DAGBLAD VQOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. De oplossing van het geschil in de Soc.-Dem. Raadsfractie. l Uit het Parlement Dageiyksch overzicht. ZATEHUA6 12 JULI 1930 132e Jaargang. Vader heeft een eind aan de ruzie gemaakt en het is thans rustig in de politieke kinderkamer. De in scherven gevallen fractie is gelijmd, maar de barstjes zullen wel te zien blijven. ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt ELEEN AVOND, behalve Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2. franco door het geheele Rijk 2.50. Losse nummers 5 cents. PRIJS DER GEWONE ADVERTENTIEN Per regel 0.25, bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. OOSTER ZOON, Voordam C 9, post giro 37060. Telef. 3, redactie 33. ]|ïo. 162 Directeur: C. KRAK. Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA. Dit nummer bestaat uit 3 bladen. Als het op de kinderkamer wat al te rumoe rig toegaat klimt vader of moeder eens even de trap op om zich persoonlijk van den stand yan zaken te overtuigen. Dan blijkt, dat Jan en Piet elkaar duchtig afgerost hebben, dat Dirk leelijke woorden ■van Klaas heeft gezegd, dat Marietje huilend verklaard heeft dat ze nooit meer wil meespe len en dat Toontje uit pure razernij al zijn speelgoed vertrapt heeft. Zoo gaat het niet langer en vader en moe der zien zich verplicht om krachtige maatre gelen te nemen. Jan gaat den hoek in, Piet krijgt voor straf geen pudding na het eten, Dirk moet beloven, dat hij nooit meer leelijke woorden zal gebruiken en terwijl Marietje al haar tranen droogt en verklaart, dat ze dan nog eens voor één keertje zal meespelen, .wordt het speelgoed van Toontje aan elkaar gepast met de belofte, dat vader het maken zal, als het tenminste niet zóó kapot is, dat er geen repareeren meer aan is. Dan keert de rust in de kinderkamer terug en vader gaat hoofdschuddend de trap af en beraamt met moeder heimelijke plannen om de geheele bende vanavond zoo gauw moge lijk onder de wol te laten verdwijnen. Raadsleden zijn soms als kinderen. Niet dat zij zoo heerlijk naïf zijn of zulke grappige vragen kunnen stellen vragen van raadsle den zijn altijd buitengewoon ernstig en be langrijk maar omdat zij in hun eigen frac tie zoo'n gezellig clubje kunnen vormen en het algemeene enthousiasme plotseling overslaat in een kibbelpartij waarbij over en weer de scherpste verwijten gedaan worden. Een raadslid, die buiten het stadhuis een voudig pakhuisknecht of ijscomannetje is we noemen nu maar eens wat wordt een geheel ander mensch, zoodra hij den drem pel van de raadszaal heeft overschreden. Dan staat er plotseling een geuniformde mijnheer klaar, die hem vriendelijk verzoekt zijn hooggewaardeerden naam in een dik boek te willen schrijven, er wordt hem een glaasje water ingeschonken en zoodra lyj op den voor hem bestemden zetel plaats neemt krijgt hij het gevoel, dat hij op een heel wat steviger fauteuil zit dan hij het thuis eigenlijk gewend is. Zijn vrienden en kennissen staan achter een hekje en moeten in zijn tegenwoordigheid hun petten afnemen en hun sigaren laten verdwij nen. Zelf rookt hij als een keukenschoorsteen en blaast de wolkjes nonchalant in de richting van den hoogsten magistraat dezer gemeente die hem heel goed gezind is en hem vriende lijk toeknikt. Dan glijden alle zorgen van het dagelijksch leven van hem af, dan denkt hij met voldoening aan al die mannen en vrou wen, die hem in zijn huis opgezocht hebben met het verzoek ook op hun belangen te wi'len letten en dan kan hij het eigenlijk maar half verdragen, dat zijn buurman, die van huisuit toch ook maar een heel gewone werkman is, nog gewichtiger kijkt dan hij het zelf doet en hij besluit in stilte om zich door den leider van zijn fractie in en buiten den Raad in geen geval op zijn kop te laten zitten. Zoo gaat het dikwijls in vele fracties maar zoo kan het in het bijzonder in een Soc. Dem.- fractie gaan omdat dit de partij van de arbei ders is en omdat men hier dus de meeste kans heeft menschen, die in het dagelijksch leven eenvoudige, gemoedelijke typen zijn, in Edel- achtbaren te zien veranderen, die dikwijls niet sterk genoeg zijn om de weelde van zoo n eerebaantje naar behooren te kunnen dragen. Toen de leden der Soc. Dem.-raadsfractie eikaars politiek beleid gingen critiseeren, toen zij elkaar min of meer openlijk van streberei beschuldigden, werd de klove al gauw hoe langer hoe breeder. Persoonlijke gevoelighe den gingen boven het algemeene partijbelang, men verzuimde het geschil tijdig aan een uit spraak der kiezers te onderwerpen en toen men na allerlei onverkwikkelijkheden een af- deelingsvergadering bijeenriep, was het te laat en was niemand meer in staat de scher ven der gebroken fractie aan elkaar te lijmen. Men besloot de geschillen aan een commis sie van onderzoek te zullen onderwerpen, maar nauwelijks thuis gekomen bedankte de heer Westerhof voor zijn zetel en dadelijk daarna werd zijn voorbeeld door drie zijner [etrouwen gevolgd, waardoor de kracht der ractie voor deze zittingsperiode was gebro ken. Al heel spoedig hebben de raadsleden, die in een bui van „het kan me niet meer bom men" hun bedankje hadden ingestuurd, daar van spijt gekregen en ze hebben zich als can- didaat-raadsleden weer onder aan de lijst la ten plaatsen in de stille hoop, dat het stuk getrapte speelgoed misschien nog in deze zittingsperiode gelijmd en gekramd zou kun nen worden. De heer Van Drunen, een vrijbuiter wiens politieke scheepje zoo nu en dan de raadszaal eens in en weer eens uitzeilt en die altijd een trouwe vriend van het koppige viertal geweest is, werd door de rechterzijde als proefkonijn misbruikt en zwierf van den Raad naar de Staten en van de Staten naar de Kroon tot eindelijk beslist was, dat hij volkomen recht had een vroeger door hem geweigerden raads- zetel weer te bezetten. Dat was het sein voor alle verloren zonen om zich te verzamelen en zoodra het toeval wilde dat opnieuw een raadszetel bezet zou kunnen worden, was het viertal gereed daarop als eerst aangewezenen zijn rechten te laten gelden. V Maar daarbij heeft men zich en dat is volkomen begrijpelijk op het standpunt ge steld, dat nu eerst alle meeningsverschillen grondig uit den weg geruimd moesten wor den. Trouwens, het is de groote vraag of deze heeren wel zitting konden nemen wanneer de afdeeling die zij vertegenwoordigen op hun politiek beleid niet gesteld zou blijken. Dus werd met smart gewacht op het rap port van het partijbestuur, dat eenerzijds een onderzoek naar de persoonlijke geschillen en anderzijds naar het politiek beleid der afge- (redenen zou instellen en toen dit rappor, behandeld was heeft de heer Schats, die het eerst aan bod kwam, voor zijn zetel bedankt Men verzekerde, dat hij ziek was, maar wij hebben hem onmiddellijk na zijn besluit boven op den bok van een verhuiswagen zien tronen en hij bestuurde zijn paarden met zoo vaste hand, dat niemand den indruk van in validiteit heeft kunnen krijgen. Wellicht heeft hij noodgedwongen bedankt omdat het bewuste rapport nog altijd niet behandeld was en de termijn waarin hij moest beslissen inmiddels ging verstrijken Wellicht ook heeft hij opzettelijk bedankt om daardoor plaats te maken voor de krachtigste figuur, die de Alkmaarsche Soc. Dem. ooit in den Raad gehad hebben en door wiens zit ting nemen de fractie zich veel sterker zou kunnen doen gelden. Toen de heer Westerhof VQor het raadslid maatschap werd aangewezen, gevoelde ieder wel, dat het nu tot een oplossing zou moeten komen. Hij of geen ander van het viertal zou in den Raad moeten zitting nemen en het bleek weldra, dat het bewuste rapport nu werkelijk gereed was en nog behandeld zou worden alvorens de termijn waarop de heer Westerhof den zetel zou kunnen aanvaarden was verstreken. Het was niet moeilijk te voorspellen hoe de afloop van de bewuste afdeelingsvergade- ring zou zijn. Stel, dat men niet tot elkander was gekomen, dan zou niet alleen de heer Westerhof, maar ook de heeren Veen en Dekker bedankt hebben, dan was de lijst der sociaal-democraten in Alkmaar uitgeput en dan zou de zesde zetel dezer partij den Vrij heidsbond ten deel zijn gevallen. Een sociaal democratische fractie, die vrij willig een zetel aan een andere partij afstaat is iets ondenkbaars en de kansen van den heer Westerhof hebben ongetwijfeld sterk ge staan door de zekerheid, dat het door hem willen aanvaarden van een raadszetel van overwegend belang voor de kracht van de fractie geweest is. 0 De tijd had zijn werk gedaan. De heer Van Drunen, die als een geestverwant der afgetreden raadsleden door zijn tegenwoor dige fractiegenooten in den beginne werd aangekeken als een rotte kool door een fruit handelaar, heeft na eenige zittingen veel min der van den rug van zijn buurman gezien, dan dit in de installatievergadering het ge val was. Toen zat hij er als de verloren zoon op wiens thuiskomst niemand gesteld bleek, toen liep hij de kans voor elk zijner woorden ter verantwoording te worden geroepen, maar langzamerhand is de stemming veran derd, heeft men zijn betoog reeds onder streept en zijn de blikken van zijn politieken buurman keel wat minder onvriendelijk ge worden. Ook hier heeft de heer Van Drunen als proeofkonijn dienst gedaan en de voorspel ling is niet te gewaagd, dat ook de heer Westerhof na zijn terugkeer weer in genade in het gezelschap zijner edelachtbare broe ders en zuster zal worden opgenomen. Maar voordat hiervan sprake kon zijn !s dezer dagen de druk bezochte afdeelingsver- gadering gehouden waarin de bewuste rap porten ter sprake zijn gekomen en waarin definitief zou worden vastgesteld of de heer Westerhof al dan niet opnieuw in het ge stoelte der eere zou kunnen plaats nemen. Partijvoorzitter en -secretaris hebben het de moeite waard gevonden daarvoor in Alk maar te verschijnen en men weet, dat na dik wijls heftige discussies besloten werd het par tijbelang boven de persoonlijke geschillen te stellen, zoodat de rapporten werden goedge keurd en de heer Westerhof zij het dan nog met zeven stemmen tegen bevoeg'd verklaard werd den vacanten zetel te bezetten Het partijbestuur zal er wel over voldaan zijn, dat de Alkmaarsche geschillen nu ein delijk tot een opossing zijn gekomen. In„Het olk" was al eens verklapt, dat dit conflict door de mentaliteit der twistende Alkmaar- ders heel moeilijk tot een bevredigend slot was te brengen en de mededeeling, dat er Dinsdagavond heftig gediscussieerd is be wijst wel, dat de tijd nog niet in staat ge weest is om alle wonden te heelen. Maar de strenge vader en moeder van de partij zijn naar boven gekomen en hebben op de politieke kinderkamer aan alle ruzies een einde gemaakt. Zij hebben straffen en goedkeuringen uit gedeeld en daarna niet onduidelijk laten blij ken, dat het nu uit moest zijn. Den heer Wes terhof is op het hart gedrukt, dat hij voor taan niet meer mag toelaten, dat meneer Bonsema door eigen partijgenooten wordt be leedigd en den heer Bonsema is verzekerd, dat hij een brave jongen is en dat heelemaal niet gebleken is dat hij zoo'n streber zou zijn, dat hij op zijn ouden dag naar het baan tje van gepensionneerd wethouder zou ver langen. Zooiets mag voortaan door niemand meer beweerd worden en evenmin mag gezegd worden, dat meneer Westerhof dictatoriale neigingen zou bezitten. De heer Westerhof mag niet meer wegloo pen alvorens daarvoor officieel toestemming te hebben gekregen, hij moet zijn politieke tegenstanders voortaan een beetje vriendelij ker te lijf gaan en hij heeft nog eenige nutti ge wenken en practische raadgevingen ge kregen, waarna kort en duidelijk te kennen is gegeven dat het nu gedaan moet zijn met het gekibbel omdat de heele ruzie eigenlijk- niet de moeite waard is om er zoo'n drukte over te maken. Toen is het even stil in de politieke kinder kamer geworden en nadat Papa Oudegeest nog eens nadrukkelijk verklaard had, dat het ex-raadslid Westerhof toch een beste man is, die in het verleden buitengewoon veel ge presteerd heeft, besloot de vergadering de conclusie der rapporten maar te aanvaarden en als haar wensch uit te spreken, dat de heer Westerhof voortaan weer als lid van de fractie op het gestoelte der eere zal zetelen. En partijvoorzitter en -secretaris zijn hoofdschuddend naar huis gegaan in de hoop, dat de Alkmaarsche kindertjes nu voortaan eendrachtig hun politieke spelletje zullen spelen. De heer Westerhof komt nu weer in den Raad. Zal hij er als een van Elba ontvluchten Na poleon verschijnen, die, zoodra hij naar de raadszaal marcheert, al zijn vroegere ge trouwen weer juichend om zich heen ziet? Zullen allen, die den heerschtr in balling schap verloochend hebben zich nu weer on der zijn banier scharen, nu hij opnieuw de markantste figuur uit onze raadszaal belooft te worden? Dan zouden ook Waterloo en Sint Helena moeten volgen, maar de verbondenen aan de overzijde beschikken niet meer over Blüchers en Wellingtons om de groeiende kracht der roode strijders op afdoende wijze te kunnen breken. - Wij hebben er onlangs al op gewezen, dat de verhoudingen in den Raad zich gewijzigd hebben. Het elftal mist niet alleen zijn ster ken leider maar ook en dit is het voor naamste de noodzakelijkheid om in een onnatuurlijk verbond bijeen te blijven, terwijl door het zitting nemen van de heeren Van Drunen en Westerhof de sociaal-democrati sche fractie ontegenzeggelijk veel sterker dan vroeger is geworden. Als nu de partij-lijm maar goed is en de scherven der fractie niet meer loslaten, zal wel blijken, dat B. en W. in het laatste jaar van deze zittingsperiode ons stadsscheepje in een veel meer naar linksch gerichten koers zullen sturen. Den 'Haag, 11 Juli 1930. Op de agenda van de vergadering van de Eerste Kamer van heden had de voorzitter op het laatste oogenblik tegelijk met een aan tal andere kleinere ontwerpen ook geplaatst de goedkeuring van het Protocol nopens den chemischen en bacteriologischen oorlog. Er was eindverslag over uitgebracht en de voor zitter had vooruit aangekondigd, dat hij op de agenda zou plaatsen alles wat in staat van wijzen was. Op grond daarvan had hij gemeend daartoe gerechtigd te zijn, doch heden liet de vrijzinnig-democratischen sena tor, prof van Embden, een protest hiertegen hooren: het was een soort van overrompeling en verscheidene leden, die ongetwijfeld gaarne over de zaak hadden gesproken, wa ren afwezig, daar de aangevulde agenda eerst gister was rondgedeeld en zij dus niet- tijdig op de hoogte waren geweest van deze aanvulling. Bovendien vond hij het niet ver standig dit punt aan de orde te stellen, ter wijl de minister van Buitenlandsche Zaken afwezig was. Hij stelde dus aanhouding voor. De voorzitter was evenwel van oordeel volkomen en règle te hebben gehandeld en hij weigerde aan het verzoek van den Amster- damschen hoogleeraar gevolg te geven. Een min of meer onvriendelijke discussie ontstond hieruit, doch ten slotte had de voorzitter ge wonnen snep: met 20 tegen 12 stemmen werd het voorstel tot aanhouding verworpen. Na de aanneming zonder discussie of stem ming van een tiental wetsontwerpen, waar onder dat betreffende de kosten van het nach telijk luchtverkeer, kwam het eerste der be langrijke voorstellen aaïi de orde: de wijzi ging van de Wegenwet. Nagenoeg uitsluitend over één punt heeft de gedachtenwisseling geloopen, n.1. over de vraag, of het wel in den haak is, dat een par ticuliere weg, die dertig jaar in gebruik is zonder dat de eigenaar zich daartegen heeft verzet, zonder dat hij1 door eenige daad heeft getoond zijn eigendomsrecht over den weg te willen handhaven, automatisch tot open baren weg wordt gepromoveerd. Tegen dien verjaringstermijn van dertig jaar had men eenig bezwaar, maar nog meer had men er op tegen, dat ae wet had bepaald, dat die regeling terugwerkende kracht zou hebben. Er wordt n.1. bepaald, dat de verjaringster mijn werd gerekend te zijn aangevangen dertig jaar vóór de wet in werking zou tre den. Gesteld dus, dat de nieuwe regeling tot wet verheven, door de regeering op 1 Juli 1931 in werking zou worden gesteld, dan zouden alle wegen en paden, welke op 1 Juli 1901 door den eigenaar voor het verkeer wa re nopengesteld, en waarvan hij nooit had getoond eigenaar te zijn, automatisch her schapen worden in een openbare paden of openbare wegen. Hoe dat te verhinderen? Hoe ook de eigenaars op de hoogte te stellen van wat hun boven het hoofd hangt? De minister van waterstaat had wel de meening geuit, dat de betrokken eigenaar wel op de hoogte zouden zijn, maar dat weer spraken de heeren Van Lanschot (R.K.), De Savornin Lohman (C.H.), Van Sasse vaa IJsselt (R.K.) en anderen. Een der sprekers maakte zelfs de zeer juiste opmerking, dat men wel geacht moet worden de wet te ken nen, maar dat die kennis zich nog niet uit strekt tot wetsontwerpen. Maar niet alleen moest er bii uitvoering der wet op gerekend worden, dat niet elke eigenaar van een bijzonderen weg al dadelijk op de hoogte is, dat wanneer hij niets doet, hem het eigendomsrecht op zijn weg dreigt te ontvallen, maar hij zal ook niet weten, wat te doen om dit recht te handhaven. Daarom trent toch is de wet, vond men, verre van duidelijk en men wilde weten, hoe de minister er over dacht. De eenige die zich onvoowraardelijk aan de zijde van minister Reijmer schaarde, was de heer Michiels van Kessenich (R.K.), maar behalven de reeds zooeven genoemde heeren drongen de heqren Van Citters (A R.), Haffmans (R.K.) en Rink (Lib.) aan op nader toelichting omtrent de wijze waar op een eigenaar zijn eigendomsrecht kan handhaven alsmede op uitstel van de inwer kingtreding van de wet. Minister Reijmer heeft de heeren kunnen tevreden stellen. Hij heeft verzekerd, dat wanneer een eigenaar van een weg de ver jaring van zijn eigendomsrecht wil voorko men, hij1 volstaan kan met de wegen, die hij in openbaar gebruik heeft gegeven geduren de slechts één dag met een hek af te sluiten, tenzij hij er de voorkeur aan geeft een jaar voor de verjaring door middel van bordjes of iets dergelijks den volke kond te doen, dat de weg, welken men betreedt, particuliere weg is. Zoo heel veel moeite heeft men er dus niet mede om zijn eigendomsrecht te hand haven, maar men heeft er bovendien ruim schoots tijd mede. De minister wilde geen vasten datum noemen voor de in werking treding van de nieuwe wet, doch hij bereken de, dat er ruim een jaar zou moeten verloo- pen na de afkondiging, eer de wet in werking zou treden en dus heeft een ieder, die zijn eigendomsrecht op een weg wil handhaven daartoe toch zeker tot 1 Augustus 1931 den tijd. De discussie over dit onderwerp had zoo lang geduurd, dat het quorum al niet meer aanwezig was, waarom de voorzitter de stem ming over het ontwerp verdaagde tot een vol gende vergadering. Hetzelfde is het geval geweest met het voorstel tot goedkeuring van net Protocol nopens den chemischen en bac teriologischen oorlog van 17 Juni 1925. Dat lag aan den heer Van Embden, die, al had hij dan eerst beweerd, dat de voorzitter de Kamer had verrast met dit ondedwerp op de agenda te brengen, zich intusschen degelijk had voorbereid op een bespreking er van en een rede voorlas van ruim anderhalf uur. Die rede was, gelijk men mocht verwach ten, weder eens een ontwapeningsrede, waar in de verschrikkingen van den oorlog weder werden geschilderd. De spreker vond, dat met dit stuk aan het gifgas zijn rechtspositie was gegeven en achtte het een stap achteruit omdat er in zoo sterke mate wederzijdsc'i wantrouwen uit spreekt. Hij noemde een ge- moraliseerden oorlog een anomalie en be weerde, dat al dergelijke afspraken als puntje bij het paaltje komt, toch niets geven Sinds het Kelloggpact is tot stand gekomen, is trouwens een dergelijke afspraak ook de dwaasheid ten top gevoerd. De spreker stak wijders den draak met de dubbele consciëntie van den mensch en den staatsman, waarop onder meer het lid der Tweede Kamer Van Dijk (A.R.) zou hebben gewezen en hij stelde de vraag, waarom de regeering wel het pact op het punt van den chemischen oorlog wil onderteekenen, doch zich omtrent den baste- riologischen oorlog niet wil binden. Nadat de heer Oudegeest (S.D.A.P.) op verontwaardigden toon had Verklaard over de zaak niet te willen spreken, nu de leden die in den morgen de behandeling hadden doorgedreven in den middag alweer waren verdwenen, heeft de heer Anema (A.R.), die ten stelligste ontkende dat de zaak veel om het lijf had omdat in oorlogstijd het protocol toch niet zal worden nagekomen, den heer Van Embden onder het oog gebracht, dat hij den heer Van Dijk niet begrepen en in ieder geval zeer onbillijk had beoordeeld. Deze heeft alleen willen zeggen, dat het indivi- dueele geweten iets anders is als het geweten van een natie en hij zette uiteen, dat dit een volkomen juist standpunt is. Ook minister Deckers heeft in zijn ant woord aan den heer Van Embden met na druk er op gewezen, dat men op dit punt staat en individu niet over één kam mag scheren. Vervolgens heeft hij op uitvoerige wijze diens eenzijdige ontwapeningstheorieën bekritiseerd, uiteengezet, dat het thans ter tafel liggende verdrag, dat reeds door 25 staten is geratificeerd, waarlijk niet zonder beteekenis is en ten betooge hiervan herin nerd aan gebeurtenissen in den Wereldoor log, waaruit zou zijn af te leiden, dat de burgerbevolking niet direct behoeft te vree zen voor de chemische strijdmiddelen, welke in den modernen oorlog kunnen worden ge bruikt. Dat onze regeering ziüh op het punt van den bacteriologischen oorlog van onder- teekening van het protocol wil onthouden, vloeit voort uit de omstandigheid, dat wij ons wel verbinden willen om van geen chemische middelen in den oorlog gebruik te maken zoo lang ten minste de vijand het ook niet doet, maar dat we onder geen enkele omstandig heid den oorlog met bacteriologische midde len zouden willen voeren, zoodat we ons tot niets behoeven te verbinden. Daar het aantal aanwezigen onder het debat nog meer was ingekrompen, kon aan den wensch van prof. Van Embden om over het voorstel te stem men geen gevolg worden gegeven, zoodat ook hierover in een volgende vergadering de beslissing zal vallen. Hoe deze zal uitvallen, is niet onzeker. In sneltreinvaart heeft de Kamer zich hier na door een twintigtal wetsontwerpen heen- gewerkt, zooals de wijziging der Rivieren- wet, die van art. 106 der wet op de Inkom stenbelasting, een aantal verdragen, wijzi ging van Ongevallenwet, Radenwet en In- validteitswet, enz. Wanneer de Kamer nogmaals bijeenkomt tot afdoening van zaken, staat nog niet vast, vermoedelijk eerst over een paar weken. DE OPSTAND DER KOERDEN TEGEN TURKIJE. Een Tnrksch-Perzisohe wrijving tot gevolg. Eenige berichten uit het nabije Oosten hel* ben ons er op gewezen, dat er in Koerdistan weer eens een opstand tegen het Turksche gezag is uitgebroken. Men heeft kunnen le zen van overvallen, van bomaanvallen uit de lucht, enz., kortom, men zal hebben be grepen, dat deze opstand ook weer niet van alle gevaar ontbloot was. Op zich zelf is deze opstand niets bijzon ders, want de Koerden zijn als rechtgeaarde nomadenstammen juist bij een opstand in hun element. Zij kunnen nu eenmaal niet aan een leiband loopen en trachten telkens weer het juk van zich af te schudden. En zoo is deze opstand dan ook slechts een vervolg in de lange serie, die geschiedenis kent. Daar kunnen de Turken over mee praten Toch was het in de laatste jaren vrij rustig in Koerdistan. Nadat de Turken in 1925 den laatsten opstand geheel gesmoord hadden, meende men voor een poos rust te zullen hebben. Die rust heeft dan ook geduurd tot dit jaar. Thans meenden de Koerden, die zien vrij snel hersteld hadden van hun nederlaag, hun kans te moeten waarnemen. Aanvanke lijk hadden zij succes en de eerste stoot van hun offensief heeft de Turken als het ware overrompeld, en terug geslagen. Spoedig keerden de laatsten echter terug en nu wa ren zij beter op hun hoede en ook beter ge wapend. De kansen keerden dan ook en de Turken hebben reeds belangrijke successen op de Koerden behaald en hen in het Arrarat- gebied terug gedrongen. Als bij-verschijnsel heeft zich, en dit maakt het geval eigenlijk merkwaardiger, een Turksch-Perzische wrijving ontwikkeld. De Koerden leven gedeeltelijk op Turksch en ge deeltelijk op Perzisch en IraWh gebied. De jongste aanval is, beweren' de T^ikea. Qfl

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1930 | | pagina 1