Pluimveeteelt
Zeetijdingen
DE WREKENDE GOD.
Het vonnis had zich voltrokken!
Dc prijswinnaars.
We laten hieronder de prijswinnaars in de
verschillende rubrieken volgen:
Enkelingen.
Ie prijs Schilderkunst (P. Grin), een ta
lelkleedje, aangeboden door mevr. Boender-
maker, en 25.
2e prijs IJskarretje (J. R. Zweeres), kin
derfietsje, aangeboden door de Alkmaarsche
Courant, en 15.
Paren.
le prijs Winter (J. Smit), Sjaal, aangebo
den door de firma B. W. G. Lienesch.
2e prijs Luchtschippers (kinderen P. Post-
ma), étui met zilveren lepeltjes, aangeboden
door de heeren Prins en Geerlings.
3e prijs Paddestoel en Kabouters (Jan en
Henny Diesfeldt), kindereetservies, aangebo
den door de Bergensche Badbode.
4e prijs Versierde Trekwagen (kinderen
'J. Buisman), schilderijtje, aangeboden door
den kunstschilder F. Kamstra.
Groepen (klein nummer).
Ie prijs De Club van Zes (vischclub „De
Karper", ontwerp C. Mooij), voetbal, aange
boden door den heer Seewald.
2e prijs De Kaninefaten (P. Blokker), ge-
bakstel, aangeboden door den heer Koop
man, en een doos bonbons, aangeboden door
het Bonbonhuis.
Groepen (groot nummer).
le prijs „De ingang van de Onderwereld"
(ontwerp en uitvoering van J. R. Zweeres),
gouden medaille van V. V. V. en 50.
2e iprijs „Tuindorp viert feest" (ontwerp
en uitvoering Mathieu de Saint), verg. zilv.
medaille, aangeboden door den heer S. Krom
te Alkmaar, en 25.
3e prijs „Het Bergerbosch" (ontwerp en
uitvoering G. Kooiman), zilv. med., aange
boden door de Berger Winkeliersvereeni-
ging, en een mandje likeuren, aangeboden
ooor de firma H. Bootz te Amsterdam.
Vereenigingsnummers.
1ste pr. „Zomerklanken" (Bergens Harmo
nie), verg. zilv. medaille, aangeboden door
Alcmaria V. V. V. en 50.
2e pr. „De Graf Zeppelin 1930" (Beiger
Gymnastiekvereeniging), verg. zilv. medaille,
aangeboden door de Alkm. Wasch- en Strijk-
inrichting en 25.
3e pr. „Schilderspalet" (Tooneelver. Kunst
na Arbeid), een mand champagne.
4e pr. „Romeo en Julia" (Bergen's Man
nenkoor), mand met 12 flesschen wijn.
Versierde auio's.
lste pr. Auto van J. W. MacDonald, Ber
gen, zilv. medaille, aangeboden door Alcm.
V. V. V. en 50
2e pr. Auto Garage Kennemerland, Bergen,
Siervaas, aangeboden door den heer P. Hop
man en 25.
3e pr. Auto Moorman (Na regen komt
zonneschijn), vierdeelige flesch, gevuld met
likeuren, aangeboden door de N.V. Erven
Lucas Bols, en een klokje, aangeboden door
de N.V. „De Rustende Jager".
De eereprijs, toegekend aan het mooiste
nummer van het corso, viel ten deel aan de
groep van J. R. Zweeres met „De Ingang van
de Onderwereld".Deze prijs bestond uit een
gouden medaille, aangeboden door het Ge
meentebestuur.
De lichtstoet.
Tusschen acht en negen uur werd in de
'Johan van Oldenburglaan bij het Van Ree-
nenpark de lichtstoet opgesteld, waarvoor
Bergen's Harmonie en het corps Sint Louis
hun medewerking toegezegd hadden. Onder
vroolijke marschmuziek zette de stoet zich in
beweging en daarin waren nog verschillende
succesnummers van het bloemencorso opge
nomen. o.a. „Het Bergerbosch", de „Ingang
van de Onderwereld", het „ijskarretje",
„Tuindorp viert feest", en „De Graaf Zeppe
lin". Vooral de laatste die van binnenuit met
Oranje-lampions verlicht was, maakte een
sprookjesachtigen indruk. Honderden heb
ben den lichtstoet, die door flambouwen be-
schenen werd, op zijn rondgang door het
dorp gevolgd en dit deel van het programma
is zeer zeker, ook doordat het weer zich zoo
uitstekend hield, een succes geworden.
De opvoering bij de Kerkruïne.
Terwijl de lichtstoet nog rondtrok en de
vroolijke marschmuziek door het dorp schal
de, haastten honderden belangstellenden
zich naar het terrein van de Kerkruïne waar
lange rijen banken geplaatst waren voor de
toeschouwers van het pantomine-spel.
De voorste rijen waren tegen half tien
reeds gevuld en steeds breeder werd de
stroom van bezoekers, die hier tijdig een goed
plaatsje kwamen zoeken. Weldra was er
geen plaats onbezet en talloozen, die tever
geefs 'n bankje zochten, moesten zich nood
gedwongen met een zitplaatsje in het nog
niet geheel droge gras tevreden stellen.
Langs de muren van het ruïneterrein ston
den drie dubbele rijen toeschouwers waarvan
door de overstelpende drukte niet velen de
opvoering goed hebben kunnen volgen.
Hier en daar klommen wat ondernemende
jongelui over het muurtje en ook het aantal
toeschouwers met geldige toegangskaartjes
werd zoo groot, dat zij die vroeg gekomen
waren en zich op de voorste bank waanden,
weldra tot de overtuiging kwamen, dat zij op
de zesde of zevende rij zaten.
Doordat ook tijdens het spel nog voortdu
rend nieuwe toeschouwers een plaatsje kwa
men zoeken en anderen daarbij in den weg
stonden werden de zitbanken weldra als
staanplaatsen gebruikt en deed ieder maar
zijn best het spel zoo goed mogelijk te vol
gen.
Een verrassing was ook nu weer de ver
lichting van het ruïne-terrein. Zeer sterke
electrische lampen opgesteld door den heer
Brugman, zetten het oude metselwerk in een
verblindend licht en Bengaalsch vuur ont
stoken onder leiding van de kunstschilders
Ponstijn en Voskuil wierp over dat alles
een rooden gloed, waardoor kerk en ruïne
een sprookjesachtige aanblik boden.
Die belichting is inderdaad bijzonder
mooi, vooral door de schitterende kleuren
combinatie van het bleekroode steen en het
frissche groen van het grastapijt waaruit als
onverwoestbare brokstukken van een ver ver
leden hier en daar nog een grafsteen naar
boven steekt.
De treurenden, die hier honderd jaar gele
den hun dooden ter ruste legden zullen niet
vermoed hebben, dat boven dezen doodenak-
ker nog eens een fantastisch verlichte panto-
mine zou opgevoerd worden.
Onder leiding van mej. Carla Muns uit
Zaandam hebben een achttal jongedames uit
die gemeente, begeleid door een Zaandamsch
muziekensemble, een aantal dansen uitge
voerd, die zeker in den smaak zijn gevallen.
Gekleed in de costuums uit den Rococo-tijd
kwamen vier dames en vier „heeren" uit het
binnenplaatsje bij den ingang der kerk te
voorschijn en het scherpe electrische licht
deed hun kleurige costuums op het voordee-
ligst uitkomen.
Een menuet in ouden stijl bewees weer eens
welk een geweldig verschil er is tusschen de
moderne steps en fox-trots en de dansen on
zer voorouders.
Thans Jazz-inuziek en in snel tempo voort-
schuivende lichamen, toen stijl, langzame be
wegingen en dansen, die het karakter van
een hoofdsche ceremonie dragen.
De eerste dans verplaatste ons al dadelijk
naar het tijdperk van ridders en jonkvrou
wen en in de daarop volgende pantomine
kwam nog eens duidelijk aan het licht, dat
een liefdesverklaring uit de middeleeuwen
van een geheel ander karakter is dan een
huwelijksaanzoek uit den jare 1930.
Waar is de tijd, dat men brieven met zoet
vloeiende verzen aan de koningin zijns har
ten gewijd, in een geurige ruiker stopte en
ze neerlegde op een plaats waar de uitver
korene met haar vriendinnen wandelend dat
bewijs van trouw en aanhankelijkheid in
handen zou moeten krijgen.
Waar is de tijd, dat een schoone maagd
door het verwisselen van een brief stijlvol
flauw viel en door verschrikte ridders en
burchtvrouwen omringd werd tot een kabou
ter met zijn tooverstaf de gevallene weer tot
leven wekte.
En bovenal, waar is de tijd, dat de degens
getrokken werden en de ^stalen rapieren
tegen elkaar ketsten tot,aan de eer voldaan
was en een der strijdendelridders ontzield ter
aarde stortte. v J'
Na eenige moeite^ bleek] de;kabouter ook
bereid dezen onwaardige minnaar tot het le
ven terug te roepen, mits hij berouw toonde
en boete deed, wat dan ook onmiddellijk ge
schiedde doordat de zondaar in het natte
gras op zijn knieën viel en daarna als bege
nadigde weer in den kring van ridders en
jonkvrouwen werd opgenomen.
Een reeks stijlvolle dansen vormde het slot
van deze vertooning, waarvan duizenden on
getwijfeld genoten zullen hebben.
Tot laat in den nacht bleef het druk in het
dorp en hotels en caféjs niet het minst
„De Rustende Jager" die het centrum van
vermaak in dit mooie dorp blijft maakten
buitengewoon goede zaken.
De zesde Augustus is weer een succesvolle
dag geweest, een dag die voor Bergen als va-
cantie-oord weer tot ver buiten onze grenzen
een goede reclame zal maken.
Hulde aan het- wakkere bestuur van V.V.V.
en aan allen, die zich voor het welslagen van
dezen feestdag zoo veel moeite getroost heb
ben.
Vragen, deze rubriek betreffende, kun
nen door onze abonné's worden gezon
den aan Dr. te Hennepe, Diergaarde
singel 96 te Amsterdam. Postzegel van
6 cent voor antwoord insluiten en blad
vermelden.
Nieuwe Vragen uit de Praktijk
over Pullorumziekte.
Een lezer uit 's Heer Arendskerke
schrijft: „Ik zou graag het adres willen
weten waar ze doode kuikens onderzoe
ken omreden er een broed van 122 kui
kens sterft. Ze zijn veertien dagen oud
en de 6de en 7dc dag is het begonnen.
Bij het openen van een kuiken was aan
de lever zoo iets als een groot mieren ei
govuld met groen water. Ik zou graag
weten dat dat voor ziekte is."
No. 2 is uit Bodegraven en schrijft:
„Ik zend vier doode kuikentjes, welke
dezen nacht gestorven zijn; zoudt u wil
len constateeren waaraan ze gestorven
zijn? Er sterven er velen en allen op de
zelfde manier, n.1. enkele aan de diar-
rhee, maar de meeste sterven zonder het
minste diarrhee te vertoonen. Wat denkt
U, zou het besmettelijk zijn? Zou er nog
iets tegen te doen zijn? Gaarne spoedig
Uw antwoord tegemoet ziende. De kui
kens zijn van 20 Mei. Gelieve mij de on
kosten van het onderzoek bij het ant
woord te vermelden."
No. 3 uit Ruinen. „Door ons werden
verleden week Vrijdag 100 kuikens ont
vangen. De eene helft 50 stuks ging naar
een kennis, die ze in een kunstmoeder
plaatste die door een petroleumlamp
verwarmd wordt. Van deze 50 stuks zijn
er nu reeds 10 gestorven (6 dagen later)
en stuur ik er een paar op ter onder
zoek. Die van ons zijn in een electrische
kunstmoeder geplaatst en zijn nog alle
in leven. Wij betrokken deze kuikens
van een boerderij te X."
Met deze vragen zitten we direct mid
den in de praktijk der pullorum-ziekte,
want alle drie gevallen betroffen deze
ziekte. We zullen ze eens nader bekijken,
men waren, stonden we voor een muur.
Cavanagh stiet opnieuw een verwensching
uit; ik, de zooveel jongere, zocht radeloos
naar eenige opheldering in zijn oog en. Toen
we ons omkeerden om naar een nieuwen uit
weg te zoeken zagen wij ons door vier tem
pel-wachters omringd.
Cavanagh drong zich, als beschutting zoe
kend, tegen mij op, hoewel hij verre mijn
meerdere was in lichaamskracht.
„Dit is het einde!" schokte het door mijn
hoofd.
Reddeloos waren wij aan de fanatieke Hin
does overgeleverd en, wat 't ergste was: nie
mand aan boord, die ook maar een flauw ver
moeden had, waarheen wij ons hadden bege
ven.
Tegenover dusdanige overmacht ware het
krankzinnig geweest om nog aan verweer te
denken. Desondanks verwonderde het mij in
hooge mate, dat Cavanagh zich zoo tam liet
meevoeren.
Men leidde ons door een aantal zalen, die
door haar overweldigende, pracht onwille
keurig aan de sprookjes uit de „Duizend en
één nacht" deden denken.
Eindelijk klopte één der bewakers met zijn
staf driemaal tegen een zware deur. Als door
geesteshanden aangeraakt, opende zich de
vleugels onhoorbaar. Het was een laag ver
trek, waarin men ons voerde. De muurbeklee-
ding vertoonde hoofdzakelijk het olifantmo
tief; in de hoeken stonden kostbare reuk
schalen, waarin gele bloesems dreven, welker
zoet-bedwelmende geur mijn zinnen dreigde
te benevelen.
In het midden dezer ruimte zat een grijze
priester. Zwijgend liet hij zijn pikzwarte
oogen op ons rusten; zwaar-ademend probeer
de ik in deze onbewegelijke, als uit brons ge
goten trekken, ons lot te lezen.
Minuten het scheen mij een eeuwigheid
duurde het drukkende zwijgen. Eindelijk
begon de priester in gebroken Engelsch:
„Wie van u heeft de godheid beroofd en
den tempel onthei'igd?"
Cavanagh trad één schrede naar voren en
zei:
„Ik ben mü van geen roof bewust en ik
verlang als Engelsch onderdaan direct vrij
gelaten te worden als mijn kameraad mo
gelijk hier iets gestolen heeft, ben ik toch niet
daarvoor verantwoordelijk
Cavanagh's onbeschaamdheid maakte mij
razend.
„Doorzoek ons toch, dan zal het meteen
blijken, wie den robijn gestolen heeft!" riep
ik verontwaardigd uit.
De priester knikte instemmend en gaf den
tempeldienaars meteen een feeken onze kléi-
De eerste vraagsteller heeft het gevaar
lijkst gedaan wat hij doen kon. Hij is n.1.
de kuikentjes zelf gaan openmaken,
teiwijl hij nog niet eens begrip heeft
hoe een normaal kuiken er uitziet van
binnen. Wat is dat groote mierenei ge
vuld met groen water? Niets anders
dan de uitgezette galblaas, waarin de
gal, door de ziekte in de organen is
blijven opstuwen. Maar wat heeft nu
iemand, die geen galblaas bij een kuiken
kan onderkennen er aan zoo'n beestje
open te maken? Niets! Doch wat doet
hij er een kwaad mee! Geweldig veel,
want elke aanraking met een dood kui
ken beteekent meestal den dood van een
tiental anderen. Door het open maken
van dergelijke kuikens wordt alles be
smet, vingers, messen, scharen, tafels,
enz. enz. en zoo goed kan men niet ont
smetten of er blijft een smetstofversprei
ding op het erf. Maar laat ik het nog
sterker zeggen. Dit seizoen heb ik nu
misschien al zoo ongeveer 1500 kuikens
onderzocht, soms 50 per dag. Als ik nu
echter bij 100 daarvan direct kon zeggen
dat het pullorum was zal het al mooi
zijn, in alle andere gevallen moest
voortgezet bacteriologisch onderzoek
uitmaken wat het was. Met andere woor
den, nadat ik in de laatste jaren mis
schien tienduizend kuikens onderzocht
heb, durf ik nog vrijwel nooit direct te
zeggen wat het is. Pas na onderzoek
met microscoop en andere methoden
kom ik er achter en gewoon open maken
heeft dus voor mij al zeer weinig waar
de, laat staan voor een leek.
Laten we hieruit deze conclusie trek
ken: Na den dood is er aan kuikens die
aan pullorum gestorven zijn, heel vaak
niets typisch te zien en moet bacteriolo
gisch onderzoek den aard der ziekte
v.ststellen. Maak dus nooit zelf kuikens
open, want tien tegen een zult gij smet
stof verspreiden en een gevaar opleve
ren voor de andere kuikens. Raak geen
doode kuikens met de handen aan, pak
ze op met een papiertje of een tang en
verbrand ze dirept of stop ze in een
emmer met creoline en begraaf ze diep.
Had de vraagsteller dus onmiddellijk
een paar doode kuikentjes ter onderzoek
gezonden naar de Rijksseruminrich-
ting te Rotterdam of naar het Instituut
van Parasitaire en Infectieziekten, af-
deeling Veerastenijkund*ge Faculteit te
Utrecht (ik herhaal hier nogmaals drin
gend nimmer doode dieren naar mijn
huisadres te zenden) dan had hij onmid
dellijk geweten waar hij aan toe was.
Nu heeft hij waarschijnlijk alles besmet
en is nog even wijs als in het begin.
De 2de vraag uit Bodegraven wijst op
een typisch verschijnsel. De ziekte heet
n.1. Witte diarrhee of pullorumziekte,
maar heel vaak is er geen sprake van
diarrhee en sterven de kuikens schijn
baar plotseling. Door direct op te zen
den wist hij binnen 24 uur hoe laat het
was en kon hij reeds maatregelen tref
fen.
Nu de derde vraag: Deze laat in de
praktijk zien wat ik vorige keer al ver
meldde n.1. dat kuikens die goed behan
deld worden er vaak doorkomen en als
er wat aan hapert, dan sterven zij. Daar
dit een der belangrijkste punten is van
de pullorumbestrijding kom ik er nader
op terug, want ik hoop binnen een week
nader bericht te krijgen hoe het met de
kuikens gegaan is. Ér zijn namelijk twee
mogelijkheden: er waren van de 100 kui
kens maar enkele kuikens besmet en
deze zijn net allemaal bij den kennis te
recht gekomen en daar zullen er nu wel
meer dan 10 dood gaan of er waren meer
kuikens besmet en dan zullen deze er
ding te doorzoeken.
En in m ij n jaszak werd de kostbare steen
gevonden! Hulpeloos keek ik om mij heen,
maar toen ik Cavanagh's groene oogen ont
moette, was het mij als speelde een uitdruk
king van valsche triomf om zijn lippen.
Opeens werd het mij duidelijk, waarom hij,
voordat we ingerekend werden, zich zoo dicht
aan mij op had gedrongen.
Het bewustzijn, dat het alles nu bittere ernst
voor mij beteekende, deed mij naar adem
snakken. Heesch en tegelijk vurig klonk mijn
verweer:
„Bij alles wat me heilig is, zweer ik, dat ik
de dief niet ben! Mijn kameraad lichtte met
zijn mes den steen uit zijn zetting en heeft
hem stiekum in mijn zak gesmokkeld. Ik ben
onschuldig zoo waarlijk helpe mij God!"
De priester scheen met zijn oogen mij te
willen doorboren; geen trek op zijn gelaat
verried echter of mijn woorden indruk had
den gemaakt.
Langzaam gleed zijn blik van mij op Ca
vanagh, dan keek hij afwezig, om opnieuw
mijn trekken te doorboren en daarna den blik
te vestigen op zijn gekruiste armen.
Eindelijk hief de priester het hoofd op en
zijn stern, als klinkend metaal, sprak:
„Sahib, gij hébt den steen in uw bezit en
toch beweert gij niet den dief te zijn. Een
van u beiden is een leugenaar en honderd
voudig zwaar weegt daarom zijn euvel
daad Ik zou u beiden kunnen doen doo
den, maar de schuldige zal niet met den on
schuldige boetenOntheiligd is wat een
Tschandala, een uitgestootene en onreine,
zooals gij, Sahib, in onze oogen zijt, hebt
aangeraaktdaarom moogt gij den robijn
behouden
Ik begreep nauwelijks wat mij overkwam.
Op alles was ik voorbereid, doch op deze
ontknooping zeker niet.
Onwillekeurig keek ik naar Cavanagh. Ik
zag woede in zijn oogen en de bedreiging:
„wee over je, als je mij weigert den steen over
te geven!"
De priester wenkte één der wachters nader
bij en liet zich een fraai-ingelegd sandelhou
ten kistje reiken.
„Sahib" zijn oogen schenen tot op den
bodem mijner zie! te willen doordringen
„in dit kistje rust het oog der zich wrekende
godheid en uw vonnis. Sahib, gij kunt
gaan en uwen Sahib-vriend medenemen".
Kalm, gelaten had zijn stem geklonken,
maar in zijn ondoorgrondelijke oogen gloei
de oen duister vuur.
v er legen nam ik het zeldzame geschenk in
ontvangst eu j?.am $ci e«a hoffelijke buieiiur
bij den vraagsteller door betere-kunst-
moeder-behandeling doorheen komen of
na een paar dagen ook zip c worden. We
wachten dus even af.
Dr. TE HENNEPE.
STOOMVAARTLIJNEN.
Stoomvaart Mij. Nede-rland.
Chr. Huygens, (uitr.) 5 Aug. v. Algiers.
Poelau Roebiah, (thuisr.) 6 Aug. v. Londen in
Amsterdam.
Kon. Ned. Stoomb. Maatschappij.
Aurora, 5 Aug. v. Me&sina naar Lipari.
Baarn,,(thuisr.) 4 Aug. van Cristobal naar
Cura^ao..
Barneveld, (uitr.) 5 Aug. v. Christobal naai
Buenaventura.
Ganymedes, 5 Aug. v. Arnst. te Barbados.
Hermes, 4 Aug. te Guantanamo.
Irene, 5 Aug. van Alicante naar Barcelona.
Mars, 5 Aug. v. Cadix n. Genua.
Stella, 5 Aug. v. Varna te Constanza.
Telamon, 5 Aug. te en v. Malage n. Huelva.
Vesta, 5 Aug. v. Salonica n. Cacalla.
Aiax, 6 Aug. v. Amste dam n. Hamburg.
Cottica, (thuisr.) 6 Aug. van Havre n. Amst,
Merope, 6 Aug. van Venetië te Triest.
Nereus, 6 Aug. v. Amst. n. Kopenhagen.
Posen don, 3 Aug. v. Kingston n. Santiago.
Triton, 3 Aug. te Kingston.
Kon Holl. Lloyd.
Eemland, (thuisr.) 4 Aug. v. Santos.
Kennemerland, (thuisr.) 7 Aug. te IJmuidefli,
Maasland, 2 Aug. v. B. Aires naar Amst.
Orania, (thuisr.) 5 Aug. van Rio Janeiro.
Rottezdamsche Lloyd.
Djambi, (thuisr.) 5 Aug. v. Colombo.
Tjerimai, 6 Aug. v. Rott. naar Batavia.
Baloeran, (uitr.) 6 Aug. te Suez.
Insulinde, (uitr.) 6 Aug. te Belawan.
Kertosono, (thuisr.) 5 Aug. v. Port Said.
HollandAmerika-LIJn.
Leerdam, 6 Aug. v. Rott. n. N.-Orleans via
Antwerpen.
Moerdijk, 6 Aug. v. Rott. n. San Francisco
via Antweroen.
Maasdam, 5 Aug. v. N. Orleans n. Rott.
HollandAfrika-Lijn.
Sumatra, (thuisr.) 5 Aug. te Duinkerken.
HollandOost-Azië-Lijn.
Oostkerk, 6 Aug. v. Rott. te Hamburg.
HollandBritsch-Indië-Lijn.
Stadsdijk, (uitr.) 4 Aug. te Genua.
HollandWest Afrika-Lijn.
Gaasterland, (uitr.) 5 Aug. v. Las Palmas.
Java—China—Japan-Lijn.
Tjiliwong, 4 Aug. te Hongkong.
Tjipondonk, 3 Aug. te Hong-Kong.
Tjisalak, 4 Aug. v. Hongkong n. Swatow.
JavaNew-York-Liin.
Saleier, Java-New York, 31 Juli v. Sabang.
Soemba, 2 Aug. v. Jacksonville n. New York.
Boschdijk, New York-Java, 5 Aug. te Rori
Said.
JavaBengalen-Lijn.
Bali, Calcutta-Java, 4 Aug. v. Belawan.
Java Pacific-Lijn.
Modjokerto, Pac.-Java, 5 Aug. te Belawan.
Kon. Paketv. Maatschappij.
Nw. Holland, 4 Aug. v. Singapore te Sydney,
Halcyon Lijn.
Stad Dordrecht, (thuisr.) 5 Aug. van Las
Palmas.
Rotterdam—Zuid-Amerika-Lijn. y
Aldabi, 5 Aug. v. Rott. te Antwerpen.
Alwaki, (thuisr.) 5 Aug. te Santos.
Alcoyne, 6 Aug. v. Rott. n. Hamburg.
Stoomvaart Mij. Oceaan.
Philoctetes, Japan-Rott., 4 Aug. te Dairea,
Phrontis, 5 Aug. van Batavia I.v. Amsterdam
te Londen.
Hector, Japan-Rott., 2 Aug. v. Port Said.
Emzetco-Lijn.
Jonge Anthony, 5 Aug. van Alicante naat
Valencia.
Jonge Jacobus, 6 Aug. v. Rott. te Alicante.
afscheid.
Een der tempeldienaren duidde ons door
een handbeweging aan hem te volgen.
Allerhande gedachten drongen zich aan
me op, toen we de schemer-donkere gangen
doorschreden. De woorden: „en uw vonnis"
verkregen een diepere beteekenis. Wat had
dat met den robijn te maken? bracht zijn
bezit onheil? Welnu, mij stellig niet, want
het was tien tegen één, dat Cavanagh mij
den steen niet zou laten behouden.
In de verte schemerde een lichtstraal en
opeens stonden wij plotseling, als verblind
in de volle zonin de vrijheid! Zonder
afscheidswoord dook de Hindoe terug in de
duisternis van den tempel en achter hem
sloot de poort zich geruischloos.
Een dreigend stilzwijgen stelde zich tus
schen ons, toen wij langs den oever der rivier
terug liepen.
„Geef hier dat kistje!" gromde Cavanagh
plotseling bevelend. Ik drukte de schat ste
viger tegen mij aan.
„De priester heeft dit mij geschonken!"
antwoordde ik ontwijkend.
„Geef hier dat kistje!"
Iets was er in den klank zijner stem, dat
mij waarschuwde; ook zag ik, hoe zijn hand
naar het zakmes tastte.
„Vooruit, neem 't", schreeuwde ik verbit
terd, „voordat je een moordenaar wordt!"
Inderdaad, de priester had mij een ge
vaarlijk cadeau gedaan.
Cavanagh rukte het kistje uit mijn hand
en wilde het openen, maar het bleek geslo
ten.
Vloekend bewerkte hij met het mes het dek
sel. Plotseling een knerpend geruisch het
deksel sprong los en uit het kistje stak de
kop van een klein, zwart slangetje omhoog.
Met een kreet van schrik liet de Ier het
kistje vallen. Doch het was reeds te laat: de
slang had hem in de hand gebeten
Als in een visioen zie ik nog den robijn
rood-fonkelend den oever afrollen, het water
in, en verdwijnen. Traag zonden zich de
krokodillen, deze onomkoopbare wachters
van den verzonken schat.
En wat ik nimmer zal vergeten was het
beeld van Cavanagh, wiens lichaam zich in
krampen wrong, wiens gezicht blauw-zwart
verfde, met pupillen, onnatuurlijk wüd, ter
wijl, in het stof der vreemde aarde, zijn ge®**
hem begaf. 4
Aan het einde van 1890 ik voer om dien
tijd als lichtmatroos op het Londensche schip
de „Celestial-Empire" lagen wij met ons
zeilschip bij Rangoon, om een volle lading
rijst voor een Engelsche haven in te nemen
Op zekeren namiddag begaf ik mij het land
in, want ik brandde van verlangen om met
de stad en haar omgeving wat nader kennis
te maken. Voor één der bazaars, waarin alle
heerlijkheden der wereld schijnen opgesta
peld, ontmoette ik Jim Cavanagh, die aan
boord om zijn rooien haartooi algemeen „de
peen" werd genoemd. Hij was Ier van ge
boorte, was als matroos aangemonsterd en
vormde met mij de stuurboord-wacht.
Zonder veel complimenten sloot hij zich
bij mij aan, hoewel ik hem in mijn hart naar
den drommel wenschte. Aan boord was hij
berucht om zijn drift, zijn roofzucht en twist-
zoeken. Allerlei bedekte geruchten liepen er
onder de manschappen over zijn veelbewo
gen verleden. Een paar maal hadden wij fcem
verschalkt, toen hij bezig was met onze ba
gage te doorsnuffelen en onze tabak en ver
snaperingen te gappenniemand echter vond
den moed den brutalen, ijzersterken Ier een
ongenadige aframmeling toe te dienen.
Tamelijk woordkarig liepen we samen op;
eerst gingen we-voorbij de haven, dan door
de kromme straatjes der „zwarte stad", zoo
als de wijk genoemd wordt, waar de eigen
bevolking woont. Eindelijk waren we geheel
buiten.
Wij volgden, langs de bebouwde velden
gaand, den loop der rivier. Ten laatste be
vonden wij ons in een soort van parkaebti-
gen tuin, die indrukwekkend was om zijn
schoonheid. De lucht was zwaar van de geu
ren der tropische planten; bloedroode en
zeldzaam gevormde bloesems schemerden
tusschen het groen gebladerte door en op de
zandbanken, die uit de rivier opdoken, zon
den zich enorme krokodillen. Zonder het te
weten waren wij verdwaald geraakt in het
park van den tempel „Shone-Dagon-Padode".
Aan het einde van een kilometer-lange ba
nanen-allee ontdekten wij de vreemde vormen
eener pagode, waarvan het door goud afge
dekte dak in de zon glinsterde.
Verbijstering en bewondering vervulden
mij, toen wij ons bevonden voor deze getuige
van een duizendjarige cultuur.
Cavanagh scheen onaangedaan. Hij stop
te, onverschillig, zijn neuswarmertje en zei:
„Voor den drommel, wat zou ik de kerels
hier graag van dit dak afhelpen!,... of die
platen van echt goud zijn?"
Hij wachtte mijn antwoord niet af, maar
duwde tegen een der zware, gebeeldhouwde
deuren, die naar het inwendige der pagode
leidden.
„Come on!" sloeg Cavanagh voor, „laten
wij dit ding hier nu eens van binnen bekij
ken.
Ik aarzelde maar Cavanagh ging onbe
vreesd vooruit en meteen schaamde ik mij
over mijn houding en volgde.
Eeuwige duisternis scheen in de zalen te
heerschen, welke wij doorschreden en de
duffe, bedorven lucht van vele eeuwen om
gaf de groteske steenen beeldgroepen, waar
van de weerzinwekkende, vertrokken gezich
ten als in toorn op ons, indringers, neerblik-
ten. Ik voelde mij verre van behagelijk in deze
omgeving.
Plotseling bleef Cavanagh stilstaan. Vóór
ons bevond zich een kleine nis, waarin, op
een soort van altaar-stuk, een in-goud-gedre-
ven beeld troonde. Ik weet niet welke Indische
godheid het hier betrof, maar als den dag
van gisteren zie ik nog vóór mij den kostba
ren, fonkelenden robijn, die als een gloeiend
oog midden in het voorhoofd was gevat.
Voordat ik het verhinderen kon, trad Cava
nagh, na een haastigen blik in het rond, op
de beeltenis toe en lichtte met een zakmes
den edelsteen uit zijn zetting.
Eéne seconde stokte de adem mij in de keel
bij deze wandaad.
„Cavanagh - wat doe je?" bracht ik sta
melend uit.
„Houd je bek!" blafte hij mij aan, „voor
uit, gauw, dat we hier zonder kleerscheuren
vandaan komen!"
Het kwam me voor, alsof ik van uit de ver
te dondergerommel hoorde. Misschien sloot
zich ergens één der zware deuren.
Mijn knieën knikten van emotie en ik had
moeite Cavanagh bij te houden.
Onze terugtocht had veel van rennen. Een
paar maal stiet ik mij hevig aan vooruitsprin
gende steenen hoeken; maar ik lette er nau
welijks op. Mijn eenige gedachte was slechts:
eruit, naar 't zonlicht, naar de vrijheid!
Opeens hoorde ik Cavanagh's rauwe vloek
en ik begreep, dat de roof ontdekt was en dat
men ons achtervolgde.
Cavanagh stiet met al zijn krachten tegen
de ebbenhouten deur, waardoor we gekomen
waren, maar ze week geen duimbreedte.
„Terug!" hijgde Cavangh. „Wij moeten een
anderen uitweg zoeken".
Hij duwde'mii hard en koud op zij en ijlde
een zijgang in. Ik volgde hem op de hielen,
maar toen w;e honderd schreden vooruit geko*.