Alkmaarschs Courant. Landbouw en Veeteelt. i DE VERDWEHEN DELORA. Schoonmaaktijd Fa. i. MIJLE Go., KAMPEN. Hiiiird t*ee t* dirtigste Jaargan|. Donderdag 20 Haart t-hoekje Een vergadering van tuinders. 18) No. 07 1930 Vrijdag 21 Maart. Hilversum, 1875 M. 10.'10.15 Morgen wijding. 12.15—2.— Concert. A. V. R. O- Trio. 2 05—2.45 Uitz. voor scholen. 2.45 3 Gramofoonmuziek. 3.—4.— Maak het zelf! cursus. 4.305— Gramofoonmuziek. 5—5.30 Is. Mendels: Fotografie bij kunst licht. 5.30—6.— Gramofoonmuziek. 6.01— 6.45 Gramofoon. 6.457.15 Spaansch: Be ginners. 7.157.45 A. Banning: De wegwij zer voor de Binnenscheepvaart (1). 8.01 Con cert. Omroeporkest, Han Beuker en Wouter Denijs, piano-duetten. 10— Persberichten >11.— Dansmuziek uit Cabaret „La Gaité'- te Amsterdam. 12.Sluiting. Huizen, 298 M. (Na 6 uur 1071 M.) 10.3011.N. C. R. V. Ziekendienst. 11.30 12.K. R. O. Godsdienstig halfuurtje. '1215—1.15 K. R. O. Trio-concert. 1.15— 2K. R. O. Gramofoonplaten. 2.-3 Gramofoon. K. R. O. 4.-5— N. C. R. V. Gramofoonpl. 5—6.30 N. C. R. V. Concert. Dameskoortje en Orkest. 6.30—6.40 K. R. O. *Beursber. 6.407.K. R. O. Voordracht in 't Friesch. 7.—7.30 K. R. O. Cursus Schrift verbetering. 7.30 V. P. R. O. Persberichten. ,7.40 V. P. R. O. Lezing over: De Herv. Kerk na 1816. 8.15 V. P. R. O. Gramofoonplaten. 8.50 V. P. R. O. Lezing over: Het gezin als jkern. 9.30 V. P. R O. Gramofoonpl. 10. K. P. R. O. Bespreking van de sprookjes van ndersen. 10.20 V. P. R. O. Gramofoonpla ten. Daventry, 1554.4 M. 10.35 Morgenwij ding. 11.05 Lezing. 12.20 Concert. M. Hart, viola. K. Cooper, piano. 12.50 Orgelconcert ^L. H. Warner. 1.59 Gramofoonmuziek. 2.50 SiUitt voor scholen. 4.05 Concert. Kwartet, C. 'McClure, mezzo-sopraan. 4.50 Orkestconcert. 5.35 Kinderuurtje. 6.20 Lezing. 6.35 Nieuws- berichten. 7.— Zang door A. Thursfield, mezzo-sopraan. 7.20—7.40 Lezing. 7.45 Le- (jing. 8.05 Verrassing. 8 20 Concert. L. Ter- jiis, viola. Symphonie Orkest. 9.20 Nieuwsber d.35 Vervolg concert 10.35 Berichten. 10.45 PLezing. 11— Dansmuziek. 11.3512.20 Dansmuziek. Pariis „Radio-Paris"1725 M. 12.50— 2.20 Gramofoonmuziek. 4.05 Orkestconcert en soli. 9.05 Concert. Orkest, viool en piano. 9 50 „De Tooverfluit" van W. A. Mozart. Kalundborg, 1153 M. 11.20—1.20 Orkest concert. 2.4.Concert. Orkest en voor dracht. 4.5.Kinderuurtje. 7.359 35 Concert. Orkestconcert m. m. v. zanger en cellist. 9.5511.20 Her-uitz. van buiten- landsche stations. Brussel, 508.7 M. 5.20 Trio-concert. 6.50 Gramofoonmuziek. 8.35 Concert. Zeesen. 1635 Al. 6.15—11.20 Lezingen 11.2012.15 Gramofoonmuziek. 12.15 1.20 Lezingen. 1.201.50 Gramofoonmu ziek. 1.50—3.50 Lezingen. 3.504.50 Con cert uit Leipzig. 4.508.10 Lezingen. 8.10 Koorconcert. 9.50 Kaartspel: Skat. Daarna: Gramofoonmuziek. De oprichting van een organisatie. Ondanks het slechte weer hadden gister avond toch nog een veertigtal tuinders ge volg gegeven aan den oproep om ter vergade ring te komen in café De Graanhandel, ter bespreking van de oprichting van een onaf hankelijke tuinderspatroons-organisatie. Een lange inleiding. Als voorzitter irad op de heer R. Elion uit Bergen, die er zijn voldoening over uit sprak, dat nog zoovelen blijk gaven niet te vreden te zijn met den gang van zaken aan de veiling te Alkmaar en in het tuindersbe drijf in het algemeen. Spr. hoopte, dat de belangstelling geen stroovuur zou zijn. Nadrukkelijk zei spr., dat de circulaire ifeensluidend met het ingezonden stuk in ons no. van Maandag jl.) gericht was aan tuin derspatroons, die doelbewust oip een orgam satie wilden aansturen, omdat zij ontevreden zijn met de veiling. Alleen tuinderspatroons zouden lid mogen worden van de organisa tie, die de onderteekenaren der circulaire zich voorstelden. !>eze vergadering, zoo ging spr. voort is niet zoozeer bedoeld als een soort protestbe- >>.t II.I KHI-, Door E. PHILLIPS OPPENHEIM. Geautoriseerde vertaling van Mr. G. KELLER. „Nu", dat is dan afgesproken oordeelde ik. Blijkbaar dacht Delora er ook zoo over. Nauwelijks was de trein tot stilstand £ek?" men, of hij was er reeds uitgesprongen, nij liep niet over het perron, maar ging dwars over de sporen naar de straat en was spoe dig verdwenen in het gewirwar van rijtui gen. Ik wendde mij tot het meisje, terwijl ik deed alsof ik van die buitengewone haast nieta merkte. „Wij zullen onze handbagage in een vigi lante leggen", zeide ik, „we zullen dan ruimschoots tijd hebben om voor onze inge schreven bagage te zorgen. „U is wel vriendelijk'prevelde zij ver strooid, en haar oogen staarden nog s^ce.^s naar 't punt waar haar reisgezel in de druk te was verdwenen. Hoofdstuk X. Ik had het geluk spoedig een ledige vigi lante te vinden en legde er onze plaids en handbagage in. Daarna begaven wij ons Veder naaf de beperkte ruimte waarheen de grootere bagage moest worden gebrac.it •n waar omheen re«£s een tooging tegen de Alkmaarsche veiling, maar zij gaat veel verder. Hierop lichtte spr. de circulaire nader toe m begon te zeggen, dat het doel is op te ko men voor de economische belangen van de tuinders en hun intellectueel peil zooveel mo gelijk op te voeren. Het gaat niet tegen de veiling of tegen bepaalde personen. Het was spr. meermalen opgevallen, dat men vaak laatdunkend over de tuinders denkt en daarom zou spr. willen, dat hun intellectueel peil wordt opgevoerd, opdat geen misbruik van hun werk meer kan wor den gemaakt. De strijd voor de belangen der tuinders zal moeten worden gevoerd met alle wettelij ke en mogelijke middelen en met open vizier, opdat de minder de positie zullen kunnen innemen, die hen toekomt. Onjuist is het dat de organisatie zou gaan tegen de koopers. Immers de tuinders hebben deze menschen noodig, evengoed als de koopers de tuinders noodig hebben. De koopers moeten overtuigd zijn. dat zij niet het recht hebben de producten zoo goed als voor niets in hun bezit te krijgen. Een ideaal zou het zijn één groote organl satie van minders te vormen, maar zoover zal het wel niet kunnen komen. Samenwer king echter kan men wel verkrijgen en daar toe zijn spr. en de zijnen wel bereid. Tot heden ging het zoo: de zaken werden van boven af bekokstoofd en dan werden er een paar vrienden genomen, die het er wel gauw mee eens waren. De anderen werden dap voor een voldongen feit gesteld en wie het er niet mee eens was, heetlc een kanker aar. Maar, zei sprer schijnen toch nog al wat kankeraars te zijn Spr. behandelde de reorganisatie van de veiling en constateerde dat het daar niet mee gegaan is zooals men had mogen wen- schen. Er was geen samenwerking, de tuin ders werden voor een voldongen feit ge plaatst en wie niet tevreden was, werd ge guillotineerd. Moet de tuinder het financieele deel van zijn zaak aan de veiling overlaten of mag hij zelf er over meepraten? Spr. meende dat als eisch mag worden gesteld, dat de tuin der voor het financieele gedeelte voor vol wordt aangezien. Er wordt wel eens propa ganda gemaakt voor de idee, dat de koopman in den tuinder gedood moet worden, maar spr. kwam daartegen op, omdat de tuinder niet mag zijn een hersenlooze productiema chine. Bij de veilingen van koffie, tabak enz haalt men het zich niet in het hoofd om straf uit te deelen aan hen, die voor zich zelf op komen. De bollenkweekers hebben hun agen ten enz., die toch ook veilingen bezoeken, maar men denkt er niet aan daar tegen op te komen. Alleen ziet men dat in den tuin bouw. Wij zijn veilingmaniakken geworden en het hoofd ervan zit in Den Haag. Een middel tegen alle kwalen brengt de veiling echter niet en gaat men voort zooals tot dus ver, dan gaat alles naar den kelder. Er zal, napr spr. meende, oo den duur veel meer ge decentraliseerd worden en men moet zich af vragen of de tuinder zich niet zal hebben te bemoeien met het distributiesysteem. Na den oorlog is er ontzettend veel veran derd, elk land doet zijn best om zoo goed mogelijk in eigen onderhoud te voorzien en daaruit vloeien vraagstukken voort, waar aan de tuinder zijn aandacht moet schenken, evengoed als aan de vraag of men maar tot in het oneindige mag doorgaan met de pro paganda voor uitbreiding van het tuinders bedrijf. Dit alles en nog veel meer punten behoo ren geplaatst te worden op de agenda voor elke ernstige tuinderspatroons-vereeniging. De propaganda voor ongebreidelde uit breiding noemde spr. misleiding. Als het juist is, dat de wet van vraag en aanbod al les beheerscht, wordt het wel eens tijd dat de tuinder die kwestie zelf gaat onderzoe ken. Men wil in de officieele tuinderswereld niet weten van allerlei problemen en in „De Tuinderij" het hoofdorgaan, dat echter niet het eigendom is van de tuinders ont kent men vaak het bestaan ervan, men wi' alles regelen buiten de tuinders om. Spr. noemde als voorbeeld de oprichting van demonstratiebedrijven. De tuinders wer den hierbij niet gehoord. Ondanks dit er kende men naar spr. citeerde dat de Noordhollandsche tuinbouw in een noodtoe stand verkeert en dat glascultuur noodig is. Welnu, zei spr., ieder kan zich overtuigen, of en hoeveel we sindsdien zijn vooruitge gaan. Spr. las het verslag voor van de veiling te 's-Gravenzande, waaraan wij ons, naar het heet, moeten spiegelen, en daarin heet het dat de omzet is gedaald ondanks den vooruitgang in glas. Het eenige wat vooruit ging waren de gebouwen der veiling, alsof aangebracht. Mijn metgezellin was blijk baar een beetje zenuwachtig en dat maakte bet lastig een gesprek met haar aan te knoop'en. Trouwens, ik gevoelde zelf wel dat zij in een lastige positie verkeerde. „Ik vrees, dat u zich over uw oom onge rust maakt", merkte ik op. „Heeft hij in derdaad zulk een slechte gezondheid, of is het maar een tijdelijke ongesteldheid? Als ik me goed herinner, zag hij er gezond uit bij het begin van de reis op Fransch ge bied." „Hij gevoelt zich soms niet lekker", ant woordde zij, „maar ik geloof niet, dat het iets ernstigs is." „Hij zal wel weer in orde zijn tegen dat wij in het hotel komen." „Ja, dat denk ik ook wel", antwoordde zij. „Maar ik voel mij altijd wat zenuwach tig als ik in een onbekende stad kom. Ik ben nog nooit te Londen geweest en ik vraag mij onwillekeurig af, hoe het met mij zou gaan, wanneer mijn oom werkelijk ernstig ziek werd. Men hoort altijd bewe ren, dat Londen zoo groot, koud en harte loos is." „Maak u maar niet bezorgd, er zal niets gebeuren", antwoordde ik op gerust stellenden toon, „en u moet niet uit het oog verliezen, dat uw oom hier toch ook zijn vrienden heeft Wij leunden over de afsluiting en keken toe, hoe de bagage uit de goederenwagens we d gehaald en op de lage banken ge plaatst. Naast mij stemd een donker jongmensch met bleek gelaat en een lorgnet op de neus, die rtükbeor op ckeze&fc w»j* rijn tijd dat het één en het al moet zijn. Spr. citeerde ..De Tuinbouw", waar het In grijpen van vadertje Staat veroordeeld werd, maar, vroeg sprwaarom riep men dan de hulp van den staat in bij de demonstratiebe drijven? Bij veel grooter omzet waren ook aan de veiling te Delft de opbrengsten zeer veel la ger, waaruit spr. concludeerde, dat de tuin der voor eenzelfden prijs steeds meer moet leveren bij verhoogde productiekosten. Het zelfde zag men in 1929 aan den Langendijk Overal waar we het oog richten, zei spr zien we dat het in den tuinbouw niet goed gaat. Kan dit alles zoo doorgaan? Valt er niets anders te doen dan in een niet-vakblad te „kafferen" tegen de tuinders? Want als het piet goed gaat in den tuinbouw, scheldt men op de tuinders_ Spr. had in 1927 op een en ander gewe zen in een artikel, dat hij ter plaatsing aan bood aan „De Tuinderij", maar de redactie daarvan had dit niet durven opnemen uit rees voor het ontketenen van ontevreden heid. Een paar collega's van spr hadden een zelfde ervaring opgedaan. Wel had genoemd blad eens een ingezonden stukje opgenomen van sprwaarin werd aangedrongen op het voeren van propaganda voor minimum-prij zen, maar de redactie had er een onderschrift onder geplaatst, dat er vlak naast was. Im mers zij had hem daarin verweten, dat hij 'n minimum vast inkomen wilde garandeeren voor de tuinders, en meer onzin, dien spr. nooit zou propageeren. Een verweerstukja had men niet willen opnemen. Spr. citeerde meer dingen uit „De Tuinde rij", om te constateeren, dat het hoog tijd wordt voor de vorming van een organisatie, waar men alle belangen der tuinders aan de orde stelt, omdat het hier hun elementaire belangen geldt. Spr. stelde vast, dat in het buitenland al- lerwege maatregelen worden getroffen om den invoer van tuinbouw-artikelen te bemoei lijken (speciaal bad spr. het oog op de to maten) en de officieele tuinbouw had geen woord voor steun, maar betoogde slechts, dat de tuinders zelf maar moeten zorgen uit de impasse te geraken, want het zou hun eigen schuld zijn dat het zoo slecht ging, doordat zij steeds rommel aanboden, enz. Maar, zei spr., hoe kan het dan, dat wij steeds voor hooger bedragen uitvoeren? Is het geen tijd, dat er opgekomen wordt tegen dergelijke taal van de hooge heeren in Den Haag? Als er een goede organisatie van tuinders was. zou zoo iets niet kunnen gebeuren. Ook voor de tuinders geldt het, dat zij de regee ring hebben, die zij verdienen. In het alge meen wordt er geen hand uitgestoken om de economische omstandigheden wat dragelijker te maken. Er is wel eens gezegd, dat er nog meer ge produceerd moet worden, maar bedenkt men daarbij wel waar men dan ook met dat meer dere heen moet en of men het geld heeft, dat voor die uitbreiding noodig is? Spr. concludeerde, dat er voor een serieuze organisatie van tuinderspatroons nog heel wat te doen is en dat het heusch niet behoeft te gaan om een „heibeltje" tegen de veiling. De organisatie, die wij ons voorstellen te stichten, zal er komen, zei spr., omdat zij noodig is. Wij zullen geen gouden tientjes kunnen laten regenen, maar wij moeten voor onze belangen opkomen, niet als eenling, maar gezamenlijk. We moeten onze belangen niet geven in handen van anderen, maar be denken. dat men zelf het beste zijn eigen be langen kan verdedigen. Het was niet spr.'s bedoeling de doods klok te luiden over den tuinbouw, wei wilde hij waarschuwen tegen het voeren van struis vogelpolitiek. Spr. was overtuigd, dat deze avond een goede zal zijn, als thans de orga nisatie kan worden opgericht. Oedachtenwisseling. De heer J. T w i s k betoogde, dat er te veel groenten en te weinig gras wordt geteeld. Spr. was niet tegen het veilingwezen. De voorzitter was daar evenmin te gen, maar wilde beweren, dat men de waarde van het veilen niet moet overdrijven: het is niet het middel voor alle kwalen, gelijk men dat wel eens wil voorstellen. De heer T w i s k wenschte, dat de schade van het ophouden ter veilir.g niet steeds tot nadeel van den tuinder komt, maar dat de veiling zelf eens eenige nummers moet. op houden als er te weinig opbrengsten zijn. De voorzitter zou hierop in open bare vergadering liever niet ingaan, dit is een kwestie, die eventueel in de nieuwe organisatie ter sprake zal komen. De r. k. tuinders hebben geen aanleiding mee te doen. De heer W o k k e meende, dat de r-k geen aanleiding hebben tot de nieuwe organisatie doorbracht. Mijn reisgezelschap, dat nog steeds onrustig scheen, keek herhaaldelijk naar hem, anders zou ik zijn aanwezigheid niet eens hebben opgemerkt. Naar kleeding en uiterlijk te oordeelen leek hij het meest op een gewone huisknecht, maar zijn lorgnet deed anders vermoeden, terwijl bo vendien zijn gelaat niet dat papperige had, dat anders nog al eens kenmerkend is voor dergelijke menschen. Om een of andere re den scheen 't meisje afkeer van hem te koesteren. „Kom", zeide zij, „laten wij naar den overkant gaan. Ik vermoed dat wij daar vlugger bediend zullen worden." Ik volgde haar op den voet en ik zag, hoe zij nog een blik achter zich wierp naar den jongen man, die niet eens scheen bemerkt te hebben, dat zij een andere plaats had opge zocht. „Ik houd er niet van beluisterd te wor den", zeide zij, „ook al spreek ik over alle- daagsche dingen." „Wie luisterde dan naar ons?" „Dat jongmensch naast u", antwoordde zij. „Ik zag hoe hij tersluiks van onder zijn oogleden qaar ons keek." Lachend merkte ik op: „U let ook op alles." Zij schoof wat dichter naar mij toe en ik gevoelde dat als een aangename sensatie. Ai haar kleeren schenen doortrokken te zijn met een nauw merkbaar geurtje, dat aan viooltjes deed denken. „Ik geloof, dat ik eerst in den laatoten tijd zoo ben geworden", zeide zij. „Dat komt misschien omdat ik altijd zoo'n kalm leven tje geleid hnben ajW thans zoo geheel an: toe te treden. Zij hebben een vrij goede ver- eeniging in den L. T. B. Evenwel behoeft samenwerking in werkelijke tuindersbelangen niet uitgesloten te zijn. Spr. ontried zijr. leden tot de nieuwe organisatie toe te treden. De voorzitter antwoordde, dat het niet de bedoeling is een of andere vereeni- ging leden af te troggelen, maar wij hebben niets te verbergen en daarom hebben wij ook de r.-k. in de gelegenheid gesteld hier te komen. Als Uwe organisatie de tuinders- belangen ernstig behartigt, zullen we zeker heel goed kunnen samenwerken De vrees kan zelfs bestaan, dat toetreding van Uw leden voor hen een desillusie zou worden. Maar samenwerken kunnen we wel Critiek op de inleiding en op den voorzitter. De heer E. Mak had gehoord, dat men hem den toegang zou weigeren voor deze vergadering, maar was toch gekomen omdat hij niet verwachtte, dat men zulk een maat regel zou nemen. Spr. was teleurgesteld over de inleiding van den voorzitter. Deze had veel critiek ge leverd, zooals de heer Elion gewoon is. maar opbouwende cirtiek was dit niet. De voor zitter had geklaagd, dat de tuinders steeds voor een voldongen feit worden geplaatst, maar spr constateerde, dat hier een vereeni- ging zal worden opgericht, zonder dat de leden van de bestaande tuinderspatroons- vereeniging „Algemeen Belang" de moeite hebben genomen te bedanken voor die orga nisatie. De citaten, die de voorzitter had gebruikt, waren uit hun verband geraakt en zeiden daardoor niets. Van de onderteekenaars der circulaire zei spr., dat er twee kooplieden (althans voor 95 pCt.) bij zijn en één, die heelemaal geen tuinder is. Men moet niet afbreken, maar opbouwen. Weken lang tracht men al iets in het leven te roepen naast het bestaande, en dat achtte spr. fout. Als de voorzitter met goede voorstellen in de bestaande organisatie was gekomen, zou er ernstig over gesproken worden. Maar daar is de heer Elion steeds in de minder heid geweest en nu diende hij zich daar bij neer te leggen. Wij willen niet geregeerd worden door een minderheid. Om goede voorstellen te bespreken, is het oprichten van een tweede organisatie niet noodig: het is alleen een wil tot oppositie voeren, die den voorzitter leidt. Dat hij een nieuwe ver- eeniging wil, terwij! hij nog lid is van „Alge meen Belang", is geen goede houding. Dat de uitkomsten van het tuindersbedrijf over 1929 slecht waren, is juist, maar de heer Elion is in gebreke gebleven, den weg naar verbetering te wijzen. Spr. onderwierp voorts de meergenoemde circulaire aan critiek. waarbij hij o m zei, dat de voorzitter geen open oog heeft voor het goede, dat de bestaande organisatie beeft gedaan. Een incident Bij de uitweidingen van den heer Mak meende de voorzitter erop te moeten wijzen, dat de vergadering niet tot het on eindige kon worden gerekt, zoodat hij den heer Mak het woord zou moeten ontnemen, als deze niet naar kortheid streefde en zich niet hield bij hetgeen in de inleiding was ge zegd. Spr. meende, dat de heer Mak de gast vrijheid niet te ver moest drijven, want eigenlijk had hij hier niet te spreken, omdat hij immers voorzitter is van de veiling. Was het gebruik van citaten betreft, men mag spr. daar geen verwijt van maken. Hij nad uittreksels gebruikt om kort te zijn en had ze waar noodig toegelicht. De heer Mak m:ende. dat hij recht op het woord had, omdat hij voorzitter van „Alge meen Belang" is, die niet anders dan tuin ders onder hare leden telt. De voorzitter bleef aandringen op weglaten van allerlei beschouwingen, waar mee de heer Mak zich ten slotte vereenigde, „gedwongen", voegde hij er aan toe. Na eenige minuten echter merkte de voor zitter wederom op, dat de spreker zich moest bekorten, geen „kletspraatjes" had te verkoopen, waar hij zich als gast behoorde te gedragen en zich had te houden bij het geen de voorzitter in zijn inleiding had ge zegd. Spr. maakte den heer Mak er op attent, dat deze het aan hem had te danken, dat hij hier het woord mocht voeren. Spr. had erop aangedrongen, dat dit zou worden toege staan, want, zoo zei de heer Elion, ik wilde toonen een beteren kijk op de zaak te hebben dan u. Maar nu mag u de vergadering niet sabotteeren. De heer Mak betoogde, dat hij dit ook niet van plan was. Hij zou zeggen, wat hij meende te moeten zeggen en niet hij was het die kletspraatjes verkocht. Ruwe. roode of schrijnende handen weer gaaf. zacht en mooi door Purol ders is. Mijn oom is vooral in de laatste dagen zoo geheimzinnig geworden en ik denk, dat ik van den weeromstuit nu ach terdochtig ben geworden. Waarheen wij ook gaan heb ik altijd het gevoel dat iemand ons bespionneert. Daarbij komt, dat ik overtuigd ben, dat het jongmensch een Zuid-Amerikaan is. en ik heb het land aan Zuid-Amerikanen!" „Ik heb zoo het vermoeden", antwoordde ik, „dat de aandacht, welke hij aan ons wijdde, een meer voor de hand liggende oorzaak had." „Neen, dat moet u niet zeggen", verzocht zij. „Ik ben volstrekt niet op complimentjes van u gesteld. Men heeft mij altijd gezegd, dat de Engelschen zoo erg waarheidslie- vend zijn. Men hoort complimentjes van Franschen, Spanjaarden en Zuid-Amerika nen. Zij liggen als op hun lippan bestorven en men mag gerust overtuigd zijn, dat zij er niets, neen heelemaal niets van meenen. Het is jammer van al de moeite." „Waarom?" vroeg ik, meer om haar aan het praten te houden dan omdat ik de zaak zoo gewichtig vond. „Het is toch wezenlijk wel een vriendelijke manier om met de menschen om te gaan". Zij haalde de schouders op en antwoord de kalm weg: „Ik houd er nu eenmaal niet van. Op den duur ga je aan niets wat een man tot je zegt iets hechten, ook al spreekt hij in allen ernst. Denk er om, kapitein Rotherby, dat ik hoop nooit een complimentje van u te hoeren." „Ik hoop het niet te vergetenant woordde ik, „maar u mag niet uit het oog Stemmen Laat hem toch niets meer zeggen, voorzitter. Laten w? bij stemming uitmaken, dat hij moet weggaan. De voorzitter: Neen, ik heb de lei ding en zal die houden. Ik zal hem het woord ontnemen, als hij zich niet bij de zaak houdt, maai er van alles bij sleept. Spr. richtte zich hierop wee: tot den heer Mak en ried hem aan bij de zaak te blijven. Hij moest bedenken, dat hij eigenlijk niet op deze vergadering behoorde. De heer M a k Niet? Ik ben voorzitter van .„\lgemeen Belang". De voorzitter en anderen U is veilingleider! De heer Mak: Nee, tuinder! De voorzitter: Dat is maar voor de sjoos. De heer Mak: U is geen tuinder, maar koopman in oud roest en antiquair. Toen U voor een jaar of tien in Bergen kwam en met de tuinderij begon, kon u geen bloemkool van een koolraap onderscheiden en nu nebt U steeds het grootste woord, ook in de be staande vereeniging, maar U is daar steeds m de minderheid. Een stem Ga nou maar weg, anders zal ik je wel een handje helpen. De voorzitter maande tot kalmte en spoorde nogmaals den heer Mak aan om zakelijk te blijven. De heer Mak zei, dat hij van plan was om de circulaire te bespreken, die z. i. onjuist en misleidend was. Devoorzitter bleef er bij, dat het hier alleen moest gaan over het gesprokene. De heer Mak herinnerde, dat de voorzitter had betoogd, dat de voortdurende uitbrei ding der teelt niet wenschelijk was. Maar zelf hebt U wel een kas bijgebouwd en toen ik U daar destijds op wees, zei U, dat het ging uit armoede. Voor de tuindersbelangen had de heer Elion geen dubbeltje contributie per week over, hij wilde die verlagen tot vier cent. De voorzitter verzocht om de bespre kingen uit de vergaderingen van „Algemeen Belang" er buiten te laten. Spr. wilde op per soonlijke dingen en verdachtmakingen niet antwoorden. De discussie tusschen de heeren Elion en M a k werd no? geruimen tijd op dezelfde wijze voortgtv.ct, waarop eerstgenoemde ten slotte den spreker het woord ontnam, waar op intusschen meerdere leden eenige malen hadden aangedrongen. De heer Mak verliet hierop de zaal, gevolgd door eenige ande ren. Onder het heengaan zei de heer T w i s 1c nog, dat de voorzitter toch alles wat hij in zijn inleiding had betoogd ook in de verga deringen van „Algemeen Belang" kan zeg gen. Daarvoor was toch geen nieuwe ver eeniging noodig. De r. k. tuinders gingen ook heen, zoodat alleen overbleven zij, die het er mee eens waren, dat een nieuwe organisatie van tuinderspatroons noodig was. Alvorens werd overgegaan tot de hiervoor noodige huishoudelijke besprekingen, wensch te de heer E 1 i o n er nog op te wijzen, dat hij op formeele 'gronden den heer Mak niet bad behoeven toe te laten, maar hij had de zaak van een breed standpunt willen bezien en had hem daarom het woord verleend. Spr. had op alle bemerkingen van den heer Mak wel kunnen antwoorden, ofschoon deze maar wat had „gesmoest". De heer Mak had zich echter moeten houden aan het in de inleiding naar voren gebrachte en toen deze dat na drie kwartier en na herhaalde aanmaning, nog niet had gedaan, had spr. gemeend ver plicht te zijn hem het woord te ontne- FABRIKAAT: verliezen, dat er toch wel onderscheid is te maken. Ik kan mij gedrongen gevoelen iets te zeggen, dat wel zeer vriendelijk klinkt, maar dat toch zuivere waarheid is." Zij keek mij met lachende oogen aan, een harer gewoonten, welke ik al dadelijk aller aardigst had gevonden. Voor het oogenblik scheen zij haar angst weer te hebben ver geten. „U is nog veel slechter dan de anderen", zeide zij met een zuchtje. „Ik geloof, neen ik weet het wel zeker, dat u nog veel ge vaarlijker is! Kom, zij staan klaar om ons te helpen". De afsluiting werd opengezet en een I.lei- ne schare van personen betrad de afgeslo ten ruimte De koffers van mijn gezellin stonden alle bij elkaar en werden spoedig door ons gevonden. De beambte stond er voor met een stuk krijt in de hand en deed een paar beleefde vragen. Op dat oogenblik werd ik gewaar, dat de jonge man met de lorgnet weer vlak bij mij stond. Haar ba gage was al spoedig van een krijtteeken voorzien en ik liet ze door een kruier naar onze vigilante brengen. Daarop begaven wij ons naar de plek waar mijn koffers stonden. De jonge man kuierde achter ons aan en bleef staan om een sigaret aan te steken. Mijn gezellin legde haar hand op mijn arm en zij fluisterde: „Die man is nog altijd achter ons! Wat zou hij van ons willen hebben? Ik draaide mij in eens om en betrapte hem, terwijl hij de adressen op mijn koffers inspecteerde. Nu was mijn geduld ten einde. „Mag ik eens vragenzei ik, mij voor hem plaatsend, „waaraan wij, deze jonge daffie en ik, uwe belangstelling in ons en onze bagage hebben te danken?" J Wordt vtrvoledj j

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1930 | | pagina 5