POSTER'C
§8 a Bnfi*
11,4 11
Schaakrubriek
Behangselpapier
VI
Darnrubriek
Brieven alt de hoofdstad
O! die Rugpijn!
IRuqpiinNierenPillen
SIMON J. MOLENAAR
1. Dal
1 fÉll
JAN COUVÉE (Piano)
JOH. BLOK (Viool)
Emmastraat 75 Ik maar.
Cursussen van 42, 22 en
15 lessen per jaar.
-
-
Rugpijn kan een waarschuwing zijn,
dat uw nieren verzwakt zijn. Om de
ellendige last te doen verdwijnen en
pijn te verlichten, dient gij de oor
zaak van de kwaal weg te nemen
en de nieren te versterken.
Nieraandoeningen komen voor op
eiken leeftijd en de eruit voortkomen
de kwalen en ziekten als rugpijn, uri-
nekwalen, waterzuchtige zwellingen,
rheumatische pijnen, hoofdpijn en gra
veel kunnen door tijdig ingrijpen
worden vermeden.
Foster's Rugpijn Nieren Pillen wor
den door tal van menschen aanbe
volen als een uitstekend middel. Reeds
jarenlang zijn zij welbekend en wor
den zij over de geheele wereld gebruikt.
Verkrijgbaar bij alle drogisten enz.
in glazen verpakking a f 1.75 p. flacon.
aan waarom productiebeperking onnuttig js,
dat het onder de gegegeven omstandigheden
niet noodzakelijk is, men zegt weer: het khn
niet! Daarna komt dan de gebruikelijke „ge-
leerdigheid" in den vorm van: „Zoo'n maat
regel moet natuurlijk internationaal getroffen
worden'', alsof men in Hollajid ten opzichte
van den tuinbouw alles internationaal regelt!
Na bovenstaand uitkomst brengend advies,
komt het volgende: -
„Waar echter wel met klem moet worden
tegenop gekomen en waar het Centraal Bu
reau dan ook niet nagelaten heeft meerdere
malen ernstig te protesteeren, dat is het van
overheidswege met moreelen en financieelen
steun propageeren van 't tuinbouwbedrijf als
middel tegen werkloosheid, enz.
Hoe durft men van dezen officieelen kant
'dat te schrijven. Men is jaren achtereen den
boer opgegaan en men doet het thans
nóg met de menschen er toe aan te sporen
zich op den intensieven tuinbouw vooral
glascultuur toe te leggen.
Men rekende den menschen voor dat onder
elke „éénruiter" minstens vier gulden pro
ducten te halen was!
Hoe lang is het geleden, dat tuinders die
tegen den ongebreidelden zonder eenige con-
'trolefzich steeds uitbreidenden tuinbouw
waarschuwden, in het orgaan van het Cen
traal Bureau „de Tuinderij" op de bekende,
dikdoenerige manier „op hun plaats werden
gezet".
Gebruikte men daarbij niet het argument,
dat, indien de toekomst van den tuinbouw
zoo zwart wordt voorgesteld, de geld-voor-
schjetende-banken minstens 1 pCt. méér
rekenen!
Zijn er b.v. in Noord-Holland mèt finan
cieelen steun van overheidswege en méde op
advies van de paladijnen der tot heden zoo
schitterende geslaagde tuinbouweconomie,
soms geen demonstratie-bedrijven opgericht,
zulks met het uitgesproken doel de meest
riscante glascultuur te bevorderen?
Men ziet, veel vastheid van lijn zit in deze
economie toch niet. Éérst voor onbegrensde
uitbreiding; geld en steun vragen aan de
overheid voor demonstratiebedrijventegen
beperking der productie (zie citaat) dan pro
testeeren tegen die zelfde overheid die op
hèar manier uitbreiden wil!
Inderdaad een schat van wetenswaardig
heden.
Er is immers toch eenig verschil tusschen
productiebeperking en de overdreven, op
geen enkelen positieven grond rustende, pro
paganda vóór uitbreiding welke ontegenzeg
lijk mèt de hulip der vooraanstaanden in den
tuinbouw gedurende jaren is gevoerd.
Met de geschriften der heeren zelf kan ik
aantoonen, dat degenen, die reeds drie jaren
geleden zich bezorgd maakten omtrent ,de
vlucht" welke de tuinbouw nam, werden af
gescheept met de boodschap: „Wat kinderen
enkele millioenen kilogrammen producten
méér, wij Holland, leveren slechts 8 pCt. op
de wereldmarkt; als de producten maar van
goede kwaliteit, goed gesorteerd en verpakt
zijn! Overproductie? Man, maak je niet on
gerust.
Met die propaganda voor de kwaliteitsver
betering onzer producten is het toch ook wel
een beetje malle geschiedenis.
In het voor den tuinbouw extra slechte
jaar 1929 hebben wij voor pl.m. 88 millioen
gulden aan versche groenten en aardappelen
uitgevoerd. Heeft het buitenland voor dit be
drag uit louter philantropie, om ons in he
melsnaam van die rommel af te helpen, ge
kocht? Moeten we dat öök nog gelooven?
Goede kwaliteit, sorteering, verpakking,
zeker dingen welke door de koopers gewaar
deerd zullen worden. Doch het voor te stel
len, alsof de malaise in den tuinbouw mede
te wijten zou zijn aan het ontbreken van deze
hoedanigheden aan onze producten, is be
halve malligheid, öök zèèr schadelijk en mis
leidend! Door bij iedere gelegenheid te be
weren, dat de tuinders beter product moeten
leveren, beter moeten verpakken en sorteeren,
wordt toch zeer sterk de indruk gewekt, dat
zij er momenteel maar iets van maken.
Men zal toch moeilijk kunnen zeggen, dat
men door de boven gesignaleerde critiek van
onze vrienden, de chicane onzer tegenstan
ders te niet doet! Hadden de Nederlan 'sche
producten niet aan redelijke eischen van kwa
liteit enz. voldaan, hoe waren wij dan aan
dat omzetcijfer gekomen?
Wat men bij deze campagne voor verbete
ring van kwaliteit enz. door bet „C. B." per
manent vergeet, is, het ijveren voor betere
prijzen!
Maar de prijzen? die stijgen toch im
mers bij goede producten automatisch!! O,
ja, dat is ook zóó, ik had de belt vergeten.
De oorzaken der crisis, heeren van het
„C, B." en allen die zich daaraan vastklam
pen, zit nöch in de kwaliteit, nóch in de ver
pakking enz. onzer producten, evenmin is zij
te bestrijden met mooi vloeipapier, meer
houtwol, mooie kistjes en het meten der mid
dellijn van tomaten.
Of het ons aangenaam is of niet, wij moe
ten constateeren dat de oorzaak der crisis ge
legen is in het feit, dat na den oorlog de van
onze land-' en tuinbouwproducten koopende
landen en niet slechts zij alléén alles
probeeren om, wat vooral de voedselvoorzie
ning betreft, zooveel mogelijk in eigen on
derhoud te voorzien. Of hun dat gelukken
zal? Dat wéét ik r.Lt, en gij heer van het
„C. B." evenmin, al werkt met argumenten
van „klimatologischen" aard.
Vermoedelijk zal het wel zóó gaan, dat zij
niet alles bereiken wat ze wenschen. Dat ge
beurt meer. Doch wanneer de feiten niet be
driegen, dan hebben ze 't al zóóver ge
bracht, dat ze minder behoeven te koopen.
Nu is de vraag, welke momenteel niemand be
antwoorden kan, tot hoevéél minder koopen
kunnen en zullen ze het brengen.
Wanneer men nota neemt van alles wat in
de door mij. bedoelde landen gebeurt in
het bijzonder wat de laatste vijf jaren b.v. in
Italië wordt voorbereid wat de regeerin
gen er voor over hebben om tot het gestelde
doel te komen, dan getuigt het van een min
derwaardig optimisme, te doen alsof dat
alles in ongunstigen zin zonder be.
teekenis voor onze verkoopmogelijkheden
zou zijn.
Moeten wij de productie beperken. Ja. Kan
het? Zéér ernstig probeeren. Productie rege
len Ook dat is te doen. Deze dingen moeten
zóó aangepakt worden, dat niet van te voren
reeds de mislukking is vastgesteld.
Tegen uitbreiding moet in ieder geval ern
stig gewaarschuwd worden, want, wanneer
men zelf aanneemt, dat de pogingen in de ons
omringende landen en elders, niet het ge-
wenschte succes hebben, dan nóg lijken mij
de kansen op een toenemend-afzet gebied niet
erg groot.
Protectie; vechttarieven? Neen, de gevol
gen van het gebruik dezer wapenen zijn voor
den tuinbouw te weinig overzichtelijk. Wie
zal ze hanteeren; hoe en tegen wien zal men
ze op den duur gebruiken?
Nóg meer commissies? Heelemaal niet!
Want in deze commissies worden geen men
schen benoemd en nog minder organisa
ties aangezocht trouwens die bestaan niet!
die het practisch voor den tuinderspa
troon en zijn belangen zullen opnemen. Wat
dan?
In de „Veldbode" werd dezer dagen voor
den akkerbouw o.m, stabilisatie der prijzen op
een loonend niveau zeer ernstig bepleit en
tevens hét vaststellen door de regeering van
minimumprijzen genoemd. Zeker, dat is ook
maar niet zóó voor elkaar.
Stabilisatie der prijzen op een loonend
niveau, ook voor tuinbouwproducten, het is
geen nieuw idee.
Minimumprijzen door de regeering vast
gesteld, kent de tuinbouw niet; wèl maximum
prijzen tijdens den oorlog. Ook kennen wij
de minimumprijzen door de veilingen be
paald, maar dat zijn prijzen, waarbij van
loon of winst geen sprake kan zijn.
Eenigszins bestendige prijzen op een loo-
nende basis, minimumprijzen waarbij wij niet
de haren van ons hoofd verliezen s om
van te watertanden!
Maar dat kar» niet, dat kan niet! Wij weten
immers niet wat ons de producten kosten, en
dande kwestie van vraag en aanbod!
U zult zien, hoe de „belangrijke menschen"
zich uitsloven om te vertellen dat zoo iets niet
kan. En waarom kan het niet? Omdat men
het van „officieele" zijde in den tuinbouw
niet wil! De „heilige handei" zou men er'
door schaden! Als of dat bij zoo'n regeling
noodzakelijk zou moéten gebeuren. Onzin.
Zonder protectie, zonder commissies, zonder
belangrijken" geldelijken steun van overheids
wege, door zich verzekerd te weten van haar
moreelen steun, zou mep in die richting al
veel kunnen bereiken.
De tuinderspatroons moeten echter begin
nen met zich niet wijs te laten maken, dat
elke verandering, waarvan zij eenig direct
financieel voordeel zouden genieten, niet kan.
Het kan anders, indien men de propagandis
ten voor véél geselecteerde producten zonder
redelijke vergoeding, maar ernstigste, kennen
geeft, dat het ènders moet.
Er zhl wat de verkoop- en distributie-
organisatie betreft een en ander gereorgani
seerd moeten worden; tijdens den oorlog is
voldoende bewezen dat prijsregeling mogelijk
is. 1
Men zal hier en daar wellicht eens iemand
die wat erg „vasthoudend" aan een systeem
verknocht of te zeer aan zijn baantje gehecht
is, op zijn teentjes moeten treden. Hindert
niets. Veel tegenwerking behoeft er vooral
van de m :nschen met vaste betrekkingen niet
te komen omdat hun aanstonds de geruststel
lende verklaring kan worden gegeven, dat zij
hun krachten welke zij zoo onbaatzuchtig al
die jaren in het belang van de tuinders heb
ben gegeven voor een aanzienlijk deel
kunnen blijven geven, öök al zouden de tuin
ders een redelijken prijs voor hun producten
ontvangen.
In het bovenstaande meen ik aangetoond te
hebben, dat de menschen die van de hulp van
„Vadertje Staat" zeggen, niets te moeten
hebben, tenminste wanneer het tuinders
geldt, zelf niet veel hebben gedaan om de
luinders met eigen kracht en met eigen mid
delen in een onafhankelijke economische po
sitie te brengen.
Het is nog zeer de vraag of "zij de tuinders
die niet zoo heel graag „de hand ophou
den" bij een poging óm zooveel mogelijk
met eigen organisatorische middelen tot een.
beteren toestand te komen, niet eerder zullen
tegenwerken dan helpen!
R. ELION.
Bergen, 24 April 1930.
Keurcollectie gaarne ter inzage.
v/h. GEBRs. MOLENAAR.
1.
1
1.
1.
1. Dg5
1.
1.
1.
Oplossing tweezet 277.
Dc6
Dd5
Df3
Dg3
Df2
Dfl
2. Lc2 mat.
2. Ld3 mat.
2. Tf3 mat.
2. Ld3 mat.
2. Lel mat.
2. Tg2 mat.
Oplosslna probleem 278.
de6 2. Tc6 mat.
Ld3 2. Pd3 mat.
Lc4 2. De3 mat.
Td4 2. cd4 mat.
Tc4 2. Td5 mat.
Ta5 2. De3 mat.
Te4 2. Pe4 mat.
Probleem 270
(J. Smutny).
'/A
vy/,
f g r
a b o d
Tweezet.
Eindspel 352.
Uit een correspondentiepartij.
Zwart: Hanser.
"&K
14
Wit: Klein.
Zwart speelde 1Pf2 om na 2. Pf2
met Dg3f 3. Kgl f3 wit te dwingen re
mise te houden door eeuwig schaak b.v.
4. Dg8f Ke7 4. Dg7f Keö Zwart kan dit
niet beletten wnt hij moet voorkomen
dat wit d5 onder schaak neemt waarna
pion f3 valt.
't Pakte echter anders uit:
2. Pc5f en wit moet winnen b.v. 2.
Kd6 3. Dd7f Kc5 4. Da7 mat.
of 3Ke5 4. De6 mat.
En na 2Kf5 volgt 3. Dd7f Kf6
4. Dd8 Kf5 5. Dd5 Kf6 6a Pd7f en wint
de dame.
Eindspel 353.
Zwart: Thomas.
Wit: Bogoljubow.
Omtrent dit eindspel schreef Dr. Tar-
rasch aan de Tel. 't volgende:
Zwart, aan zet, moest met Kd8 den
witten pion onschadelijk maken. Hij
speelde echter 1.a2 waarop wit
antwoordde 2. c7.
Nu geloofden beide spelers, dat de
zwarte T. voortdurend op de a-lijn
schaak bieden kon, waarom op voorstel
van B. tot remise werd besloten. Er had
echter kunnen volgen:
2Taöt 3. Kc4 Ta4f 4. Kb3 Ta3 5.
Kc2 Tc3f (om dame halen onder schaak
mogelijk te maken. Red.) Ook alPf
helpt niet wegens Kb2) 6. Kb2 en wit
vervoert den a-pion, waarna hij met
zijn K. naar zijn pion gaat en die onder
steunt bij zijn promotie tot dame.
Wit: D. Tartakower en H. Wolf,
Zwart: Grünfeld en Marco.
Stonewall-opening.
1. d4 d5
2. e3 Pf6
3. Ld3 ca
4. c3 Pc6
5. f4 Lg4
6. Pe2 e6
7. Pd2 Lf5! Ruilt wit af op fo dan
wordt punt e4 zwak.
8. Pf3 Ld3
9. Dd3 c4
10. Dc2 Pe4
jl. 0—0 In aanmerking kwam hier
Pg3 om zwart tot fö te
dwingen. Zwart speelt
dan geen Pg3 wegens de
open torenlijn, wat voor
wit voordeelig is.
1 1Ld6
12- Pe5 Voorbarig, beter was Ld2 ge
volgd door Lel en als
zwart rocheerde g4 en Pg3
1 2Le5
13. feö f6
14. ef6 0—0!
15. Ld2 (na fg7 volgt Tfl Kfl Dh4!)
15Tf6
16. Tf6 Df6
17. Tfl Dg5
18. Tf3 Tf8
19. Tf8 Kf8
20. Pf4 Dg4
21. Lel g5!
22. De2 De2
23. Pe2 Kf8
Condities worden op aanvrage verstrekt.
24.
Pg3?
Hier had wit g4 moeten
spelen om den zwarten
koning f5 te beletten. Nu
komt de zwarte K. op e4
waar hv sterk staat.
24.
Pf?3
25.
Lg3
Kg6
26.
Kf2
Kf5
27.
Kf3
g'4f
28.
Ke2
Ive4
29.
Ld6
Pd8
30.
Lb8
a6
31.
Le5
Pf7
32.
Lf4
b5
33.
Kd2
h5
34
Ke2
e5f
35.
«Lg3
Niet afruilen want dan is
't pionnenspel voor wit
verloren.
35.
ed4
36.
ed4
Ph6
37.
Lf2
Pf5
38.
Kd2
h4
39.
Ke2
h3
40.
gh3
gh3
41.
Lel
Pe3
42.
Lg3
Pg2
43.
b4
cb3
44.
ab3
a5
45.
Kd2
a4
46.
bal,
ba4
47.
Kc2
Pe3
48.
Kb2
Kd3
49.
Ka3
Kc3
50.
Le5
Pc2
51.
Ka4
Pd4
52.
Ka3
Xd3
53.
Kb2
Pf3 Wit geeft op.
Aan de Dammersl
In onze vorige rubriek gaven wij f ter
oplossing probleem 1117 (auteur le Bleu)
Stand.
Zw. 7 sch. op: 2, 8, 14, 19, 29, 33, 36 en
dam op 24.
W. 9 sch. op: 13. 16, 22, 27, 28, 30, 31,
39, 44.
Oplossing.
1. 39-34! 1. 24:31 (3 sch.)
2. 13 24 (de beste keuze uit 4 zetten)
2. 36 18
3. 34 3 3. 33 22
4. 16:18!
Uit de partij.
In de zoo juist door ons ontvangen
Fransche damtijdschriften, trekken en
kele interessante partijstellingen bijzon
der de aandacht.
Zw. 11 sch. op: 3, 6, 8, 11, 13, 14, 17, 19,
23) 26.
W. 11 sch. op: 25, 27, 28, 32/38, 42.
Zwart (de in Lyou studeerende Chi-
neesche student King) kon thans remise
maken door 26—31, 24—30, 19 39 en
39 48 maar hij wilde op winst spelen-en
liet volgen 8—12 (13—18 kon niet we
gens 37—31, 33—29, 36 27 en 35 2),
Maar 8—12 was ook niet goed, want wit
offerde schijf 35 en speelde toen 33—29,
wat winst beteekende.
De belangstellende lezer kan dit zelf
gemakkelijk nagaan. (Op 12 of 13—18
volgt b.v. eerst 27—22 enz.)
De volgende stand is uit een partij
Lentroux—Frankenhauser te Lyon ge
speeld. Wit wint een schijf of de partij.
2lZ23,124SCh' °P: 3' 6' 8' 9' U' 13' 15'19'
W- I5 sch. op; 27, 28, 32/35. 37/43, 45, 48.
Wjt speelde:
1. 34—29
2. 40 20
3. 28—23!
1. 23:34
2- 15 24
3- 1.8:29 (19; 28
4.V017le-828een 6Chijf)
5. 9 20
6. 24:35
7. 3 9 (gedw.)
4. 27-22
5. 32:14
6. 35—30
7. 33:15
8. 15—10!
Zwart meende nu 9—14 en 13 24 te
spelen, maar hij zag dat dan 45—40 en
38 20 zouden voigen.
Hij gaf eerst schijf 35 en speelde toen
9-14 en 13 24. Maar 39—33 en 33-09
forceerde toch den doortocht naar dam
Te,, oplossing voor deze week:
Probleem 1W8 van P. Kleute Jr., {jen
Haag-
Zw. 11 sch. op: 1, 2, 6, 7, 9, 12, 14, 15
16, 19, 20.
W. 12 sch. op: 12, 25, 27, 28, 31, 33, 34
38, 39, 41, 43, 44.
In onze volgende rubriek geven wij
de oplossing
Oure atmosfeer en besloten vertier.
Zeventiende-eeuwsche overdaad
en moderne verfijning. Oude en
nieuwe schilderkunst. De voor
jaarstentoonstelling van „Arti".
Het gure voorjaarsweer, waarmede de
Paaschweek ingegaan is, zal de instellingen
van stedelijk vermaak in niet geringe mate
ten goede gekomen zijn Menigeen heeft uit
stapjes buiten de stad afbesteld en zich van
een tafeltje voor thé, diner of souper in een
der restaurants verzekerd, om daarvoor of
daarna zijn vertier te zoeken in schouwburg
of bioscoop.
Wij mogen gerust aannemen, dat ook het
bezoek aan onze Musea door de koude be
vorderd is. Een edeler ontspanning dan die,
welke wij hierboven noemden. Zoo een enkele
maal wil ook de twintigste-eeuwer wel weer
eens van aangezicht tot aangezicht tegen
over zijn zeventiende-eeuwsche voorvaderen
staan. Tenslotte is het toch de kunst der ver
ven, die zijn land wrr'dberoemd heeft ge-
maakt. Toen de Trom ..1 en de De Ruyters
nog op de wereldzeeën heerschten, heeft men
dat zoo niet beseft. Men meende, dat de roem
der wapenen die van het penseel in de scha
duw stelde en de schilders genoten niet de
achting, die zij, naar onze meening, hebben
verdiend. Laat ons onmiddellijk erkennen,
dat deze schilders de hoogte, waarop zij
thans pralen, nooit bereikt zouden hebben,
als dezelfde Trompen en de De Ruyters er
niet waren geweest, en als de nuchtere koop
man van de Compagnie het land niet tot
zeldzame welvaart had gebracht. In een
noodlijdend, armtierig milieu kan de kunst
niet tot bloei geraken.
Nu, noodlijdend was de burgerij van de
17e eeuw niet. Men behoeft maar een blik te
werpen op de kleederen, die de figuren der
oude stukken dragen of op den welvoorzienen
disch van den Schuttersmaaltijd. Hoe on-
noozel steekt bij die kleerenpracht van eer
tijds de eenvoud af van de moderne avond
japon, welke een „slanke lijn" omhult, of de
saaiheid van smoking en rok-costuum. Om
van onze tafel maar niet te spreken. Wij zoe
ken het in eenvouw en verfijning, maar niet
in overdaad. Onze bescheiden wijnglazen
kunnen met de bokalen van voorheen niet
wedijveren en wat het verzwelgen van spij
zen betreft, de kleine tafeltjes van Carlton,
Dikker en Thijs, Trianon hoe hartelijk
zouden de Staalmeesters erom lachen.
Er zijri andere tegenstellingen. Wie het
Rijksmuseum heeft bezocht en daarna een be
zoek brengt aan de voorjaarstentoonstelling
van Arti, zal zich allicht eveneens een wei
nig ontgoocheld vojen. Met de weelde van
wijnbokaal, fazant en speenvarken is die van
kleur en lijn te loor gegaan. Onze voorvade
ren schijnen, vergeleken onze tijdgenoo-
ten, dronken van zinne-lust geweest te zijn De
lijnen trillen, de kleuren gloeien en fonkelen
in 't werk van eertijds, en thans te bet een be-
dachtbaam of vernuftig zoeken en tasten, een
aarzelend neerzetten van een tint. Wij zijn
wel zéér aan het verzwakken. En tegelijk aan
't vervlakken. Want de totaal-indruk, welken
men van Arti meeneemt, is deze: academisch
en conventioneel.
Voor enkele tientallen jaren heeft het on
der de moderne schilders nog gegist, gebor
reld, gekookt; men zocht ze in het cublsme,
het futurisme en in andere ismen, en al dat
gezoek kon den toeschouwer wel tureluurs
maken, maar hij moest voor het zoeken-op-
zichzelf toch waardeering hebben, daar het
blijk gaf van vitaliteit. Mag men de voor
jaarstentoonstelling van Arti als maatstaf
nemen, dan is het zoeken geëindigd en is
men teruggekeerd tot het oude, beproefde
procédé der nauwgezette realistische kunst.
Alleen maar met minder talent.
Neen, er is op deze expositie weinig, dat
opmerkelijk mag heeten, weinig dat hoop
geeft. Er is veel en schoon werk, zeker, maar
het schoone en bijzondere werk is, dat van
de ouderen.
Nu mag men een tentoonstelling van Arti
niet als maatstaf nemen voor het peil van
de schilderkunst in de twintigste eeuw. In de
overgangsjaren van de 19e op de 20e hebben
wij vele groote meesters gehad en ten deele
werken zij nog. Wij noemen Breitner, Kaï-
sen, Israëls. Bauer, Deysselhof, Witsen, om
slechts enkele namen in herinnering te bren*
gen. De bloei van de tachtiger jaren is noen
in de schilderkunst noch in de dichtkunst
door een evenwaardigen bloei gevolgd, maar
mag men dit wel verwachten? Hoogtepunten
zouden geen hoogtepunten zijn als er g**0
da en waren. En als wij ons op het oogen*
blik in zulk een dal bevinden, binnen t'£
jaar kan de kunst zich weer in stijgende lf|
bewegen. En anders over twintig of veertig
jaar. De groote kunstperioden worden ®e
eeuwen en niet met jaren gemeten. -
De mopperaars dienen dus thuis te blijv,el\'
Laten wij liever naar Arti gaan met de-
goeden wil om ook het talent van de
ren te waardeeren en te speuren naar karak
tertrekken, die voor de toekomst beloften in
houden.
Wij vinden enkele proeven van beeldhouw
werk, die, omdat zij ternauwernood °Pva j'
het eerst vermeld mogen worden. De beY_a'
bouwkunst heeft in ons land nooit veel
beeiu
bet««-