handjevol studenten waren. De tsaristische
regeering wist dat de studenten haar dood
vijanden waren en daarom liet zij telkens
honderden studenten arresteeren, verbannen,
in de vreeselijke kerkers der vestingen opslui
ten
De studenten deden alles voor het Rus
sische volk, voor de ongelukkige Russische
massa, die zulk een ellendig bestaan leidde
Maar de massa zag in de studenten, zooals
in iedereen die de beschaafde taal sprak en
als ,,'n Duitscher" gekleed was, slechts „hee
ren", die zij wantrouwden, in wie zij steecs
vijanden z^g. En de massa ranselde vaak de
studenten af, hielp de politie de „oproerlin
gen" te vervolgen. En toch was het idealis
me van de Russische studenten zoo groot,
dat dit optreden van de massa bij hen nooit
verbittering of haat wekte. De studenten
zetten hun werk voort en trachtten die mas
sa te verlichten en te bevrijden.
De studenten vulden de rijen van alle re-
volutionnaire partijen; ook onder de bolsje-
wiki waren veel studenten, hoewel minder
dan in de rijen van de andere revolutionnair?
partijen. De overwinning van de bolsjewiki
was voor een groot gedeelte het >'ork van
studenten. Zij zagen in Lenin d- ^rooten
hervormer, den man die een einde z.ou maken
aan onderdrukking, armoede, oniechtvaardi
ge verdeeling van de levensvreugde. Met één
slag zou een einde gemaakt worden aan de
oude, verrotte wereld; er zou een nieuw?
maatschappelijke orde geschapen worden,
een maatschappij van gelijke menschen,
waarvan iedereen zou moeten werken. De
studenten waren niet de eenigen, die onder
de bekoring van de persoonlijkheid van Lenin
waren gekomen en bereid waren voor diens
leuzen te vechten en te sterven.
Hoe is de toestand van de studenten nu?
Erger dan ooit vroeger. De vreeselijke verar
ming van het land, die het gevolg is van de
'economische politiek der sovjetregeering, de
sterke daling van het kultureele peil, de
ruïneering van de intellectueelen, wier zoons
en dochters vroeger het grootste percentage
van studenten opleverden, had tengevolge,
dat er nu in 't geheel geen ouders bestaan, die
hun kinderen-studenten financieel zouden
kunnen steunen. Het verdwijnen van d?
„bourgeoisie" had tengevolge, dat er nu nie
mand is, die een leeraar voor zijn zoontje of
dochtertje zou kunnen nemen. De studenten
moeten do:r de overheid gesteund worden,
omdat anders niemand in staat zou zijn te
studeeren.
De staat is echter arm en niet bij machte
die honderdduizenden jongens en meisjes
een min of meer menschwaardig bestaan te
verzekeren. De overheid richt voor de stu
denten z.g. „obsjtsjezitieja" (internaten) in
Bovendien krijgt elke student een zekere toe
lage. De internaten zijn echter afschuwelijk?
holen; de toelage is in het beste geval net
toereikend om niet van honger om te komen
Om den lezer in staat te stellen, zich een
beeld te vormen van het leven der Russische
studenten in het land der sovjets, zullen wl]
den. inhoud van eenige nummers van hun
blad „Krsanoje Stoedjentsjenstwo" (Rood
Studentendom) bespreken. Men vergete daar-
ibij niet, dat er in Rusland een strenge cen
suur bestaat, dat slechts datgene gedrukt
mag worden, waar de sovjet-overheid geen
bezwèar tegen heeft. De feiten, die in het
studenten-blad verteld worden, zijn dus ds
meest alledaagsche feiten, iets wat iedereen
in Rusland kent. En toch is elke mededeeling
in dat blad een wanhoopskreet om hulp. Tel
kens ontmoet ge de woorden: „wij sterven
uit", „wij komen van honger om", „wij heb
ben honger"...
In 'een dier nummers is een brief van 200
studenten geplaatst; de brief is geadresseerd
aan hen „wier ooren met watten dichtge-
stopt zijn". Die 200 jongens hebben als „in
ternaat" een kelder gekregen, die algemeen
„de catacomben" wordt genoemd. De vloer
is van cement. Er hangt een grafkelderlucht.
De stemming van de studenten, die in deze
catacomben moeten leven, is gedrukt, hun
gezichten zijn lijkkleurig. Er gaat geen jaar
voorbij zonder dat eenigen hunner sterven.
De artsen hebben reeds herhaaldelijk de
overheid op de onhoudbaarheid van dezen
toestand gewezen. De gezondheidsafdeeling
van den sovjet eischt met nadruk, dat de
jongens zoo spoedig mogelijk een andere
woonruimte krijgen, maar de overheid zegt.
dat zij geen plaats kan vinden en de 200
jongens blijven in dien kelder huizen, doen
daar tuberculose en andere ziekten op en
sterven.
Ook uit andere internaten komen dergelij
ke wanhoopskreten. Ouders van studenten
smeeken de overheid, den jongens en meisjes
tenminste een behoorlijke slaapplaats te ge
ven. Maar het is de stem van roependen fn
de woestijn. De regcering zegt, dat zij geen
gelc^ voor dergelijke dingen heeft Zij heeft
echter wel millioenen om in de geheele we
reld onrust te zaaien, om in China den bur
geroorlog aan te wakkeren, overal opstootjes
te organiseeren en in alle landen menschen
te onderhouden, wier eenige taak is, wanor
delijkheden voor te bereiden.
Zoo zijn dus de „internaten", welke de
liefhebbende sovjet-overheid voor de studen
ten heeft ingericht. De studenten moeten ech
ter ook eten. Daarvoor bestaan gaarkeukens.
Het voedsel in die gaarkeukens is afschuwe
lijk. Het bestaat hoofdzakelijk uit „een zurig
vocht van ondefinieerbare kleur en hoeda
nigheid", zooals honderden studenten schrij
ven. Uit alle Russische universiteitssteden
komen klachten, dat in de gaarkeukens een
vreeselijke stank heerscht, dat het er onbe
schrijfelijk vuil is, dat de verstrekte levens
middelen zelfs aan de allerminimaalste
eischen niet voldoet; „varkens krijgen beter
voedsel", zoo luidt het telkens weer. En de
student is bij het verlaten van de gaarkeu
ken even hongerig als vóór het „diner". En
voor die afschuwelijke diners moet de stu
dent veel geld betalen. Een maaltijd kost ge
woonlijk iets meer dan een roeoeL terwijl de
maandelijksche toelage pl.m. 27 "roebel be
draagt. Om slechts één keer per dag te kun
nen eten, moet de student dus méér betalen,
dan wat de staat hem voor levensonderhoud
geeft. En de student wil toch ook ontbijten,
een enkelen keer zelfs 's avonds wat. eten,
misschien zelfs thee drinken. En bovendien:
de schoenen slijten, het ondergoed moet ge-
wasschen worden, waarvoor je tenminste een
stukje zeep moet kunnen koopen enz
De redactie van het studenten-blad geeft
er zich terdege rekenschap van, dat haar
kreten geen resultaten zullen opleveren
Wanhoop maakt zich meester van ae jonge
lui. Velen, die niet in staat zijn dat ellendige
bestaan voort te zetten, plegen zelfmoord
Velen sterven tijdens hun verblijf aan de
hoogeschool of kort na het verlaten van die
school. En wie zulk een sterk organisme
heeft, dat hij aan dat gevaar ontkomt, voelt
zich toch gebroken, weet dat zijn lichaam
vergiftigd is, dat hij veel maagziekten heeft
opgedaan, dat zijn leven niet lang zal duren.
Menschen van 35 jaar worden- nu in Rus
land, vooral onder de intellectueelen, „sta-
rik" (oude) genoemd; wie de vijf kruisjes na
dert, is een stokoude man.
Het is voor een buitenlander moeilijk er
zich rekenschap van te geven, wat dit alles
beteekent, welke gevolgen dit voor de Russi
sche beschaving, de toekomst van Rusland
zal hebben. De beste Russische krachten
worden opgeofferd aan de hersenschim der
wereldrevolutie. En wanneer de werkelijke
opbouw van Rusland zal beginnen, zal het
land voor een gebrek aan intellectueelen, aan
ingenieurs, artsen, architecten enz. geplaatst
worden. De verwoesting van zooveel jonge
en veelbelovende levens, de vernietiging van
een geheele generatie Russische intellectu
eelen is wellicht de ergste misdaad der bol
sjewiki.
Dr. BORIS RAPTSCHINSKY.
Met een houtboot naar
Archangel.
111. (Slot).
Bij de dwangarbeiders.
Reeds bij een tweede bezoek aan de stad,
gedurende den tijd, dat wij nog op de reede
liggen, zie ik iets van de toestanden der
dwangarbeiders. Bij mijn zoeken naar de
Karl Liebknecht-straat, waar het postkantoor
moet uithangen, wordt mij plots door sol
daten het oversteken van de straat belet. Een
grauwe stoet nadert. Het is een troep jong-
communisten, op weg naar hun oefenschool,
om tot recruten voor het arbeidersleger ge
drild te worden; daarvoor loopen zij te
langzaam.
Als zij dichter bij komen, blijkt het een
transport politieke gevangenen, dwangar
beiders te zijn Oude, gebogen boeren, eenige
geestelijken, allen met een weinig goed in een
bundel op den rug, sleepen zich moeizaam
voort. Naast ben gaan de jongeren, steeds
bereid om de ouderen te steunen. Er achter
en opzij, als slavendrijvers, met een revolver
in de hand en voortdurend aandrijvend tot
grooter spoed, loopen de soldaten. De voor
bijgangers durven nauwelijks naar den troep
te kijken, laat staan hun sympathie te be
tuigen. Men leeft hier als op een vulkaan;
een menschenleven beteekent zoo weinig!
Van overal worden deze menschen weg
gehaald, als vee in wagens geladen, en naar
Archangelsk of Siberië gedeporteerd, waar
zij vaak eerst na dagen reizen aankomen.
Menschen, die een geheel ander klimaat ge
wend zijn, worden hierheen verbannen, om
gedurende den banen winter, onvoldoende
gekleed en gevoed, hard en lang te werken,
waarbij zeer velen omkomen. Op Solovetzki,
dat eiland der verschrikking in de Witte Zee,
waar de ergste politieke tegenstanders heen
gestuurd worden, sterven jaarlijks 40 pCt.
van hen!
Wat krijgen deze ongelukkigen, die op de
houtvelden van Archangelsk werken, ook te
eten en te drinken? Warm voedsel wordt ge
woonlijk niet verstrekt, soms, ééns per week,
een bord soep. Verder eten zij slechts hun
droog zwart brood; zij krijgen water» te
drinken, dat, in zuiveren toestand, in totaal
onvoldoende hoeveelheid wordt aangevoerd.
Daardoor worden zij wel gedwongen rivier
water, met al het vuil en afval van de stad er
in, te gebruiken, waardoor weer velen aan
typhus en andere besmettelijke ziekten te
gronde gaan.
Op een middag krijgen we bericht dat we
den volgenden dag gaan laden, waarvoor ik
uit jolijt een rondje geef (dat echter achteraf
voorbarig blijkt, want een week later heb
ben we nog geen stuk hout in). Dan stoomen
we op naar één der laadplaatsen.
Voor zoover het oog reikt hoopen zich
stapels hout naast elkaar, ruw en ezaagd.
Er tusschen door loopen houten wegen (de
grond is zóó moerassig dat men er tot over
de enkels in wegzakt); op enkele hoeken
staan tonnen water, waarbij gerookt mag
worden; wegens het groote brandgevaar is
het rooken op de velden zelf n.1 verboden
Hier en daar, op hooge stellages, staan
alarmklokken, om in geval van brand en
opstand te kunnen alarmeeren.
En op en bij de houtvelden werken de ge
vangenen, massa's gevangenen. Langs den
oever balanceeren zij zich op balken, die in de
rivier drijven, en duwen den ganschen dag
de, uit de vlotten losgemaakte, stammen bij
elkaar, die door grijpers omhoog gebracht en
op den wal opgestapeld worden, om in de
houtzagerij, of uit de hand, op maat gezaagd
te worden.
Vijftigduizend dwangarbeiders en arbeid
sters, zelf jongens van 15—16 jaar, werken
hier in de moordende hitte van den Noord-
Russischen zomer. Twaalf uur per dag moe
ten zij arbeiden, en is de hun opgedragen taak
niet volbracht, dan moeten ze doorwerken.
Zijn ze te ziek en te zwak om iets uit te voe
ren, toch moeten zij naar de houtstapels.
Oude boeren zwoegen met te zware lasten;
vrouwen en meisjes schillen den ganschen
dag het hout, steeds maar weer, allen zonder
eenige kans op verbetering in hun ellendigen
toestand.
Met en bij hen werken spionnen: plannen
voor opstand kunnen dus niet gemaakt wor
den, daar de menschen elkaar onmogelijk
kunnen vertrouwen. Ja, als zij hun mede
slachtoffers verraden, wanneer die probeeren
weg te komen als verstekelingen met vreemde
schepen, of van opvarenden van die schepen
eten aannemen, dan wordt hun straf soms
met een paar maanden verminderd.
Dat is dus de opvoedkunde van de Sov
jets: deze menschen. die zij al lichamelijk
verzwakt hebben, ook nog moreel naar be
neden te halen, door hun verraad te be-
loonen!
's Winters werken al deze ongelukkigen,
wier eenige misdaad is, dat ze het niet eens
zijn met de communistische denkbeelden, in
de bosschen om het hout te hakken, dat zo
mers uitgevoerd zal worden. Van al die
dwangarbeiders zijn er dezen winter vijftig
procent van honger en koude omgekomen.
Het gebeurde dat zij dertig tot veertig tiur
achter elkaar moesten werken, zonder rust
tijd, met slechts enkele oogenblikken pauze
om te eten! Maar och, raken de arbeids
krachten op, dan wordt wel weer een nieuwe
razzia gehouden. worden-.Weer andere man
nen gedeporteerd, gezinnen aan den honger
prijsgeven en dan zijn er weer genoeg
om hout te hakken.
We zien hier de zeldzaamste typen: Duit-
schers uit de Wolga-republiek. Slaven, Mon
golen, menschen uit Turkestan en andere
Zuid-Siberische gebieden. Dag-in, dag-uit
sloven en ze hier tusschen het hout, schillen
het, zagen het, dragen het naar de karren of
transporteeren de zware balken op hun rug
uit de lichters naar de zeeschepen, bewaakt
door soldaten, mannelijke en vrouwelijke. De
laatste zijn lang niet lief: één harer heeft op
een dag vijf gevangenen, die probeerden te
ontvluchten, neergeschoten!
„Voor het laden van de schepen gebruiken
we nu meer gewone arbeiders", vertelt me
iemand, als ik vraag waarom er zoo lang
zaam geladen wordt, „en die kunnen we niet
zoo gauw in voldoende hoeveelheid bij el
kaar krijgen. De andere krachten werkten te
langzaam, we schoten njet op. Dit jaar ver
liezen we zeker met den uitvoer; de door de
Sovjet gecharterde schepen worden door
haar betaald, en nu er zoo veel te wachten
liggen, kost ons dat een hoop geld."
De waarheid wat betreft de arbeiders Is
echter, dat Amerika als eerste, en verschei
den andere staten daarna, geen hout meer
wilden ontvangen, dat door dwangarbeiders
geladen werd, zoodat voor die staten nu ge
laden moet worden door' gewone arbeiders,
die veel duurder zijn en het bovendien ver
tikken, om langer dan 8 uur per dag te wer
ken.
„Wat voor menschen waren dat dan vrc :-
ger?" vraag ik onnoozel, „menschen die dit
werk niet gewend zijn?" en ik denk daar
bij aan enkele geestelijken en gestudeerden,
die ik zag sjouwen of over wie ik een en an
der gehoord heb.
„Gevangen boeren, die het best kunnen".
„Om politieke redenen gevangen geno
men?"
„Nee, wegens diefstal, ze zijn te dom voor
politiek", en met diefstal bedoelt hijniet ge
i'eigd te zijn je boerderij-of vee, waarvoor je
lang gezwoegd hebt, zoo maar aan den
staat af te staan.
Met enkelen spreek ik, maar alleen van
hen, die Duitsch kennen, kom ik wat meer
bijzonderheden te weten.
Een oude man uit Tugke^tan, die, naar
zijn trekken en fijn-besneden gezicht te oor-
deelen, in zijn land iemand van hoogen rang
is drie jare dwangarbeid. Een geestelijke
uit St. Petersburg... vijf jaren lang hout
sjouwen; of hij dat volhoudt?
Bij een paar boeren heb ik meer succes.
Ze komen uit de Duitsche Wolgarepubliek,
vanwaar kortgeleden zooveel doopsgezinden
wegtrokken.
„Waarom bent u eigenlijk gevangen geno
men?" vraag ik.
„Dat weet ik niet, ik geloof, omdat ik te
ijverig werkte en omdat ik vroeger wat be
zat. Mijn vee was me al lang afgenomen."
„En waar zijn uw vrouw en kinderen?"
„Daar hoor ik niets meer van, ik geloof
dat ze in de bosschen werken. Ik ben nu al
vier maanden hier, maar heb vijf jaar dwang
arbeid gekregen. De toestand is verschrikke
lijk; we krijgen droog brood te eten en wat
thee, meer niet. Ook de hygiënische toestand
is slecht; door den omgang met de Russen
krijgen we veel ongedierte, waar wij niet
aan gewend zijn, en dat vaak besmettelijke
ziekten veroorzaakt. Somt komt het Roode
Kruis, en worden onze kleeren uitgestoomd,
maar, daar we maar één stel kleeren heb
ben, moeten we dan naakt, en in de open
lucht, wachten tot ze gereinigd zijn. Nu het
warm is, kunnen we gelukkig nog eens een
bad nemen in de rivier".
De'ander, die al langer hier is, vertelt me.
„Van de ploeg waarmee ik in de bosschen
werkte dezen winter, zijn er drieduizend om
gekomen Redding door een opstand is
niet te verwachten; organiseeren is onmoge
lijk. en door de censuur weten de menschen
in het Noorden niet wat er in het Zuiden
gebeurt. Alleen op de volken van West-Euro
pa is onze hoop gevestigd".
Arme kerel, denk ik, dan zal je lang kun
nen wachten, West-Europa is bezig zich te
ontwapenen, en ziet zelfs niet het gevaar van
dit militairistische Rusland.
We probeeren hem op te beuren en vertel
len dat er weer een opstand is in de Oekra-
jine, misschien dat die nu wel eens stand
houdt. Mistroostig schudt hen het hoofddie
opstanden zijn al zoo vaak geprobeerd....
Even later tracht ik nog eens iemand aan
het praten te krijgen.
„Sprechen Sie Deutsch?"
Hij knikt ontkennend, maar wijst op zijn
vriend die iets verder werkt.
Vol bitterheid lucht deze meteen zijn ge
moed: „Ik ben een Oostenrijker, kom uit Bo-
hemen. In 1917 werd ik krijgsgevangen ge
maakt en met anderen in een kamp onderge
bracht. Na de^revolutie en het sluiten van
den vrede kreeg ik echter mijn vrijheid niet
terug, maar werd zonder eenigen vorm van
proces, zonder voor eenige rechtbank te ver
schijnen, tot dwangarbeid verplicht. Reeds
13 jaar werk ik nu zoo, eerst in Siberië, de
laatste jaren hier, naar hoe lang het nog
duurt, weet ik niet. Ea zoo zijn er nog veel
krijgsgevangenen hier. Af en toe is het niet
uit te houden, wordt je gekgek van ver
drietvan woede, vanvan machte
loosheid!"
Zenuwachtig loopt hij heen en weer, kijkt
meteen of we soms bespied worden.
„Maar kan de Oostenrijksche regeering er
dan niets aan doen?" Ach, ik vergeet op dat
oogenblik dat Bohemen nu bij Tsjecho-Slo-
wakiie behoort welks regeering misschien
weinig voelt voor soldaten dié onder Oosten
rijksche vlag vochten.
„Nee, niets."
„En weet uw familie dat u hier bent?"
,Ja, verleden jaar kreeg ik nog een brief,
maar ook zij kunnen me niet helpen. Och,
kon ik maar wegkomen; een vriend van me
is het gelukt naar Amerika te ontsnappen"
Ik geef hem wat sigaretten, die hij alleen
achter een houtstapel durft aan te nemen.
En even later loopt hij weg, „man achtet
auf uns"
En zoo zijn er hier duizenden en duizen
den gevallen, elk op zich zelf een in-droeve
tragedie. En eiken dag komen er nieuwe bij,
en niemand die zich hier meer durft te ver
zetten tegen deze tyrannietegen deze
zegeningen van den heilstaat
Een maand later, op een nacht, vertrekken
we.
Uit barakken klinkt weemoedig gezang
over de blauw-lichte Dwina.
Westen! Waakt!
Onze Staatsmachine.
Gelijk sedert jaren het geval pleegt te zijn
zullen onze lezers in een paar artikelen in
deze serie een n ander vinden uit en over de
Staatsbegrooting voor het komende dienst
jaar. We onderstrepen het woord een en an
der, omdat het natuurlijk niet mogelijk is in
deze rubriek meer te geven dan de hoofdza
ken en de voornaamste cijfers, 'terwijl be
schouwingen daaromtrent wel achterwege
moeten blijven. Het spreekt vanzelf, dat de
geiheele gedrukte Staatsbegrooting, waarbij
nog die van Oost- en West-Indië niet eens
benooren, een heele papieren stapel is. Er
moet heel veel werk noodig geweest zijn om
haar samen te stellen en haar druk feilloos te
doen verschijnen.
Allereerst iets over de eindcijfers der be
grooting. Die bedragen voor 1931 wat be
treft den gewonen dienst 612.543.367 in
de uitgaven en 603 447.281 voor de in
komsten. Zoodat het geraamde nadeelige sal
do wordt geschat op niet minder dan
9.096.086. Zal dit inderdaad het geval
wezen? Men weet, dat onze minister van fi
nanciën de naaste toekomst door een zeer
donkeren bril bekijkt. Laten we het beste ho
pen aan de hand van dè ervaring van vorig?
jaren. Sedert 1924 sloot de gewone dienst
met een voordeelig saldo. Over 1929 was dat
groot ruim 50 millioen gulden, dit overschot
werd echter weggewerkt door het nadeelige
saldo op den kapitaaldienst groot 62 mil
lioen, zoodat de geheele dienst 1929 een na-
deelig saldo opleverde van ruim 12 millioen
Wat het loopende dienstjaar 1930 aanbe
lang, werd op den gewonen dienst een voor
deelig saldo geraamd van 7.164.487, welk
saldo bestemd was als stootkussen ter opvan
ging van den schok, dien de begooting van
1931 zou ontvangen als gevolg van de invoe
ring van de nieuwe wet op de finascieele ver
houding tusschen het Rijk en de Gemeenten,
sedert werden verschillende hoofdstukken der
begrooting 1930 verhoogd, terwijl reeds be
kend is, dat nog meerdere suppletoire begoro-
tingen te wachten zijn. Ten gevolge van een
en ander zal het aanwezige overschot een
verdere daling ondergaan. Daar staat intug-
schen tegenover, dat ae opbrengst der midde
len over de eerste maanden de raming met
een niet onaanzienlijk bedrag heeft over
schreden, zoodat, naar het zich laat aanzien,
wel als waarschijnlijk mag worden aangeno
men, dat 1930 wat den gewonen dienst be
treft met een overschot zal sluiten. Tegenover
dit overschot staat echter een geraamd nadee-
lig saldo op den kapitaaldienst van ruim 74
millioen.
Het is in financieele aangelegenheden
steeds interessant om vergelijkingen te tref
fen. Nemen we eens een begrooting van ruim
twintig jaar geleden (1908), dan zien we, dat
de geheele Staatsbegrooting toen nog geen
200 millioen gulden bedroeg (ruim 194 mil
lioen gulden). Zelfs wanneer sedert de waar
de van het geld steeg met 100 percent, dan
nog blijft een restant van ruim twee honderd
millioen gul/den, waaruit valt waar te nemen,
hoezeer de staatshuishouding in de laatste
jare nwerd uitgebreid en tot welk een prijs
dit geschieded. Het zijn voornamelijk de
departementen van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen en van Arbeid, Handel en
Nijverheid, die deze verhooging op hun ge
weten hebben. Zoo overschreden beide depar
tementen ook dit jaar weder de raming en is
de begrooting voor 1931 van het eerste de
partement weer bijna zes millioen en die van
het tweede ruim één millioen meer. Merk-
waardigheidshalve voegen we aan deze cij
fers nog toe, dat 80 jaar geleden, n.1. in
1850, toen de eerste jaarlijksche begrooting,
werd ingediend, deze een totaalcijfer aan
wees van nog geen zeventig millioen. Wel is
sedert een en ander veranderd.
Uit de in de nota van den minister mee
gedeelde cijfers blijkt, dat in 1929 op acht
departementen tot een totaal bedrag van
5.534.656 minder uitgegeven werd dan ge
raamd was, waar echter tegenover staat, dat
de resteerende departementen niet minder
dan 10.765.548 meer aanvroegen dan hun
bij de begrooting was toegestaan, zoodat
hier een overschrijding bleef van ruim vijf
millioen gulden.
Wat nu de verwachting omtrent de inkom
sten betreft, die geraamd worden op ruim
03 millioen gulden, daarvan schrijft de mi
nister: Aangenomen mag worden, dat de op
brengst van 1930 in het daaropvolgend jaar
niet zal worden overschreden. Sommige mid
delen zullen onder invloed der depressie sta
biel blijven, d.w.z. hun natuurlijken groei
zullen ze zich zien ontgaan. Anderen zullen
zelfs terugloopen. Een derde groep zal, het
zij dat ze reeds in 1930 den invloed der de
pressie sterk hebben ondergaan, hetzij om
dat ze minder den welvaartstoestand dan de
bevolkingstoeneming plegen te volgen, wel
is waar ook in 1931 in opbrengst kunnen
toenemen, maar dit accrès zal dan minstens
worden opgewogen door wat bij andere mid
delen aan absoluten teruggang zal zijn op
te merken. De mogelijkheid van een totaal-
accrès tusschen het loopende jaar en het
aanstaande begrootingsjaar is dan ook thans
wel geheel uit te schakelen. Het beste wat
verwacht kan worden is een gelijkblijvende
totaal-opbrengst in 1931 aan dat van 1930.
Een volgend maal geven we een begroo-
tmgsoverzicht der verschillende departemen
ten.
Pluimveeteelt
Vragen, deze rubriek betreffende, kunnen
door onze abonné's worden gezonden aan
Dr. te Hennepe, Diergaardesingel 96a te
Rotterdam. Postzegel voor antwoord inslui
ten en blad vermelden.
OVER POKKEN EN KLEINE DIEREN.
Even een paar korte wenken naar aanlei
ding van vele brieven die ik in de laatste
paar weken kreeg. Ik zal een paar typische
brieven overnemen:
Overloón. Ik heb 100 witte leghorn kui
kens, grootendeels aan den leg. Nu heb ik er
al verschillende bij die een soort wratjes op
de kam en lellen krijgen. Eerst zien ze er
geel uit, later komt er een zwarte korst op.
Ik heb al eens gedacht aan pokken. De eet
lust is goed en ze zijn ook heel vlug. Diph-
therie geloof ik niet dat er bij is, want het is
's avonds heel rustig in het hok. Gaarne ver
neem ik van U wat ik doen moet, ze zijn nief
ingeënt.
Rimburg. Wij hebben een ziekteverschijn
sel waarvoor wij uw raad willen inroepen.
Ten eerste krijgen de kippen witte puistjes op
kam en lellen en na een paar dagen zijn
deze zwart en deze puistjes groeien tot de
grootte van een vingertop. Later zijn de
oogen ontstoken en het vocht, dat- uit de
oogen loopt is besmettelijk. Waar het loopt
is alles zwart. Er is tot nu toe geen dier ge
storven, maar eten doen ze niet meer.
Tweede verschijnsel: De dieren hebben een
ziekte in den hals, tenminste volgens het ge
luid wanneer zij adem halen en krijgen
blauwe kammen. Aan deze ziekte is er een
gestorven. Zoo gauw als zij de ziekte heb
ben eten ze niet meer.
Nu heb ik onlangs al een artikel over diph-
therie en pokken geschreven en moet de lezers
daarnaar verwijzen. Ik wil er wel even in het
kort op terugkomen, daar er tegenwoordig
veel geklaagd wordt over pokken. Beide eige
naars hebben onder hun kippen pokken vol
gens de beschrijvingen en de tweede heeft ei
bovendien diphtherie bij. Ik merk op dat beide
ziekten door dezelfde smetstof veroorzaakt
worden, die het eene oogenblik uitslaat naai
de huid en dan wratjes vormt, die men pok
ken noemt, terwijl de andere maal de slijm
vliezen van keel, luchtpijp, neus, traanbuis,
cogen, ontstoken worden en men spreekt van
diphtherie.
Hierbij vormen zich gele vliesjes op de
slijmvliezen. Als men ze er af krabt blijft er
een bloederige plek over. Of nu de entstof
dit jaar minder sterk is, dan wel dat er iets
anders aan de hand is dat we niet weten,
maar we zien thans veel pokken en weinig
diphtherie. Bij genezing verdrogen de pok
wratjes en vallen af. Soms slaat de ziekte op
de huid over van den hals en de borst en
dieren zijn dan zeer ziek en sterven. Als ge
neesmiddel heb ik de enting besproken en als
deze bijtijds geschiedt heeft men weinig ge
vaar van deze ziekte. De zieke dieren kan
men behandelen met kopbaden van kalium-
permanganaat. Overigens is er weinig aan
te doen en kan men met groote koppels ook
niét aan individueele behandeling denken.
Maar nu wat anders, iets aangenamers.
De jonge dieren die op tijd gebroed zijn, zijn
nu aan den leg begonnen en de eieren bren
gen aardig wat op. Nu kreeg ik echter brie-
vefi met klachten dat de eieren zoo klein zijn
en weinig opbrengen. Sommigen vragen al
of dat beter zal worden of dat ze die kippen
maar op moeten ruimen.
Jonge kippen die pas aan den leg gaan
leggen steeds kleine eieren, soms wegen ze
maar 40 gram, soms 42, 45 a 50 gram. Ik
heb van mijn jonge kippen ook eieren van 47
gram, hoewel deze gebroed zijn uit groote
eieren en de hanen eveneens van groote eie
ren gebroed zijn. Kippen die in den zomer
aan den leg gaan zijn meestal zeer vroeg
gebroed en vroegbroea kuikens gaan jonget
aan den leg dan laatbroed kuikens. Het ge
volg is dus dat ze nog niet zoo goed ontwik
keld zijn en in verhouding kleinere eieren
ieggen dan jonge hennen die wat later ge>
broed zijn en ook in verhouding later aan
een leg gaan, dus beter uitgegroeid zijn. Kip
pen die dus later in den herst aan den leg
gaan leggen ook grootere eieren om te begin
nen.
Nu scheelt mij dat ap vandaag 4 cent per
ei, vóór de kleine maak ik 5 cent en voor de
groote 9, doch er is niets aan te doen. Kip
pen die direct groote eieren leggen zijn meest
al dieren die erg laat beginnen te leggen,
die z.g. niet vroegrijp zijn en zulke kippen
zijn over het algemeen slechte legsters, hoe
wel niet altijd. Bovendien zal een kip die be
gint met kleine eieren te leggen, minder kans
hebben op inwendige verwondingen. Hef
lichaam van de kip went dan als het ware
vanzelf er aan om grootere eieren te laten
passeeren. Vaak is het gevolg van te groot:
eieren in bet begin dat de legdarm uitgepers'
wordt en dat geeft weer aanleiding tot aller
lei- misère.
Wij behoeven ons bij goed gefokte kippen
absoluut niet bezorgd te maken als ze in den
beginne kleine eieren leggen, dat wordt van
zelf beter. De vraag is nu maar hoe lang
mag dat duren? Dat hangt natuurlijk voor
een groot deel af van het ras der kip, de er
felijke eigenschappen en het voer, maar als
tegel kunnen we verwachten, dat de kip eie
ren gaat leggen van 57 gram, als zij onge
veer 30 a 40 eieren gelegd heeft. Sommige
kippen blijven steeds kleine eieren leggen en
dat is vaak een ernstige fout van den fokker,
die bij zijn fokdieren wèl op groote produc
tie maar niet op flinke eieren gelet heeft. Zoo
heeft ons land op het oogenblik een leelijk?
strap met een paar toornen Hollandsche kip
pen op 'n internationalen legwedstrijd in En
geland. Ik ben daar onlangs geweest en het
was niet aangenaam op de hokken te zien,
dat deze Hollandsche kippen wel flink ge
legd hadden, doch onder aan de lijst stonden
omdat ze haast allemaal te kleine eieren leg
den. Holland legt het daar op dien wedstrijd
tegen andere landen leelijk af.
Behalve kleine eieren leggen pas begin
nende jonge hennen soms ook eieren zonder
schaa! of dunschalige eieren. Ook daarover
behoeft men zich niet ongerust te maken. Bij
jonge kippen zijn vaak de legorganen nog
niet geheel gereed om met volle kracht te
werken en zoo wil het dan wel eens gebeuren
dat de dooiers wel snel gevormd worden, het
eiwit eveneens, doch de kalkklieren achter
blijven. Ook dit gebrek verbetert bij goedge
okte en goed gevoede jonge hennen hee
spoedig. Dr T£ henN.EPE-
Ook de Oostersche vrouw weet
dat Purol de huid gaaf en gezond
maakt en bovendien fluweelzacht.
Een en ander uit de Staats-
begreoting 1931.