Pluimveeteelt Zeetijdingen DE WREKENDE GOD. Het vonnis had zich voltrokken! Dc prijswinnaars. We laten hieronder de prijswinnaars in de verschillende rubrieken volgen: Enkelingen. Ie prijs Schilderkunst (P. Grin), een ta lelkleedje, aangeboden door mevr. Boender- maker, en 25. 2e prijs IJskarretje (J. R. Zweeres), kin derfietsje, aangeboden door de Alkmaarsche Courant, en 15. Paren. le prijs Winter (J. Smit), Sjaal, aangebo den door de firma B. W. G. Lienesch. 2e prijs Luchtschippers (kinderen P. Post- ma), étui met zilveren lepeltjes, aangeboden door de heeren Prins en Geerlings. 3e prijs Paddestoel en Kabouters (Jan en Henny Diesfeldt), kindereetservies, aangebo den door de Bergensche Badbode. 4e prijs Versierde Trekwagen (kinderen 'J. Buisman), schilderijtje, aangeboden door den kunstschilder F. Kamstra. Groepen (klein nummer). Ie prijs De Club van Zes (vischclub „De Karper", ontwerp C. Mooij), voetbal, aange boden door den heer Seewald. 2e prijs De Kaninefaten (P. Blokker), ge- bakstel, aangeboden door den heer Koop man, en een doos bonbons, aangeboden door het Bonbonhuis. Groepen (groot nummer). le prijs „De ingang van de Onderwereld" (ontwerp en uitvoering van J. R. Zweeres), gouden medaille van V. V. V. en 50. 2e iprijs „Tuindorp viert feest" (ontwerp en uitvoering Mathieu de Saint), verg. zilv. medaille, aangeboden door den heer S. Krom te Alkmaar, en 25. 3e prijs „Het Bergerbosch" (ontwerp en uitvoering G. Kooiman), zilv. med., aange boden door de Berger Winkeliersvereeni- ging, en een mandje likeuren, aangeboden ooor de firma H. Bootz te Amsterdam. Vereenigingsnummers. 1ste pr. „Zomerklanken" (Bergens Harmo nie), verg. zilv. medaille, aangeboden door Alcmaria V. V. V. en 50. 2e pr. „De Graf Zeppelin 1930" (Beiger Gymnastiekvereeniging), verg. zilv. medaille, aangeboden door de Alkm. Wasch- en Strijk- inrichting en 25. 3e pr. „Schilderspalet" (Tooneelver. Kunst na Arbeid), een mand champagne. 4e pr. „Romeo en Julia" (Bergen's Man nenkoor), mand met 12 flesschen wijn. Versierde auio's. lste pr. Auto van J. W. MacDonald, Ber gen, zilv. medaille, aangeboden door Alcm. V. V. V. en 50 2e pr. Auto Garage Kennemerland, Bergen, Siervaas, aangeboden door den heer P. Hop man en 25. 3e pr. Auto Moorman (Na regen komt zonneschijn), vierdeelige flesch, gevuld met likeuren, aangeboden door de N.V. Erven Lucas Bols, en een klokje, aangeboden door de N.V. „De Rustende Jager". De eereprijs, toegekend aan het mooiste nummer van het corso, viel ten deel aan de groep van J. R. Zweeres met „De Ingang van de Onderwereld".Deze prijs bestond uit een gouden medaille, aangeboden door het Ge meentebestuur. De lichtstoet. Tusschen acht en negen uur werd in de 'Johan van Oldenburglaan bij het Van Ree- nenpark de lichtstoet opgesteld, waarvoor Bergen's Harmonie en het corps Sint Louis hun medewerking toegezegd hadden. Onder vroolijke marschmuziek zette de stoet zich in beweging en daarin waren nog verschillende succesnummers van het bloemencorso opge nomen. o.a. „Het Bergerbosch", de „Ingang van de Onderwereld", het „ijskarretje", „Tuindorp viert feest", en „De Graaf Zeppe lin". Vooral de laatste die van binnenuit met Oranje-lampions verlicht was, maakte een sprookjesachtigen indruk. Honderden heb ben den lichtstoet, die door flambouwen be- schenen werd, op zijn rondgang door het dorp gevolgd en dit deel van het programma is zeer zeker, ook doordat het weer zich zoo uitstekend hield, een succes geworden. De opvoering bij de Kerkruïne. Terwijl de lichtstoet nog rondtrok en de vroolijke marschmuziek door het dorp schal de, haastten honderden belangstellenden zich naar het terrein van de Kerkruïne waar lange rijen banken geplaatst waren voor de toeschouwers van het pantomine-spel. De voorste rijen waren tegen half tien reeds gevuld en steeds breeder werd de stroom van bezoekers, die hier tijdig een goed plaatsje kwamen zoeken. Weldra was er geen plaats onbezet en talloozen, die tever geefs 'n bankje zochten, moesten zich nood gedwongen met een zitplaatsje in het nog niet geheel droge gras tevreden stellen. Langs de muren van het ruïneterrein ston den drie dubbele rijen toeschouwers waarvan door de overstelpende drukte niet velen de opvoering goed hebben kunnen volgen. Hier en daar klommen wat ondernemende jongelui over het muurtje en ook het aantal toeschouwers met geldige toegangskaartjes werd zoo groot, dat zij die vroeg gekomen waren en zich op de voorste bank waanden, weldra tot de overtuiging kwamen, dat zij op de zesde of zevende rij zaten. Doordat ook tijdens het spel nog voortdu rend nieuwe toeschouwers een plaatsje kwa men zoeken en anderen daarbij in den weg stonden werden de zitbanken weldra als staanplaatsen gebruikt en deed ieder maar zijn best het spel zoo goed mogelijk te vol gen. Een verrassing was ook nu weer de ver lichting van het ruïne-terrein. Zeer sterke electrische lampen opgesteld door den heer Brugman, zetten het oude metselwerk in een verblindend licht en Bengaalsch vuur ont stoken onder leiding van de kunstschilders Ponstijn en Voskuil wierp over dat alles een rooden gloed, waardoor kerk en ruïne een sprookjesachtige aanblik boden. Die belichting is inderdaad bijzonder mooi, vooral door de schitterende kleuren combinatie van het bleekroode steen en het frissche groen van het grastapijt waaruit als onverwoestbare brokstukken van een ver ver leden hier en daar nog een grafsteen naar boven steekt. De treurenden, die hier honderd jaar gele den hun dooden ter ruste legden zullen niet vermoed hebben, dat boven dezen doodenak- ker nog eens een fantastisch verlichte panto- mine zou opgevoerd worden. Onder leiding van mej. Carla Muns uit Zaandam hebben een achttal jongedames uit die gemeente, begeleid door een Zaandamsch muziekensemble, een aantal dansen uitge voerd, die zeker in den smaak zijn gevallen. Gekleed in de costuums uit den Rococo-tijd kwamen vier dames en vier „heeren" uit het binnenplaatsje bij den ingang der kerk te voorschijn en het scherpe electrische licht deed hun kleurige costuums op het voordee- ligst uitkomen. Een menuet in ouden stijl bewees weer eens welk een geweldig verschil er is tusschen de moderne steps en fox-trots en de dansen on zer voorouders. Thans Jazz-inuziek en in snel tempo voort- schuivende lichamen, toen stijl, langzame be wegingen en dansen, die het karakter van een hoofdsche ceremonie dragen. De eerste dans verplaatste ons al dadelijk naar het tijdperk van ridders en jonkvrou wen en in de daarop volgende pantomine kwam nog eens duidelijk aan het licht, dat een liefdesverklaring uit de middeleeuwen van een geheel ander karakter is dan een huwelijksaanzoek uit den jare 1930. Waar is de tijd, dat men brieven met zoet vloeiende verzen aan de koningin zijns har ten gewijd, in een geurige ruiker stopte en ze neerlegde op een plaats waar de uitver korene met haar vriendinnen wandelend dat bewijs van trouw en aanhankelijkheid in handen zou moeten krijgen. Waar is de tijd, dat een schoone maagd door het verwisselen van een brief stijlvol flauw viel en door verschrikte ridders en burchtvrouwen omringd werd tot een kabou ter met zijn tooverstaf de gevallene weer tot leven wekte. En bovenal, waar is de tijd, dat de degens getrokken werden en de ^stalen rapieren tegen elkaar ketsten tot,aan de eer voldaan was en een der strijdendelridders ontzield ter aarde stortte. v J' Na eenige moeite^ bleek] de;kabouter ook bereid dezen onwaardige minnaar tot het le ven terug te roepen, mits hij berouw toonde en boete deed, wat dan ook onmiddellijk ge schiedde doordat de zondaar in het natte gras op zijn knieën viel en daarna als bege nadigde weer in den kring van ridders en jonkvrouwen werd opgenomen. Een reeks stijlvolle dansen vormde het slot van deze vertooning, waarvan duizenden on getwijfeld genoten zullen hebben. Tot laat in den nacht bleef het druk in het dorp en hotels en caféjs niet het minst „De Rustende Jager" die het centrum van vermaak in dit mooie dorp blijft maakten buitengewoon goede zaken. De zesde Augustus is weer een succesvolle dag geweest, een dag die voor Bergen als va- cantie-oord weer tot ver buiten onze grenzen een goede reclame zal maken. Hulde aan het- wakkere bestuur van V.V.V. en aan allen, die zich voor het welslagen van dezen feestdag zoo veel moeite getroost heb ben. Vragen, deze rubriek betreffende, kun nen door onze abonné's worden gezon den aan Dr. te Hennepe, Diergaarde singel 96 te Amsterdam. Postzegel van 6 cent voor antwoord insluiten en blad vermelden. Nieuwe Vragen uit de Praktijk over Pullorumziekte. Een lezer uit 's Heer Arendskerke schrijft: „Ik zou graag het adres willen weten waar ze doode kuikens onderzoe ken omreden er een broed van 122 kui kens sterft. Ze zijn veertien dagen oud en de 6de en 7dc dag is het begonnen. Bij het openen van een kuiken was aan de lever zoo iets als een groot mieren ei govuld met groen water. Ik zou graag weten dat dat voor ziekte is." No. 2 is uit Bodegraven en schrijft: „Ik zend vier doode kuikentjes, welke dezen nacht gestorven zijn; zoudt u wil len constateeren waaraan ze gestorven zijn? Er sterven er velen en allen op de zelfde manier, n.1. enkele aan de diar- rhee, maar de meeste sterven zonder het minste diarrhee te vertoonen. Wat denkt U, zou het besmettelijk zijn? Zou er nog iets tegen te doen zijn? Gaarne spoedig Uw antwoord tegemoet ziende. De kui kens zijn van 20 Mei. Gelieve mij de on kosten van het onderzoek bij het ant woord te vermelden." No. 3 uit Ruinen. „Door ons werden verleden week Vrijdag 100 kuikens ont vangen. De eene helft 50 stuks ging naar een kennis, die ze in een kunstmoeder plaatste die door een petroleumlamp verwarmd wordt. Van deze 50 stuks zijn er nu reeds 10 gestorven (6 dagen later) en stuur ik er een paar op ter onder zoek. Die van ons zijn in een electrische kunstmoeder geplaatst en zijn nog alle in leven. Wij betrokken deze kuikens van een boerderij te X." Met deze vragen zitten we direct mid den in de praktijk der pullorum-ziekte, want alle drie gevallen betroffen deze ziekte. We zullen ze eens nader bekijken, men waren, stonden we voor een muur. Cavanagh stiet opnieuw een verwensching uit; ik, de zooveel jongere, zocht radeloos naar eenige opheldering in zijn oog en. Toen we ons omkeerden om naar een nieuwen uit weg te zoeken zagen wij ons door vier tem pel-wachters omringd. Cavanagh drong zich, als beschutting zoe kend, tegen mij op, hoewel hij verre mijn meerdere was in lichaamskracht. „Dit is het einde!" schokte het door mijn hoofd. Reddeloos waren wij aan de fanatieke Hin does overgeleverd en, wat 't ergste was: nie mand aan boord, die ook maar een flauw ver moeden had, waarheen wij ons hadden bege ven. Tegenover dusdanige overmacht ware het krankzinnig geweest om nog aan verweer te denken. Desondanks verwonderde het mij in hooge mate, dat Cavanagh zich zoo tam liet meevoeren. Men leidde ons door een aantal zalen, die door haar overweldigende, pracht onwille keurig aan de sprookjes uit de „Duizend en één nacht" deden denken. Eindelijk klopte één der bewakers met zijn staf driemaal tegen een zware deur. Als door geesteshanden aangeraakt, opende zich de vleugels onhoorbaar. Het was een laag ver trek, waarin men ons voerde. De muurbeklee- ding vertoonde hoofdzakelijk het olifantmo tief; in de hoeken stonden kostbare reuk schalen, waarin gele bloesems dreven, welker zoet-bedwelmende geur mijn zinnen dreigde te benevelen. In het midden dezer ruimte zat een grijze priester. Zwijgend liet hij zijn pikzwarte oogen op ons rusten; zwaar-ademend probeer de ik in deze onbewegelijke, als uit brons ge goten trekken, ons lot te lezen. Minuten het scheen mij een eeuwigheid duurde het drukkende zwijgen. Eindelijk begon de priester in gebroken Engelsch: „Wie van u heeft de godheid beroofd en den tempel onthei'igd?" Cavanagh trad één schrede naar voren en zei: „Ik ben mü van geen roof bewust en ik verlang als Engelsch onderdaan direct vrij gelaten te worden als mijn kameraad mo gelijk hier iets gestolen heeft, ben ik toch niet daarvoor verantwoordelijk Cavanagh's onbeschaamdheid maakte mij razend. „Doorzoek ons toch, dan zal het meteen blijken, wie den robijn gestolen heeft!" riep ik verontwaardigd uit. De priester knikte instemmend en gaf den tempeldienaars meteen een feeken onze kléi- De eerste vraagsteller heeft het gevaar lijkst gedaan wat hij doen kon. Hij is n.1. de kuikentjes zelf gaan openmaken, teiwijl hij nog niet eens begrip heeft hoe een normaal kuiken er uitziet van binnen. Wat is dat groote mierenei ge vuld met groen water? Niets anders dan de uitgezette galblaas, waarin de gal, door de ziekte in de organen is blijven opstuwen. Maar wat heeft nu iemand, die geen galblaas bij een kuiken kan onderkennen er aan zoo'n beestje open te maken? Niets! Doch wat doet hij er een kwaad mee! Geweldig veel, want elke aanraking met een dood kui ken beteekent meestal den dood van een tiental anderen. Door het open maken van dergelijke kuikens wordt alles be smet, vingers, messen, scharen, tafels, enz. enz. en zoo goed kan men niet ont smetten of er blijft een smetstofversprei ding op het erf. Maar laat ik het nog sterker zeggen. Dit seizoen heb ik nu misschien al zoo ongeveer 1500 kuikens onderzocht, soms 50 per dag. Als ik nu echter bij 100 daarvan direct kon zeggen dat het pullorum was zal het al mooi zijn, in alle andere gevallen moest voortgezet bacteriologisch onderzoek uitmaken wat het was. Met andere woor den, nadat ik in de laatste jaren mis schien tienduizend kuikens onderzocht heb, durf ik nog vrijwel nooit direct te zeggen wat het is. Pas na onderzoek met microscoop en andere methoden kom ik er achter en gewoon open maken heeft dus voor mij al zeer weinig waar de, laat staan voor een leek. Laten we hieruit deze conclusie trek ken: Na den dood is er aan kuikens die aan pullorum gestorven zijn, heel vaak niets typisch te zien en moet bacteriolo gisch onderzoek den aard der ziekte v.ststellen. Maak dus nooit zelf kuikens open, want tien tegen een zult gij smet stof verspreiden en een gevaar opleve ren voor de andere kuikens. Raak geen doode kuikens met de handen aan, pak ze op met een papiertje of een tang en verbrand ze dirept of stop ze in een emmer met creoline en begraaf ze diep. Had de vraagsteller dus onmiddellijk een paar doode kuikentjes ter onderzoek gezonden naar de Rijksseruminrich- ting te Rotterdam of naar het Instituut van Parasitaire en Infectieziekten, af- deeling Veerastenijkund*ge Faculteit te Utrecht (ik herhaal hier nogmaals drin gend nimmer doode dieren naar mijn huisadres te zenden) dan had hij onmid dellijk geweten waar hij aan toe was. Nu heeft hij waarschijnlijk alles besmet en is nog even wijs als in het begin. De 2de vraag uit Bodegraven wijst op een typisch verschijnsel. De ziekte heet n.1. Witte diarrhee of pullorumziekte, maar heel vaak is er geen sprake van diarrhee en sterven de kuikens schijn baar plotseling. Door direct op te zen den wist hij binnen 24 uur hoe laat het was en kon hij reeds maatregelen tref fen. Nu de derde vraag: Deze laat in de praktijk zien wat ik vorige keer al ver meldde n.1. dat kuikens die goed behan deld worden er vaak doorkomen en als er wat aan hapert, dan sterven zij. Daar dit een der belangrijkste punten is van de pullorumbestrijding kom ik er nader op terug, want ik hoop binnen een week nader bericht te krijgen hoe het met de kuikens gegaan is. Ér zijn namelijk twee mogelijkheden: er waren van de 100 kui kens maar enkele kuikens besmet en deze zijn net allemaal bij den kennis te recht gekomen en daar zullen er nu wel meer dan 10 dood gaan of er waren meer kuikens besmet en dan zullen deze er ding te doorzoeken. En in m ij n jaszak werd de kostbare steen gevonden! Hulpeloos keek ik om mij heen, maar toen ik Cavanagh's groene oogen ont moette, was het mij als speelde een uitdruk king van valsche triomf om zijn lippen. Opeens werd het mij duidelijk, waarom hij, voordat we ingerekend werden, zich zoo dicht aan mij op had gedrongen. Het bewustzijn, dat het alles nu bittere ernst voor mij beteekende, deed mij naar adem snakken. Heesch en tegelijk vurig klonk mijn verweer: „Bij alles wat me heilig is, zweer ik, dat ik de dief niet ben! Mijn kameraad lichtte met zijn mes den steen uit zijn zetting en heeft hem stiekum in mijn zak gesmokkeld. Ik ben onschuldig zoo waarlijk helpe mij God!" De priester scheen met zijn oogen mij te willen doorboren; geen trek op zijn gelaat verried echter of mijn woorden indruk had den gemaakt. Langzaam gleed zijn blik van mij op Ca vanagh, dan keek hij afwezig, om opnieuw mijn trekken te doorboren en daarna den blik te vestigen op zijn gekruiste armen. Eindelijk hief de priester het hoofd op en zijn stern, als klinkend metaal, sprak: „Sahib, gij hébt den steen in uw bezit en toch beweert gij niet den dief te zijn. Een van u beiden is een leugenaar en honderd voudig zwaar weegt daarom zijn euvel daad Ik zou u beiden kunnen doen doo den, maar de schuldige zal niet met den on schuldige boetenOntheiligd is wat een Tschandala, een uitgestootene en onreine, zooals gij, Sahib, in onze oogen zijt, hebt aangeraaktdaarom moogt gij den robijn behouden Ik begreep nauwelijks wat mij overkwam. Op alles was ik voorbereid, doch op deze ontknooping zeker niet. Onwillekeurig keek ik naar Cavanagh. Ik zag woede in zijn oogen en de bedreiging: „wee over je, als je mij weigert den steen over te geven!" De priester wenkte één der wachters nader bij en liet zich een fraai-ingelegd sandelhou ten kistje reiken. „Sahib" zijn oogen schenen tot op den bodem mijner zie! te willen doordringen „in dit kistje rust het oog der zich wrekende godheid en uw vonnis. Sahib, gij kunt gaan en uwen Sahib-vriend medenemen". Kalm, gelaten had zijn stem geklonken, maar in zijn ondoorgrondelijke oogen gloei de oen duister vuur. v er legen nam ik het zeldzame geschenk in ontvangst eu j?.am $ci e«a hoffelijke buieiiur bij den vraagsteller door betere-kunst- moeder-behandeling doorheen komen of na een paar dagen ook zip c worden. We wachten dus even af. Dr. TE HENNEPE. STOOMVAARTLIJNEN. Stoomvaart Mij. Nede-rland. Chr. Huygens, (uitr.) 5 Aug. v. Algiers. Poelau Roebiah, (thuisr.) 6 Aug. v. Londen in Amsterdam. Kon. Ned. Stoomb. Maatschappij. Aurora, 5 Aug. v. Me&sina naar Lipari. Baarn,,(thuisr.) 4 Aug. van Cristobal naar Cura^ao.. Barneveld, (uitr.) 5 Aug. v. Christobal naai Buenaventura. Ganymedes, 5 Aug. v. Arnst. te Barbados. Hermes, 4 Aug. te Guantanamo. Irene, 5 Aug. van Alicante naar Barcelona. Mars, 5 Aug. v. Cadix n. Genua. Stella, 5 Aug. v. Varna te Constanza. Telamon, 5 Aug. te en v. Malage n. Huelva. Vesta, 5 Aug. v. Salonica n. Cacalla. Aiax, 6 Aug. v. Amste dam n. Hamburg. Cottica, (thuisr.) 6 Aug. van Havre n. Amst, Merope, 6 Aug. van Venetië te Triest. Nereus, 6 Aug. v. Amst. n. Kopenhagen. Posen don, 3 Aug. v. Kingston n. Santiago. Triton, 3 Aug. te Kingston. Kon Holl. Lloyd. Eemland, (thuisr.) 4 Aug. v. Santos. Kennemerland, (thuisr.) 7 Aug. te IJmuidefli, Maasland, 2 Aug. v. B. Aires naar Amst. Orania, (thuisr.) 5 Aug. van Rio Janeiro. Rottezdamsche Lloyd. Djambi, (thuisr.) 5 Aug. v. Colombo. Tjerimai, 6 Aug. v. Rott. naar Batavia. Baloeran, (uitr.) 6 Aug. te Suez. Insulinde, (uitr.) 6 Aug. te Belawan. Kertosono, (thuisr.) 5 Aug. v. Port Said. HollandAmerika-LIJn. Leerdam, 6 Aug. v. Rott. n. N.-Orleans via Antwerpen. Moerdijk, 6 Aug. v. Rott. n. San Francisco via Antweroen. Maasdam, 5 Aug. v. N. Orleans n. Rott. HollandAfrika-Lijn. Sumatra, (thuisr.) 5 Aug. te Duinkerken. HollandOost-Azië-Lijn. Oostkerk, 6 Aug. v. Rott. te Hamburg. HollandBritsch-Indië-Lijn. Stadsdijk, (uitr.) 4 Aug. te Genua. HollandWest Afrika-Lijn. Gaasterland, (uitr.) 5 Aug. v. Las Palmas. Java—China—Japan-Lijn. Tjiliwong, 4 Aug. te Hongkong. Tjipondonk, 3 Aug. te Hong-Kong. Tjisalak, 4 Aug. v. Hongkong n. Swatow. JavaNew-York-Liin. Saleier, Java-New York, 31 Juli v. Sabang. Soemba, 2 Aug. v. Jacksonville n. New York. Boschdijk, New York-Java, 5 Aug. te Rori Said. JavaBengalen-Lijn. Bali, Calcutta-Java, 4 Aug. v. Belawan. Java Pacific-Lijn. Modjokerto, Pac.-Java, 5 Aug. te Belawan. Kon. Paketv. Maatschappij. Nw. Holland, 4 Aug. v. Singapore te Sydney, Halcyon Lijn. Stad Dordrecht, (thuisr.) 5 Aug. van Las Palmas. Rotterdam—Zuid-Amerika-Lijn. y Aldabi, 5 Aug. v. Rott. te Antwerpen. Alwaki, (thuisr.) 5 Aug. te Santos. Alcoyne, 6 Aug. v. Rott. n. Hamburg. Stoomvaart Mij. Oceaan. Philoctetes, Japan-Rott., 4 Aug. te Dairea, Phrontis, 5 Aug. van Batavia I.v. Amsterdam te Londen. Hector, Japan-Rott., 2 Aug. v. Port Said. Emzetco-Lijn. Jonge Anthony, 5 Aug. van Alicante naat Valencia. Jonge Jacobus, 6 Aug. v. Rott. te Alicante. afscheid. Een der tempeldienaren duidde ons door een handbeweging aan hem te volgen. Allerhande gedachten drongen zich aan me op, toen we de schemer-donkere gangen doorschreden. De woorden: „en uw vonnis" verkregen een diepere beteekenis. Wat had dat met den robijn te maken? bracht zijn bezit onheil? Welnu, mij stellig niet, want het was tien tegen één, dat Cavanagh mij den steen niet zou laten behouden. In de verte schemerde een lichtstraal en opeens stonden wij plotseling, als verblind in de volle zonin de vrijheid! Zonder afscheidswoord dook de Hindoe terug in de duisternis van den tempel en achter hem sloot de poort zich geruischloos. Een dreigend stilzwijgen stelde zich tus schen ons, toen wij langs den oever der rivier terug liepen. „Geef hier dat kistje!" gromde Cavanagh plotseling bevelend. Ik drukte de schat ste viger tegen mij aan. „De priester heeft dit mij geschonken!" antwoordde ik ontwijkend. „Geef hier dat kistje!" Iets was er in den klank zijner stem, dat mij waarschuwde; ook zag ik, hoe zijn hand naar het zakmes tastte. „Vooruit, neem 't", schreeuwde ik verbit terd, „voordat je een moordenaar wordt!" Inderdaad, de priester had mij een ge vaarlijk cadeau gedaan. Cavanagh rukte het kistje uit mijn hand en wilde het openen, maar het bleek geslo ten. Vloekend bewerkte hij met het mes het dek sel. Plotseling een knerpend geruisch het deksel sprong los en uit het kistje stak de kop van een klein, zwart slangetje omhoog. Met een kreet van schrik liet de Ier het kistje vallen. Doch het was reeds te laat: de slang had hem in de hand gebeten Als in een visioen zie ik nog den robijn rood-fonkelend den oever afrollen, het water in, en verdwijnen. Traag zonden zich de krokodillen, deze onomkoopbare wachters van den verzonken schat. En wat ik nimmer zal vergeten was het beeld van Cavanagh, wiens lichaam zich in krampen wrong, wiens gezicht blauw-zwart verfde, met pupillen, onnatuurlijk wüd, ter wijl, in het stof der vreemde aarde, zijn ge®** hem begaf. 4 Aan het einde van 1890 ik voer om dien tijd als lichtmatroos op het Londensche schip de „Celestial-Empire" lagen wij met ons zeilschip bij Rangoon, om een volle lading rijst voor een Engelsche haven in te nemen Op zekeren namiddag begaf ik mij het land in, want ik brandde van verlangen om met de stad en haar omgeving wat nader kennis te maken. Voor één der bazaars, waarin alle heerlijkheden der wereld schijnen opgesta peld, ontmoette ik Jim Cavanagh, die aan boord om zijn rooien haartooi algemeen „de peen" werd genoemd. Hij was Ier van ge boorte, was als matroos aangemonsterd en vormde met mij de stuurboord-wacht. Zonder veel complimenten sloot hij zich bij mij aan, hoewel ik hem in mijn hart naar den drommel wenschte. Aan boord was hij berucht om zijn drift, zijn roofzucht en twist- zoeken. Allerlei bedekte geruchten liepen er onder de manschappen over zijn veelbewo gen verleden. Een paar maal hadden wij fcem verschalkt, toen hij bezig was met onze ba gage te doorsnuffelen en onze tabak en ver snaperingen te gappenniemand echter vond den moed den brutalen, ijzersterken Ier een ongenadige aframmeling toe te dienen. Tamelijk woordkarig liepen we samen op; eerst gingen we-voorbij de haven, dan door de kromme straatjes der „zwarte stad", zoo als de wijk genoemd wordt, waar de eigen bevolking woont. Eindelijk waren we geheel buiten. Wij volgden, langs de bebouwde velden gaand, den loop der rivier. Ten laatste be vonden wij ons in een soort van parkaebti- gen tuin, die indrukwekkend was om zijn schoonheid. De lucht was zwaar van de geu ren der tropische planten; bloedroode en zeldzaam gevormde bloesems schemerden tusschen het groen gebladerte door en op de zandbanken, die uit de rivier opdoken, zon den zich enorme krokodillen. Zonder het te weten waren wij verdwaald geraakt in het park van den tempel „Shone-Dagon-Padode". Aan het einde van een kilometer-lange ba nanen-allee ontdekten wij de vreemde vormen eener pagode, waarvan het door goud afge dekte dak in de zon glinsterde. Verbijstering en bewondering vervulden mij, toen wij ons bevonden voor deze getuige van een duizendjarige cultuur. Cavanagh scheen onaangedaan. Hij stop te, onverschillig, zijn neuswarmertje en zei: „Voor den drommel, wat zou ik de kerels hier graag van dit dak afhelpen!,... of die platen van echt goud zijn?" Hij wachtte mijn antwoord niet af, maar duwde tegen een der zware, gebeeldhouwde deuren, die naar het inwendige der pagode leidden. „Come on!" sloeg Cavanagh voor, „laten wij dit ding hier nu eens van binnen bekij ken. Ik aarzelde maar Cavanagh ging onbe vreesd vooruit en meteen schaamde ik mij over mijn houding en volgde. Eeuwige duisternis scheen in de zalen te heerschen, welke wij doorschreden en de duffe, bedorven lucht van vele eeuwen om gaf de groteske steenen beeldgroepen, waar van de weerzinwekkende, vertrokken gezich ten als in toorn op ons, indringers, neerblik- ten. Ik voelde mij verre van behagelijk in deze omgeving. Plotseling bleef Cavanagh stilstaan. Vóór ons bevond zich een kleine nis, waarin, op een soort van altaar-stuk, een in-goud-gedre- ven beeld troonde. Ik weet niet welke Indische godheid het hier betrof, maar als den dag van gisteren zie ik nog vóór mij den kostba ren, fonkelenden robijn, die als een gloeiend oog midden in het voorhoofd was gevat. Voordat ik het verhinderen kon, trad Cava nagh, na een haastigen blik in het rond, op de beeltenis toe en lichtte met een zakmes den edelsteen uit zijn zetting. Eéne seconde stokte de adem mij in de keel bij deze wandaad. „Cavanagh - wat doe je?" bracht ik sta melend uit. „Houd je bek!" blafte hij mij aan, „voor uit, gauw, dat we hier zonder kleerscheuren vandaan komen!" Het kwam me voor, alsof ik van uit de ver te dondergerommel hoorde. Misschien sloot zich ergens één der zware deuren. Mijn knieën knikten van emotie en ik had moeite Cavanagh bij te houden. Onze terugtocht had veel van rennen. Een paar maal stiet ik mij hevig aan vooruitsprin gende steenen hoeken; maar ik lette er nau welijks op. Mijn eenige gedachte was slechts: eruit, naar 't zonlicht, naar de vrijheid! Opeens hoorde ik Cavanagh's rauwe vloek en ik begreep, dat de roof ontdekt was en dat men ons achtervolgde. Cavanagh stiet met al zijn krachten tegen de ebbenhouten deur, waardoor we gekomen waren, maar ze week geen duimbreedte. „Terug!" hijgde Cavangh. „Wij moeten een anderen uitweg zoeken". Hij duwde'mii hard en koud op zij en ijlde een zijgang in. Ik volgde hem op de hielen, maar toen w;e honderd schreden vooruit geko*.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1930 | | pagina 7