DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
De Alkmaarsche Sociaal Democraten
en het Partijbestuur.
Ao. ?5
132e Jaargang.
Het Partijbestuur ziet geen kans de
Alkmaarders in het gareel te houden.
Men heeft liever een kleine gave afdeeling dan een
groote waarvan de stukken aan elkaar gelijmd zijn.
DRINKT BAKKER's
KOFFIE en THEE,
dan weet U dat het goed
■s. TEL. 730.
Oagelijksch overzicht.
Uit het Parlement
Buitenland
URANT.
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3
maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.—,
franco door bet gebeele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
PRIJS DER GEWONE ADVERTENTIEN:
Per regel 0.25, bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. POSTER ZOON, Voordam C 0, post
giro 37000. Telef. 3, redactie 33.
Directeur: C. KRAK.
ZATERDAG 29 HAART 1930
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
IBMW
Dit nummer bestaat uit 3 bladen.
Op 23 September j.1. sprak de voorzitter
van de S.D.A.P., de heer Oudegeest, in het
orgaan dier partij, „Het Volk", er zijn ver
wondering over uit, dat plotseling vier van
de zes Soc.-Dem. raadsleden voor hun zetels
bedankt hadden.
En dat, naar hij opmerkte, nog wel onder
leiding van een functioriaris der partij en
na een met glans gevoerde verkiezingsactie,
zoodat men ernstige schade zou kunnen
toebrengen aan het aanzien en de kracht
der partij te Alkmaar, waar een omvang
rijke en bloeiende afdeeling met ruim 300 le
den de belangen der arbeiders behartigt.
Zoo schreef de heer Oudegeest en hij ver
telde er bij, dat er reeds lang oneenigheid
bestond zoowel in de fractie als in de afdee
ling over het in den Raad gevoerde beleid,
waarbij de zakelijke geschillen wel langs or-
ganisatorischen weg werden opgelost, doch
waarbij de persoonlijke verhoudingen toch
veel geleden hebben daar door het vermijden
van eerlijke besprekingen achterklap en on
derlinge verwijdering niet achterwege ble
ven, zoodat ten slotte de toestand onhoud
baar werd en de partijvoorzitter een afdee-
lingsvergadering ter beslechting van de ge
schillen moest bijwonen.
Daar constateerde de heer Oudegeest, dat
de afdeelings-secretaris, de heer Bonsema,
van meening was, dat door een aantal zijner
partijgenooten een campagne tegen hem
werd gevoerd, dat de thans bedankt hebben
de raadsleden in het bijzijn van hun politieke
broeders, de Vrijz.-Dem., tegen den afwezi
gen secretaris zouden hebben gestookt en
dat deze afgetreden meerderheid der fractie
de laatste jaren een politiek zou hebben ge
voerd, welke het aanzien der partij verzwak
te en den tegenstanders ten goede was geko
men.
De heer Oudegeest stelde toen voor, de
vergadering te verdagen. Hij wilde zelf de
persoonlijke grieven onderzoeken en het be
leid der raadsfractie laten beoordeelen door
enkele partijgenooten buiten Alkmaar, aan
te wijzen door de Soc.-Dem. Vereeniging
van Gemeenteraadsleden.
De geheele vergadering ging daarmede
accoord, maar onmiddellijk na die vergade
ring volgde het bedanken van de vier Soc.-
Dem raadsleden, die zich daardoor aan het
onderzoek onttrokken, waarop de heer Oude
geest constateerde, dat door dit wegloopen
de taak van het partijbestuur wel gemakke
lijker maar niet aangenamer werd daar de
positie der partij hierdoor verzwakt werd.
Hij merkt daarbij op, dat de zake hjke
grondslag van het geschil de plotselinge
ontslagname niet rechtvaardigt.
In „Het Volk" van 30 Septemberd.a.v
heeft de heer Oudegeest medegedeeld dat
door de ontslagname van de vier raadsleden
de commissie van onderzoek overbod g
geworden, dat die commissie een s'ag 11
lucht zou zijn nu degenen over wie het on
derzoek moet loopen zich daaraan hebben
onttrokken door iedere conclusie onmogelijk
wijl niet uitvoerbaar, te maken.
Zijn er, zoo zeide de partijvoorzitter, nog
feiten te weerspreken die liggen buiten het
gevoerde beleid van de raadsfractie, dan
zullen deze tegenover mij of, indien men wil,
op een afdeel ingsvergadering moeten wor-
den behandeld.
Het doek is het na het eerste bedrijf van
dit Soc.-Dem. drama gezakt en de geduldige
toeschouwers hebben maanden lang t
geefs gewacht in de hoop, dat het ai e
dekkende scherm, na allerlei gebeurtenissen
achter de coulissen weer eens opgetrokken
zou worden. A.
Het heeft lang geduurd, maar dezer da
gen zijn de jaarverslagen van diverseSoc.
Dem. organisaties, rapporten en v<^rstellen
verschenen waarin ook aan de AUcmaarsche
kwestie de noodige aandacht nvo g
schonken.
In een achttal plaatsen waar zich moeilijk
heden voordeden had het partijbestuur alle
geschillen kunnen oplossen maar van
maar was ditmaal nu eens het tegeng
van de victorie begonnen.
Geconstateerd wordt, dat de oplossing
van de Alkmaarsche kwestie vertraging on
dervond doordat de meerderheid vap afdee
ling en bestuur een spoedige afwikkeling
ernstig belemmerd hebben»
Medegedeeld wordt, dat de afdeeling een
onderzoek naar het politiek beleid der afge
treden raadsleden eerst gewenscht acht wan
neer vaststaat dat, overeenkomstig de uit
spraak van den Raad van State, de afgetre
denen, die opnieuw onderaan de candidaten-
lijst gevoegd zijn, bij eventueele vacatures
tot leden van den Raad kunnen worden toe
gelaten.
Het partijbestuur achtte deze omstandig
heid echter van ondergeschikt belang voor
de oplossing an het conflict en benoemde
een commissie, bestaande uit de heeren Boek
man, Polak en Prins, om een onderzoek naar
de gevoerde politiek in te stellen.
Maar aangezien de afdeeling daaraan
niet wenschte mede te werken, zag deze com
missie zich genoodzaakt haar onderzoek te
staken, wat door het partijbestuur zeer be
treurd wordt omdat het onmogelijk is een
uitspraak in het conflict te doen zonder de
bezwaren van beide partijen grondig te heb
ben nagegaan.
Als algemeene opmerking wordt hieraan
toegevoegd, dat vaak oneenigheid in afdeelin-
gen ontstond doordat het contact tusschen
raadsfracties en afdeelingen onvoldoende
was. Er zijn raadsleden en wethouders, die
meenen te kunnen optreden zonder voeling
en nauw contact met de afdeeling te houden
en regelmatig na te gaan wat er onder hun
kiezers leeft. Gestreefd dient evenwel te wor
den naar een regelmatig contact, dat de
raadsfracties toch de noodige vrijheid biedt
om zonder belemmering van eigen initiatief
haar werk te kunnen verrichten.
En vervolgens wordt geklaagd, dat zij,
die bij de moeilijkheden betrokken zijn maar
al te vaak de oplossing van een conflict in
den weg staan doordat zij hun persoonlijke
gevoelens van gelijk te willen hebben het
zwaarst laten wegen.
Als een waarschuwing die men in alle
partijen ter harte kan nemen wordt ten
slotte betoogd, dat wanneer het kwesties
van ondergeschikt belang betreft, men vlug
ger zal moeten inzien, dat men met het
eischen van persoonlijke genoegdoening in
vele gevallen het algemeen partijbelang
schaadt, dat bij niet principieele geschillen
toch de beslissende factor moet zijn.
In hoeverre deze laatste ontboezeming op
het Alkmaarsche geschil van toepassing is,
is moeilijk uit te maken, maar vast staat,
dat dit conflict nog allesbehalve rijp voor
een oplossing schijnt.
Volgens o.i. betrouwbare berichten heeft
de afdeeling dezer dagen vergaderd en
kwam een schrijven van het partijbestuur in
behandeling met verzoek medewerking te
willen verkenen aan een commissie, die het
politieke en tactische beleid der afgetreden
raadsleden wil onderzoeken.
Waar de ontstemming over dit beleid wei
nige maanden geleden nog zoo groot was,
dat zij tot een ernstig conflict en tot een plot
seling aftreden der betrokkenen geleid heeft,
waar op den vooravond van dat aftreden de
afdeeling volkomen met het voorgestelde on
derzoek kon mee gaan, daar verdient het ze
ker de aandacht, dat in Alkmaar thans een
geheel andere houding wordt aangenomen.
Immers met 46 tegen 12 stemmen en 2
onthoudingen heeft de afdeeling zich
thans op het standpunt gesteld alleen haar
medewerking te willen verkenen wanneer
de zekerheid bestaat dat de afgetredenen
weer op de lijst geplaatst kunnen worden en
dus opnieuw voor het bezetten van een zetel
in aanmerking kunnen komen.
Men schijnt dus allesbehalve „happig" op
dit onderzoek te zijn.
Wat kan er tegen zijn een politiek beleid,
een tactisch optreden, door onpartijdige
geestverwanten te laten onderzoeken als de
betrokkenen er van overtuigd zijn, dat zij
zich niets te verwijten hebben?
Wordt in verschillende landen soms niet
een onderzoek ingesteld naar de daden van
een afgetreden minister ook al bestaat de ze
kerheid, dat hij nimmer als zoodanig weer
in functie zal treden?
Die onwil leidt tot de veronderstelling,
dat het niet de afgetreden raadsleden en
hun geestverwanten, maar de heer Bonse
ma en *jn aanhangers zijn, die pogingen
aanwenden zich aan het onderzoek door het
partijbestuur te onttrekken.
Men zegt geen nut te zien in een onder
zoek zoolang niet definitief vaststaat, dat de
betrokkenen kans hebben hun zetels weer te
bezetten. Men ontkent daarbij zelfs de waar
de die een zoodanig onderzoek voor de ge
heele partij door het signaleeren van moge
lijke fouten, als waarschuwend voorbeeld
zou kunnen hebben.
Men laat duidelijk merken, dat men zich
door het opwerpen van allerlei theoretische
hindernissen aan een zoodanig onderzoek
wenscht te onttrekken.
De heer Van Drunen is als Soc. Dem.-
proefkonijn van de eene naar de andere
„rechtbank" gedreven om door de berechting
van zijn geval eens te laten uitmaken of een
raadslid, dat als zoodanig bedankt en niet
tegelijkertijd het verlangen te kennen geeft
weer onder op de groslijst geplaatst te wor
den, nog in de gelegenheid gesteld kan wor
den bij een vacature weer een raadszetel te
bezetten.
Zijn vonnis zou ook de anderen treffen,
maar de Raad van State besliste, dat de heer
Van Drunen wel als raadslid moet worden
toegelaten, omdat de wet niet eischt, dat het
bedanken en het verzoek om op de lijst ge
plaatst te worden gelijktijdig moeten ge
schieden.
Daarmede is, dunkt ons, uitgemaakt, dat
thans ook de vier afgetreden raadsleden bij
voorkomende vacatures weer aan bod zullen
komen.
En daarmede diende dan ook de laatste
slagboom opgeheven te worden, voor welke
de commissie van onderzoek op den Alk-
maarschen weg is blijven steken.
Maar opnieuw wordt er iets gevonden, dat
het optreden van die commissie onmogelijk
maakt.
Hoewel de geheele fractie in den Raad
voor de toelating van den heer Van Drunen
stemde, en er dus toen al van overtuigd was,
dat deze het recht had weer een zetel te be
zetten, wordt thans een geheel andere hou
ding ingenomen. Men blijk nu uiterst be
vreesd, dat zelfs na de uitsoraak van den
Raad van State de afgetredenen bij vaca
tures niet zullen worden toegelaten en grijpt
de onzekerheid onmiddellijk aan om een on
partijdig onderzoek naar de gevoerde raads-
politiek te kunnen weren.
De ontslagname van den heer Van Drunen
was bedoeld voor den nieuwen Raad, waarin
hij gekozen was, en nog tijdens het leven van
den ouden Raad had de heer Van Drunen
zijn verzoek tot plaatsing op de lijst gedaan.
Dit is bij de vier afgetredenen niet het ge
val en, hoewel het ons voorkomt, dat de uit
spraak van de Kroon geen twijfel mogelijk
maakt, verschuilt de afdeeling zich thans
achter het argument, dat de heeren Wester
hof, Veen, Schats en Dekker er geheel an
ders voor staan en de zekerheid van toela
ting missen.
Met een dergelijk uiterst zwak argument
tracht men thans aan het onderzoek van het
partijbestuur te ontkomen. Men beroept zich
nu maar al te graag op de uitlatingen van
den partijvoorzitter, toen deze in September
verkondigde, dat een onderzoek na het af
treden doelloos zou zijn, daar een conclusie
onmogelijk en daardoor onuitvoerbaar zou
wezen.
Geen nota wordt genomen van de latere
opvatting van het partijbestuur, dat de vraag
of de afgetreden raadsleden opnieuw bij va
catures kunnen worden toegelaten van on
dergeschikt belang voor de oplossing van het
conflict mag heeten.
De afdeeling wil niet het risico loopen, dat
er Soc. Dem. zetels onbezet blijven.
Hierin kan men de verklaring der thans
aangenomen houding niet zoeken, want zelfs
bij volledige afkeuring van het beleid der
afgetreden raadsleden zou hun wederver
schijning in den Raad niet onmogelijk zijn
als zij het boetekleed aantrokken en beter
schap beloofden.
Opmerkelijk is, dat men een onderzoek
naar het politieke en tactische optreden aller
lei moeilijkheden in den weg legt, terwijl men
maar al te begeerig is een rapport over het
onderzoek naar de persoonlijke geschillen te
laten uitbrengen. De partijvoorzitter had dit
minder belangrijke en zeker onaangenamer
onderzoek voor zijn rekening genomen en wij
kunnen ons heel goed voorstellen, dat zijn
ijver deze conflicten bij te leggen door de
stroeve houding der afdeeling heel wat be
koeld is.
Men heeft te Alkmaar dezer dagen een
motie aangenomen, waarin het partijbestuur
verzocht wordt zoo spoedig mogelijk een rap
port over het onderzoek naar de persoonlijke
geschillen te mogen ontvangen, welk rap
port, naar men opmerkt, in September was
toegezegd en nog steeds niet is verschenen.
Wordt dit rapport niet binnen drie weken
toegezonden, dan stelt de afdeeling er geen
prijs meer op.
Geen wonder, dat het partijbestuur met
een zucht geconstateerd heeft, dat het overal
mogelijk is gebleken conflicten uit den weg te
ruimen behalve te Alkmaar.
Ondanks al deze geschillen kenmerkt de
afdeeling zich den laatsten tijd door een wel
is waar in zeker opzicht „rebellisch", maai
toch eendrachtig optreden en tevens door een
discipline, welke een onafhankelijk optreden
van raadsleden niet mogelijk maakt.
Een optreden waarbij een raadslid zich
weinig of niets aantrekt van de wenschen
van zijn partijgenooten men herinner-
zich nog eens de houding, welke b.v. de heer
Thomsen destijds aannam, toen men de Han
delsschool wilde opheffen schijnt bij de
Soc. Dem. thans uitgesloten te zijn.
De heer Van Drunen, die nog in het oud-
gareel heeft meegeloopen en destijds wel eens
een bokkesprong kon maken zonder dat hel
roode wagentje uit het goede spoor raakt?,
heeft dit reeds ondervonden.
Op de dezer dagen gehouden afdeelings
vergadering werd, naar yij vernemen, me;
algemeene stemmen van hem geëischt. dat
hij de door hem gestelde vragen aan B. en
W. zou intrekken, aangezien hij deze zonder
overleg met zijn fractiegenooten had inge
diend en men dit zeer onorganisatorisch oor
deelde.
Dat B. en W. zelf deze vragen reeds ter
zijde legden, doet aan de beteekenis van den
hierboven vermelden eisch natuurlijk geen
afbreuk.
De houding der Alkmaarsche Soc. Dem.
verdient op het oogenblik ongetwijfeld be
langstelling.
In zeker opzicht is de afdeeling losgelaten
door het partijbestuur.
Daarnaast tracht zij zich door allerlei ge
zochte argumenten te onttrekken aan een on
partijdig onderzoek naar het beleid der af
getreden raadsleden, maar dringt men aan
op spoedig indiening van een rapport over
de persoonlijke geschillen, waarbij men blijk
baar niet bevreesd is, dat aantasting van
allerlei gevoeligheidjes tot onderlinge ver
wijdering zal leiden.
Neemt men daarbij in aanmerking, dat de
afdeeling door haar met groote meerderheid
genomen besluiten een indruk van één en on
deelbaarheid maakt en blijk geeft van een
discipline, welke vroeger meermalen schijnt
te hebben ontbroken, dan liggen eenige con
clusies voor de hand, welke men, zonder zich
al te zeer op glad ijs te wagen, wel zal kun
nen trekken.
Dan kan o.i. geconcludeerd worden, dat
de afgetreden raadsleden in de afdeeling
weinig invloed meer hebben en hun aanhan
gers veel minder talrijk zijn dan de geestver
wanten dergenen, die thans in het gestoelte
der eere zetelen.
Dan ziet het er naar uit, dat men een on
derzoek naar de persoonlijke geschillen niet
vreest, omdat men daarvan geen nadeel za'
ondervinden, maar dat men een onderzoek
naar het politiek en tactisch beleid van de
heeren Westerhof c.s. onmogelijk wil maken,
omdat de door het partijbestuur benoemde
commissie van onderzoek wel eens zou kun
nen concludeeren, dat dit beleid niet afkeu
renswaardig is geweest en, in verband daar
mede. pressie ot> de afdeeling zou kunnen
uitoefenen, de afgetredenen weer in hun oude
rechten te herstellen.
Boven een zoodanig aan elkaar gekramd
geheel schijnt men een afdeeling te preferee-
ren, waarin de heer Bonsema en de zijnen
de leidende figuren zijn.
Dat deze heeren thans een grooten invloed
op de leden der afdeeling uitoefenen, blijkt
niet alleen uit de belangrijke meerderheid
van stemmen bij het nemen van principieel?
beslissingen, maar ook uit een zekere dis
cipline, waardoor het elk Soc. Dem.-raadslid
onmogelijk wordt iets zonder goedkeuring
van zijn fractiegenooten te ondernemen
Zoolang het getij niet keert, zoolang de
afgetreden raadsleden zich geen grooteren
aanhang kunnen verzekeren en de afdeeling
persoonlijke geschillen tijdig uit den weg
weet te ruimen, verwachten wij, dat het par
tijbestuur noodgedwongen zal blijven consta
te'eren, dat de 'Alkmaarsche kwestie niet tot
een bevredigende oplossing is te brengen.
plaatsing van den heer Huygens onge-
wenscht achtte, bereid was deze overplaat
sing niet te doen geschieden
Hij streek dus de vlag vóór het tot hand
gemeen kwam en de Kamer toonde zich daar
dankbaar voor. Onmiddellijk trok de heer
Slingenberg de motie in. de heeren Fock (Lib.),
Van Citters (A.R.) en De Savornin I.ohman
(C.H.) verklaarden zich nu gaame bereid
voor de begrooting van Arbeid te stemmen,
wat zij anders wellicht niet hadden gedaan,
niemand vroeg verder het woord, zonder
stemming werd daarop de Begroohng goed
gekeurd en binnen het half uur stonden we
weer op straat, tegelijk met een groote schare
belangstellenden, die vermoedelijk op een
conflict hadden gehoopt en nu met eenige te
leurstelling naar huis keerden.
De Eerste Kamer is thans ook op reces
gegaan. Wanneer ze weder zal bijeenkomen,
staat blijkbaar nog niet vast en de voorzit
ter zinspeelde er zelfs niet op Maar de hee
ren hebben, nu zij langer dan ooit noodig
hebben gehad om zich door de Rijksbegroo-
ting heen te werken, recht op een flinke
vacantie.
Den Haag, 28 Maart 1930.
Het dreigende conflict tusschen den minis
ter van Arbeid en de Eerste Kamer is afge
wimpeld: als goede vrienden hebben beide
partijen heden afscheid van elkander ge
nomen en we hebben den indruk, dat de mi
nister door zijn houding zijn politieke posi
tie heeft versterkt.
Men zal zich herinneren, dat gister aan
het einde van de discussie over de Begrooting
van Arbeid de heeren Slingenberg (V D.) en
Oudegeest (S.D.A.P.) een motie hadden inge
diend, waarbij aan den minister Verschuur
werd verzocht niet over te gaan tot over
plaatsing van den hoofdinspecteur van den
arbeid Huygens van Den Haag naar Maas
tricht met de bedoeling den heer Fruytier,
Den Haag als standplaats aan te wijzen.
Er bestond inderdaad groote kans, dat
deze motie werd aangenomen en daaruit
dus een conflict tusschen de Kamer en den
minister zou worden geboren. De minister
I' heeft dit ook ingezien en hedenmorgen ver
klaarde hij, dat hij, gehoord het debat en
gelet pp bet fek, dat de Kamer de ovep-
DE REGEERINGSCRIS1S IN
DUITSCHLAND.
De vermoedelijke samenstelling van het
nieuwe kabinet.
Zooals men reeds weet, is aan dr. Brue-
ning de vorming van een nieuw Duitsch
kabinet opgedragen. Of hij kans van slagen
zal hebben dient nog te worden afgewacht
maar volgens een Wolff-bericht uit Berlijn
zouden zijn kansen niet ongunstig zijn
Men verwacht, dat Bruening vandaa»
reeds het kabinet gereed zal hebben en de
Vossische Zeitung meent reeds de volgende
ministerlijst te kunnen geven;
Rijkskanselier: dr. Bruening (Centrum);
Buitenlandsche zaken: dr. Curtius (D.
V. P.),
Oeconomische zaken: Dietrich (Dem.):
Arbeid: dr. Stegerwald (Centrum);
Levensmiddelenvoorziening: Schiele (rijks-
landbond);
Verkeer: Treviranus (Christ. nat. arb
gem);
Rijksweer: Groener;
Posterijen: dr. Schatzl (B. V. P.)
Het blad voegt hieraan toe dat zij aan
deze lijst het voorbehoud verbindt, dat het
den nieuwen rijkskanselier gelukt Schiele
over te halen tot toetreding. In den Rijksdag
werd van betrouwbare zijde vernomen, dat
Schiele reeds zijn toestemming zou hebben
gegeven. Een officieele bevestiging was ech
ter nog niet te verkrijgen.
Veel is er echter nog niet van te zeggen.
Zelfs weet de N.R.Crt. mede te deelen/dat
de vorming van het nieuwe kabinet wel niet
voor hedenavond verwacht mag worden.
Het seniorenconvent van den Rijksdag heeft
klaarblijkelijk ook gerekend op een vertra
ging in de onderhandelingen, aangezien de
volgende zitting van den rijksdag op Dins
dag is vastgesteld.
De Duitsch-nationale fractie in den Rijks
dag voelt weinig voor samenwerking met
Bruening en zou Schiele te verstaan hebben
gegeven, dat hij door het aanvaarden van
een portefeuille groote kans zou loopen uit
zijn partij te worden gestooten.
Is er dus over de samenstelling zelf nog
weinig te zeggen, wel kan iets over het pro
gram van het nieuwe kabinet worden mede-
gedeel. In de eerste plaats zullen de toestan
den in het Oosten des lands verbeterd wor
den, terwijl men verder zal trachten langs
parlementairen weg een oplossing van üe
nog hangende vraagstukken te vinden.
Mocht dit echte niet mogelijk zijn, dan zou
ernstig aan de foepassing van artikel 48 van
de rijksgrondwet worden gedacht, dat af
kondiging van financieele maatregelen in
houdt.
DE BEWEERDE ONREGEL
MATIGHEDEN IN BERLIJN.
De onregelmatigheden, welke te Berlijn br
den aankoop van terreinen enz. zouden zijn
voorgekomen, blijven het onderwerp van be
spreking in de bladen, zoo vertelt het Hbld
Sinds den herfst van het vorige jaar en
vooral sinds de ontdekking van het Sklarek-
schandaal, loopen geruchten over onregel
matigheden, welke begaan zouden zijn bij
den koop en verkoop van gronden door de
Berl Verkehrsgesellschaft in het centrum
van de hoofdstad. Deze kwesties hielden ver
band met den aanleg en verbouwing van dea
bouw van den „ondergrondsche" en de aan
leg van straten en pleinen. Het heet, dat daar
bij verschillende tusschenpersonen zich ten
nadeele van de stad Berlijn zouden hebben