f, ■ele kool liep het haast nog slech- besteed. Met de ter. Maandag werd 0.602.10 Verder ziet men den minimum-prijs van 0.60 telkens terugkeeren en het was hooge uitzondering, dat voor het allermooiste goed aan de Broeker veiling 2.80 kon worden bedongen. Te Noord-Scharwoude was de ■hoogste prijs 2.20. Ook hier kwam de fatale minimum-prijs van 60 cent eiken dag voor met één uitzondering van 70 cent. Aan beide veilingen werden in totaal 20 spoor wagens aangevoerd. Witte kool was al niet beter gestemd. Een minimum-prijs van 70 ets aanvankelijk, later van 1.10, doch op het laatst 60 ets. De hoogste prijs aan de Broeker veiling was 1.90, te Noord-Scharwoude slechts 1.50. IDeensche witte kool was ook weer lager dan de vorige week, toen ze nog 3.10 kon op brengen; nu gold ze van 22.20. De totale aanvoer beliep 60 spoorwagens. De slaboonen-aanvoer vermindert; niette min was hij nog van beteekenis. Ongeveer 36000 K.G. werden er nog geveild. De prij zen liepen ten zeerste uiteen. Aan de veiling der L.G.C. was de laagste prijs 3.60, de hoogste 15.20. Zaterdag was de noteering 4.507.90. De prijzen, aan den Noor- dermartkbond besteed, lagen tusschen 4.90 15.10. In 't begin der week werd voor snijboonen 13.60— f 16 besteed, later 4 -ƒ 10.60. Met de uien ging het iets beter dan de vorige week. Maandag werd aan de Noord- scharwoudsche veiling 1.302.40 be taald, Zaterdag 2.10—3.50. Aan de Broeker veiling waren deze prijzen respec tievelijk 1.80-/ 2.10 en 3—3.40. Al zijn deze prijzen nog te laag, toch geven ze Benige bemoediging. Grove uien waren ook ets beter in prijs. Nep en drielingen bleven mgeveer op hetzelfde niveau: 1.703.30 roor nep en 0.40—1.40 voor drielingen. Totale aanvoer 26 spoorwagens. Voor bieten werd van 1.502.80 be- jteed aan de Broeker veiling, 0.602 te Noord-Scharwoude. Peen bracht 12.70 voor groote en 0.600.90 voor kleine op. Tomaten gaven weinig verandering in prijs: A ongeveer 8, B 8—9, C 7 en CC 2. Rammenas bracht aanvankelijk 5 op, later 2.203.20. Witkrop gold van 2.40—3.10; witlof f 3.70. Voor druiven werd 42'22.60 betaald wat de soort Allicante betreft, 44.5052 voor Frankenthaler. WARMENHUIZEN. Veilingsoverzicht van de „C. V. V.". Zoo langzamerhand zijn wij gekomen in een periode waarin de zomerproducten aan onze markt z.g. aan het „kwijnen" gaan en de winterproducten meer op den voorgrond treden. Het is in deze veilingsweek juist 3 maanden geleden, dat onze veiling weer ge opend is. Drie maanden geleden was men hoopvol begonnen te veilen. Een volle maand is geveild onder zeer gunstige omstandighe den. De prijzen bedroegen tot 19 Juli van vier tot zeven gulden. De productie werd hoe langer hoe beter totdat het rampzalige weer voor onze aardappelen kwam opdagen. Het gevolg daarvan was ziekte en nog eens ziekte. Van half Juli tot half Augustus was het met de prijzen van de Schotten misère. Hooger dan 4.50 per 100 K.G. kwam men toen niet. Van half Augustus tot het begin van September was een kleine opflikkering waar te nemen totdat op heden de prijzen weer zeer miniem zijn. Dit betreft alles Schot- sche muizen. De vraag naar dit product was in deze week bij den geringen aanvoer nog zeer matig. Gedurende deze week zijn de prij zen ook teruggeloopen van 44.20 tot 3.10—3.60 per 100 K.G. Voor de grove Schotsche muizen werd geregeld betaald van 'f 2.80-ƒ 3.30 per 100 K.G. Wat betreft de prijzen van de grove Schotten heeft men ook betere dagen gekend. Eigenheimers. De prijzen van eigenheimers hebben zich in deze week heel goed gehouden. Of dit komt omdat de aanvoer geringer was, valt moeilijk uit te maken. De noteering be droeg voor de gewone eigenheimers 5.40— 6.60 per 100 K.G. Op j.1. Woensdag bracht een enkele partij eigenheimers 4.40 per 100 K.G. op. Dit was wel een uitlooper. Blauwe eigenheimers. De prijzen van dit soort aardappel loopen zeer uiteen. Voor lek kere blauwe betaald men graag 66.50 er 100 K.G. In verband met het feit, dat lekkere winteraardappelen dit jaar zeer schaars zullen zijn, worden nu reeds blauwe eigenheimers als winteraardappels opgekocht. De minder lekkere blauwe eigenheimers werden verkocht voor 4.605.50 per 100 K.G. Geldersche Schotten. De Geldersche Schot ten of bintjes genaamd, brachten Dinsdag op 3.504.80. De volgende dagen dezer week werd geen „bintjes" meer aangevoerd. De aanvoer van aardappelen bedroeg in deze week 134.550 K.G. tegen 162.882 K.G. aardappelen in de vorige week. Gele Nep. Van Dinsdag tot en met Vrijdag betaalde men voor gele nep ongeveer 2.50 3 per 100 K.G. Deze prijzen werden iets ek. Die daling werd i pe lager aan in de vorige weel op Zaterdag weer hersteld en de prijzen ge' steld op 3—3 70 per 100 K.G. De aan voer bedroeg 26.575 K.G. tegen 17.225 K.G. in de vorige week. Gele uien, In het begin dezer week was reeds spoedig te bespeuren dat men voor de uien meer belangstelling toonde, dan in de vorige week. In de vorige week werd nau welijks f 2.10 betaald. In deze week bedroeg de laagste noteering 2 p. 100 K.G. Zaterdag werd nog voor mooie uien betaald 3.50 De grove uien brachten op 33.20 per 100 K.G. De aanvoer bedroeg 23.250 K.G. tegen 11.350 K.G. in de vorige v/eek. i Roode Kool. De noteering van roode kool loopt tegenwoordig zeer uiteen. Voor groote roode betaalt men slechts 0.60f 0.90; voor de kleintjes 2.303.30 per 100 K G. Naar omstandigheden zijn de kleine roode 'kool in tegenstelling met de groote graag te noemen. De aanvoer bedroeg 29000 K G. te gen 34875 K.G. in de vorige week. Gele kool. De aanvoer van gele kool is in deze week aanmerkelijk toegenomen. Deze bedroeg 13.300 K.G. tegen 8000 K G. in de vorige week. De prijzen varieerden voor de groote gele 0.6<10.80 en voor de kleine 1.201.90. Maandag werd voor mooie Gele Kool 2.20 per 100 K.G. betaald. Wat betreft de gewone witte kool werd in de week betaald 1—/ 1.60. Voor kale witte ongeveer 0.60 per 100 K G. De aanvoer be droeg 110.000 K.G. witte kool tegen 112.100 K G. in de vorige week. De prijzen van slaboonen waren in deze week zeer verschillend. Tot en met Woensdag werd betaald f 8—10. Zaterdag kon de mooie enkele niet meer opbrengen dan 6.20 en de dubbele slaboonen pl.m. 44.50 per 100 K.G. De aanvoer bedroeg 3285 K.G. tegen 5628 K.G. in de vorige week. In deze week werd betaald voor peen 1 90 2.30. De aanvoer bedroeg 2175 K.G. Voor bieten wer- betaald 2.80. De aan voer bedroeg 250 K.G. tegen 325 K.G. in de vorige week. Voor grauwe erwten werd betaald 37.60 41, voor vale erwten 31 9037.20; voor groene erwten 22.4029.90 per 100 K.G. De aanvoer bedroeg respectievelijk 2525 K.G., 2725 K.G. en 525 K.G. PRIJSVRAAG 1930/1931. Sedert eenigen tijd openbaart zich in het land- en tuinbouwbedrijf eene hevi ge crisis, die naar veler verwachting in ernst aanmerkelijk zal toenemen, lang zal aanhouden en ni alleen voor ge noemde bedrijven, m ar ook voor de samenleving in haar geheel hoogst noodlottige gevolgen zal hebben. Door een deel van de bevolking van ons land wordt getwijfeld aan: het bestaan, den omvang, en den ernst van die crisis, nu en in de naaste toe komst; den hoogst noodlottigen invloed van een crisis in het land- en tuinbouwbe drijf op de samenleving in haar geheel; de overwegende beteekenis van een crisis in het land- en tuinbouwbedrijf voor de geheele samenleving in verge lijking met een crisis,.die zich beperkt tot de industrie, den handel of de scheepvaart. Het komt daarom wenschelijk voor, te trachten in dit opzicht zooveel mogelijk licht te verspreiden, hetgeen mede zou kunnen geschieden door het op ruime schaal verspreiden van eene brochure over dit onderwerp. Met het oog daarop wordt door het Prijsvrageninstituut, ingesteld door den Oranjebond van Orde, gevraagd: Een beknopte, duidelijke en overtui gende uiteenzetting, in aangenaam lees baren vorm geschreven, van de huidige crisis in het land- en tuinbouwbedrijf, den omvang daarvan nu en vermoe delijk in de naaste toekomst en de fundamenteele beteekenis van zoodanige crisis voor de geheele samenleving. Het Prijsvrageninstituut, ingesteld door den oranjebond van Orde, noodigt be langstellenden uit tot de beantwoording van bovenstaande prijsvraag. Het Instituut stelt voor de beantwoor ding twee prijzen beschikbaar, onder scheidenlijk groot vijf honderd gulden en twee honderd en vijftig gulden. De Commissie van Uitvoering van ge noemd Instituut behoudt zich evenwel het recht voor, wanneer de ingekomen antwoorden daartoe naar hare meening aanleiding mochten geven, hetzij geen bekroning toe te kennen, hetzij slechts één bekroning toe te kennen of wel de uitgeloofde gelden op andere wijze te verdeelen. De antwoorden, welke niet onder teekend mogen zijn, noch op eenigerlei andere wijze den naam van de(n) schrij ver/ster) mogen verraden, moeten vóór den lsten Februari 1931 ingezonden worden bij den Secretaris der Commis sie, d:n heer Ir. V. R. IJ. Croesen, Prins Mauritslaan 56, 's-Gravenhage. Zij moeten worden ingezonden onder eenig motto en geschreven worden met een andere hand dan die van de(n) schrijver(ster) of wel getypt zijn. Zij moeten vergezeld gaan van: a. eene verzegelde enveloppe, dra gende hetzelfde motto als bovenbe doeld, en bevattende den naam en het adres van de(n) schrijver (ster); b. een gesloten enveloppe, dragende hetzelfde motto als boven bedoeld en bevattende het correspondentie-adres van de(n) schrijver (ster). De beoordeeling geschiedt door de Commissie voornoemd of door de perso nen, die zij daarvoor meent te moeten aanwijzen. Nadat de uitslag van de beoordeeling zal zijn bekend gemaakt, met vermelding van de onderscheidenlijke motto's, wor den de niet bekroonde antwoorden aan de betreffende correspondentie-adres sen teruggestuurd. De bekroonde antwoorden worden het eigendom van het Instituut. Dit zorgt er voor dat de namen van de schrijvers (sters) van de bekroonde antwoorden, met vermelding van den prijs, worden bekend gemaakt. Het zorgt er verder voor, dat de bekroonde antwoorden of althans het met den eersten prijs be kroonde antwoord gedrukt worden en tegen lagen prijs in den handel ge bracht of op andere wijze verspreid worden. De Commissie van Uitvoering van het Prijsvragen-Instituut, ingesteld dooi den Oranjebond van Orde. H. W. C. BORDEWIJK, Groningen. V. R. IJ. CROESEN, 's-Gravenhage. I. G. J. KAKEBEEKE, 's-Gravenhage. ingezonden stukken (Buuen verantwoordelijkheid van de Re dactie. De opname in deze rubriek bewijst geenszins dat de 'edactie er mede instemt.) DE VLOOTWET. Vergun mij, geachte Redactie! enkele op merkingen te maken omtrent de stukken van de heeren de Jong en Luchsinger in uw blad va" Zaterdag jl. verschenen. De heer de Jong is onjuist, waar hij de agitatie tegen de Vlootwet voorstelt als eene zaak, die uitsluitend pacifisten en socialis ten aangaat. ,W?t nl het doel der agitatie tegen de Vlootwet? Alleen de Vlootwet te doen vallen. Dat standpunt had men zuiver moeten houden. Dan hadden niet alleen socialisten en pacifisten tegen dat plan kunnen agee- ren, maar ook tallooze anderen, die tegen weggeworpen belastinggeld zijn, maar als voorstanders eener weermacht nu afge schrikt worden op dit gevaarlijk, zooge naamd staatsondermijnend adres der S. D. A. P. te teekenen. Lees daarover maar eens het stuk van den heer Luchsinger, die uit dit omineuze vaatje tapt. Doch ook de heer L. is onhandig ge weest in zijn waarschuwing. Hij heeft in zijn stuk bij voorbaat al degenen, die het Vloot- plan niet goedkeuren, voorgesteld als tegen standers eener weermacht, niet bedenkende, dat er zelfs vele marine-autoriteiten in ons land zijn geweest en nog zijn, die de dwaas heid hebben betoogd voor ons land een dure slagschepenvloot te bouwen. Zijn ontboeze ming over socialisten en pacifisten kan on mogelijk een argument heeten vóór het vloot- plan. De heer L. en zijn Centraal Comité hadden dat vlootplan behooren te verdedi gen. Nu maakt het stuk den indruk, dat noch de heer L., noch het Centraal Comité bij machte zijn geweest het vlootiplan te recht vaardigen. Wij meenen vrijwel zeker te we ten, dat dit ook werkelijk zoo is. Wat toch is het geval? Vóór 1914 legde elke leek zich bij voor baat neer bij alle beweringen omtrent de Ned. weermacht en haar taak, van militai- ristische zijde afkomstig, want hij was niet deskundig. Na 1918 evenwel zijn wij leeken ook des kundig geworden. Wij hebben geen taktiek geleerd en kunnen zelfs geen enkelen man tot den dienst africhten, maar wij hebben door den grooten oorlog 1914—1918 een practische les in oorlogszaken gekregen, waartegen alle- papieren deskundigheid en woordgebral niet opwegen. Wanneer nl. de geheele Ned Indische vloot, vermeerderd met de voorgestelde nieu we, het tegen een vijand zou moeten opne men, dan zou die vijand niet Denemarken oï Zwitserland zijn, maar veeleer: Engeland, Japan, Duitschland of Frankrijk, die alle min of meer onze buren zijn. Deze groot machten nu kunnen, figuurlijk gesproken, de geheele Ned. vloot, elk op haar beurt, in hun zak steken. Men gelooft dat niet? Best. Maar de feiten zijn er, die dat bewijzen kunnen De sterke Duitsche vloot, geweldig in verge lijking met de onze, heeft slechts één enke len onbeslisten zeeslag in de Noordzee kun nen leveren. Daarna is ze stilletjes in de ha vens gehouden en hebben een paar onderzee ërs er den schrik bij vriend en vijand in ge bracht, voornamelijk door de torpedeering van koopvaardijschepen, maar zij hebben geen oogenblik het transport der Engelsche troepen over het Kanaal kunnen beletten, noch zelfs de hongerblokkade kunnen ver breken. En de zeer sterke Engelsche vloot is er niet in kunnen slagen Zeebrugge te ver meesteren. De groote Russische vloot van slagsche pen is in 1915 in de Straat van Tsuschima volkomen vernietigd in één dag: de Japan ners leden betrekkelijk weinig verliezen. Steeds is in deze zeeoorlogen gebleken, dat slagschepen in geringer aantal en min der verdragend geschut, het moeten afleg gen tegen een sterker aantal. Dapperheid geldt niet meer: alleen het cijfer. Kortom: het zijn slechts hier ten lande oorlogsmaniakken, die een vloot van slag schepen willen bouwen. Er is een strooming onder onze zeeofficie ren die vóór, en ééne, die tegen een slag schepenvloot is voor ons land, en die, sinds jaren daarover in militaire en maritieme tijdschriften hebben gediscussieerd. Thans schijnt de slagvlootpartij otp het Dept. van Marine de baan schoon te hebben gekregen, doordat de advocaat Deckers, die als Minls ter van Marine fungeert, even deskundig is in marinezaken als u en ik. Natuurlijk heeft hij zich laten leiden door het Departement Het is niet de eerste maal dat in ons land een Departement poogt te regeeren inplaats van den Minister, maar wij leeken hebben ons tegen dit gedoe, tegen deze slagsche pencamarilla schrap te zetten. Want een slagschepenvloot is voor ons landje pure nonsens. Op het voetspoor van den heer L. c.s., die een waarschuwing aan het Ned. volk hebben gemeend te moeten geven, geven we meer bescheidenlijk een plaatselijke waarschuwing aan de Alkmaar- sche kiezers. Wij zeggen: Laat u nimmer wat wijsmaken door papieren deskundigheid! Ziet uit eigen oogen! Oordeelt naar de les sen van de praktijk uit den oorlog, die achter ons ligt. Alzoo: teg e n de Vloot wet. E. R. 'J. FRANK. Mijnheer de Redacteur, Gaarne ontvangt ondergeteekende eenige plaatsruimte in uw veel gelezen blad naar aanleiding van het ingezonden stuk van den heer R. de Jong, waarvoor bij voorbaat zijn dank. Dat er door verschillende lichamen met I lijsten wordt geloopen, dienende het parle ment in Den Haag hiermede te overtuigen, hoe groot het aantal tegenstanders is van de toekomstige nieuwe Vlootwet van minister Deckers, is algemeen bekend, maar even zoo goed is ons bekend de groote tegenstand dien wij vredesmenschen bij dit werk ondervinden. Maar die menschen mogen wij niet vijandig gezind zijn, daar ook zij voor hun idee uitko men. Doen wij dit wel dan zijn wij ook men schen die voor oorlog zijn. Ik wil geachte heer De Jong in de eerste plaats wel mededeelen, dat schrijver geen S.D.A.P.-er is, maar toch de lijst heeft getee- kend, daar hier ter plaatse geen andere werd gepresenteerd, want ook Kerk en Vrede werkt voor dit doel, kortom elke Vredesbeweging doet hieraan mede. Ook heeft schrijver met groote belangstelling de gehouden demon straties te Amsterdam en Rotterdam gevolgd, voorwaar voor de vredeverkondigers een groot succes. In zoover dus staan wij op een en dezelfde lijn naar ik meen. Nu kan ik ech ter niet de meening deelen, dat wij hiermede kunnen zeggen: als de nieuwe vlootwet er niet komt, is de oorlog van de baan. Zoo toch schrijft de heer De Jong naar ik meen, (wie niet teekent is voor den oorlog). Dit zal ech ter niet het geval zijn, wat mij als tegenstan der van elk geweld zeer logisch schijnt te zijn. Waarom, zult u misschien zeggen. Welnu, mijn vaste overtuiging is, dat zoolang de bo dem als handelsobject wordt gebruikt, zoo lang zal het gevaar voor oorlog blijven be staan. Want men moet wel bedenken dat het niet de wil der menschheid in het algemeen, zonder onderscheid van partij of secte is, die den oorlog wenscht, maar 't is een bepaalde groep van menschen, die het land in gevaar of in oorlog brengen; de 2 groep wordt ge noemd „de Kapitalistische heerschappij". Vandaar dat een oorlog er ook niet is om een volk te verrijken maar te verarmen, hij is er enkel en alleen om die kleine groep van menschen. te verrijken. Hoe dit geschiedt? Wel een oorlog wordt gevoerd om grondbezit, om het overtollige geld in den grond te beleggen. Het gaat dus om grond te ontnemen aan een ander volk, waarvoor de massa haar leven moet offeren. Als ik eens even terugdenk aan de jaren 19141918, toen Nederland (ik zou bijna chrijven ons land) in gevaar kwam door de Djambivelden, dan herinner ik mij nog dat in de jaren, naar ik meen 1916—1918, een lid van het ministerie niet minder dan 2 millioen dividend had getrokken. Men begrijpt dat voor zulke rijke olievelden veel liefhebbers komen en men zal trachten dergelijke rijke gronden te bezitten. Zoo ook is het gegaan met de goudvelden in Transvaal, nietwaar? Daar trachtte Enge land beslag op te leggen en verklaarde den oorlog aan dit land, aan dit volk. Maar hebben de arbeiders hiervan geprofiteerd? Ik geloof het niet. Welnu, zoo was het dat in genoemde jaren ook ons land in gevaar kwam en zoo is het, dat er oorlog ontstaat, waarvoor duizenden menschen hun leven moeten laten, zonder dat zij in het algemeen genomen zien de ware fout, de ware oorzaak van dit groote kwaad. Het is dus geen landsbelang, maar een indi vidueel belang, waarvoor wij worden opge roepen te strijden tegen onze medemenschen, onze broeders. Wat moeten wij tegenstanders van ge weld dus in den eerste plaats voorstaan? Dat het niet meer mogelijk is geld te beleg gen in den grond, want in deze belegging ligt het arbeidsloos inkomen, het leven zon der arbeid, zich ten koste van de neven- mensch te baden in rijkdom en weelde. Juist dit inkomen sticht het kwaad en brengt de menschen in opstand. De aarde is geschapen door de kracht der natuur of door Gods macht. Ik laat het aan den lezer zelf over hoe hij die scheppende macht wil noemen. Maar vast staat, dat: zij is geschapen met de doelstelling voor elk be woner een bestaansrecht te verstrekken, in dien hij ze gaat bewerken. Helaas, de bewer king is niet aan een ieder overgelaten. Zij is een handelsobject geworden, en daardoor in handen der geweldenaars en bezitters geko men. En de bevolking in haar geheel is daar door ook verhandeld. Zij kan den bodem be werken op voorwaarden door hun gesteld. Men leeft dus niet meer als een vrij volk op een vrijen grond. Om hiertoe te geraken geeft de groote Ame- rikaansche denker Henry Georgons, een een voudig voorbeeld, namelijk het heffen van een belasting op den blooten grond naar koopwaarde, welke belasting elke andere be lasting zou doen vervallen en het gevaar van oorlog voor goed deen verdwijnen. Dene marken gaat hierin al aardig op weg, zie maar naar de inkrimping van zijn leger. Tot zoover mijn overtuiging van het wer kelijke kwaad waaraan de S.D.A.P. tot op heden nog niet werkt,, al is het mij bekend, dat een groot voorstander, ex-kamerlid, hier over reeds heeft geschreven en in Denemar ken een onderzoek, en met succes, heeft in gesteld. Het is dus niet onmogelijk 0f mpn zal het bodemvraagstuk nog eens aanpakk,„ Het politieke leven onder de menschen n zichzelf brengt de gemoederen onderling J? zoodanig in opstand, dat men gerust kan aannemen, zoolang dit bestaat, is er geen vrede. Men moet dus ook leeren elkander al« mensch te beschouwen, zonder zich af te vra gen, wat ben je, tot welke partij of tot welkè secte behoort gij, maar eenvoudig: gj; 2j:! mensch, mijn evenmensch, mijn broeder d e evenveel recht heeft op een menschwaardip- bestaan als ik. Helaas, dit vindt men nog maar zeer wei nig. Het is nog een heel kleine groep die zich als zoodanig tracht uit te leven, want zelfs onder de verschillende partijgenoten heerscht nog niet eens die schoone gedachte, het nale- ven van de eenige ware wet, de wet van naas tenliefde, de wet die nimmer door menschen is gemaakt en nimmer door menschen kan worden gewijzigd. En nu meen ik, dat het berichtje van den heer De Jong zoodanig is gesteld, dat het alle aanleiding geeft andersdenkenden te prikke len. Als christenmensch mogen wij dit niet doen. Zeg hun uw meening op eerlijke recht- vaardige wijze en aanhoor ook hun meening maar verwijt ze niets. De mensch is zoo als hij is en hij kan niet helpen, dat hij zoo i$ Wij moeten elkander als broeders en zusters beschouwen. Dit geldt voor ieder ipensch le vende op Gods aardplaneet. Nu zult u zeggen, heel mooi, maar pro, beert u het maar eens, dan zult u wel on dervinden hoe gij steeds wordt bedrogen. Welnu, ik spreek uit ondervinding, ik weet dat het uiterst moeilijk is, daar men alles te- gen zich krijgt, maar Christus heeft zijn le ven gelaten voor de menschheid. Zouden wij dan nog niet eens wat hoon en laster kun- nen dragen van hen, die nog niet beter we ten? Wil men dus vrede, dan moet men zelf le. ven tegen ieder wezen op aarde. Daar zullen wij heen moeten, een wereld van naasten liefde, welke zeer zeker eerder te bereiken zal zijn, wanneer wij verlost zijn van het grond- monopolie. De bodem behoort evenals de lucht, het licht en het water aan de geheele menschheid. Hopende dat dit schrijven aanleiding moge zijn eens ernstig over dit gewichtige vraag- stuk na te denken, waarover ondergeteekende gaarne bereid is verdere inlichtingen te ver strekken, teekent hij, U mijnheer de redacteu? nogmaals dank zeggende, J. TUINMAN. OOSfr-KNOLLENDAM, 21 Sept. 1930. (Wij gelooven dat het vraagstuk nu vol doende bekeken is en sluiten de discussie er Red. Alkm. Crt.) over. GEEN PLAATS VOOR „VACANTIE- BUITEN" KINDEREN? Kom, dat is immers ondenkbaar. Is e! dan geen brood meer in ons land? Geen brood? Er is veel in plaats van niet ge noeg. Neen! daar het ligt het niet aan. Er moet een andere oorzaak zijn, waar door het inkomen van aanbiedingen zoo slecht opschiet. Er is zoo iets van verslapping. Van In zinking. Daar moet op gewezen! Daar mag niet aan toegegeven! Wij moeten elkander wijzen op onze vele, vele zege ningen. Praat maar niet van slechte tijden. Zie maar eens naar elders. Denk eens aan Rusland, aan China. Laat ons toch onzen God op onze knieën danken. En laat ons weldoen. Honderden gezond-zwakke kinderen, witsnoetjes, bleekneusjes, lieve kinde ren, uit christelijke gezinnen, voor uit zending door de onderwijzers onzer christelijke scholen aan „Vacantie-Bui- ten" opgegeven, door de dokters goed gekeurd, wachten, snakken, zien reik halzend uit, springen op van blijdschap als het komt. Als wat komt? Niet moeilijk te raden* Als de boodschap komt: een plaatsje ge vonden! Komt, geliefde medechristenen in ie gezonde streken van ons land, gij hebt, toen 't noodig was, kinderen uit den vreemde opgenomen. Dat was goed, dat was Gode welbehagelijk. Dat heeft de Heere God ook gezegend. Maar evenzeer en zeker niet minder, zegent Hij, wat gij doet aan de eigen kinderen van Uw eigen volk. Leg deze regelen niet naast U neer alsof ze niet U, maar een ander aangaan. Ze zijn juist voor U bestemd. Ze moeten juist U dienen. Zou er in Uw hart en huis geen plaats zijn voor een leuken jongen, een aardig meisje, dat gij wel kunt doen? Wij vra gen vier weken. Voor langer behoeft gij U niet te verbinden. Maar hoe dikwijls gebeurt het, dat onze vrienden vragen: „Mag Dirk, mag Dientje nog wat langer blijven?" En -vat liefelijke banden ontstonden vaak. O, het is een voorrecht zoo fami- »E AVOMlftlV V 4 l;|A EHliEE R SA CS I! M T Jl E. yi> aY 183. Toen de gereedschappen en het zwaard gloeiend rood waren, renden ze naar het web. „Vooruit", riep Keesie, als steeds moedig en als steeds haantje de voorste. En in plaats te zingen „wiens hart voor land en koning gloeit", zong hij: „mijn zwaard voor het prinsesje gloeit, 184. Spoedig smolt de eene draad na d* andere en al meer e«i meer liet het web om het prinsesje los. Als gloeiend ijzer viel de eene draad na de andere. „Nog een oogenblik", riep Kee sie „en we zijn bij U. Denk maar Aken en Keulen zijn niet u* één dag gebouwd".

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1930 | | pagina 6