Zomersproeten ver dwijnen spoedig door een pot Sprutol. Bij alle drogisten. DE AVONTUREN VAN EEN VERKEERSAGENT.IE Toer* meisjessschool ook een gemengde school was, dan zou er dit jaar misschien aanleiding zijn geweest, om een klas van een opleidings school op te heffen. Met den heer Bakker, die zegt, dat het aantal leerlingen in een klas van de oplei dingsscholen lager moet zijn, verschilt spr., al klinkt die stelling hem niet onsympathiek iToch wil hij die stelling niet graag door voeren, omdat hij niet weet, of hij dan wel tegen de oppositie opgewassen zou zijn. De heer Bakker: Het onderwijsbelang doet er dus niet toe. Wel, dat u geen last 'krijgt. De V o o r z i t t e r: Neen, maar ik wil voorzichtig zijn met het geven van een be voorrechte positie aan die kinderen en de getallen maar liever gelijk laten. De stel ling van den heer Bakker, dat op Onderwijs geen geld gespaard mag worden, gaat spr ie ver. Als men zegt: „Wij moeten het on derwijs niet verslechteren", dan zou hij zich daarbij eerder kunnen aansluiten. Overigens gelooft spr., dat een verstandig en goed Ge meentebestuur er zelfs bij onderwijszaken op toe heeft te zien, dat er geen dubbeltje te vee! wordt uitgegeven. Als grondstelling wil spr. wel aannemen, dat, wanneer er op onderwijsgebied zuinig heidsmaatregelen genomen moeten worden dit alleen dient te geschieden, wanneer het gelijkelijk het openbaar en het bizonder on derwijs geldt. Daarom deed spr. nooit voor etellen tot bezuiniging, die alleen gelden voor het Openbaar Onderwijs. Voorstellen, die eenigermate in het nadeel zijn van het on- jderwijs, spr. wil dit niet ontkennen, durfde 'hij alleen daarom te doen, omdat die in ge flijke mate het Openbaar en bet Bizonder On derwijs troffen. Of het uit onderwijsoogpun-t beschouwd, een nadeel is, wordt niet door alle onderwijs- gpecialiteiten onderschreven. Spr.'s beleid gaat wel in .die richting, maar er zijn ook jpaedagogen, die van oordeel zijn, dat men 'in dat opzicht te ver gaat. Zij stellen de /vraag, of het nut van het onderwijs wel uit sluitend is gelegen in het verstrekken van kennis, zooals vele voorstanders dat stellen en vragen daartegenover of het niet een be langrijk voordeel van 'het onderwijs is, dat de kinderen van jongs af aan, leeren omgaan niet anderen en dan toch is een te kleine klas evenzeer een gevaar als een te groote. Spr. is bereid1, op dit oogenblik te zeggen, dat het wel formeeren van de eerste klas aan de 3de Gemeenteschool uit een onderwijs- oogpunt beter is dan het niet-formeeren. Komende tot de verdediging van het voor stel, betoogde spr., dat het niet gedaan ■wordt, omdat het onderwijsbelang dit ge biedt, maar cwn financieele redenen. Wij meenen, dat het financieel belang in het oog moet worden gehouden, wanneer het onder wijs niet in- belangrijke mate geschaad wordt. Het is een kwestie van een beetje meer en minder. Hoeveel de bezuiniging bedraagt, die be reikt wordt, door de klasse niet te formeeren, is niet gemakkelijk te zeggen, maar als men gisteravond gezegd heeft, dat het loopt ov-er een kwestie van 4000, dan weet ik met zekerheid, dat dit niet juist is. De bezuiniging van één onderwijzer bij het Openb. Onder wijs is stellig 2000 en ik spreek zeker niet te boud, wanneer ik zeg, dat het bij- het Bizonder onderwijs méér dan één gaat schelen. Het is dus in ieder geval meer dan [f 4000 en in de toekomst gaat het meer kosten, wanneer wij het volgend jaar nog kleiner klassen moeten gaan formeeren. Spr. is er den heer Vogelaar erkentelijk voor, dat deze erop gewezen heeft, dat het voorstel de consequentie is van hetgeen het vorige jaar is gebeurd, waarbij komt, dat, als men nu, zooals wel zal gaan gebeuren, toch de eerste klas zal gaan formeeren, men het volgend jaar voor een eigenaardig geval komt te staan. De geboortecijfers wijzen erop, dat men het volgend jaar nog een geringere 'schoolbevolking kan verwachten en tot dus verre is dit vermoeden door de feiten beves tigd. Men krijgt dan den eigenaardigen toe stand, dat als men dan aan de school van den Koningsweg geen- eerste-klas kan formeeren, men daar dan geen eerste en geen derde klas heeft. De heer Bakker: Natuurlijk formeeren we ook dan een eerste-klas. De voorzitter: Maar dan krijgt men niet alleen kleine, maar zeer kleine klassen en dan vraag ik mij af of dan zelfs de Raad het zal goed- vinden, wat gaat gebeuren. Er zijn dit jaar i-n totaal aangegeven voor de eerste klas 240 leerlingen en wij vormen dit jaar 8 klassen. De heer Bakker: Negen klassen. De voorzitter: Dan wordt het nog erger, want dan krijgen wij een gemiddelde van 26 leerlingen en het volgend jaar een ge middelde van 20, dus bijna de helft van de bestaande klassen. De heer Bakker: U moet ook, die blijven zitten, meerekenen. De voorzitter: Maar dan komen wij toch vroeg of laat in de situatie, dat de Raad moet zeggen* „Dat gaat niet meer". Men moet de zaken zuiver, nuchter en rustig be- oordeelen. Als de feiten zoo zijn, dat er te weinig leerlingen zijn, wie kan daar dan iets aan doen? Wil men dan, hoe weinig er ook zijn, die 9 scholen in stand houden? Ik begrijp dat niet heelemaal. Evenzeer als men, wanneer het aantal leer lingen zich uitbreidt, er een school bij maakt, evenzeer ligt het in ae rede, dat men een school sluit, wanneer het aantal leer lingen minder wordt. Men kan denken: „Wat is het jammer", maar het is buitengewoon verkeerd, het voor te stellen, alsof iemand het daarop heeft aan gestuurd. Het is net of wij het leerlingental in de haud hebben. Het is toch niet onze be doeling. de school aan den Koningsweg te sluiten. Bovendien is het niet onze bedoe ling om de eerste klas van de school aan den Koningsweg niet te formeeren. Dit kan ook aan een andere school. Men kan niet zeggen, da; wij er alles op zetten om die school te «luiten Ais er geen kinderen zijn, waarom moe, nier. dar. die school behouden? Spr. kan zich indenken, dat de Raad er anders over deukt en op een bepaald moment zegt: „Er is geen aanleiding, de eerste klas te sluiten" Daarover kan men in alle gemoedelijkheid debatteeren, maar om de bedoelingen van de tegenpartij aan te tasten, is in het algemeen een leelijk ding en in deze zaak buitenge woon betreurenswaardig en bovendien door de feiten ontzaggelijk weinig te motiveeren. Het College is er niet op uit, zich een pluim op den hoed te steken, maar men kon toch weten, dat spr. voor het onderwijs :n deze gemeente, ook voor het Openb. Onderwijs, 'heel veel gedaan heeft, leder, die zich de moeite geeft, om de begrootingsstukken te lezen, kan dit vinden in allerlei posten. Op allerlei gebied heeft spr. verbeteringen voor gesteld. Wie daaraan twijfelt, moet dat maar eens vragen aan de hoofden van scholen. De -heer Van Drune-n: Den heer Kroone ook? De voorzitter: Een debat daarover durf ik gaarne met den heer Van Drunen aan. Spr. heeft geen behoefte, den Raad te be wegen tot aanneming van het voorstel. Waarom zou spr. het voorstel van B. en W. nog verdedigen? Dit zou den schijn geven, alsof hij de sluiting van die klas wil. Het College heeft het voorstel gedaan, omdat het de belastingbetalers geen belasting wil op leggen, die naar zijn oordeel redelijk be spaard kan worden, maar als de bevolking, vertegenwoordigd door den Raad, het van alle kanten wèl wil, dan zal men begrijpen, dat spr. met vreugde dit voorstel in den zak steekt De heer Van Drunen: Trekt U deze bijlage in. De voorzitter: Daar staan toch ook andere voorstellen in. De heer Bakker Trekt U maar in, wat onder a te lezen staat. De voorzitter: Dat is de motie. De heer Bakker: Ik vind beter, dat U a intrekt, dan dat de motie wordt aangenomen. Devoorzitter: Ik heb daar niets tegen. De heer Bakker had met genoegen ge hoord, wat de voorzitter gezegd heeft. Met genoegen had hij ook gehoord, dat de voor zitter een beetje huiverig was, aan de op leidingsscholen minder leerlingen te geven, omdat die scholen daardoor in een bevoor rechte positie werden gebracht. Daardoor erkent de voorzitter, dat minder kind-eren in een klas een bevoorrechte positie is voor die kinderen en dat daardoor dus het onderwijs wordt verbeterd. Hij geeft daardoor echter tevens toe, dat men, door te klassen vol te stoppen, de kinderen benadeelt. Zoolang de voorzitter aan het hoofd van het onderwijs staat, heeft spr. den indruk gekregen, dat men daar iemand aan het hoofd heeft, die daar niet op z'n plaats was. (Gelach).- Zoolang U hoofd van het onderwijs bent, heeft spr. in het openbaar niets anders naar voren zien brengen dan wat ten nadeele van het onderwijs is. Er zijn wel belangrijke dingen aan de orde gekomen, die een belang rijke besparing brachten op onderwijs, maar geene in het belang van het onderwijs. Steeds heeft u gezegd: „We benadeelen daardoor het onderwijs niet in groote mate en bezuinigen ontzettend veel". Het waren steeds financieele argumenten. Een hoofd van het onderwijs heeft de afdeeling onderwijs te bevorderen en zich over het financieele ge deelte te verstaan met den wethouder van f: nanciën. Zijn taak is het niet, de belangen van de financiën te dienen. Spr. betoogt nog. dat niet alleen de hoofden van scholen het onderwijs uitmaken. Dit doet het personeel en daarom dient daarmede meer gesproken te worden. Spr. kan het n'.t helpen, maar hij kan het pluimpje, dat de burgemees ter meent niet noodi-g te hebben, nog niet ge ven. Hij- neemt oogenblikkelijk aan, dat het niet de bedoeling is, de school op te heffen, maar het gevolg is het wél. De heer Van Slingerland: Dat staat ook in de motie. De heer Bakker: In die lapmotie staat nog meer. Het gaat niet aan, om het eene jaar te zeggen: „Er zijn wat meer leerlingen, nu moet er maar een school bij" en het andere jaar: „Er zijn er minder, nu moet er maar een klas weg". Men moet zich toch niet star vasthouden aan het idee - „De klassen moeten vol zijn". Integendeel moeten wij, als wij de klassen iets kleiner kunnen maken, dit direct doen". Spr. denkt er niet aan, om een klas op te heffen, maar hij wil met beide handen aangrijpen de gelegenheid, om de klassen wat Ikeiner te maken. Dit is ook de taak van het hoofd van ond rwijs en wanneer dé wet houder van financiën daartegen in verzet zou komen, dan valt daarover met den Raad te praten. Wanneer er dan een volgend jaar een paar leerlingen meer zijn, dan behoeft men niet direct met voorstellen te komen voor het bouwen van een nieuwe school. Spr. wil zich niet bang laten maken met dé cijfers voor het volgend jaar. De v o o r z i 11 e r: Het scheelt het volgend jaar weer 29 leerlingen. De heer Bakker: Dat is drie op één klas en dan nog maar op papier. Volgens het pa pier zouden wij dit jaar er meer moeten heb ben en er zijn er minder. Het volgend jaar moeten er volgens het papier minder zijn, doch het is best mogelijk, dat er dan meer zijn. Het belangrijkste voor spr. is, dat men als onderwijs aan het kind geeft, wat men geven kan. Wij kunnen de kinderen nu een klein beetje meer geven, door de klassen wat kleiner te maken. Volgens de vergadering kost dit 4000. Ik gevoelde dadelijk, dat dit niet juist was. Volgens den burgemeester zal het 8000 kosten, maar mag Alkmaar om die 8000 bewust het onderwijs van het kind be nadeelen? Spr. meent, dat de Raad verplicht is, dit niet toe te laten. De motie van den overkant oordeelt spr. een lapmiddeltje. Men krijgt dan 't volgend jaar hetzelfde debat weer en wanneer dan besloten wordt, om aan die school geen eerste klas te formeeren, dan heeft die school geen eerste en geen derde klas en maakt men die school hee lemaal onmogelijk. Dat is niet aanneembaar. Als de overkant wat wil, dan moet zij uit de motie de eerste drie alinea's weglaten en al leen de laatste handhaven. De motie is dan aanneembaar voor ons allen en wij hebben dan dit voordeel, dat 3. en W. van den ge- heelen Raad de uitspraak krijgen, dat hij wil meewerken, goed onderwijs te brengen en niet mee wil helpen, het onderwijs te verknoeien. De heer Vogelaar voerde tegen de op merking van den heer Bonsema, die gezegd had, dat spr. beter deed, eerlijk voor zijn mee ning uit te komen, aan, dat die meening vol doende in de motie lag opgesloten. Wanneer de feiten zich het volgende jaar in sterker mate voordoen, dan Ts spr volkomen bereid, de consequentie daarvan te aanvaarden. Als men spr. vraagt, welk bezwaar is er tegen, om het een jaar uit te stellen, vooral waar het hier gaat om een belangrijke school, om eens te zien, of de oplossing niet in een andere richting, b.v. bij de opleidings scholen, gevonden kan worden, dan zegt hij: „Laat ik daar aan meewerken". Het is niet de eerste keer, dat dit zich heeft voorgedaan. Ook bij de opheffing van de Meisjesschool werd besloten, die school nog een kans te geven en die kans wil ik op het oogenblik ook de derde gemeenteschool geven. De heer en Bakker en Bulens betoogden, dat financieele overwegingen moeten worden uitgeschakeld. Spr. ziet dit niet in. Ook in een -huisgezin verdeelt men- de uitgaven over de -verschillende hoofdzaken en ook het gemeente bestuur moet dit doen. Het gaat niet aan, te zeggen: „Voor een onderdeel besteden wij, wat het ook kost". Ook de heer Westerhof zeide: „Ik wil meewerken tot bezuiniging, als de cijfers van het aantal leerlingen te klein worden". De heer Bulens: Daar hebben wij niets mee te maken. De heer Van Drunen: Wat noemt U klein? De heer Vogelaar was benieuwd, wat de heer Bakker zal -zeggen, als het volgend jaar wordt voorgesteld, om de hoogere klas sen samen te smelten. De heer Bakker: Daar doen wij niet aan mee. De heer Vogelaar: Verschillende leden hebben gesproken van douceurtjes. Dat wil zeggen, dat de Raad maar eens besluit, den een of anderen ambtenaar wat toe te stop pen. Nu kan men verschillen over de mee ning, of een ambtenaar voor extra werk zaamheden een zeker bedrag toekomt, maar men moet toch aannemen, dat de leden, die er vóór stemmen, dit doen, omdat zij mee nen, dat dit den ambtenaar toekomt en men moet niet spreken van douceurtjes. Juist, om dat het geld er is, wil spr. voor één jaar de gevolgen van het formeeren van de klas on der de oogen zien. Spr. hoopt niet, dat het gevolg daarvan zal zijn, dat het aantal bo ventallige onderwijzers steeds zal stijgen. Hij wil het nog een jaar onder de oogen zien, maar zich de volle vrijheid voorbehouden, dan een beslissing te nemen en spr. hand haaft daarom de motie. De heer Bulens betoogde, dat bij de begrooting 1929 iets meer gedaan kon wor den dan wel eens het geval is geweest, o.a. is ook het presentiegeld van den Raad ver hoogd; ook spr. heeft daarvóór gestemd, omdat hij dit een noodzakelijkheid oordeelde. Ook stemde hij voor de 2500, wandbeklee- ding voor het Gouvernementsgebouw, maar als er bezuinigd moet worden, dan wil hij op die dingen bezuinigen, maar in geen geval de jeugd te kort doen in haar geestelijk voedsel, zelfs niet, al zou het 10.000 meer moeten kosten. De voorzitter deelde hierop mede, dat het College de motie-Vogelaar c.s. over neemt, en intrekt het in de bijlage onder sub a voorgestelde. De bijlage werd hierop z.h.st. aangeno men, waarop de voorzitter de zaak hiermede afgehandeld beschouwde en constateerde, dat vast staat, dat aan den Koningsweg een eer ste klas zal worden geformeerd. (Er waren na 4 uur nog verscheidene be langstellenden, voornamelijk uit onderwijs kringen, op de publieke tribune gekomen.) De Raad ging hierop in comité. Na heropening was aan de orde de benoe ming van een onderwijzer aan de Linden- school. De voordracht luidt als volgt: 1. J. Muller te Den Helder; 2. A. C. van den Hooff te Dirkshorn (gem. Harenkarspel).; 3. J. Kok te Wijdenes. Benoemd werd de heer J. Muller met 13 stemmen. De heer v. d. Hooff verkreeg 4 stemmen. AANSCHAFFING SCHOOLBORDEN ST. BAVOSCHOOL. In bijlage no. 66 stellen B. en W. den Raad voor Gelezen het verzoek d.d. 29 Mei j.1. van het Bestuur der Vereeniging St. Joseph al hier tot beschikbaarstelling van gelden uit de gemeentekas voor de aanschaffing van 2 schoolbordstellingen en twee draaibare schoolborden ten behoeve van de onder zijn beheer staande St. Bavoschool aan de St. Annastraat. Besluit: a. de gevraagde medewerking te verkenen; b. de uit het besluit onder a. voort vloeiende uitgave te zijner tijd nader te rege len bij suppletoire begrooting. Aangehouden tot de volgende vergadering. Interpellatie over de zwemschooL Aan de orde was hierop de interpellatie- Bulens over de zwemschool. De heer Bulens dankte voor de hem geboden gelegenheid. Spr. wees op de verbe teringen, die gedurende 50 jaar tot stand zijn gebracht. Hij noemde de nieuwe gasfa briek, die zich met andere kan meten, het nieuwe ziekenhuis, een toonbeeld voor Alk maar, het R.K. ziekenhuis, dat eveneens op uitstekende wijze voldoet aan de eischen, die de Volksgezondheid stelt, de prachtige mu- ziektuin met de mooie muzieknis, het sport park met een behoorlijk sportterrein en de belangrijke verbetering op het gebied van den bruggenbouw en stelde daar tegenover den toestand van de zwemschool, die nog precies is, zooals ze voor 45 jaar werd opge richt. Hij wees erop, dat de zweminrichting op een verkeerde plaats ligt, met als gevolg, dat het water bij een bepaalden wind, sterk vervuilt. Gelukkig kan men na het bad een douche nemen om het vuil af te spoelen. Het diepe bassin heeft een lengte van 30 M., ab soluut onvoldoende om aan behoorlijke eischen te voldoen. Van de twee ondiepe bas sins is er één, de z.g.n. wurmenbak, waar men tot aan de knieën in het water staat en waar de jeugd aan den hengel leert zwem men en dit bassin is slechts 15 M. lang. Het tweede, voor de meer geoefenden, js ook slechts 15 M. lang en daarin zwemmen soms 20 menschen tegelijk. Mevr. Hellingman: Soms 60. De heer Bulens betoogde, dat men zich zeer verheugd had over de toezeggingen bij de bcgrooting, toen zijn partijgenoot vragen had gesteld over de volksgezondheid. Er werd toen gezegd, dat met het Witte Kruis besprekingen gaande waren over een zwem inrichting op het terrein van het voormalig ziekenhuis. De voorzitter: Wie heeft dat gezegd? De heer Bulens: Het College! Gelach De heer Bulens las uit de stukken het betoog van den heer Bonsema en het ant woord van Mr. Kusters, waaruit bleek, dat het rapport, waarvoor de Raad de gelden verstrekte, er binnen een maand zou zijn. Zeven maanden, aldus spr., zijn sindsdien voorbijgegaan en de zweminrichting is nog steeds in denzelfden toestand. Drie menschc-n bevinden zich vaak in één kleedhokje. De toe stand is slechthet water is vuil en het is al eens voorgekomen, dat een jongen, op een dooie kat stapte. Aan dezen toestand moet een einde komen. Desondanks heeft de zwemschool een groo te vlucht genomen en spr. gelooft, dat bij een behoorlijken toestand het aantal zwem mers nog veel grooter zal worden. In het belang van de Volksgezondheid stelt spr. de volgende vragen Ongeteekende, lid van Uwen Raad, ver zoekt bij dezen de navolgende vragen aan het College van B. en W. te mogen stellen: 1. Heeft het College reeds het rapport ont vangen van de Commissie van de afdee ling Alkmaar van de Noordhollandsche Vereeniging „Het Witte Kruis" inzake plannen overdekte Bad- en zweminrich ting? 2. Zoo ja, kan de Raad binnen zeer korten tijd plannen en voorstellen desbetreffende van het College verwachten, zoodat aan de onhoudbare toestand van de tegen woordige Bad- en zweminrichting dit jaar nog een einde kan komen? 3. Mochten bovengestelde vragen in ont- kennenden zin worden beantwoord, zijn Burgemeester en Wethouders dan niet van raeening, dat in 't belang van de Volksgezondheid, deze oplossing te lang duurt en zijn zij dan bereid, een Raads commissie te benoemen welke de aange legenheid zoo spoedig mogelijk tot oplos sing probeert te brengen. De voorzitter had met ingenomen heid het eerste deel van de rede van den heer Bulens, waarin deze de loftrompet had ge blazen over de verbeteringen, die in de laat ste 50 jaar, tot stand waren gebracht, ge hoord. Geroep: Bloemen! In antwoord op vraag I, zegt spr., dat B. en W. het rapport nog niet hebben ontvan gen. Naar aanleiding van de vragen hebben B. en W. daarover getelefoneerd en zij ho pen, dat het nu binnenkort zal verschijnen Op vraag 11 antwoordt spr., dat, al zou den de plannen de volgende week hier zijn, er voor dit zwemseizoen geen sprake van kan zijn, de zaak in orde te brengen. Voor de beantwoording van vraag III wil spr. gebruik maken van het reglement van orde, om deze vraag in een volgende verga dering te beantwoorden, opdat hij gelegen heid heeft, de zaak met de wethouders te be spreken. De heer Bulens bracht dank voor dat antwoord. HOOG EN LAAG WATER TE IN ZOMERTIJD. BERGEN AAN ZEE Juni, Hoog water Laag water Datum v.m. n.m. v.m. nm. 28 5.10 5.43 1.40 2.02 oq 6.00 6.32 2.28 2.53 30 6.51 7.20 3.19 3.42 Juli. 1 7 41 8.11 4.09 4.31 2 8.36 9.10 5.01 5.25 3 9 39 10.09 5.55 6.24 4 10.42 11-13 6.54 7.25 EGMOND AAN ZEE Juni. Hoog water Laag water Datum v.m. n.m. v.m. nm. 28 5.07 5.40 1.28 1.50 29 5.57 6.29 2 16 2.41 30 6.48 7.17. 3.07 3.30 Juli. 1 7.38 8.08 3 57 4.19 2 8.33 9.07 4.49 5.13 3 9.36 10.06 5.43 6.12 4 10-39 11.10 6.42 7.13 Interpellatie Bakker. Interpellatie Bakker over de vtrlen- ging van de zomervacanlie aan dt opleidingsscholen. De heer Bakker stelde de volgende vra gen: Ondergeteekende, lid van Uwen Raad, verzoekt aan Burgemeester en Wethouders de volgende vragen te mogen stellen: le. Is het juist dat de zomervacantie aan de opleidingsscholen tot 5 weken wordt uit gebreid? 2e. indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, kunnen Burgemees ter en Wethouders dan mededeelen wel ke motieven hiertoe hebben geleid? Spr. wist, dat de kwestie in de commissie was behandeld, maar niet, dat het reeds dit jaar zou worden uitgevoerd. Hij hoopt, dat bij de beantwoording meer motieven naar voren zullen komen dan hij als lid van de Oudercommissie heeft gehoord. De motivee ring was toen alleen deze: „De ouders vra gen een week vacantie voor zichzelf en daar om staan wij het maar toe". Niet de ouders vroegen het, maar de Oudercommissie. Wanneer die het gevraagd had naar aanleiding van een bespreking op de ouderavonden, dan zou er nog iets voor te zeggen zijn, maar achteraf blijkt dit niet juist te zijn en men weet nu niet, of de ouders vóór 5 weken of vóór 4 weken vacantie zijn. De voorzitter zeide, dat het juist was, dat voor het eerst in dezen zomer d; vacantie aan de opleidingsscholen tot 5 weken is uitgebreid. Het verwondert spr., dat de heer Bakker zegt, dat dit alleen in het be lang van de ouders zou zijn gedaan. De stuk ken hebben voor de commissie ter inzage ge legen en in het verzoek van de drie ouder-, commissies staat ook een ander motief. Nu zegt de heer Bakker, dat het niet een gevolg zou zijn van een bespreking op de ouder-avonden. Als hii dit zegt, moet spr. dit als juist aannemen. Hem was dit niet be kend. Hij nam aan, dat in het verzoek het standpunt van de ouders werd weergegeven. Zij schrijven, dat voor de ambtenaren en per sonen in een zoodanige betrekking, wier vacantie in een kort tijdbestek moet vallen, de praktijk heeft aangetoond, dat een vacan tie van 4 weken een groot bezwaar is. Maar daarop volgt als argument, dat na een jaar van ingespannen arbeid van het personeel en de kinderen een vacantie van 5 weken geen overbodige weelde mag worden genoemd. De Inspecteur wijst erop, dat op die scho len, waar men in 6 jaar moet instampen, wat op andere in 7 jaar gebeurt, veel huis werk verricht moet worden, hetgeen meer correctie voor het personeel meebrengt, waar om hij van meening is, dat dit meerdere werk een langeren duur van de vacantie met één week, volkomen wettigt. De heer Bakker vond het eigenaardig, dat aan de onderwijzers van de scholen niet gevraagd is, of ze vóór langere vacanties zijn. Men heeft dit ook niet aan de Vakver- eeniging van Onderwijzers gevraagd. Een deel van een der scholen zond daarom B. en W. een minderheidsnota, waarin zij uitspre ken, dat aan hen niet meegedeeld zijn de motieven en dat zij zich daarom niet kunnen uitspreken over de wenschelijkheid of de niet* wenschelijkheid. Spr. voelt het alleen maar als een maat regel ten behoeve van de ouders. Deze ouders beschouwen de school als een school voor de kinderen van de ambtenaren, maar spr. is overtuigd, dat, wanneer men een rondvraag ging houden onder de ouders, de groote meerderheid tegen die 5 weken zou zijn en daarom meent hij, dat niet getolereerd kan worden, dat de commissie een beslissing op de vraag nam, zonder de ouders en het per soneel gehoord te hebben. 33. „En zie", zoo vertelde de wachter verder, „toen werd ons meisje in een witten vogel veranderd en die witte vogel volgde haar nu overal en gehoorzaamde haar." „En nu, meneer Keesie, kent u het verhaal van het geluks- poppetje en de heks". En toen de wachter dit had verteld, groette hij het verkeers agente en ging heen, nadat Keesie hem had bedankt voor zijn sprookje. „Ik ben toch maar blij", zeide hij, „dat U het mij hebt verteld, want nu kan ik ook op mijn hoede zijn voor de heks, een ge waarschuwd man geldt voor twee. nintf n»°|lgenidMn m°rÉe" ö!ng meneer Keesie "«ar <*en Ko- dèn vorst wafUÜ Wf" Z1'nukr°°n °P het hoofd had en zeide NU?. Pa'flswachter hem had verteld. een oud^tk'6 met zeide de kon>n2. ..ik heb Mer kant van d,n ?C Waarm j"nt lezen' dat aan den binnen- wel dader zei Keesie verwonderd. „Ik zie wei, dat er nog heel veel is, wat we niet weten."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1930 | | pagina 6