miMirsili! Cumul. DE DU DEUM Keuring voor den Dienstplicht. FEUILLETON. Stadsnieuws nintfard twee en dsrtigjfg Jaargang. Donderdag 13 Waart Radio-hoekje WIE MET VOOR DEN KEURINGSRAAD BEHOEVEN TE VERSCHIJNEN. Voor den keuringsraad behoeven niet te verschijnen de ingeschrevenen: adie zijn opgenomen in een krankzinni gen-, idioten-, doofstommen- of biindenge- sticht; b. die doen blijken door ziekte of gebre ken tot die verschijning buiten staat te zijn en niet rijn opgenomen in een gesticht als on der a bedoekt: De hier bedoelde personen worden onder zocht op de plaats, waar zij zich bevinden, mits deze binnen het Rijk gelegen is; zij zijn verplicht zich aan dit onderzoek te onderwer pen Het onderzoek geschiedt door een door den Voorzitter van den keuringsraad aan te wijzen geneeskundige. c. ene zijn opgenomen in een rijksopvoe dingsgesticht. een tuchtschool, edn ge\ange- nis of een rijkswerkinrichting; Voor het onderzoek van deze categorie van ingeschrevenen gelden dezelfde bepalingen als voor de categorie onder b gemeld. d. die hun beroep maken van de buiten- landsche zeevaart of van de zeeiisscherij bui tenslands. Deze ingeschrevenen kunnen, zoo zij keu ring wenschen, zich voor den keuringsraad aan het onderzoek onderwerpen, voor zoovet zij geen gebruik hebben gemaakt van de ge legenheid om tot en met 31 Maart een derge lijk onderzoek te ondergaan vanwege den garnizoenscommandant in een garnizoen of den commandant der afdeeling mariniers te Rotterdam. e. die langer dan een maand in het bui tenland verblijven in een plaats, welke meer dan 15 K-M. van de Nederlandsche grens is gelegen. Deze ingeschrevenen kunnen niettemin zoo zij keuring wenschen, zich bij den keu ringsraad aan het onderzoek onderwerpen Zij kunnen bovendien op de hiervoor aange geven wijze met een eigenhandig geteekend verzoekschrift vragen om het onderzoek voor een anderen keuringsraad te ondergaan. die een geestelijk of een godsdienstig- menschlievend ambt bekleeden of tot zoo danig ambt worden opgeleid in den zin van art. 10 der wet. Deze ingeschrevenen kunnen zich evenwel, indien zij dit wenschen, aan het onderzoek voor den keuringsraad onderwerpen. g. die als vrijwilliger behoort tot de land macht uitgezonderd den vrijwilligen land storm tot de zeemacht of tot de overzee- sche weermacht. NIET-VERSCHIJNING NA INZENDING GENEESKUNDIGE VERKLARING. Voor den ingeschrevene, op wien de ver plichting rust voor den keuringsraad te ver schijnen, doch die aan den raad een verkla ring zendt, welke den raad voldoende grond geeft om den ingeschrevene voorgoed of tij delijk ongeschikt te verklaren, komt bedoelde verplichting te vervallen. De verklaring moet op of na 1 Maart zijn afgegeven, bij voorkeur door TWEE genees kundigen, en worden ingezonden zoo spoedig mogelijk nadat de ingeschrevene is opgeroe pen om voor den keuringsraad te verschijnen Adres: Voorzitter Keuringsraad, stadhuis, Alkmaar. Uit de verklaring moet, zoo mogelijk, blij ken: a. dat de ingeschrevene met geslachts naam, voornamen en leeftijd aan te duiden voorgoed of tijdelijk ongeschikt voor den dienst wordt geoordeeld; b. de aard en de graad van de ziekte of het gebrek, op grond waarvan de ongeschikt heid aanwezig wondt geacht, alsmede de be zwaren, door de ziekte of het gebrek veroor zaakt. HERKEURING. Ten aanzien van eiken ingeschrevene, om trent wien de keuringsraad uitspraak heeft gedaan, kan bij den keurigsraad een nieuw geneeskundig onderzoek worden aange vraagd: a. door den ingeschrevene, wien de uit spraak geldt, of diens wettigen vertegenwoor diger; b. door elk der overige voor de gemeente ingeschreven personen of hun wettigen ver tegenwoordiger. De aanvraag moet berusten op aannemelij ke in het verzoekschrift omschreven gron den en uiterlijk den tienden dag na den dag waarop de uitspraak in het openbaar is me degedeeld, zijn ingeleverd bij den burgemees ter der gemeente, waar de ingeschrevene, wien de uitspraak geldt, voor den dienst plicht ingeschreven is. Verschijnt de ingeschrevene niet voor den herkeuringsraad, dan wordt de aanvraag, indien zij is gedaan door den ingeschrevene, wien de uitspraak geldt, of door zijn wetti gen vertegenwoordiger, als vervallen be schouwt!, behoudens de door de Kroon vast te stellen uitzonderingen. Indien het vanwege den herkeuringsraad te -houden onderzoek niet mocht kunnen plaats hebben, wordt de ingeschrevene voor geschikt gehouden. WENSCHEN OMTRENT INLIJVING ENZ. De voorzitter van den keuringsraad ver zamelt tijdens de zitting gegevens omtrent de indeehng. De ingeschrevenen hebben bij de keuring de gelegenheid hunne wenschen met betrek king tot de inlijving, het garnizoen en het tijdvak van inlijving kenbaar te maken. De ingeschrevene kan den voorzitter eene schriftelijke verklaring ter hand stellen, ten bewijze, dat hij voor eenig vak of eenigen ar beid bijzondere geschiktheid bezit. Met de wenschen kan evenwel slechts re kening worden gehouden, voor zoover de dienstbelangen het toelaten. Alkmaar, 12 Maart 1930. De Burgemeester voornoemd, WENDELAAR DE HOUDING IN DE SAMENLEVING. Een lezing voor „Mercurius". Voor de afd. van het Mercurius-instituut voor algemeene- en vakontwikkeling trad gisteravond in de dancing van de Harmonie als spreker op de heer dr. P. H. Ritter Jr., letterkundige en journalist uit Utrecht, lid van het curatorium van Mercurius, met als onderwierp: „Hoe moeten wij ons in de sa menleving gedragen om succes te hebben?"' Er was een matig bezoek. In een kort in leidend woord heette de heer J. Smit de aanwezigen welkom, waarna hij de bedoe ling van Mercurius uiteenzette: het wekken van belangstelling voor allerlei vraagstuk ken, waarvoor de handels- en kantoorbe dienden geplaatst worden. Hij ontkende daarbij, dat Mercurius zich hierbij zou plaatsen op de lijn van de Volksuniversitei ten. Dr. Ritter, hierna het woord krijgende, begon met te herinneren aan een wenk van zijn gymnastiekleeraar, waarbij die zei, dat elke leerling bij het lezen van een boek ook van de voorrede dient kennis te nemen. De spr. hield in verband hiermee ook een voor rede, waarin hij er op wees hoe de vakveree- niging zich bezig houdt met de economische belangen der leden en hun cultureele ont wikkeling en verheffing, de intellectueele zij de van de vakbeweging. Deze kant van de vakbeweging beantwoordt de vraag: „hoe kan men er komen?" Spr. stelde in het licht, dat de vakbewe ging tot taak heeft niet alleen te pogen ver betering in de arbeidsvoorwaarden te krij gen, waarvan alle vakgenooten profiteeren, maar zij heeft ook 'n voorlichtende taak voor de aangesloten leden in 't bijzonder, om hun te leeren hoe zij zich hebben te gedragen in de samenleving. Voor wie carrière wil maken is plichtge trouw werken alleen niet voldoende, maar men moet tevens doordrongen zijn van de beteekenis van het werk, liefde er voor heb ben, wat alleen zal geschieden als we dat werk zien in grooter verband. Zelfs het een voudigste werk kan men dan met liefde ver richten, al is het ook dor en saai, omdat men dan de waarde ervan begrijpt. het maatschappelijk leven wordt hoe langer hoe meer een samenvoeging van al lerlei functies, de tijd is voorbij dat een kring kon zeggen„de staat ben ik" en zelfs de dictaturen in onzen tijd beroepen zich in laatste instantie op verschillende functies uit de massa. De ideologie heeft afgedaan en dit heeft ontzaggelijke gevaren in zich. Ver schillende geleerden zijn het er over eens, dat men niet meer leidt, maar geleid wordt. Zelfs waar men spreekt van een gemeen schapsgevoel ,is er sprake van een persoon lijkheidsgevoel. Dit eischt dwingend, dat de mensch zich richt op het eeuw igheidsgevoel, dat zich verzet tegen de voortgaande ver vlakking en mecaniseering der maatschappe lijke functies. Hij die in zijn werk een stukje ziet van het geheel, heeft een voorsprong op den weg naar carrière. De verhouding tot den chef is een belang rijke vraag. Dat de mensch een chef noodig heeft, is onlangs door een Amerikaan in een boek nadrukkelijk betoogd omdat de mensch een leider noodig heeft. Spr. stelde vast. dat er vele chefs zijn, die hun taak als functie beschouwen en met dezen, die een goed in zicht hebben in het geheele werk, is het goed samenwerken. Hoe moet men staan tegenover chefs, die dat goede inzicht missen? 61 1930 Vrijdag 14 Maart. fjilversunt, 1875 M. 10.10.15 Morgen wijding. 10.30—12.— Gramofoonmuziek. 1215—2 Concert. A. V. R. O.-Trio 2.05— 2.45 Uitz. voor scholen. 2.45—3.— Gramo foonmuziek. 3.4.— Maak het zelf! cursus. 4.-5.— Gramofoonmuziek. 5.30—6.— Di- nermuziek uit Cabaret „La Gaité" te Am sterdam. 6.Tijdsein. 6 01 Vervolg Diner- in u ziek 6.457.15 Spaansch: Beginners. 7.15—7.45 M. Braam: De verkeersregelen die bij het bevaren op „breede" en „nauwe" vaarwaters in acht genomen moeten worden. 8.01—11— Concert Omroeporkest. 10.— persberichten. 11.— Gramofoonmuziek. 12. Sluiting. Huizen, 298 M. (Na 6 uur 1071 M.) 10 30—11.— N. C. R. V. Ziekendienst. 11.30 _-12.K. R. O. Godsdienstig halfuurtje. .12.15—1-15 Concert. K. R. O.-Trio. 1.15— 2 Gramofoonmuziek. 2.3.— Gramofoon. 3.305.Solistenconcert. N. C. R. V. 6.— 6.30 N. C. R. V. Gramofoon. 6.30 Persber. 6.40—7.— K. R O. Causerie 7.—7.30 Schriftverbeteringles. 7.30 V. P. R. O. Pers berichten. 7.40 Lezing: Hervormde kerk voor 1816. 8.15 Solistenconcert. V. P. R. O. 8.50 V. P. R- O. Lezing: Gezin als kern. 9.30 V. P. R. O. Solistenconcert. 10.— V. P. R. O. Declamatie. Werken van v. Eeden. 10.20 V. p. R. O. Solistenconcert. Daventry, 1554 M. 11.05 Lezing. 12.20 Sonatenconcert, viool en piano. 12.50 Orgel concert. 1.50 Gramofoon. 2.50 Lezing voor scholen. 3.15 Muziek. 3.20 Lezing: China. .3.40 Muziek. 3.45 Lezing: Training. 4. ïMuziek. 4.05 Tooneel voor scholen. 4.50 Or- Icestconcert. 5.35 Kinderuurtje. 6.20 Lezing: Insecten. 6.35 Nieuwsberichten. 7.Piano muziek van Schumann. 7.20 Muziekcritiek. De KEURINGSRAAD zal voor de inge schrevenen voor den dienstplicht, der lichting 11931 dezer gemeente zitting houden te ALlv 'MAAR in lokalen van het gebouw „DE NIEUWE DOELEN", Doelenstraat 3, en wel op de navolgende dagen en uren MAANDAG, 24 Maart 1930: Voorin. 9.30 uur A tot C. Nam. 1 uur C. tot Groot. DINSDAG, 25 Maart 1930: Voorm. 9.30 uur Gr. tot De Jo. Nam. 7 uur de Jo. tot Kok. WOENSDAG, 26 Maart 1930: Voorin. 9.30 uur Ko. tot P. Nam. 1 uur P. tot De Ru. DONDERDAG, 27 Maart 1930: Voorm. 9.30 uur De Ru. tot U. Nam. 1 uur U. tot einde. BOVENVERMELDE LETTERS DUI DEN AAN DE BEGINLETTERS VAN DE GESLACHTSNAMEN DER INGE SCHREVENEN. OMVANG DER KEURING. Het onderzoek omtrent de geschiktheid van personen, die nog niet zijn ingelijfd, omvat een onderzoek naar de lichaamslengte eu naar het al of niet bestaan van ziekten of ge breken. Het onderzoek tot het verkrijgen van ge gevens voor hun nadere bestemming bestaat m een onderzoek naar hun algemeene prac- iisehe intelligentie (verstand en bevattelijk heid). ONGESCHIKTHEID. Ongeschikt voor den dienst worden geacht a. zij, die kleiner zijn dan 1.55 M.; b. zij, bij wie ziekten of gebreken bestaan, als vermeld in het keuringsreglement. Zij die bij de eerste keuring langer zijn dan 1:50 of eene ziekte of gebrek hebben, welke binnen een jaar zal zijn opgehouden, worden geacht slechts tijdelijk ongeschikt te zijn. KEURINGSPLICHT. Voor zoover de .Minister van Defensie liet noodig acht, is ieder ingeschrevene verplicht zich te onderwerpen aan een onderzoek tot het beoordeel en van zijn geschiktheid voor den dienst in het algemeen en tot het verkrij gen van gegevens voor zijn nadere bestem ming en daartoe te verschijnen op plaats en tijd, welke hem worden aangewezen. Door E. PHILLIPS OPPENHEIM. Geautoriseerde vertaling van Mr. G. KELLER. 12) „Maar mijnheer", zeide zij, daarna is er heel wat gebeurd. U moet u niet te Parijs laten zien. Het is voor u wenschelijk om zoo spoedig mogelijk naar Engeland terug te keeren." „Och, ik ben hier volkomen veilig- „Dan is de zaak dus in orde gekomen, riep zij haastig uit. „Louis is in ieder geval een vriend van mijnheer. Hij heeft mis schien „Laten wij niet langer over deze •preken", verzocht ik, „ik wilde liever Zij hiel het hoofd omhoog en schoof een eindje van mij af, terwijl ze zenuwachtig naar de deur keek. t< „Ik gevoel mij niet gerust zeide zij. „y moet eens op een namiddag een bezoek oi) mij aan huis komen brengen, dan kunnen we rustig praten. Maar er is toch nog een vraag, die ik u wil doen. Louis keek her haaldelijk naar ons. Vertel me eens, heett hij u iets medegedeeld omtrent den eer Bartot en mij?' „Niets", antwoordde ik, „dan dat de eer Bartot een eenige positie inneemt in som mige kringen te Parijs en dat hij ïemanG was, wien men liefst niet onaangenaam ®oest zijn," i( „Werkelijk niet anders^? «Neen, werkelijk niet." 7.45 Lezing: Dialogen. 8 05 ..Fuik of the °rest radio-tooneel. 9.35 Nieuwsberichten. Lezing. 10.15 Wandeling rond Brook- ?l?5i£ark (zender>- Dansmuziek. 11.10— 12.20 Dansmuziek. Parijs Radio-Paris1725 M. 12.50—2.20 Gramofoon. 4.055.15 Orkestconecrt. 6.55 —7.25 Gramofoon. 8 05 Concert. Orkest. Mme. LabullyMartray en M. Gatti, zang. Langenherg, 473 M. 6.20-7.20 Gramo- 9.35 Gramofoon. 11.30 Gramofoon. 12.25—1.50 Orkestconcert. 4.50—5.50 Gra- mofoon. 7 20 Concert. Werag-orkest en sol is- ten. Daarna tot 11.20 Dansmuziek. Kalundborg, 1153 M. 11.20—1.20 Orkest concert. 2.20—4.20 Orkestconcert. 6.50 Jubi leumconcert. Orkest, koor en solisten. 9 20 10.20 Operettemuziek. Brussel, 509 M. 5.20 Trioconcert. 6.55 Gramofoonmuziek. 8.35 Concert. Omroepor kest 9.35 Her-uitzending programma van Daventry. 10.35 Nkuwsbepchtwi. Zeesen, 1635 M. 6.1511.20 Lezingen. 11.2012.15 Gramofoonmuziek. 11.15 12.50 Berichten. 1.201.50 Gramofoonmu ziek. 1.503.50 Lezingen. 3.504 50 Con cert uit Leipzig. 4.50—7.10 Lezingen. 7.20 Concert. Orkest en vocale solisten. 8.20 Hugo Wolf herdenking uit Leipzig. Orkest, koor en vocale solisten. 9.50 „Karten-Spiele". Skat. Daarna: Orkestconcert. EEN CONCERT DOOR ALKMAARSCHE MUSICI. Onze stadgenoot de pianist Joh. O. Kra mer. zal met medewerking van mej. Jo Im- mink, alt-zangeres en de hr. Lee iried Bahler, violist een concert geven, uit te zenden door de N. C. R. V. A.s. Vrijdagmiddag 14 Maart van 3.30 tot 5 uur. Station Huizen. DE VERDEELING VAN DEN ZENDTIJD. De minister van waterstaat heeft gisteren in de Eerste Kamer medegedeeld, dat het de finitieve advies van den Radio-Raad inzake de verdeeling van een zendtijd hem Vrijdag jl. had bereikt. De minister zeide dit advies rijpelijk te moeten overwegen, waarmede hij niet meende de zaak op de lange baan te wil len schuiven. VRIJGESTELDEN. ZIJ DIE WEGENS B ROE DE R D IE NST OF WEGENS HET BEKLEEDEN VAN EEN GEESTELIJK AMBT OF OPLEI DING DAARTOE, ZIJN VRIJGESTELD, ZULLEN NIET AAN DEN KEURINGS PLICHT WORDEN ONDERWORPEN. TIJDELIJK ONGESCHIKT VERKLAARDEN. Op den ingeschrevene, die tijdelijk onge schikt is verklaard, rust de in het vorig lid omschreven verplichting nogmaals in het jaar, volgende op dat, waarin deze uitspraak geschiedde, tenzij hij inmiddels geschikt of voorgoed ongeschikt is verklaard of van den dienst is uitgesloten. AFKEURING ENZ. DOOR BEDROG. Art. 24 en 48 der Dienstplichtwet. Blijkt, dat iemand voorgoed ongeschikt is verklaard als gevolg van bedrog, dan wordt de desbetreffende uitspraak door den minis ter vervallen verklaard en wordt de persoon, wien het geldt, geplaatst in de verhouding tot den dienstplicht, waarin hij zou hebben verkeerd, indien hij niet ongeschikt verklaard was. STRAFBEPALINGEN. Met hechtenis van ten hoogste veertien da gen of geldboete van ten hoogste honderd- vijftig gulden wordt gestraft: a. hij, die niet voldoet aan de op hem rus tende verplichting, zich aan eene keuring te onderwerpen en daartoe te verschijnen op plaats en tijd, welke hem worden aangewe- z;en; b. degene, die de in verband met deze wet van hem gevraagde opgaven niet of niet naar waarheid verstrekt. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee. maanden of geldboete van ten hoogste zes honderd gulden wordt gestraft hij, die opzet telijk een der in het vorige lid bedoelde feiten pleegt. ARTIKEL 206 WETBOEK VAN STRAFRECHT. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren wordt gestraft: le. hij die zich opzettelijk voor den dienst bij de militie ongeschikt maakt of laat ma ken; 2e. hij die een ander op diens verzoek op zettelijk voor dien dienst ongeschikt maakt. Indien het laatste geval het feit den dood ten gevolge heeft, wordt gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren opgelegd. ^,Ik zag, hoé hij ons aan u aanwees", merkte zij op. „Ik had hem gevraagd mij de mooiste vrouw in de zaal te wijzen". Hoofdschuddend antwoordde zij: „U is een veel te groot hofmaker voor een En- gelschman. U meent toch niet wat u zegt". „Zelfs een Engelschman kan de juiste woorden vinden, wanneer hij daartoe een gerechte aanleiding heeft". Ik maakte een gebaar alsof ik haar han den weder wilde vatten, maar zij trok ze te rug en vroeg mij plotseling: „Wanneer keert u naar Engeland terug?" „Ik vermoed morgen, wanneer ik dan ten minste nog op vrije voeten ben." „Op vrije voeten?" herhaalde zij hoo- nend. „Als u beschermd wordt, wie zou het dan wagen u een haar te krenken? Mijnheer Decresson laat de gansche politie naar zijn pijpen dansen en als dat nog niet voldoende zou zijn, dan zou de heer Bartot u zelfs uit de gevangenis kunnen redden. Neen, u is volkomen veilig, mijnheer, zelfs al bleef u hier! Ik denk dat het Louis is, die u liefst naar Engeland terug zou zien gaan." „In ieder geval is het bijna mijn tijd om naar huis te gaan. Ik meen, dat het verstan dig zal zijn terug te keeren, al zou ik op dit oogenblik groote neiging gevoelen nog wat te blijven." „Maar intusschen vertrekt u toch mor gen. Ik zou u evenwel toch nog wat willen vragen „Wat u wil", verklaarde ik. „Gaat u alleen naar Engeland? „Ik vrees van wel, tenzij u Zij hield haar hand voor mijn mond en vervolgde: „Kent n misschien dien bejaarden heer met dat mooie meisje, dat in den afgeloopen nacht tegenover hem zat? De heer Delora en zijn nichtje?" Op het oogenblik, dat zij mij die vraag stelde, gevoelde ik mij in eens overtuigd, dat mijn eventueel antwoord voor haar van de grootste beteekenis was. Zij wist haar ongeduld handig te verbergen, maar ik was mij er van bewust, dat ik om de een of an dere reden naast haar zat enkel ter wille van een antwoord op die vraag. „Ik heb vannacht hun namen voor de eerste maal van mijn leven gehoord", ver klaarde ik, „en Louis heeft mij het een en ander omtrent hen medegedeeld." Zij keek mij eenige oogenblikken aan dachtig aan, alsof zij niet zeker was, dat ik de waarheid had gesproken. „Maar, mademoiselle", zeide ik met iets verwijtends in mijn stem, „laten we die din gen nu laten rusten! Die Delora's, Louis en mijnheer Bartot laten mij absoluut koud. Wat er in den afgeloopen nacht is gebeurd, behoort tot het verleden, laten we het nu eens over ons zelf hebben. Plotseling stak zij een vinger omhoog, terwijl zij met een stem. waaruit angst sprak, riep: „Luister eens!" Zij snelde naar het venster en keek naar buiten. Op straat beneden voor het restau rant stond een auto met gele wielen stil. Ik keek over haar schouder en zij greep mij bij den arm. „Daar is Bartot!" riep zij. „Hij staat stil voor de zijdeur. Iemand moet hem medege deeld hebben, dat ik hier was. Mon Dieu! Zijn auto staat stil!" „Mademoiselle", zeide ik, „als de heer Bartot uw minnaar is, dan mag a dankbaar wezen, dat u zich niets heeft te verwijten." Ik trok aan de bel en zij keek mij een oogenblik werkelijk verschrikt aan. Blijk baar begreep zij niets van miin houding. Uit mijn achterzak haalde ik een kleinen revol ver voor den dag, dien ik nauwkeurig in-« specteerde. Er werd hard op de deur ge klopt en buiten klonken stemmen. De heer Bartot kwam binnen in een gekleedc jas, die hem te. klein was, en met een das, welke een tikje te groot was. Toen hij ons zag, deinsde hij met een tooneelgebaar terug, uitroepend: „Suzette! Suzette!En u, mijnheer!" liet hij er op volgen, zich tot mij wendend. Hij sloeg de deur dicht en plaatste zich met den rug er tegen aan. „Wat voor den duivel beteekent dat?" vroeg hij, ons beurtelings aanziend. Ik haalde de schouders op en antwoord de: „Vraag dat aan mademoiselle; zij is, naar ik meen. een bekende van u. Wat mij be treft „Ik heet Bartot, mijnheer", riep hij toor nig. „Een mooie naam", antwoordde ik, „maar mij volkomen onbekend. Ik begrijp echter niet, wat u het recht geeft een cabi- net particulier binnen te dringen." Hij lachte luid en riep: „Binnendringen? Neen, dat is een ver keerd woord. Binnendringen, als ik u beiden hier bij elkaar vindt?" Ik wendde mij tot de jonge dame, die met haar zakdoek voor de oogen gedrukt nog steeds blijken gaf dat zij doodelijk ver schrikt was. „Heeft deze heer eenig recht op u? Men heeft hem het goede inzicht goed ge documenteerd voor te zetten en dan is het zaak pogen hen in die richting te leiden en te laten beslissen in dien geest. Voorts zijn er chefs, die opgaan in hun werk, maar in wie de mensch is onderge gaan in het bedrijf. Zij eischen van hun on dergeschikten dezelfde toewijding voor het bedrijf, zonder te beseffen, dat zij moeten samenwerken met menschen, die ook andere verlangens hebben. Spr. zou willen zeggen dat men deze chefs met gepaste vrijmoedig heid moet tegemoet treden. Spr. zette hierna uiteen hoe moeilijk het is opdrachten uit te voeren en gedachten weer te geven, maar nog moeilijker is het, zei hij, om te verstaan wat niet gezegd wordt. Dit behoort tot de levenskunst, waar onder o.m. te verstaan: het op den goeden tijd een bezoek afbreken en het niet uitkra men van zijn kennis, zonder dat die voldoen de is gefundeerd. Op 'n vaak ongezocht mo ment zal deze kennis toch voor den dag ko men En dan heeftmen degelegen- heid om carrière temaken. Op der gelijke gelegenheden heeft men te loeren als een kat op de muis. Niet alieen het schrijven van een aantal sollicitaties is de weg naar carrière, maar vooral het krijgen van relaties, en dat kan men op vele wijzendoor mee te leven in het maatschappelijke leven en door een groote mate van dienstvaardigheid op sociaal ter-' rein. Voorts wees-spr. nog op de noodzakelijk heid van het nastreven van andere vormen van levenskunst: men moet niet onmatig ge bruik maken van aangeboden genoegens (b.v. sigaren of sigaretten); men behoeft "zijn beginselen niet onder stoelen of banken te steken, maar mag die ook weer niet te veel laten spreken. Levenskunst is, zoo zei spr., over het alge meen meer eigen aan vrouwen dan aan man nen. Het leven gaat niet altijd recht, maar is vaak als een bochtige weg, en dan is plot seling het groote mement daar, het oogen blik cm carrière te maken. Men vindt dat het meest bij een kop thee, d.i. op een tijdstip dat men het niet zou verwachten. Men „komt er", als men dan een goede dosis van parate kennis heeft, waarbij vaak zonder dal men het merkt een onderzoek wordt inge steld naar het kennen en kunnen. Aan het einde van zijn rede gekomen, gaf spr. een resumé van het naar voren gebrach te, er op wijzende, dat het een groote eiscli is waakzaam te zijn op het groote moment, en voorts zeggende, dat een goed inzicht in de levenskunst een stimulans is tegen de ver vlakking van het leven. Na een korte pauze werden eenige vragen gesteld in vu land met het vraagstuk van de verhouding tusschen chef en onderge schikten en in verband met het verwerven van een hcogere positie. Dr. Ritter beant woordde deze vragen uitvoerig en tot tevre denheid van hen die ze gesteld hadden. Spr. besloot zijn beschouwingen met een uiteen zetting over het wezen van het ontwikke lingswerk van Mercurius, dat z.i. niet alleen van het hoofdbestuur of het curatorium maar ook van de afdeelingen moet uitgaan Volksuniversiteit en radio geven algemeene ontwikkeling, daarnaast behooren de ont wikkelingsinstituten der vakbeweging zich te richten op de doelmatigheid en een zich toeleggen op het nut der nevenbedrijven er de manier om zich in zijn beroep een carriè re te verwerven. De heer Smit sloot de vergadering niet een woord van dank aan spreker eu publiek- ZENDING ONDER DE PAPOEA'S. De zaal van het gebouw „Waakt en Bidt" was flink bezet toen gisteravond de zende ling D. G. Starrenburg een lezig hield over het onderwerp: Zending ender de Papoea's op Nieuw-Guinea. Het samenzijn werd be gonnen met liet zingen van gezang 2 3. De heer Van de Poll, die deze vergadering uitgaande van de Alkmaarsche hulpzen- dingsvereeniging „Het Mosterdzaadje", pre sideerde, las vervolgens een stuk uit den 1 lei- ligen Schrift tn wel Joh. 4 vers. 3038. Vervolgens ging hij voor in gebed. De voorzitter heette alle aanwezigen wel kom en verheugde zich er over dat zoovelen hier waren samengekomen. In het bijzonder verwelkomde hij zendeling Starrenburg. Spr. ging in het kort even na hoe deze avond tot stand was gekomen en herinnerde er tevens aan hoe het in Februari j.1. juist 75 j. geleden was dat de eerste zendelingen te Nieuw-Guinea aan wal stapten. Dat wa ren de Duitsche zendelingen Otto en Geisler vroeg ik. „Het lijkt mij anders een buiten gewoon onaangenaam persoon toe." Bartot werd paars in zijn gezicht. Zijn wangen schenen op te zwellen en hij kneep de oogen half dicht. Hij behoefde niet lan ger comedie te spelen, want hij werd inder daad ernstig boos. „Nu herinner ik mij u", zeide hij. ,,U heeft in den afgeloopen nacht in het Café des Deux Epingles getracht met deze dame te flirten. U kunt geen beroep doen op onwe tendheid. Heel de wereld weet, dat ik rech ten op deze dame heb." Ik maakte een beleefde buiging, antwoor dend: „Rechten, welke ik niet bij machte ben u te betwisten." „Maar hoe omt het dan", vroeg hij toor nig, dat ik u beiden, die in den afgeloopen nacht elkander nog vreemd waart, er op betrap, dat ge hier tezamen zijt?" Ik deed een nieuwen patroon in mijn re volver en liet de inrichting ervan werken. Bartot deed ijlings een stap achterwaarts- „Het is een lang verhaal", antwoordde ik zacht, „en ik denk dat het u niet eens zou interesseeren, mijnheer Bartot. Mocht zulks wel het geval zijn, dan kan mademoiselle u later volkomen op de hoogte stellen." Ik zag hoe zij een blik met elkander wis selden en verkeerde nu verder geen oogen blik in twijfel. Ik begreep, dat het afgespro ken spel was en dat ik hierheen was gelokt om door mademoiselle te worden uitge vraagd. „Mijnheer", zeide Bartot, „u is blijkbaar gewapend en u kunt dit vertrek vrijelijk verlaten. Maar ik waarschuw u, dat u niet zoo gemakkelijk Parijs zult verlaten." (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1930 | | pagina 5