POSTER'C §8 a Bnfi* 11,4 11 Schaakrubriek Behangselpapier VI Darnrubriek Brieven alt de hoofdstad O! die Rugpijn! IRuqpiinNierenPillen SIMON J. MOLENAAR 1. Dal 1 fÉll JAN COUVÉE (Piano) JOH. BLOK (Viool) Emmastraat 75 Ik maar. Cursussen van 42, 22 en 15 lessen per jaar. - - Rugpijn kan een waarschuwing zijn, dat uw nieren verzwakt zijn. Om de ellendige last te doen verdwijnen en pijn te verlichten, dient gij de oor zaak van de kwaal weg te nemen en de nieren te versterken. Nieraandoeningen komen voor op eiken leeftijd en de eruit voortkomen de kwalen en ziekten als rugpijn, uri- nekwalen, waterzuchtige zwellingen, rheumatische pijnen, hoofdpijn en gra veel kunnen door tijdig ingrijpen worden vermeden. Foster's Rugpijn Nieren Pillen wor den door tal van menschen aanbe volen als een uitstekend middel. Reeds jarenlang zijn zij welbekend en wor den zij over de geheele wereld gebruikt. Verkrijgbaar bij alle drogisten enz. in glazen verpakking a f 1.75 p. flacon. aan waarom productiebeperking onnuttig js, dat het onder de gegegeven omstandigheden niet noodzakelijk is, men zegt weer: het khn niet! Daarna komt dan de gebruikelijke „ge- leerdigheid" in den vorm van: „Zoo'n maat regel moet natuurlijk internationaal getroffen worden'', alsof men in Hollajid ten opzichte van den tuinbouw alles internationaal regelt! Na bovenstaand uitkomst brengend advies, komt het volgende: - „Waar echter wel met klem moet worden tegenop gekomen en waar het Centraal Bu reau dan ook niet nagelaten heeft meerdere malen ernstig te protesteeren, dat is het van overheidswege met moreelen en financieelen steun propageeren van 't tuinbouwbedrijf als middel tegen werkloosheid, enz. Hoe durft men van dezen officieelen kant 'dat te schrijven. Men is jaren achtereen den boer opgegaan en men doet het thans nóg met de menschen er toe aan te sporen zich op den intensieven tuinbouw vooral glascultuur toe te leggen. Men rekende den menschen voor dat onder elke „éénruiter" minstens vier gulden pro ducten te halen was! Hoe lang is het geleden, dat tuinders die tegen den ongebreidelden zonder eenige con- 'trolefzich steeds uitbreidenden tuinbouw waarschuwden, in het orgaan van het Cen traal Bureau „de Tuinderij" op de bekende, dikdoenerige manier „op hun plaats werden gezet". Gebruikte men daarbij niet het argument, dat, indien de toekomst van den tuinbouw zoo zwart wordt voorgesteld, de geld-voor- schjetende-banken minstens 1 pCt. méér rekenen! Zijn er b.v. in Noord-Holland mèt finan cieelen steun van overheidswege en méde op advies van de paladijnen der tot heden zoo schitterende geslaagde tuinbouweconomie, soms geen demonstratie-bedrijven opgericht, zulks met het uitgesproken doel de meest riscante glascultuur te bevorderen? Men ziet, veel vastheid van lijn zit in deze economie toch niet. Éérst voor onbegrensde uitbreiding; geld en steun vragen aan de overheid voor demonstratiebedrijventegen beperking der productie (zie citaat) dan pro testeeren tegen die zelfde overheid die op hèar manier uitbreiden wil! Inderdaad een schat van wetenswaardig heden. Er is immers toch eenig verschil tusschen productiebeperking en de overdreven, op geen enkelen positieven grond rustende, pro paganda vóór uitbreiding welke ontegenzeg lijk mèt de hulip der vooraanstaanden in den tuinbouw gedurende jaren is gevoerd. Met de geschriften der heeren zelf kan ik aantoonen, dat degenen, die reeds drie jaren geleden zich bezorgd maakten omtrent ,de vlucht" welke de tuinbouw nam, werden af gescheept met de boodschap: „Wat kinderen enkele millioenen kilogrammen producten méér, wij Holland, leveren slechts 8 pCt. op de wereldmarkt; als de producten maar van goede kwaliteit, goed gesorteerd en verpakt zijn! Overproductie? Man, maak je niet on gerust. Met die propaganda voor de kwaliteitsver betering onzer producten is het toch ook wel een beetje malle geschiedenis. In het voor den tuinbouw extra slechte jaar 1929 hebben wij voor pl.m. 88 millioen gulden aan versche groenten en aardappelen uitgevoerd. Heeft het buitenland voor dit be drag uit louter philantropie, om ons in he melsnaam van die rommel af te helpen, ge kocht? Moeten we dat öök nog gelooven? Goede kwaliteit, sorteering, verpakking, zeker dingen welke door de koopers gewaar deerd zullen worden. Doch het voor te stel len, alsof de malaise in den tuinbouw mede te wijten zou zijn aan het ontbreken van deze hoedanigheden aan onze producten, is be halve malligheid, öök zèèr schadelijk en mis leidend! Door bij iedere gelegenheid te be weren, dat de tuinders beter product moeten leveren, beter moeten verpakken en sorteeren, wordt toch zeer sterk de indruk gewekt, dat zij er momenteel maar iets van maken. Men zal toch moeilijk kunnen zeggen, dat men door de boven gesignaleerde critiek van onze vrienden, de chicane onzer tegenstan ders te niet doet! Hadden de Nederlan 'sche producten niet aan redelijke eischen van kwa liteit enz. voldaan, hoe waren wij dan aan dat omzetcijfer gekomen? Wat men bij deze campagne voor verbete ring van kwaliteit enz. door bet „C. B." per manent vergeet, is, het ijveren voor betere prijzen! Maar de prijzen? die stijgen toch im mers bij goede producten automatisch!! O, ja, dat is ook zóó, ik had de belt vergeten. De oorzaken der crisis, heeren van het „C, B." en allen die zich daaraan vastklam pen, zit nöch in de kwaliteit, nóch in de ver pakking enz. onzer producten, evenmin is zij te bestrijden met mooi vloeipapier, meer houtwol, mooie kistjes en het meten der mid dellijn van tomaten. Of het ons aangenaam is of niet, wij moe ten constateeren dat de oorzaak der crisis ge legen is in het feit, dat na den oorlog de van onze land-' en tuinbouwproducten koopende landen en niet slechts zij alléén alles probeeren om, wat vooral de voedselvoorzie ning betreft, zooveel mogelijk in eigen on derhoud te voorzien. Of hun dat gelukken zal? Dat wéét ik r.Lt, en gij heer van het „C. B." evenmin, al werkt met argumenten van „klimatologischen" aard. Vermoedelijk zal het wel zóó gaan, dat zij niet alles bereiken wat ze wenschen. Dat ge beurt meer. Doch wanneer de feiten niet be driegen, dan hebben ze 't al zóóver ge bracht, dat ze minder behoeven te koopen. Nu is de vraag, welke momenteel niemand be antwoorden kan, tot hoevéél minder koopen kunnen en zullen ze het brengen. Wanneer men nota neemt van alles wat in de door mij. bedoelde landen gebeurt in het bijzonder wat de laatste vijf jaren b.v. in Italië wordt voorbereid wat de regeerin gen er voor over hebben om tot het gestelde doel te komen, dan getuigt het van een min derwaardig optimisme, te doen alsof dat alles in ongunstigen zin zonder be. teekenis voor onze verkoopmogelijkheden zou zijn. Moeten wij de productie beperken. Ja. Kan het? Zéér ernstig probeeren. Productie rege len Ook dat is te doen. Deze dingen moeten zóó aangepakt worden, dat niet van te voren reeds de mislukking is vastgesteld. Tegen uitbreiding moet in ieder geval ern stig gewaarschuwd worden, want, wanneer men zelf aanneemt, dat de pogingen in de ons omringende landen en elders, niet het ge- wenschte succes hebben, dan nóg lijken mij de kansen op een toenemend-afzet gebied niet erg groot. Protectie; vechttarieven? Neen, de gevol gen van het gebruik dezer wapenen zijn voor den tuinbouw te weinig overzichtelijk. Wie zal ze hanteeren; hoe en tegen wien zal men ze op den duur gebruiken? Nóg meer commissies? Heelemaal niet! Want in deze commissies worden geen men schen benoemd en nog minder organisa ties aangezocht trouwens die bestaan niet! die het practisch voor den tuinderspa troon en zijn belangen zullen opnemen. Wat dan? In de „Veldbode" werd dezer dagen voor den akkerbouw o.m, stabilisatie der prijzen op een loonend niveau zeer ernstig bepleit en tevens hét vaststellen door de regeering van minimumprijzen genoemd. Zeker, dat is ook maar niet zóó voor elkaar. Stabilisatie der prijzen op een loonend niveau, ook voor tuinbouwproducten, het is geen nieuw idee. Minimumprijzen door de regeering vast gesteld, kent de tuinbouw niet; wèl maximum prijzen tijdens den oorlog. Ook kennen wij de minimumprijzen door de veilingen be paald, maar dat zijn prijzen, waarbij van loon of winst geen sprake kan zijn. Eenigszins bestendige prijzen op een loo- nende basis, minimumprijzen waarbij wij niet de haren van ons hoofd verliezen s om van te watertanden! Maar dat kar» niet, dat kan niet! Wij weten immers niet wat ons de producten kosten, en dande kwestie van vraag en aanbod! U zult zien, hoe de „belangrijke menschen" zich uitsloven om te vertellen dat zoo iets niet kan. En waarom kan het niet? Omdat men het van „officieele" zijde in den tuinbouw niet wil! De „heilige handei" zou men er' door schaden! Als of dat bij zoo'n regeling noodzakelijk zou moéten gebeuren. Onzin. Zonder protectie, zonder commissies, zonder belangrijken" geldelijken steun van overheids wege, door zich verzekerd te weten van haar moreelen steun, zou mep in die richting al veel kunnen bereiken. De tuinderspatroons moeten echter begin nen met zich niet wijs te laten maken, dat elke verandering, waarvan zij eenig direct financieel voordeel zouden genieten, niet kan. Het kan anders, indien men de propagandis ten voor véél geselecteerde producten zonder redelijke vergoeding, maar ernstigste, kennen geeft, dat het ènders moet. Er zhl wat de verkoop- en distributie- organisatie betreft een en ander gereorgani seerd moeten worden; tijdens den oorlog is voldoende bewezen dat prijsregeling mogelijk is. 1 Men zal hier en daar wellicht eens iemand die wat erg „vasthoudend" aan een systeem verknocht of te zeer aan zijn baantje gehecht is, op zijn teentjes moeten treden. Hindert niets. Veel tegenwerking behoeft er vooral van de m :nschen met vaste betrekkingen niet te komen omdat hun aanstonds de geruststel lende verklaring kan worden gegeven, dat zij hun krachten welke zij zoo onbaatzuchtig al die jaren in het belang van de tuinders heb ben gegeven voor een aanzienlijk deel kunnen blijven geven, öök al zouden de tuin ders een redelijken prijs voor hun producten ontvangen. In het bovenstaande meen ik aangetoond te hebben, dat de menschen die van de hulp van „Vadertje Staat" zeggen, niets te moeten hebben, tenminste wanneer het tuinders geldt, zelf niet veel hebben gedaan om de luinders met eigen kracht en met eigen mid delen in een onafhankelijke economische po sitie te brengen. Het is nog zeer de vraag of "zij de tuinders die niet zoo heel graag „de hand ophou den" bij een poging óm zooveel mogelijk met eigen organisatorische middelen tot een. beteren toestand te komen, niet eerder zullen tegenwerken dan helpen! R. ELION. Bergen, 24 April 1930. Keurcollectie gaarne ter inzage. v/h. GEBRs. MOLENAAR. 1. 1 1. 1. 1. Dg5 1. 1. 1. Oplossing tweezet 277. Dc6 Dd5 Df3 Dg3 Df2 Dfl 2. Lc2 mat. 2. Ld3 mat. 2. Tf3 mat. 2. Ld3 mat. 2. Lel mat. 2. Tg2 mat. Oplosslna probleem 278. de6 2. Tc6 mat. Ld3 2. Pd3 mat. Lc4 2. De3 mat. Td4 2. cd4 mat. Tc4 2. Td5 mat. Ta5 2. De3 mat. Te4 2. Pe4 mat. Probleem 270 (J. Smutny). '/A vy/, f g r a b o d Tweezet. Eindspel 352. Uit een correspondentiepartij. Zwart: Hanser. "&K 14 Wit: Klein. Zwart speelde 1Pf2 om na 2. Pf2 met Dg3f 3. Kgl f3 wit te dwingen re mise te houden door eeuwig schaak b.v. 4. Dg8f Ke7 4. Dg7f Keö Zwart kan dit niet beletten wnt hij moet voorkomen dat wit d5 onder schaak neemt waarna pion f3 valt. 't Pakte echter anders uit: 2. Pc5f en wit moet winnen b.v. 2. Kd6 3. Dd7f Kc5 4. Da7 mat. of 3Ke5 4. De6 mat. En na 2Kf5 volgt 3. Dd7f Kf6 4. Dd8 Kf5 5. Dd5 Kf6 6a Pd7f en wint de dame. Eindspel 353. Zwart: Thomas. Wit: Bogoljubow. Omtrent dit eindspel schreef Dr. Tar- rasch aan de Tel. 't volgende: Zwart, aan zet, moest met Kd8 den witten pion onschadelijk maken. Hij speelde echter 1.a2 waarop wit antwoordde 2. c7. Nu geloofden beide spelers, dat de zwarte T. voortdurend op de a-lijn schaak bieden kon, waarom op voorstel van B. tot remise werd besloten. Er had echter kunnen volgen: 2Taöt 3. Kc4 Ta4f 4. Kb3 Ta3 5. Kc2 Tc3f (om dame halen onder schaak mogelijk te maken. Red.) Ook alPf helpt niet wegens Kb2) 6. Kb2 en wit vervoert den a-pion, waarna hij met zijn K. naar zijn pion gaat en die onder steunt bij zijn promotie tot dame. Wit: D. Tartakower en H. Wolf, Zwart: Grünfeld en Marco. Stonewall-opening. 1. d4 d5 2. e3 Pf6 3. Ld3 ca 4. c3 Pc6 5. f4 Lg4 6. Pe2 e6 7. Pd2 Lf5! Ruilt wit af op fo dan wordt punt e4 zwak. 8. Pf3 Ld3 9. Dd3 c4 10. Dc2 Pe4 jl. 0—0 In aanmerking kwam hier Pg3 om zwart tot fö te dwingen. Zwart speelt dan geen Pg3 wegens de open torenlijn, wat voor wit voordeelig is. 1 1Ld6 12- Pe5 Voorbarig, beter was Ld2 ge volgd door Lel en als zwart rocheerde g4 en Pg3 1 2Le5 13. feö f6 14. ef6 0—0! 15. Ld2 (na fg7 volgt Tfl Kfl Dh4!) 15Tf6 16. Tf6 Df6 17. Tfl Dg5 18. Tf3 Tf8 19. Tf8 Kf8 20. Pf4 Dg4 21. Lel g5! 22. De2 De2 23. Pe2 Kf8 Condities worden op aanvrage verstrekt. 24. Pg3? Hier had wit g4 moeten spelen om den zwarten koning f5 te beletten. Nu komt de zwarte K. op e4 waar hv sterk staat. 24. Pf?3 25. Lg3 Kg6 26. Kf2 Kf5 27. Kf3 g'4f 28. Ke2 Ive4 29. Ld6 Pd8 30. Lb8 a6 31. Le5 Pf7 32. Lf4 b5 33. Kd2 h5 34 Ke2 e5f 35. «Lg3 Niet afruilen want dan is 't pionnenspel voor wit verloren. 35. ed4 36. ed4 Ph6 37. Lf2 Pf5 38. Kd2 h4 39. Ke2 h3 40. gh3 gh3 41. Lel Pe3 42. Lg3 Pg2 43. b4 cb3 44. ab3 a5 45. Kd2 a4 46. bal, ba4 47. Kc2 Pe3 48. Kb2 Kd3 49. Ka3 Kc3 50. Le5 Pc2 51. Ka4 Pd4 52. Ka3 Xd3 53. Kb2 Pf3 Wit geeft op. Aan de Dammersl In onze vorige rubriek gaven wij f ter oplossing probleem 1117 (auteur le Bleu) Stand. Zw. 7 sch. op: 2, 8, 14, 19, 29, 33, 36 en dam op 24. W. 9 sch. op: 13. 16, 22, 27, 28, 30, 31, 39, 44. Oplossing. 1. 39-34! 1. 24:31 (3 sch.) 2. 13 24 (de beste keuze uit 4 zetten) 2. 36 18 3. 34 3 3. 33 22 4. 16:18! Uit de partij. In de zoo juist door ons ontvangen Fransche damtijdschriften, trekken en kele interessante partijstellingen bijzon der de aandacht. Zw. 11 sch. op: 3, 6, 8, 11, 13, 14, 17, 19, 23) 26. W. 11 sch. op: 25, 27, 28, 32/38, 42. Zwart (de in Lyou studeerende Chi- neesche student King) kon thans remise maken door 26—31, 24—30, 19 39 en 39 48 maar hij wilde op winst spelen-en liet volgen 8—12 (13—18 kon niet we gens 37—31, 33—29, 36 27 en 35 2), Maar 8—12 was ook niet goed, want wit offerde schijf 35 en speelde toen 33—29, wat winst beteekende. De belangstellende lezer kan dit zelf gemakkelijk nagaan. (Op 12 of 13—18 volgt b.v. eerst 27—22 enz.) De volgende stand is uit een partij Lentroux—Frankenhauser te Lyon ge speeld. Wit wint een schijf of de partij. 2lZ23,124SCh' °P: 3' 6' 8' 9' U' 13' 15'19' W- I5 sch. op; 27, 28, 32/35. 37/43, 45, 48. Wjt speelde: 1. 34—29 2. 40 20 3. 28—23! 1. 23:34 2- 15 24 3- 1.8:29 (19; 28 4.V017le-828een 6Chijf) 5. 9 20 6. 24:35 7. 3 9 (gedw.) 4. 27-22 5. 32:14 6. 35—30 7. 33:15 8. 15—10! Zwart meende nu 9—14 en 13 24 te spelen, maar hij zag dat dan 45—40 en 38 20 zouden voigen. Hij gaf eerst schijf 35 en speelde toen 9-14 en 13 24. Maar 39—33 en 33-09 forceerde toch den doortocht naar dam Te,, oplossing voor deze week: Probleem 1W8 van P. Kleute Jr., {jen Haag- Zw. 11 sch. op: 1, 2, 6, 7, 9, 12, 14, 15 16, 19, 20. W. 12 sch. op: 12, 25, 27, 28, 31, 33, 34 38, 39, 41, 43, 44. In onze volgende rubriek geven wij de oplossing Oure atmosfeer en besloten vertier. Zeventiende-eeuwsche overdaad en moderne verfijning. Oude en nieuwe schilderkunst. De voor jaarstentoonstelling van „Arti". Het gure voorjaarsweer, waarmede de Paaschweek ingegaan is, zal de instellingen van stedelijk vermaak in niet geringe mate ten goede gekomen zijn Menigeen heeft uit stapjes buiten de stad afbesteld en zich van een tafeltje voor thé, diner of souper in een der restaurants verzekerd, om daarvoor of daarna zijn vertier te zoeken in schouwburg of bioscoop. Wij mogen gerust aannemen, dat ook het bezoek aan onze Musea door de koude be vorderd is. Een edeler ontspanning dan die, welke wij hierboven noemden. Zoo een enkele maal wil ook de twintigste-eeuwer wel weer eens van aangezicht tot aangezicht tegen over zijn zeventiende-eeuwsche voorvaderen staan. Tenslotte is het toch de kunst der ver ven, die zijn land wrr'dberoemd heeft ge- maakt. Toen de Trom ..1 en de De Ruyters nog op de wereldzeeën heerschten, heeft men dat zoo niet beseft. Men meende, dat de roem der wapenen die van het penseel in de scha duw stelde en de schilders genoten niet de achting, die zij, naar onze meening, hebben verdiend. Laat ons onmiddellijk erkennen, dat deze schilders de hoogte, waarop zij thans pralen, nooit bereikt zouden hebben, als dezelfde Trompen en de De Ruyters er niet waren geweest, en als de nuchtere koop man van de Compagnie het land niet tot zeldzame welvaart had gebracht. In een noodlijdend, armtierig milieu kan de kunst niet tot bloei geraken. Nu, noodlijdend was de burgerij van de 17e eeuw niet. Men behoeft maar een blik te werpen op de kleederen, die de figuren der oude stukken dragen of op den welvoorzienen disch van den Schuttersmaaltijd. Hoe on- noozel steekt bij die kleerenpracht van eer tijds de eenvoud af van de moderne avond japon, welke een „slanke lijn" omhult, of de saaiheid van smoking en rok-costuum. Om van onze tafel maar niet te spreken. Wij zoe ken het in eenvouw en verfijning, maar niet in overdaad. Onze bescheiden wijnglazen kunnen met de bokalen van voorheen niet wedijveren en wat het verzwelgen van spij zen betreft, de kleine tafeltjes van Carlton, Dikker en Thijs, Trianon hoe hartelijk zouden de Staalmeesters erom lachen. Er zijri andere tegenstellingen. Wie het Rijksmuseum heeft bezocht en daarna een be zoek brengt aan de voorjaarstentoonstelling van Arti, zal zich allicht eveneens een wei nig ontgoocheld vojen. Met de weelde van wijnbokaal, fazant en speenvarken is die van kleur en lijn te loor gegaan. Onze voorvade ren schijnen, vergeleken onze tijdgenoo- ten, dronken van zinne-lust geweest te zijn De lijnen trillen, de kleuren gloeien en fonkelen in 't werk van eertijds, en thans te bet een be- dachtbaam of vernuftig zoeken en tasten, een aarzelend neerzetten van een tint. Wij zijn wel zéér aan het verzwakken. En tegelijk aan 't vervlakken. Want de totaal-indruk, welken men van Arti meeneemt, is deze: academisch en conventioneel. Voor enkele tientallen jaren heeft het on der de moderne schilders nog gegist, gebor reld, gekookt; men zocht ze in het cublsme, het futurisme en in andere ismen, en al dat gezoek kon den toeschouwer wel tureluurs maken, maar hij moest voor het zoeken-op- zichzelf toch waardeering hebben, daar het blijk gaf van vitaliteit. Mag men de voor jaarstentoonstelling van Arti als maatstaf nemen, dan is het zoeken geëindigd en is men teruggekeerd tot het oude, beproefde procédé der nauwgezette realistische kunst. Alleen maar met minder talent. Neen, er is op deze expositie weinig, dat opmerkelijk mag heeten, weinig dat hoop geeft. Er is veel en schoon werk, zeker, maar het schoone en bijzondere werk is, dat van de ouderen. Nu mag men een tentoonstelling van Arti niet als maatstaf nemen voor het peil van de schilderkunst in de twintigste eeuw. In de overgangsjaren van de 19e op de 20e hebben wij vele groote meesters gehad en ten deele werken zij nog. Wij noemen Breitner, Kaï- sen, Israëls. Bauer, Deysselhof, Witsen, om slechts enkele namen in herinnering te bren* gen. De bloei van de tachtiger jaren is noen in de schilderkunst noch in de dichtkunst door een evenwaardigen bloei gevolgd, maar mag men dit wel verwachten? Hoogtepunten zouden geen hoogtepunten zijn als er g**0 da en waren. En als wij ons op het oogen* blik in zulk een dal bevinden, binnen t'£ jaar kan de kunst zich weer in stijgende lf| bewegen. En anders over twintig of veertig jaar. De groote kunstperioden worden ®e eeuwen en niet met jaren gemeten. - De mopperaars dienen dus thuis te blijv,el\' Laten wij liever naar Arti gaan met de- goeden wil om ook het talent van de ren te waardeeren en te speuren naar karak tertrekken, die voor de toekomst beloften in houden. Wij vinden enkele proeven van beeldhouw werk, die, omdat zij ternauwernood °Pva j' het eerst vermeld mogen worden. De beY_a' bouwkunst heeft in ons land nooit veel beeiu bet««-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1930 | | pagina 10