handjevol studenten waren. De tsaristische regeering wist dat de studenten haar dood vijanden waren en daarom liet zij telkens honderden studenten arresteeren, verbannen, in de vreeselijke kerkers der vestingen opslui ten De studenten deden alles voor het Rus sische volk, voor de ongelukkige Russische massa, die zulk een ellendig bestaan leidde Maar de massa zag in de studenten, zooals in iedereen die de beschaafde taal sprak en als ,,'n Duitscher" gekleed was, slechts „hee ren", die zij wantrouwden, in wie zij steecs vijanden z^g. En de massa ranselde vaak de studenten af, hielp de politie de „oproerlin gen" te vervolgen. En toch was het idealis me van de Russische studenten zoo groot, dat dit optreden van de massa bij hen nooit verbittering of haat wekte. De studenten zetten hun werk voort en trachtten die mas sa te verlichten en te bevrijden. De studenten vulden de rijen van alle re- volutionnaire partijen; ook onder de bolsje- wiki waren veel studenten, hoewel minder dan in de rijen van de andere revolutionnair? partijen. De overwinning van de bolsjewiki was voor een groot gedeelte het >'ork van studenten. Zij zagen in Lenin d- ^rooten hervormer, den man die een einde z.ou maken aan onderdrukking, armoede, oniechtvaardi ge verdeeling van de levensvreugde. Met één slag zou een einde gemaakt worden aan de oude, verrotte wereld; er zou een nieuw? maatschappelijke orde geschapen worden, een maatschappij van gelijke menschen, waarvan iedereen zou moeten werken. De studenten waren niet de eenigen, die onder de bekoring van de persoonlijkheid van Lenin waren gekomen en bereid waren voor diens leuzen te vechten en te sterven. Hoe is de toestand van de studenten nu? Erger dan ooit vroeger. De vreeselijke verar ming van het land, die het gevolg is van de 'economische politiek der sovjetregeering, de sterke daling van het kultureele peil, de ruïneering van de intellectueelen, wier zoons en dochters vroeger het grootste percentage van studenten opleverden, had tengevolge, dat er nu in 't geheel geen ouders bestaan, die hun kinderen-studenten financieel zouden kunnen steunen. Het verdwijnen van d? „bourgeoisie" had tengevolge, dat er nu nie mand is, die een leeraar voor zijn zoontje of dochtertje zou kunnen nemen. De studenten moeten do:r de overheid gesteund worden, omdat anders niemand in staat zou zijn te studeeren. De staat is echter arm en niet bij machte die honderdduizenden jongens en meisjes een min of meer menschwaardig bestaan te verzekeren. De overheid richt voor de stu denten z.g. „obsjtsjezitieja" (internaten) in Bovendien krijgt elke student een zekere toe lage. De internaten zijn echter afschuwelijk? holen; de toelage is in het beste geval net toereikend om niet van honger om te komen Om den lezer in staat te stellen, zich een beeld te vormen van het leven der Russische studenten in het land der sovjets, zullen wl] den. inhoud van eenige nummers van hun blad „Krsanoje Stoedjentsjenstwo" (Rood Studentendom) bespreken. Men vergete daar- ibij niet, dat er in Rusland een strenge cen suur bestaat, dat slechts datgene gedrukt mag worden, waar de sovjet-overheid geen bezwèar tegen heeft. De feiten, die in het studenten-blad verteld worden, zijn dus ds meest alledaagsche feiten, iets wat iedereen in Rusland kent. En toch is elke mededeeling in dat blad een wanhoopskreet om hulp. Tel kens ontmoet ge de woorden: „wij sterven uit", „wij komen van honger om", „wij heb ben honger"... In 'een dier nummers is een brief van 200 studenten geplaatst; de brief is geadresseerd aan hen „wier ooren met watten dichtge- stopt zijn". Die 200 jongens hebben als „in ternaat" een kelder gekregen, die algemeen „de catacomben" wordt genoemd. De vloer is van cement. Er hangt een grafkelderlucht. De stemming van de studenten, die in deze catacomben moeten leven, is gedrukt, hun gezichten zijn lijkkleurig. Er gaat geen jaar voorbij zonder dat eenigen hunner sterven. De artsen hebben reeds herhaaldelijk de overheid op de onhoudbaarheid van dezen toestand gewezen. De gezondheidsafdeeling van den sovjet eischt met nadruk, dat de jongens zoo spoedig mogelijk een andere woonruimte krijgen, maar de overheid zegt. dat zij geen plaats kan vinden en de 200 jongens blijven in dien kelder huizen, doen daar tuberculose en andere ziekten op en sterven. Ook uit andere internaten komen dergelij ke wanhoopskreten. Ouders van studenten smeeken de overheid, den jongens en meisjes tenminste een behoorlijke slaapplaats te ge ven. Maar het is de stem van roependen fn de woestijn. De regcering zegt, dat zij geen gelc^ voor dergelijke dingen heeft Zij heeft echter wel millioenen om in de geheele we reld onrust te zaaien, om in China den bur geroorlog aan te wakkeren, overal opstootjes te organiseeren en in alle landen menschen te onderhouden, wier eenige taak is, wanor delijkheden voor te bereiden. Zoo zijn dus de „internaten", welke de liefhebbende sovjet-overheid voor de studen ten heeft ingericht. De studenten moeten ech ter ook eten. Daarvoor bestaan gaarkeukens. Het voedsel in die gaarkeukens is afschuwe lijk. Het bestaat hoofdzakelijk uit „een zurig vocht van ondefinieerbare kleur en hoeda nigheid", zooals honderden studenten schrij ven. Uit alle Russische universiteitssteden komen klachten, dat in de gaarkeukens een vreeselijke stank heerscht, dat het er onbe schrijfelijk vuil is, dat de verstrekte levens middelen zelfs aan de allerminimaalste eischen niet voldoet; „varkens krijgen beter voedsel", zoo luidt het telkens weer. En de student is bij het verlaten van de gaarkeu ken even hongerig als vóór het „diner". En voor die afschuwelijke diners moet de stu dent veel geld betalen. Een maaltijd kost ge woonlijk iets meer dan een roeoeL terwijl de maandelijksche toelage pl.m. 27 "roebel be draagt. Om slechts één keer per dag te kun nen eten, moet de student dus méér betalen, dan wat de staat hem voor levensonderhoud geeft. En de student wil toch ook ontbijten, een enkelen keer zelfs 's avonds wat. eten, misschien zelfs thee drinken. En bovendien: de schoenen slijten, het ondergoed moet ge- wasschen worden, waarvoor je tenminste een stukje zeep moet kunnen koopen enz De redactie van het studenten-blad geeft er zich terdege rekenschap van, dat haar kreten geen resultaten zullen opleveren Wanhoop maakt zich meester van ae jonge lui. Velen, die niet in staat zijn dat ellendige bestaan voort te zetten, plegen zelfmoord Velen sterven tijdens hun verblijf aan de hoogeschool of kort na het verlaten van die school. En wie zulk een sterk organisme heeft, dat hij aan dat gevaar ontkomt, voelt zich toch gebroken, weet dat zijn lichaam vergiftigd is, dat hij veel maagziekten heeft opgedaan, dat zijn leven niet lang zal duren. Menschen van 35 jaar worden- nu in Rus land, vooral onder de intellectueelen, „sta- rik" (oude) genoemd; wie de vijf kruisjes na dert, is een stokoude man. Het is voor een buitenlander moeilijk er zich rekenschap van te geven, wat dit alles beteekent, welke gevolgen dit voor de Russi sche beschaving, de toekomst van Rusland zal hebben. De beste Russische krachten worden opgeofferd aan de hersenschim der wereldrevolutie. En wanneer de werkelijke opbouw van Rusland zal beginnen, zal het land voor een gebrek aan intellectueelen, aan ingenieurs, artsen, architecten enz. geplaatst worden. De verwoesting van zooveel jonge en veelbelovende levens, de vernietiging van een geheele generatie Russische intellectu eelen is wellicht de ergste misdaad der bol sjewiki. Dr. BORIS RAPTSCHINSKY. Met een houtboot naar Archangel. 111. (Slot). Bij de dwangarbeiders. Reeds bij een tweede bezoek aan de stad, gedurende den tijd, dat wij nog op de reede liggen, zie ik iets van de toestanden der dwangarbeiders. Bij mijn zoeken naar de Karl Liebknecht-straat, waar het postkantoor moet uithangen, wordt mij plots door sol daten het oversteken van de straat belet. Een grauwe stoet nadert. Het is een troep jong- communisten, op weg naar hun oefenschool, om tot recruten voor het arbeidersleger ge drild te worden; daarvoor loopen zij te langzaam. Als zij dichter bij komen, blijkt het een transport politieke gevangenen, dwangar beiders te zijn Oude, gebogen boeren, eenige geestelijken, allen met een weinig goed in een bundel op den rug, sleepen zich moeizaam voort. Naast ben gaan de jongeren, steeds bereid om de ouderen te steunen. Er achter en opzij, als slavendrijvers, met een revolver in de hand en voortdurend aandrijvend tot grooter spoed, loopen de soldaten. De voor bijgangers durven nauwelijks naar den troep te kijken, laat staan hun sympathie te be tuigen. Men leeft hier als op een vulkaan; een menschenleven beteekent zoo weinig! Van overal worden deze menschen weg gehaald, als vee in wagens geladen, en naar Archangelsk of Siberië gedeporteerd, waar zij vaak eerst na dagen reizen aankomen. Menschen, die een geheel ander klimaat ge wend zijn, worden hierheen verbannen, om gedurende den banen winter, onvoldoende gekleed en gevoed, hard en lang te werken, waarbij zeer velen omkomen. Op Solovetzki, dat eiland der verschrikking in de Witte Zee, waar de ergste politieke tegenstanders heen gestuurd worden, sterven jaarlijks 40 pCt. van hen! Wat krijgen deze ongelukkigen, die op de houtvelden van Archangelsk werken, ook te eten en te drinken? Warm voedsel wordt ge woonlijk niet verstrekt, soms, ééns per week, een bord soep. Verder eten zij slechts hun droog zwart brood; zij krijgen water» te drinken, dat, in zuiveren toestand, in totaal onvoldoende hoeveelheid wordt aangevoerd. Daardoor worden zij wel gedwongen rivier water, met al het vuil en afval van de stad er in, te gebruiken, waardoor weer velen aan typhus en andere besmettelijke ziekten te gronde gaan. Op een middag krijgen we bericht dat we den volgenden dag gaan laden, waarvoor ik uit jolijt een rondje geef (dat echter achteraf voorbarig blijkt, want een week later heb ben we nog geen stuk hout in). Dan stoomen we op naar één der laadplaatsen. Voor zoover het oog reikt hoopen zich stapels hout naast elkaar, ruw en ezaagd. Er tusschen door loopen houten wegen (de grond is zóó moerassig dat men er tot over de enkels in wegzakt); op enkele hoeken staan tonnen water, waarbij gerookt mag worden; wegens het groote brandgevaar is het rooken op de velden zelf n.1 verboden Hier en daar, op hooge stellages, staan alarmklokken, om in geval van brand en opstand te kunnen alarmeeren. En op en bij de houtvelden werken de ge vangenen, massa's gevangenen. Langs den oever balanceeren zij zich op balken, die in de rivier drijven, en duwen den ganschen dag de, uit de vlotten losgemaakte, stammen bij elkaar, die door grijpers omhoog gebracht en op den wal opgestapeld worden, om in de houtzagerij, of uit de hand, op maat gezaagd te worden. Vijftigduizend dwangarbeiders en arbeid sters, zelf jongens van 15—16 jaar, werken hier in de moordende hitte van den Noord- Russischen zomer. Twaalf uur per dag moe ten zij arbeiden, en is de hun opgedragen taak niet volbracht, dan moeten ze doorwerken. Zijn ze te ziek en te zwak om iets uit te voe ren, toch moeten zij naar de houtstapels. Oude boeren zwoegen met te zware lasten; vrouwen en meisjes schillen den ganschen dag het hout, steeds maar weer, allen zonder eenige kans op verbetering in hun ellendigen toestand. Met en bij hen werken spionnen: plannen voor opstand kunnen dus niet gemaakt wor den, daar de menschen elkaar onmogelijk kunnen vertrouwen. Ja, als zij hun mede slachtoffers verraden, wanneer die probeeren weg te komen als verstekelingen met vreemde schepen, of van opvarenden van die schepen eten aannemen, dan wordt hun straf soms met een paar maanden verminderd. Dat is dus de opvoedkunde van de Sov jets: deze menschen. die zij al lichamelijk verzwakt hebben, ook nog moreel naar be neden te halen, door hun verraad te be- loonen! 's Winters werken al deze ongelukkigen, wier eenige misdaad is, dat ze het niet eens zijn met de communistische denkbeelden, in de bosschen om het hout te hakken, dat zo mers uitgevoerd zal worden. Van al die dwangarbeiders zijn er dezen winter vijftig procent van honger en koude omgekomen. Het gebeurde dat zij dertig tot veertig tiur achter elkaar moesten werken, zonder rust tijd, met slechts enkele oogenblikken pauze om te eten! Maar och, raken de arbeids krachten op, dan wordt wel weer een nieuwe razzia gehouden. worden-.Weer andere man nen gedeporteerd, gezinnen aan den honger prijsgeven en dan zijn er weer genoeg om hout te hakken. We zien hier de zeldzaamste typen: Duit- schers uit de Wolga-republiek. Slaven, Mon golen, menschen uit Turkestan en andere Zuid-Siberische gebieden. Dag-in, dag-uit sloven en ze hier tusschen het hout, schillen het, zagen het, dragen het naar de karren of transporteeren de zware balken op hun rug uit de lichters naar de zeeschepen, bewaakt door soldaten, mannelijke en vrouwelijke. De laatste zijn lang niet lief: één harer heeft op een dag vijf gevangenen, die probeerden te ontvluchten, neergeschoten! „Voor het laden van de schepen gebruiken we nu meer gewone arbeiders", vertelt me iemand, als ik vraag waarom er zoo lang zaam geladen wordt, „en die kunnen we niet zoo gauw in voldoende hoeveelheid bij el kaar krijgen. De andere krachten werkten te langzaam, we schoten njet op. Dit jaar ver liezen we zeker met den uitvoer; de door de Sovjet gecharterde schepen worden door haar betaald, en nu er zoo veel te wachten liggen, kost ons dat een hoop geld." De waarheid wat betreft de arbeiders Is echter, dat Amerika als eerste, en verschei den andere staten daarna, geen hout meer wilden ontvangen, dat door dwangarbeiders geladen werd, zoodat voor die staten nu ge laden moet worden door' gewone arbeiders, die veel duurder zijn en het bovendien ver tikken, om langer dan 8 uur per dag te wer ken. „Wat voor menschen waren dat dan vrc :- ger?" vraag ik onnoozel, „menschen die dit werk niet gewend zijn?" en ik denk daar bij aan enkele geestelijken en gestudeerden, die ik zag sjouwen of over wie ik een en an der gehoord heb. „Gevangen boeren, die het best kunnen". „Om politieke redenen gevangen geno men?" „Nee, wegens diefstal, ze zijn te dom voor politiek", en met diefstal bedoelt hijniet ge i'eigd te zijn je boerderij-of vee, waarvoor je lang gezwoegd hebt, zoo maar aan den staat af te staan. Met enkelen spreek ik, maar alleen van hen, die Duitsch kennen, kom ik wat meer bijzonderheden te weten. Een oude man uit Tugke^tan, die, naar zijn trekken en fijn-besneden gezicht te oor- deelen, in zijn land iemand van hoogen rang is drie jare dwangarbeid. Een geestelijke uit St. Petersburg... vijf jaren lang hout sjouwen; of hij dat volhoudt? Bij een paar boeren heb ik meer succes. Ze komen uit de Duitsche Wolgarepubliek, vanwaar kortgeleden zooveel doopsgezinden wegtrokken. „Waarom bent u eigenlijk gevangen geno men?" vraag ik. „Dat weet ik niet, ik geloof, omdat ik te ijverig werkte en omdat ik vroeger wat be zat. Mijn vee was me al lang afgenomen." „En waar zijn uw vrouw en kinderen?" „Daar hoor ik niets meer van, ik geloof dat ze in de bosschen werken. Ik ben nu al vier maanden hier, maar heb vijf jaar dwang arbeid gekregen. De toestand is verschrikke lijk; we krijgen droog brood te eten en wat thee, meer niet. Ook de hygiënische toestand is slecht; door den omgang met de Russen krijgen we veel ongedierte, waar wij niet aan gewend zijn, en dat vaak besmettelijke ziekten veroorzaakt. Somt komt het Roode Kruis, en worden onze kleeren uitgestoomd, maar, daar we maar één stel kleeren heb ben, moeten we dan naakt, en in de open lucht, wachten tot ze gereinigd zijn. Nu het warm is, kunnen we gelukkig nog eens een bad nemen in de rivier". De'ander, die al langer hier is, vertelt me. „Van de ploeg waarmee ik in de bosschen werkte dezen winter, zijn er drieduizend om gekomen Redding door een opstand is niet te verwachten; organiseeren is onmoge lijk. en door de censuur weten de menschen in het Noorden niet wat er in het Zuiden gebeurt. Alleen op de volken van West-Euro pa is onze hoop gevestigd". Arme kerel, denk ik, dan zal je lang kun nen wachten, West-Europa is bezig zich te ontwapenen, en ziet zelfs niet het gevaar van dit militairistische Rusland. We probeeren hem op te beuren en vertel len dat er weer een opstand is in de Oekra- jine, misschien dat die nu wel eens stand houdt. Mistroostig schudt hen het hoofddie opstanden zijn al zoo vaak geprobeerd.... Even later tracht ik nog eens iemand aan het praten te krijgen. „Sprechen Sie Deutsch?" Hij knikt ontkennend, maar wijst op zijn vriend die iets verder werkt. Vol bitterheid lucht deze meteen zijn ge moed: „Ik ben een Oostenrijker, kom uit Bo- hemen. In 1917 werd ik krijgsgevangen ge maakt en met anderen in een kamp onderge bracht. Na de^revolutie en het sluiten van den vrede kreeg ik echter mijn vrijheid niet terug, maar werd zonder eenigen vorm van proces, zonder voor eenige rechtbank te ver schijnen, tot dwangarbeid verplicht. Reeds 13 jaar werk ik nu zoo, eerst in Siberië, de laatste jaren hier, naar hoe lang het nog duurt, weet ik niet. Ea zoo zijn er nog veel krijgsgevangenen hier. Af en toe is het niet uit te houden, wordt je gekgek van ver drietvan woede, vanvan machte loosheid!" Zenuwachtig loopt hij heen en weer, kijkt meteen of we soms bespied worden. „Maar kan de Oostenrijksche regeering er dan niets aan doen?" Ach, ik vergeet op dat oogenblik dat Bohemen nu bij Tsjecho-Slo- wakiie behoort welks regeering misschien weinig voelt voor soldaten dié onder Oosten rijksche vlag vochten. „Nee, niets." „En weet uw familie dat u hier bent?" ,Ja, verleden jaar kreeg ik nog een brief, maar ook zij kunnen me niet helpen. Och, kon ik maar wegkomen; een vriend van me is het gelukt naar Amerika te ontsnappen" Ik geef hem wat sigaretten, die hij alleen achter een houtstapel durft aan te nemen. En even later loopt hij weg, „man achtet auf uns" En zoo zijn er hier duizenden en duizen den gevallen, elk op zich zelf een in-droeve tragedie. En eiken dag komen er nieuwe bij, en niemand die zich hier meer durft te ver zetten tegen deze tyrannietegen deze zegeningen van den heilstaat Een maand later, op een nacht, vertrekken we. Uit barakken klinkt weemoedig gezang over de blauw-lichte Dwina. Westen! Waakt! Onze Staatsmachine. Gelijk sedert jaren het geval pleegt te zijn zullen onze lezers in een paar artikelen in deze serie een n ander vinden uit en over de Staatsbegrooting voor het komende dienst jaar. We onderstrepen het woord een en an der, omdat het natuurlijk niet mogelijk is in deze rubriek meer te geven dan de hoofdza ken en de voornaamste cijfers, 'terwijl be schouwingen daaromtrent wel achterwege moeten blijven. Het spreekt vanzelf, dat de geiheele gedrukte Staatsbegrooting, waarbij nog die van Oost- en West-Indië niet eens benooren, een heele papieren stapel is. Er moet heel veel werk noodig geweest zijn om haar samen te stellen en haar druk feilloos te doen verschijnen. Allereerst iets over de eindcijfers der be grooting. Die bedragen voor 1931 wat be treft den gewonen dienst 612.543.367 in de uitgaven en 603 447.281 voor de in komsten. Zoodat het geraamde nadeelige sal do wordt geschat op niet minder dan 9.096.086. Zal dit inderdaad het geval wezen? Men weet, dat onze minister van fi nanciën de naaste toekomst door een zeer donkeren bril bekijkt. Laten we het beste ho pen aan de hand van dè ervaring van vorig? jaren. Sedert 1924 sloot de gewone dienst met een voordeelig saldo. Over 1929 was dat groot ruim 50 millioen gulden, dit overschot werd echter weggewerkt door het nadeelige saldo op den kapitaaldienst groot 62 mil lioen, zoodat de geheele dienst 1929 een na- deelig saldo opleverde van ruim 12 millioen Wat het loopende dienstjaar 1930 aanbe lang, werd op den gewonen dienst een voor deelig saldo geraamd van 7.164.487, welk saldo bestemd was als stootkussen ter opvan ging van den schok, dien de begooting van 1931 zou ontvangen als gevolg van de invoe ring van de nieuwe wet op de finascieele ver houding tusschen het Rijk en de Gemeenten, sedert werden verschillende hoofdstukken der begrooting 1930 verhoogd, terwijl reeds be kend is, dat nog meerdere suppletoire begoro- tingen te wachten zijn. Ten gevolge van een en ander zal het aanwezige overschot een verdere daling ondergaan. Daar staat intug- schen tegenover, dat ae opbrengst der midde len over de eerste maanden de raming met een niet onaanzienlijk bedrag heeft over schreden, zoodat, naar het zich laat aanzien, wel als waarschijnlijk mag worden aangeno men, dat 1930 wat den gewonen dienst be treft met een overschot zal sluiten. Tegenover dit overschot staat echter een geraamd nadee- lig saldo op den kapitaaldienst van ruim 74 millioen. Het is in financieele aangelegenheden steeds interessant om vergelijkingen te tref fen. Nemen we eens een begrooting van ruim twintig jaar geleden (1908), dan zien we, dat de geheele Staatsbegrooting toen nog geen 200 millioen gulden bedroeg (ruim 194 mil lioen gulden). Zelfs wanneer sedert de waar de van het geld steeg met 100 percent, dan nog blijft een restant van ruim twee honderd millioen gul/den, waaruit valt waar te nemen, hoezeer de staatshuishouding in de laatste jare nwerd uitgebreid en tot welk een prijs dit geschieded. Het zijn voornamelijk de departementen van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en van Arbeid, Handel en Nijverheid, die deze verhooging op hun ge weten hebben. Zoo overschreden beide depar tementen ook dit jaar weder de raming en is de begrooting voor 1931 van het eerste de partement weer bijna zes millioen en die van het tweede ruim één millioen meer. Merk- waardigheidshalve voegen we aan deze cij fers nog toe, dat 80 jaar geleden, n.1. in 1850, toen de eerste jaarlijksche begrooting, werd ingediend, deze een totaalcijfer aan wees van nog geen zeventig millioen. Wel is sedert een en ander veranderd. Uit de in de nota van den minister mee gedeelde cijfers blijkt, dat in 1929 op acht departementen tot een totaal bedrag van 5.534.656 minder uitgegeven werd dan ge raamd was, waar echter tegenover staat, dat de resteerende departementen niet minder dan 10.765.548 meer aanvroegen dan hun bij de begrooting was toegestaan, zoodat hier een overschrijding bleef van ruim vijf millioen gulden. Wat nu de verwachting omtrent de inkom sten betreft, die geraamd worden op ruim 03 millioen gulden, daarvan schrijft de mi nister: Aangenomen mag worden, dat de op brengst van 1930 in het daaropvolgend jaar niet zal worden overschreden. Sommige mid delen zullen onder invloed der depressie sta biel blijven, d.w.z. hun natuurlijken groei zullen ze zich zien ontgaan. Anderen zullen zelfs terugloopen. Een derde groep zal, het zij dat ze reeds in 1930 den invloed der de pressie sterk hebben ondergaan, hetzij om dat ze minder den welvaartstoestand dan de bevolkingstoeneming plegen te volgen, wel is waar ook in 1931 in opbrengst kunnen toenemen, maar dit accrès zal dan minstens worden opgewogen door wat bij andere mid delen aan absoluten teruggang zal zijn op te merken. De mogelijkheid van een totaal- accrès tusschen het loopende jaar en het aanstaande begrootingsjaar is dan ook thans wel geheel uit te schakelen. Het beste wat verwacht kan worden is een gelijkblijvende totaal-opbrengst in 1931 aan dat van 1930. Een volgend maal geven we een begroo- tmgsoverzicht der verschillende departemen ten. Pluimveeteelt Vragen, deze rubriek betreffende, kunnen door onze abonné's worden gezonden aan Dr. te Hennepe, Diergaardesingel 96a te Rotterdam. Postzegel voor antwoord inslui ten en blad vermelden. OVER POKKEN EN KLEINE DIEREN. Even een paar korte wenken naar aanlei ding van vele brieven die ik in de laatste paar weken kreeg. Ik zal een paar typische brieven overnemen: Overloón. Ik heb 100 witte leghorn kui kens, grootendeels aan den leg. Nu heb ik er al verschillende bij die een soort wratjes op de kam en lellen krijgen. Eerst zien ze er geel uit, later komt er een zwarte korst op. Ik heb al eens gedacht aan pokken. De eet lust is goed en ze zijn ook heel vlug. Diph- therie geloof ik niet dat er bij is, want het is 's avonds heel rustig in het hok. Gaarne ver neem ik van U wat ik doen moet, ze zijn nief ingeënt. Rimburg. Wij hebben een ziekteverschijn sel waarvoor wij uw raad willen inroepen. Ten eerste krijgen de kippen witte puistjes op kam en lellen en na een paar dagen zijn deze zwart en deze puistjes groeien tot de grootte van een vingertop. Later zijn de oogen ontstoken en het vocht, dat- uit de oogen loopt is besmettelijk. Waar het loopt is alles zwart. Er is tot nu toe geen dier ge storven, maar eten doen ze niet meer. Tweede verschijnsel: De dieren hebben een ziekte in den hals, tenminste volgens het ge luid wanneer zij adem halen en krijgen blauwe kammen. Aan deze ziekte is er een gestorven. Zoo gauw als zij de ziekte heb ben eten ze niet meer. Nu heb ik onlangs al een artikel over diph- therie en pokken geschreven en moet de lezers daarnaar verwijzen. Ik wil er wel even in het kort op terugkomen, daar er tegenwoordig veel geklaagd wordt over pokken. Beide eige naars hebben onder hun kippen pokken vol gens de beschrijvingen en de tweede heeft ei bovendien diphtherie bij. Ik merk op dat beide ziekten door dezelfde smetstof veroorzaakt worden, die het eene oogenblik uitslaat naai de huid en dan wratjes vormt, die men pok ken noemt, terwijl de andere maal de slijm vliezen van keel, luchtpijp, neus, traanbuis, cogen, ontstoken worden en men spreekt van diphtherie. Hierbij vormen zich gele vliesjes op de slijmvliezen. Als men ze er af krabt blijft er een bloederige plek over. Of nu de entstof dit jaar minder sterk is, dan wel dat er iets anders aan de hand is dat we niet weten, maar we zien thans veel pokken en weinig diphtherie. Bij genezing verdrogen de pok wratjes en vallen af. Soms slaat de ziekte op de huid over van den hals en de borst en dieren zijn dan zeer ziek en sterven. Als ge neesmiddel heb ik de enting besproken en als deze bijtijds geschiedt heeft men weinig ge vaar van deze ziekte. De zieke dieren kan men behandelen met kopbaden van kalium- permanganaat. Overigens is er weinig aan te doen en kan men met groote koppels ook niét aan individueele behandeling denken. Maar nu wat anders, iets aangenamers. De jonge dieren die op tijd gebroed zijn, zijn nu aan den leg begonnen en de eieren bren gen aardig wat op. Nu kreeg ik echter brie- vefi met klachten dat de eieren zoo klein zijn en weinig opbrengen. Sommigen vragen al of dat beter zal worden of dat ze die kippen maar op moeten ruimen. Jonge kippen die pas aan den leg gaan leggen steeds kleine eieren, soms wegen ze maar 40 gram, soms 42, 45 a 50 gram. Ik heb van mijn jonge kippen ook eieren van 47 gram, hoewel deze gebroed zijn uit groote eieren en de hanen eveneens van groote eie ren gebroed zijn. Kippen die in den zomer aan den leg gaan zijn meestal zeer vroeg gebroed en vroegbroea kuikens gaan jonget aan den leg dan laatbroed kuikens. Het ge volg is dus dat ze nog niet zoo goed ontwik keld zijn en in verhouding kleinere eieren ieggen dan jonge hennen die wat later ge> broed zijn en ook in verhouding later aan een leg gaan, dus beter uitgegroeid zijn. Kip pen die dus later in den herst aan den leg gaan leggen ook grootere eieren om te begin nen. Nu scheelt mij dat ap vandaag 4 cent per ei, vóór de kleine maak ik 5 cent en voor de groote 9, doch er is niets aan te doen. Kip pen die direct groote eieren leggen zijn meest al dieren die erg laat beginnen te leggen, die z.g. niet vroegrijp zijn en zulke kippen zijn over het algemeen slechte legsters, hoe wel niet altijd. Bovendien zal een kip die be gint met kleine eieren te leggen, minder kans hebben op inwendige verwondingen. Hef lichaam van de kip went dan als het ware vanzelf er aan om grootere eieren te laten passeeren. Vaak is het gevolg van te groot: eieren in bet begin dat de legdarm uitgepers' wordt en dat geeft weer aanleiding tot aller lei- misère. Wij behoeven ons bij goed gefokte kippen absoluut niet bezorgd te maken als ze in den beginne kleine eieren leggen, dat wordt van zelf beter. De vraag is nu maar hoe lang mag dat duren? Dat hangt natuurlijk voor een groot deel af van het ras der kip, de er felijke eigenschappen en het voer, maar als tegel kunnen we verwachten, dat de kip eie ren gaat leggen van 57 gram, als zij onge veer 30 a 40 eieren gelegd heeft. Sommige kippen blijven steeds kleine eieren leggen en dat is vaak een ernstige fout van den fokker, die bij zijn fokdieren wèl op groote produc tie maar niet op flinke eieren gelet heeft. Zoo heeft ons land op het oogenblik een leelijk? strap met een paar toornen Hollandsche kip pen op 'n internationalen legwedstrijd in En geland. Ik ben daar onlangs geweest en het was niet aangenaam op de hokken te zien, dat deze Hollandsche kippen wel flink ge legd hadden, doch onder aan de lijst stonden omdat ze haast allemaal te kleine eieren leg den. Holland legt het daar op dien wedstrijd tegen andere landen leelijk af. Behalve kleine eieren leggen pas begin nende jonge hennen soms ook eieren zonder schaa! of dunschalige eieren. Ook daarover behoeft men zich niet ongerust te maken. Bij jonge kippen zijn vaak de legorganen nog niet geheel gereed om met volle kracht te werken en zoo wil het dan wel eens gebeuren dat de dooiers wel snel gevormd worden, het eiwit eveneens, doch de kalkklieren achter blijven. Ook dit gebrek verbetert bij goedge okte en goed gevoede jonge hennen hee spoedig. Dr T£ henN.EPE- Ook de Oostersche vrouw weet dat Purol de huid gaaf en gezond maakt en bovendien fluweelzacht. Een en ander uit de Staats- begreoting 1931.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1930 | | pagina 7