Alkmaarsche Courant. Het kostbare meesterstukje Van mijn Palestijnsche reis Jiad:xmieutvs ZIEK leuiMeton Stad en Omgeving. Honderd vier en dertigste Jaargang. DoiHlerdai? 14 Januari. No. 11 1232 Vrijdag 15 Jan. 1932. Hilversum 1875 M. (Vanaf 6.45—12 00 V.A.R.A.-uitz. Vanaf 12.00—4.00 A.V.R.0- uitz. Vanaf 4.00—8.00 V.A.R.A.-uitz. Vanaf 8.00—11.00 V.P.R.O.-uitz. Vanaf H-OO— 12.00 V.A.R.A.-uitz.). 6.45—7.00 en 7.30— 7.45 Gymnastiek. 8.00 Gramofoonplaten 10.00 Morgenwijding. 10.15 Voordracht. 10.30 Het V.A R.A.Septet o. 1. v. Is Eyl 11.00 Voordracht. 11.1512.00 VARA. Septet. 12.00 Concert door het Omroep-Or- kest o. 1. v. Nico Treep. 2.00 Voor de scho len. 2.30—4.00 Concert door het Trio van Restaurant „Winkels" te Amsterdam. 5.00 Gramofoonplaten. 5.15 Concert door het V.A.R.A.-orkest. 6.00 Gramofoonplaten. 6.15 Voortzetting concert V.A.R.A.-orkest. 6.43 Voordracht van mej. dr. N. A. Bruining. 8.30 Concert. 9.00 Voordracht van dr. A Groeneveld. 9.30 Voortzetting concert. 10.00 Vrijz. Godsdienstig Persbur. 10.05 Vaz Dias. 10.15 Declamatie door Martien Beversluis, (eigen werken). 10.45 Gramofoonplaten. 11.0012.00 Gramofoonplaten. Huizen 298 M. (Algemeen programma te verzorgen door K.R.O.). 8.009.15 Gramo foonplaten. 10.00 Idem. 11.30 Ziekenuurtje. 12.15 Concert door het K.R.O.-juintet. 2.00 Gramofoonplaten. 3.00 Evert Haak geeft een orgelconcert. Zang door mevr. Classen Hasselman. 4.30 Reportage v. d. Sterren wacht te Leiden. 5.30 Concert door het K.R.O.-Kunst-ensemble. 7.10 Voordracht over Vincent van Gogh. 7.45 Inleiding. 8.00 —10.30 Concert door het versterkt K.R.O.- orkest m. m. v. solisten. 9.00 Vaz Dias. 10.30 —12.00 Gramofoonplaten. 2e en 3e acte der Opera „Madame Butterfly" van G. Puccini. Radio-Paris 1725 M. 8.05 Gramofoonpla ten. 12.50 Idem. 1.25 Idem 9.05 Allerlei 9.50 Concert. Daventry 1554 M. 10.35 Morgenwijding 11.05 Voordracht. 12.20 Gramofoonplaten 1.00 Orgelrecital door Walter S. Vale. 1.50 Gramofoonplaten. 4.20 Concert door Mo- schetto en zijn orkest. 6.50 Viool- en Piano sonates van Beethoven. 8.20 Opera-concert. 9.55 Kamermuziek door Strijk-quartet en vocale solisten. 11.2012.20 Dansmuziek door The Savoy Orpheans van The Savoy Hotel. Kalundborg 1153 M. 11.20 Concort door het Orkest van Hotel „D'Angleterre". 2.20 —4.20 Concert door Omroep orkest. 7.30 Opera-muziek door Omroep-orkest o. 1. v. Emil Reesen. Daarna Russische muziek door Omroep-orkest. 9.10 Tooneel. 9.5010.15 Concert voor luit. Dansmuziek. Langenberg 473 M. 6.25 Gramofoonpla ten. 11.20 Idem. 12.251.50 Middagconcert. 4 205.20 Concert met solo-sopraan e.a. 7.20 De 55e Symphonie van Joseph Haydn. 7.50 „5 Jaren Langenberg". Jubileum-pro gramma. Tot 11.20 volgt dansmuziek door Leo Eysoldt en orkest. Brussel 508 en 338 M. 5.08 M. 12.35 Gra mofoonplaten. 5.20 Omroep-orkest. 6.20 Gramofoonplaten. 6.50 Idem. 8.20 Omroep orkest. 8.50 Tooneel. 9.20 Voortzetting con cert. 9.50 Radio-tooneel. Comedie. 10.05 Slot concert. 338 M. 12.35 Gramofoonplaten. 5.20 Omroep-orkest. 6.20 Gramofoonplaten. 8.20 Concert van werken van Vlaamsche compo nisten. Zeesen 1635 Af. 6.50 Radio-tooneel. 8.00 Concert door het Norag Orkest o. 1. v. José Eibenschütz. 8.50 „Strassenronde" van Arno Schirokaiier. Daarna uitzending ten gunste v d. werkloozen. Rome 441 M. 8.20 „Boccaccico" Operette van Franz von Suppé. door gevatte koude, zwaar gevoel in hoofd en ledematen, Influenza, Griep, Rheumatische pijnen, alsook vastzittende Hoest: in al deze gevallen zullen Mijnhardt's Poeders U spoedig helpen. Doos 45 ct. Bij Uw Drogist. Uit het Engelsch door mej. C. M. O. de W 58) De man van zaken die Sir Arthur was, was veel te verstandig om een haastig besluit te nemen en heGwas toch best mogelijk dat hij alles vffkeerd begrepen had. Hij wou graag dat er in di geval recht geschiedde maar hij wou de be slissing liever aan anderen over laten. En toen de oude n.an nogmaals vroeg of hij het stak in Park Lane mocht komen halen, kreeg hi: een beleefd maar niettemin weigerend antwoord. Mijnheer Gedge, mijn dochter be waart dat schilderstuk voor uw nichtje, dat naar men mij in het ziekenhuis heeft medegedeeld op wreedaardige wijze door iemand behandeld is Zij gelooft en dat doen wij beiden, hetgeen uw nichtje ver teld heeft, hoe zij in het bezit kwam van dit kostbare stuk, een verhaal dat door uw bediende bevestigd werd. Indien U uw aanspraak toch wilt laten gelden dan vrees ik dat u zich tot den rechter mjet wenden. Deze woorden die met klem werden uitgesproken troffen den ouden man als ee.j donderslag. De oude man begreep ol het spel uit was, maar zoodra de eerste schok voorbij was, kon hij zijn woede nauwelijks bedwingen. Door zijn eigen dwaasheid had hij het grootste geluk dat hem kon ten deel vallen, weg geworpen. Door Rabbijn S. Ph. DE VRIES Mzn. 10. EEN DAG IN DE KOLONIES. Eigenlijk zijn we wel een beetje dom ge weest, dat we geen auto hebben genomen Maar als er van schuld sprake kan zijn, dan mag ik mijzelf van het grootste gedeelte vrij pleiten. Dr. Engel bekrimpt zich hevig. Hij reist als ambtenaar op kosten der organisa tie. En deze worstelt met ontzettende moei lijkheden, waarvan het gebrek aan geld waar lijk niet de kleinste is. Doch de autobus heeft voor een keer ook hare aantrekkelijkheid. En hare leering. Zoo gingen wij te zamen. De gaan uit Tel-Aviv noordwaarts de Vlakte van Scharon in; zullen beginnen bij de meest noordelijke nederzettingen, die wij vandaag weer huiswaarts afzakken. De lelie van Scharon 1) geurt thans niet overvloedig in de gaarden en op de akkers, die zich langs onzen weg, de heerlijke baan van asfalt uit strekken, zooals anders in de vele milde maanden van het jaar en gelijk eenmaal in de overoude tijden, die den Bijbel en den Tal moed kenden. Maar het land herleeft. Over al tuinen en ontginningen en nieuwe Jood- sche kolonies, die op hun tijd de lucht met den adem van hun bloesems en vruchten ver kwikken en die hun geuren dan zenden tot aan de zee en de atmosfeer van Tel-Aviv er mede vullen. Welsprekende getuigen van den kamp en de volharding en het idealisme der kolonisten, die èn de woestijn herscheppen in bewoonbaren grond èn zichzelf als worstelen de tot kundige boeren vormen. Het is een ge meenplaats in den gerechtvaardigden Neder- landschen nationalen trots, dat het lage land aan de zee eens ontwoekerd is aan ae baren. Ginds wordt het land thans ontwoe kerd aan eeuwenlange verwoesting, verwaar- loozing, versteening, verarming, uitputting, ondergang. Hier te lande zijn waterbouwkun digen gegroeid. Ginds groeien landbouwers uit het volk van het Boek en van den handel. In een andere terminologie zou ik moeten schrijven: uit den sjacher komen zelfbewuste arbeiders, kloeke boeren en boerinnen. Wie het wist gelooft het nauwelijks, en wie het ziet wrijft zich de oogen uit, als uit een lan gen diepen slaap ontwakend. En moet dan gewennen aan het gezicht. En kan het eerst langzaam begrijpen en beleven, hoe de stad van Joden stedebouwers en de grond hen tot boeren maakt. Uit aller heeren landen zijn ze aangekomen. Menschen van allerlei slag en beroep vinden we hier als ontginners, als planters. Vinden we hier terug. Want we tref fen er verscheidene, die wij of die ons herken nen van congressen en conferenties waar zij, als wij, aanwezig waren uit verschillende wereidstreken in gansch andere verschillen de wereldstreken in gansch andere verhou- ring en roeping. Ik zie hen op het land, op den ezel, achter de ploeg, te paard, achter de koeien. Ik zie jonge vrouwen uit verschillende behuizingen koeien drijven naar de gemeen schappelijke weideolaatsen, waar nu weinig is te grazen. Het vee ziet er waarlijk goed uit en welverzorgd. Over groote uitgestrekt heden ligt de bodem nu omgeploegd of in be werking. En waar de bruinachtige aardklui ten niet bloot liggen, ziet de vlakte en zien de hellingen niet troosteloos kaal en zwart. We hebben intusschen den K'wiesch, den geasfalteerden heirweg, verlaten, en langs moeilijke zandwegen ons eerste station Magdiël berèikt. Reeds steenen huisjes en nog houten barakken We gaan naar de school. Ook nog barakkenbouw. Een paar onderwijzeressen spelen en leeren met de kleintjes buiten. Dat is de Fröbelschool der nederzetting! Gan-jeladiem in het He- breeuwsch, letterlijk uit het Duitsche Kinder- garten overgenomen. O, die Hebreeuwsche kinderen! Overal. En in de kolonies in het bijzonder. Veel kinderen. Mooie kinderen. Kinderen of kleinkinderen van in Oost-Euro- peesche ghetto's geborenen hier spelend in het vrij levenslicht van het nieuwe land. Alles Hebreeuwsch ook hier. En het is een bijzondere lust de Hebreeuwsche conversatie dier kinderen te beluisteren. Dat moet voor al de twijfelaar doen, die nog niet gelooft, dat het Hebreeuwsch springlevend is. Ik ge loof me niets te verbeelden, wannear ik uit den monder der kinderen in de scholen, op straat en in de velden, een ander Hebreeuwsch verneem, dan uit den mond der ouders. Bij dezen is het aangeleerd. Bij het nieuwe geslacht van Palestijnsehen bodem is het natuur. Taalfouten niet zuinig. Heerlijke grajnniatische zonden! En intusschen groeit en bloeit uit hunnen mond de oude nieuwe ^^_Zij_zijn^de makers. Er is hier te weinig En nu was hij niet alleen beroofd van de van Roon. Hij had het vertrouwen en de genegenheid van Willem verloren. In zijn eerste smart van zijn nederlaag besefte S. Gedge nog lang niet wat dit voor hem beteekende; dal zou hij twee dagen later ondervinden. Het eerste wat Willem deed toen Sir Arthur den winkel verlaten had was naar net ziekenhuis gaan. Hier werd hij ontvangen door een van het personeel die hem mededeelde dat de toestand van de zieke te ernstig was om iemand toe te laten, en, voegde men er bij, mocht zij herstellen, dan was het best mogelijk dat haar hersens niet tegen den uitge- stanen schok bestand bleken. De dokter die later het geval met den jongen man bepraatte was zoo openhartig cmdat hij zeer verlangend was te weten wat er eigenlijk met haar gebeurd was. Het meisje was gruwelijk mishandeld, zij had wonden aan hals en schouders die hem deden denken dat zij met iemand gevochten had om haar leven tc verde digen; dit wist hij door de woorden „ie zij in haar ijlende koortsen had uitge sproken. Zij scheen doodsbang te wezen voor een man van wien zijn voortdurend sprak als Oom Si. De dokter vroeg Wil lem ernstig wie die geheimzinnige Oom Si toch was. Hij- werd genoodzaakt alles wat hij wist omtrent die man te vertel len, want er moest onderzocht worden of dit niet een zaak was waarvan men de politie moest kennis geven. Willem was hevig verschrikt door den loop dien de zaak had genomen. De schellen waren hem van de oogen ge rukt met een geweld dat hem schier doodde. Hij had zijn meester vertrou vd zooals hij iedereen vertrouwde en nu onderwijzend personeel. Voor twee klassen staat een leerkracht. Het hapert aan het geld. Niet echter aan de leermiddelen. Die schep pen deze jonge menschen zelf. Even modern als Hebreeuwsch. We gaan de klassen door, hooren in de eerste de aanvangen van het leesonderwijs, verderop van het rekenen, en zoo verder. Moet ik U nogmaals herinneren: in het Hebreeuwsch! In de gecombineerde derde en vierde klasse hoor ik ooi. jongens en meisjes het Lied van Debora 2) uit het hoofd opzeggen, en naar gelang van de ge stelde vragen verklaren en omschrijven. De barak-school is te klein geworden. Er is een nieuwe Synagoge in aanbouw. Ginds. Ze is al onderaak, maar nog niet geheel af. In één der nevenlokalen is tijdelijk een klassencom- binatie ondergebracht. Ook hier wordt gewoekerd! Met tijd en met krachten. Het leerarencorps van het jonge Palestina vormt een afzonderlijk hoofdstuk van heldhaftigheid en opoffering in den opbouw van het iand. De Synagoge ïn gebruik is een houten ge bouwtje of eigenlijk maar een deel ervan. De nieuwe is van steen, groot en hoog. Voor het eerst verneem ik hier, dat deze bouw ook be doeld is als wijkplaats voor de vrouwen en kinderen en als vesting ter verdediging bi] mogelijke overvallen, als waarvan de geschie denis van den opbouw al een paar donkere bladzijden telt. Schrikt ge daarvan? De men schen ginds vertellen het U in philosophie- sche kalmte, in de rust en den ernst van vast beslotenheid en zelfvertrouwen. We houden ons lang op in deze stille nederzetting, dié nog niet in het groote ver keer is opgenomen. Te lang, om ook nog wat noordelijker naar een andere zuster-kolonie K'far Saba te gaan. In een soort wacht huisje, waar ook spuitwater, fruit en allerlei verfrissching en versnapering voor den reizi ger is te krijgen, zullen we op de autobus wachten, die vandaar moet komen. „En zie er komen kameelen aan!" 3) Een heele kara vaan. Ook zij hebben hier een station op hun nen toch naar Haifa, waarheen ze hun ladin gen vervoeren. Als de straatweg naar Haifa, die hierlangs reeds zichtbaar is geprojec teerd, geheel gereed zal zijn, dan nog zullen de kameelen hier nederknielen. Want tegen deze karavanen heeft nog geen vervoermid del kunnen concurreeren. Ik zie verder in de rondte en ontwaar een paal met een houten bord eraan, waarop een opschrift; natuurlijk een Hebreéuwsch op schrift, een waarschuwing: „Het is verboden op Sabbath en feestdagen met voertuigen hier te komen". Ik ken deze waarschuwingen reeds van buurtvereenigingen om Jeruzalem En ik zal ze nog vaker zien. Zooals ook de over staken gespannen draden, die 't Sab- bathgebiedTchoem afbakenen, waar binnen men zich dan als afgesloten domein, zoo ongeveer als het te-huis-gebied, beweegt Daar komt een lid van den Raad der kolo nie aan. Hij is ook postmeester. Dr .Engel wijst hem aan en wil mij voorstellen. Onnoo- dig. Hij roept mij reeds 't „Schalom" toe, want hij herkent mij en frischt, mij de hand schuddende, mijn geheugen op. Tien jaren geleden waren wij samen bij een congres en een Mizrachie-Wereldcónferentie. Toen kwam hij uit Warschau en was hij koopman. „Hoe het hem hier gaat?" Hij kijkt me, half lachend, half verwijtend aan: „Wat doet er dat eigenlijk toe? Ikbenimmershier! Al wat ge hier in het rond bebouwd ziet en groen is van ons. Dat heb ik helpen tot stand brengen. Wat zwart is, is van de Arabie ren". Het is treffend de vreugde te zien, die deze menschen hebben in en met hun werk; roerend, het geluksgevoel te ontwaren, dat hen verwarmt door hun verblijf en met hur. roeping in het land. Dat zet hen over alles heen. De autobus voert ons naar Ramataim Hier wonen eenige kolonisten uit Holland Schoolkinderen, die met ons mede zijn ge reisd, wijzen ons het huis van Schaap. We treffen hem thuis. Ik zou hem niet graag ge mist hebben, hem, eenen zoon van mijn leeraar, die het eerst mijn tred heeft geleid op het oude pad van het Joodsche weten, en die nog kort geleden van Holland uit hier bij dezen zoon een bezoek heeft afgelegd. Ont haal en herinneringen. Hij voert ons over zijn bezit. Hier zie ik het werk. Hier zie ik ook het leven van de jonge werkers. Daar groeit de crebfoot, de nog nieuwe cultuur, die voor de toekomst wat belooft. Daar bloeit de Ethrog. Een laag boompje, niet veel meer dan een struik. En de vrucht draagt thuis den naam van cederappel! Dat is een der plant- en vruchtsoorten, die als plantenbun- del op het Loofhuttenfeest diensten als sym bool vervult 4). De ceder en dit boompje! 1 1 1 L - I kwam de ontgoocheling die hem ver blindde, zijn leven kon zoo niet voort gaan. Zijn eigen wereln was tinslotte niets meer dan het paradijs van een dwaas. Het was verkeerd dat hij de oogen gesloten had voor de verdorven heid der menschen en hun zwakke dwaasheid en bij gevolg stond hij nu op den rand van een afgrond. Twee dagen nadat deze vreeselijke ontdekking zijn houding tegen over het leven had veranderd, deelde hij zijn baas mede, da hij niet bij hem kon olij ven. Het was een harde slag voor den ouden man. Geen oogenblik was dat bij hem opgekomen. Hij was gewoon ge worden den goeden, eenvoudigen jon gen te beschouwen als iemand die heel weiniv verstand had zoodat hij voor alle pr^ctische doeleinden een deel van zich zeif was geworden. Het was zoo iets onbegrijpelijks voor S. Gedge dat iemand, die hem jaren trouw gediend had zulk een stap doen kon dat hij er aan twijfelde of hü het w erkelijk meende. Het moest een scherts zijn. Maar de wensch is de vader der ge dachte en al mocht het gezic t van den ouden man den laatsten tijd zijn achter uit g -aan, hij zag de verachting, die uit Willems' oogen sprak, nog zeer goed. Ik kan je niet missen, jongen, zei hij zachtjes. En dat was inderdaad de volle waar heid. Dezen volkomen eerlijken en be trouwbaren jongen man te moeten mis sen, een jongen, die aan zijn manier van doen gewend was geraakt, voor wien gee- dagtaak te lang of te zwaar was, die altijd beleefd en opgewekt was, wiens scherpe jonge oogen en bijna won derlijk goede „neus" om iets goeds op Geen vergelijking; geen gedachte. Er zitten bloemen aan, maar ook volgroeide groene vruchten; citroenvormig, die straks een poos na den pluk ook citroenkleurig zullen zijn geworden. Bloem en vrucht tegelijk. En we gedenken samen de Talmoedplaats 5) en den wijze daar, die meent, dat om deze reden de vrucht den naam draagt, dien de Torah haar geeft 6). Schaap is op de hoogte. We werpen ook een blik in zijn huisbibliotheek: vakkundige werken; het belangrijkste der wereldlitteratuur en der moderne Joodsche naast ook Bijbel, Mischnah, Talmoed, Mai- monides en anderen. Hij is heelemaal geen uitzondering. Zoo heb ik het elders ook ge zien. Bij sommigen dezer jonge boeren zelfs responsenlitteratuur op het gebied der gods- dienst-codices. Om misverstand te voorko men: het is bij velen wetenschappelijke in teresse en niet altijd een bewijs van wat we gewoon zijn orthodoxie te noemen. Een zorgenkind was Ramatain, ook voor de Nederlandsche Zionisten. Zorgen, onnoe melijke zorgen baart 't heele kolonisatiewerk. Volgens sommigen zijn er door ondeskundig heid, gebrek aan economisch inzicht en be heer, wildheid en doordraverij, geweldige sommen aan verknoeid. En met dat al zoo zeggen mij anderen dezen dag daar zonder hadden we niets bezeten! Nu gaat ge gansch den dag over Joodschen grond, Jocdsch grondbezit, dat door Joodsche han den van woestijn in cultuurgrond is her schapen! Ik zwijg. Dit is mijn vak niet. We moeten ons haasten als we Pethach- Tikvah willen aandoen en Rodges bezoeken. Pethach-Tikvah telt al een halve eeuw. Is het oudst en is het grootst. Is nu reeds een stad van tienduizend inwoners. Maar heeft ook haar ups en downs gekend, van de laatste soort het meest, en schijnt nu langzamer hand van de eerste te genieten. We gaan ook hier door verschillende insti tuten en inrichtingen, maar verlaten de stad heden liever voor de landelijke nederzetting, de kleine groep te Rodges, vlak bij Pethach- Tikvah, waartoe onze jongens behooren, die in Holland onder het patronaat der Mizra- chie hun vooropleiding hebben gehad. Het troepje ontginners hier heeft het niet gemak kelijk. Zij leven in zorgen en zweet. De grond is goed en de ruimte groot genoeg. De bodem levert de eerste jaren natuurlijk geen bestaan. Een deel vindt werk, vooral in het nabije Pethach-Tikvah, als daglooners. Ook de hoenderteelt levert wat gewin. Vinden ze ge noeg buitenwerk als arbeiders, dan kunnen ze er tezamen komen en intusschen het ontgin ningswerk voortzetten totdat de nederzetting een gevestigde kolonie zal zijn. Een paar koeien erbij ware een groote vooruitgang Melk, boter, mest. En weer werk voor een kameraad meer. Een betrekkelijk klein pro bleem onder de vele andere, die hen bezig houden. Maar hun moed is frisch en hun hoop blijft levendig. En onze Chaloetseim pionieren van Rodges worden overal, waar men naar hen vraagt, met lof bespro ken. 1) Hoogl. 2, 1. 2) Richt. 5. 3) 1 Moz. 24. 63. 4) Ritten en Symbolen, Hoofdst. 27. 5) Babli Soekkah fol. 35a. 6) III Moz. 23, 40. ARMENZORG IN HAAR JUISTE EN VOLLE BETEEKENIS. Dit was het onderwerp, waarop in de pol derkamer van het Stadhuis gisteravond voor den Armenraad gesproken werd door pater A. Hulsman S. J. uit Ven!o. De zaal was flink bezet. Vele dames en heeren, werkzaam op het terrein van armenzorg of daarmee uit hoofde van ambt of betrekking meermalen in aanraking komende, waren aanwezig. Wij merkten o.a. op de raadsleden de heeren Geels en Venneker, den commissaris van poli tie, deken Rengs, den burgemeester en den ge neesheer van Warmenhuizen en een pastoor uit Heerhugowaard. Dr. H. X M. Hofstee, voorzitter van den Armenraad, sprak een kort inleidend woord, waarbij hij zijn dank uitte voor de groote opkomst en zeide, dat dit college een centrale vereeniging op het terrein van ar menzorg is en tot [dicht heeft ook voorlich ting te geven bij alles, wat dit gebied raakt Pater Hulsman S. J., hierna het woord krijgende, constateerde met voldoening de groote opkomst, waaraan men niet gewend is bij zaken, die de armenzorg ra..en. te sporen, geheel onmisbaar geworden was voor iemand, die lang niel meer de zelfde was, die hij vroeger geweest was; neen, dit toonbeeld van volmaaktheid te missen was eenvoudig ondenkbaar. Ach jongen, praat toch zoo dwaas niet. Ik zal je loon opslaan tot vijf shil ling in de week, van,l Januari af aan. De oude man zag de uitdrukking van afschuw niet, die zich in Willem's oogen vertoonde, maar wel merkte hij op, hoe de klank der stem was, toen hij zeide: Ik moet u verlaten, ik kan bier niet blijven. Hoe stomp de oude man ook was, nu begreep hij toch dat deze woorden echt gemeend waren. Toen hij besefte wat dit voor hem beteekende, was de pijn, die het hem veroorzaakte, zoo scherp als een messteek. Willem was niet alleen onmisbaar. Zijn meester hield van hem. En hij had gedood wat hij lie' had. Jongen, ik kan je niet laten gaan. Het was of menschelijke zwakheid viel op den ouden man als een schaduw; deze tweede slag was erger dan het ver lies van de Van Roon, dat toch nog als een nachtmerrie spookte in zijn gedach ten. Ik ben oud, ik word doof en mijn oogen worden zwak. Hij, die nooit een greintje medelijden had gehad met anderen, aarzelde niet medelijden in te roepen met zich zelf. Willem was onwrikbaar als een rots. Eenvoudig als hij was: nu h geen eer bied kon hebben voor zijn meester, kon hij hem ook niet langer dienen. De open baring van zijn laagheid had hem ont zettend getroffen; op het oogenbük ten minste was alle genot van het leven hem ontnomen. Spr. wilde trachten aan te toonen, dat lief dadige armenzorg niet overbodig is gewor den door de groot vlucht die de burgerlijke armenzorg kreeg. Deze laatste is niet de juiste armen-org. De burgerlijke armenzorg heeft tegen den wil van den wetgever in haar liefdadig ka rakter afgelegd door de subsidies die zij krijgt en zij is bezig de liefdadige armenzorg van haar terrein af te dringen. Bewijs: in Amsterdam is in 1928 uitgegeven 22 millioen voor armenzorg, waarbij 4 millioen door lief i dadige armenzorg. Wanneer liefdadige ar menzorg zich begint te verlagen tot bedee- lingsorgaan, is zij absoluut overbodig gewor den, zij kan op dat punt niet concurreeren met de verplichte overheidszorg, die immers haar geld haalt uit de publieke kas, waartoe ieder verplicht wordt bij te dragen. Goddank is de liefdadige armenzorg geen bedeelingsorgaan, zij geeft geld, maar bo venal haar persoon, haar liefde, het kostbaar ste wat zij kan geven. En dat kan nooit de overheids-armenzorg, die niet op dat terrein mag komen. Het ligt op den weg der overhe'd te zor gen, dat elk lid der maatschappij krachtig is en blijft en als clit niet het geval is met een enkel lid, is het in het belang der samenle ving dezen persoon zoo spoedig mogelijk weer capabel te maken zijn eigen kost te ver dienen. Blijkt dit onmogelijk, dan wordt hij geduld, men geeft hem het voor het levens onderhoud strikt noodzakelijke. Dit heet dan armenzorg, hoewel het slechts is een zorgen, dat anderen door den arme niet geschaad worden, alleen maar in het belang der ge meenschap. De ambtenaren van de burger lijke armenzorg er zijn velen onder hen die hun taak buitengewoon serieus opvatten kunnen niet anders doen. Wijlen prof. Fabius zei eens, dat de open bare armenzorg niets anders is dan een zorg voor het algemeen belang: als dit eischte, dat de arme dood ging, dan zou men hem laten sterven. De overheids-armenzorg is dus geen armenzorg in den waren zin. Minister Heemskerk schreef voor, dat de overheid slechts daar mag optreden waar de liefdadige armenzorg te kort schiet. Openbare armenzorg gaat niet verder dan het maken, dat iemand weer voor eigen brood kan zorgen, en dit kan geen opheffen worden genoemd. De dienaar van de liefdadige armenzorg ziet in den arme eenzelfde mensch als hij is, met eenzelfde recht op geluk, een kind van denzelfden Vader, door dezen op onzen weg geplaatst om te onderzoeken of wij begrepen hebben de geboden Zijner liefde. Zóó begre pen, beschouwt men den arme als een broeder en zullen wij niet rusten vóór hij weer een mensch is, staande in het genot en het geluk van het volle leven. Hij wordt opgeheven uit zijn misère en dan weef tusschen de men schen geplaatst. De liefde is de drijfveer van deze armenzorg en als gij op dit terrein din gen vindt, die daarmee in strijd zijn, roeit ze dan uit Uitvoerig zette spr. uiteen, dat in de lief dadige armenzorg niet thuis behooren zij, die geen liefde kunnen geven aan den arme. Hij haalde hierbij uitlatingen aan van groote mannen op het terrein van armenzorg, n.1. Charles Loch (een Engelschman), Adriani (Utrecht) en Walter Bagshot, die het hiermee eens waren en zeiden, dat bedoelde armen- zorgers veel kwaad doen aan armenzorg. Armoede is een ziekte, waarvan geldgebrek een der symptomen is. Waarom iemand zon der werk is, moet worden onderzocht, en dan kan men tot den oorsprong der ziekte komen. Armoede vreet in in het gemoed, met als ge volg drankzucht, moedeloosheid, lusteloos heid, verwaarloozing van plichten, gezin en godsdienst, enz. Armoede is leven in ontbe ring en ellende, zonder te weten waarom en zonder te beseffen, dat God het kan omzet ten in geluk. Als wij bij zulke menschen komen met slechts oppervlakkigheid, plegen wij heilig schennis. Bij zulk een armoede moeten wij niet komen met geld alleen, want daar heb ben de menschen niet aan, maar men moet liefde geven, met sympathie tot den arme gaan en dan zal men bemerken: dat hij weer moed en kracht krijgt tot werken Dat is de ware manier van armenzorg, dat is opheffen! Maak nooit gebruik van hulpbehoevend heid bij den arme door hem b.v. voor een gift aan geld naar kerk of vereeniging te drijven, want daarmee kweekt men huichelarij, geen waren godsdienst, maar menschendienst. Armenzorg, goed opgevat, san zeer veel goed doen, maar ook veel, ontzettend veel kwaad stichten. De liefde, waarvan de apos tel Paulus sprak, is noodzakelijk! "===q Eén hoop, één zwakke hoop bleef S. Gedge nog over, al had hij eindelijk be grepen dat zijn bediende voor hem ver loren was. In zulke moeilijke tijden als men nu beleefde, zou hij misschien niet gemakkelijk een andor baantje krijgen, en toch zoodra hij daarover sprak, be merkte hij, dat dit geen staf was, waar op hij kon steunen. Het scheen dat Wil- iem al een ander baantje gekregen had. Voor hoeveel in de week? Het was zulk een gewoonte van hem geworden, dat hij den spottenden toon in zijn vroag niet verborg. Drie pond in de weck zou zijn salaris zijn. De oude man stond met open mond van verbazing. Nu begreep hij, iets dat hij misschien anders volstrekt niet be grepen had, hoeveel de schat waard was, die hij op het punt stond te verliezen. Het was viermaal zooveel als de som, waarmee hij gedacht had deze kostbare diensten te beloonen. Wie is zoo gek je dat aan te bie den? zei hij spottend, zooals gewoonlijk. Mijnheer Hution, mijnheer, aan het eind van de straat, was het droevig ant woord. S. Gedge stak zijn boventand met kracht in zijn onderlip. John Hutton was een jong en energiek mededinger, dien hij instinktmatig haatte. Die vent is een gek om de markt te gaan bederven, snauwde hij. Helaas! de oude man wist maar a'. te goed dat wat het aandeel van Willem betrof, hij de markt niet bederven zou. Maar die beschouwing van de zaak kwam niet bij hem op. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1932 | | pagina 5