. C. R. V. Gramofoon. 6.30 Persber.
6.40—7.— K. R O. Causerie 7.—7.30
Schriftverbeteringles. 7.30 V. P. R. O. Pers
berichten. 7.40 Lezing: Hervormde kerk voor
1816. 8.15 Solistenconcert. V. P. R. O. 8.50
V. P. R- O. Lezing: Gezin als kern. 9.30 V.
P. R. O. Solistenconcert. 10.— V. P. R. O.
Declamatie. Werken van v. Eeden. 10.20 V.
p. R. O. Solistenconcert.
Daventry, 1554 M. 11.05 Lezing. 12.20
Sonatenconcert, viool en piano. 12.50 Orgel
concert. 1.50 Gramofoon. 2.50 Lezing voor
scholen. 3.15 Muziek. 3.20 Lezing: China.
.3.40 Muziek. 3.45 Lezing: Training. 4.
ïMuziek. 4.05 Tooneel voor scholen. 4.50 Or-
Icestconcert. 5.35 Kinderuurtje. 6.20 Lezing:
Insecten. 6.35 Nieuwsberichten. 7.Piano
muziek van Schumann. 7.20 Muziekcritiek.
De KEURINGSRAAD zal voor de inge
schrevenen voor den dienstplicht, der lichting
11931 dezer gemeente zitting houden te ALlv
'MAAR in lokalen van het gebouw „DE
NIEUWE DOELEN", Doelenstraat 3, en
wel op de navolgende dagen en uren
MAANDAG, 24 Maart 1930:
Voorin. 9.30 uur A tot C.
Nam. 1 uur C. tot Groot.
DINSDAG, 25 Maart 1930:
Voorm. 9.30 uur Gr. tot De Jo.
Nam. 7 uur de Jo. tot Kok.
WOENSDAG, 26 Maart 1930:
Voorin. 9.30 uur Ko. tot P.
Nam. 1 uur P. tot De Ru.
DONDERDAG, 27 Maart 1930:
Voorm. 9.30 uur De Ru. tot U.
Nam. 1 uur U. tot einde.
BOVENVERMELDE LETTERS DUI
DEN AAN DE BEGINLETTERS VAN
DE GESLACHTSNAMEN DER INGE
SCHREVENEN.
OMVANG DER KEURING.
Het onderzoek omtrent de geschiktheid van
personen, die nog niet zijn ingelijfd, omvat
een onderzoek naar de lichaamslengte eu
naar het al of niet bestaan van ziekten of ge
breken.
Het onderzoek tot het verkrijgen van ge
gevens voor hun nadere bestemming bestaat
m een onderzoek naar hun algemeene prac-
iisehe intelligentie (verstand en bevattelijk
heid).
ONGESCHIKTHEID.
Ongeschikt voor den dienst worden geacht
a. zij, die kleiner zijn dan 1.55 M.;
b. zij, bij wie ziekten of gebreken bestaan,
als vermeld in het keuringsreglement.
Zij die bij de eerste keuring langer zijn
dan 1:50 of eene ziekte of gebrek hebben,
welke binnen een jaar zal zijn opgehouden,
worden geacht slechts tijdelijk ongeschikt te
zijn.
KEURINGSPLICHT.
Voor zoover de .Minister van Defensie liet
noodig acht, is ieder ingeschrevene verplicht
zich te onderwerpen aan een onderzoek tot
het beoordeel en van zijn geschiktheid voor
den dienst in het algemeen en tot het verkrij
gen van gegevens voor zijn nadere bestem
ming en daartoe te verschijnen op plaats en
tijd, welke hem worden aangewezen.
Door E. PHILLIPS OPPENHEIM.
Geautoriseerde vertaling van Mr. G. KELLER.
12)
„Maar mijnheer", zeide zij, daarna is er
heel wat gebeurd. U moet u niet te Parijs
laten zien. Het is voor u wenschelijk om
zoo spoedig mogelijk naar Engeland terug te
keeren."
„Och, ik ben hier volkomen veilig-
„Dan is de zaak dus in orde gekomen,
riep zij haastig uit. „Louis is in ieder geval
een vriend van mijnheer. Hij heeft mis
schien
„Laten wij niet langer over deze
•preken", verzocht ik, „ik wilde liever
Zij hiel het hoofd omhoog en schoof een
eindje van mij af, terwijl ze zenuwachtig
naar de deur keek. t<
„Ik gevoel mij niet gerust zeide zij. „y
moet eens op een namiddag een bezoek oi)
mij aan huis komen brengen, dan kunnen
we rustig praten. Maar er is toch nog een
vraag, die ik u wil doen. Louis keek her
haaldelijk naar ons. Vertel me eens, heett
hij u iets medegedeeld omtrent den eer
Bartot en mij?'
„Niets", antwoordde ik, „dan dat de eer
Bartot een eenige positie inneemt in som
mige kringen te Parijs en dat hij ïemanG
was, wien men liefst niet onaangenaam
®oest zijn," i(
„Werkelijk niet anders^?
«Neen, werkelijk niet."
7.45 Lezing: Dialogen. 8 05 ..Fuik of the
°rest radio-tooneel. 9.35 Nieuwsberichten.
Lezing. 10.15 Wandeling rond Brook-
?l?5i£ark (zender>- Dansmuziek. 11.10—
12.20 Dansmuziek.
Parijs Radio-Paris1725 M. 12.50—2.20
Gramofoon. 4.055.15 Orkestconecrt. 6.55
—7.25 Gramofoon. 8 05 Concert. Orkest.
Mme. LabullyMartray en M. Gatti, zang.
Langenherg, 473 M. 6.20-7.20 Gramo-
9.35 Gramofoon. 11.30 Gramofoon.
12.25—1.50 Orkestconcert. 4.50—5.50 Gra-
mofoon. 7 20 Concert. Werag-orkest en sol is-
ten. Daarna tot 11.20 Dansmuziek.
Kalundborg, 1153 M. 11.20—1.20 Orkest
concert. 2.20—4.20 Orkestconcert. 6.50 Jubi
leumconcert. Orkest, koor en solisten. 9 20
10.20 Operettemuziek.
Brussel, 509 M. 5.20 Trioconcert. 6.55
Gramofoonmuziek. 8.35 Concert. Omroepor
kest 9.35 Her-uitzending programma van
Daventry. 10.35 Nkuwsbepchtwi.
Zeesen, 1635 M. 6.1511.20 Lezingen.
11.2012.15 Gramofoonmuziek. 11.15
12.50 Berichten. 1.201.50 Gramofoonmu
ziek. 1.503.50 Lezingen. 3.504 50 Con
cert uit Leipzig. 4.50—7.10 Lezingen. 7.20
Concert. Orkest en vocale solisten. 8.20 Hugo
Wolf herdenking uit Leipzig. Orkest, koor en
vocale solisten. 9.50 „Karten-Spiele". Skat.
Daarna: Orkestconcert.
EEN CONCERT DOOR ALKMAARSCHE
MUSICI.
Onze stadgenoot de pianist Joh. O. Kra
mer. zal met medewerking van mej. Jo Im-
mink, alt-zangeres en de hr. Lee iried Bahler,
violist een concert geven, uit te zenden door
de N. C. R. V. A.s. Vrijdagmiddag 14 Maart
van 3.30 tot 5 uur. Station Huizen.
DE VERDEELING VAN DEN
ZENDTIJD.
De minister van waterstaat heeft gisteren
in de Eerste Kamer medegedeeld, dat het de
finitieve advies van den Radio-Raad inzake
de verdeeling van een zendtijd hem Vrijdag
jl. had bereikt. De minister zeide dit advies
rijpelijk te moeten overwegen, waarmede hij
niet meende de zaak op de lange baan te wil
len schuiven.
VRIJGESTELDEN.
ZIJ DIE WEGENS B ROE DE R D IE NST
OF WEGENS HET BEKLEEDEN VAN
EEN GEESTELIJK AMBT OF OPLEI
DING DAARTOE, ZIJN VRIJGESTELD,
ZULLEN NIET AAN DEN KEURINGS
PLICHT WORDEN ONDERWORPEN.
TIJDELIJK ONGESCHIKT
VERKLAARDEN.
Op den ingeschrevene, die tijdelijk onge
schikt is verklaard, rust de in het vorig lid
omschreven verplichting nogmaals in het
jaar, volgende op dat, waarin deze uitspraak
geschiedde, tenzij hij inmiddels geschikt of
voorgoed ongeschikt is verklaard of van den
dienst is uitgesloten.
AFKEURING ENZ. DOOR BEDROG.
Art. 24 en 48 der Dienstplichtwet.
Blijkt, dat iemand voorgoed ongeschikt is
verklaard als gevolg van bedrog, dan wordt
de desbetreffende uitspraak door den minis
ter vervallen verklaard en wordt de persoon,
wien het geldt, geplaatst in de verhouding
tot den dienstplicht, waarin hij zou hebben
verkeerd, indien hij niet ongeschikt verklaard
was.
STRAFBEPALINGEN.
Met hechtenis van ten hoogste veertien da
gen of geldboete van ten hoogste honderd-
vijftig gulden wordt gestraft:
a. hij, die niet voldoet aan de op hem rus
tende verplichting, zich aan eene keuring te
onderwerpen en daartoe te verschijnen op
plaats en tijd, welke hem worden aangewe-
z;en;
b. degene, die de in verband met deze wet
van hem gevraagde opgaven niet of niet naar
waarheid verstrekt.
Met gevangenisstraf van ten hoogste twee.
maanden of geldboete van ten hoogste zes
honderd gulden wordt gestraft hij, die opzet
telijk een der in het vorige lid bedoelde feiten
pleegt.
ARTIKEL 206 WETBOEK VAN
STRAFRECHT.
Met gevangenisstraf van ten hoogste twee
jaren wordt gestraft:
le. hij die zich opzettelijk voor den dienst
bij de militie ongeschikt maakt of laat ma
ken;
2e. hij die een ander op diens verzoek op
zettelijk voor dien dienst ongeschikt maakt.
Indien het laatste geval het feit den dood
ten gevolge heeft, wordt gevangenisstraf
van ten hoogste zes jaren opgelegd.
^,Ik zag, hoé hij ons aan u aanwees",
merkte zij op.
„Ik had hem gevraagd mij de mooiste
vrouw in de zaal te wijzen".
Hoofdschuddend antwoordde zij: „U is
een veel te groot hofmaker voor een En-
gelschman. U meent toch niet wat u zegt".
„Zelfs een Engelschman kan de juiste
woorden vinden, wanneer hij daartoe een
gerechte aanleiding heeft".
Ik maakte een gebaar alsof ik haar han
den weder wilde vatten, maar zij trok ze te
rug en vroeg mij plotseling:
„Wanneer keert u naar Engeland terug?"
„Ik vermoed morgen, wanneer ik dan ten
minste nog op vrije voeten ben."
„Op vrije voeten?" herhaalde zij hoo-
nend. „Als u beschermd wordt, wie zou het
dan wagen u een haar te krenken? Mijnheer
Decresson laat de gansche politie naar zijn
pijpen dansen en als dat nog niet voldoende
zou zijn, dan zou de heer Bartot u zelfs uit
de gevangenis kunnen redden. Neen, u is
volkomen veilig, mijnheer, zelfs al bleef u
hier! Ik denk dat het Louis is, die u liefst
naar Engeland terug zou zien gaan."
„In ieder geval is het bijna mijn tijd om
naar huis te gaan. Ik meen, dat het verstan
dig zal zijn terug te keeren, al zou ik op dit
oogenblik groote neiging gevoelen nog wat
te blijven."
„Maar intusschen vertrekt u toch mor
gen. Ik zou u evenwel toch nog wat willen
vragen
„Wat u wil", verklaarde ik.
„Gaat u alleen naar Engeland?
„Ik vrees van wel, tenzij u
Zij hield haar hand voor mijn mond en
vervolgde:
„Kent n misschien dien bejaarden heer
met dat mooie meisje, dat in den afgeloopen
nacht tegenover hem zat? De heer Delora
en zijn nichtje?"
Op het oogenblik, dat zij mij die vraag
stelde, gevoelde ik mij in eens overtuigd,
dat mijn eventueel antwoord voor haar van
de grootste beteekenis was. Zij wist haar
ongeduld handig te verbergen, maar ik was
mij er van bewust, dat ik om de een of an
dere reden naast haar zat enkel ter wille
van een antwoord op die vraag.
„Ik heb vannacht hun namen voor de
eerste maal van mijn leven gehoord", ver
klaarde ik, „en Louis heeft mij het een en
ander omtrent hen medegedeeld."
Zij keek mij eenige oogenblikken aan
dachtig aan, alsof zij niet zeker was, dat ik
de waarheid had gesproken.
„Maar, mademoiselle", zeide ik met iets
verwijtends in mijn stem, „laten we die din
gen nu laten rusten! Die Delora's, Louis en
mijnheer Bartot laten mij absoluut koud.
Wat er in den afgeloopen nacht is gebeurd,
behoort tot het verleden, laten we het nu
eens over ons zelf hebben.
Plotseling stak zij een vinger omhoog,
terwijl zij met een stem. waaruit angst
sprak, riep: „Luister eens!"
Zij snelde naar het venster en keek naar
buiten. Op straat beneden voor het restau
rant stond een auto met gele wielen stil. Ik
keek over haar schouder en zij greep mij bij
den arm.
„Daar is Bartot!" riep zij. „Hij staat stil
voor de zijdeur. Iemand moet hem medege
deeld hebben, dat ik hier was. Mon Dieu!
Zijn auto staat stil!"
„Mademoiselle", zeide ik, „als de heer
Bartot uw minnaar is, dan mag a dankbaar
wezen, dat u zich niets heeft te verwijten."
Ik trok aan de bel en zij keek mij een
oogenblik werkelijk verschrikt aan. Blijk
baar begreep zij niets van miin houding. Uit
mijn achterzak haalde ik een kleinen revol
ver voor den dag, dien ik nauwkeurig in-«
specteerde. Er werd hard op de deur ge
klopt en buiten klonken stemmen. De heer
Bartot kwam binnen in een gekleedc jas,
die hem te. klein was, en met een das, welke
een tikje te groot was. Toen hij ons zag,
deinsde hij met een tooneelgebaar terug,
uitroepend:
„Suzette! Suzette!En u, mijnheer!"
liet hij er op volgen, zich tot mij wendend.
Hij sloeg de deur dicht en plaatste zich met
den rug er tegen aan.
„Wat voor den duivel beteekent dat?"
vroeg hij, ons beurtelings aanziend.
Ik haalde de schouders op en antwoord
de:
„Vraag dat aan mademoiselle; zij is, naar
ik meen. een bekende van u. Wat mij be
treft
„Ik heet Bartot, mijnheer", riep hij toor
nig.
„Een mooie naam", antwoordde ik,
„maar mij volkomen onbekend. Ik begrijp
echter niet, wat u het recht geeft een cabi-
net particulier binnen te dringen."
Hij lachte luid en riep:
„Binnendringen? Neen, dat is een ver
keerd woord. Binnendringen, als ik u beiden
hier bij elkaar vindt?"
Ik wendde mij tot de jonge dame, die met
haar zakdoek voor de oogen gedrukt nog
steeds blijken gaf dat zij doodelijk ver
schrikt was.
„Heeft deze heer eenig recht op u?
Men heeft hem het goede inzicht goed ge
documenteerd voor te zetten en dan is het
zaak pogen hen in die richting te leiden en
te laten beslissen in dien geest.
Voorts zijn er chefs, die opgaan in hun
werk, maar in wie de mensch is onderge
gaan in het bedrijf. Zij eischen van hun on
dergeschikten dezelfde toewijding voor het
bedrijf, zonder te beseffen, dat zij moeten
samenwerken met menschen, die ook andere
verlangens hebben. Spr. zou willen zeggen
dat men deze chefs met gepaste vrijmoedig
heid moet tegemoet treden.
Spr. zette hierna uiteen hoe moeilijk het
is opdrachten uit te voeren en gedachten
weer te geven, maar nog moeilijker is het,
zei hij, om te verstaan wat niet gezegd
wordt. Dit behoort tot de levenskunst, waar
onder o.m. te verstaan: het op den goeden
tijd een bezoek afbreken en het niet uitkra
men van zijn kennis, zonder dat die voldoen
de is gefundeerd. Op 'n vaak ongezocht mo
ment zal deze kennis toch voor den dag ko
men En dan heeftmen degelegen-
heid om carrière temaken. Op der
gelijke gelegenheden heeft men te loeren als
een kat op de muis.
Niet alieen het schrijven van een aantal
sollicitaties is de weg naar carrière, maar
vooral het krijgen van relaties, en dat kan
men op vele wijzendoor mee te leven in het
maatschappelijke leven en door een groote
mate van dienstvaardigheid op sociaal ter-'
rein.
Voorts wees-spr. nog op de noodzakelijk
heid van het nastreven van andere vormen
van levenskunst: men moet niet onmatig ge
bruik maken van aangeboden genoegens
(b.v. sigaren of sigaretten); men behoeft "zijn
beginselen niet onder stoelen of banken te
steken, maar mag die ook weer niet te veel
laten spreken.
Levenskunst is, zoo zei spr., over het alge
meen meer eigen aan vrouwen dan aan man
nen.
Het leven gaat niet altijd recht, maar is
vaak als een bochtige weg, en dan is plot
seling het groote mement daar, het oogen
blik cm carrière te maken. Men vindt dat
het meest bij een kop thee, d.i. op een tijdstip
dat men het niet zou verwachten. Men
„komt er", als men dan een goede dosis van
parate kennis heeft, waarbij vaak zonder dal
men het merkt een onderzoek wordt inge
steld naar het kennen en kunnen.
Aan het einde van zijn rede gekomen, gaf
spr. een resumé van het naar voren gebrach
te, er op wijzende, dat het een groote eiscli
is waakzaam te zijn op het groote moment,
en voorts zeggende, dat een goed inzicht in
de levenskunst een stimulans is tegen de ver
vlakking van het leven.
Na een korte pauze werden eenige vragen
gesteld in vu land met het vraagstuk van
de verhouding tusschen chef en onderge
schikten en in verband met het verwerven
van een hcogere positie. Dr. Ritter beant
woordde deze vragen uitvoerig en tot tevre
denheid van hen die ze gesteld hadden. Spr.
besloot zijn beschouwingen met een uiteen
zetting over het wezen van het ontwikke
lingswerk van Mercurius, dat z.i. niet alleen
van het hoofdbestuur of het curatorium
maar ook van de afdeelingen moet uitgaan
Volksuniversiteit en radio geven algemeene
ontwikkeling, daarnaast behooren de ont
wikkelingsinstituten der vakbeweging zich
te richten op de doelmatigheid en een zich
toeleggen op het nut der nevenbedrijven er
de manier om zich in zijn beroep een carriè
re te verwerven.
De heer Smit sloot de vergadering niet
een woord van dank aan spreker eu publiek-
ZENDING ONDER DE PAPOEA'S.
De zaal van het gebouw „Waakt en Bidt"
was flink bezet toen gisteravond de zende
ling D. G. Starrenburg een lezig hield over
het onderwerp: Zending ender de Papoea's
op Nieuw-Guinea. Het samenzijn werd be
gonnen met liet zingen van gezang 2 3.
De heer Van de Poll, die deze vergadering
uitgaande van de Alkmaarsche hulpzen-
dingsvereeniging „Het Mosterdzaadje", pre
sideerde, las vervolgens een stuk uit den 1 lei-
ligen Schrift tn wel Joh. 4 vers. 3038.
Vervolgens ging hij voor in gebed.
De voorzitter heette alle aanwezigen wel
kom en verheugde zich er over dat zoovelen
hier waren samengekomen. In het bijzonder
verwelkomde hij zendeling Starrenburg.
Spr. ging in het kort even na hoe deze
avond tot stand was gekomen en herinnerde
er tevens aan hoe het in Februari j.1. juist
75 j. geleden was dat de eerste zendelingen
te Nieuw-Guinea aan wal stapten. Dat wa
ren de Duitsche zendelingen Otto en Geisler
vroeg ik. „Het lijkt mij anders een buiten
gewoon onaangenaam persoon toe."
Bartot werd paars in zijn gezicht. Zijn
wangen schenen op te zwellen en hij kneep
de oogen half dicht. Hij behoefde niet lan
ger comedie te spelen, want hij werd inder
daad ernstig boos.
„Nu herinner ik mij u", zeide hij. ,,U heeft
in den afgeloopen nacht in het Café des
Deux Epingles getracht met deze dame te
flirten. U kunt geen beroep doen op onwe
tendheid. Heel de wereld weet, dat ik rech
ten op deze dame heb."
Ik maakte een beleefde buiging, antwoor
dend: „Rechten, welke ik niet bij machte
ben u te betwisten."
„Maar hoe omt het dan", vroeg hij toor
nig, dat ik u beiden, die in den afgeloopen
nacht elkander nog vreemd waart, er op
betrap, dat ge hier tezamen zijt?"
Ik deed een nieuwen patroon in mijn re
volver en liet de inrichting ervan werken.
Bartot deed ijlings een stap achterwaarts-
„Het is een lang verhaal", antwoordde ik
zacht, „en ik denk dat het u niet eens zou
interesseeren, mijnheer Bartot. Mocht zulks
wel het geval zijn, dan kan mademoiselle u
later volkomen op de hoogte stellen."
Ik zag hoe zij een blik met elkander wis
selden en verkeerde nu verder geen oogen
blik in twijfel. Ik begreep, dat het afgespro
ken spel was en dat ik hierheen was gelokt
om door mademoiselle te worden uitge
vraagd.
„Mijnheer", zeide Bartot, „u is blijkbaar
gewapend en u kunt dit vertrek vrijelijk
verlaten. Maar ik waarschuw u, dat u niet
zoo gemakkelijk Parijs zult verlaten."
(Wordt vervolgd.)