DAGBLAD VQOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
De oplossing van het geschil in de
Soc.-Dem. Raadsfractie.
l
Uit het Parlement
Dageiyksch overzicht.
ZATEHUA6 12 JULI 1930
132e Jaargang.
Vader heeft een eind aan de ruzie gemaakt en het is
thans rustig in de politieke kinderkamer.
De in scherven gevallen fractie is gelijmd, maar de
barstjes zullen wel te zien blijven.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt ELEEN AVOND, behalve Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3
maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.
franco door het geheele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
PRIJS DER GEWONE ADVERTENTIEN
Per regel 0.25, bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. OOSTER ZOON, Voordam C 9, post
giro 37060. Telef. 3, redactie 33.
]|ïo. 162
Directeur: C. KRAK.
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
Dit nummer bestaat uit 3 bladen.
Als het op de kinderkamer wat al te rumoe
rig toegaat klimt vader of moeder eens even
de trap op om zich persoonlijk van den stand
yan zaken te overtuigen.
Dan blijkt, dat Jan en Piet elkaar duchtig
afgerost hebben, dat Dirk leelijke woorden
■van Klaas heeft gezegd, dat Marietje huilend
verklaard heeft dat ze nooit meer wil meespe
len en dat Toontje uit pure razernij al zijn
speelgoed vertrapt heeft.
Zoo gaat het niet langer en vader en moe
der zien zich verplicht om krachtige maatre
gelen te nemen. Jan gaat den hoek in, Piet
krijgt voor straf geen pudding na het eten,
Dirk moet beloven, dat hij nooit meer leelijke
woorden zal gebruiken en terwijl Marietje al
haar tranen droogt en verklaart, dat ze dan
nog eens voor één keertje zal meespelen,
.wordt het speelgoed van Toontje aan elkaar
gepast met de belofte, dat vader het maken
zal, als het tenminste niet zóó kapot is, dat er
geen repareeren meer aan is.
Dan keert de rust in de kinderkamer terug
en vader gaat hoofdschuddend de trap af en
beraamt met moeder heimelijke plannen om
de geheele bende vanavond zoo gauw moge
lijk onder de wol te laten verdwijnen.
Raadsleden zijn soms als kinderen. Niet
dat zij zoo heerlijk naïf zijn of zulke grappige
vragen kunnen stellen vragen van raadsle
den zijn altijd buitengewoon ernstig en be
langrijk maar omdat zij in hun eigen frac
tie zoo'n gezellig clubje kunnen vormen en het
algemeene enthousiasme plotseling overslaat
in een kibbelpartij waarbij over en weer de
scherpste verwijten gedaan worden.
Een raadslid, die buiten het stadhuis een
voudig pakhuisknecht of ijscomannetje is
we noemen nu maar eens wat wordt een
geheel ander mensch, zoodra hij den drem
pel van de raadszaal heeft overschreden.
Dan staat er plotseling een geuniformde
mijnheer klaar, die hem vriendelijk verzoekt
zijn hooggewaardeerden naam in een dik boek
te willen schrijven, er wordt hem een glaasje
water ingeschonken en zoodra lyj op den voor
hem bestemden zetel plaats neemt krijgt hij
het gevoel, dat hij op een heel wat steviger
fauteuil zit dan hij het thuis eigenlijk gewend
is.
Zijn vrienden en kennissen staan achter een
hekje en moeten in zijn tegenwoordigheid hun
petten afnemen en hun sigaren laten verdwij
nen. Zelf rookt hij als een keukenschoorsteen
en blaast de wolkjes nonchalant in de richting
van den hoogsten magistraat dezer gemeente
die hem heel goed gezind is en hem vriende
lijk toeknikt. Dan glijden alle zorgen van het
dagelijksch leven van hem af, dan denkt hij
met voldoening aan al die mannen en vrou
wen, die hem in zijn huis opgezocht hebben
met het verzoek ook op hun belangen te wi'len
letten en dan kan hij het eigenlijk maar half
verdragen, dat zijn buurman, die van huisuit
toch ook maar een heel gewone werkman is,
nog gewichtiger kijkt dan hij het zelf doet en
hij besluit in stilte om zich door den leider
van zijn fractie in en buiten den Raad in geen
geval op zijn kop te laten zitten.
Zoo gaat het dikwijls in vele fracties maar
zoo kan het in het bijzonder in een Soc. Dem.-
fractie gaan omdat dit de partij van de arbei
ders is en omdat men hier dus de meeste kans
heeft menschen, die in het dagelijksch leven
eenvoudige, gemoedelijke typen zijn, in Edel-
achtbaren te zien veranderen, die dikwijls niet
sterk genoeg zijn om de weelde van zoo n
eerebaantje naar behooren te kunnen dragen.
Toen de leden der Soc. Dem.-raadsfractie
eikaars politiek beleid gingen critiseeren, toen
zij elkaar min of meer openlijk van streberei
beschuldigden, werd de klove al gauw hoe
langer hoe breeder. Persoonlijke gevoelighe
den gingen boven het algemeene partijbelang,
men verzuimde het geschil tijdig aan een uit
spraak der kiezers te onderwerpen en toen
men na allerlei onverkwikkelijkheden een af-
deelingsvergadering bijeenriep, was het te
laat en was niemand meer in staat de scher
ven der gebroken fractie aan elkaar te lijmen.
Men besloot de geschillen aan een commis
sie van onderzoek te zullen onderwerpen,
maar nauwelijks thuis gekomen bedankte de
heer Westerhof voor zijn zetel en dadelijk
daarna werd zijn voorbeeld door drie zijner
[etrouwen gevolgd, waardoor de kracht der
ractie voor deze zittingsperiode was gebro
ken.
Al heel spoedig hebben de raadsleden, die
in een bui van „het kan me niet meer bom
men" hun bedankje hadden ingestuurd, daar
van spijt gekregen en ze hebben zich als can-
didaat-raadsleden weer onder aan de lijst la
ten plaatsen in de stille hoop, dat het stuk
getrapte speelgoed misschien nog in deze
zittingsperiode gelijmd en gekramd zou kun
nen worden.
De heer Van Drunen, een vrijbuiter wiens
politieke scheepje zoo nu en dan de raadszaal
eens in en weer eens uitzeilt en die altijd een
trouwe vriend van het koppige viertal geweest
is, werd door de rechterzijde als proefkonijn
misbruikt en zwierf van den Raad naar de
Staten en van de Staten naar de Kroon tot
eindelijk beslist was, dat hij volkomen recht
had een vroeger door hem geweigerden raads-
zetel weer te bezetten.
Dat was het sein voor alle verloren zonen
om zich te verzamelen en zoodra het toeval
wilde dat opnieuw een raadszetel bezet zou
kunnen worden, was het viertal gereed daarop
als eerst aangewezenen zijn rechten te laten
gelden.
V
Maar daarbij heeft men zich en dat is
volkomen begrijpelijk op het standpunt ge
steld, dat nu eerst alle meeningsverschillen
grondig uit den weg geruimd moesten wor
den. Trouwens, het is de groote vraag of deze
heeren wel zitting konden nemen wanneer de
afdeeling die zij vertegenwoordigen op hun
politiek beleid niet gesteld zou blijken.
Dus werd met smart gewacht op het rap
port van het partijbestuur, dat eenerzijds een
onderzoek naar de persoonlijke geschillen en
anderzijds naar het politiek beleid der afge-
(redenen zou instellen en toen dit rappor,
behandeld was heeft de heer Schats, die het
eerst aan bod kwam, voor zijn zetel bedankt
Men verzekerde, dat hij ziek was, maar
wij hebben hem onmiddellijk na zijn besluit
boven op den bok van een verhuiswagen zien
tronen en hij bestuurde zijn paarden met zoo
vaste hand, dat niemand den indruk van in
validiteit heeft kunnen krijgen.
Wellicht heeft hij noodgedwongen bedankt
omdat het bewuste rapport nog altijd niet
behandeld was en de termijn waarin hij
moest beslissen inmiddels ging verstrijken
Wellicht ook heeft hij opzettelijk bedankt om
daardoor plaats te maken voor de krachtigste
figuur, die de Alkmaarsche Soc. Dem. ooit
in den Raad gehad hebben en door wiens zit
ting nemen de fractie zich veel sterker zou
kunnen doen gelden.
Toen de heer Westerhof VQor het raadslid
maatschap werd aangewezen, gevoelde ieder
wel, dat het nu tot een oplossing zou moeten
komen. Hij of geen ander van het viertal
zou in den Raad moeten zitting nemen en
het bleek weldra, dat het bewuste rapport nu
werkelijk gereed was en nog behandeld zou
worden alvorens de termijn waarop de heer
Westerhof den zetel zou kunnen aanvaarden
was verstreken.
Het was niet moeilijk te voorspellen hoe de
afloop van de bewuste afdeelingsvergade-
ring zou zijn. Stel, dat men niet tot elkander
was gekomen, dan zou niet alleen de heer
Westerhof, maar ook de heeren Veen en
Dekker bedankt hebben, dan was de lijst der
sociaal-democraten in Alkmaar uitgeput en
dan zou de zesde zetel dezer partij den Vrij
heidsbond ten deel zijn gevallen.
Een sociaal democratische fractie, die vrij
willig een zetel aan een andere partij afstaat
is iets ondenkbaars en de kansen van den
heer Westerhof hebben ongetwijfeld sterk ge
staan door de zekerheid, dat het door hem
willen aanvaarden van een raadszetel van
overwegend belang voor de kracht van de
fractie geweest is.
0
De tijd had zijn werk gedaan. De heer
Van Drunen, die als een geestverwant der
afgetreden raadsleden door zijn tegenwoor
dige fractiegenooten in den beginne werd
aangekeken als een rotte kool door een fruit
handelaar, heeft na eenige zittingen veel min
der van den rug van zijn buurman gezien,
dan dit in de installatievergadering het ge
val was. Toen zat hij er als de verloren zoon
op wiens thuiskomst niemand gesteld bleek,
toen liep hij de kans voor elk zijner woorden
ter verantwoording te worden geroepen,
maar langzamerhand is de stemming veran
derd, heeft men zijn betoog reeds onder
streept en zijn de blikken van zijn politieken
buurman keel wat minder onvriendelijk ge
worden.
Ook hier heeft de heer Van Drunen als
proeofkonijn dienst gedaan en de voorspel
ling is niet te gewaagd, dat ook de heer
Westerhof na zijn terugkeer weer in genade
in het gezelschap zijner edelachtbare broe
ders en zuster zal worden opgenomen.
Maar voordat hiervan sprake kon zijn !s
dezer dagen de druk bezochte afdeelingsver-
gadering gehouden waarin de bewuste rap
porten ter sprake zijn gekomen en waarin
definitief zou worden vastgesteld of de heer
Westerhof al dan niet opnieuw in het ge
stoelte der eere zou kunnen plaats nemen.
Partijvoorzitter en -secretaris hebben het
de moeite waard gevonden daarvoor in Alk
maar te verschijnen en men weet, dat na dik
wijls heftige discussies besloten werd het par
tijbelang boven de persoonlijke geschillen te
stellen, zoodat de rapporten werden goedge
keurd en de heer Westerhof zij het dan
nog met zeven stemmen tegen bevoeg'd
verklaard werd den vacanten zetel te bezetten
Het partijbestuur zal er wel over voldaan
zijn, dat de Alkmaarsche geschillen nu ein
delijk tot een opossing zijn gekomen. In„Het
olk" was al eens verklapt, dat dit conflict
door de mentaliteit der twistende Alkmaar-
ders heel moeilijk tot een bevredigend slot
was te brengen en de mededeeling, dat er
Dinsdagavond heftig gediscussieerd is be
wijst wel, dat de tijd nog niet in staat ge
weest is om alle wonden te heelen.
Maar de strenge vader en moeder van de
partij zijn naar boven gekomen en hebben
op de politieke kinderkamer aan alle ruzies
een einde gemaakt.
Zij hebben straffen en goedkeuringen uit
gedeeld en daarna niet onduidelijk laten blij
ken, dat het nu uit moest zijn. Den heer Wes
terhof is op het hart gedrukt, dat hij voor
taan niet meer mag toelaten, dat meneer
Bonsema door eigen partijgenooten wordt be
leedigd en den heer Bonsema is verzekerd,
dat hij een brave jongen is en dat heelemaal
niet gebleken is dat hij zoo'n streber zou
zijn, dat hij op zijn ouden dag naar het baan
tje van gepensionneerd wethouder zou ver
langen.
Zooiets mag voortaan door niemand meer
beweerd worden en evenmin mag gezegd
worden, dat meneer Westerhof dictatoriale
neigingen zou bezitten.
De heer Westerhof mag niet meer wegloo
pen alvorens daarvoor officieel toestemming
te hebben gekregen, hij moet zijn politieke
tegenstanders voortaan een beetje vriendelij
ker te lijf gaan en hij heeft nog eenige nutti
ge wenken en practische raadgevingen ge
kregen, waarna kort en duidelijk te kennen
is gegeven dat het nu gedaan moet zijn met
het gekibbel omdat de heele ruzie eigenlijk-
niet de moeite waard is om er zoo'n drukte
over te maken.
Toen is het even stil in de politieke kinder
kamer geworden en nadat Papa Oudegeest
nog eens nadrukkelijk verklaard had, dat het
ex-raadslid Westerhof toch een beste man
is, die in het verleden buitengewoon veel ge
presteerd heeft, besloot de vergadering de
conclusie der rapporten maar te aanvaarden
en als haar wensch uit te spreken, dat de
heer Westerhof voortaan weer als lid van de
fractie op het gestoelte der eere zal zetelen.
En partijvoorzitter en -secretaris zijn
hoofdschuddend naar huis gegaan in de
hoop, dat de Alkmaarsche kindertjes nu
voortaan eendrachtig hun politieke spelletje
zullen spelen.
De heer Westerhof komt nu weer in den
Raad.
Zal hij er als een van Elba ontvluchten Na
poleon verschijnen, die, zoodra hij naar de
raadszaal marcheert, al zijn vroegere ge
trouwen weer juichend om zich heen ziet?
Zullen allen, die den heerschtr in balling
schap verloochend hebben zich nu weer on
der zijn banier scharen, nu hij opnieuw de
markantste figuur uit onze raadszaal belooft
te worden?
Dan zouden ook Waterloo en Sint Helena
moeten volgen, maar de verbondenen aan de
overzijde beschikken niet meer over Blüchers
en Wellingtons om de groeiende kracht der
roode strijders op afdoende wijze te kunnen
breken. -
Wij hebben er onlangs al op gewezen, dat
de verhoudingen in den Raad zich gewijzigd
hebben. Het elftal mist niet alleen zijn ster
ken leider maar ook en dit is het voor
naamste de noodzakelijkheid om in een
onnatuurlijk verbond bijeen te blijven, terwijl
door het zitting nemen van de heeren Van
Drunen en Westerhof de sociaal-democrati
sche fractie ontegenzeggelijk veel sterker dan
vroeger is geworden.
Als nu de partij-lijm maar goed is en de
scherven der fractie niet meer loslaten, zal
wel blijken, dat B. en W. in het laatste jaar
van deze zittingsperiode ons stadsscheepje
in een veel meer naar linksch gerichten koers
zullen sturen.
Den 'Haag, 11 Juli 1930.
Op de agenda van de vergadering van de
Eerste Kamer van heden had de voorzitter
op het laatste oogenblik tegelijk met een aan
tal andere kleinere ontwerpen ook geplaatst
de goedkeuring van het Protocol nopens den
chemischen en bacteriologischen oorlog. Er
was eindverslag over uitgebracht en de voor
zitter had vooruit aangekondigd, dat hij op
de agenda zou plaatsen alles wat in staat
van wijzen was. Op grond daarvan had hij
gemeend daartoe gerechtigd te zijn, doch
heden liet de vrijzinnig-democratischen sena
tor, prof van Embden, een protest hiertegen
hooren: het was een soort van overrompeling
en verscheidene leden, die ongetwijfeld
gaarne over de zaak hadden gesproken, wa
ren afwezig, daar de aangevulde agenda
eerst gister was rondgedeeld en zij dus niet-
tijdig op de hoogte waren geweest van deze
aanvulling. Bovendien vond hij het niet ver
standig dit punt aan de orde te stellen, ter
wijl de minister van Buitenlandsche Zaken
afwezig was. Hij stelde dus aanhouding
voor. De voorzitter was evenwel van oordeel
volkomen en règle te hebben gehandeld en hij
weigerde aan het verzoek van den Amster-
damschen hoogleeraar gevolg te geven. Een
min of meer onvriendelijke discussie ontstond
hieruit, doch ten slotte had de voorzitter ge
wonnen snep: met 20 tegen 12 stemmen werd
het voorstel tot aanhouding verworpen.
Na de aanneming zonder discussie of stem
ming van een tiental wetsontwerpen, waar
onder dat betreffende de kosten van het nach
telijk luchtverkeer, kwam het eerste der be
langrijke voorstellen aaïi de orde: de wijzi
ging van de Wegenwet.
Nagenoeg uitsluitend over één punt heeft
de gedachtenwisseling geloopen, n.1. over de
vraag, of het wel in den haak is, dat een par
ticuliere weg, die dertig jaar in gebruik is
zonder dat de eigenaar zich daartegen heeft
verzet, zonder dat hij1 door eenige daad heeft
getoond zijn eigendomsrecht over den weg te
willen handhaven, automatisch tot open
baren weg wordt gepromoveerd. Tegen dien
verjaringstermijn van dertig jaar had men
eenig bezwaar, maar nog meer had men er
op tegen, dat ae wet had bepaald, dat die
regeling terugwerkende kracht zou hebben.
Er wordt n.1. bepaald, dat de verjaringster
mijn werd gerekend te zijn aangevangen
dertig jaar vóór de wet in werking zou tre
den. Gesteld dus, dat de nieuwe regeling
tot wet verheven, door de regeering op 1 Juli
1931 in werking zou worden gesteld, dan
zouden alle wegen en paden, welke op 1 Juli
1901 door den eigenaar voor het verkeer wa
re nopengesteld, en waarvan hij nooit had
getoond eigenaar te zijn, automatisch her
schapen worden in een openbare paden of
openbare wegen. Hoe dat te verhinderen?
Hoe ook de eigenaars op de hoogte te stellen
van wat hun boven het hoofd hangt?
De minister van waterstaat had wel de
meening geuit, dat de betrokken eigenaar wel
op de hoogte zouden zijn, maar dat weer
spraken de heeren Van Lanschot (R.K.), De
Savornin Lohman (C.H.), Van Sasse vaa
IJsselt (R.K.) en anderen. Een der sprekers
maakte zelfs de zeer juiste opmerking, dat
men wel geacht moet worden de wet te ken
nen, maar dat die kennis zich nog niet uit
strekt tot wetsontwerpen.
Maar niet alleen moest er bii uitvoering
der wet op gerekend worden, dat niet elke
eigenaar van een bijzonderen weg al dadelijk
op de hoogte is, dat wanneer hij niets doet,
hem het eigendomsrecht op zijn weg dreigt
te ontvallen, maar hij zal ook niet weten, wat
te doen om dit recht te handhaven. Daarom
trent toch is de wet, vond men, verre van
duidelijk en men wilde weten, hoe de minister
er over dacht.
De eenige die zich onvoowraardelijk aan
de zijde van minister Reijmer schaarde, was
de heer Michiels van Kessenich (R.K.),
maar behalven de reeds zooeven genoemde
heeren drongen de heqren Van Citters (A
R.), Haffmans (R.K.) en Rink (Lib.) aan
op nader toelichting omtrent de wijze waar
op een eigenaar zijn eigendomsrecht kan
handhaven alsmede op uitstel van de inwer
kingtreding van de wet.
Minister Reijmer heeft de heeren kunnen
tevreden stellen. Hij heeft verzekerd, dat
wanneer een eigenaar van een weg de ver
jaring van zijn eigendomsrecht wil voorko
men, hij1 volstaan kan met de wegen, die hij
in openbaar gebruik heeft gegeven geduren
de slechts één dag met een hek af te sluiten,
tenzij hij er de voorkeur aan geeft een jaar
voor de verjaring door middel van bordjes
of iets dergelijks den volke kond te doen, dat
de weg, welken men betreedt, particuliere
weg is. Zoo heel veel moeite heeft men er dus
niet mede om zijn eigendomsrecht te hand
haven, maar men heeft er bovendien ruim
schoots tijd mede. De minister wilde geen
vasten datum noemen voor de in werking
treding van de nieuwe wet, doch hij bereken
de, dat er ruim een jaar zou moeten verloo-
pen na de afkondiging, eer de wet in werking
zou treden en dus heeft een ieder, die zijn
eigendomsrecht op een weg wil handhaven
daartoe toch zeker tot 1 Augustus 1931 den
tijd.
De discussie over dit onderwerp had zoo
lang geduurd, dat het quorum al niet meer
aanwezig was, waarom de voorzitter de stem
ming over het ontwerp verdaagde tot een vol
gende vergadering. Hetzelfde is het geval
geweest met het voorstel tot goedkeuring van
net Protocol nopens den chemischen en bac
teriologischen oorlog van 17 Juni 1925. Dat
lag aan den heer Van Embden, die, al had
hij dan eerst beweerd, dat de voorzitter de
Kamer had verrast met dit ondedwerp op de
agenda te brengen, zich intusschen degelijk
had voorbereid op een bespreking er van en
een rede voorlas van ruim anderhalf uur.
Die rede was, gelijk men mocht verwach
ten, weder eens een ontwapeningsrede, waar
in de verschrikkingen van den oorlog weder
werden geschilderd. De spreker vond, dat
met dit stuk aan het gifgas zijn rechtspositie
was gegeven en achtte het een stap achteruit
omdat er in zoo sterke mate wederzijdsc'i
wantrouwen uit spreekt. Hij noemde een ge-
moraliseerden oorlog een anomalie en be
weerde, dat al dergelijke afspraken als
puntje bij het paaltje komt, toch niets geven
Sinds het Kelloggpact is tot stand gekomen,
is trouwens een dergelijke afspraak ook de
dwaasheid ten top gevoerd. De spreker stak
wijders den draak met de dubbele consciëntie
van den mensch en den staatsman, waarop
onder meer het lid der Tweede Kamer Van
Dijk (A.R.) zou hebben gewezen en hij stelde
de vraag, waarom de regeering wel het pact
op het punt van den chemischen oorlog wil
onderteekenen, doch zich omtrent den baste-
riologischen oorlog niet wil binden.
Nadat de heer Oudegeest (S.D.A.P.) op
verontwaardigden toon had Verklaard over
de zaak niet te willen spreken, nu de leden
die in den morgen de behandeling hadden
doorgedreven in den middag alweer waren
verdwenen, heeft de heer Anema (A.R.), die
ten stelligste ontkende dat de zaak veel om
het lijf had omdat in oorlogstijd het protocol
toch niet zal worden nagekomen, den heer
Van Embden onder het oog gebracht, dat hij
den heer Van Dijk niet begrepen en in ieder
geval zeer onbillijk had beoordeeld. Deze
heeft alleen willen zeggen, dat het indivi-
dueele geweten iets anders is als het geweten
van een natie en hij zette uiteen, dat dit een
volkomen juist standpunt is.
Ook minister Deckers heeft in zijn ant
woord aan den heer Van Embden met na
druk er op gewezen, dat men op dit punt
staat en individu niet over één kam mag
scheren. Vervolgens heeft hij op uitvoerige
wijze diens eenzijdige ontwapeningstheorieën
bekritiseerd, uiteengezet, dat het thans ter
tafel liggende verdrag, dat reeds door 25
staten is geratificeerd, waarlijk niet zonder
beteekenis is en ten betooge hiervan herin
nerd aan gebeurtenissen in den Wereldoor
log, waaruit zou zijn af te leiden, dat de
burgerbevolking niet direct behoeft te vree
zen voor de chemische strijdmiddelen, welke
in den modernen oorlog kunnen worden ge
bruikt. Dat onze regeering ziüh op het punt
van den bacteriologischen oorlog van onder-
teekening van het protocol wil onthouden,
vloeit voort uit de omstandigheid, dat wij ons
wel verbinden willen om van geen chemische
middelen in den oorlog gebruik te maken zoo
lang ten minste de vijand het ook niet doet,
maar dat we onder geen enkele omstandig
heid den oorlog met bacteriologische midde
len zouden willen voeren, zoodat we ons tot
niets behoeven te verbinden. Daar het aantal
aanwezigen onder het debat nog meer was
ingekrompen, kon aan den wensch van prof.
Van Embden om over het voorstel te stem
men geen gevolg worden gegeven, zoodat
ook hierover in een volgende vergadering de
beslissing zal vallen. Hoe deze zal uitvallen,
is niet onzeker.
In sneltreinvaart heeft de Kamer zich hier
na door een twintigtal wetsontwerpen heen-
gewerkt, zooals de wijziging der Rivieren-
wet, die van art. 106 der wet op de Inkom
stenbelasting, een aantal verdragen, wijzi
ging van Ongevallenwet, Radenwet en In-
validteitswet, enz.
Wanneer de Kamer nogmaals bijeenkomt
tot afdoening van zaken, staat nog niet vast,
vermoedelijk eerst over een paar weken.
DE OPSTAND DER KOERDEN
TEGEN TURKIJE.
Een Tnrksch-Perzisohe wrijving
tot gevolg.
Eenige berichten uit het nabije Oosten hel*
ben ons er op gewezen, dat er in Koerdistan
weer eens een opstand tegen het Turksche
gezag is uitgebroken. Men heeft kunnen le
zen van overvallen, van bomaanvallen uit
de lucht, enz., kortom, men zal hebben be
grepen, dat deze opstand ook weer niet van
alle gevaar ontbloot was.
Op zich zelf is deze opstand niets bijzon
ders, want de Koerden zijn als rechtgeaarde
nomadenstammen juist bij een opstand in
hun element. Zij kunnen nu eenmaal niet aan
een leiband loopen en trachten telkens weer
het juk van zich af te schudden.
En zoo is deze opstand dan ook
slechts een vervolg in de lange serie, die
geschiedenis kent. Daar kunnen de Turken
over mee praten
Toch was het in de laatste jaren vrij rustig
in Koerdistan. Nadat de Turken in 1925 den
laatsten opstand geheel gesmoord hadden,
meende men voor een poos rust te zullen
hebben. Die rust heeft dan ook geduurd tot
dit jaar. Thans meenden de Koerden, die zien
vrij snel hersteld hadden van hun nederlaag,
hun kans te moeten waarnemen. Aanvanke
lijk hadden zij succes en de eerste stoot van
hun offensief heeft de Turken als het ware
overrompeld, en terug geslagen. Spoedig
keerden de laatsten echter terug en nu wa
ren zij beter op hun hoede en ook beter ge
wapend. De kansen keerden dan ook en de
Turken hebben reeds belangrijke successen
op de Koerden behaald en hen in het Arrarat-
gebied terug gedrongen.
Als bij-verschijnsel heeft zich, en dit maakt
het geval eigenlijk merkwaardiger, een
Turksch-Perzische wrijving ontwikkeld. De
Koerden leven gedeeltelijk op Turksch en ge
deeltelijk op Perzisch en IraWh gebied. De
jongste aanval is, beweren' de T^ikea. Qfl