CLIVIA'S. „TOONKUNST" N.V. v.h. HERM's COSTER in Zn., 13 MEI. TEKSTBOEKJES „ELIAS" VOORDAM C 9. Rechtszaken Tijdschriften RaadseSRioekie. 10° Ter oplossing voor deze week: probleem 1120 vau J. Groenteman, 'ji'dam. Zw. 12 sch. op: 5, 6, 7, 8, 9, 16, 18, 19, 21, 23, 26, 30. W. 12 sch. op: 25, 27, 28, 32, 34, 36/39, 42. 43, 48. Wit speelt en wint. in onze volgende rubriek geven wij de oplossing. Ziet gij muggen, lang van poot, Aarzelt niet, maar slaat ze dood Onder de z.g. kamerplanten is de Clivia #el het meest bekend, alleen het gemakkelijk uitspreken van den naam wijst daar al op. Worden de namen van planten over 't alge meen moeilijk en vreemd gevonden, met de Clivia is dit niet het geval, ieder spreekt dien naam goed uit. Evenals dat bij het meerendeel onzer plan ten het geval is, komen ook bij de Clivia variëteiten of verscheidenheden voor. Het zijn vooral de breedbladige met de donker-oranje gekleurde bloemen, dit zijn de nieuwere aan- winsten, welke in de eerste plaats onze aan- dacht vragen; doch de smalbladige, de meer ouderwetsche met de lichter gekleurde kelken, zijn ook mooi. De laatst genoemde groeit het gemakkelijkst. De Clivia is een plant, die met de vleezige wortels gaarne en ook bijna altijd meer of minder boven de aarde uitkomt. Dit is geen bezwaar en wijst er zelfs op, dat de plant dit als eigenschap doet. Verpotten of ver planten is, omdat de wortels boven de aarde zichtbaar zijn, dan ook in 't geheel niet noodig, terwijl dat verpotten door de mees ten zoo wordt opgevat, dat de pot grooter moet zijn en wel liefst flink groot. Afge scheiden nog van het feit dat zoo'n malle groote pot niet past in de meeste onzer ge wone sierpotten of daar dan met den rand boven uit steekt en daarin vast knelt, is een groote pot voor een Clivia eerder na- dan voordeelig voor den groei. Het direct poten van een plant en dus ook van een Clivia in den sierpot, die wel steeds luchtdicht zal zijn door glazuur of anderszins, is geheel ver keerd. Alle planten groeien het best in een gewonen bloempot, die vooral ook niet ge verfd mag worden, zooals dat wel eens gebeurt. Zoo met den grooten schoonmaak krijgt alles een beurt en zoo'n bloempot soms een mooi rood verfje, dat is dus uit den booze. Met gier of koemest kan de plant goed op kracht gehouden worden. Na den bloei kan de plant uit den pot genomen worden, dan de pot met een harde boender binnen en bui tenwerks goed schoonmaken, eenige losse aarde, die uit den wortelbal valt verwijderen, een beetje grond er uit schudden is heel goed en daarna weer in denzelfden pot zetten. Dit in den pot zetten heeft plaats, nadat de bloempot aan de binnenzijde met een dun laagje koemest is ingesmeerd en een pot- scherfje op het bödemgat is gelegd met den ronden kant naar boven. Men vult een beetje nieuwe aarde bij dat met behulp van een dun stokje wordt weggedrukt. Goede potaarde is een vergane graszood met ouden koemest en scherp- of rivierzand. De grond moet stevig worden aangedrukt. Evenals dat met andere pas verpotte planten het geval is moet de Clivia weinig gegoten worden. Als de plant een paar weken verder is kan wat meer water worden gegeven. Gieten van planten is een kunstwerk; om juist te omschrijven wanneer en hoeveel gegoten moet worden, is onmoge lijk. Het beste is dit regelmatig, b.v. 2 maal per week te doen en dan maar weinig, maar de plant bijhouden met water geven. Bij een zacht regenbuitje kunnen alle kamerplanten goed buiten staan en dan te gelijk wat op den pot ieren met verdunden koemest, die is altijd wel te krijgen en leeken kunner er in deze gevallen minder kwaad mede doen dan met kunstmeststoffen, die ge woonlijk in te groote hoeveelheden worden gegeven. Dat Clivia's onvoldoende groeien, hetzij in blad of bloemontwikkeling, staat gewoonlijk >n verband met het niet voldoen aan het bovenstaande. Iedere plant moet vóór den bloei voldoen de kracht in zich hebben, om dien bloei te ontwikkelen. Wanneer die bloei onvolkomen >s, kan daar op dit moment niets aan gedaan Worden, dit kan pas na den bloei. Door te veel gieten vóór den bloei komt een Clivia niet tot knopvorming of wanneer dat nog wel 't geval is, dan is de bloemstengel onvoldoende ontwikkeld. Pas als de bloem toppen goed uit het hart van de plant coor oen dag komen, begint men te gieten, regenwater is daarvoor heel goed. De uitloopers van een Clivia, door den leek gewoonlijk stekken genoemd, moeten niet zoo ug van de plant worden afgetrokken, ctjib «en plant, die een paar of meer z.g. €n heeft, is veel voller en mooier. Wan- ri ,r "ler} een stek wil afnemen om eens mede rnrvl' i eren en probeeren, die aan den fp„ te krijgen, moet zoo'n stek nimmer in u°?ten pot worden gezet; want daarin gaat het groeien slecht. 7 "eem deze gelegenheid te baat, even te «n op een paar mooi-bloeiende struiken, of nJi stadstuinen staan heesters met min n i e 1 overbuigende takken, dat zijn de nw e s n e i d e, die nu volop bloeien witt* m massa d'cht opeen staande kleine, ^ut.a ij®* d"c hcester h€et Spir3€a Wel M' k** «roeiende struiken, waarvan er vele in den Hout nu bloeien met h némenr^lef' 1J dej» seringen, witte boom heeten: IW Padus of Vogelkers- andere, ook nu in den Hout bloeiende struik, is Sambucus racemosa. De bloeiwijze komt overeen met die van de Geldersche roos of sneeuwbal, terwijl de bloemen worden gevo gd door trosjes roode bessen, die de vogels gaarne eten. Oe aan den Nieuwlandersingel bloeiende heesters, met bruinachtig blad en rose bloe men zijn z.g. Japansche Sterkersen. Hiervan komen veel verscheidenheden voor; maar de zooeven genoemde is Prunus Hisakura (Serrulata hybr.) Al deze heesters voorjaars niet snoeien. B. HOEK. Alkmaar, 8 Mei 1930. DE MOORDZAAK VAN GROOTEGAST, Getuige A. W o 11 e r s, timmerman te Grootegas, legde, naar de Tel. meldt, een zeer gunstige verklaring af van verdachte, met wien hij jarenlang een vriendschappe- 1 ijken omgang heeft gehad. Daar getuige den Calvinistischen beginselen is toegedaan, was hij het met de opvattingen van verdachte niet eens, doch gaarne mocht hij met Wijk- stra over onderwerpen van politieken of godsdienstigen aard van gedachten wisse len. Wijkstra was niet een of andere politie ke richting toegedaan. Een eerlijk man? Mr. Levie, verdediger, vraagt: Vond u Wijkstra een eerlijk man? Getuige: Ja meneer. Mr. Levie: Of dacht U: hij is lichtzin nig en heeft ze achter den elleboog? Getuige: Neen, dat dacht ik nooit. Ik vertrouwde Wijkstra en beschouwde hem als een volkomen eerlijk man. President: Maar eens op een werk te Zuidbroek heeft hij een commies, die hem om belasting kwam manen, van den steiger weggezonden. Was dit een bedreiging? Getuige: Neen meneer, geen bedrei ging, maar Wijkstra kon wat meer dan een ander. Hij kon een zeker gezag laten gelden, dat een ander niet bezat. Getuige Hendrik W ij k s t r a, een broer van verdachte, verklaarde dat veertien dagen voor den moord drie veldwachters voornemens waren, zich te begeven naar het huis van IJje Wijkstra, om de vrouw een dagvaarding te beteekenen. Verdachte's moe der, die toen nog bij IJje en Aaltje woonde, is toen de veldwachters gaan waarschuwen, dat zij niet moesten gaan, „daar er wel eens iets zou kunnen gebeuren". Veldwachter v. d. Molen zou toen de moe der ten antwoord hebben gegeven: „En toch zullen wij komen. Dan moet er maar een slachtoffer vallen". Verdachte's neef, eveneens Hendrik W ij k s t r a, verklaarde, dat IJje's moeder hem wel eens heeft toevertrouwd, dat zij het nog nooit zoo goed als bij IJje had gehad. Getuige K. F r i s o, koopman te Kornhorn, verklaarde vervolgens, dat hij verdachte nooit gevaarlijk had gevonden. Wel zag ver dachte in alles voorteekenen en wist hij, dat hij tot vreemde dingen bestemd was. De muzikant Jan Hut te Lukaswolde verklaarde, dat hij er vaak met IJje op uit trok, om muziek te maken. Getuige merkte wel eens op, dat IJje soms in een stuk van driekwart maat de juiste maat niet hield. Hij was nog nooit gewaarschuwd voor ver. dachte. Hij achtte hem dan ook niet tot een dergelijke daad in staat. Vervolgens kwam getuige H e s s e 1 W ij k s t r a, een neef van verdachte, verklaren, dat IJje hem vele malen sprak over droomen die hij had gehad. Ook sprak hij veel over spo ken Mr. Levie: Vond U verdachte een onop recht mensch? Getuige: Neen meneer. Hij was eerlijk en oprecht. Ieder mocht hem graag. Bezwarende verklaring. Getuige P. de Haan van Grootegast verklaarde, dat IJje eens bij hem zat en mid den in een gesprek plotseling was beginnen te lachen. Toen hij IJje vroeg, waarom hij lachte, antwoordde deze: Ik zou er plezier in hebben, een paar politieagenten dood te schieten. Verdachte: Daar is niets van waar. Ik heb zooiets nooit gezegd. Het is volstrekt onwaar. Een andere neef van verdachte. Roelof W ij k s t r a te Doezem, verklaarde, dat hij den laatsten tijd voor den moord zeer stil was. Als hij verdachte tegen kwam, keek hij strak voor zich. Getuige dacht dan, dat IJje „diep in de prakezaties zat". Getuige achtte verd. niet gevaarlijk, slechts vreemd. Verdachte zeide, dat hij, wat zijn gevaar lijkheid betreft, wel een lijst met duizend handteekeningen kon overleggen, om het te gendeel aan te toonen. Hij kon met iedereen goed overweg. Om 1.15 uur werd de ochtendzitting ge schorst tot 2.15 uur, wanneer deskundigen gelegenheid zal worden gegeven, hun verkla ringen aan te vullen. Bij de gisteren voor het Gerechtshof te Leeuwarden voortgezette behandeling van het drama te Grootegast deelde getuige Wolters, timmerman te Grootegast, mede, dat hij op aandringen van de moeder van verdachte de politie heeft gewaarschuwd, voorzichtig te zijn bij het bewegen van Aaltje naar huis terug te keeren, omdat zij daar gevaar in zag. Verdachte kan zich niet begrijpen, dat zijn moeder dit gezegd heeft. Nog werden getuigen gehoord die inlich tingen gaven over de verhouding van Wijk stra en zijn moeder. Getuige K. Friso is koopman en sprak IJje nog al eens. Sinds vrouw Wobbes bij dezen inwoonde, kwam hij daar niet meer, omdat hij zich met die verhouding niet ver eenigen kon. Alleen had hij hem gewaar schuwd deze vrouw niet bij zich in te ne men. Over het gaan van Aaltje naar Gro ningen liet hij zich in dezen zin uit, dat als zij wilde gaan, zij dat moest doen en dat hij ook wel haar wilde brengen naar de stad. In elk geval dacht hij dat zij wel spoedig zou terugkeeren en dan weer bij hem haar in trek zou nemen. Sinds de tegenwoordig heid van Aaltje in zijn huis was hij anders dan gewoon. Hij geloofde aan slechte voor teekens, hij was er van overtuigd dat het niet goed van hem was die vrouw bij zich te hebben en vreesde daarvan verkeerde ge volgen. Toch kon hij haar niet laten gaan. Op de vraag of Altje ,,de baas" van IJje was en hem in haar macht had, kan hij niet antwoorden. Hij was zacht en zij was zacht en beiden konden het samen best vin den. Hij voegt aan dit getuigenis toe, dat tegenover een vreemden man geen betere vrouw bestond dan Aaltje. Jan Hut, arbeider te Lucaswolde, is een vriend van den verdachte en kent hem al lang. Voor zoover hij weet was er niemand bevreesd voor verdachte. Op den morgen van den moord was Wijkstra erg opgewon den. Hij kwam toen bij hem met de mede- deeling: „Ik heb vier veldwachters gedood." Verdachte was ook zelf gewond en sa men zijn zij toen naar den dokter gegaan, doch deze was niet thuis, waarom besloten werd de reis naar Groningen voort te zet ten. Onderweg vertelde verdachte hem dat hij de veldwachters gedood had, omdat zij hem aanhoudend tergden. Procureur-generaal: „De beide recher cheurs .die jullie hebben aangehouden heb ben verklaard, dat jij gezegd zou hebben, dat verdachte verteld had dat hij eiken po- litie-agent, die hem wilde arresteeren, neer zou schieten. Getuige zegt zich daarvan niets meer te herinneren. Verdediger mr. Levie: „Heeft verdachte U ook verteld dat hij Aaltje gevraagd heeft of zij mee wilde en dat Aaltje dat gewei gerd heeft? Get.: „Ja zeker, Aaltje wilde niet". Hessel Wijkstra, een neef van den ver dachte, zegt, dat deze den laatsten tijd erg vreemd deed. Zoo lachte hij bijvoorbeeld herhaaldelijk, zonder oorzaak. Na den moord is verdachte bij hem geweest en ver telde, wat hij gedaan had. Ook Aaltje was er bij tegenwoordig en zeide dat zij er blij om was, dat de politie dood was. Procureur-generaal: „Was Aaltje erg van streek?" Get.: „Neen, zij was vrij kalm, zij lachte en schreide tegelijkertijd. Verdediger: „Zeide verdachte niet tegen U, dat het 's nachts altijd bij hem klopte en dat Aaltje zijn booze geest was? Get.: „Ja, dat heeft zij. Aaltje heeft hem verleid", zeide hij. Getuige H. Wijkstra Bzn. verklaarde dat hij verdachte ook nog na den moord gespro ken heeft en dat verdachte toen van plan was zich zelf dood te schieten, ÏSdoch dat Aaltje hem had doen beloven, dit niet te doen. P. de Haan, landbouwer te Grootegast, heeft den verdachte het laatst van 1928 ont moet. Verdachte heeft tegen hem gezegd, dat hij met plezier een paar politieagenten dood zou schieten. Verd. ontkent dit ten stelligste. Het is alles niets dan laster en napraterij. Procureur-generaal: „Hoe weet u dezen datum nog zoo precies?" Get.: „Ik kocht toen een paar klompen bij hem". Als getuige a décharge wordt gehoord Grietje Veenstra te Doezum. Zij vertelt, dat verdachte vaak bij haar aan huis kwam. Hij deed den laatsten tijd erg vreemd. Pres.: „Waarin bestond dat vreemde?" Get.: „Hij lachte zonder reden en had het dikwijls over spoken. Verd. is ook nog na den moord even bij haar geweest, in ge zelschap van Aaltje. Zij zeide toen, dat zij er zoo om moest lachen, dat de veld wachters dood waren. De volgende getuige, Roelof Wijkstra te Doezum, bij wien verd. als timmerman in dienst geweest is, zeide, dat verdachte zeer eigenaardig deed den laatsten tijd voor den moord. Zoo ging hij eens op zijn hoofd op een schoorsteen staan. Verdediger: „Achtte u hem voor zijn om geving gevaarlijk?" Get.: „Ik heb altijd met hem gewerkt, maar bang was niemand voor hem." Hendrik Smit, schipper te Noorddijk, kent verdachte reeds jaren. Ook hij getuigt, dat verdachte den laatsten tijd erg vreemd deed, Dat hij gevaarlijk zou zijn, meent ge tuige niet. Waar een vijftal getuigen a décharge niet verschenen is, wordt van hun verhoor afge zien en verdachte nogmaals voorgeleid. Mr. Levie vraagt hem of hij nog eens wil de verklaren of hij Aaltje, toen zij voor den Rechter-Commissaris moest verschijnen, heeft vrijgelaten om te gaan, dan wel niet te gaan? Verd.! „Ik liet haar in alles vrij". Proc.-gen.: „U hadt verschillende wapens in huis, nietwaar?" Verdachte: „Ja, doch reeds meerdere wa ren in beslag genomen". Proc.-gen.: „Stroopte U niet veel?' Verdachte: „Ja, heel veel". Het woord is hierna aan de getuigen-des- kundigen psychiaters om hun oordeel over de getuigenverhooren te zeggen. Prof. Dr. Wiersma zeide bij zijn con clusies te blijven. Hij is van oordeel, dat uit het getuigenverhoor duidelijk is gebleken, dat hier niet van een dusdanige aanhanke lijkheid van verdachte aan Aaltje bewezen was, dat gesproken zou kunnen worden van sexueele hoorigheid. Spr. handhaafde zijn conclusie, dat er geen sprake is van zieke lijke afwijking. De hallucinaties van ver dachte en wat hij meende te hooren of te zien, waren zoozeer geen waandenkbeelden, maar vloeien eer voort uit de verhouding tot Aaltje, die hij wist, dat op den duur niet bestaanbaar was» IDr. Vqn Mesdag zegt eveneens bij zijn eerste rapport te blijven. De sexueele verhou- ding was passief, althans van de zijde van verdachte. Wat dwanggedachten betreft, meent get., dat hiervan evenmin sprake kan zijn. Prof. Grönbaum is van oordeel, dat er wel van sexueele hoorigheid gesproken moét wdrden. Verdachte en Aaltje gingen hoe langer hoe meer in eikaars leven op, zoodat zij tenslotte meenden dezelfde belan gen te hebben. Wat de z.g.n. haat tegen de politie en 't gezag bij verdachte betreft, deze is ongetwijfeld een ziekelijke openbaring ran zijn geestesgesteldheid. Prof. Roëls concludeerde in gelijken geest. Na nog eenige repliek werd de zitting ge sloten en verdaagd tot Maandagochtend a.s. kwart over tien. DOOD DOOR SCHULD. Het Amsterdainsche Gerechtshof heeft Donderdag bevestigd het vonnis van de Vijf de Kamer der Rechtbank te Amsterdam, waarbij op 23 Januari 11. een 21-jarig visch- rooker veroordeeld werd tot zes maanden ge vangenisstraf met ontzegging van het recht om motorrijtuigen te bestruen voor den tijd van één jaar, wegens het den dood van een ander aan zijn schuld te wijten hebben. Verdachte was in den nacht van 31 Augus tus op 1 September 1929, terwijl hij onder den invloed van alcohol verkeerde, met de door hem bestuurde auto, op den Haarlemmerweg in botsing gekomen met een rechts van den weg wegens bandenpech stilstaande auto, ten gevolge waarvan de eigenaar dier auto een hotelhouder uit Zandvoort bekneld geraakte en zulke zware verwondingen kreeg, dat de dood spoedig intrad. ONEERLIJKE CONCURRENTIE? Voor de Haarlemsche rechtbank is Donder dag een zaak behandeld, waarvoor vooral bij winkeliers belangstelling bestond', omdat een dergelijk feit nog niet in ons land door den rechter behandeld is. Terecht stond de houder van een Verkoop huis „Toewan Blanda" aan de Leidschevaart te Haarlem. Hij werd beschuldigd in 1928 en 1929 om zijn handelsbedrijf te verhoogen tot misleiding van het publiek in verschillende nummers van het „Haarl. Dagbl." listiglijk en bedriegeüjk een advertentie te hebben ge plaatst, welke in vet gedrukte letters aankon digde, dat wegens vertrek naar Indië een dame haar. kostbare onder architectuur ver vaardigde meubelen voor lage prijzen te koop bood. Deze voorstelling was onwaar en de meubelen waren niet kostbaar en onder archi tectuur vervaardigd, maar nieuw en grooten- deels van goedkoope soort. Daardoor kon nadeel voor concurrenten ontstaan. Verschillende getuigen werden gehoord, die meubels hadden gekocht tegen lagen prijs. Enkelen waren inderdaad afgegaan op de mededeeling in de advertentie. Verd. zei die advertenties niet te hebben ge plaatst om het publiek te misleiden, maar als attractie. Zijn verkooplckaal is een „gesloten huis". Verd. wist niet, dat hij een strafbaar feit pleegde; anders had hij het zeker niet gedaan. Het O.M., waargenomen door mr. Andrin- ga, zei, dat de zaak vervolgd was op verzoek van de Kamer van Koophandel. Bonafide handelaars worden herhaaldelijk benadee'd door oneerlijke concurrentie. Spr. eischte 50, subs. 25 dagen hechtenis. De verdediger, mr. L. G. van Dam, zei dat de geheele middenstand belang had bij deze zaak, omdat nog nooit in ons land een der gelijk feit is berecht. Daaruit kon verd. al op maken, dat hij geen strafbaar feit pleegde en dat de vervolging is een proefgeval. Spr. heeft zich dan ook verbaasd ever den zwaren eisch van het O. M. Een minimum-eisch van 0.50 ware begrijpelijker geweest. Spr. herinnerde aan vragen in 1927 in den Haarlemschen gemeenteraad geste'd over de verkoopingen van „Toewan Blanda". De bur gemeester heeft toen, na onderzoek, geant woord, dat niets strafbaars gepleegd werd, dat wet noch verordening werden overtreden. Met deze kwestie hangt het geheele uitver koopwezen samen. Door een verbodsbepaling in de wet kan aan deze dingen een eind wor den gemaakt. Uit de tot stand koming van een artikel in het Strafwetboek blijkt, dat de minister en de Kamer hier niet het Duitsche stelsel wenschen. Spr vroeg ten slotte vrijspraak. OUD-RENTMEESTER VOOR HET GERECHT. Voor de te rechtbank te 's Herto^enbosch stond Donderdag terecht W. C. Th. L., 60 j'aar, vroeger rentmeester van het armbe stuur te Grave, thans wonende te Utrecht, als verdacht van opzettelijke vervalsching van een belastingbiljet, door dit valschelijk te kwiteeren, uit welke handelingen nadeel kon ontstaan. Verd. had een aanslagbiljet voor de Grondbelasting ten laste van het armbe stuur voor twee derde van het bedrag val schelijk gekwiteerd en de bedragen in het kasboek verantwoord. Later heeft verd. een duplicaat- aanslagbiljet aangevraagd en daarop twee betalingen gedaan. De verval sching kwam aan het licht, doordat een aanmaning tot betaling kwam en door het accountantsonderzoek, dat plaats had na de schorsing van verd. Voorts had verd. zich te verantwoorden wegens verduistering van verschillende ef fecten aan bovengenoemd armbestuur toe- behoorend, ten bedrage van 70.000. Verd. bekende de verduisterde stukken te hebben aangekocht, doch in plaats van deze in bewaring te geven, had hij ze aan vankelijk beleend. Later verzilverde hij de 'stukken en heeft de opbrengst aangewend om achterstallige renten te voldoen van be dragen die door hem verduisterd waren. Gepleegde verduistering loopt over vele jaren. Na het getuigenverhoor was het woord aan het O. M., waargenomen door mr. Ver meulen die de feiten in het licht stelde, waaraan verd. zich had schuldig gemaakt. De gepleegde misdrijven zijn door de be kentenis van verd. voldoende bewezen, die het onderzoek door deze bekentenis ook zeer heeft vergemakkelijkt. Het O. M. wees op het goede gedrag van verd. Hij drinkt niet, is een goed huisvader J en stond ook zeer goed aangeschreven in I zijn woonplaats. Het reclasseeringsrapport I besprekend, vestigde het O. M. er de aan dacht op, dat hij nog nimmer zoo'n goed rapport ontving. Voorts wees het O. M. op de hoogst verantwoordelijke betrekking van verd., die zeer laag gesalarieerd werd. Ten slotte vroeg het O. M. veroordeeling van verd. wegens valschheid in geschrifte tot twee maanden en wegens het plegen van verduistering tot tien maanden gevan genisstraf. De verdediger, mr. G. van Zinnicq Berg- mann, wees er op dat verd. steeds tever geefs om verhooging van salaris heeft ge vraagd. Resumeerende vroeg pl. een voor waardelijke veroordeeling. Verd. verklaarde nog op een vraag van den president, dat het armbestuur, toen hij om salaris-verhooging vroeg, omdat hij zijn kinderen toch een opvoeding moest geven, hem ten antwoord gaf: Laat uw kinderen maar dienstmeid worden, gij zelf moet cok hard werken voor uw brood. Over 14 dagen zal de rechtbank uiU spraak doen. Tel. Verschenen zijn afl. 25 en 26 van Landen en Volken, de Wereld in al haar kleuren pracht, de mooie uitgave van de E. N. U. M.: te Amsterdam. Een uitvoerige beschouwing wordt gewijd aan Italië waarbij interessante kieken getoond worden, w.o. vele fraaie kleur platen. Afrika en zijn bevolking komen daarna aan de beurt in een artikel over het „Zwarte" werelddeel. Bijzonder interessant zijn hierbij de opnamen der vertegenwoordi gers van verschillende volkstammen. Daarna wordt geschreven over Parijs, het hart van Europa en behandelt de redactie het onder werp „vuur, water en voedsel" dat alle men- schengroepen omvat. In het bijzonder voor onze iandgenooten is een uitvoerig en fraai geïllustreerd artikel over Nederlandsch In dië van beteekenis. Interessant is een bijdrage ever drie voor velen nog onbekende nieuwe republieken nml. Esthland, Letland en Lithauen. Daarna komt het land van de morgenkalmte, Korea en zijn bewoners aan de orde. Ten slotte worden onze ommuurde steden en oude verdedigingsmethoden ge sproken. Oplossingen der raadsels uit het vorige nummer. Voor grooteren. Schip, hol; Schiphol. Had je genoeg wol? O, ik heb zelft nog overgehouden. (Uden). Mijn oom was per Engelsche boot ge- gekomen en zulks geheel onver wachts. (Asperen). Vóór de school stonden zij hem op te wachten. (Olst). De loopjongen had elf tegels laten er echter maar (Delft en Lent). Papaver. 3. 4. vallen; twee waren er echter maar gebroken. Speer, spree. P dak koper Papaver havik bes r Voor kleineren. Een tafel. Muis, gruis, buis, huis, kluis. Helmond, Londen, meel, hond, hoed. Koe, Vorden; Koevorden. OM OP TE LOSSEN. Voor grooteren. Mijn geheel noemt een stad op Java, die met 7 letters geschreven wordt Een 5, 4, 3 is een voorwerp, dat een vloeistof kan bevatten. 6, 2, is een geluid, dat een viervoetig dier maakt. De 5, 2, 4, 3 noemt men alle potten en pannen enz. 1 is een medeklinker. 7, 3 is de verleden tijd van een werk woord. Verborgen viervoetige dieren. Alle musschen ken ik niet uit elkaar, maar ik geloof toch, dat deze musch er tweemaal geweest is vandaag. Annie's papa arde de vorige week met ons. Kun je van deze wol franje maken? Het arme meisje bood asters te koop. We zijn laat; geef Jacob eerst een boterham, want hij moet weer naar school. Als 1, 2, 3 een visch en 4, 5, 6, 7, een soort vet is, welke bekende plaats in Noord-Holland is dan 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8? Op de zigzag-kruisjeslijn komt eer, ander woord voor ruziemaker: X 1° rij een weekdier. 9° een ander woord voor koker, omslag. een mooie bloem. een uurwerk. X 5° een viervoetig roof- X i dier. X 6° een klooster. een kleur, een grondsoort, een huisdier, een metaal. X X x' X 4° 5° X X 7° 8° 9° Voor kleineren. 1. Welk groot man wordt een deel vau je gezicht, als je zijn eerste letter verandert? 2. Ik ben een schoen, maar niemand hoor! Draagt mij ooit aan den voet. Zeg vlug, hoe 'k heet en waar men mij Alleen maar dragen moet. 3. Ik ben een waterplas. Neem mijn eerste letter weg en ik ben niet dichtbij. Wie raadt dit? 4. Verborgen bloemen. De strook was te ruim aan de jurk Wij liepen een uur in den wind en den regen. Heb je je nichtje van je roode verf meegegeven Zijn Annie en Terese daar nu al?

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1930 | | pagina 7