DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Alléén om de kwaliteit Uit den Alkmaarschen Raad. HfO. 150 Directeur: C. KRAS. ZATERDAG 28 JLAI 193Ö 132e Jaargang. Een nederlaag waarover B. en W. zich, als voorstanders van goed openbaar onderwijs, slechts kunnen verheugen. De Raad geeft f 2500.— gratif^atie, zonder het te weten. Dagelijksch overzicht. BAKKER'S Koffie en Thee* Tel. ?3«. Buitenland ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor ^lkmaar 2.—, iranco door het gebeele Rijk 2.50. Losse nummers 5 cents. PRIJS DER GEWONE ADVERTENTIEN Per regel 0.23, bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven iranco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9, post giro 37060. Telef. 3, redactie 33. Dit nummer bestaat uit 3 bladen. Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA. „Een onderwijzer is een meneer", heeit op een vergadering vroeger eens iemand gezegd en uit de zaal werd dit onderstreept door den uitroep: „een meneer met een pet op", waar mee de spreker blijkbaar te kennen wilde ge ven, dat de maatschappelijke en financiëele omstandigheden van een paedagoog nog niet van dien aard zijn, dat de onderwijzer overal als meneer op den voorgrond zal kunnen tre den. Hoe kleiner de gemeente is, des te grooter autoriteit is de onderwijzer, die in sommige dorpen als de incarnatie van alle wetenschap pen beschouwd wordt. Maar helaas, in grootere gemeenten wordt de meneer steeds kleiner en de pet steeds grooter, althans in de oogen van allerlei auto riteiten, die iets met het onderwijs te maken hebben en daarop eenigen invloed kunnen uitoefenen. Dan is een onderwijzer eigenlijk iemand van wiens oordeel men geen notitie behoeft te nemen, dan is het voldoende als het hoofd van de school maar gekend wordt en die hoofden zelf achten zich weer gepasseerd door ambte naren die op nog hooger sporten van de pae- dagogische ladder geplaatst zijn, door com missies van toezicht en van onderwijs en in hoogste instantie door den beheerder van de portefeuille van Onderwijs, die als Jupiter op den hoogsten troon zetelt en aan. wiens in zicht dat van ieder ander onderworpen be hoort te blijven. Maar allereerst de onderwijzers interessee- ren zich natuurlijk voor den gang van zaken bij het lager onderwijs als er ingrijpende voorstellen gedaan worden waarbij hun ad vies overbodig geacht wordt, dan nemen zij ongevraagd de vrijheid die vraagstukken in hun organisaties te bespreken en zoo noodig de ouders der leerlingen op de hoogte te brengen van een gevaar dat h. i. de volks school bedreigt en waartegen het noodig is krachtig stelling te nemen. Dan adresseeron en zoo is het ook in Alkmaar gebeurd organisaties van onder wijzers en ouders, dan worden er protestver gaderingen uitgeschreven en dan begrijpen de raadsleden wel, dat zij als vertegenwoordi gers der burgerij rekening met de wenschen der bevolking hebben te houden. Zoo is hier destijds de Handelsschool be houden en zoo is thans de aanslag op een openbare schoo! voorkomen, die gevaai liep door niet langer noodzakelijke bezuinigings maatregelen ontwricht en daardoor ten doode te worden opgeschreven. Deze zittingsperiode v'.n onzen Raad heeft in het teeken van het elftal, dat wil zeggen in het teeken van bezuiniging gestaan en het openbaar onderw.s heeft daarvan de nadee- lige ^evolgen ondervonden. De sociaal-demo craten hebben deze periode het tijdperk van „afbraak" genoe td en al willen wij niet zoo ver gaan en erkennen, dat er hier en daar we^ wat bezuinigd kon worden, vast staat, dat er in dit tijdperk scholen verdwenen en gecom bineerd zijn en dat thans niet voor de eerste maal getracht werd een klasse te v^" dwijnen waardoor de levensvatbaarheid van een school ernstig in gevaar wordt gebracht. Misschien zou het voorstel, opnieuw een klasse aan de derde gemeenteschool te ontne men, ondanks het protest int de onderwij- wereld, een kans van slagen gehad hebben als» dé toestanden niet waren veranderd. Men gevoelt de noodzakelijkheid van bezui niging op het onderwijs, niet meer als zoo dringend noodzakelijk. Alkmaar haalt op fi- nanciëel gebied wat ruimer adem eri met de Raad zich meer in het voordeel der lukerzi}de hebben gewijzigd. De soc. d€m -fractie zich sterker gelden en het elftal heeft na he vertrek van zijn leider, den heer Katers, eert verzwakking ondergaan. Het rechtsch heeft plekken gekregen. die doorbreken zijn en tal van £em r mingen bewijzen wel, dat in dat kamp ver schillende politieke vogeltjes zoo nu en dan uit het nest beginnen te fladdeien. Wij willen niet beweren, dat de burgemees ter, die de portefeuille vari onderwijsbeheert, er ook maar in eenig opzicht naar zou streven het onderwijs te verslechteren. W j aan dat de'„afbraak" onder zijn leid.ng vut sluitend het gevolg is geweest van fma ciëele overwegingen, maar hl]ha begrijpen, dat met het keeren vanh g - bakens verzet moeten worden. Hiji h nu nog te veel naar den f"1300'"1 "nfierw;js te weinig naar het belang va" I16*. „pre. gekeken, hij heeft er waarschijnlij p g Jcend. dat het elftal weer met hem zou mee gaan en het er op gewaagd den Raad een voorstel te doen waarvan hij kon verwachten, dat het in onderwijskringen en bij een groot deel van de burgerij heel slecht ontvangen zou worden. Als de meerderheid van de commissie van bijstand voor het onderwijs zich tegen de voor genomen opheffing van een klasse uitspreekt omdat het onderwijs daardoor geschaad en de school in gevaar gebracht zal worden, dan moest de man, die voor de belangen van dat onderwijs heeft te waken, dankbaar voor deze uitspraak zijn en ligt het niet op zijn weg om B. en W. het voorstel te doen des ondanks tot verminking van deze school over te gaan. Het eenige motief daarvoor kan slechts de toestand der gemeentefinanciën zijn en al gaan wij niet zoover als de heer Bakker door te beweren, dat hiermede alleen de wethouder van financiën iets te maken heeft, de financieele toestand van Alkmaar is toch niet zoo ongunstig meer, dat het be staan van een goede volksschool voor enkele duizenden guldens in gevaar gebracht mag worden. Er is onder het personeel der zoogenaam de volksscholen een groeiende ontevreden heid over het streven de opleidingsscholen te bevoordeelen door de beste leerlingen aan de volksscholen te onttrekken. Men klaag* er over, dat het leerplan dier scholen ge drukt wordt, dat de hoofden daardoor moeite hebben ook hun goede ^leerlingen voor het toelatingsexamen der middelbare scholen te bekwamen en dat er, zij het dan geen pes- sie want dat is niet mogelijk toch een te sterke overredingskracht gebruikt wordt cm oudërs óver te halen hun kinderen naar de opleidingsscholen te brengen. Laat men bedenken, dat vele ouders, ook voor de kinderen die later middelbaar onder wijs zullen krijgen, een zevenjarige opleiding beter achten dan een zesjarige en de practijk leert, dat herhaaldelijk kinderen van de volks scholen met goed gevolg het toelatingsexa men voor H.B. S., Gymnasium en Handels school doen. De soc. dem. fractie heeft zich over wat zij noemt de bevoorrechting der opleidings scholen ernstig beklaagd en wij zijn nieuws gierig geweest naar het antwoord van den heer Sietsma, die den burgemeester herhaal delijk verzocht heeft de beste leerlingen der volksscholen naar de opleidingsscholen over te brengen, maar de heer Sietsma heeft bij het geheel onderwijsdebat, zooals dat wel eens genoemd wordt, in alle talen gezwegen. Dat het hoofd van een der opleidingsscho len van zijn school een standenschool zou willen maken en daarom geen leerlingen van minvermogende ouders accepteert, kunnen we niet aannemen. In allen gevalle zou zooiets zeker niet de goedkeuring van den burge meester wegdragen, die, naar wij vertrou wen, bij de genomen maatregelen uitsluitend het belang van de kinderen op het oog had. Wij zijn een beetje afgedwaald van den aanval op de derde gemeenteschool, waar voor twintig leerlingen waren opgegeven, die B. en W. tegen het advies der onderwijs commissie in, over de eerste klassen van an dere scholen wilden verdeelen al liep men daardoor het gevaar daar te dicht bij het maximum 40 leerlingen per klasse te zullen komen. De onderwijscommissie en de onderwijs organisaties wenschten daarentegen de eerste klasse aan de toch al ontwrichte derde ge meenteschool te behouden. De eerste klassen der negen scholen voor openbaar onderwijs zouden dan elk wat minder leerlingen krijgen wat men in het bijzonder voor die klassen heelemaal niet ongewenscht vond en de derde gemeenteschool, die thans al geen tweede klasse bezit, zou daardoor van den ondergang gered kunnen worden. De Raad bleek het daarmede unaniem eens te zijn. De linkerzijde diende een motie in om daartoe zonder eenig voorbehoud over te gaan, de rechterzijde wenschte daartoe voor- loopig voor een jaar te besluiten, wat blijk baar aan een compromis tusschen den heer Govers en de coalitie was te danken. Wij ge- looven niet dat er het volgend jaar nog eenig gevaar voor de derde gemeenteschool zal dreigen, maar de moties kwamen niet in stemming omdat B. en W. zoo verstandig waren hun voorstel in te trekken, waarmede tevens voorkomen werd, dat de wethouders hun stem moesten uitbrengen. Zoo is dit onderwijsdrama ten slotte nog in een blijspel veranderd en wij gelooven wel, dat men /oor „afbraak" In deze zittings periode niet verder bevreesd behoeft te zijn. Een eigenaardige geschiedenis was die der douceurtjes of, zooals het in officieele be woordingen heet, der gratificatieën. Zij komt hierop neer, dat B. en W., nu het Stadsziekenhuis gereed is gekomen, gemeend hebben enkele ambtenaren, die zich daarbij in 'het bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt, een belooning te moeten geven. Aanvankelijk schijnt men tot de conclusie te zijn gekomen, dat alleen de directeur van Gemeentewerken zich verdienstelijk had ge maakt, maar in de geheime raadszitting waarin een en ander ter sprake gebracht werd, schijnt men ook op de verdiensten van de tegenwoordige directrice te hebben ge wezen, met het gevolg, dat voor beiden een gratificatie in uitzicht gesteld werd. Wij kunnen ons voorstellen, dat iets der gelijks tegenstanders en voorstanders vindt. Men kan redeneeren, dat als de stad een zie kenhuis bouwt, het eenvoudig de taak is van den directeur van Publieke Werken, om daarvoor plannen te maken en toezicht op den bouw uit te oefenen. Dit zal hem meerder werk geven, maar het komt in elke betrekking wel voor, dat er tijden van inspannenden arbeid zijn, zonder dat bestuurders van de onderneming daarvoor dadelijk een gratifi catie verleenen. Men kan ook redeneeren, dat extra werk bijzondere inspanning eischt men zou dit kunnen toepassen op de directrice, die dag en nacht schijnt gearbeid te hebben om de in richting van het nieuwe ziekenhuis voor el kaar te krijgen en van een dergelijken omvang is, dat het niet meer tot de nor male arbeidsprestatie kan worden gerekend en een gratificatie dus alleszins billijk moet worden geoordeeld. Er is voor beide opvattingen iets te zeggen en wij kunnen ons heel goed voorstellen, dat B. en W. om bij de betrokkenen geen ver wachtingen te wekken, die wellicht niet in vervulling zouden gaan, den Raad in ge heime vergadering eens over het toekennen van dergelijke gratificatieën gepoisc hebben. Maar daarna schijnen er dingen gebeurd1 te zijn waarover men in den Raad terecht zijn groote verbazing en verontwaardiging heeft uitgesproken. Er werd een suppletoire begrooting inge diend en B. en W. hebben in geheime zitting den Raad medegedeeld, dat daarin 2500 verscholen zat als gratificatie voor den direc teur van Gemeentewerken. De Raad schijnt daarmede niet dadelijk accoord te zijn ge gaan en het resultaat is geweest, dat de be trokken post er uit gelicht is en de supple toire begrooting dus zonder die gratificatie is aangenomen. Natuurlijk geschiedde dit laatste in open bare zitting omdat de wet verbiedt een be slissing over het voteeren van gelden in ge heime vergadering te nemen. Daarna is in een der vorige raadszittingen wederom een suppletoire begrooting aan geboden en ook de tegenstanders van een gratificatie hebben deze zonder erg goed gekeurd terwijl thans blijkt, dat daarin de 2500 voor den directeur van Gemeente werken waren opgenomen, welke post even wel zoo gecamoufleerd was, dat de raads leden hem niet konden vinden en alleen maar aan het totaal bedrag der begrooting hadden kunnen ontdekken, dat de post daarin was opgenomen. B. en W. hebben den Raad niet meer ge waarschuwd en de tegenstanders van een gratificatie hebben daar dus vóór gestemd zonder dat zij het wisten. Het is begrijpelijk dat zij daarover ver ontwaardigd bleken en men mag zich af vragen waarom de wethouder van financiën hen niet heeft gewaarschuwd. Hij toch was ook tegen het toekennen dezer gratificatie en men mag aannemen, dat hij bekend was met alle posten dezer suppletoire begrooting, tegen welke goedkeuring hij geen bezwaar gemaakt heeft. De geheele geschiedenis maakt den indruk, dat B. en W. deze gratificatie er dóór hebben willen halen zonder daaraan ruchtbaarheid te geven, wat hun zoo goed gelukt is, dat niet alleen de Pers en daardoor de bevolking maar zelfs een deel van den Raad tot dusver niet heeft geweten, dat den betrokken hoofd ambtenaar in openbare zitting een gratifi catie van 2500 toegekend is. Wanneer deze gratifiatie verdiend is, be staat er geen reden de toekenning daarvan voor de belastingbetalende burgerij te ver zwijgen en de zaak zooals thans ook met de 1000 gratificatie voor de directrice ge beurde openlijk in den raad ter sprake te brengen. Door slinksche wegen te volgen die B. en W. thans als formeel wettig erkend willen zien vestigt men den indruk, dat men niet openlijk voor zijn voorstellen durft uitkomen en de hoofdambtenaar die op der gelijke wijze een cadeautje krijgt moet het gevoel hebben, dat hem stilletjes iets toege stopt wordt wat hij moeilijk als een open lijke erkenning va.i zijn verdienste zal kunnen beschouwen. m Wij hebben altijd gedacht, dat een ouder- commissie de vertegenwoordiging van ouders van schoolgaande kinaeren was, maar volgens de sociaal democraten hebben de oudercommissies der opleidingsscholen. die een week langer vacantie gevraagd heb ben, dat gedaan zonder de ouders daarin te kennen. Evenwel, de betrokken schoolhoofden en onderwijzers hebben ook hun instemming met een langere vacantie betuigd wat nu niet zoo heel verwonderlijk is op een tweeetal na, die geschreven hebben, dat zij de zaak niet kunnen beoordeelen omdat men hun geen mededeeling van de motieven ge daan had. Uit de discussie bleek, dat de langere va cantie allereerst de ouders ten goede moest komen, welker verlof niet in hetzelfde tijd vak als dat der kinderen valt en eerst daar na werd gewezen op het ingespannen wer ken op de opleidingsscholen waardoor een langere vacantie wel gewettigd zou zijn. Wat dit laatste betreft gevoelen wij er wel iets voor, maar dan ook voor de volks scholen, waar onderwijzers en kinderen niet minder naarstig arbeiden en daarom recht op een even lange vacantie kunnen doen gelden. De heer Bulens heeft er nog eens de aan dacht op gevestigd, dat de tegenwoordige Bad- en Zweminrichting verouderd en veel te klein is geworden. Hij sprak over een „wur tnenbak", over een dooie kat, die in het diepe bassin niet thuis hoorde en over 150 zwem mers die tegelijk over 42 kleedhokjes ver deeld worden. Alkmaar heeft een betere Bad- en Zwem inrichting noodig en voorstellen daarvoor waren door een commissie uit het Witte Kruis reeds geruimen tijd geleden toegezegd de Raad heeft zelfs gelden voor het ma ken van plannen gevoteerd maar er is tot dusver niets meer van vernomen. De burgemeester heeft toegezegd, de be trokken commissie tot spoed te zullen aan manen en wanneer de plannen niet binnen afzienbaren tijd binnen komen zullen B. en W. nader overwegen wat van gemeentewege gedaan kan worden om aan de alleszins ge rechtvaardigde klachten tegemoet te komen. Alles wijst er op, dat Alkmaar het volgend jaar een moderne Bad- en Zweminrichting zal bezitten, die vele andere gemeenten ten voorbeeld kan gesteld worden. DE TAALSTRIJD IN BELGIE. De tegemoetkomende houding der regeering wordt teniet gedaan door de wijze van uitvoering der bepalingen. Het dezer dagen gepubliceerde bericht om trent een officier in België, die zijn soldaten uitsluitend in het Fransch wou toespreken, heeft weer eens de aandacht gevestigd op den reeds ouden taalstrijd bij onze zuidelijke naburen. Overmoeid hebben de Vlamingen jaren ach tereen gestreden tegen de achterstelling van hun taal Nederlandseh bij de Fransche Hun streven werd gesteund door velen ook buiten de landgrenzen, en dat niet alleen door oud-landgenooten. Ook vele anderen er kenden de billijkheid, dat in het Vlaamsche gebied omvattend een groot deel van het Belgische koninkrijk het Vlaamsch als de officieele taal zou worden aangemerkt. En toen in den grooten oorlog de Vlamingen met heldenmoed vochten voor hun land men denke aan het bijna uitsluitend uit Vlamin gen bestaande leger dat aan den Ijzer vocht en het laatste stukje van het koninkrijk ten koste van duizenden slachtoffers wist te be houden mocht men daarin een aanleiding zien voor de Belgische regeering om tege moet te komen aan den wensch van zoovele trouwe zonen van het land. Jarenlang moesten zij evenwel nog wach ten op wat een stap in de goede richting mocht worden genoemd: de vervlaamsching van de Gentsche hoogeschool. Het was een begin, een kleine stap slechts, want al was het Nederlandseh nu aan die inrichting tot onderwijstaal gemaakt, daarmee was nog niet bereikt een Vlaamsche geest aan die hoogeschool. Maar bovendien, er zijn in Vlaanderen nog verschillende andere onder- wijs-instellingen, waar het Fransch den voor rang bleef behouden en onder welker leeraren er verschillende zijn, die het Vlaamsch zelfs niet kennen. Dit zal den Vlamingen een prik kel zijn om met alle kracht te blijven vechten voor het goed recht om in hun eigen gebied te worden onderwezen in hun eigen taal en hun onderwijs te doordringen van den Vlaamschen geest. Een tweede stap was de wet op het gebruik van het Vlaamsch in het leger, maar hoe die werd toegepast althans in den geest, want zij was toen nog niet ingevoerd heeft het geval-De Leeuw geleerd. Men herinnert zich, dat het hier ging over een milicien, die den eisch stelde te worden gecommandeerd in zijn moedertaal. De zaak wekte nogal opzien en dank zij den incidenten, die erop volgden, heeft de heer De Brocqueville, minister van van landverdediging, gepoogd door eenige nieuwem aatregelen de meest scherpe kanten aan het vraagstuk een weinig bij te slijpen. Zoo heeft hij toegezegd, te zullen voorschrijven dat de Vlaamsche soldaten voortaan in hun eigen taal zullen moeten worden gecommandeerd (de reeds aangeno men wet voorzag nog niet in deze materie) en nu is dezer dagen bekend geworden het drinkt men voorschrift inzake de oprichting van spe ciale regimenten, waarin de soldaten uit be paalde streken des lands zullen worden in gelijfd. Er zullen dus komen Vlaamsche, Fransche en gemengde legerafdeelingen, de laatste o.m. voor de Duitsch-sprekende Bel gen (uit de na den oorlog bij België gevoeg de vroegere Duitsche provincies). In de bij deze bepalingen gevoegde voorschriften voor de militaire autoriteiten was opdracht ge geven, dat de bevelen aan de soldaten steeds in de moedertaal der jongens moesten wor den gegeven. Dit scheen een groote tegemoetkoming van de zijde van den minister, maar er was een groote „maar" bij. Immers de order tot het geven van Fransche bevelen strekte zich niet verder uit dan tot de onderdeelen van het leger, die de minister noemde „de elemen taire eenheden" en waarmede hij bedoelde de compagnie, batterij, het escadron, enz.; van het bataillon af moest het Fransch en deze taal alleen de commandotaal blijven en ook mochten de officieren onderling over dienst zaken niet anders dan in die taal hun gesprek voeren. De minister nam hier dus met de ééne hand terug wat hij met de andere had gegeven, want dat met dergelijke beperkin gen niet gesproken kan worden van een in williging van den wensch der Vlamingen is duidelijk. Door het nieuwe voorschrift toch veranderde niet veel en de Franskiljonsche officieren behielden de mogelijkheid om de niet-Fransch-sprekende militairen te blijven vernederen. En daar hebben zij, evenals vóór deze ministerieele aanschrijving, een gretig gebruik van gemaakt. Zelfs tegenover de burgers hebben zij uiting gegeven aan hun afkeer van het Nederlandseh. Wij herinneren b.v. slechts aan het optreden van anti- Vlaamsche officieren en sergeants te Tienen, die rustige Vlamingen aanvielen en poogden in Vlaamsche koffiehuizen den boel kort eu klein te Slaan, alleen omdat enkelen zich hadden verstout een "paar woorden Neder landseh te spreken. Een ander voorbeeld van een verkeerde uit voering van de ministerieele voorschriften is nog de wijze van vorming van bovenbedoelde speciale regimenten. Men heeft gemeend ze zóó te moeten uitvoeren, dat vele miliciens, die een Vlaamsche opleiding hadden ge vraagd (er werd een soort referendum onder de militieplichtigen gehouden), werden inge lijfd in regimenten in het Walenland, m. a. w. de Vlaamsche regimenten werden ge legerd in Fransch-sprekende deelen van Bel gië. Beweren wij te veel, als we zeggen, dat de tegemoetkomende houding der regeering wordt teniet gedaan door de wijze van uit voering der bepalingen? Misschien héél misschien zal daarin binnen afzienbaren tijd npg eens verandering komen, aangezien de Vlaamsche afgevaar digde voor Turnhout in de Kamer in vereeni- ging met nog eenige leden van de katholiek- Vlaamsche fractie een wetsvoorstel zal in dienen tot regeling van het gebruik der talen in het leger. Intusschen gelooven wij vooralsnog niet, dat daarmee veel succes zal worden bereikt. Er is nog tè veel wat er op wijst dat men den wensch der Vlamingen niet wil inwilligen. DE TAALSTRIJD IN BELGIE. De zaak-De Leeuw. De correspondent van de N. R. Crt. meldt: Joris de Leeuw, de Vlaamsche milicien, die weigerde Fransche bevelen uit te voeren, be vindt zich nog steeds bij den geneeskundigen dienst in het militair hospitaal te Gent. Dezer dagen werd hem een eentalig Fransch stuk- ter onderteekening voorgelegd, wat natuur lijk weer tot een incidentje aanleiding gaf. Totdusver heeft De Leeuw nog geen enkele permissie bekomen en heeft hij sedert zijn veroordeéling door den krijgsraad te Luik nog geen bezoek aan zijn moeder te Ant werpen mogen brengen omtrent den datum der behandeling in hooger beroep van zijn zaak door het hoog militair gerechtshof te Brussel is eveneens nog altijd niets bekend. Vlamingen en Walen. De correspondent van de N. R. Crt. te Brussel meldt: De Vlaamsch-nationale afgevaardigde Ward Hermans-'heeft een verzoek tot inter pellatie van den minister-president Jaspar in gediend naar aanleiding van diens uitlating van 16 Juni op een feestmaal in het Brus- selsche katholieke Instituut Saint Louis, waarbij hij de katholieke Fransch-sprekende jeugd aanspoorde de Vlaamsche nationalis ten overal en zonder respijt te vervolgen. D« indiener van het verzoek brengt de woorden van den minister-president in verband met de aanvallen, sedertdien door jonge fascisten te Brussel op Vlaamsche oud-strijders gepleegd, en beweert eveneeens doodsbedreigingen' ontvangen te hebben.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1930 | | pagina 1