Alkmaarsche Courant.
Het kostbare meesterstukje
Van mijn Palestijnsche reis
Jiad:xmieutvs
ZIEK
leuiMeton
Stad en Omgeving.
Honderd vier en dertigste Jaargang.
DoiHlerdai? 14 Januari.
No. 11 1232
Vrijdag 15 Jan. 1932.
Hilversum 1875 M. (Vanaf 6.45—12 00
V.A.R.A.-uitz. Vanaf 12.00—4.00 A.V.R.0-
uitz. Vanaf 4.00—8.00 V.A.R.A.-uitz. Vanaf
8.00—11.00 V.P.R.O.-uitz. Vanaf H-OO—
12.00 V.A.R.A.-uitz.). 6.45—7.00 en 7.30—
7.45 Gymnastiek. 8.00 Gramofoonplaten
10.00 Morgenwijding. 10.15 Voordracht.
10.30 Het V.A R.A.Septet o. 1. v. Is Eyl
11.00 Voordracht. 11.1512.00 VARA.
Septet. 12.00 Concert door het Omroep-Or-
kest o. 1. v. Nico Treep. 2.00 Voor de scho
len. 2.30—4.00 Concert door het Trio van
Restaurant „Winkels" te Amsterdam. 5.00
Gramofoonplaten. 5.15 Concert door het
V.A.R.A.-orkest. 6.00 Gramofoonplaten. 6.15
Voortzetting concert V.A.R.A.-orkest. 6.43
Voordracht van mej. dr. N. A. Bruining.
8.30 Concert. 9.00 Voordracht van dr. A
Groeneveld. 9.30 Voortzetting concert. 10.00
Vrijz. Godsdienstig Persbur. 10.05 Vaz Dias.
10.15 Declamatie door Martien Beversluis,
(eigen werken). 10.45 Gramofoonplaten.
11.0012.00 Gramofoonplaten.
Huizen 298 M. (Algemeen programma te
verzorgen door K.R.O.). 8.009.15 Gramo
foonplaten. 10.00 Idem. 11.30 Ziekenuurtje.
12.15 Concert door het K.R.O.-juintet. 2.00
Gramofoonplaten. 3.00 Evert Haak geeft een
orgelconcert. Zang door mevr. Classen
Hasselman. 4.30 Reportage v. d. Sterren
wacht te Leiden. 5.30 Concert door het
K.R.O.-Kunst-ensemble. 7.10 Voordracht
over Vincent van Gogh. 7.45 Inleiding. 8.00
—10.30 Concert door het versterkt K.R.O.-
orkest m. m. v. solisten. 9.00 Vaz Dias. 10.30
—12.00 Gramofoonplaten. 2e en 3e acte der
Opera „Madame Butterfly" van G. Puccini.
Radio-Paris 1725 M. 8.05 Gramofoonpla
ten. 12.50 Idem. 1.25 Idem 9.05 Allerlei
9.50 Concert.
Daventry 1554 M. 10.35 Morgenwijding
11.05 Voordracht. 12.20 Gramofoonplaten
1.00 Orgelrecital door Walter S. Vale. 1.50
Gramofoonplaten. 4.20 Concert door Mo-
schetto en zijn orkest. 6.50 Viool- en Piano
sonates van Beethoven. 8.20 Opera-concert.
9.55 Kamermuziek door Strijk-quartet en
vocale solisten. 11.2012.20 Dansmuziek
door The Savoy Orpheans van The Savoy
Hotel.
Kalundborg 1153 M. 11.20 Concort door
het Orkest van Hotel „D'Angleterre". 2.20
—4.20 Concert door Omroep orkest. 7.30
Opera-muziek door Omroep-orkest o. 1. v.
Emil Reesen. Daarna Russische muziek door
Omroep-orkest. 9.10 Tooneel. 9.5010.15
Concert voor luit. Dansmuziek.
Langenberg 473 M. 6.25 Gramofoonpla
ten. 11.20 Idem. 12.251.50 Middagconcert.
4 205.20 Concert met solo-sopraan e.a.
7.20 De 55e Symphonie van Joseph Haydn.
7.50 „5 Jaren Langenberg". Jubileum-pro
gramma. Tot 11.20 volgt dansmuziek door
Leo Eysoldt en orkest.
Brussel 508 en 338 M. 5.08 M. 12.35 Gra
mofoonplaten. 5.20 Omroep-orkest. 6.20
Gramofoonplaten. 6.50 Idem. 8.20 Omroep
orkest. 8.50 Tooneel. 9.20 Voortzetting con
cert. 9.50 Radio-tooneel. Comedie. 10.05 Slot
concert. 338 M. 12.35 Gramofoonplaten. 5.20
Omroep-orkest. 6.20 Gramofoonplaten. 8.20
Concert van werken van Vlaamsche compo
nisten.
Zeesen 1635 Af. 6.50 Radio-tooneel. 8.00
Concert door het Norag Orkest o. 1. v. José
Eibenschütz. 8.50 „Strassenronde" van Arno
Schirokaiier. Daarna uitzending ten gunste
v d. werkloozen.
Rome 441 M. 8.20 „Boccaccico" Operette
van Franz von Suppé.
door gevatte koude, zwaar gevoel in hoofd en
ledematen, Influenza, Griep, Rheumatische
pijnen, alsook vastzittende Hoest: in al deze
gevallen zullen
Mijnhardt's Poeders
U spoedig helpen. Doos 45 ct. Bij Uw Drogist.
Uit het Engelsch door mej. C. M. O. de W
58)
De man van zaken die Sir Arthur was,
was veel te verstandig om een haastig
besluit te nemen en heGwas toch best
mogelijk dat hij alles vffkeerd begrepen
had. Hij wou graag dat er in di geval
recht geschiedde maar hij wou de be
slissing liever aan anderen over laten.
En toen de oude n.an nogmaals vroeg
of hij het stak in Park Lane mocht
komen halen, kreeg hi: een beleefd maar
niettemin weigerend antwoord.
Mijnheer Gedge, mijn dochter be
waart dat schilderstuk voor uw nichtje,
dat naar men mij in het ziekenhuis heeft
medegedeeld op wreedaardige wijze door
iemand behandeld is Zij gelooft en dat
doen wij beiden, hetgeen uw nichtje ver
teld heeft, hoe zij in het bezit kwam van
dit kostbare stuk, een verhaal dat door
uw bediende bevestigd werd. Indien U
uw aanspraak toch wilt laten gelden
dan vrees ik dat u zich tot den rechter
mjet wenden.
Deze woorden die met klem werden
uitgesproken troffen den ouden man als
ee.j donderslag. De oude man begreep
ol het spel uit was, maar zoodra de
eerste schok voorbij was, kon hij zijn
woede nauwelijks bedwingen. Door zijn
eigen dwaasheid had hij het grootste
geluk dat hem kon ten deel vallen, weg
geworpen.
Door Rabbijn S. Ph. DE VRIES Mzn.
10.
EEN DAG IN DE KOLONIES.
Eigenlijk zijn we wel een beetje dom ge
weest, dat we geen auto hebben genomen
Maar als er van schuld sprake kan zijn, dan
mag ik mijzelf van het grootste gedeelte vrij
pleiten. Dr. Engel bekrimpt zich hevig. Hij
reist als ambtenaar op kosten der organisa
tie. En deze worstelt met ontzettende moei
lijkheden, waarvan het gebrek aan geld waar
lijk niet de kleinste is. Doch de autobus heeft
voor een keer ook hare aantrekkelijkheid. En
hare leering. Zoo gingen wij te zamen.
De gaan uit Tel-Aviv noordwaarts de
Vlakte van Scharon in; zullen beginnen bij
de meest noordelijke nederzettingen, die wij
vandaag weer huiswaarts afzakken. De lelie
van Scharon 1) geurt thans niet overvloedig
in de gaarden en op de akkers, die zich langs
onzen weg, de heerlijke baan van asfalt uit
strekken, zooals anders in de vele milde
maanden van het jaar en gelijk eenmaal in
de overoude tijden, die den Bijbel en den Tal
moed kenden. Maar het land herleeft. Over
al tuinen en ontginningen en nieuwe Jood-
sche kolonies, die op hun tijd de lucht met
den adem van hun bloesems en vruchten ver
kwikken en die hun geuren dan zenden tot
aan de zee en de atmosfeer van Tel-Aviv er
mede vullen. Welsprekende getuigen van den
kamp en de volharding en het idealisme der
kolonisten, die èn de woestijn herscheppen in
bewoonbaren grond èn zichzelf als worstelen
de tot kundige boeren vormen. Het is een ge
meenplaats in den gerechtvaardigden Neder-
landschen nationalen trots, dat het lage
land aan de zee eens ontwoekerd is aan ae
baren. Ginds wordt het land thans ontwoe
kerd aan eeuwenlange verwoesting, verwaar-
loozing, versteening, verarming, uitputting,
ondergang. Hier te lande zijn waterbouwkun
digen gegroeid. Ginds groeien landbouwers
uit het volk van het Boek en van den handel.
In een andere terminologie zou ik moeten
schrijven: uit den sjacher komen zelfbewuste
arbeiders, kloeke boeren en boerinnen. Wie
het wist gelooft het nauwelijks, en wie het
ziet wrijft zich de oogen uit, als uit een lan
gen diepen slaap ontwakend. En moet dan
gewennen aan het gezicht. En kan het eerst
langzaam begrijpen en beleven, hoe de stad
van Joden stedebouwers en de grond hen tot
boeren maakt. Uit aller heeren landen zijn ze
aangekomen. Menschen van allerlei slag en
beroep vinden we hier als ontginners, als
planters. Vinden we hier terug. Want we tref
fen er verscheidene, die wij of die ons herken
nen van congressen en conferenties waar zij,
als wij, aanwezig waren uit verschillende
wereidstreken in gansch andere verschillen
de wereldstreken in gansch andere verhou-
ring en roeping. Ik zie hen op het land, op
den ezel, achter de ploeg, te paard, achter de
koeien. Ik zie jonge vrouwen uit verschillende
behuizingen koeien drijven naar de gemeen
schappelijke weideolaatsen, waar nu weinig
is te grazen. Het vee ziet er waarlijk goed uit
en welverzorgd. Over groote uitgestrekt
heden ligt de bodem nu omgeploegd of in be
werking. En waar de bruinachtige aardklui
ten niet bloot liggen, ziet de vlakte en zien
de hellingen niet troosteloos kaal en zwart.
We hebben intusschen den K'wiesch, den
geasfalteerden heirweg, verlaten, en langs
moeilijke zandwegen ons eerste station
Magdiël berèikt. Reeds steenen huisjes en
nog houten barakken We gaan naar de
school. Ook nog barakkenbouw. Een paar
onderwijzeressen spelen en leeren met de
kleintjes buiten. Dat is de Fröbelschool der
nederzetting! Gan-jeladiem in het He-
breeuwsch, letterlijk uit het Duitsche Kinder-
garten overgenomen. O, die Hebreeuwsche
kinderen! Overal. En in de kolonies in het
bijzonder. Veel kinderen. Mooie kinderen.
Kinderen of kleinkinderen van in Oost-Euro-
peesche ghetto's geborenen hier spelend in
het vrij levenslicht van het nieuwe land.
Alles Hebreeuwsch ook hier. En het is een
bijzondere lust de Hebreeuwsche conversatie
dier kinderen te beluisteren. Dat moet voor
al de twijfelaar doen, die nog niet gelooft,
dat het Hebreeuwsch springlevend is. Ik ge
loof me niets te verbeelden, wannear ik uit
den monder der kinderen in de scholen, op
straat en in de velden, een ander
Hebreeuwsch verneem, dan uit den mond der
ouders. Bij dezen is het aangeleerd. Bij het
nieuwe geslacht van Palestijnsehen bodem is
het natuur. Taalfouten niet zuinig. Heerlijke
grajnniatische zonden! En intusschen groeit
en bloeit uit hunnen mond de oude nieuwe
^^_Zij_zijn^de makers. Er is hier te weinig
En nu was hij niet alleen beroofd van
de van Roon. Hij had het vertrouwen
en de genegenheid van Willem verloren.
In zijn eerste smart van zijn nederlaag
besefte S. Gedge nog lang niet wat dit
voor hem beteekende; dal zou hij twee
dagen later ondervinden.
Het eerste wat Willem deed toen Sir
Arthur den winkel verlaten had was
naar net ziekenhuis gaan. Hier werd hij
ontvangen door een van het personeel
die hem mededeelde dat de toestand van
de zieke te ernstig was om iemand toe
te laten, en, voegde men er bij, mocht zij
herstellen, dan was het best mogelijk
dat haar hersens niet tegen den uitge-
stanen schok bestand bleken. De dokter
die later het geval met den jongen man
bepraatte was zoo openhartig cmdat hij
zeer verlangend was te weten wat er
eigenlijk met haar gebeurd was. Het
meisje was gruwelijk mishandeld, zij
had wonden aan hals en schouders die
hem deden denken dat zij met iemand
gevochten had om haar leven tc verde
digen; dit wist hij door de woorden „ie
zij in haar ijlende koortsen had uitge
sproken. Zij scheen doodsbang te wezen
voor een man van wien zijn voortdurend
sprak als Oom Si. De dokter vroeg Wil
lem ernstig wie die geheimzinnige Oom
Si toch was. Hij- werd genoodzaakt alles
wat hij wist omtrent die man te vertel
len, want er moest onderzocht worden
of dit niet een zaak was waarvan men
de politie moest kennis geven.
Willem was hevig verschrikt door den
loop dien de zaak had genomen. De
schellen waren hem van de oogen ge
rukt met een geweld dat hem schier
doodde. Hij had zijn meester vertrou vd
zooals hij iedereen vertrouwde en nu
onderwijzend personeel. Voor twee klassen
staat een leerkracht. Het hapert aan het geld.
Niet echter aan de leermiddelen. Die schep
pen deze jonge menschen zelf. Even modern
als Hebreeuwsch. We gaan de klassen door,
hooren in de eerste de aanvangen van het
leesonderwijs, verderop van het rekenen, en
zoo verder. Moet ik U nogmaals herinneren:
in het Hebreeuwsch! In de gecombineerde
derde en vierde klasse hoor ik ooi. jongens
en meisjes het Lied van Debora 2) uit het
hoofd opzeggen, en naar gelang van de ge
stelde vragen verklaren en omschrijven. De
barak-school is te klein geworden. Er is een
nieuwe Synagoge in aanbouw. Ginds. Ze is
al onderaak, maar nog niet geheel af. In één
der nevenlokalen is tijdelijk een klassencom-
binatie ondergebracht.
Ook hier wordt gewoekerd! Met tijd en
met krachten. Het leerarencorps van het
jonge Palestina vormt een afzonderlijk
hoofdstuk van heldhaftigheid en opoffering
in den opbouw van het iand.
De Synagoge ïn gebruik is een houten ge
bouwtje of eigenlijk maar een deel ervan. De
nieuwe is van steen, groot en hoog. Voor het
eerst verneem ik hier, dat deze bouw ook be
doeld is als wijkplaats voor de vrouwen en
kinderen en als vesting ter verdediging bi]
mogelijke overvallen, als waarvan de geschie
denis van den opbouw al een paar donkere
bladzijden telt. Schrikt ge daarvan? De men
schen ginds vertellen het U in philosophie-
sche kalmte, in de rust en den ernst van vast
beslotenheid en zelfvertrouwen.
We houden ons lang op in deze stille
nederzetting, dié nog niet in het groote ver
keer is opgenomen. Te lang, om ook nog wat
noordelijker naar een andere zuster-kolonie
K'far Saba te gaan. In een soort wacht
huisje, waar ook spuitwater, fruit en allerlei
verfrissching en versnapering voor den reizi
ger is te krijgen, zullen we op de autobus
wachten, die vandaar moet komen. „En zie
er komen kameelen aan!" 3) Een heele kara
vaan. Ook zij hebben hier een station op hun
nen toch naar Haifa, waarheen ze hun ladin
gen vervoeren. Als de straatweg naar Haifa,
die hierlangs reeds zichtbaar is geprojec
teerd, geheel gereed zal zijn, dan nog zullen
de kameelen hier nederknielen. Want tegen
deze karavanen heeft nog geen vervoermid
del kunnen concurreeren.
Ik zie verder in de rondte en ontwaar een
paal met een houten bord eraan, waarop een
opschrift; natuurlijk een Hebreéuwsch op
schrift, een waarschuwing: „Het is verboden
op Sabbath en feestdagen met voertuigen
hier te komen". Ik ken deze waarschuwingen
reeds van buurtvereenigingen om Jeruzalem
En ik zal ze nog vaker zien. Zooals ook de
over staken gespannen draden, die 't Sab-
bathgebiedTchoem afbakenen, waar
binnen men zich dan als afgesloten domein,
zoo ongeveer als het te-huis-gebied, beweegt
Daar komt een lid van den Raad der kolo
nie aan. Hij is ook postmeester. Dr .Engel
wijst hem aan en wil mij voorstellen. Onnoo-
dig. Hij roept mij reeds 't „Schalom" toe,
want hij herkent mij en frischt, mij de hand
schuddende, mijn geheugen op. Tien jaren
geleden waren wij samen bij een congres en
een Mizrachie-Wereldcónferentie. Toen kwam
hij uit Warschau en was hij koopman. „Hoe
het hem hier gaat?" Hij kijkt me, half
lachend, half verwijtend aan: „Wat doet er
dat eigenlijk toe? Ikbenimmershier!
Al wat ge hier in het rond bebouwd ziet en
groen is van ons. Dat heb ik helpen tot stand
brengen. Wat zwart is, is van de Arabie
ren". Het is treffend de vreugde te zien, die
deze menschen hebben in en met hun werk;
roerend, het geluksgevoel te ontwaren, dat
hen verwarmt door hun verblijf en met hur.
roeping in het land. Dat zet hen over alles
heen.
De autobus voert ons naar Ramataim
Hier wonen eenige kolonisten uit Holland
Schoolkinderen, die met ons mede zijn ge
reisd, wijzen ons het huis van Schaap. We
treffen hem thuis. Ik zou hem niet graag ge
mist hebben, hem, eenen zoon van mijn
leeraar, die het eerst mijn tred heeft geleid
op het oude pad van het Joodsche weten, en
die nog kort geleden van Holland uit hier bij
dezen zoon een bezoek heeft afgelegd. Ont
haal en herinneringen. Hij voert ons over
zijn bezit. Hier zie ik het werk. Hier zie ik
ook het leven van de jonge werkers. Daar
groeit de crebfoot, de nog nieuwe cultuur, die
voor de toekomst wat belooft. Daar bloeit de
Ethrog. Een laag boompje, niet veel meer
dan een struik. En de vrucht draagt thuis
den naam van cederappel! Dat is een der
plant- en vruchtsoorten, die als plantenbun-
del op het Loofhuttenfeest diensten als sym
bool vervult 4). De ceder en dit boompje!
1 1 1 L - I
kwam de ontgoocheling die hem ver
blindde, zijn leven kon zoo niet voort
gaan. Zijn eigen wereln was tinslotte
niets meer dan het paradijs van een
dwaas. Het was verkeerd dat hij de
oogen gesloten had voor de verdorven
heid der menschen en hun zwakke
dwaasheid en bij gevolg stond hij nu op
den rand van een afgrond.
Twee dagen nadat deze vreeselijke
ontdekking zijn houding tegen over het
leven had veranderd, deelde hij zijn
baas mede, da hij niet bij hem kon olij
ven. Het was een harde slag voor den
ouden man. Geen oogenblik was dat bij
hem opgekomen. Hij was gewoon ge
worden den goeden, eenvoudigen jon
gen te beschouwen als iemand die heel
weiniv verstand had zoodat hij voor alle
pr^ctische doeleinden een deel van zich
zeif was geworden.
Het was zoo iets onbegrijpelijks voor
S. Gedge dat iemand, die hem jaren
trouw gediend had zulk een stap doen
kon dat hij er aan twijfelde of hü het
w erkelijk meende. Het moest een scherts
zijn. Maar de wensch is de vader der ge
dachte en al mocht het gezic t van den
ouden man den laatsten tijd zijn achter
uit g -aan, hij zag de verachting, die
uit Willems' oogen sprak, nog zeer goed.
Ik kan je niet missen, jongen, zei
hij zachtjes.
En dat was inderdaad de volle waar
heid. Dezen volkomen eerlijken en be
trouwbaren jongen man te moeten mis
sen, een jongen, die aan zijn manier van
doen gewend was geraakt, voor wien
gee- dagtaak te lang of te zwaar was,
die altijd beleefd en opgewekt was,
wiens scherpe jonge oogen en bijna won
derlijk goede „neus" om iets goeds op
Geen vergelijking; geen gedachte. Er zitten
bloemen aan, maar ook volgroeide groene
vruchten; citroenvormig, die straks een
poos na den pluk ook citroenkleurig zullen
zijn geworden. Bloem en vrucht tegelijk. En
we gedenken samen de Talmoedplaats 5) en
den wijze daar, die meent, dat om deze reden
de vrucht den naam draagt, dien de Torah
haar geeft 6). Schaap is op de hoogte. We
werpen ook een blik in zijn huisbibliotheek:
vakkundige werken; het belangrijkste der
wereldlitteratuur en der moderne Joodsche
naast ook Bijbel, Mischnah, Talmoed, Mai-
monides en anderen. Hij is heelemaal geen
uitzondering. Zoo heb ik het elders ook ge
zien. Bij sommigen dezer jonge boeren zelfs
responsenlitteratuur op het gebied der gods-
dienst-codices. Om misverstand te voorko
men: het is bij velen wetenschappelijke in
teresse en niet altijd een bewijs van wat we
gewoon zijn orthodoxie te noemen.
Een zorgenkind was Ramatain, ook voor
de Nederlandsche Zionisten. Zorgen, onnoe
melijke zorgen baart 't heele kolonisatiewerk.
Volgens sommigen zijn er door ondeskundig
heid, gebrek aan economisch inzicht en be
heer, wildheid en doordraverij, geweldige
sommen aan verknoeid. En met dat al
zoo zeggen mij anderen dezen dag daar
zonder hadden we niets bezeten! Nu gaat ge
gansch den dag over Joodschen grond,
Jocdsch grondbezit, dat door Joodsche han
den van woestijn in cultuurgrond is her
schapen! Ik zwijg. Dit is mijn vak niet.
We moeten ons haasten als we Pethach-
Tikvah willen aandoen en Rodges bezoeken.
Pethach-Tikvah telt al een halve eeuw. Is het
oudst en is het grootst. Is nu reeds een stad
van tienduizend inwoners. Maar heeft ook
haar ups en downs gekend, van de laatste
soort het meest, en schijnt nu langzamer
hand van de eerste te genieten.
We gaan ook hier door verschillende insti
tuten en inrichtingen, maar verlaten de stad
heden liever voor de landelijke nederzetting,
de kleine groep te Rodges, vlak bij Pethach-
Tikvah, waartoe onze jongens behooren, die
in Holland onder het patronaat der Mizra-
chie hun vooropleiding hebben gehad. Het
troepje ontginners hier heeft het niet gemak
kelijk. Zij leven in zorgen en zweet. De grond
is goed en de ruimte groot genoeg. De bodem
levert de eerste jaren natuurlijk geen bestaan.
Een deel vindt werk, vooral in het nabije
Pethach-Tikvah, als daglooners. Ook de
hoenderteelt levert wat gewin. Vinden ze ge
noeg buitenwerk als arbeiders, dan kunnen ze
er tezamen komen en intusschen het ontgin
ningswerk voortzetten totdat de nederzetting
een gevestigde kolonie zal zijn. Een paar
koeien erbij ware een groote vooruitgang
Melk, boter, mest. En weer werk voor een
kameraad meer. Een betrekkelijk klein pro
bleem onder de vele andere, die hen bezig
houden. Maar hun moed is frisch en hun
hoop blijft levendig. En onze Chaloetseim
pionieren van Rodges worden overal,
waar men naar hen vraagt, met lof bespro
ken.
1) Hoogl. 2, 1.
2) Richt. 5.
3) 1 Moz. 24. 63.
4) Ritten en Symbolen, Hoofdst. 27.
5) Babli Soekkah fol. 35a.
6) III Moz. 23, 40.
ARMENZORG IN HAAR JUISTE
EN VOLLE BETEEKENIS.
Dit was het onderwerp, waarop in de pol
derkamer van het Stadhuis gisteravond voor
den Armenraad gesproken werd door pater
A. Hulsman S. J. uit Ven!o. De zaal was
flink bezet. Vele dames en heeren, werkzaam
op het terrein van armenzorg of daarmee uit
hoofde van ambt of betrekking meermalen in
aanraking komende, waren aanwezig. Wij
merkten o.a. op de raadsleden de heeren
Geels en Venneker, den commissaris van poli
tie, deken Rengs, den burgemeester en den ge
neesheer van Warmenhuizen en een pastoor
uit Heerhugowaard.
Dr. H. X M. Hofstee, voorzitter van
den Armenraad, sprak een kort inleidend
woord, waarbij hij zijn dank uitte voor de
groote opkomst en zeide, dat dit college een
centrale vereeniging op het terrein van ar
menzorg is en tot [dicht heeft ook voorlich
ting te geven bij alles, wat dit gebied raakt
Pater Hulsman S. J., hierna het woord
krijgende, constateerde met voldoening de
groote opkomst, waaraan men niet gewend is
bij zaken, die de armenzorg ra..en.
te sporen, geheel onmisbaar geworden
was voor iemand, die lang niel meer de
zelfde was, die hij vroeger geweest was;
neen, dit toonbeeld van volmaaktheid
te missen was eenvoudig ondenkbaar.
Ach jongen, praat toch zoo dwaas
niet. Ik zal je loon opslaan tot vijf shil
ling in de week, van,l Januari af aan.
De oude man zag de uitdrukking van
afschuw niet, die zich in Willem's oogen
vertoonde, maar wel merkte hij op, hoe
de klank der stem was, toen hij zeide:
Ik moet u verlaten, ik kan bier niet
blijven.
Hoe stomp de oude man ook was, nu
begreep hij toch dat deze woorden echt
gemeend waren. Toen hij besefte wat dit
voor hem beteekende, was de pijn, die
het hem veroorzaakte, zoo scherp als
een messteek. Willem was niet alleen
onmisbaar. Zijn meester hield van hem.
En hij had gedood wat hij lie' had.
Jongen, ik kan je niet laten gaan.
Het was of menschelijke zwakheid viel
op den ouden man als een schaduw;
deze tweede slag was erger dan het ver
lies van de Van Roon, dat toch nog als
een nachtmerrie spookte in zijn gedach
ten.
Ik ben oud, ik word doof en mijn
oogen worden zwak.
Hij, die nooit een greintje medelijden
had gehad met anderen, aarzelde niet
medelijden in te roepen met zich zelf.
Willem was onwrikbaar als een rots.
Eenvoudig als hij was: nu h geen eer
bied kon hebben voor zijn meester, kon
hij hem ook niet langer dienen. De open
baring van zijn laagheid had hem ont
zettend getroffen; op het oogenbük ten
minste was alle genot van het leven
hem ontnomen.
Spr. wilde trachten aan te toonen, dat lief
dadige armenzorg niet overbodig is gewor
den door de groot vlucht die de burgerlijke
armenzorg kreeg. Deze laatste is niet de
juiste armen-org.
De burgerlijke armenzorg heeft tegen den
wil van den wetgever in haar liefdadig ka
rakter afgelegd door de subsidies die zij
krijgt en zij is bezig de liefdadige armenzorg
van haar terrein af te dringen. Bewijs: in
Amsterdam is in 1928 uitgegeven 22 millioen
voor armenzorg, waarbij 4 millioen door lief i
dadige armenzorg. Wanneer liefdadige ar
menzorg zich begint te verlagen tot bedee-
lingsorgaan, is zij absoluut overbodig gewor
den, zij kan op dat punt niet concurreeren
met de verplichte overheidszorg, die immers
haar geld haalt uit de publieke kas, waartoe
ieder verplicht wordt bij te dragen.
Goddank is de liefdadige armenzorg geen
bedeelingsorgaan, zij geeft geld, maar bo
venal haar persoon, haar liefde, het kostbaar
ste wat zij kan geven. En dat kan nooit de
overheids-armenzorg, die niet op dat terrein
mag komen.
Het ligt op den weg der overhe'd te zor
gen, dat elk lid der maatschappij krachtig is
en blijft en als clit niet het geval is met een
enkel lid, is het in het belang der samenle
ving dezen persoon zoo spoedig mogelijk
weer capabel te maken zijn eigen kost te ver
dienen. Blijkt dit onmogelijk, dan wordt hij
geduld, men geeft hem het voor het levens
onderhoud strikt noodzakelijke. Dit heet dan
armenzorg, hoewel het slechts is een zorgen,
dat anderen door den arme niet geschaad
worden, alleen maar in het belang der ge
meenschap. De ambtenaren van de burger
lijke armenzorg er zijn velen onder hen die
hun taak buitengewoon serieus opvatten
kunnen niet anders doen.
Wijlen prof. Fabius zei eens, dat de open
bare armenzorg niets anders is dan een
zorg voor het algemeen belang: als dit
eischte, dat de arme dood ging, dan zou men
hem laten sterven. De overheids-armenzorg is
dus geen armenzorg in den waren zin.
Minister Heemskerk schreef voor, dat de
overheid slechts daar mag optreden waar de
liefdadige armenzorg te kort schiet.
Openbare armenzorg gaat niet verder dan
het maken, dat iemand weer voor eigen brood
kan zorgen, en dit kan geen opheffen worden
genoemd.
De dienaar van de liefdadige armenzorg
ziet in den arme eenzelfde mensch als hij is,
met eenzelfde recht op geluk, een kind van
denzelfden Vader, door dezen op onzen weg
geplaatst om te onderzoeken of wij begrepen
hebben de geboden Zijner liefde. Zóó begre
pen, beschouwt men den arme als een broeder
en zullen wij niet rusten vóór hij weer een
mensch is, staande in het genot en het geluk
van het volle leven. Hij wordt opgeheven uit
zijn misère en dan weef tusschen de men
schen geplaatst. De liefde is de drijfveer van
deze armenzorg en als gij op dit terrein din
gen vindt, die daarmee in strijd zijn, roeit ze
dan uit
Uitvoerig zette spr. uiteen, dat in de lief
dadige armenzorg niet thuis behooren zij, die
geen liefde kunnen geven aan den arme. Hij
haalde hierbij uitlatingen aan van groote
mannen op het terrein van armenzorg, n.1.
Charles Loch (een Engelschman), Adriani
(Utrecht) en Walter Bagshot, die het hiermee
eens waren en zeiden, dat bedoelde armen-
zorgers veel kwaad doen aan armenzorg.
Armoede is een ziekte, waarvan geldgebrek
een der symptomen is. Waarom iemand zon
der werk is, moet worden onderzocht, en dan
kan men tot den oorsprong der ziekte komen.
Armoede vreet in in het gemoed, met als ge
volg drankzucht, moedeloosheid, lusteloos
heid, verwaarloozing van plichten, gezin en
godsdienst, enz. Armoede is leven in ontbe
ring en ellende, zonder te weten waarom en
zonder te beseffen, dat God het kan omzet
ten in geluk.
Als wij bij zulke menschen komen met
slechts oppervlakkigheid, plegen wij heilig
schennis. Bij zulk een armoede moeten wij
niet komen met geld alleen, want daar heb
ben de menschen niet aan, maar men moet
liefde geven, met sympathie tot den arme
gaan en dan zal men bemerken: dat hij weer
moed en kracht krijgt tot werken Dat is de
ware manier van armenzorg, dat is opheffen!
Maak nooit gebruik van hulpbehoevend
heid bij den arme door hem b.v. voor een gift
aan geld naar kerk of vereeniging te drijven,
want daarmee kweekt men huichelarij, geen
waren godsdienst, maar menschendienst.
Armenzorg, goed opgevat, san zeer veel
goed doen, maar ook veel, ontzettend veel
kwaad stichten. De liefde, waarvan de apos
tel Paulus sprak, is noodzakelijk!
"===q
Eén hoop, één zwakke hoop bleef S.
Gedge nog over, al had hij eindelijk be
grepen dat zijn bediende voor hem ver
loren was. In zulke moeilijke tijden als
men nu beleefde, zou hij misschien niet
gemakkelijk een andor baantje krijgen,
en toch zoodra hij daarover sprak, be
merkte hij, dat dit geen staf was, waar
op hij kon steunen. Het scheen dat Wil-
iem al een ander baantje gekregen had.
Voor hoeveel in de week? Het was
zulk een gewoonte van hem geworden,
dat hij den spottenden toon in zijn vroag
niet verborg.
Drie pond in de weck zou zijn salaris
zijn. De oude man stond met open mond
van verbazing. Nu begreep hij, iets dat
hij misschien anders volstrekt niet be
grepen had, hoeveel de schat waard was,
die hij op het punt stond te verliezen.
Het was viermaal zooveel als de som,
waarmee hij gedacht had deze kostbare
diensten te beloonen.
Wie is zoo gek je dat aan te bie
den? zei hij spottend, zooals gewoonlijk.
Mijnheer Hution, mijnheer, aan het
eind van de straat, was het droevig ant
woord.
S. Gedge stak zijn boventand met
kracht in zijn onderlip. John Hutton
was een jong en energiek mededinger,
dien hij instinktmatig haatte.
Die vent is een gek om de markt te
gaan bederven, snauwde hij.
Helaas! de oude man wist maar a'. te
goed dat wat het aandeel van Willem
betrof, hij de markt niet bederven zou.
Maar die beschouwing van de zaak
kwam niet bij hem op.
(Wordt vervolgd).