DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Alléén om de kwaliteit
Uit den Alkmaarschen Raad.
HfO. 150 Directeur: C. KRAS.
ZATERDAG 28 JLAI 193Ö
132e Jaargang.
Een nederlaag waarover B. en W. zich, als voorstanders van
goed openbaar onderwijs, slechts kunnen verheugen.
De Raad geeft f 2500.— gratif^atie, zonder het te weten.
Dagelijksch overzicht.
BAKKER'S
Koffie en Thee*
Tel. ?3«.
Buitenland
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3
maanden bij vooruitbetaling voor ^lkmaar 2.—,
iranco door het gebeele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
PRIJS DER GEWONE ADVERTENTIEN
Per regel 0.23, bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven iranco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9, post
giro 37060. Telef. 3, redactie 33.
Dit nummer bestaat uit 3 bladen.
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
„Een onderwijzer is een meneer", heeit op
een vergadering vroeger eens iemand gezegd
en uit de zaal werd dit onderstreept door den
uitroep: „een meneer met een pet op", waar
mee de spreker blijkbaar te kennen wilde ge
ven, dat de maatschappelijke en financiëele
omstandigheden van een paedagoog nog niet
van dien aard zijn, dat de onderwijzer overal
als meneer op den voorgrond zal kunnen tre
den.
Hoe kleiner de gemeente is, des te grooter
autoriteit is de onderwijzer, die in sommige
dorpen als de incarnatie van alle wetenschap
pen beschouwd wordt.
Maar helaas, in grootere gemeenten wordt
de meneer steeds kleiner en de pet steeds
grooter, althans in de oogen van allerlei auto
riteiten, die iets met het onderwijs te maken
hebben en daarop eenigen invloed kunnen
uitoefenen.
Dan is een onderwijzer eigenlijk iemand
van wiens oordeel men geen notitie behoeft te
nemen, dan is het voldoende als het hoofd van
de school maar gekend wordt en die hoofden
zelf achten zich weer gepasseerd door ambte
naren die op nog hooger sporten van de pae-
dagogische ladder geplaatst zijn, door com
missies van toezicht en van onderwijs en in
hoogste instantie door den beheerder van de
portefeuille van Onderwijs, die als Jupiter op
den hoogsten troon zetelt en aan. wiens in
zicht dat van ieder ander onderworpen be
hoort te blijven.
Maar allereerst de onderwijzers interessee-
ren zich natuurlijk voor den gang van zaken
bij het lager onderwijs als er ingrijpende
voorstellen gedaan worden waarbij hun ad
vies overbodig geacht wordt, dan nemen zij
ongevraagd de vrijheid die vraagstukken in
hun organisaties te bespreken en zoo noodig
de ouders der leerlingen op de hoogte te
brengen van een gevaar dat h. i. de volks
school bedreigt en waartegen het noodig is
krachtig stelling te nemen.
Dan adresseeron en zoo is het ook in
Alkmaar gebeurd organisaties van onder
wijzers en ouders, dan worden er protestver
gaderingen uitgeschreven en dan begrijpen de
raadsleden wel, dat zij als vertegenwoordi
gers der burgerij rekening met de wenschen
der bevolking hebben te houden.
Zoo is hier destijds de Handelsschool be
houden en zoo is thans de aanslag op een
openbare schoo! voorkomen, die gevaai liep
door niet langer noodzakelijke bezuinigings
maatregelen ontwricht en daardoor ten doode
te worden opgeschreven.
Deze zittingsperiode v'.n onzen Raad heeft
in het teeken van het elftal, dat wil zeggen in
het teeken van bezuiniging gestaan en het
openbaar onderw.s heeft daarvan de nadee-
lige ^evolgen ondervonden. De sociaal-demo
craten hebben deze periode het tijdperk van
„afbraak" genoe td en al willen wij niet zoo
ver gaan en erkennen, dat er hier en daar we^
wat bezuinigd kon worden, vast staat, dat er
in dit tijdperk scholen verdwenen en gecom
bineerd zijn en dat thans niet voor de eerste
maal getracht werd een klasse te v^"
dwijnen waardoor de levensvatbaarheid van
een school ernstig in gevaar wordt gebracht.
Misschien zou het voorstel, opnieuw een
klasse aan de derde gemeenteschool te ontne
men, ondanks het protest int de onderwij-
wereld, een kans van slagen gehad hebben als»
dé toestanden niet waren veranderd.
Men gevoelt de noodzakelijkheid van bezui
niging op het onderwijs, niet meer als zoo
dringend noodzakelijk. Alkmaar haalt op fi-
nanciëel gebied wat ruimer adem eri met de
Raad zich meer in het voordeel der lukerzi}de
hebben gewijzigd. De soc. d€m -fractie
zich sterker gelden en het elftal heeft na he
vertrek van zijn leider, den heer Katers, eert
verzwakking ondergaan. Het rechtsch
heeft plekken gekregen. die
doorbreken zijn en tal van £em r
mingen bewijzen wel, dat in dat kamp ver
schillende politieke vogeltjes zoo nu en dan
uit het nest beginnen te fladdeien.
Wij willen niet beweren, dat de burgemees
ter, die de portefeuille vari onderwijsbeheert,
er ook maar in eenig opzicht naar zou streven
het onderwijs te verslechteren. W j
aan dat de'„afbraak" onder zijn leid.ng vut
sluitend het gevolg is geweest van fma
ciëele overwegingen, maar hl]ha
begrijpen, dat met het keeren vanh g -
bakens verzet moeten worden. Hiji h
nu nog te veel naar den f"1300'"1 "nfierw;js
te weinig naar het belang va" I16*. „pre.
gekeken, hij heeft er waarschijnlij p g
Jcend. dat het elftal weer met hem zou mee
gaan en het er op gewaagd den Raad een
voorstel te doen waarvan hij kon verwachten,
dat het in onderwijskringen en bij een groot
deel van de burgerij heel slecht ontvangen
zou worden.
Als de meerderheid van de commissie van
bijstand voor het onderwijs zich tegen de voor
genomen opheffing van een klasse uitspreekt
omdat het onderwijs daardoor geschaad en
de school in gevaar gebracht zal worden,
dan moest de man, die voor de belangen van
dat onderwijs heeft te waken, dankbaar voor
deze uitspraak zijn en ligt het niet op zijn
weg om B. en W. het voorstel te doen des
ondanks tot verminking van deze school
over te gaan. Het eenige motief daarvoor kan
slechts de toestand der gemeentefinanciën
zijn en al gaan wij niet zoover als de heer
Bakker door te beweren, dat hiermede alleen
de wethouder van financiën iets te maken
heeft, de financieele toestand van Alkmaar is
toch niet zoo ongunstig meer, dat het be
staan van een goede volksschool voor enkele
duizenden guldens in gevaar gebracht mag
worden.
Er is onder het personeel der zoogenaam
de volksscholen een groeiende ontevreden
heid over het streven de opleidingsscholen
te bevoordeelen door de beste leerlingen aan
de volksscholen te onttrekken. Men klaag*
er over, dat het leerplan dier scholen ge
drukt wordt, dat de hoofden daardoor moeite
hebben ook hun goede ^leerlingen voor het
toelatingsexamen der middelbare scholen te
bekwamen en dat er, zij het dan geen pes-
sie want dat is niet mogelijk toch een
te sterke overredingskracht gebruikt wordt
cm oudërs óver te halen hun kinderen naar
de opleidingsscholen te brengen.
Laat men bedenken, dat vele ouders, ook
voor de kinderen die later middelbaar onder
wijs zullen krijgen, een zevenjarige opleiding
beter achten dan een zesjarige en de practijk
leert, dat herhaaldelijk kinderen van de volks
scholen met goed gevolg het toelatingsexa
men voor H.B. S., Gymnasium en Handels
school doen.
De soc. dem. fractie heeft zich over wat
zij noemt de bevoorrechting der opleidings
scholen ernstig beklaagd en wij zijn nieuws
gierig geweest naar het antwoord van den
heer Sietsma, die den burgemeester herhaal
delijk verzocht heeft de beste leerlingen der
volksscholen naar de opleidingsscholen over
te brengen, maar de heer Sietsma heeft bij
het geheel onderwijsdebat, zooals dat wel
eens genoemd wordt, in alle talen gezwegen.
Dat het hoofd van een der opleidingsscho
len van zijn school een standenschool zou
willen maken en daarom geen leerlingen van
minvermogende ouders accepteert, kunnen we
niet aannemen. In allen gevalle zou zooiets
zeker niet de goedkeuring van den burge
meester wegdragen, die, naar wij vertrou
wen, bij de genomen maatregelen uitsluitend
het belang van de kinderen op het oog had.
Wij zijn een beetje afgedwaald van den
aanval op de derde gemeenteschool, waar
voor twintig leerlingen waren opgegeven,
die B. en W. tegen het advies der onderwijs
commissie in, over de eerste klassen van an
dere scholen wilden verdeelen al liep men
daardoor het gevaar daar te dicht bij het
maximum 40 leerlingen per klasse te
zullen komen.
De onderwijscommissie en de onderwijs
organisaties wenschten daarentegen de eerste
klasse aan de toch al ontwrichte derde ge
meenteschool te behouden. De eerste klassen
der negen scholen voor openbaar onderwijs
zouden dan elk wat minder leerlingen krijgen
wat men in het bijzonder voor die klassen
heelemaal niet ongewenscht vond en de
derde gemeenteschool, die thans al geen
tweede klasse bezit, zou daardoor van den
ondergang gered kunnen worden.
De Raad bleek het daarmede unaniem eens
te zijn. De linkerzijde diende een motie in om
daartoe zonder eenig voorbehoud over te
gaan, de rechterzijde wenschte daartoe voor-
loopig voor een jaar te besluiten, wat blijk
baar aan een compromis tusschen den heer
Govers en de coalitie was te danken. Wij ge-
looven niet dat er het volgend jaar nog eenig
gevaar voor de derde gemeenteschool zal
dreigen, maar de moties kwamen niet in
stemming omdat B. en W. zoo verstandig
waren hun voorstel in te trekken, waarmede
tevens voorkomen werd, dat de wethouders
hun stem moesten uitbrengen.
Zoo is dit onderwijsdrama ten slotte nog
in een blijspel veranderd en wij gelooven
wel, dat men /oor „afbraak" In deze zittings
periode niet verder bevreesd behoeft te zijn.
Een eigenaardige geschiedenis was die der
douceurtjes of, zooals het in officieele be
woordingen heet, der gratificatieën.
Zij komt hierop neer, dat B. en W., nu het
Stadsziekenhuis gereed is gekomen, gemeend
hebben enkele ambtenaren, die zich daarbij in
'het bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt,
een belooning te moeten geven.
Aanvankelijk schijnt men tot de conclusie te
zijn gekomen, dat alleen de directeur van
Gemeentewerken zich verdienstelijk had ge
maakt, maar in de geheime raadszitting
waarin een en ander ter sprake gebracht
werd, schijnt men ook op de verdiensten van
de tegenwoordige directrice te hebben ge
wezen, met het gevolg, dat voor beiden een
gratificatie in uitzicht gesteld werd.
Wij kunnen ons voorstellen, dat iets der
gelijks tegenstanders en voorstanders vindt.
Men kan redeneeren, dat als de stad een zie
kenhuis bouwt, het eenvoudig de taak is van
den directeur van Publieke Werken, om
daarvoor plannen te maken en toezicht op den
bouw uit te oefenen. Dit zal hem meerder
werk geven, maar het komt in elke betrekking
wel voor, dat er tijden van inspannenden
arbeid zijn, zonder dat bestuurders van de
onderneming daarvoor dadelijk een gratifi
catie verleenen.
Men kan ook redeneeren, dat extra werk
bijzondere inspanning eischt men zou dit
kunnen toepassen op de directrice, die dag en
nacht schijnt gearbeid te hebben om de in
richting van het nieuwe ziekenhuis voor el
kaar te krijgen en van een dergelijken
omvang is, dat het niet meer tot de nor
male arbeidsprestatie kan worden gerekend
en een gratificatie dus alleszins billijk moet
worden geoordeeld.
Er is voor beide opvattingen iets te zeggen
en wij kunnen ons heel goed voorstellen, dat
B. en W. om bij de betrokkenen geen ver
wachtingen te wekken, die wellicht niet in
vervulling zouden gaan, den Raad in ge
heime vergadering eens over het toekennen
van dergelijke gratificatieën gepoisc hebben.
Maar daarna schijnen er dingen gebeurd1
te zijn waarover men in den Raad terecht zijn
groote verbazing en verontwaardiging heeft
uitgesproken.
Er werd een suppletoire begrooting inge
diend en B. en W. hebben in geheime zitting
den Raad medegedeeld, dat daarin 2500
verscholen zat als gratificatie voor den direc
teur van Gemeentewerken. De Raad schijnt
daarmede niet dadelijk accoord te zijn ge
gaan en het resultaat is geweest, dat de be
trokken post er uit gelicht is en de supple
toire begrooting dus zonder die gratificatie
is aangenomen.
Natuurlijk geschiedde dit laatste in open
bare zitting omdat de wet verbiedt een be
slissing over het voteeren van gelden in ge
heime vergadering te nemen.
Daarna is in een der vorige raadszittingen
wederom een suppletoire begrooting aan
geboden en ook de tegenstanders van een
gratificatie hebben deze zonder erg goed
gekeurd terwijl thans blijkt, dat daarin de
2500 voor den directeur van Gemeente
werken waren opgenomen, welke post even
wel zoo gecamoufleerd was, dat de raads
leden hem niet konden vinden en alleen maar
aan het totaal bedrag der begrooting hadden
kunnen ontdekken, dat de post daarin was
opgenomen.
B. en W. hebben den Raad niet meer ge
waarschuwd en de tegenstanders van een
gratificatie hebben daar dus vóór gestemd
zonder dat zij het wisten.
Het is begrijpelijk dat zij daarover ver
ontwaardigd bleken en men mag zich af
vragen waarom de wethouder van financiën
hen niet heeft gewaarschuwd. Hij toch was
ook tegen het toekennen dezer gratificatie en
men mag aannemen, dat hij bekend was met
alle posten dezer suppletoire begrooting,
tegen welke goedkeuring hij geen bezwaar
gemaakt heeft.
De geheele geschiedenis maakt den indruk,
dat B. en W. deze gratificatie er dóór hebben
willen halen zonder daaraan ruchtbaarheid
te geven, wat hun zoo goed gelukt is, dat niet
alleen de Pers en daardoor de bevolking
maar zelfs een deel van den Raad tot dusver
niet heeft geweten, dat den betrokken hoofd
ambtenaar in openbare zitting een gratifi
catie van 2500 toegekend is.
Wanneer deze gratifiatie verdiend is, be
staat er geen reden de toekenning daarvan
voor de belastingbetalende burgerij te ver
zwijgen en de zaak zooals thans ook met
de 1000 gratificatie voor de directrice ge
beurde openlijk in den raad ter sprake te
brengen. Door slinksche wegen te volgen
die B. en W. thans als formeel wettig erkend
willen zien vestigt men den indruk, dat
men niet openlijk voor zijn voorstellen durft
uitkomen en de hoofdambtenaar die op der
gelijke wijze een cadeautje krijgt moet het
gevoel hebben, dat hem stilletjes iets toege
stopt wordt wat hij moeilijk als een open
lijke erkenning va.i zijn verdienste zal kunnen
beschouwen.
m
Wij hebben altijd gedacht, dat een ouder-
commissie de vertegenwoordiging van
ouders van schoolgaande kinaeren was,
maar volgens de sociaal democraten hebben
de oudercommissies der opleidingsscholen.
die een week langer vacantie gevraagd heb
ben, dat gedaan zonder de ouders daarin te
kennen.
Evenwel, de betrokken schoolhoofden en
onderwijzers hebben ook hun instemming
met een langere vacantie betuigd wat nu
niet zoo heel verwonderlijk is op een
tweeetal na, die geschreven hebben, dat zij
de zaak niet kunnen beoordeelen omdat men
hun geen mededeeling van de motieven ge
daan had.
Uit de discussie bleek, dat de langere va
cantie allereerst de ouders ten goede moest
komen, welker verlof niet in hetzelfde tijd
vak als dat der kinderen valt en eerst daar
na werd gewezen op het ingespannen wer
ken op de opleidingsscholen waardoor een
langere vacantie wel gewettigd zou zijn.
Wat dit laatste betreft gevoelen wij er
wel iets voor, maar dan ook voor de volks
scholen, waar onderwijzers en kinderen niet
minder naarstig arbeiden en daarom recht op
een even lange vacantie kunnen doen gelden.
De heer Bulens heeft er nog eens de aan
dacht op gevestigd, dat de tegenwoordige
Bad- en Zweminrichting verouderd en veel te
klein is geworden. Hij sprak over een „wur
tnenbak", over een dooie kat, die in het diepe
bassin niet thuis hoorde en over 150 zwem
mers die tegelijk over 42 kleedhokjes ver
deeld worden.
Alkmaar heeft een betere Bad- en Zwem
inrichting noodig en voorstellen daarvoor
waren door een commissie uit het Witte
Kruis reeds geruimen tijd geleden toegezegd
de Raad heeft zelfs gelden voor het ma
ken van plannen gevoteerd maar er is tot
dusver niets meer van vernomen.
De burgemeester heeft toegezegd, de be
trokken commissie tot spoed te zullen aan
manen en wanneer de plannen niet binnen
afzienbaren tijd binnen komen zullen B. en
W. nader overwegen wat van gemeentewege
gedaan kan worden om aan de alleszins ge
rechtvaardigde klachten tegemoet te komen.
Alles wijst er op, dat Alkmaar het volgend
jaar een moderne Bad- en Zweminrichting
zal bezitten, die vele andere gemeenten ten
voorbeeld kan gesteld worden.
DE TAALSTRIJD IN BELGIE.
De tegemoetkomende houding der
regeering wordt teniet gedaan door de
wijze van uitvoering der bepalingen.
Het dezer dagen gepubliceerde bericht om
trent een officier in België, die zijn soldaten
uitsluitend in het Fransch wou toespreken,
heeft weer eens de aandacht gevestigd op
den reeds ouden taalstrijd bij onze zuidelijke
naburen.
Overmoeid hebben de Vlamingen jaren ach
tereen gestreden tegen de achterstelling van
hun taal Nederlandseh bij de Fransche
Hun streven werd gesteund door velen ook
buiten de landgrenzen, en dat niet alleen
door oud-landgenooten. Ook vele anderen er
kenden de billijkheid, dat in het Vlaamsche
gebied omvattend een groot deel van het
Belgische koninkrijk het Vlaamsch als de
officieele taal zou worden aangemerkt. En
toen in den grooten oorlog de Vlamingen met
heldenmoed vochten voor hun land men
denke aan het bijna uitsluitend uit Vlamin
gen bestaande leger dat aan den Ijzer vocht
en het laatste stukje van het koninkrijk ten
koste van duizenden slachtoffers wist te be
houden mocht men daarin een aanleiding
zien voor de Belgische regeering om tege
moet te komen aan den wensch van zoovele
trouwe zonen van het land.
Jarenlang moesten zij evenwel nog wach
ten op wat een stap in de goede richting
mocht worden genoemd: de vervlaamsching
van de Gentsche hoogeschool. Het was een
begin, een kleine stap slechts, want al was
het Nederlandseh nu aan die inrichting tot
onderwijstaal gemaakt, daarmee was nog
niet bereikt een Vlaamsche geest aan die
hoogeschool. Maar bovendien, er zijn in
Vlaanderen nog verschillende andere onder-
wijs-instellingen, waar het Fransch den voor
rang bleef behouden en onder welker leeraren
er verschillende zijn, die het Vlaamsch zelfs
niet kennen. Dit zal den Vlamingen een prik
kel zijn om met alle kracht te blijven vechten
voor het goed recht om in hun eigen gebied
te worden onderwezen in hun eigen taal en
hun onderwijs te doordringen van den
Vlaamschen geest.
Een tweede stap was de wet op het gebruik
van het Vlaamsch in het leger, maar hoe die
werd toegepast althans in den geest, want
zij was toen nog niet ingevoerd heeft het
geval-De Leeuw geleerd. Men herinnert zich,
dat het hier ging over een milicien, die den
eisch stelde te worden gecommandeerd in zijn
moedertaal. De zaak wekte nogal opzien en
dank zij den incidenten, die erop volgden,
heeft de heer De Brocqueville, minister van
van landverdediging, gepoogd door eenige
nieuwem aatregelen de meest scherpe kanten
aan het vraagstuk een weinig bij te slijpen.
Zoo heeft hij toegezegd, te zullen
voorschrijven dat de Vlaamsche soldaten
voortaan in hun eigen taal zullen moeten
worden gecommandeerd (de reeds aangeno
men wet voorzag nog niet in deze materie)
en nu is dezer dagen bekend geworden het
drinkt men
voorschrift inzake de oprichting van spe
ciale regimenten, waarin de soldaten uit be
paalde streken des lands zullen worden in
gelijfd. Er zullen dus komen Vlaamsche,
Fransche en gemengde legerafdeelingen, de
laatste o.m. voor de Duitsch-sprekende Bel
gen (uit de na den oorlog bij België gevoeg
de vroegere Duitsche provincies). In de bij
deze bepalingen gevoegde voorschriften voor
de militaire autoriteiten was opdracht ge
geven, dat de bevelen aan de soldaten steeds
in de moedertaal der jongens moesten wor
den gegeven.
Dit scheen een groote tegemoetkoming van
de zijde van den minister, maar er was
een groote „maar" bij. Immers de order tot
het geven van Fransche bevelen strekte zich
niet verder uit dan tot de onderdeelen van
het leger, die de minister noemde „de elemen
taire eenheden" en waarmede hij bedoelde de
compagnie, batterij, het escadron, enz.; van
het bataillon af moest het Fransch en deze
taal alleen de commandotaal blijven en ook
mochten de officieren onderling over dienst
zaken niet anders dan in die taal hun gesprek
voeren. De minister nam hier dus met de
ééne hand terug wat hij met de andere had
gegeven, want dat met dergelijke beperkin
gen niet gesproken kan worden van een in
williging van den wensch der Vlamingen is
duidelijk. Door het nieuwe voorschrift toch
veranderde niet veel en de Franskiljonsche
officieren behielden de mogelijkheid om de
niet-Fransch-sprekende militairen te blijven
vernederen. En daar hebben zij, evenals vóór
deze ministerieele aanschrijving, een gretig
gebruik van gemaakt. Zelfs tegenover de
burgers hebben zij uiting gegeven aan hun
afkeer van het Nederlandseh. Wij herinneren
b.v. slechts aan het optreden van anti-
Vlaamsche officieren en sergeants te Tienen,
die rustige Vlamingen aanvielen en poogden
in Vlaamsche koffiehuizen den boel kort eu
klein te Slaan, alleen omdat enkelen zich
hadden verstout een "paar woorden Neder
landseh te spreken.
Een ander voorbeeld van een verkeerde uit
voering van de ministerieele voorschriften is
nog de wijze van vorming van bovenbedoelde
speciale regimenten. Men heeft gemeend ze
zóó te moeten uitvoeren, dat vele miliciens,
die een Vlaamsche opleiding hadden ge
vraagd (er werd een soort referendum onder
de militieplichtigen gehouden), werden inge
lijfd in regimenten in het Walenland, m. a.
w. de Vlaamsche regimenten werden ge
legerd in Fransch-sprekende deelen van Bel
gië.
Beweren wij te veel, als we zeggen, dat de
tegemoetkomende houding der regeering
wordt teniet gedaan door de wijze van uit
voering der bepalingen?
Misschien héél misschien zal daarin
binnen afzienbaren tijd npg eens verandering
komen, aangezien de Vlaamsche afgevaar
digde voor Turnhout in de Kamer in vereeni-
ging met nog eenige leden van de katholiek-
Vlaamsche fractie een wetsvoorstel zal in
dienen tot regeling van het gebruik der talen
in het leger.
Intusschen gelooven wij vooralsnog niet,
dat daarmee veel succes zal worden bereikt.
Er is nog tè veel wat er op wijst dat men den
wensch der Vlamingen niet wil inwilligen.
DE TAALSTRIJD IN BELGIE.
De zaak-De Leeuw.
De correspondent van de N. R. Crt. meldt:
Joris de Leeuw, de Vlaamsche milicien, die
weigerde Fransche bevelen uit te voeren, be
vindt zich nog steeds bij den geneeskundigen
dienst in het militair hospitaal te Gent. Dezer
dagen werd hem een eentalig Fransch stuk-
ter onderteekening voorgelegd, wat natuur
lijk weer tot een incidentje aanleiding gaf.
Totdusver heeft De Leeuw nog geen enkele
permissie bekomen en heeft hij sedert zijn
veroordeéling door den krijgsraad te Luik
nog geen bezoek aan zijn moeder te Ant
werpen mogen brengen omtrent den datum
der behandeling in hooger beroep van zijn
zaak door het hoog militair gerechtshof te
Brussel is eveneens nog altijd niets bekend.
Vlamingen en Walen.
De correspondent van de N. R. Crt. te
Brussel meldt:
De Vlaamsch-nationale afgevaardigde
Ward Hermans-'heeft een verzoek tot inter
pellatie van den minister-president Jaspar in
gediend naar aanleiding van diens uitlating
van 16 Juni op een feestmaal in het Brus-
selsche katholieke Instituut Saint Louis,
waarbij hij de katholieke Fransch-sprekende
jeugd aanspoorde de Vlaamsche nationalis
ten overal en zonder respijt te vervolgen. D«
indiener van het verzoek brengt de woorden
van den minister-president in verband met de
aanvallen, sedertdien door jonge fascisten te
Brussel op Vlaamsche oud-strijders gepleegd,
en beweert eveneeens doodsbedreigingen'
ontvangen te hebben.