Alkmaarschs Courant.
Landbouw en Veeteelt.
i
DE VERDWEHEN DELORA.
Schoonmaaktijd
Fa. i. MIJLE Go., KAMPEN.
Hiiiird t*ee t* dirtigste Jaargan|.
Donderdag 20 Haart
t-hoekje
Een vergadering van tuinders.
18)
No. 07 1930
Vrijdag 21 Maart.
Hilversum, 1875 M. 10.'10.15 Morgen
wijding. 12.15—2.— Concert. A. V. R. O-
Trio. 2 05—2.45 Uitz. voor scholen. 2.45
3 Gramofoonmuziek. 3.—4.— Maak het
zelf! cursus. 4.305— Gramofoonmuziek.
5—5.30 Is. Mendels: Fotografie bij kunst
licht. 5.30—6.— Gramofoonmuziek. 6.01—
6.45 Gramofoon. 6.457.15 Spaansch: Be
ginners. 7.157.45 A. Banning: De wegwij
zer voor de Binnenscheepvaart (1). 8.01 Con
cert. Omroeporkest, Han Beuker en Wouter
Denijs, piano-duetten. 10— Persberichten
>11.— Dansmuziek uit Cabaret „La Gaité'- te
Amsterdam. 12.Sluiting.
Huizen, 298 M. (Na 6 uur 1071 M.)
10.3011.N. C. R. V. Ziekendienst. 11.30
12.K. R. O. Godsdienstig halfuurtje.
'1215—1.15 K. R. O. Trio-concert. 1.15—
2K. R. O. Gramofoonplaten. 2.-3
Gramofoon. K. R. O. 4.-5— N. C. R. V.
Gramofoonpl. 5—6.30 N. C. R. V. Concert.
Dameskoortje en Orkest. 6.30—6.40 K. R. O.
*Beursber. 6.407.K. R. O. Voordracht in
't Friesch. 7.—7.30 K. R. O. Cursus Schrift
verbetering. 7.30 V. P. R. O. Persberichten.
,7.40 V. P. R. O. Lezing over: De Herv. Kerk
na 1816. 8.15 V. P. R. O. Gramofoonplaten.
8.50 V. P. R. O. Lezing over: Het gezin als
jkern. 9.30 V. P. R O. Gramofoonpl. 10.
K. P. R. O. Bespreking van de sprookjes van
ndersen. 10.20 V. P. R. O. Gramofoonpla
ten.
Daventry, 1554.4 M. 10.35 Morgenwij
ding. 11.05 Lezing. 12.20 Concert. M. Hart,
viola. K. Cooper, piano. 12.50 Orgelconcert
^L. H. Warner. 1.59 Gramofoonmuziek. 2.50
SiUitt voor scholen. 4.05 Concert. Kwartet, C.
'McClure, mezzo-sopraan. 4.50 Orkestconcert.
5.35 Kinderuurtje. 6.20 Lezing. 6.35 Nieuws-
berichten. 7.— Zang door A. Thursfield,
mezzo-sopraan. 7.20—7.40 Lezing. 7.45 Le-
(jing. 8.05 Verrassing. 8 20 Concert. L. Ter-
jiis, viola. Symphonie Orkest. 9.20 Nieuwsber
d.35 Vervolg concert 10.35 Berichten. 10.45
PLezing. 11— Dansmuziek. 11.3512.20
Dansmuziek.
Pariis „Radio-Paris"1725 M. 12.50—
2.20 Gramofoonmuziek. 4.05 Orkestconcert
en soli. 9.05 Concert. Orkest, viool en piano.
9 50 „De Tooverfluit" van W. A. Mozart.
Kalundborg, 1153 M. 11.20—1.20 Orkest
concert. 2.4.Concert. Orkest en voor
dracht. 4.5.Kinderuurtje. 7.359 35
Concert. Orkestconcert m. m. v. zanger en
cellist. 9.5511.20 Her-uitz. van buiten-
landsche stations.
Brussel, 508.7 M. 5.20 Trio-concert. 6.50
Gramofoonmuziek. 8.35 Concert.
Zeesen. 1635 Al. 6.15—11.20 Lezingen
11.2012.15 Gramofoonmuziek. 12.15
1.20 Lezingen. 1.201.50 Gramofoonmu
ziek. 1.50—3.50 Lezingen. 3.504.50 Con
cert uit Leipzig. 4.508.10 Lezingen. 8.10
Koorconcert. 9.50 Kaartspel: Skat. Daarna:
Gramofoonmuziek.
De oprichting van een organisatie.
Ondanks het slechte weer hadden gister
avond toch nog een veertigtal tuinders ge
volg gegeven aan den oproep om ter vergade
ring te komen in café De Graanhandel, ter
bespreking van de oprichting van een onaf
hankelijke tuinderspatroons-organisatie.
Een lange inleiding.
Als voorzitter irad op de heer R. Elion
uit Bergen, die er zijn voldoening over uit
sprak, dat nog zoovelen blijk gaven niet te
vreden te zijn met den gang van zaken aan
de veiling te Alkmaar en in het tuindersbe
drijf in het algemeen. Spr. hoopte, dat de
belangstelling geen stroovuur zou zijn.
Nadrukkelijk zei spr., dat de circulaire
ifeensluidend met het ingezonden stuk in ons
no. van Maandag jl.) gericht was aan tuin
derspatroons, die doelbewust oip een orgam
satie wilden aansturen, omdat zij ontevreden
zijn met de veiling. Alleen tuinderspatroons
zouden lid mogen worden van de organisa
tie, die de onderteekenaren der circulaire
zich voorstelden.
!>eze vergadering, zoo ging spr. voort is
niet zoozeer bedoeld als een soort protestbe-
>>.t II.I KHI-,
Door E. PHILLIPS OPPENHEIM.
Geautoriseerde vertaling van Mr. G. KELLER.
„Nu", dat is dan afgesproken oordeelde
ik.
Blijkbaar dacht Delora er ook zoo over.
Nauwelijks was de trein tot stilstand £ek?"
men, of hij was er reeds uitgesprongen, nij
liep niet over het perron, maar ging dwars
over de sporen naar de straat en was spoe
dig verdwenen in het gewirwar van rijtui
gen. Ik wendde mij tot het meisje, terwijl
ik deed alsof ik van die buitengewone haast
nieta merkte.
„Wij zullen onze handbagage in een vigi
lante leggen", zeide ik, „we zullen dan
ruimschoots tijd hebben om voor onze inge
schreven bagage te zorgen.
„U is wel vriendelijk'prevelde zij ver
strooid, en haar oogen staarden nog s^ce.^s
naar 't punt waar haar reisgezel in de druk
te was verdwenen.
Hoofdstuk X.
Ik had het geluk spoedig een ledige vigi
lante te vinden en legde er onze plaids en
handbagage in. Daarna begaven wij ons
Veder naaf de beperkte ruimte waarheen
de grootere bagage moest worden gebrac.it
•n waar omheen re«£s een
tooging tegen de Alkmaarsche veiling, maar
zij gaat veel verder.
Hierop lichtte spr. de circulaire nader toe
m begon te zeggen, dat het doel is op te ko
men voor de economische belangen van de
tuinders en hun intellectueel peil zooveel mo
gelijk op te voeren. Het gaat niet tegen de
veiling of tegen bepaalde personen.
Het was spr. meermalen opgevallen, dat
men vaak laatdunkend over de tuinders
denkt en daarom zou spr. willen, dat hun
intellectueel peil wordt opgevoerd, opdat
geen misbruik van hun werk meer kan wor
den gemaakt.
De strijd voor de belangen der tuinders
zal moeten worden gevoerd met alle wettelij
ke en mogelijke middelen en met open vizier,
opdat de minder de positie zullen kunnen
innemen, die hen toekomt.
Onjuist is het dat de organisatie zou
gaan tegen de koopers. Immers de tuinders
hebben deze menschen noodig, evengoed als
de koopers de tuinders noodig hebben. De
koopers moeten overtuigd zijn. dat zij niet
het recht hebben de producten zoo goed als
voor niets in hun bezit te krijgen.
Een ideaal zou het zijn één groote organl
satie van minders te vormen, maar zoover
zal het wel niet kunnen komen. Samenwer
king echter kan men wel verkrijgen en daar
toe zijn spr. en de zijnen wel bereid.
Tot heden ging het zoo: de zaken werden
van boven af bekokstoofd en dan werden er
een paar vrienden genomen, die het er wel
gauw mee eens waren. De anderen werden
dap voor een voldongen feit gesteld en wie
het er niet mee eens was, heetlc een kanker
aar. Maar, zei sprer schijnen toch nog al
wat kankeraars te zijn
Spr. behandelde de reorganisatie van de
veiling en constateerde dat het daar niet
mee gegaan is zooals men had mogen wen-
schen. Er was geen samenwerking, de tuin
ders werden voor een voldongen feit ge
plaatst en wie niet tevreden was, werd ge
guillotineerd.
Moet de tuinder het financieele deel van
zijn zaak aan de veiling overlaten of mag
hij zelf er over meepraten? Spr. meende dat
als eisch mag worden gesteld, dat de tuin
der voor het financieele gedeelte voor vol
wordt aangezien. Er wordt wel eens propa
ganda gemaakt voor de idee, dat de koopman
in den tuinder gedood moet worden, maar
spr. kwam daartegen op, omdat de tuinder
niet mag zijn een hersenlooze productiema
chine. Bij de veilingen van koffie, tabak enz
haalt men het zich niet in het hoofd om straf
uit te deelen aan hen, die voor zich zelf op
komen. De bollenkweekers hebben hun agen
ten enz., die toch ook veilingen bezoeken,
maar men denkt er niet aan daar tegen op
te komen. Alleen ziet men dat in den tuin
bouw. Wij zijn veilingmaniakken geworden
en het hoofd ervan zit in Den Haag. Een
middel tegen alle kwalen brengt de veiling
echter niet en gaat men voort zooals tot dus
ver, dan gaat alles naar den kelder. Er zal,
napr spr. meende, oo den duur veel meer ge
decentraliseerd worden en men moet zich af
vragen of de tuinder zich niet zal hebben te
bemoeien met het distributiesysteem.
Na den oorlog is er ontzettend veel veran
derd, elk land doet zijn best om zoo goed
mogelijk in eigen onderhoud te voorzien en
daaruit vloeien vraagstukken voort, waar
aan de tuinder zijn aandacht moet schenken,
evengoed als aan de vraag of men maar tot
in het oneindige mag doorgaan met de pro
paganda voor uitbreiding van het tuinders
bedrijf.
Dit alles en nog veel meer punten behoo
ren geplaatst te worden op de agenda voor
elke ernstige tuinderspatroons-vereeniging.
De propaganda voor ongebreidelde uit
breiding noemde spr. misleiding. Als het
juist is, dat de wet van vraag en aanbod al
les beheerscht, wordt het wel eens tijd dat
de tuinder die kwestie zelf gaat onderzoe
ken.
Men wil in de officieele tuinderswereld
niet weten van allerlei problemen en in „De
Tuinderij" het hoofdorgaan, dat echter
niet het eigendom is van de tuinders ont
kent men vaak het bestaan ervan, men wi'
alles regelen buiten de tuinders om.
Spr. noemde als voorbeeld de oprichting
van demonstratiebedrijven. De tuinders wer
den hierbij niet gehoord. Ondanks dit er
kende men naar spr. citeerde dat de
Noordhollandsche tuinbouw in een noodtoe
stand verkeert en dat glascultuur noodig is.
Welnu, zei spr., ieder kan zich overtuigen,
of en hoeveel we sindsdien zijn vooruitge
gaan.
Spr. las het verslag voor van de veiling
te 's-Gravenzande, waaraan wij ons, naar
het heet, moeten spiegelen, en daarin heet
het dat de omzet is gedaald ondanks den
vooruitgang in glas. Het eenige wat vooruit
ging waren de gebouwen der veiling, alsof
aangebracht. Mijn metgezellin was blijk
baar een beetje zenuwachtig en dat maakte
bet lastig een gesprek met haar aan te
knoop'en. Trouwens, ik gevoelde zelf wel
dat zij in een lastige positie verkeerde.
„Ik vrees, dat u zich over uw oom onge
rust maakt", merkte ik op. „Heeft hij in
derdaad zulk een slechte gezondheid, of is
het maar een tijdelijke ongesteldheid? Als
ik me goed herinner, zag hij er gezond uit
bij het begin van de reis op Fransch ge
bied."
„Hij gevoelt zich soms niet lekker", ant
woordde zij, „maar ik geloof niet, dat het
iets ernstigs is."
„Hij zal wel weer in orde zijn tegen dat
wij in het hotel komen."
„Ja, dat denk ik ook wel", antwoordde
zij. „Maar ik voel mij altijd wat zenuwach
tig als ik in een onbekende stad kom. Ik
ben nog nooit te Londen geweest en ik
vraag mij onwillekeurig af, hoe het met mij
zou gaan, wanneer mijn oom werkelijk
ernstig ziek werd. Men hoort altijd bewe
ren, dat Londen zoo groot, koud en harte
loos is."
„Maak u maar niet bezorgd, er zal
niets gebeuren", antwoordde ik op gerust
stellenden toon, „en u moet niet uit het oog
verliezen, dat uw oom hier toch ook zijn
vrienden heeft
Wij leunden over de afsluiting en keken
toe, hoe de bagage uit de goederenwagens
we d gehaald en op de lage banken ge
plaatst.
Naast mij stemd een donker jongmensch
met bleek gelaat en een lorgnet op de neus,
die rtükbeor op ckeze&fc w»j* rijn tijd
dat het één en het al moet zijn.
Spr. citeerde ..De Tuinbouw", waar het In
grijpen van vadertje Staat veroordeeld werd,
maar, vroeg sprwaarom riep men dan de
hulp van den staat in bij de demonstratiebe
drijven?
Bij veel grooter omzet waren ook aan de
veiling te Delft de opbrengsten zeer veel la
ger, waaruit spr. concludeerde, dat de tuin
der voor eenzelfden prijs steeds meer moet
leveren bij verhoogde productiekosten. Het
zelfde zag men in 1929 aan den Langendijk
Overal waar we het oog richten, zei spr
zien we dat het in den tuinbouw niet goed
gaat. Kan dit alles zoo doorgaan? Valt er
niets anders te doen dan in een niet-vakblad
te „kafferen" tegen de tuinders? Want als
het piet goed gaat in den tuinbouw, scheldt
men op de tuinders_
Spr. had in 1927 op een en ander gewe
zen in een artikel, dat hij ter plaatsing aan
bood aan „De Tuinderij", maar de redactie
daarvan had dit niet durven opnemen uit
rees voor het ontketenen van ontevreden
heid. Een paar collega's van spr hadden een
zelfde ervaring opgedaan. Wel had genoemd
blad eens een ingezonden stukje opgenomen
van sprwaarin werd aangedrongen op het
voeren van propaganda voor minimum-prij
zen, maar de redactie had er een onderschrift
onder geplaatst, dat er vlak naast was. Im
mers zij had hem daarin verweten, dat hij 'n
minimum vast inkomen wilde garandeeren
voor de tuinders, en meer onzin, dien spr.
nooit zou propageeren. Een verweerstukja
had men niet willen opnemen.
Spr. citeerde meer dingen uit „De Tuinde
rij", om te constateeren, dat het hoog tijd
wordt voor de vorming van een organisatie,
waar men alle belangen der tuinders aan de
orde stelt, omdat het hier hun elementaire
belangen geldt.
Spr. stelde vast, dat in het buitenland al-
lerwege maatregelen worden getroffen om
den invoer van tuinbouw-artikelen te bemoei
lijken (speciaal bad spr. het oog op de to
maten) en de officieele tuinbouw had geen
woord voor steun, maar betoogde slechts, dat
de tuinders zelf maar moeten zorgen uit de
impasse te geraken, want het zou hun eigen
schuld zijn dat het zoo slecht ging, doordat
zij steeds rommel aanboden, enz.
Maar, zei spr., hoe kan het dan, dat wij
steeds voor hooger bedragen uitvoeren?
Is het geen tijd, dat er opgekomen wordt
tegen dergelijke taal van de hooge heeren in
Den Haag?
Als er een goede organisatie van tuinders
was. zou zoo iets niet kunnen gebeuren. Ook
voor de tuinders geldt het, dat zij de regee
ring hebben, die zij verdienen. In het alge
meen wordt er geen hand uitgestoken om de
economische omstandigheden wat dragelijker
te maken.
Er is wel eens gezegd, dat er nog meer ge
produceerd moet worden, maar bedenkt men
daarbij wel waar men dan ook met dat meer
dere heen moet en of men het geld heeft, dat
voor die uitbreiding noodig is?
Spr. concludeerde, dat er voor een serieuze
organisatie van tuinderspatroons nog heel
wat te doen is en dat het heusch niet behoeft
te gaan om een „heibeltje" tegen de veiling.
De organisatie, die wij ons voorstellen te
stichten, zal er komen, zei spr., omdat zij
noodig is. Wij zullen geen gouden tientjes
kunnen laten regenen, maar wij moeten voor
onze belangen opkomen, niet als eenling,
maar gezamenlijk. We moeten onze belangen
niet geven in handen van anderen, maar be
denken. dat men zelf het beste zijn eigen be
langen kan verdedigen.
Het was niet spr.'s bedoeling de doods
klok te luiden over den tuinbouw, wei wilde
hij waarschuwen tegen het voeren van struis
vogelpolitiek. Spr. was overtuigd, dat deze
avond een goede zal zijn, als thans de orga
nisatie kan worden opgericht.
Oedachtenwisseling.
De heer J. T w i s k betoogde, dat er te veel
groenten en te weinig gras wordt geteeld.
Spr. was niet tegen het veilingwezen.
De voorzitter was daar evenmin te
gen, maar wilde beweren, dat men de waarde
van het veilen niet moet overdrijven: het is
niet het middel voor alle kwalen, gelijk men
dat wel eens wil voorstellen.
De heer T w i s k wenschte, dat de schade
van het ophouden ter veilir.g niet steeds tot
nadeel van den tuinder komt, maar dat de
veiling zelf eens eenige nummers moet. op
houden als er te weinig opbrengsten zijn.
De voorzitter zou hierop in open
bare vergadering liever niet ingaan, dit is
een kwestie, die eventueel in de nieuwe
organisatie ter sprake zal komen.
De r. k. tuinders hebben geen
aanleiding mee te doen.
De heer W o k k e meende, dat de r-k geen
aanleiding hebben tot de nieuwe organisatie
doorbracht. Mijn reisgezelschap, dat nog
steeds onrustig scheen, keek herhaaldelijk
naar hem, anders zou ik zijn aanwezigheid
niet eens hebben opgemerkt. Naar kleeding
en uiterlijk te oordeelen leek hij het meest
op een gewone huisknecht, maar zijn
lorgnet deed anders vermoeden, terwijl bo
vendien zijn gelaat niet dat papperige had,
dat anders nog al eens kenmerkend is voor
dergelijke menschen. Om een of andere re
den scheen 't meisje afkeer van hem te
koesteren.
„Kom", zeide zij, „laten wij naar den
overkant gaan. Ik vermoed dat wij daar
vlugger bediend zullen worden."
Ik volgde haar op den voet en ik zag, hoe
zij nog een blik achter zich wierp naar den
jongen man, die niet eens scheen bemerkt te
hebben, dat zij een andere plaats had opge
zocht.
„Ik houd er niet van beluisterd te wor
den", zeide zij, „ook al spreek ik over alle-
daagsche dingen."
„Wie luisterde dan naar ons?"
„Dat jongmensch naast u", antwoordde
zij. „Ik zag hoe hij tersluiks van onder zijn
oogleden qaar ons keek."
Lachend merkte ik op: „U let ook op
alles."
Zij schoof wat dichter naar mij toe en ik
gevoelde dat als een aangename sensatie.
Ai haar kleeren schenen doortrokken te zijn
met een nauw merkbaar geurtje, dat aan
viooltjes deed denken.
„Ik geloof, dat ik eerst in den laatoten tijd
zoo ben geworden", zeide zij. „Dat komt
misschien omdat ik altijd zoo'n kalm leven
tje geleid hnben ajW thans zoo geheel an:
toe te treden. Zij hebben een vrij goede ver-
eeniging in den L. T. B. Evenwel behoeft
samenwerking in werkelijke tuindersbelangen
niet uitgesloten te zijn. Spr. ontried zijr. leden
tot de nieuwe organisatie toe te treden.
De voorzitter antwoordde, dat het
niet de bedoeling is een of andere vereeni-
ging leden af te troggelen, maar wij hebben
niets te verbergen en daarom hebben wij
ook de r.-k. in de gelegenheid gesteld hier te
komen. Als Uwe organisatie de tuinders-
belangen ernstig behartigt, zullen we zeker
heel goed kunnen samenwerken De vrees kan
zelfs bestaan, dat toetreding van Uw leden
voor hen een desillusie zou worden. Maar
samenwerken kunnen we wel
Critiek op de inleiding en op den
voorzitter.
De heer E. Mak had gehoord, dat men
hem den toegang zou weigeren voor deze
vergadering, maar was toch gekomen omdat
hij niet verwachtte, dat men zulk een maat
regel zou nemen.
Spr. was teleurgesteld over de inleiding
van den voorzitter. Deze had veel critiek ge
leverd, zooals de heer Elion gewoon is. maar
opbouwende cirtiek was dit niet. De voor
zitter had geklaagd, dat de tuinders steeds
voor een voldongen feit worden geplaatst,
maar spr constateerde, dat hier een vereeni-
ging zal worden opgericht, zonder dat de
leden van de bestaande tuinderspatroons-
vereeniging „Algemeen Belang" de moeite
hebben genomen te bedanken voor die orga
nisatie.
De citaten, die de voorzitter had gebruikt,
waren uit hun verband geraakt en zeiden
daardoor niets.
Van de onderteekenaars der circulaire zei
spr., dat er twee kooplieden (althans voor
95 pCt.) bij zijn en één, die heelemaal geen
tuinder is.
Men moet niet afbreken, maar opbouwen.
Weken lang tracht men al iets in het leven te
roepen naast het bestaande, en dat achtte
spr. fout.
Als de voorzitter met goede voorstellen in
de bestaande organisatie was gekomen, zou
er ernstig over gesproken worden. Maar
daar is de heer Elion steeds in de minder
heid geweest en nu diende hij zich daar bij
neer te leggen. Wij willen niet geregeerd
worden door een minderheid. Om goede
voorstellen te bespreken, is het oprichten
van een tweede organisatie niet noodig: het
is alleen een wil tot oppositie voeren, die
den voorzitter leidt. Dat hij een nieuwe ver-
eeniging wil, terwij! hij nog lid is van „Alge
meen Belang", is geen goede houding.
Dat de uitkomsten van het tuindersbedrijf
over 1929 slecht waren, is juist, maar de
heer Elion is in gebreke gebleven, den weg
naar verbetering te wijzen.
Spr. onderwierp voorts de meergenoemde
circulaire aan critiek. waarbij hij o m zei,
dat de voorzitter geen open oog heeft voor
het goede, dat de bestaande organisatie beeft
gedaan.
Een incident
Bij de uitweidingen van den heer Mak
meende de voorzitter erop te moeten
wijzen, dat de vergadering niet tot het on
eindige kon worden gerekt, zoodat hij den
heer Mak het woord zou moeten ontnemen,
als deze niet naar kortheid streefde en zich
niet hield bij hetgeen in de inleiding was ge
zegd. Spr. meende, dat de heer Mak de gast
vrijheid niet te ver moest drijven, want
eigenlijk had hij hier niet te spreken, omdat
hij immers voorzitter is van de veiling.
Was het gebruik van citaten betreft, men
mag spr. daar geen verwijt van maken. Hij
nad uittreksels gebruikt om kort te zijn en
had ze waar noodig toegelicht.
De heer Mak m:ende. dat hij recht op het
woord had, omdat hij voorzitter van „Alge
meen Belang" is, die niet anders dan tuin
ders onder hare leden telt.
De voorzitter bleef aandringen op
weglaten van allerlei beschouwingen, waar
mee de heer Mak zich ten slotte vereenigde,
„gedwongen", voegde hij er aan toe.
Na eenige minuten echter merkte de voor
zitter wederom op, dat de spreker zich
moest bekorten, geen „kletspraatjes" had te
verkoopen, waar hij zich als gast behoorde
te gedragen en zich had te houden bij het
geen de voorzitter in zijn inleiding had ge
zegd. Spr. maakte den heer Mak er op attent,
dat deze het aan hem had te danken, dat hij
hier het woord mocht voeren. Spr. had erop
aangedrongen, dat dit zou worden toege
staan, want, zoo zei de heer Elion, ik wilde
toonen een beteren kijk op de zaak te hebben
dan u. Maar nu mag u de vergadering niet
sabotteeren.
De heer Mak betoogde, dat hij dit ook niet
van plan was. Hij zou zeggen, wat hij
meende te moeten zeggen en niet hij was het
die kletspraatjes verkocht.
Ruwe. roode of schrijnende handen
weer gaaf. zacht en mooi door Purol
ders is. Mijn oom is vooral in de laatste
dagen zoo geheimzinnig geworden en ik
denk, dat ik van den weeromstuit nu ach
terdochtig ben geworden. Waarheen wij
ook gaan heb ik altijd het gevoel dat
iemand ons bespionneert. Daarbij komt, dat
ik overtuigd ben, dat het jongmensch een
Zuid-Amerikaan is. en ik heb het land aan
Zuid-Amerikanen!"
„Ik heb zoo het vermoeden", antwoordde
ik, „dat de aandacht, welke hij aan ons
wijdde, een meer voor de hand liggende
oorzaak had."
„Neen, dat moet u niet zeggen", verzocht
zij. „Ik ben volstrekt niet op complimentjes
van u gesteld. Men heeft mij altijd gezegd,
dat de Engelschen zoo erg waarheidslie-
vend zijn. Men hoort complimentjes van
Franschen, Spanjaarden en Zuid-Amerika
nen. Zij liggen als op hun lippan bestorven
en men mag gerust overtuigd zijn, dat zij er
niets, neen heelemaal niets van meenen.
Het is jammer van al de moeite."
„Waarom?" vroeg ik, meer om haar aan
het praten te houden dan omdat ik de zaak
zoo gewichtig vond. „Het is toch wezenlijk
wel een vriendelijke manier om met de
menschen om te gaan".
Zij haalde de schouders op en antwoord
de kalm weg:
„Ik houd er nu eenmaal niet van. Op den
duur ga je aan niets wat een man tot je zegt
iets hechten, ook al spreekt hij in allen
ernst. Denk er om, kapitein Rotherby, dat
ik hoop nooit een complimentje van u te
hoeren."
„Ik hoop het niet te vergetenant
woordde ik, „maar u mag niet uit het oog
Stemmen Laat hem toch niets meer
zeggen, voorzitter. Laten w? bij stemming
uitmaken, dat hij moet weggaan.
De voorzitter: Neen, ik heb de lei
ding en zal die houden. Ik zal hem het woord
ontnemen, als hij zich niet bij de zaak houdt,
maai er van alles bij sleept.
Spr. richtte zich hierop wee: tot den heer
Mak en ried hem aan bij de zaak te blijven.
Hij moest bedenken, dat hij eigenlijk niet op
deze vergadering behoorde.
De heer M a k Niet? Ik ben voorzitter van
.„\lgemeen Belang".
De voorzitter en anderen U is
veilingleider!
De heer Mak: Nee, tuinder!
De voorzitter: Dat is maar voor de
sjoos.
De heer Mak: U is geen tuinder, maar
koopman in oud roest en antiquair. Toen U
voor een jaar of tien in Bergen kwam en met
de tuinderij begon, kon u geen bloemkool
van een koolraap onderscheiden en nu nebt U
steeds het grootste woord, ook in de be
staande vereeniging, maar U is daar steeds
m de minderheid.
Een stem Ga nou maar weg, anders
zal ik je wel een handje helpen.
De voorzitter maande tot kalmte
en spoorde nogmaals den heer Mak aan om
zakelijk te blijven.
De heer Mak zei, dat hij van plan was om
de circulaire te bespreken, die z. i. onjuist en
misleidend was.
Devoorzitter bleef er bij, dat het hier
alleen moest gaan over het gesprokene.
De heer Mak herinnerde, dat de voorzitter
had betoogd, dat de voortdurende uitbrei
ding der teelt niet wenschelijk was. Maar
zelf hebt U wel een kas bijgebouwd en toen
ik U daar destijds op wees, zei U, dat het
ging uit armoede.
Voor de tuindersbelangen had de heer
Elion geen dubbeltje contributie per week
over, hij wilde die verlagen tot vier cent.
De voorzitter verzocht om de bespre
kingen uit de vergaderingen van „Algemeen
Belang" er buiten te laten. Spr. wilde op per
soonlijke dingen en verdachtmakingen niet
antwoorden.
De discussie tusschen de heeren Elion en
M a k werd no? geruimen tijd op dezelfde
wijze voortgtv.ct, waarop eerstgenoemde ten
slotte den spreker het woord ontnam, waar
op intusschen meerdere leden eenige malen
hadden aangedrongen.
De heer Mak verliet hierop de
zaal, gevolgd door eenige ande
ren.
Onder het heengaan zei de heer T w i s 1c
nog, dat de voorzitter toch alles wat hij in
zijn inleiding had betoogd ook in de verga
deringen van „Algemeen Belang" kan zeg
gen. Daarvoor was toch geen nieuwe ver
eeniging noodig.
De r. k. tuinders gingen ook
heen,
zoodat alleen overbleven zij, die het er mee
eens waren, dat een nieuwe organisatie van
tuinderspatroons noodig was.
Alvorens werd overgegaan tot de hiervoor
noodige huishoudelijke besprekingen, wensch
te de heer E 1 i o n er nog op te wijzen, dat
hij op formeele 'gronden den heer Mak niet
bad behoeven toe te laten, maar hij had de
zaak van een breed standpunt willen bezien
en had hem daarom het woord verleend. Spr.
had op alle bemerkingen van den heer Mak
wel kunnen antwoorden, ofschoon deze maar
wat had „gesmoest". De heer Mak had zich
echter moeten houden aan het in de inleiding
naar voren gebrachte en toen deze dat na
drie kwartier en na herhaalde aanmaning,
nog niet had gedaan, had spr. gemeend ver
plicht te zijn hem het woord te ontne-
FABRIKAAT:
verliezen, dat er toch wel onderscheid is te
maken. Ik kan mij gedrongen gevoelen iets
te zeggen, dat wel zeer vriendelijk klinkt,
maar dat toch zuivere waarheid is."
Zij keek mij met lachende oogen aan, een
harer gewoonten, welke ik al dadelijk aller
aardigst had gevonden. Voor het oogenblik
scheen zij haar angst weer te hebben ver
geten.
„U is nog veel slechter dan de anderen",
zeide zij met een zuchtje. „Ik geloof, neen
ik weet het wel zeker, dat u nog veel ge
vaarlijker is! Kom, zij staan klaar om ons
te helpen".
De afsluiting werd opengezet en een I.lei-
ne schare van personen betrad de afgeslo
ten ruimte De koffers van mijn gezellin
stonden alle bij elkaar en werden spoedig
door ons gevonden. De beambte stond er
voor met een stuk krijt in de hand en deed
een paar beleefde vragen. Op dat oogenblik
werd ik gewaar, dat de jonge man met de
lorgnet weer vlak bij mij stond. Haar ba
gage was al spoedig van een krijtteeken
voorzien en ik liet ze door een kruier naar
onze vigilante brengen. Daarop begaven wij
ons naar de plek waar mijn koffers stonden.
De jonge man kuierde achter ons aan en
bleef staan om een sigaret aan te steken.
Mijn gezellin legde haar hand op mijn arm
en zij fluisterde:
„Die man is nog altijd achter ons! Wat
zou hij van ons willen hebben?
Ik draaide mij in eens om en betrapte
hem, terwijl hij de adressen op mijn koffers
inspecteerde. Nu was mijn geduld ten einde.
„Mag ik eens vragenzei ik, mij voor
hem plaatsend, „waaraan wij, deze jonge
daffie en ik, uwe belangstelling in ons en
onze bagage hebben te danken?"
J Wordt vtrvoledj j